HOOFDSTUK 3 LEERTAAK A DE HEMOGLOBINE-GENEN Inleiding Hemoglobine is een groot eiwit dat voorkomt in de rode bloedcellen van de mens en daar verantwoordelijk is voor het binden van zuurstof zodat het kan worden vervoerd.naar elke plek in je lichaam. Het hemoglobine van volwassenen is een heel groot complex van eiwitten dat bestaat uit 4 aan elkaar gekoppelde eiwitten: 2 hemoglobine eiwitten (code op het HBA-gen) en 2 hemoglobine- eiwitten (code op het HBB-gen). Een bepaalde mutatie in het gen voor hemoglobine-leidt tot sikkelcel anemie, een vorm van bloedarmoede. De afwezigheid van hemoglobine-leidt tot de zeer ernstige bloedarmoede ziekte beta-zero-thalassemia. Je gaat in deze leertaak het hemoglobine-gen en de mutatie die leidt tot sikkelcel-anemie nader bestuderen. Probleemverkenning Modellen kunnen helpen je inzicht te verschaffen in de structuur van moleculen. Via het DNAmodel zijn processen als mutatie en vertaling naar eiwitten zichtbaar te maken. Doel Je maakt de bouw van het gen dat codeert voor hemoglobine-zichtbaar, je laat zien wat transcriptie oplevert : bepaal de mRNA code en je laat zien wat translatie oplevert : vertaal de mRNA in het eiwit hemoglobine- Voorkennis Je moet dit hoofdstuk tot en met §3.4 beheersen.Meer informatie over DNA en mRNA vindt je in §3.1-3.3. Meer informatie over sikkelcelanemie vindt je in§3.4. Aan de slag In deze opdracht werk je met de gehele klas samen om het hemoglobine-gen te bouwen. Elke leerling bouwt een stukje van het gen. Op de uitgedeelde kopie (een bouwplaat) staan een aantal onderdelen van DNA afgebeeld. Hieronder is de alleen basenvolgorde gegeven van de coderende keten van het gen en zijn omgeving. Let goed op!! Op positie 1-2-3 kan je al zien dat het coderende gedeelte niet begint. Dit geldt ook voor de laatste 3 basen. Dit correspondeert niet met het uiteinde van het gen. ORIGIN (HBB-gencode uit een genenbank van de NIH, Maryland, USA) 1 61 121 181 241 301 361 421 481 541 601 acatttgctt tgactcctga ttggtggtga agtcctttgg atggcaagaa gcacctttgc tcaggctcct ccccaccagt acaagtatca ctaagtccaa taataaaaaa ctgacacaac ggagaagtct ggccctgggc ggatctgtcc agtgctcggt cacactgagt gggcaacgtg gcaggctgcc ctaagctcgc ctactaaact catttatttt tgtgttcact agcaacctca gccgttactg ccctgtgggg aggctgctgg tggtctaccc actcctgatg ctgttatggg gcctttagtg atggcctggc gagctgcact gtgacaagct ctggtctgtg tgctggccca tatcagaaag tggtggctgg tttcttgctg tccaatttct gggggatatt atgaagggcc cattgc aacagacacc atggtgcatc caaggtgaac gtggatgaag ttggacccag aggttctttg caaccctaag gtgaaggctc tcacctggac aacctcaagg gcacgtggat cctgagaact tcactttggc aaagaattca tgtggctaat gccctggccc attaaaggtt cctttgttcc ttgagcatct ggattctgcc Opdracht 1 Hoe bepaal je de “start” van het gen en hoe bepaal de stopplaats op het gen? Bespreek dit in de klas. Aan de hand van het schema op de volgende bladzijde verdelen jullie het werk. Op alfabetische volgorde zal de docent jullie een stukje DNA toewijzen, behalve 1 leerling (zie opdracht 2b). Ieder zal gaan werken met een stukje DNA dat een aantal tripletten groot is. Opdracht 2 Iedere leerling maakt : een stukje DNA van 15-18 basenparen groot met behulp van de bouwplaat. Zet je naam op de zijkant van het gebouwde stukje DNA. “transcribeert” (=omschrijven) zijn stukje DNA in de mRNA code en schrijft dit op een los multomapblaadje. (inleveren samen met reflectievragen) vertaalt zijn stukje mRNA in eiwit met behulp van Binas tabel 70E en schrijft dit op een los multomapblaadje. (inleveren samen met reflectievragen) Opdracht 2b Voor jou een speciale opdracht. Jij moet het stukje DNA bouwen, de mRNA en het eiwitfragment gaan maken dat bij het sikkelcelanemie eiwit hoort. De mutatie ligt in triplet 7 waarbij een code voor het aminozuur : Glu (glutaminezuur) is gemuteerd in de code voor het aminozuur Val (valine). Kijk ook in §3.4 en bedenk dat de “domme” schrijvers van het boek de “non—coderende tripletten” gebruiken. Opdracht 3 Als iedereen zijn/haar stukje DNA, mRNA en eiwit heeft gemaakt, is het de bedoeling dat de stukjes DNA aan elkaar worden geplakt/geniet/gelast... tot 1 groot molecuul. Op de grond achter elkaar leggen zal het makkelijkste gaan. Drie leerlingen onder toezicht van de docent bouwen dit molecuul. Tijdens het bouwen controleert de docent de stukjes DNA. Verdeling van het gen in 5 a 6 tripletten voor een klas van 28 leerlingen 1 acatttgctt ctgacacaac tgtgttcact agcaacctca aacagacacc 51 atg gtg cat ctg act cct 69 gag gag aag tct gcc gtt ook opdr 2B 87 act gcc ctg tgg ggc aag 105 gtg aac gtg gat gaa gtt 123 ggt ggt gag gcc ctg ggc 141 agg ctg ctg gtg gtc tac 159 cct tgg acc cag agg ttc 177 ttt gag tcc ttt ggg gat 195 ctg tcc act cct gat gct 213 gtt atg ggc aac cct aag 231 gtg aag gct cat ggc aag 249 aaa gtg ctc ggt gcc ttt 267 agt gat ggc ctg gct 282 cac ctg gac aac ctc 297 aag ggc acc ttt gcc 312 aca ctg agt gag ctg 327 cac tgt gac aag ctg 342 cac gtg gat cct gag 357 aac ttc agg ctc ctg 372 ggc aac gtg ctg gtc 387 tgt gtg ctg gcc cat 402 cac ttt ggc aaa gaa 417 ttc acc cca cca gtg 432 cag gct gcc tat cag 447 aaa gtg gtg gct ggt 462 gtg gct aat gcc ctg 477 gcc cac aag tat cac taa 495 gctcgc tttcttgctg tccaatttct attaaaggtt cctttgttcc 541 ctaagtccaa ctactaaact gggggatatt atgaagggcc ttgagcatct 591 ggattctgcc taataaaaaa catttatttt cattgc Reflectie (individueel inleveren) 1. Stel je voor dat je de aminozuurvolgorde van het hemoglobine-eiwit had gekregen. Het is dan mogelijk dat 2 leerlingen van hetzelfde stukje eiwit een verschillend DNA-model hebben gebouwd.Leg uit hoe dat kan. 2. Kunnen 2 identiek uitziende DNA-modellen coderen voor verschillende aminozuurvolgorden? Leg uit. 3. Wanneer in je model een puntmutatie optreedt in het tweede triplet : a. Hoeveel basenparen veranderen dan in het model? b. Hoeveel aminozuren worden dan minimaal gewijzigd? En hoeveel maximaal? Leg uit. 4. Er zijn meerdere mogelijkheden om het sikkelcelanemie-eiwit te laten ontstaan door een mutatie in het DNA zoals in opdracht 2b is beschreven. Geef deze twee mogelijkheden. 5. Wat zal er gebeuren als de derde base in het triplet is gemuteerd? Leg uit. 6. En wat gebeurt er als de eerste base van het triplet muteert van G naar T? Leg uit. 7. Noem een voordeel voor je cellen dat DNA dubbelstrengig is en niet uit 1 sttreng bestaat zoals RNA. Beoordeling Per leerling lever je in: - mRNA volgorde - aminozuur volgorde - reflectievragen De docent controleert de mRNA en aminozuurvolgorde op mutaties: dat betekent op foutjes die je in de vertaling hebt gemaakt. Samen met de antwoorden van de vragen krijg je hiervoor een cijfer. Ook je gebouwde stukje DNA telt mee voor het eindcijfer voor deze leertaak. Succes en veel plezier