Domein Getallen Reken-wiskundemethode voor het primair onderwijs Katern 1F Domein Getallen 1 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – 5 is gelijk aan (evenveel als) 2 en 3 Weten dat getallen verschillende betekenissen kunnen hebben en dat je ermee kunt rekenen in contexten en met formele wiskundetaal. De symbolen (+, –, x, :, =) kennen, de betekenis hiervan weten en relaties hiertussen kennen, bijvoorbeeld de stap van herhaald optellen naar vermenigvuldigen en gebruik van het keer-teken, of de inverse relatie tussen optellen en aftrekken. X In veel situaties in het dagelijks leven worden getallen gebruikt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de onderstaande betekenissen en functies: – aantal: geld, voorwerpen – telgetal: een nummer of de zoveelste in een telrij – meetgetal: leeftijd, lengte – naamgetal: rugnummer, buslijn – rekengetal: ‘2 erbij 3’ is 5. Bedenk voorbeelden uit het dagelijks leven waarin getallen voorkomen. In welke voorbeelden reken je niet met het getal? Toetsschrift 5, blok 2 Toets Maatschrift 5, blok 1 Toets Maatschrift 5, blok 3 Toets Maatschrift 5, blok 4 Toets Maatschrift 5, blok 5 Weten dat getallen verschillende betekenissen hebben en dat je ermee kunt rekenen in contexten en in wiskundetaal. De symbolen (+, –, x, :, =) kennen, de betekenis hiervan weten en relaties hiertussen kennen, zoals de inverse relatie tussen vermenigvuldigen en delen, en tussen optellen en aftrekken of de relatie tussen delen en herhaald optellen/aftrekken. X In veel situaties in het dagelijks leven worden getallen gebruikt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de onderstaande betekenissen en functies: – aantal: geld, voorwerpen – telgetal: een nummer of de zoveelste in een telrij – meetgetal: leeftijd, lengte – naamgetal: rugnummer, buslijn – rekengetal: ‘2 erbij 3’ is 5. Bedenk voorbeelden uit het dagelijks leven waarin getallen voorkomen. In welke voorbeelden reken je niet met het getal? Leerlingenboek 5, blok 2 C 2 Wat betekenen deze getallen? € 465 515 km/uur Leerlingenboek 8, blok 5 C 2 Wat betekenen al die getallen. Lees de tekst in het blauwe vakje. Hoeveel getallen tel je? 5 b Welk getal geeft een hoeveelheid aan? 8 c Welke 2 getallen geven een rangorde aan? (telgetallen) 12 en 2010 meetgetal aa € 28 Op 12 mei 2010 kocht Naomi 8 paar sokken voor € 19,60, met een korting van maar liefst 30%. Domein Getallen 2 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Toetsschrift 5, blok 1 Toetsschrift 5, blok 2 Toetsschrift 5, blok 3 Toetsschrift 5, blok 4 Toets Maatschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 6 Mondelinge toetsen groep 7 Kunnen vergelijken en ordenen van hele getallen onder ± 1.000.000 en van kommagetallen. Weten wat de begrippen ‘kleiner dan’ en ‘groter dan’ in de context van getallen betekenen. X In onze straat staan drie huizen te koop. Nummer 17 is te koop voor € 1 383 000. En ons huis staat te koop voor € 399 000. Welk huis is het goedkoopst? Welke het duurst? X Orden de getallen van klein naar groot: 99,8; 99,0; 100,1; 100,9; 10,999. X In het tafelgroepje zitten 5 kinderen: 2 jongens en 3 meisjes: 5 is gelijk aan 2 en 3, betekent dat je een hoeveelheid van 5 kunt splitsen in of samenstellen met bijvoorbeeld 2 objecten en 3 objecten. Dit is in wiskundetaal op verschillende manieren te noteren: 2+3=5; 3+2=5; 5=3+2; 5=2+3. X Het tegelpad heeft 200 tegels. Het is 25 tegels lang en 4 tegels breed. Hoe kun je deze situatie in wiskundetaal beschrijven? (4 x 25 = 200; 25 x 4 =200; 200 : 4 =25; 200 : 25 = 4; 200 = 4 x 25) Leerlingenboek 5, blok 1 C – De relaties groter/kleiner dan 3 a Bedenk steeds een keersom en een deelsom. Reken ze ook uit. Meer antwoorden. a 20 bolletjes in 4 zakken. 4 × 5 = 20 en 20 : 4 = 5 b 27 kinderen in rijen van 3. 3 × 9 = 27 en 27 : 3 = 9 c 20 kinderen in groepen van 4. 4 × 5 = 20 en 20 : 4 = 5 d 40 kinderen in 8 groepen. 8 × 5 = 40 en 40 : 8 = 5 Weten dat je in getallen een volgorde kunt aanbrengen. Kunnen vergelijken en ordenen van hele getallen onder ±100.000 en van elementaire kommagetallen. Weten wat de begrippen ‘kleiner dan’ en ‘groter dan’ in de context van getallen betekenen. X Prijskaartjes van computers: € 901, € 898, € 799. Welke computer is het goedkoopst? Leerlingenboek 5, blok 2 C 1 Zet de prijzen op volgorde van goedkoop naar duur. € 458 € 273 100 0 86 8 6 € 356 € 86 200 121 € 121 300 273 € 495 400 356 415 € 415 500 458 495 Domein Getallen 3 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Maatschrift 8, blok 1 6 CD Zet de getallen in de goede volgorde. Van klein naar groot. a 18 821 7040 8589 18 069 16 979 13 078 7040 8589 13 078 16 979 18 069 18 821 9,4 10,1 45,1 54,2 9,99 4,9 4,9 9,4 9,99 10,1 45,1 54,2 b X Welke van de volgende getallen zijn kleiner dan 2,5? 2,51 3 2,25 1,9. Leerlingenboek 7, blok 4 4 CD Vergelijk de kommagetallen met de breuken. b Welke getallen zijn kleiner Welke getallen zijn groter dan 12 ? dan 13 ? aa 0,25 0,2 0,45 0,75 0,666 0,333 0,666 0,2 0,75 0,125 bc Welke getallen zijn groter dan 18 ? 0,2 0,75 0,9 0,50 0,666 0,08 0,01 0,8 Maatschrift 7, blok 3 5 CD 0,10 Waar liggen de kommagetallen dichter bij? Zet een rondje om het goede antwoord. a 6,1 dichter bij 6 of bij 7? 3,3 dichter bij 3 of bij 4? b 15,6 dichter bij 15 of bij 16? 12,1 dichter bij 12 of bij 13? c 8,14 dichter bij 8 of bij 9? 11,92 dichter bij 11 of bij 12? d 8,48 dichter bij 8 of bij 9? 5,55 dichter bij 5 of bij 6? 0,5 Domein Getallen 4 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Maatschrift 7, blok 6 7 CD Zet de getallen op volgorde: van klein naar groot. Tel ze daarna op met je rekenmachine. a b 0,3 0,1 0,5 0,7 0,21 0,31 0,22 0,33 0,1 0,3 0,5 0,7 0,21 0,22 0,31 0,33 Samen 1,6 Samen 1,07 c d 0,09 0,07 0,04 0,08 3,05 3,03 5,03 5,05 0,04 0,07 0,08 0,09 3,03 3,05 5,03 5,05 Samen 0,28 Samen 16,16 X Wat is meer: 0,5 of 0,05? X Zet de volgende jaartallen op volgorde: 1623, 1450, 1789, 1310. Maatschrift 6, blok 6 C 4 Hang de jaartallen op ongeveer de goede plaats aan de lijn. 0 2000 3000 1200 4000 2100 750 2250 2700 X We hebben de lengte van een aantal kinderen gemeten. Zet de lengtes op volgorde van groot naar klein: 1,43 m; 1,38 m; 1,51 m; 1,49 m; 1,55 m. Leerlingenboek 7, blok 1 4 CD Zet de getallen op volgorde: van klein naar groot. aa € 100 € 1,45 € 120 € 3,95 € 0,40 € 65,50 € 18,60 € 0,40 − € 1,45 − € 3,95 − € 18,60 − € 65,50 − € 100 − € 120 b 2,16 kg 216 kg 6,12 kg 126 kg 2,61 kg 1,26 kg 111,11 99,99 1,26 kg − 2,16 kg − 2,61 kg − 6,12 kg − 126 kg − 216 kg bc 0,76 400,40 100,00 625,25 54,80 Domein Getallen 5 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Maatschrift 7, blok 1 5 CD Zet de bedragen op volgorde van klein naar groot. a b c d €8 €6 €7 €3 €9 €4 €3 €4 €6 €7 €8 €9 € 8,50 €5 € 7,25 € 1,75 € 3,99 € 4,01 € 1,75 € 3,99 € 4,01 €5 € 7,25 € 8,50 € 5,45 € 5,24 € 5,74 € 5,15 € 5,54 € 5,47 € 5,15 € 5,24 € 5,45 € 5,47 € 5,54 € 5,74 € 7,15 € 6,99 € 7,05 € 7,99 € 6,95 € 6,05 € 6,05 € 6,95 € 6,99 € 7,05 € 7,15 € 7,99 X Getallen ordenen van klein naar groot. Leerlingenboek 7, blok 4 4 CD Zet de getallen op volgorde van klein naar groot. 0,5; 1,1; 1,5; 5,0; 5,1 b aa 0,5 1,5 0,12 5,1 1,1 bc 0,9 7,3 1 5,0 0,95 3,07 3,7 1,1 0,73 7,03 Werkschrift 7, blok 4 3 CD Zet op volgorde van klein naar groot. aa c 0,6 0,7 0,1 0,2 0,4 0,1 0,2 0,4 0,6 0,7 1,85 1,8 2,35 3,25 2,3 1,8 1,85 2,3 2,35 3,25 b bd 0,7 1,5 7,0 5,1 3,3 0,7 1,5 3,3 5,1 7,0 1,18 1,08 1,81 1,01 1,009 1,009 1,01 1,08 1,18 1,81 Domein Getallen 6 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – 0,45 is vijfenveertig honderdsten Weten wat kommagetallen zijn en hoe je die schrijft en uitspreekt: de hele getallen voor de komma (op de rekenmachine een punt) en daarachter tienden, honderdsten en duizendsten om het getal te verfijnen. Betekenis kunnen geven aan eenvoudige kommagetallen. X Jasper en Elske willen weten hoeveel kilometer ze vandaag gefietst hebben. Op de kilometerteller van Elske staat dat ze 9,38 km gefietst heeft. Op de teller van Jasper staat dat hij 12,7 km heeft gefietst. Welke kilometerteller meet het meest precies? Leg eens uit. X 0,1 is één tiende; 0,01 is één honderdste; 0,001 is één duizendste. Noem eens voorbeelden van situaties waarin je deze getallen kunt tegenkomen? X Schrijf met cijfers. Mondelinge toetsen groep 7 Weten wat kommagetallen zijn en hoe je die schrijft: de hele getallen voor de komma (op de rekenmachine een punt) en daarachter tienden, honderdsten en duizendsten om het getal te verfijnen. Betekenis kunnen geven aan meer complexe kommagetallen. X Schrijf als kommagetallen bv. twintig en twee tienden; vijftienduizendste. X Getallen samenvoegen bv. 0,4 + 7205 + 0,002. Leerlingenboek 7, blok 2 C 1 Wat betekenen de kommagetallen? a Samen bespreken. Frits loopt de 100 m in 13.4. Vorige maand liep hij die nog in 14.1. Handleiding 7, blok 2 Frits loopt de 100 m in 13.4. Wat betekent dat? Gaat het over minuten of over seconden? Het zijn 13 seconden en 104 seconde. Hoe schrijf je het als het 4 honderdste seconde zou zijn? (13.04) Welke sporten meet je zo nauwkeurig, welke meet je minder nauwkeurig? Waarom? Domein Getallen 7 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Breuknotatie met horizontale streep, ¾ Weten dat een breuk genoteerd wordt met een horizontale streep (breukstreep). Betekenis kunnen geven aan een eenvoudige breuk in een context. X Schrijf ‘drie vierden’ als getal. X ‘Ik heb nog ¾ reep chocolade over’, zegt Willem. Wat bedoelt hij dan? X Wat betekent ‘Een derde van alle kinderen snoept te veel?’ X Hoe schrijf je ‘een derde’ in een breuk? Toets Maatschrift 6, blok 1 Toetschrift 6, blok 2 Weten dat een breuk genoteerd wordt met een horizontale streep (breukstreep). Betekenis kunnen geven aan een breuk in een context. (Verderop in het referentiekader wordt aangegeven dat op het niveau van 1S kinderen ook de breuk met een schuine streep moeten herkennen.) X Is ⅓ een getal? Waar staat de 3 voor en waar staat de 1 voor? Waar staat deze breuk op de getallenlijn? Leerlingenboek 6, blok 1 C 1 Breuken. Samen bespreken.. 5 druiven een kwart appel een halve banaan 8 aardbeien 1 4 sinaasappel 1 8 liter slagroom Domein Getallen 8 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Handleiding 6, blok 1 Taaltip Maak met de kinderen een woordweb over het kernbegrip ‘ 12 ’. Stimuleer de kinderen heel breed te associëren. Ze mogen tekeningen en woorden en stukjes zin bedenken. Waarom heb je dit woord bedacht? Een voorbeeld van een woordweb is: De helft Halve gare Een tweede deel 1 2 0,5 De eerste helft van een voetbalwedstrijd Twee halven = één hele Rekenwoorden – Rechthoek – Vierkant – Cirkel – Breuk – – – – Half Helft Kwart Gelijk Half Lastige woorden – Gelijke stukken – Goede getallen Domein Getallen 9 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Teller, noemer, breukstreep Kennen van de begrippen ‘teller’, ‘noemer’ en ‘breukstreep’ en deze taal kunnen gebruiken bij het omgaan met breuken. X In de krant staat: ‘tweevijfde van de kinderen van de basisschool is op vakantie naar het buitenland geweest’. Hoe schrijf je’ tweevijfde ‘ als breuk met een breukstreep? Leerlingenboek 6, blok 1 C 1 Breuken. 5 druiven een kwart appel een halve banaan 8 aardbeien 1 4 sinaasappel 1 8 liter slagroom Samen bespreken.. X ¾ reep chocolade. Wat is de teller in de breuk? Wat is de noemer? Maatschrift 7, blok 4 8 CD Vul de goede antwoorden in. a In de breuk 3 4 is het cijfer 3 de teller. b In de breuk 7 8 is het cijfer 8 de noemer. 1 Kennen van de begrippen ‘teller’, ‘noemer’ en ‘breukstreep’ en deze taal kunnen gebruiken bij het werken met breuken. X Wat betekenen ‘teller’ en ‘noemer’? Kinderen moeten actief de begrippen ‘teller’ en ‘noemer’ kennen en gebruiken. Domein Getallen 10 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – Uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen Kunnen schrijven en uitspreken van hele getallen (tot ongeveer 100.000), breuken en eenvoudige kommagetallen (decimale getallen). X Hoe schrijf je ‘vijftienhonderd’ en ‘zestigduizend’ in cijfers? (dit kan bij grote getallen zowel met een spatie of met een punt: 60 000 of 60.000). X Nederland heeft ongeveer 17 miljoen inwoners. Hoe schrijf je ‘zeventien miljoen’ in cijfers? Mondelinge toetsen groep 6, groep 7, groep 8 Toets Maatschrift 6, blok 1 Toets Maatschrift 8, blok 5 Toets Maatschrift 8, blok 6 Toetsschrift 8, blok 5 Kunnen schrijven en uitspreken van hele getallen, (samengestelde) breuken, gemengde getallen en kommagetallen (decimale getallen). Grote getallen kunnen zowel met een punt geschreven worden als met een spatie (65.389 of 6 789 231). X Hoe spreek je 5 ⅜ uit? X De bevolkingsteller op de site geeft aan dat er op 14 augustus 2009 om 12 uur precies 16.528.884 mensen in Nederland woonden. Hoe spreek je dat getal uit? X Hoe schrijf je ‘vier en een derde’? X Hoe schrijf je ’vierderden’? X Uitspraak en schrijfwijze. Handleiding 6, blok 6 Bekijk of de kinderen de krantenberichten begrijpen en kunnen navertellen. Laat ze de getallen nog eens uitspreken. Kunnen ze zich er iets bij voorstellen? X De broccoli kost twee euro en zesendertig eurocent. Hoe schrijf je dat op? X Spreek de volgende getallen uit: 8436; 12,95; 2,5. X In het recept staat: nodig voor het beslag: ¾ liter melk. Hoe spreek je deze breuk uit? (drievierde; driekwart) X Uitspraak en schrijfwijze. Leerlingenboek 7, blok 3 C 2 Kommagetallen. a Neem het schema over en zet deze getallen erin. 2,10 H 7,05 T E 17,17 t 2 , 1 7 , 0 1 1 7 , 1 h 0 5 7 7 0 , 0 7 0 7 , 0 7 70,07 107,07 b Schrijf deze getallen in woorden. 1,25 8,50 2,05 7,2 een en vijfentwintig honderdsten acht en vijftig honderdsten twee en vijf honderdsten zeven en twee tienden Domein Getallen 11 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Maatschrift 7, blok 4 C 2 Hoe spreek je deze getallen uit? Zet een rondje om het goede antwoord. a 23 400 1. twintigduizend vierhonderd 2. drieëntwintigduizend 3. drieëntwintigduizend vierhonderd 4. drieëntwintig vierhonderd b 1501 1. vijftienhonderd een 2. vijftienduizend een 3. duizend en vijfhonderd 4. een en vijftigduizend c 16 000 000 1. zestienduizend 2. zestienhonderd 3. honderdenzestigduizend 4. zestien miljoen d 35 607 1. vijfendertighonderd zeshonderdzeven 2. drieënvijftigduizend zeshonderdzeven 3. vijfendertigduizend zeshonderdzeven 4. vijfendertig miljoen zeshonderdzeven Maatschrift 8, blok 1 4 CD Wat hoort bij elkaar? Maak vast. a vijftienhonderd veertienhonderdzestig eenendertigduizend vijfentwintig zestien miljoen 1460 1500 16 000 000 31 025 b tweehonderdvijftigduizend 100 000 000 honderdtienduizend 1 300 000 dertienhonderdduizend 110 000 honderd miljoen 250 000 Handleiding 7, blok 1 Als leerlingen bij het omrekenen van meter in decimeter en centimeter begrijpen dat ‘deci’ een 1 (een honderdste), ander woord is voor 101 (een tiende) en ‘centi’ een ander woord is voor 100 dan wordt het al een stuk duidelijker dat 0,1 m = 1 dm en 0,01 m = 1 cm. Er staat immers hetzelfde! Lees daarom ‘0,1’ niet alleen voor als ‘nul komma één’, maar ook als ‘een tiende’. 1 (nul komma nul één en een honderdste). Doe dat ook zo bij 100 Domein Getallen 12 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – Getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen Kunnen gebruiken van speciale veel voorkomende benamingen van getallen zoals driekwart, anderhalf, miljoen. X 14 spreek je uit als ‘veertien’, en geen ‘viertien’. X 1100 kun je uitspreken als ‘éénduizend en honderd’ of als ‘elfhonderd’; 2300 als ‘tweeduizend driehonderd’ of ‘drieëntwintig honderd’. X Een tweede deel heet ook ‘een halve’ of ‘de helft’, ‘een vierde’ heet ook wel ‘een kwart’, ‘drie vierden’ ook wel ‘driekwart’, een hele én een tweede deel wordt ‘anderhalf’ genoemd. Toets Maatschrift 8, blok 5 Toets Maatschrift 8, blok 6 Kunnen gebruiken van speciale benamingen van getallen zoals driekwart, anderhalf, miljoen, miljard. X Een miljard is duizend miljoen. X Een ‘ton’ is 1000 kilogram of 100 000 euro. X Hoeveel ton? Maatschrift 6, blok 1 C 4 Kleur het stuk dat de mensen bestellen. b a Een kwart taart graag. Een derde taart alstublieft. d c Een zesde taart wil ik graag. Een achtste van die taart graag. X Bedenk een situatie uit het dagelijks leven, waarin over ‘miljoen of miljoenen’ gesproken wordt. Leerlingenboek 8, blok 2 C 1 b a Bereken de bevolkingsdichtheid. Gebruik je rekenmachine. a In Canada wonen 33 miljoen mensen en de oppervlakte is 10 miljoen km2. b Australië heeft 20 miljoen inwoners en is bijna 8 miljoen km2 groot. c Marokko heeft 34 miljoen inwoners en is 450 000 km2 groot. d Turkije heeft 71 miljoen inwoners en is 783 500 km2 groot. c 34 000 000 : 450 000 = 75 6 inwoners per km2 a 33 : 10 = 3 3 inwoners per km2 Domein Getallen 13 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom – Orde van grootte van getallen beredeneren Inzien dat de grootte van getallen relatief is, afhankelijk van de context waarin de getallen worden gebruikt. En betekenis kunnen geven aan getallen door ze te relateren aan toepassingssituaties uit het dagelijks leven, waaronder ook begrip hebben van ‘miljoen’ en ‘miljard’. X Bedenk een voorbeeld uit het dagelijks leven waarin miljard gebruikt wordt? (wereldbevolking, geldbedragen) Toets Maatschrift 5, blok 5 Toets Maatschrift 6, blok 2 Inzien dat de grootte van getallen relatief is, afhankelijk van de context waarin de getallen worden gebruikt. En betekenis kunnen geven aan getallen door ze te relateren aan toepassingssituaties uit het dagelijks leven, waaronder ook begrip hebben van ‘miljoen’ en ‘miljard’. X Als je denkt aan de bevolking van een land, praat je dan over duizenden, miljoenen of miljarden? En hoe zit dat volgens jou bij een stad of dorp? X Hoeveel hagelslagjes zouden er op een boterham zitten? En in een pak van 600 gram? Leerlingenboek 8, blok 2 C 4 b a Hoeveel inwoners per vierkante kilometer? Rond af op hele getallen. a In Flevoland wonen 370 656 mensen op 1419 km2. 261 inwoners per km2. b In Indonesië wonen 246 miljoen mensen op 1,9 miljoen km2.129 inwoners per km2. c In de VS wonen 303 miljoen mensen op 9,4 miljoen km2. 32 inwoners per km2. d In China wonen 1,35 miljard mensen op 9,5 miljoen km2. 142 inwoners per km2. Handleiding 8, blok 5 – – – – Ga de betekenis van de volgende zinnen na: De stormschade bedraagt miljoenen. De contributie bedraagt 35 euro per jaar. De levertijd bedraagt zeven werkdagen. Het btw-tarief op boeken bedraagt zes procent. Laat eventueel de leerlingen in de krant of op internet nog meer voorbeelden zoeken. X Is 5 weinig? Kan het ook heel veel zijn? 5 is niet zo groot in de context van ‘ik heb 5 knikkers’. Maar in de context van ‘ik heb 5 fietsen’ is 5 wel heel veel. Maar zegt de fietsenmaker, ‘ik heb 5 fietsen’, dan vinden we dat weer erg weinig. X 1000 knikkers zijn er best veel misschien, maar 1000 zandkorrels is weer haast niets. Zouden er 1000 zandkorrels in een emmer passen? Domein Getallen 14 A. Notatie, taal en betekenis – Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties – Wiskundetaal gebruiken 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom X 10 hagelslagjes op een boterham is wel wat weinig, of niet? – Hoeveel hagelslagjes zouden er op een dik belegde boterham gaan? – Merel zegt dat er wel een miljoen hagelslagjes op een boterham passen. Wat denk jij? Leg eens uit. Leerlingenboek 6, blok 1 4 CD Kies het goede getal: 10, 100 of 1000. In 3 minuten kan ik 10 … tafelsommen maken. b Die oude dame is bijna 100 … jaar. 10 a aa Maatschrift 8, blok 1 7 CD Welke getallen horen erbij? Kies uit: 2 miljoen 4 a Mijn sportschoenen kosten € b In Parijs wonen 2 miljoen c Mijn vader weegt 81 63,98 mensen. 81 kg. d De lengte van mijn grote zus is 1,72 e In deze emmer zitten vast wel 100 miljard f Kim eet per dag 4 1,72 m. zandkorrels. boterhammen. 63,98 100 miljard Domein Getallen 15 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Tienstructuur Weten hoe ons tientallig positiestelsel met hele getallen en kommagetallen is opgebouwd en de betekenis en waarde van cijfers en hun plaats in getallen kennen. (honderdduizendtallen – tienduizendtallen – duizendtallen – honderdtallen – tientallen – eenheden – tienden – honderdsten – duizendsten). X Hoeveel sprongen van 10 moet je maken om bij 130 te komen? Toets Maatschrift 6, blok 1 Toetsschrift 6, blok 1 Toets Maatschrift 6, blok 5 Toetsschrift 6, blok 6 Weten hoe ons tientallig positiestelsel met hele getallen en kommagetallen is opgebouwd en de betekenis en waarde van cijfers en hun plaats in getallen kennen. (miljard – miljoen – honderdduizendtallen – tienduizendtallen – duizendtallen – honderdtallen – tientallen – eenheden – tienden – honderdsten – duizendsten). X Op de kilometerteller van de fiets staat dat we 8,28 km hebben gefietst. Als we nu doorfietsen, welk cijfer verandert dan het eerst? Wat wordt het dan? X Met hoeveel moet je 0,001 vermenigvuldigen om 1 te krijgen? X Een gewicht van 7,456 kilogram. Hoeveel is de 6 waard? X Hoeveel duizendtallen heeft het getal 342.536? X Getallen samenvoegen. Leerlingenboek 4, blok 3 C 1 Op welk getal kom je uit? a 10 10 10 0 c 10 10 20 10 b 11 30 10 5 11 0 d 11 1 12 e 20 20 11 56 10 10 10 f 5 20 5 73 35 Leerlingenboek 5, blok 3 C 2 Op welke getallen kom je uit? aa 100 500 100 600 50 100 700 50 100 800 50 100 900 50 100 10 00 50 50 b 700 750 800 c 100 900 150 250 750 150 400 1000 100 250 500 150 950 250 250 bd 850 250 150 550 100 000 0 150 700 150 850 1000 000 Domein Getallen 16 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Hoeveel is de 8 waard in het getal 1689? Leerlingenboek 7, blok 1 8 CD Hoeveel zijn de cijfers waard? 928 Hoeveel is de 2 waard? 20 Hoeveel is de 9 waard? 900 aa b 4375 Hoeveel is de 7 waard? 70 Hoeveel is de 4 waard? 4000 bd c 12 395 300 Hoeveel is de 3 waard? Hoeveel is de 1 waard? 10 000 48 759 Hoeveel is de 8 meer waard dan de 5? 7950 Hoeveel is de 4 meer waard dan de 5? 39 950 X De kilometerteller van de nieuwe auto staat op 15.399. Welke cijfers veranderen als we één kilometer verder zijn? En als we 100 kilometer verder gereden zijn? Maatschrift 6, blok 4 5 CD Hoe gaat de kilometerteller verder? Vul in. a b c d e 0 0 5 3 7 0 0 7 0 8 0 1 1 9 8 0 3 0 0 8 0 3 9 9 9 0 0 5 3 8 0 0 7 0 9 0 1 1 9 9 0 3 0 0 9 0 4 0 0 0 0 0 5 3 9 0 0 7 1 0 0 1 2 0 0 0 3 0 1 0 0 4 0 0 1 X Welk getal is 100 groter dan 2908? Maatschrift 7, blok 2 8 CD Vul in. c Maak het getal steeds 100 groter. 5401 wordt 5501 550 9099 wordt 9199 9 99 1311 wordt 1411 4900 wordt 5000 X Welk getal is 10 kleiner dan 1001? X Welk cijfer staat op de plaats van de honderdsten in het getal 425,36? Domein Getallen 17 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Leerlingenboek 7, blok 3 C 2 Kommagetallen. a Neem het schema over en zet deze getallen erin. 2,10 H 7,05 T 17,17 E t 2 , 1 7 , 0 1 1 7 , 1 70,07 107,07 h acht en vijftig honderdsten twee en vijf honderdsten zeven en twee tienden 0 5 7 7 0 , 0 7 0 7 , 0 7 X Plaats en waarde van cijfers in getallen. Leerlingenboek 6, blok 1 C 1 Welke som hoort erbij? aa D H T E 1 3 2 5 1000 + 300 + 20 + 5 = 1325 c D H T E 1 2 4 8 1000 + 200 + 40 + 8 = 1248 be d D H T E 3 5 0 2 3000 + 500 + 2 = 3502 bf D H T E D H T E D H T E 4 4 1 6 5 6 1 8 7 0 2 4 20 4 7024 4000 400 10 Leerlingenboek 7, blok 1 8 CD ab 6 4416 Hoeveel zijn de cijfers waard? 928 Hoeveel is de 2 waard? 20 Hoeveel is de 9 waard? 900 aa c 12 395 300 Hoeveel is de 3 waard? Hoeveel is de 1 waard? 10 000 5000 600 10 8 5618 7000 b 4375 Hoeveel is de 7 waard? 70 Hoeveel is de 4 waard? 4000 bd 48 759 Hoeveel is de 8 meer waard dan de 5? 7950 Hoeveel is de 4 meer waard dan de 5? 39 950 Domein Getallen 18 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Hoeveel is de 2 waard in 0,25? Leerlingenboek 8, blok 4 C 10 D Wat is de waarde van het cijfer 6 in deze getallen? b c d aa 6247 26,23 245,06 be 729,621 bf 4,786 6 245 981 Maatschrift 8, blok 1 7 CD Hoeveel is het cijfer waard? Vul in. a Hoeveel is de 2 waard in 0,25? 1. twee tiende 2. twee honderdste 3. twintig 4. twee b Hoeveel is de 8 waard in 2864? 1. achtduizend 2. achthonderd 3. tachtig 4. acht c Hoeveel is de 5 waard in 11,50? 1. vijf tiende 2. vijf honderdste 3. vijf duizendste 4. vijftig d Hoeveel is de 2 waard in € 425,36? 1. 2 cent 2. 20 cent 3. € 2 4. € 20 Maatschrift 8, blok 4 6 CD Hoeveel is het cijfer waard? Zet een rondje om het goede antwoord. a Hoeveel is de 2 waard in 9,25? 1. twee tienden 2. twee honderdsten 3. twintig 4. twee b Hoeveel is de 8 waard in 3875? 1. achtduizend 2. achthonderd 3. tachtig 4. acht c Hoeveel is de 5 waard in 802,50? 1. vijf tienden 2. vijf honderdsten 3. vijf duizendsten 4. vijftig d Hoeveel is de 2 waard in € 626,36? 1. 2 cent 2. 20 cent 3. 2 euro 4. 20 euro Domein Getallen 19 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Getallenrij In de telrij tot ±100.000 kunnen doortellen en terugtellen en deze rijen kunnen opschrijven op basis van de structuur in de telrij en de structuur van getallen. X Tel terug: 2503, 2502 , …, … Mondelinge toetsen groep 6, groep 7 Toets Maatschrift 6, blok 2 Toets Maatschrift 6, blok 3 Toets Maatschrift 7, blok 2 Toets Maatschrift 8, blok 1 Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 6, blok 5 In de telrij tot 1 miljard kunnen doortellen en terugtellen en de getallen kunnen opschrijven op basis van de structuur in de telrij en de structuur van getallen. X Welk getal komt voor 1.000.000? X Verder tellen. X Buurgetallen. X Tel met sprongen van 10, 100 en 1000. Maatschrift 7, blok 4 C Hoe spreek je deze getallen uit? Zet een rondje om het goede antwoord. a b vijftienhonderd een drieëntwintigduizend vierhonderd c d vijfendertigduizend zeshonderdzeven zestien miljoen X Welk getal komt voor 6000, welk getal komt na 8999? En na 5099? Leerlingenboek 6, blok 1 7 CD Wat zijn de buurgetallen? aa b 1474 14 74 1475 1476 14 76 2380 23 80 2381 2382 23 82 1249 12 49 1250 1251 12 51 3108 31 08 3109 3110 31 10 bc 2068 20 68 2069 2070 20 70 3098 30 98 3099 3100 31 00 Leerlingenboek 7, blok 1 4 CD Welke buurgetallen horen erbij? aa bc b 999 100000 10 100 90 00 90 008 90 009 90 01 90 0110 010 0 90 99 90 99988 998 90 999 91 00 91 000 000 00 999 999 99 99 1000 100001 100 10 10 00 10 000 10 001 10 00 10 0002 002 2 99 99 99 999 999 99 100 000 1001 10 1 00 000 608 608 60 089 6090 600991 609 60 16 78 16 788 16 789 16 79 16 7990 790 0 999 999 99 99 99 999 1 000 000 1 000 00 00 001 001 01 Domein Getallen 20 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Maatschrift 7, blok 5 5 CD Vul de buurgetallen in. a b c 5999 6000 6001 3499 3500 3501 3469 3470 3471 2999 3000 3001 5499 5500 5501 6759 6760 6761 X De kilometerteller van de auto staat op 35.397. Wat zal er komen te staan als we weer een kilometer verder rijden? En daarna? Kun je zo doortellen? Hoe weet je eigenlijk wat er dan komt, je kent toch niet al die getallen uit je hoofd? Werkschrift 6, blok 1 5 CD Wat was de kilometerstand 20 km geleden? b aa nu 0 0 1 9 2 0 km nu c 0 0 2 6 4 5 km nu was 0 0 1 9 0 0 km was km was bd 0 0 4 0 0 0 km nu 0 0 5 0 1 6 km km was 0 0 4 9 9 6 km X 2 euro minder dan 1000 euro, hoeveel is dat? X Maak gelijke sprongen. Leerlingenboek 6, blok 1 C 2 Tel verder of tel terug. aa 650 750 850 85 9950 50 10 50 11050 050 50 1150 1150 11 50 12 11250 250 50 13 11350 350 50 1450 1450 14 50 15 1550 50 1650 b 1500 1520 15 1540 40 15 11560 560 60 15 11580 580 80 1600 1600 16 00 16 11620 620 20 1640 1640 16 40 1660 1660 16 60 16 1680 80 1700 c bd 2000 1950 19 1900 00 18 11850 850 50 18 11800 800 00 1750 1750 17 50 17 11700 700 00 1650 1650 16 50 1600 1600 16 00 15 1550 50 1500 1360 60 13 11340 340 40 13 11320 320 20 1300 1300 13 00 12 11280 280 80 1260 1260 12 60 1240 1240 12 40 12 1220 20 1200 1400 1380 13 Domein Getallen 21 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Mondelinge toetsen groep 6 Toets Maatschrift 6, blok 2 Toets Maatschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 6, blok 4 Toets Maatschrift 7, blok 2 Toets Maatschrift 7, blok 3 Kunnen plaatsen van hele getallen, decimale getallen en breuken op de getallenlijn, zowel precies als ongeveer. X Waar liggen de getallen tussen? X Welk getal hoort bij welk kaartje? X Waar ongeveer op de getallenlijn? (miljoen) Maatschrift 7, blok 4 8 CD Tel verder. a Met sprongen van 100. 1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800 4000 4200 4400 4600 4800 5000 2500 3000 3500 4000 4500 5000 4500 5500 6500 7500 8500 9500 b Met sprongen van 200. 3400 c 3600 3800 Met sprongen van 500. 1000 1500 2000 d Met sprongen van 1000. 1500 – Getallenlijn met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen 2500 3500 Kunnen plaatsen van hele getallen en eenvoudige decimale getallen op de getallenlijn (of maatlijn), zowel precies als ongeveer. X Waar ligt 598 ongeveer op de getallenlijn tussen 1 en 1000? En 290? Maatschrift 6, blok 4 4 CD Maak de kaartjes ongeveer op de goede plaats vast aan de lijn. Je mag hulpstreepjes zetten. 0 1000 400 250 950 125 600 800 Leerlingenboek 7, blok 1 5 CD a Ligt 500 in het midden? Ligt 500 precies in het midden van de getallenlijn? Ja of nee? a Ja 250 750 300 600 125 825 b 550 325 725 377 623 Nee bc Ja 450 Nee Nee Ja Domein Getallen 22 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Waar ligt 7500 ongeveer op de getallenlijn tussen 0 en 10.000? Werkschrift 6, blok 6 C 1 Vul in. Maak vast aan de getallenlijn. D H T E 1 2 1 1 aa D H T 1211 1000 b E D H 1200 E bc D 1421 1312 1100 T 1300 H T E 1213 1400 1500 Maatschrift 8, blok 4 C 2 Waar horen deze gebeurtenissen op de tijdbalk? 1606 Rembrandt wordt geboren. 1642 Rembrandt schildert De Nachtwacht. 1600 1669 Rembrandt sterft. De Gouden Eeuw 1610 1620 1630 1640 a Vul de jaartallen in. b Maak de plaatjes op ongeveer de goede plek vast. 1650 1700 1660 1670 1680 1690 Domein Getallen 23 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Tussen welke duizendtallen ligt 2789 op de getallenlijn? Maatschrift 7, blok 2 C 3 Tussen welke hele getallen ligt het kommagetal? Vul in. a 1 1,3 2 3 3,7 5 8 b 10 10,1 11 4 12 12,9 5,5 6 14 8,8 9 17 c 25 25,3 26 13 30 30,2 31 14,3 15 101 101,1 102 17,8 18 200 200,5 201 X Ligt 5891 dichter bij 5000 of dichter bij 6000? X Hoe lang is het geleden? Leerlingenboek 6, blok 6 C 1 Kijk naar deze tijdbalk. Op een tijdbalk kun je zien hoelang geleden iets is gebeurd. Gebroeders Wright, eerste motorvliegtuig, 1903 1903 1908 1900 1909 1903 eerste A-Ford Eendekker van Bleriot, 1909 1915 1927 1929 W.O. I 1914 - 1918 1936 Lindbergh vliegt over de oceaan, 1927 1953 Supersonische straaljager, 1953 Eerste maanlanding, 1969 1969 W.O. II 1940 - 1945 1950 1908 eerste T-Ford 1915 T-Ford 2000 1929 A-Ford 1936 Ford De ontwikkeling van vliegtuigen a Welke gebeurtenissen zie je op deze tijdbalk staan? en auto’s. b Wat is een belangrijk verschil tussen de A-Ford uit 1903 en die uit 1929? Die uit 1903 was open en de wielen hadden spaken. Domein Getallen 24 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Kommagetallen op de getallenlijn. Leerlingenboek 6, blok 5 C 1 Reken uit. Noa legt in haar woonkamer een houten vloer. 2 dm 1 dm 100 mm 65 mm 20 cm 10 cm 6,5 cm 0,2 m Leerlingenboek 7, blok 2 C 1 Welke kommagetallen horen bij de pijltjes? aa 1 1,0 2 1,5 2,0 3 2,5 3,0 4 3,6 5 4,0 4,4 5,0 6 5,9 6,0 b 2 2,5 2,1(0) 2,00 3 2,6(0) 3,5 3,2(0) 2,50 3,00 9 9,5 10 9,00 9,50 4 3,4(0) 3,50 4,5 3,9(0) 4,00 4,50 bc 9,9(0) 10,00 10,5 10,3(0) 10,50 10,8(0) 11 11,5 11,00 11,50 Maatschrift 7, blok 1 7 CD Vul de goede getallen in. 0 0,5 0,9 1,5 1,7 2,0 2,5 2,8 3,00 Domein Getallen 25 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – Vertalen van eenvoudige situatie naar berekening Kunnen vertalen van een eenvoudige situatie of contextprobleem naar een berekening en omgekeerd. X De juf vertelt dat er volgend jaar in de klas 14 jongens en 13 meisjes zullen zitten. De kinderen begrijpen dat als ze willen weten hoeveel kinderen er dan in totaal zijn, ze de aantallen/getallen bij elkaar op moeten tellen. Toets Maatschrift 6, blok 5 Toetsschrift 6, blok 5 Toetsschrift 6, blok 6 Kunnen vertalen van complexere situaties of contextproblemen naar een berekening en omgekeerd. Leerlingenboek 5, blok 1 4 CD Schrijf de som op en reken uit. Op de parkeerplaats staan om 10 uur 44 auto’s. Om 12 uur staan er 23 meer. b Jesse heeft 27 euro gespaard. Hij krijgt er op zijn verjaardag 16 bij. c Het is 17 december. Over 2 weken is Maaike jarig. d Boer Jensen heeft 36 varkens. Een jaar later heeft hij er 2 keer zoveel. aa b Maatschrift 6, blok 3 C 2 Lees de berichten en maak er een som bij. b a In groep 6 van basisschool De Vuurvlinder zitten dit schooljaar 32 kinderen. Vorig jaar zaten er 5 kinderen minder in de klas. Tijdens een wedstrijd hardlopen liep Renske 4 minuten over 1 kilometer. Vorig jaar: 32 − 5 = 27 1000 m : 4 = 250 m per minuut. Leerlingenboek 6, blok 1 7 CD Op vakantie. De familie Mulder gaat op vakantie. Er mag 580 kilogram in de auto. 80 kg 25 kg 25 kg 15 kg 35 kg 15 kg 65 kg 25 kg 15 kg 25 kg 10 kg aa 10 kg 15 kg 10 kg Het fietsenrek kan 100 kg dragen. Kunnen alle fietsen mee? Ja 15 k g Domein Getallen 26 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken X Een kaartje voor de Efteling kost 34 euro. We gaan er met de hele klas naar toe: 22 leerlingen en 3 begeleiders. Als je wilt uitrekenen hoeveel dat in totaal gaat kosten, welke som maak je dan? En hoe reken je dat dan uit? Leerlingenboek 6, blok 6 7 CD a b Reken uit. Een chauffeur van een zandauto maakt per dag 6 ritten van 64 km. a Hoeveel km rijdt hij in een werkweek van 5 dagen? Laat zien hoe je rekent. 6 × 64 × 5 = 1920 km b Op zaterdag maakt de chauffeur 12 extra ritten. Hoeveel km is dat extra? 12 × 64 = 768 km c Hoeveel km rijdt de chauffeur in 40 werkweken van 5 dagen? 76 800 k Maatschrift 8, blok 1 9 CD Hoeveel kost de vakantie van Sander? Schrijf op welke som je maakt. Sander gaat 5 dagen kamperen. Zijn vriendin Sophie komt 1 dag op bezoek. Sander betaalt ook voor haar. De som is: 5 × € 6,50 + € 2 = € 34,50 Hij betaalt: € 34,50 Tarief: € 6,50 per da Bezoek g ers: € 2 per da g Domein Getallen 27 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken X Bedenk een situatie waarbij je 52 x 7 uitrekent. Denk ook eens aan de indeling van het jaar. Maatschrift 8, blok 4 C 4 Bedenk zelf sommen. Meer antwoorden Je mag schrijven of tekenen a Maak een som met het woord korting erin. b Maak een som met het woord schaal erin. c Maak een som met 1 op de 4 erin. d Maak een som met het woord gewicht erin. X Kaya rekent uit op haar rekenmachine: 1,99 en 2x 3,99 en 2x 1,75. Bedenk in welke situatie deze getallen voorkomen. Bedenk ook een winkelsituatie en artikelen die ze dan kan kopen. Leerlingenboek 6, blok 3 C 1 Bedenk sommen bij de verhalen en reken uit. Een bakker verkoopt elke dag 7 taarten. Zijn winkel is 6 dagen in de week open. Hoeveel taarten verkoopt de bakker in een week? 6 × 7 = 42 Hoeveel taarten verkoopt hij in 20 weken? 20 × 42 = 840 b Een bakker bakt ongeveer 1800 broden per week. Hoeveel broden bakt de bakker per dag? 1800 : 6 = 300 aa Domein Getallen 28 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – Afronden van gehele getallen op ronde getallen Kunnen afronden van getallen tot ±10.000 (20.000) in eenvoudige situaties, waarbij het doel (en eventueel context) bepaalt wat de nauwkeurigheid van die afronding is. X In de stad Isma wonen 7.779 mensen en in Almo wonen 769 mensen. Voor de vakantiefolder worden deze aantallen afgerond. Wat is een goede afronding voor beide aantallen inwoners? Toets Maatschrift 7, blok 2 Toets Maatschrift 8, blok 3 Kunnen afronden van getallen tot ± 1 miljard, waarbij het doel (en eventueel context) bepaalt wat de nauwkeurigheid van die afronding is. X In de stad Amsi wonen 17.779.832 mensen en in Omla wonen 4.321.125 mensen. Voor de vakantiefolder worden deze aantallen afgerond. Wat is een goede afronding voor beide aantallen inwoners? X Het huis kost 391.000 euro. Is dat ongeveer 300.000 euro of 400.000 euro? X Afronden op tienden, honderdsten, duizendsten Leerlingenboek 6, blok 6 C 3 Reken uit. Laura gaat haar kamer met latex verven. Ze denkt dat ze 2 emmers nodig heeft. 2,5 m a Hoeveel kost dat ongeveer? € 32 b Heeft ze genoeg aan 2 emmers latex? ja c Hoeveel kost de totale opknapbeurt ongeveer? Kijk ook in opgave 1. isolatie dak ongeveer € … verven deuren ongeveer € … kamer Laura ongeveer € … samen ongeveer € … Maatschrift 7, blok 3 5 CD Rond de getallen af. a 1297 1300 1104 1100 1244 1200 1012 1000 998 1000 30 (precies € 28,50) 32 (precies € 31,80) 210 (precies € 206,55) slaapkamer 4m € 15,90 3m Domein Getallen 29 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Toets Maatschrift 7, blok 1 t/m 6 Toets Maatschrift 8, blok 1 t/m 6 Globaal schatten van de uitkomsten in een situatie waarin niet alle getallen bekend zijn of er meer mogelijkheden zijn. X Groep 8 is op kamp. De kinderen eten gemiddeld 6 boterhammen per dag. Er zijn 29 kinderen. Hoeveel broden zijn er ongeveer nodig voor 3 dagen? X Logeren bij oma. Aan geld heb je nodig: € 16,90 voor de trein, € 3,75 om een keer te gaan zwemmen, geld voor een ijsje voor jezelf en een bosje bloemen voor oma. Hoeveel geld neem je ongeveer mee? X Fietsen langs fietsknooppunten. Je wilt een fietstocht maken van ongeveer 40 kilometer. Bedenk een leuk fietsrondje. Kijk op www.fietseropuit.nl X Rond het getal 3.567 af op een tiental. Rond het getal 3.567 af op een honderdtal. En rond het af op een duizendtal. Leerlingenboek 7, blok 4 C 14 D Rond de getallen af. a Op een tiental. 68 70 12 10 154 150 278 280 b Op een honderdtal. 768 800 302 300 451 500 248 200 c Op een duizendtal. 1412 1000 1573 2000 9188 9000 9701 10 000 d Op een tienduizendtal. 25 754 30 000 31 682 30 000 16 544 20 000 99 988 100 000 Maatschrift 8, blok 2 8 CD Rond af op duizendtallen. Zet een rondje om het goede antwoord en vul in. a € 2463 wordt ruim/krap € 2000 € 4763 wordt ruim/krap € 5000 € 5873 wordt ruim/krap € 6000 – Globaal beredeneren van uitkomsten Globaal bepalen van de uitkomst door schattend te rekenen en te redeneren. X Hoeveel is het ongeveer bij elkaar? Maatschrift 6, blok 5 6 CD Schat het bedrag en vul in. Heb je genoeg geld? Zet een rondje om het goede antwoord. a € 138 + € 49 is ongeveer 140 + 50 = 190 is wel/niet genoeg. b € 76 + € 132 is ongeveer 80 + 135 = 215 is wel/niet genoeg. c € 161 + € 58 is ongeveer 165 + 60 = 225 is wel/niet genoeg. d € 238 + € 225 is ongeveer 240 + 225 = 465 is wel/niet genoeg. Domein Getallen 30 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken s La nd d ag e Fl ur ui D n 70 000 nt 69 562 ve Hellendam Ad 60 000 rk 61 521 10 or Adventure Land 20 ve 50 000 pa 45 521 Se Merelpark 30 el 40 000 no 38 569 40 ui Seven Flags 50 D 30 000 n 32 610 60 am Duinoord 70 er 20 000 80 pe 21 515 90 nd Duinkampen 100 le geschat aantal bezoekers el werkelijk aantal bezoekers M park H Bekijk de bezoekersaantallen van 6 pretparken. am 1 nk C aantal bezoekers x 1000 Leerlingenboek 6, blok 6 a Hoeveel bezoekers samen kwamen er ongeveer in Duinkampen en Duinoord? 50 000 b Hoeveel blokjes zijn dat in de grafiek? Ongeveer 5. c Het aantal bezoekers aan Merelpark en Adventure Land samen is meer/minder dan 100 000. d Kies het goede antwoord. Het totaal aantal bezoekers ligt tussen: 1. 100 000 en 200 000 2. 200 000 en 300 000 3. 300 000 en 400 000 X Op www.fietseropuit.nl kun je fietsroutes uitzetten. Bas heeft de route die hieronder staat, ontworpen. Wat is de lengte van de route ongeveer? A. Ongeveer 10 km B. Ongeveer 20 km C. Ongeveer 30 km Leerlingenboek 6, blok 2 C 3 b b a a Hoeveel is het samen ongeveer? Schat de uitkomst in hele euro’s. a € 2,98 + € 3,54 + € 1,50 is ongeveer € … 8 tot € 9 b € 5,02 + € 5,88 + € 5,96 is ongeveer € … 17 c € 22,98 + € 23,54 + € 21,50 is ongeveer € … 68 tot 69 d € 2,08 + € 13,54 + € 1,45 is ongeveer € … 17 tot € 18 e € 12,91 + € 33,57 + € 11,50 is ongeveer € … 58 tot € 59 f € 112,98 + € 233,54 + € 651,50 is ongeveer € … 998 tot € 999 Domein Getallen 31 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – Splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel Splitsen van getallen in duizendtallen, honderdtallen, tientallen, eenheden, tienden en honderdsten. Aanvullen tot ronde getallen op basis van het tientallig stelsel (tot 1, 100, 500, 1000, 10.000). X 6400 = 4 x 100 + 6 x … X Er zijn 12 tientjes, hoeveel euro is dat? 14 tientjes en één honderdje, hoeveel euro is dat bij elkaar? Toets Maatschrift 6, blok 5 Toets Maatschrift 6, beheersingstoets 3 Toetsschrift 6, blok 1 Beheersingstoets 1, toetsschrift 6 Splitsen van getallen ook in duizendsten, tienduizendtallen, honderdduizendtallen en miljoenen. In dit getalgebied ook aanvullen tot ronde getallen. X 745.000 = … x 100.000 + … x 10.000 + … x 1000 X 3,4 miljoen = 3 x … + 4 x … X 1400 euro, hoeveel briefjes van 10 euro zijn dat? X Een lengte van 5,728 meter. Hoeveel hele meters, hoeveel decimeters, centimeters en millimeters is dat? Hoe groot is het verschil met 6 meter? X Een bevolking van 92 688 inwoners. Met hoeveel mensen erbij komt het aantal op 100.000 inwoners? X Vul aan tot een miljoen. X Getallen samenstellen. Leerlingenboek 5, blok 2 C 1 Hoeveel kaarsen? Handleiding 5, blok 2 X 789 potloden, hoeveel volle dozen van 100 kun je hiermee vullen? X 1000 = 49 + … Leerlingenboek 6, blok 6 C 10 D Splits de getallen. a 2851 = 2000 + 800 + 50 + 1 3425 = 3000 + 400 + 20 + 5 1781 = 1000 + 700 + 80 + 1 4034 = 4000 + 30 + 4 b 18 543 = 10 000 + 8000 + 500 + 40 + 3 28 701 = 20 000 + 8000 + 700 + 1 34 021 = 30 000 + 4000 + 20 + 1 40 002 = 40 000 + 2 Domein Getallen 32 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken X 925 + … = 1000 Maatschrift 6, blok 6 5 CD Vul aan tot het getal dat erboven staat. a b 500 290 210 d c 750 410 1000 340 e 2000 145 210 f 1000 855 790 1475 5000 525 3100 1900 X Splitsen en samenstellen Leerlingenboek 6, blok 1 6 CD 7 CD a Splits de getallen. Doe het zo: 1345 = 1000 + 300 + 40 + 5 a b 1261 = … 1000 + 200 + 60 + 1 4678 = … 4000 + 600 + 70 + 8 1458 = … 1000 + 400 + 50 + 8 1350 = … 1000 + 300 + 50 2370 = … 2000 + 300 + 70 6208 = … 6000 + 200 + 8 Hoeveel samen? aa 1000 + 200 + 50 + 6 = 1256 2000 + 500 + 40 + 2 = 2542 1000 + 800 + 60 + 7 = 1867 2000 + 700 + 20 + 4 = 2724 b 2000 + 800 + 10 + 8 = 2818 5000 + 600 + 30 + 6 = 5636 4000 + 200 + 40 + 2 = 4242 3000 + 900 + 30 + 9 = 3939 bc 1308 = … 1000 + 300 + 8 5089 = … 5000 + 80 + 9 7003 = … 7000 + 3 bc 7000 + 70 + 7 = 7077 8000 + 80 + 900 + 9 = 8989 9000 + 6 = 9006 6000 + 9 + 600 + 80 = 6689 Domein Getallen 33 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1F Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken X Splitsen en samenstellen met geld. Werkschrift 5, blok 2 C 1 Betaal gepast met zo weinig mogelijk briefjes en munten. aa € 252 = € 200 + € 50 + € 2 b b € 261 = € 200 + € 50 + € 10 + € 1 c € 370 = € 200 + € 100 + € 50 + € 20 d € 440 = € 200 + € 200 + € 20 + € 20 Leerlingenboek 6, blok 1 C 2 Hoeveel hebben ze geklommen? Gebruik als je wilt het DHTE-schema. a 1000 + 200 + 70 + 4 = 1274 D H T E 1 2 7 4 Domein Getallen 34 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom – Structuur van het tientallig stelsel Begrijpen hoe ons tientallig positiestelsel is opgebouwd, en de betekenis en waarde van cijfers en hun plaats in getallen kennen. De opbouw van het positiesysteem kunnen toepassen en uitleggen in eenvoudige contextsituaties (bijvoorbeeld met geld) en met kale getallen. X Als Jort en Janne het geld uit de collectebus mogen tellen, leggen ze alle euro’s bij elkaar en maken dan groepjes van 10 euro. Dat doen ze ook met de briefjes van 10. Waarom maken ze groepjes van 10 en bijvoorbeeld niet van 9? Leg je antwoord uit. X Betaal met briefjes. Mondelinge toetsen groep 5, groep 6 Toets Maatschrift 5, blok 2 Toets Maatschrift 5, blok 6 Toets Maatschrift 6, blok 6 Begrijpen hoe ons tientallig positiestelsel is opgebouwd, en de betekenis en waarde van cijfers en hun plaats in getallen kennen. De opbouw van het positiesysteem kunnen toepassen en uitleggen in complexere contextsituaties en met kale getallen. X Grote aantallen zoals bij inwoners. X Getalstructuur bij grote getallen. Leg eens uit waarom er steeds een nul bijkomt Leerlingenboek 5, blok 2 C 3 Kun je het bedrag gepast betalen met dit geld? a € 152 b € 243 c € 368 d € 172 e € 435 Werkschrift 5, blok 3 C 2 Hoe betaal je gepast? Betaal met zo weinig mogelijk biljetten en munten. aa € 153 = € 100 + € 50 + € 2 + € 1 b € 217 = € 200 + € 10 + € 5 + € 2 c € 48 = € 20 + € 20 + €5+€2+€1 bd € 309 = € 200 + € 100 + € 5 + € 2 + €2 Domein Getallen 35 B. Met elkaar in verband brengen – Getallen en getalrelaties – Structuur en samenhang 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom X Wisselen. Leg eens uit hoe je weet wat je kan inwisselen en hoeveel. Leerlingenboek 5, blok 2 C 2 Reken uit. Hoeveel euro’s gaan er in een briefje van 100 euro? Hoeveel euro’s gaan er in tien briefjes van 100 euro? Hoeveel briefjes van 10 euro gaan er in een briefje van 100 euro? Hoeveel euro’s gaan er in vijf briefjes van 200 euro? Domein Getallen 36 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Uit het hoofd splitsen, optellen, aftrekken onder 100, ook met eenvoudige decimale getallen: Uit het hoofd kunnen splitsen, optellen en aftrekken onder 100, ook met eenvoudige decimale getallen. X 8 kun je splitsen in 5 en …; 12 kun je splitsen in 7 en … X 12 = 7 + …; 100 = 48 + … Beheersingstoets 1, toets Maatschrift 5 Toets Maatschrift 5, blok 1 Toets Maatschrift 5, blok 4 Toets Maatschrift 5, blok 5 Toetsschrift 5, blok 1 Beheersingstoets 1, toetsschrift 5 Rekendictee toets Maatschrift 8, blok 3 Zie 1-Fundament 12 = 7 + 5 67 – 30 Leerlingenboek 4, blok 1 1 – 0,25 0,8 + 0,7 16 CD Maak de sommen. a 18 = 9 + 15 = 8 + 17 = 7 + 10 = 5 + b 13 = 4 + 11 = 6 + 16 = 8 + 12 = 5 + c 11 = 4 + 12 = 8 + 17 = 9 + 14 = 7 + d 14 = 8 + 12 = 6 + 15 = 9 + 13 = 7 + X 3 + 5; 7 + 9; 8 – 6; 17 – 9; 19 – 12 X 23 + 5; 77 + 9; 52 + 8; 67 + 30; 28 – 5; 86 – 9; 80 – 6; 67 – 30 Leerlingenboek 5, blok 1 C 1 Reken uit. 43 + 6 = 61 + 7 = 35 + 5 = 59 + 3 = aa b 26 + 30 = 25 + 40 = 25 + 46 = 24 + 60 = c 40 + 48 = 54 + 37 = 47 + 36 = 34 + 46 = b 46 89 29 31 c 37 93 75 18 bd 63 + 27 = 54 + 27 = 45 + 27 = 36 + 28 = X 28 + 56; 86 – 29 Leerlingenboek 6, blok 1 4 CD Reken uit. aa 45 38 84 38 − − − − 13 = 32 16 = 22 53 = 31 24 = 14 − − − − 18 = 28 29 = 60 24 = 5 27 = 4 X 0,8 + 0,7; 1,48 + 0,50; 2,5 + 0,25; 0,25 + 9,5 − − − − 36 = 1 53 = 40 53 = 22 14 = 4 bd 557 372 485 256 − − − − 19 = 538 48 = 324 38 = 447 38 = 218 Standaardprocedures gebruiken ook met getallen boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties Domein Getallen 37 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Toets Maatschrift 5, blok 3 Beheersingstoets 1, toets Maatschrift 6 Rekendictee toets Maatschrift 5, blok 3 e.v. Toetsschrift 5, blok 1 Toetsschrift 5, blok 3 Beheersingstoets 2, toetsschrift 5 Zie 1-Fundament Leerlingenboek 7, blok 4 7 CD Reken uit. aa bc b 2,1 + 3,7 = 5,8 7,8 + 6,4 = 14,2 3,2 + 7,8 = 11 13,4 + 9,6 = 23 € 2,30 + € 1,25 = € 3,55 € 6,40 + € 3,75 = € 10,15 € 4,55 + € 9,85 = € 14,40 € 6,65 + € 6,65 = € 13,30 3,1 + 0,35 = 3,45 4,25 + 1,7 = 5,95 2,04 + 2,4 = 4,44 0,85 + 2,8 = 3,65 X 1 – 0,8; 1 – 0,25; 1 – 0,01 Leerlingenboek 7, blok 3 19 CD – Producten uit de tafels van vermenigvuldiging (t/m 10) uit het hoofd kennen: 3x5 7x9 Reken uit. a 0,1 + 0,9 …= 1 0,7 + 0,3 …= 1 0,2 + 0,8 …= 1 0,4 + 0,6 …= 1 b 1,1 + 2,3 + 3,8 + 4,4 + 0,9 …= 2 0,7 …= 3 0,2 …= 4 0,6 …= 5 c 2 2 3 3 − − − − 1 =1 0,1 = 1,9 2 =1 0,2 = 2,8 d 5− 5− 6− 6− 4 =1 0,4 = 4,6 1 =5 0,1 = 5,9 Producten uit de tafels van vermenigvuldiging (tot en met 10) uit het hoofd kennen (vrijwel meteen weten). – 3 x 5; 7 x 9; 2 x 8; 9 x 6 Handleiding 6, blok 1 2 Tafels Geef de volgende tafelsommen in een hoog tempo. De kinderen horen de tafels nu te beheersen. 8 × 4 = (32) 5 × 8 = (40) 5 × 4 = (20) 8 × 9 = (72) 7 × 5 = (35) 4 × 7 = (28) 8 × 7 = (56) 7 × 3 = (21) 3 × 6 = (18) 3 × 2 = ( 6) 3 × 9 = (27) 4 × 2 = ( 8) 9 × 2 = (18) 6 × 9 = (54) 2 × 6 = (12) 5 × 6 = (30) Leerlingenboek 5, blok 3 4 CD a Maak de sommen. Weet je ze nog? a 2×7= 5×7= 2×9= 5×9= b 6×7= 7×6= 3×9= 9×4= c 7×7= 7×8= 8×8= 4×7= bd 6×9= 9×7= 8×9= 9×9= Domein Getallen 38 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Rekendictee toets Maatschrift 6, blok 3 e.v. Beheersingstoets 3, toets Maatschrift 5 Beheersingstoets 1, toets Maatschrift 6 Toets Maatschrift 5, blok 4 Toets Maatschrift 6, blok 4 Toetsschrift 5, blok 5 Beheersingstoets 3, toetsschrift 5 Op het niveau van 1-streef moeten de kinderen de delingen uit de tafels tot en met 10 niet alleen kunnen uitrekenen, maar ook vlot uit het hoofd kennen. Zie onder 1-streef, paraat hebben: ‘– delingen uit de tafels (tot en met 10) uit het hoofd kennen’ voor een toelichting en voorbeelden. Leerlingenboek 5, blok 4 8 CD – Delingen uit de tafels (tot en met 10) uitrekenen: 45 : 5 32 : 8 Reken uit. 10 × 5 = 10 × 6 = 60 10 × 9 = 90 10 × 7 = 70 10 × 8 = 80 aa ab 7 × 5 = 35 8 × 6 = 48 7 × 9 = 63 6 × 7 = 42 5 × 8 = 40 c 20 × 5 = 100 20 × 6 = 120 20 × 9 = 180 20 × 7 = 140 20 × 8 = 160 bd 17 × 5 = 85 18 × 6 = 108 17 × 9 = 153 16 × 7 = 112 15 × 8 = 120 Delingen uit de tafels (tot en met 10) kunnen uitrekenen. X 45 : 5; 32 : 8; 24 : 3; 72 : 9 Leerlingenboek 5, blok 1 C 1 Eerlijk delen. Welke som hoort er bij? Verdeel de eieren over 4 doosjes. aa bc C 2 b Verdeel de kralen over 4 kinderen. 32 : 4 = 8 20: 4 = 5 Verdeel het geld over 5 kinderen. 50 : 5 = 10 Reken uit. 12 = … 3×4 12 : 3 = 4 12 : 4 = 3 aa b 50 = …5 × 10 50 : 5 = 10 50 : 10 = 5 c 48 = … 8×6 48 : 8 = 6 48 : 6 = 8 b 28 36 63 48 c 42 54 72 35 bd 27 = … 3×9 27 : 3 = 9 27 : 9 = 3 Leerlingenboek 5, blok 4 7 CD Reken uit. 16 : 4 = 4 21 : 3 = 7 30 : 6 = 5 40 : 5 = 8 aa : : : : 7=4 4=9 9=7 8=6 : : : : 7=6 … 6=9 … 9=8 … 7=5 … bd 24 42 30 69 : : : : 4=6 6=7 4=7r2 7=9r6 Domein Getallen 39 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met ‘nullen’, ook met eenvoudige decimale getallen: Toetsschrift 5, blok 5 Beheersingstoets 3, toetsschrift 5 Rekendictee toets Maatschrift 7, blok 2 Beheersingstoets 2, toets Maatschrift 6 Beheersingstoets 3, toets Maatschrift 6 Toetsschrift 6, blok 1 Beheersingstoets 3, toetsschrift 6 Rekendictee toets Maatschrift 8, blok 3 Rekendictee toets Maatschrift 8, blok 4 Op het niveau van 1-streef moeten kinderen niet alleen optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen met eenvoudige getallen en decimale getallen met nullen uit het hoofd kunnen uitrekenen, maar ook met complexere getallen en decimale getallen. Zie hiervoor het streefdoel met de toelichting en voorbeelden onder 1-Streef paraat hebben: ‘– ook met complexere getallen en decimale getallen: 18 : 100; 1,8 x 1000’. 30 + 50 1200 – 800 Uit het hoofd kunnen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met ‘nullen’, ook met eenvoudige decimale getallen. X 30 + 50; 400 + 70; 7000 + 900; 9000 + 30 X 80 – 60; 1200 – 800; 1200 – 30; 800 – 750; 500 – 10 X 65 x 10; 10 x 65; 23 x 100; 100 x 23, 345 x 10; 5 x 1000 X 1000 x 2,5; 10 x 0,45; 75 : 10; 0,25 x 100; 100 x 4,5; 4 x 0,5 65 x 10 3600 : 100 Leerlingenboek 7, blok 3 1000 x 2,5 0,25 x 100 C 3 a Maak het getal groter en kleiner. Maak het getal 10 keer zo groot. a b 3 30 0,5 5 15 150 3,4 34 0,7 7 1,1 11 0,1 1 10,2 102 bc 0,25 2,5 3,12 31,2 0,2 2 0,02 0,2 Maak het getal 10 keer zo klein. e 50 5 670 67 150 15 675 67,5 35 3,5 67 6,7 5 0,5 213 21,3 ad bf 1 0,1 0,3 0,03 0,34 0,034 0,06 0,006 Maatschrift 6, blok 5 5 CD Reken uit. 3 × 5 = 15 30 × 5 = 150 12 : 3 = 4 120 : 3 = 40 a 40 × 5 = 200 b 90 × 2 = 180 20 × 8 = 160 c 50 × 4 = 200 d 80 × 3 = 240 70 × 3 = 210 60 × 2 = 120 30 × 4 = 120 160 : 4 = 40 150 : 3 = 50 180 : 2 = 90 100 : 5 = 20 140 : 2 = 70 450 : 5 = 90 210 : 3 = 70 240 : 4 = 60 X 36 : 10; 360:10; 3600:100 Maatschrift 7, blok 3 C 4 Even oefenen. a 3 × 4 = 12 b 5× c 9= 45 7× 8= 56 d 4× 8= 32 3 × 40 = 120 5 × 90 = 450 7 × 80 = 560 4 × 80 = 320 3 × 400 = 1200 5 × 900 = 4500 7 × 800 = 5600 4 × 800 = 3200 30 × 40 = 1200 50 × 90 = 4500 70 × 80 = 5600 40 × 80 = 3200 Domein Getallen 40 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Toetsschrift 5, blok 1 Toetsschrift 5, blok 5 Beheersingstoets 3, toetsschrift 5 Toetsschrift 5, blok 6 Toets Maatschrift 6, blok 1 Rekendictee toets Maatschrift 6, blok 1 e.v. Rekendictee toets Maatschrift 7, blok 2 Beheersingstoets 2, toets Maatschrift 6 Beheersingstoets 3, toets Maatschrift 6 Beheersingstoets 2, toets Maatschrift 7 Toets Maatschrift 6, blok 4 Op het niveau van 1-streef moeten kinderen niet alleen handig en efficiënt kunnen rekenen (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen) met eenvoudige getallen, gebruikmakend van de eigenschappen van getallen en bewerkingen, maar ook met grotere getallen. Zie hiervoor verder het streefdoel met de toelichting en voorbeelden onder 1-streef, paraat hebben: ‘– efficiënt rekenen ook met grotere getallen’. X Vermenigvuldigen met nul: 0 x 10; 10 x 0 X Vermenigvuldigen met een tiental. Leerlingenboek 5, blok 5 C 1 Aan welke keersommen uit de tafels tot 10 denk je? 4 × 30 = 120 b 9 × 70 = 6…30 c 8 × 80 = 6…40 4 × 50 = 2…00 6 × 80 = 4…80 7 × 60 = 4…20 4 3 4 5 9 7 6 8 8 8 7 6 aa X Delen met nullen bd … × … = 5600 … × … = 7200 M t d Leerlingenboek 6, blok 2 4 CD Reken uit. aa 48 480 4800 4800 480 – Efficiënt rekenen (+, –, x, :) gebruik makend van de eigenschappen van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen : : : : : 6= 8 6 = 80 6 = 800 60 = 80 60 = 8 ab 32 320 3200 3200 320 c : : : : : 8= 4 8 = 40 8 = 400 80 = 40 80 = 4 56 560 560 5600 5600 : : : : : 7= 8 7 = 80 70 = 8 7 = 800 70 = 80 bd 49 490 4900 490 4900 : 7= 7 : 70 = 7 : 700 = 7 : 7 = 70 : 7 = 700 Handig en efficiënt kunnen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen, waarbij een oplossingsmanier wordt gekozen op basis van eigenschappen van bewerkingen en van getallen. Dit met eenvoudige getallen die zich specifiek voor de oplossingsstrategieën lenen, zowel kaal als in eenvoudige contexten. Hierbij mag kladpapier worden gebruikt. Voorbeelden* van efficiënt rekenen zijn bijvoorbeeld: *Het is niet de bedoeling dat kinderen op het niveau van 1-fundament al deze strategieën paraat hebben, maar ze moeten er wel enkele paraat hebben. X Verwisselen: 17 + 61 = 61 + 17; 18 x 5 = 5 x 18 X Hergroeperen: 125 + 95 + 75 = 125 + 75 + 95; 165 – 49 – 65 = 165 – 65 – 49; 2 x 8 x 5 = (2 x 5) x 8 = 10 x 8 X Hergroeperen/samennemen: 250 – 75 – 25 = 250 – (75 + 25); 4 x 18 + 2 x 18 = 6 x 18 X Verschil bepalen/aanvullen (denk aan rekenen met geld, afstanden): 203 – 198 is het verschil tussen 203 en 198: 198 + ... = 203 Domein Getallen 41 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Compenseren: indirect compenseren: – 67 + 198 = 67 + (200 – 2); – 12,99 + 1,99 = 13,00 + 2,00 – 0,02; – 500 – 299 = 500 – 300 + 1; – 4 x 99 = 4 x (100–1) = 4 x 100 – 4 x 1; – 3 x 2,98 = 3 x 3,00–3 x 0,02 (denk aan geld); direct compenseren: – 67 + 198 = (67 – 2) + (198 + 2) = 65 + 200; – 500 – 299 = (500 + 1) – (299 + 1) = 501– 300 Maatschrift 5, blok 5 CD Er zitten 25 mensen in de bus. Noa rekent zo: Nu zitten er nog Reken uit. Gebruik een kladblaadje. a b c d X Rijgen: 67 + 35 = 67 + 30 + 5; 168 + 7 = 168 + 2 + 5; 57 – 38 = 57 – 30 – 8. Maatschrift 5, blok 5 5 CD Kelly heeft 47 kralen. Ze krijgt nog 25 kralen erbij. Kelly rekent zo: 47 + 25 = 20 47 + 25 = 3 67 47 2 70 72 Reken uit Gebruik een kladblaadje: a 46 + 17 = 6 b 46 + 27 = In totaal heeft ze 72 kralen. c 26 + 19 = 5 d 27 + 49 = 76 49 + 24 = 73 49 + 44 = 93 44 + 27 = 71 28 + 26 = 54 48 + 26 = 74 47 + 25 = 72 33 + 28 = 61 29 + 15 = 44 47 + 18 = 65 48 + 24 = 72 38 + 26 = 64 26 + 18 = 44 Domein Getallen 42 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Splitsen: 67 + 26 = (60 + 20) + (7 + 6); 7 x 18 = 7 x 10 + 7 x 8; 12 x 8 = 10 x 8 + 2 x 8; 48 : 4 is (40 : 4) en (8 : 4) Leerlingenboek 5, blok 4 C 2 Reken uit. Doe het zo: 8 × 13 = 8 × 10 + 8 × 3 = 104 80 + 24 = 104 10 + 3 aa 5 × 11 = 55 6 × 12 = 72 b 7 × 13 = 91 9 × 12 = 108 c 6 × 15 = 90 5 × 16 = 80 bd 8 × 17 = 136 7 × 19 = 133 X Verdubbelen: 3 x 24 = 72, 6 x 24 is het dubbele van 72. X Halveren: 10 x 12 = 120, 5 x 12 is de helft van 120. Werkschrift 6, blok 5 C 1 Reken handig met vermenigvuldigen en delen. 3 × 16 = 14 × 3 = 48 6× 8= aa 7×6= 5×8= 4 = 5 30 : 6 = 18 × 4 = 40 10 × 60 : 12 = 42 28 : 14 = 72 9× 8 = 2 14 : 7 = b 4 × 12 = 16 × 5 = 488 8× bc 6 = 8 × 10 = 3 × 36 = 12 = 7 21 : 3 = 32 × 25 = 108 08 9× 84 : 12 = 80 126 : 18 = 800 8 × 100 = 7 42 : 6 = Domein Getallen 43 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Delen als inverse van vermenigvuldigen: 100 : 25 kun je berekenen via ... x 25 = 100; 10 : 0,5: hoe vaak past 0,5 in 10 (hoeveel blikken van 0,5 liter kun je halen uit een emmer van 10 liter?) Leerlingenboek 5, blok 2 4 CD Maak de sommen. 20 = … × 4 20 : 4 = 40 = … × 5 40 : 5 = aa b 60 = … × 6 60 : 6 = 54 = … × 6 54 : 6 = c 80 = … × 8 80 : 8 = 72 = … × 8 72 : 8 = d 81 = … × 9 81 : 9 = 48 = … × 6 48 : 6 = X Hergroeperen bij optellen. Leerlingenboek 6, blok 6 C 1 Reken handig bij optellen en aftrekken. Weet je het nog? a Zoek de tienen. 8 + 7 + 2 + 5 + 3 + 5 = 10 + 10 + 10 = 30 27 + 15 + 43 + 15 = 70 + 30 = 100 27 + 38 + 24 + 33 + 12 + 26 = 60 + 50 + 50 = 160 1+2+3+4+5+6+7+8+9= 10 + 10 + 10 + 10 + 5 = 45 b Rekenen met tienen. 3255 283 + 42 Æ 283 + 40 + 2 32 175 + 39 Æ 175 + 40 − 1 21 2 4 496 − 99 Æ 496 − 100 + 1 39 3977 496 − 101 Æ 496 − 100 − 1 3995 Domein Getallen 44 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen: Kunnen optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen tot ongeveer 1000 (en iets er overheen)* en met eenvoudige kommagetallen en dit kunnen toepassen in praktische situaties. (Procedures kunnen zijn: splitsen, handig rekenen, vormen van kolomsgewijs rekenen, cijferen.) Hierbij zijn notaties op papier toegestaan.) *In sommige gevallen moeten kinderen volgens het referentieniveau ook met grotere getallen kunnen optellen en aftrekken, bijvoorbeeld om tussenantwoorden van vermenigvuldigingen als 35 x 67 bij elkaar te kunnen tellen. X 235 + 349; 578 + 736; 3500 + 1125 Toets Maatschrift 5, blok 6 Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 5 Toets Maatschrift 6, blok 1 Toets Maatschrift 6, blok 2 Toetsschrift 7, blok 1 Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toets Maatschrift 7, blok 1 Toets Maatschrift 7, blok 6 Kunnen optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) van grotere getallen en decimale getallen en dit kunnen toepassen in complexere contextsituaties*. (Procedures kunnen zijn: splitsen, handig rekenen, vormen van kolomsgewijs rekenen, cijferen.) Zonder rekenmachine, notaties op papier zijn toegestaan. * Zie ook toelichting en voorbeelden onder 1-streef: C: Gebruiken; Paraat hebben: – Standaardprocedures gebruiken, ook met getallen boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties. X 2578 + 7335 X 6345 – 2984 X Kunnen rekenen met de bedragen in het spel Monopoly: Twee straten van elk 26.000 en een straat van 28.000. Hoeveel kosten die bij elkaar? X Hoeveel euro bij elkaar? Reken het eerst uit zonder rekenmachine. X Reken uit op je eigen manier. 235 + 349 1268 – 385 Leerlingenboek 5, blok 3 € 2,50 + € 1,25 C 1 Boeken versturen. Kun je de boeken samen voor € 2,20 versturen? Brievenpost postzegels 250 - 500 gram 152 gram € 2,20 Fatima rekent zo: 152 + 347 347 gram Hamid rekent zo: 347 + 100 = 447 447 + 50 = 497 497 + 2 = 499 300 + 100 = 400 40 + 50 = 90 7+2=9 400 + 50 + 9 = 499 Hoe reken jij? Waarom? X 678 – 384; 600 – 597; 1268 – 385 Leerlingenboek 5, blok 4 C 1 Reken uit. Schrijf op hoe je hebt gerekend. aa 265 − 123 = 142 478 − 305 = 173 b 573 − 143 = 430 349 − 138 = 211 c 254 − 214 = 40 796 − 162 = 634 bd 323 − 121 = 202 695 − 376 = 319 Domein Getallen 45 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben X Op basisschool De Klimop zitten 456 kinderen en op De Smalle Weegbree zitten 368 kinderen. Op welke school zitten meer kinderen? Hoeveel meer? De kinderen van beide scholen gaan samen op schoolreisje. Hoeveel kinderen zijn dat in totaal? Leerlingenboek 5, blok 5 C 1 Hoeveel meer? Liek heeft meer kilometers gereden dan Marco. Hoeveel meer? Liek rekent zo: 3 7 6−1 3 0 0−1 7 0− 6− 2 0 0+ 1 8 =… 0 0=2 0 0 1 0= 6 0 8= 2 te kort 6 0−2 = 2 5 8 X Bedragen optellen. Maatschrift 7, blok 4 5 CD € 1,50 + € 2,40 = € 3,90 Euro’s optellen en aftrekken. a € 3,40 + € 2,20 = € 5,60 b € 5,70 − € 4,20 = € 1,50 € 1,10 + € 8,20 = € 9,30 € 8,80 − € 6,50 = € 2,30 € 3,30 + € 4,45 = € 7,75 , 5 € 6,85 − € 2,70 = € 4,15 , 5 X Hoeveel geld krijg je terug? Leerlingenboek 5, blok 4 C 3 Wat krijg je terug van 5 euro? aa €3€2 € 2,50 € 2,50 b € 3,90 € 1,10 € 4,95 € 0,05 c € 3,55 € 1,45 € 1,95 € 3,05 bd € 0,55 € 4,45 € 2,09 € 2,91 Domein Getallen 46 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Vermenigvuldigen van een getal met één cijfer met een getal met twee of drie cijfers: Kunnen vermenigvuldigen van een getal met een cijfer met een getal met twee of drie cijfers in kale vermenigvuldigingen en dit toepassen in eenvoudige contextsituaties zoals berekeningen met geld. (Procedures kunnen zijn: splitsen, handig rekenen, vormen van kolomsgewijs rekenen, cijferen.) Hierbij zijn notaties op papier toegestaan. X 6 x 28 = ; 7 x 165 = Toetsschrift 5, blok 4 Toetsschrift 5, blok 5 Toetsschrift 6, blok 2 Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 6, blok 4 Toetsschrift 6, blok 6 Toets Maatschrift 6, blok 4 Toets Maatschrift 6, blok 6 Toetsschrift 7, blok 1 Toets Maatschrift 7, blok 1 Toets Maatschrift 7, blok 2 Toets Maatschrift 7, blok 3 Toets Maatschrift 8, blok 1 Toets Maatschrift 8, blok 2 Toets Maatschrift 8, blok 3 Kunnen vermenigvuldigen van een getal met één cijfer met een getal met meer cijfers en met decimale getallen. Dit in kale vermenigvuldigingen en dit toepassen in contextsituaties zoals berekeningen met geld*. (Procedures kunnen zijn: splitsen, handig rekenen, vormen van kolomsgewijs rekenen, cijferen.) Hierbij zijn notaties op papier toegestaan. * Zie ook toelichting en voorbeelden onder 1-streef: C: Gebruiken; Paraat hebben: – Standaardprocedures gebruiken, ook met getallen boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties. X 8 x 2354; 4 x 13,35 7 x 165 = 5 uur werken voor € 5,75 per uur Leerlingenboek 6, blok 4 C 3 Reken uit. Zet de getallen onder elkaar. 6 × 325 = 4 × 231 = 924 8 × 173 = 1384 9 × 214 = 1926 Weet je nu de uitkomsten van: 60 × 325 = 19 500 40 × 231 = 9240 80 × 173 = 13 840 90 × 214 = 19 260 X 5 dozen van 335 blikjes, hoeveel blikjes zijn dat in totaal? X 5 uur werken voor € 5,75 per uur, hoeveel is dat in totaal? Leerlingenboek 7, blok 1 C 3 Hoeveel moeten ze betalen? a Janine koopt 3 bakjes druiven. Hoeveel betaalt zij? € 4,38 1 4 6 3 × 3× 6 1 8 3 × 40 1 2 0 3 × 100 3 0 0 b Max koopt 6 meloenen. Hoeveel betaalt hij? € 7,38 c Britt koopt 4 mango’s. Hoeveel betaalt zij? € 4,68 d Manja koopt 3 netten sinaasappels. Hoeveel betaalt hij? € 7,29 e Sharon koopt 4 doosjes frambozen. Hoeveel € 1 ,23 betaalt zij? € 12,64 € 1,4 6 € 1,17 € 3,16 € 2,43 4 3 8 Leerlingenboek 7, blok 2 5 CD Reken uit. aa 2 × € 2,50 = € 5,00 4 × € 0,50 = € 2,00 b 3 × € 0,25 = € 0,75 2 × € 0,75 = € 1,50 bc 7 × € 1,40 = € 9,80 4 × € 1,30 = € 5,20 Domein Getallen 47 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Vermenigvuldigen van een getal van twee cijfers met een getal van twee cijfers: Kunnen vermenigvuldigen van getal van twee cijfers met een getal van twee cijfers en dit toepassen in kale sommen en in eenvoudige contextsituaties als berekeningen met geld. (Procedures kunnen zijn: splitsen, handig rekenen, vormen van kolomsgewijs rekenen, cijferen.) Hierbij zijn notaties op papier toegestaan. X 35 x 67 12 x 76 X Een bioscoopkaartje voor de lange film op zaterdagavond kost 12 euro. We gaan met de hele klas van 26 leerlingen. Hoeveel kost dat bij elkaar? Toetsschrift 7, blok 2 Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 8, blok 1 Kunnen vermenigvuldigen met grotere getallen en dit toepassen in contextsituaties als berekeningen met geld en hoeveelheden*. (Procedures kunnen zijn: splitsen, handig rekenen, vormen van kolomsgewijs rekenen, cijferen.) Hierbij zijn notaties op papier toegestaan. * Zie ook toelichting en voorbeelden onder 1-streef: C: Gebruiken; Paraat hebben: – Standaardprocedures gebruiken, ook met getallen boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties. X 52 x 834 X Hoeveel dagen oud ben je op je 11e verjaardag? X 25 postzegels van 0,46. Hoeveel kosten die bij elkaar? 35 x 67 Leerlingenboek 7, blok 2 C 1 Hoeveel kilometer rijdt hij? Jesse rijdt elke dag naar zijn werk en weer terug. Dat is in totaal 57 km. Hoeveel kilometer rijdt hij in 13 dagen? Samen bespreken. 1 3×5 7=1 0×5 7+ Nu gaan we de getallen onder elkaar zetten: 3×5 7 1 0×5 7=1 0×5 0+1 0× 7 5 0 0 + 7 0 =5 7 0 3× 7 3 × 50 10 × 7 3×5 7= 3×5 0+ 1 5 0 + 3× 7 2 1 =1 7 1 7 4 1 10 × 50 5 1 2 1 5 7 5 0 7 4 7 3× 1 0 0 0 1 Domein Getallen 48 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Leerlingenboek 7, blok 4 C Voor hoeveel euro is er ongeveer verkocht? cd-speler cd-speler cd-speler cd-speler cd-speler cd-speler voor NU chts e l s Hoe schat jij? We gaan het precies uitrekenen. Eerst rekenden we zo: Nu gaan we het zo doen: × × Voor hoeveel euro is er verkocht? Domein Getallen 49 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Getallen met maximaal drie cijfers delen door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest: Kunnen delen van getallen met maximaal drie cijfers door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest in kale delingen en in eenvoudige toepassingssituaties. (Procedures kunnen zijn: opvermenigvuldigen, de verdeeleigenschap, een vorm van kolomsgewijs delen of cijferend delen.) Hierbij zijn notaties op papier toegestaan. X 132 : 6 =; 132 : 16 =; X De 435 leerlingen van basisschool Landweert moeten voor de sportdag in 8 gelijke groepen worden verdeeld. Hoeveel leerlingen zijn dat per groep? Leerlingen die overblijven, mogen helpen bij de gymtoestellen. Hoeveel leerlingen zijn dat? Zijn dat er genoeg om te helpen denk je? Toets Maatschrift 7, blok 2 Toets Maatschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 7, blok 6 Toets Maatschrift 8, blok 1 Toets Maatschrift 8, blok 2 Toets Maatschrift 8, blok 3 Toetsschrift 8, blok 1 Kunnen delen met grotere getallen, al dan niet met een rest in kale delingen en in toepassingssituaties*. (Procedures kunnen zijn: opvermenigvuldigen, de verdeeleigenschap, een vorm van kolomsgewijs delen of cijferend delen.) Hierbij zijn notaties op papier toegestaan. * Zie ook toelichting en voorbeelden onder 1-streef: C: Gebruiken; Paraat hebben: – Standaardprocedures gebruiken, ook met getallen boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties. X 525 : 15; 325 : 13; 2665 : 31 132 : 16 = Leerlingenboek 7, blok 5 C 1 Hoeveel jaar zijn zij geworden? Vader en opa zijn op dezelfde dag jarig. Hoe oud zijn ze vandaag geworden? Schat eerst de leeftijden. 408 : 12 ≈ 400 : 10 = 40 804 : 12 ≈ 800 : 10 = 80 Zijn ze dan jonger of ouder dan je schatting? Reken het precies uit. Ik ben vandaag precies 408 maanden oud. Het kan zo: 4 0 8 : 1 2 = 3 4 Maar het kan ook zo: 1 2 0 – 1 0 × 2 8 8 1 × 1 2 = 1 2 4 0 8 : 1 2 = 3 4 1 2 0 – 1 0 × 1 0 × 1 2 = 1 2 0 3 6 0 – 3 0 × 1 6 8 1 2 0 – 1 0 × 0 4 8 3 0 × 1 2 = 3 6 0 4 8 – 0 4 8 4 8 – 2 0 × 1 2 = 2 4 0 4 × Hoe oud is opa nu? 67 jaar Vader is vandaag dus …4 jaar geworden. 4 × Grappig, ik ben vandaag precies 804 maanden oud. Domein Getallen 50 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze in betekenisvolle situaties op de getallenlijn plaatsen: Stambreuken en elementaire breuken kunnen vergelijken en ordenen en deze in betekenisvolle situaties op de getallenlijn plaatsen. X Wat is groter/meer, ⅓ taart of ½ taart? X Is ¾ kg meer of minder dan ½ kg? X Wat is meer: ¼ liter melk of ½ liter melk? X Waar ligt 1 ½ op de getallenlijn van 1 tot 2 (liter)? Toetsschrift 7, blok 4 Toetsschrift 7, blok 5 Toets Maatschrift 8, blok 4 Op het niveau van 1-streef moeten kinderen niet alleen eenvoudige breuken in contextsituaties kunnen ordenen, vergelijken en op een getallenlijn kunnen plaatsen, maar ook moeilijker breuken, in contexten en kaal kunnen vergelijken, ordenen en plaatsen op de getallenlijn, ook via standaardprocedures. Zie hiervoor het streefdoel met de toelichting en voorbeelden onder 1-streef, paraat hebben: ‘– vergelijken, ook via standaardprocedures en met moeilijker breuken.’ Toets Maatschrift 7, blok 6, Toetsschrift 7, blok 2 Op het niveau van 1-streef moeten kinderen niet alleen eenvoudige breuken in decimale getallen kunnen omzetten en omgekeerd, maar ook moeilijker breuken en decimale getallen in elkaar kunnen omzetten, eventueel met de rekenmachine. Zie hiervoor het streefdoel met de toelichting en voorbeelden onder 1-streef, paraat hebben: ‘– omzetten ook met moeilijker breuken, eventueel met de rekenmachine’. ¼ liter is minder dan ½ liter Leerlingenboek 6, blok 5 C 2 Welke breuken horen bij de letters? 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 1 13 22 a b c d 1 1 33 C 3 ½ = 0,5 1 0,01 = 100 1 e 3 1 62 64 82 f 1 92 Welke getallen horen bij de letters? 0 – Omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen: 64 1 a b 1 1 2 3 4 5 c e g i d 1 f h 1 6 j 1 2 Kunnen omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen en omgekeerd, op basis van parate kennis. ½ = 0,5; 0,01 = 100 1 ; ¼ = 0,25 X Domein Getallen 51 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Toetsschrift 7, blok 4 Toets Maatschrift 7, blok 4 Toets Maatschrift 8, blok 3 Toets Maatschrift 8, blok 4 Op het niveau van 1-streef moeten kinderen niet alleen veelvoorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen betekenisvolle situaties kunnen optellen en aftrekken, maar ook moeilijker breuken en gemengde getallen zoals 6 ¾ kunnen optellen en aftrekken, ook via standaardprocedures. Zie hiervoor het streefdoel met de toelichting en voorbeelden onder 1-streef, paraat hebben: ‘– optellen en aftrekken ook via standaardprocedures, met moeilijker breuken en gemengde getallen zoals 6 ¾ ’. X 10 1 = 0,1; 103 = 0,3; ¾ = 0,75 Leerlingenboek 7, blok 4 C 4 Maak er honderdsten van. Welk kommagetal hoort erbij? aa – Optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie: ¼+⅛ ½+¾ bc b 1 2 50 100 0,50 1 20 5 100 0,05 3 25 12 100 0,12 … 1 10 10 0 … 100 0,10 … 3 10 300 … 100 1 5 20 0 … 100 0,20 … 2 5 40 0 … 100 0,30 … 3 5 600 … 100 0,60 … 0,40 … 11 50 … 100 22 1 4 25 5 … 100 0,25 … 4 20 20 0 … 100 0,22 … 0,20 … 7 25 288 … 100 0,28 … Kunnen optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie. En eventueel hierbij gelijknamig maken en de ‘helen eruit halen’. ¼ liter melk en ½ liter melk toevoegen, hoeveel melk is dat samen? X X Twee flessen cola van 1 ½ liter, hoeveel liter cola is dat samen? X Hoeveel pakken van ¼ liter melk is evenveel als ½ liter? X En hoeveel pakjes van ¼ liter is evenveel als 1 ½ liter? X Mare heeft 1 liter slagroom nodig. Hoeveel potjes van ⅛ liter moet ze dan kopen? Leerlingenboek 7, blok 4 C 2 Wie krijgt het grootste stuk van de pizza? Hoeveel is dat stuk groter? Hebben ze samen meer of minder dan een hele pizza? a b c Jesse Niels Evelien d Mourad Sophie C 8 3 Reken uit. a b 1 4 2 3 3 4 + 1 2 + 1 2 = Luuk Manja 6 3 4 =1 1 4 1 3 c + 1 6 + 5 6 = 5 6 =1 1 2 1 6 2 4 10 d − 1 8 − 2 8 = 3 8 2 5 = 1 4 5 10 − 3 10 = 101 − 1 2 =0 Fleur Domein Getallen 52 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben – Geheel getal (deel van nemen): Een deel van een hoeveelheid kunnen berekenen, met elementaire breuken en eenvoudige ronde gehele getallen (of eenvoudig af te ronden getallen) in betekenisvolle elementaire contextsituaties. ⅓ deel van de 24 kinderen in onze groep heeft een beugel. Hoeveel kinderen zijn dat? X Toetsschrift 8, blok 5 Toetsschrift 8, blok 6 Toets Maatschrift 8, blok 1 Toets Maatschrift 8, blok 2 Toets Maatschrift 8, blok 4 Toets Maatschrift 8, blok 5 Een deel van een hoeveelheid berekenen, in contexten en met kale getallen, ook met moeilijker breuken. ⅔ van de 180 aanwezigen bij het feest was maar X liefst 80 jaar of ouder! Hoeveel mensen waren 80 jaar of ouder? Hoeveel waren jonger dan 80 jaar? ⅓ deel van 150 euro – In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een geheel getal* * In het referentiekader horen deze twee aandachtspunten samen één geheel te vormen. Daarom zijn ze hier ook samen genomen. Leerlingenboek 6, blok 4 C 1 120 Lees de peilglazen af. Er is een sportdag voor de groepen 5 en 6. ’s Middags krijgen alle 40 kinderen sinas. Zit er nog genoeg sinas in de automaat? Nee, nog maar 30 bekertjes. 120 80 sinas cola spa Hoeveel bekertjes kun je nog vullen? Welk deel is er nog? Welk deel is al op? nog over a b c al opgemaakt sinas 1. 4. deel = 30 … bekertjes 3. 4. deel = 90 … bekertjes cola 3. 4. deel = 60 … bekertjes 1. 4. deel = 20 … bekertjes spa 2. 6. deel = 40 … bekertjes 4. 6. deel = 80 … bekertjes Domein Getallen 53 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Maatschrift 7, blok 3 7 CD Kleur de delen van de reep. a Kleur 1 4 deel. 1 4 Dat is van 16 stukjes. Dat zijn c Kleur 1 8 Dat is b Kleur 4 stukjes. deel. 1 8 Dat zijn 48 6 stukjes. stukjes. deel. 1 6 Dat is van Dat zijn d Kleur van 1 6 Dat is 1 4 24 4 stukjes. stukjes. deel. 1 4 Dat zijn deel van 9 36 stukjes. stukjes. X ½ deel van de 1389 mensen op deze Franse camping komt uit Nederland. Hoeveel mensen zijn dat ongeveer? Maatschrift 7, blok 1 CD Rekenen met breuken. b Vul in. 2 Domein Getallen 54 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine: Is tien euro genoeg? Globaal of schattend kunnen rekenen door de gegeven eenvoudige getallen eerst af te ronden en er daarna berekeningen mee uit te voeren. Dit als de context zich daartoe leent of als controle voor het rekenen met de rekenmachine. X Pim koopt kleren: een trui voor € 21,95; een broek voor € 49,98; en T-shirt voor € 19,99. Heeft Pim genoeg aan een briefje van 100 euro? Hoeveel kost het ongeveer bij elkaar? Toets Maatschrift 5, blok 5 Toets Maatschrift 7, blok 5 Toets Maatschrift 7, blok 6 Toets Maatschrift 8, blok 3 Toets Maatschrift 8, blok 6 € 2,95 + € 3,98 + € 4,10 Leerlingenboek 7, blok 5 1589 – 203 is ongeveer 1600 – 200 7 CD Globaal of schattend kunnen rekenen door gegeven hele getallen en kommagetallen af te ronden en er vervolgens berekeningen mee te maken, ook in complexere contexten. En globaal kunnen rekenen en redeneren als controle voor rekenen met de rekenmachine. X Nadine gaat altijd op de fiets naar school. Tussen de middag gaat ze naar huis om te eten (behalve op woensdag). Volgens haar kilometerteller woont ze 2,48 km van school. Hoeveel kilometer fietst ze dan ongeveer per week? Hoeveel hele euro’s krijg je ongeveer terug? b aa € 0,98 € 1,99 € 3,85 € € € € € Je betaalt met een briefje van € 10. € 3 bc 1,48 2,99 3,49 5,98 0,99 Je betaalt met een briefje van € 20. € 5 € 22,89 € 0,98 € 4,99 € 7,99 € 1,48 € 5,55 Je betaalt met een briefje van € 50. € 6 X 4 vliegtickets van 289 euro per stuk, hoeveel gaat ons dat ongeveer kosten? Leerlingenboek 6, blok 3 C 2 Schat of ze genoeg betalen. Lida, Thijs en Hakim zijn in Duinoord. Ze gaan iets eten in een snackbar. b ja c ja a ja De Smulpaap melk banaan broodje kaas Lida geeft: € € € 1,80 1,20 3,25 De Smulpaap sinas patat kroket Thijs geeft: € € € 2,10 2,25 1,40 De Smulpaap cola frikandel tosti Hakim geeft: € € € 2,10 1,40 3,45 Domein Getallen 55 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken X Een chocoladeletter kost € 1,99. Kan ik er dan 5 kopen voor 10 euro of heb ik geld te kort? Leerlingenboek 6, blok 3 4 CD IJs eten. Hoeveel kosten 2 ijsjes? € 2,65 + € 2,65 = € 5,30 Hoeveel ijsjes kan Dennis kopen voor € 10? 3 ijsjes b Dennis wil 3 ijsjes kopen. Hij heeft € 5. Is dat genoeg? Nee Hoeveel houdt hij over of komt hij tekort? € 2,95 tekort c Hoeveel kosten 10 ijsjes? En hoeveel kosten 15 ijsjes? 10: € 26,50. 15: € 26,50 + € 13,25 = € 39,75 € 2,65 aa b X Kenau kan 5 T-shirts kopen voor 48 euro. Hoeveel kost een shirt dan ongeveer? X Schatten en afronden. Werkschrift 6, blok 4 3 CD Hebben de klanten genoeg geld bij zich? Schat of het genoeg is. Zet een rondje om het goede antwoord. Reken het daarna precies uit. Bakker de Bruin Krentenbol Kadetje Croissant Maïsbroodje € 0,26 € 0,22 € 0,59 € 0,29 aa b 5 krentenbollen graag. ja/nee € 1,30 6 krentenbollen en 2 croissants, alstublieft. ja/nee € 2,74 c 10 croissants, 5 kadetjes en 5 krentenbollen, alstublieft. ja/nee € 8,30 bd Ik wil graag 10 maïsbroodjes, 5 krentenbollen en 2 croissants. ja/nee € 5,38 Domein Getallen 56 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – In contexten de ‘rest’ (bij delen met rest) interpreteren of verwerken Bij een deling in eenvoudige contexten de ‘rest’ kunnen interpreteren of verwerken. X 35 kinderen gaan met auto’s naar het watermuseum. In elke auto mogen vier kinderen. Hoeveel auto’s zijn er in totaal nodig? Zitten alle auto’s vol? Toets Maatschrift 8, blok 1 Bij een deling in contexten de ‘rest’ kunnen interpreteren of verwerken. X Nadenken over de rest: Situatie 1: 830 kinderen gaan met boten naar het campingeiland. In één boot mogen 26 kinderen. Hoeveel boten zijn nodig om alle kinderen over te varen? Het antwoord is 34. Situatie 2: 830 kinderen gaan met boten naar het campingeiland. Er zijn 26 boten. Je verdeelt de kinderen eerlijk over de boten. Hoeveel kinderen zitten er dan in een boot? Nu is het antwoord 33. Hoe kan dat? Denk na over de ‘rest’. X Alle 26 kinderen in de klas mogen een bedrag van 830 euro verdelen. Hoeveel krijgt ieder kind? Waarom is er nu geen rest? X Er gaan 5940 Ajaxsupporters met bussen naar de wedstrijd tegen PSV in Eindhoven. X In elke bus mogen niet meer dan 48 supporters. Hoeveel bussen moeten er besteld worden? Drie kinderen rekenen uit 5940 : 48 Jaaps antwoord is: 123 An zegt: ‘Nee, 124’. En Cathe zegt: ’Nee, het antwoord is 123,75’. Wie heeft gelijk? Leerlingenboek 6, blok 1 C 1 a b b Hoeveel flessen heb je nodig? Uit 1 fles cola kun je 6 glazen schenken. a Er zitten 30 kinderen in de klas. Hoeveel flessen cola heb je nodig? 5 flessen flessen. Welke som maak je? 30 : 6 = 5 b Er zitten 34 kinderen in de klas. Hoeveel flessen heb je nodig? 6 flessen. fl Hoeveel volle glazen houd je over? 2 glazen. c Er zitten 136 kinderen op school. Hoeveel flessen heb je nodig? 23 flessen. d Er zitten 24 flessen in een krat. Heb je genoeg aan 1 krat? Ja. X 100 broodjes worden verpakt per drie in een lunchpakketje. Hoeveel lunchpakketjes kunnen er gemaakt worden? Zijn er nog broodjes over? Leerlingenboek 7, blok 2 C 2 Hoeveel tafels moeten er worden gedekt? Er komt een groep van 115 personen. Ze zitten aan tafels voor 8 personen. Hoeveel tafels worden gedekt? Ook voor de 3 personen die overblijven (de 1 1 5 : 8 = 1 4 r 3 rest) wordt 1 tafel gedekt. Het aantal tafels 8 0 1 0 × wordt dus 14 + 1 = 15. Hoeveel tafels worden gedekt voor groepen 3 5 van: 3 2 4 × 100 personen 13 tafels 3 1 4 × 185 personen 24 tafels Domein Getallen 57 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken (zowel kaal als in eenvoudige dagelijkse contexten zoals geld- en meetsituaties) Een verstandige keuze kunnen maken bij het oplossen van eenvoudige rekenproblemen (zowel kaal als in contextsituaties) tussen zelf uitrekenen (uit het hoofd of op papier) of de rekenmachine gebruiken. De keuze hangt onder meer af van de complexiteit van de getallen, de eigen rekenvaardigheid en de nauwkeurigheid die nodig is in de context. Het is hiervoor nodig dat leerlingen eenvoudige bewerkingen met hele getallen en kommagetallen op de rekenmachine kunnen uitvoeren met behulp van de elementaire operatietoetsen (+ – x : / * =). Ook moeten ze hiervoor eenvoudige contextproblemen kunnen vertalen in een bewerking. X Reken uit op de rekenmachine: 2500 – 1239; 128,9 + 32,99; 34 x 129; 3800 : 95. Toets Maatschrift 8, blok 5 Toets Maatschrift 8, blok 6 Een verstandige keuze kunnen maken bij het oplossen van rekenproblemen (zowel kaal als in contextsituaties) tussen zelf uitrekenen (uit het hoofd of op papier) of de rekenmachine gebruiken. De keuze hangt onder meer af van de complexiteit van de getallen, de eigen rekenvaardigheid en de nauwkeurigheid die nodig is in de context. Het is hiervoor nodig dat leerlingen bewerkingen met hele getallen en kommagetallen op de rekenmachine kunnen uitvoeren met behulp van de elementaire operatietoetsen (+ – x : / * =). Ook moeten ze hiervoor contextproblemen kunnen vertalen in een bewerking. X Je hebt in het restaurant besteld: 3 warme chocolademelk van € 2,75 en 3 stukken appeltaart van € 2,25. Hoe reken jij uit op de rekenmachine hoeveel dit in totaal kost? En hoe reken jij het uit zonder rekenmachine? Wat vind jij handiger? Reken je dit liever uit met de rekenmachine of zonder? Waarom? Hoe ga je te werk? Leerlingenboek 7, blok 6 C 1 Schat eerst en reken het dan zelf na. Controleer met je rekenmachine. a de som ongeveer echte uitkomst rekenmachine 822 : 9 810 : 9 = 90 91 r 3 91,333... … b 845 : 18 900 : 18 = 50 … 46 r 17 46,944... … c 1781 : 52 1800 : 50 = 36 … 34 r 13 b 34,25 … a Leerlingenboek 8, blok 4 C 1 a Reken uit. Schrijf de hele vermenigvuldiging op. Controleer met je rekenmachine. a b 17 × 156 = 2652 35 × 187 = 6545 24 × 251 = 6024 29 × 255 = 7395 c 42 × 207 = 8694 57 × 360 = 20 520 bd 77 × 298 = 22 946 102 × 409 = 41 718 Domein Getallen 58 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-fundament Toetsen 1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-streef Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken – Kritisch beoordelen van een uitkomst Kritisch kunnen controleren van uitgevoerde bewerkingen door ofwel precies (na)rekenen, ofwel door te schatten of door het antwoord in relatie te brengen met de context. Hieronder valt ook bij het gebruik van de rekenmachine attent zijn op leesfouten en typefouten. De uitkomst op de rekenmachine in verband kunnen brengen met de ingetypte bewerking: kan de uitkomst kloppen (globaal schatten) of nogmaals uitvoeren ter controle. X 45,67 : 9 = 5074. Marlies heeft de komma vergeten in het antwoord. Waar moet de komma staan? X 4 Kinderen mogen 60 euro verdelen. Hoeveel krijgt ieder? Jasper rekent uit: 4 x 60 = 240. Klopt het antwoord van Jasper? Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 8, blok 5 Toets Maatschrift 8, blok 5 Toets Maatschrift 8, blok 6 Kritisch kunnen controleren van uitgevoerde bewerkingen door ofwel precies (na)rekenen, ofwel door te schatten of door het antwoord in relatie te brengen met de context. Hieronder valt ook bij het gebruik van de rekenmachine attent zijn op leesfouten en typefouten. De uitkomst op de rekenmachine in verband kunnen brengen met de ingetoetste bewerking: kan de uitkomst kloppen (globaal schatten) of nogmaals uitvoeren ter controle. Maatschrift 7, blok 3 C 3 Reken uit. Gebruik je rekenmachine. Wat valt je op? Vermenigvuldigen gaat voor optellen. a b c d 5 + 7,2 × 3 + 7 = 33,6 (5 + 7,2) × 3 + 7 = 43,6 (5 + 7,2) × (3 + 7) = 122 5 + (7,2 × 3) + 7 = 33,6 Domein Getallen 59 C. Gebruiken – Memoriseren, automatiseren – Hoofdrekenen (noteren van tussenresultaten toegestaan) – Hoofdbewerkingen op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen – Bewerkingen met breuken (+, –, x, : ) op papier uitvoeren – Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen – Rekenmachine op een verstandige manier inzetten 1-fundament Toelichting en voorbeelden 1-fundament Toetsen 1-Fu ndament Toelichting en voorbeelden bij 1 Streef Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom – Interpreteren van een uitkomst ‘met rest’ bij gebruik van een rekenmachine Kunnen interpreteren van een ‘rest’ op de rekenmachine bij een deling in een eenvoudige contextsituatie. X Er zijn 780 supporters van onze club die met bussen naar de uitwedstrijd gaan. In elke bus mogen 48 mensen. Rinke rekent uit op de rekenmachine dat er dan 16,25 bussen nodig zijn. Dat kan toch niet, 0,25 bus? Wat betekent 0,25 hier? Hoeveel bussen zijn er dan nodig? Kun je zelf ook zo’n situatie bedenken? Leerlingenboek 7, blok 6 C Hoe vaak moet het busje rijden? Schat eerst: Maak daarna de deelsom op de kortste manier. Wat doe je met de rest? Kunnen interpreteren van een ‘rest’ op de rekenmachine bij een deling in een contextsituatie. X Kan dat wel? Met de rekenmachine is uitgerekend dat Nederlandse vrouwen gemiddeld 1,75 kind krijgen. Leg eens uit hoe dat zit? 1,75 kind kan toch niet? X Tarik en Liesbeth rekenen uit hoeveel doosjes nodig zijn voor de kaarsen. Hun antwoord is ‘328 rest 4’. Wat betekent ‘rest 4’? Zijn er dan 4 doosjes over? Hoeveel doosjes zijn er nodig? X Als je 3940 : 12 uitrekent op de rekenmachine krijg je als antwoord 328,333333. Wat betekent hier de rest? Waarom is de rest nu geen 4. Kun je dat uitleggen?