Waar ontmoeten partners elkaar? Sociale differentiatie in ontmoetingsplaatsen Karen Haandrikman1 Summary Where do partners meet? Social differentiation in meeting places Meeting places form a vital link in the process of partner choice, in which preferences, norms and opportunities to meet partners play a role. Using the ‘Onderzoek Gezinsvorming’ 2003, we find that the partner market is segmented by relationship career, education, age, religion and geography. Public places are popular among youngsters, the lower educated, Catholics and the rural population. Socalled ‘closed’ places are meeting places for the higher educated, partners in the repartnering market, young adults, the re-reformed and city dwellers. Those meeting in private settings tend to have a lower level of education, to be Muslim and to have grown up abroad. 1. Inleiding Uit onderzoek blijkt dat partnerkeuze volgens regelmatige patronen verloopt. Partnerkeuze is het resultaat van voorkeuren voor bepaalde kenmerken, sociale en culturele normen, en de mogelijkheden om partners te ontmoeten (Kalmijn, 1998). Ontmoetingsplaatsen zijn een centrale schakel in deze determinanten van partnerkeuze. In de afgelopen eeuwen hebben zich grote veranderingen in partnerkeuze voorgedaan, en daarmee ook in ontmoetingsplekken. Partnervoorkeuren zijn verschoven van toegeschreven naar verworven kenmerken; familie, kerk en buurt hebben minder invloed op de partnerkeuze en de mogelijkheden voor het ontmoeten van potentiële partners zijn enorm toegenomen (Kalmijn, 1991b; Van de Putte, 2003). Sociologen hebben veranderingen in partnerkeuze gerelateerd aan processen van moderni- sering, zoals toegenomen mobiliteit en kennisverspreiding. Aangezien er voor Nederland wel studies zijn over ontmoetingsplekken in de jaren zestig en zeventig maar er weinig onderzoek is gedaan naar waar partners elkaar in recente tijden ontmoeten, is de eerste doelstelling van dit artikel inzicht krijgen in waar partners elkaar ontmoeten, en of dit patroon is veranderd in de tijd. In onderzoek naar veranderingen in partnerkeuze en ontmoetingsplekken is vaak een prominente rol weggelegd voor verschillen naar sociale klasse. In een omvangrijke studie naar veranderingen in ontmoetingsplaatsen in Frankrijk in de twintigste eeuw, vonden Bozon en Héran (1989) dat ontmoetingsplaatsen kunnen worden geclassificeerd volgens een sociale hiërarchie. Hoe hoger de sociale klasse, hoe meer besloten de ontmoetingsplaats. In de studie werden tegenstellingen tussen publieke, besloten (zoals scholen, werkplekken en verenigingen) en private plekken gevonden (er is voor gekozen om de originele term ‘lieux réservés’ (Bozon & Héran, 1988) te vertalen als ‘besloten plekken’). De hogere klassen komen hun partner vaker tegen op besloten plekken, terwijl de lagere klassen vaker een partner vinden op publieke plekken. In een recente studie naar ontmoetingsplaatsen in Engeland vindt Lampard (2007) dat er in de afgelopen decennia een verschuiving is opgetreden van publieke naar besloten plekken, waarbij hoger opgeleiden vaker een partner vinden op besloten plekken. Gebaseerd op deze bevindingen, is de tweede doelstelling van dit artikel inzicht verschaffen in de sociale differentiatie in ontmoetingsplaatsen in Nederland. Daarbij worden naast sociaaleconomische ook demografische, sociaal-culturele en ruimtelijke kenmerken van partners onderscheiden. Voor de analyse is het Onderzoek Gezinsvorming 2003 gebruikt. 177 2. De rol van ontmoetingsplaatsen in partnerkeuze Partnerkeuze is het resultaat van voorkeuren betreffende een partner, sociale en culturele normen en de mogelijkheden om mensen te ontmoeten (Hendrickx, Uunk & Smits, 1995; Kalmijn, 1998; Van de Putte, 2003). De combinatie van voorkeuren, normen en mogelijkheden om partnerkeuze te verklaren is niet nieuw. Winch (1971) heeft het in deze context over de ‘field of eligibles’, een bepaald segment van de bevolking waaruit men een partner kiest; Katz en Hill (1958) pleiten voor een ‘norm-interaction theory’, en Kerckhoff (1964) verklaart het proces van ‘assortative mating’ door twee factoren: enerzijds partnerkeuze als functie van mogelijkheden en anderzijds gelijkheid tussen partners als gevolg van zowel voorkeuren van partners zelf als invloed van sociale sancties. 2010, jaargang 85, nr. 2 178 Specifieke voorkeuren voor een partner kunnen ertoe leiden dat een partner op specifieke plekken wordt gezocht. Uit veel studies blijkt dat mensen een voorkeur hebben voor een partner die op hen lijkt. Voor Nederland is gevonden dat partners vaak gelijk zijn wat betreft opleiding, beroep, sociale herkomst, kerkelijke gezindte en culturele participatie (Hendrickx, 1994; 1998; De Hoog, 1979; 1982; Smits, 1996; Van Tulder, 1972; Ultee & Luijck, 1990; Uunk, 1996; Uunk & Kalmijn, 1996; Uunk & Ultee, 1995). Gelijkheid, of homogamie, wordt in relaties gezien als aantrekkelijk: het delen van dezelfde waarden en meningen bevestigt elkaars gedrag en wereldbeeld, en dezelfde smaak en kennis leidt tot gespreksstof (Kalmijn 1991a; 1998). Culturele en sociale normen binnen groepen kunnen ertoe leiden dat partnerkeuze binnen de groep plaatsvindt. De kerk, etnische groep, ouders, vrienden of anderen in de omgeving kunnen invloed uitoefenen op de partnerkeuze (Kalmijn, 1998). Bepaalde religieuze groepen staan erom bekend dat de frequentie van huwelijken binnen de groep altijd erg hoog is geweest, zoals katholieken, protestanten en joden (Blau, Blum & Schwartz, 1982; Kalmijn 1991). Eeuwenlang hebben vooral katholieke en bepaalde protestantse denominaties religieus gemengde huwelijken veroordeeld (Kalmijn, 1998; Kok & Van Bavel, 2006). Omdat kerken volgens Kalmijn (1998) wedijveren om leden en omdat het risico om leden te verliezen groot is bij gemengd huwen, trachten religieuze instituties de mate van gemengd huwen te beperken. Tot de jaren zeventig waren in Nederland religieus homogame huwelijken de norm, maar ook in de jaren tachtig was een hoog percentage van alle huwelijken religieus homogaam (Hendrickx, 1998). In de loop van de tijd zijn, door toegenomen individualisme en autonomie, de culturele en sociale normen om een partner binnen de groep te kiezen wel verzwakt. Jongeren hebben veel meer individuele keuzemogelijkheden, ook wat betreft partnerkeuze. Tegenwoordig geldt dat vooral gereformeerden (Hendrickx, 1994) en de voor het overgrote deel islamitische Marokkanen en Turken in Nederland (Esveldt & Van Poppel, 2005; Hooghiemstra, 2001) een hoge mate van religieuze homogamie kennen. De mogelijkheden om partners te ontmoeten spelen vanzelfsprekend een cruciale rol in het proces van partnerkeuze. De verdeling van de bevolking en van ontmoetingsplaatsen beïnvloedt de kansen om bepaalde mensen te ontmoeten. Bovendien beïnvloedt de geografische clustering van levensfase, opleidingsniveau, sociale herkomst, etnische groepering en religie de partnerkeuze. Omdat mensen op bepaalde plekken wonen, naar bepaalde scholen gaan en zich aansluiten bij bepaalde instituties en organisaties, ontstaan er lokale partnermarkten, zoals scholen, buurten, verenigingen en andere al dan niet geïnstitutionaliseerde plekken (zie bijvoorbeeld Smeenk, 1998). Volgens Kalmijn en Flap mens & maatschappij (2001) leggen de sociale contexten waarin mensen zich bewegen de basis voor de groep mensen waaruit uiteindelijk een partner wordt gekozen. Dit sorterende effect van ontmoetingen werkt op zijn beurt homogamie weer in de hand. De mogelijkheden om partners te ontmoeten zijn in de afgelopen eeuwen enorm toegenomen door toegenomen mobiliteit, vrije tijd en de groei van massacommunicatiemiddelen. Door de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen is er minder seksesegregatie op de arbeidsmarkt, waardoor de kans om een partner op het werk te vinden is toegenomen. Daarnaast zijn steeds meer mensen hoger onderwijs gaan volgen, en omdat ook hier een meer gelijke sekseverdeling is ontstaan, is de kans een partner via school of opleiding te ontmoeten ook toegenomen. De intrede van het internet heeft daarnaast geleid tot de mogelijkheid om zeer gericht te zoeken naar een partner, waarbij zoekcriteria variëren van sterrenbeeld en favoriete merken tot of men van strandwandelingen houdt, en de geografische horizon in theorie onbeperkt is. Op basis van de in deze paragraaf beschreven veranderingen in partnerkeuze valt een toename in ontmoetingen op besloten plekken te verwachten, ten koste gaand van ontmoetingen op publieke en private plekken. Hoe een partner uiteindelijk wordt gekozen uit de groep van kandidaten, is wel omschreven als een proces van ‘filtering’ (Kerckhoff & Davis,1962; Marsden, 1990; Murstein, 1986). Een individu kiest een partner uit een groep van mogelijke partners op basis van voorkeuren, meestal gebaseerd op andere kenmerken, zoals uiterlijk en psychologische kenmerken, waarbij complementariteit in plaats van gelijkheid meestal de doorslag geeft (Winch, 1971). 179 3. Eerder onderzoek over ontmoetingsplaatsen Uit historische studies voor Nederland blijkt dat toekomstige partners elkaar in het verleden grotendeels dichtbij huis tegenkwamen, op plaatselijke feesten of via familie, kerk en vrienden (Douma, 1975; Van Hessen, 1964; De Hoog, 1974; De Hoog, 1982; Kok & Mandemakers, 2005). Volgens De Hoog (1982) kwam in de jaren zeventig de helft van de toekomstige echtgenoten elkaar tegen in een café of dansgelegenheid. Meer dan 40 procent van de paren woonde minder dan vijf kilometer van elkaar rond de eerste ontmoeting (De Hoog, 1982). Van Poppel en Ekamper (2005) vonden voor Gouda een ‘verruiming’ van de partnermarkt in de periode 1811-1980: de afstand waarop partners werden gevonden, bleek duidelijk te zijn toegenomen. Ook tegenwoordig neemt de kans op ontmoetingen nog steeds af naarmate de afstand toeneemt; de meeste mensen kiezen een partner die in de buurt woont (Haandrikman, Harmsen, Van Wis- 2010, jaargang 85, nr. 2 180 sen & Hutter, 2008). Studies die een land als een grote huwelijksmarkt zien, veronachtzamen het feit dat partnerkeuze binnen een beperkt geografisch gebied plaatsheeft (Laumann, Ellingson, Mahay, Paik & Youm, 2004). Volgens Lichter, LeClere en McLaughlin (1991) worden de mogelijkheden om een partner te ontmoeten, beïnvloed door de groep van potentiële partners die wordt bepaald door je woonplaats. Houston, Wright, Ellis, Holloway en Hudson (2005) geven aan waarom de geografie van ontmoetingsplekken belangrijk is, maar weinig is onderzocht. De belangrijkste publicaties in dit opzicht zijn die van Bozon en Héran (1987, 1988, 1989), waarin ontmoetingsplekken in Frankrijk in de twintigste eeuw werden onderzocht en waarin werd aangetoond dat ruimtelijke segregatie van verschillende sociale klassen leidt tot segregatie in ontmoetingsplekken, dat weer leidt tot homogamie. Bozon en Héran (1989) vonden een relatie tussen ontmoetingsplaats en sociale ruimte (‘social space’), en maakten een classificatie van ontmoetingsplaatsen volgens een sociale hiërarchie. Hoe hoger de sociale klasse, hoe meer besloten de ontmoetingsplaats. Op basis van de mate van toegang tot ontmoetingsplaatsen onderscheidden zij drie typen ontmoetingsplaatsen. Publieke ontmoetingsplekken, waar de lagere sociale klassen elkaar vaak ontmoeten, worden gekarakteriseerd door open toegang voor iedereen, zoals openbare plekken en publieke uitgaansgelegenheden (cafés, parken, winkelcentra, bioscopen, openbaar vervoer etcetera). Besloten plekken kennen een beperkte toegang, zoals verenigingen, werkplekken en scholen. De toegangsselectie kan de vorm aannemen van coöptatie, gedragsregels of bepaalde voorwaarden waaraan potentiële deelnemers moeten voldoen. Ten slotte worden private plekken onderscheiden, waar partners in familiekring of in het bijzijn van vrienden worden ontmoet. Bozon en Héran (1989) constateerden dat de hogere klassen hun toekomstige partner vaak op besloten en private plekken ontmoeten. Lampard (2007) vond dat ook in Engeland hoger opgeleide partners elkaar vaker op besloten plekken ontmoeten; echter zowel lagere als hogere sociale klassen vinden hun partner ook op private plekken. In Frankrijk nam sinds de jaren zestig het aantal ontmoetingen op publieke plekken en onder vrienden toe, terwijl het aantal ontmoetingen tijdens familiebijeenkomsten daalde en ontmoetingen op het werk of op school stabiel waren in de tijd (Bozon & Héran, 1989). Voor Engeland vond Lampard (2007) een toename in ontmoetingen op school en op het werk, en een afname in ontmoetingen op plekken bestemd voor ‘drinking, eating and socializing’ (p. 363). mens & maatschappij 4. Partnerkenmerken en ontmoetingsplaatsen Op basis van onderzoeksbevindingen worden in deze paragraaf hypothesen over partnerkenmerken en ontmoetingsplaatsen geformuleerd. Tabel 1 geeft de hypothesen schematisch weer. Als voorbeeld ter interpretatie van de tabel: het min-teken bij ‘oudere leeftijd bij ontmoeting’ en ‘publieke plek’ geeft aan dat met toenemende leeftijd we verwachten dat men minder vaak een partner op een publieke plek tegenkomt. 181 Tabel 1 Hypothesen over de sociale differentiatie van ontmoetingsplaatsena Partner recentelijk ontmoet Publieke plek Besloten plek Private plek - + - Demografische kenmerken Oudere leeftijd bij ontmoeting - 0 0 Eerder serieuze relatie gehad - + - - + - Sociaal-economische kenmerken Hogere sociale klasse Sociaal-culturele kenmerken Katholiek + - - Gereformeerd - + + Moslim - - + Opgegroeid in stad - + 0 Opgegroeid in buitenland - - + Ruimtelijke kenmerken a De symbolen hebben de volgende betekenis: + positief verband; - negatief verband; 0 geen verband. Demografische kenmerken In de jaren zeventig bleek dat Nederlandse gehuwden die elkaar op jonge leeftijd leerden kennen, elkaar vaak in hun directe omgeving hadden ontmoet (De Hoog, 1982). Volgens De Hoog (2005) vinden oudere partnerzoekenden minder vaak een partner op institutionele ontmoetingsplekken zoals cafés, maar maken zij vaker gebruik van contactadvertenties en bemiddelingsbureaus. De Graaf en Kalmijn (2003) bestudeerden de partnermarkt van mensen die al eerder getrouwd zijn geweest, de zogenaamde tweede huwelijksmarkt. Deze groep blijkt vaker op het werk en via relatiebemiddeling of contactadvertenties een partner te vinden, en minder vaak via school of opleiding. Wat betreft demografische kenmerken verwachten we daarom dat er verschillende huwelijksmarkten zijn. Jongeren zullen vaker een partner op een publieke plek of op school of opleiding ontmoeten, terwijl ouderen vaker een partner zullen vinden op het werk of via bemiddeling. De combinatie van een positief en een negatief verband bij besloten plekken zal dus naar verwachting leiden tot geen verband. Van mensen die al eerder een serieuze relatie hebben gehad, verwachten we vaker ontmoetingen op besloten plekken (voornamelijk via werk en relatiebe- 2010, jaargang 85, nr. 2 middeling), en minder ontmoetingen op onderwijslocaties, publieke en private plekken. 182 Sociaal-economische kenmerken Net als in Frankrijk, werd in Nederlandse historische studies gevonden dat de hogere klassen hun partner vaker vonden op partijtjes, bals en familiebezoek (Van Hessen, 1964), en dat zij daarbij vaker kozen voor een partner die verder weg woonde (Van Poppel & Ekamper, 2005). Op basis hiervan verwachten we dat partners in de hogere sociale klassen vaker een partner op besloten plekken vinden, terwijl we verwachten dat mensen in de lagere klassen vaker hun toekomstige partner tegen zullen komen op publieke of private plekken. Sociaal-culturele kenmerken Ook religie speelt een rol: uit het onderzoek van De Hoog (1982) blijkt dat gereformeerden vaker bij de ouders thuis een partner vindt. Volgens Kalmijn en Flap (2001) hebben gereformeerden een hogere kans elkaar via vanuit de kerk georganiseerde verenigingen of op school te ontmoeten. In reformatorische kringen spelen scholen een belangrijke rol in het doorgeven van waarden, en wordt hierdoor de sociale cohesie binnen de groep bevorderd en de groepsidentiteit versterkt (Braster, 2001). Een groot deel van huwelijkspartners van moslims wordt gevonden via uithuwelijking of familiebanden (Hooghiemstra, 2003). Rooms-katholieke mannen ontmoetten hun toekomstige vrouw in de jaren zeventig veel vaker in het café of danszaal. Volgens De Hoog (1982) is het hoge percentage ontmoetingen in cafés geassocieerd met de sociale betekenis van het café in het katholieke zuiden, en vond een groot deel van deze ontmoetingen plaats in het kader van het carnaval. Op basis van het voorgaande verwachten we de volgende verschillen in ontmoetingsplekken naar sociaal-culturele kenmerken van partners. Voor katholieken verwachten we dat een meerderheid een partner vindt op publieke plekken, terwijl van gereformeerden wordt verwacht dat zij hun partners vaker op private en op besloten plekken, zoals kerk, (eigen) school en vereniging, ontmoeten, aangezien deze groep bekendstaat om haar trouwe kerkgang en het grote aantal eigen instituties. Voor moslims verwachten we meer ontmoetingen via private plekken, vooral via familie en kennissen. Ruimtelijke kenmerken Bozon en Héran (1987) vonden voor Frankrijk grote regionale verschillen. Ontmoetingen op het ‘bal’ kwamen vooral voor op het platteland in het noorden, oosten en het grotendeels landelijke en agrarische zuidwesten, terwijl ontmoetingen via familie veel vaker voorkwam in mens & maatschappij het westen. In de loop van de twintigste eeuw ontmoette men elkaar in de grote steden steeds vaker via werk, besloten feestjes, uitgaan en vakantie, terwijl men op het platteland vaker een partner vond op dorpsfeesten en familiefeesten. Ook voor Engeland werden regionale verschillen gevonden (Lampard, 2007). In London zijn ontmoetingen op private plekken veel frequenter dan in Noord-Engeland, ook als er wordt gecontroleerd voor stedelijkheidsgraad en sociaal-economische verschillen, terwijl ontmoetingen op besloten plekken juist vaker voorkomen in Zuid-Engeland. Volgens Lampard (2007) liggen de oorzaken voor deze patronen in regionale verschillen in culturele normen voor locaties die geschikt worden geacht om een partner te ontmoeten, verschillen in de mate van lidmaatschap van lokale organisaties en betrokkenheid bij de informele gemeenschap. Wat betreft ruimtelijke verschillen verwachten we hierom dat in plattelandsgebieden partners vaker worden gevonden op publieke plekken, aangezien daar minder besloten ontmoetingsplekken zijn. Ook omdat onderwijsinstellingen en banen zijn geconcentreerd in steden, zullen mensen die rond de periode van partnerkeuze in steden wonen een hogere kans hebben een partner op een besloten plek te vinden. Voor mensen die in het buitenland zijn opgegroeid, verwachten we dat de kans een partner op een private plek te ontmoeten hoger is. Een meerderheid van deze groep zal zijn gemigreerd omwille van relatievorming. Deels komt deze migratie uit niet-westerse landen, waar huwelijkspartners vaak binnen familienetwerken worden gevonden. 183 5. Data en methoden De data voor dit onderzoek zijn afkomstig uit het Onderzoek Gezinsvorming (OG) 2003 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Doel van het OG is om informatie over het verloop van relatie- en gezinsvorming en de achtergronden daarvan te verzamelen. In de periode februari tot juni 2003 zijn 3900 mannen en 4200 vrouwen in de leeftijd van achttien tot 62 jaar geïnterviewd. De steekproef is getrokken uit alle geregistreerde inwoners van alle Nederlandse gemeenten op 1 januari 2002 die geboren zijn in de periode 1940-1984. Van de non-respons (43 procent) heeft 58 procent geweigerd, was 18 procent niet thuis en resteerde een post ‘overig’ van 23 procent. De steekproef is op persoonsniveau herwogen om te corrigeren voor de afwijkende samenstelling van de non-respons. Aan mensen met een huidige vaste relatie (83 procent van de ondervraagden) is de vraag gesteld: ‘Hoe of waar heeft u uw huidige partner ontmoet?’ op basis waarvan een analyse naar ontmoetingsplaats kan worden gemaakt. Respondenten konden kiezen uit tien categorieën, 2010, jaargang 85, nr. 2 184 te weten via het werk, via school/opleiding, op een vereniging (sport/ hobby/kerk etcetera), via een relatiebemiddelingsbureau/contactadvertentie, via internet, tijdens uitgaan/vakantie/recreatie, via bemiddeling ouders/uithuwelijken, via familie, via vrienden/kennissen/buren, of ergens anders. Vervolgens zijn deze ontmoetingsplekken ingedeeld volgens de typologie van Bozon en Héran (1989). Ontmoetingen via school/ opleiding, op het werk, op een vereniging, via relatiebemiddeling/contactadvertentie en via internet zijn geclassificeerd als besloten plekken; ontmoetingen tijdens uitgaan, vakantie en recreatie als publieke plekken; en ontmoetingen via familie, vrienden/kennissen/buren, en bemiddeling ouder als private plekken. De categorie ‘ergens anders’ is ingedeeld in een aparte categorie voor andere plekken. Voor mensen met een vaste samenwoonrelatie (90 procent van mensen met een vaste relatie) is bekend wanneer men met de huidige partner is gaan samenwonen of trouwen, en hoe lang men op dat moment al een relatie had. Op die manier is voor huidige samenwoners berekend wat het tijdstip van ontmoeting met de partner is geweest, en wordt een vergelijking in de tijd mogelijk. Voor dit artikel worden alleen heteroseksuele samenwoonrelaties (99 procent van alle samenwoonrelaties) in beschouwing genomen. Helaas kan geen vergelijking worden gemaakt met verbroken relaties, alleen de ontmoetingsplaats van de huidige partner is bekend. Gebaseerd op het theoretische kader zijn variabelen gekozen waarvan wordt verwacht dat ze van invloed zijn op de ontmoetingsplaats van de partner. Als eerste is de periode van ontmoeting opgenomen. Wat betreft demografische kenmerken is naast geslacht, de leeftijd bij de ontmoeting van de partner berekend. Relatiegeschiedenis is geoperationaliseerd als wel of niet eerder (gehuwd of ongehuwd) samengewoond. Sociaal-economische status is geoperationaliseerd door het hoogst behaalde opleidingsniveau inclusief de huidige opleiding van de respondent te nemen. Lager opgeleiden zijn die partners met alleen lagere school of basisonderwijs; hoger opgeleiden zijn geclassificeerd als degenen met hbo of universiteit; de resterende groep is gedefinieerd als middelbaar opgeleid. Als sociaal-cultureel kenmerk van de respondent is kerkelijke gezindte van de moeder opgenomen en niet die van de respondent zelf, aangezien religie voor een deel de keuze voor school en verenigingen kan hebben bepaald en omdat een partnerrelatie het risico op een verandering in religie verhoogt (Need & De Graaf, 1996). Hierbij is gekozen voor de categorieën katholiek, gereformeerd (een samenvoeging van Gereformeerde Bond, Gereformeerde Kerk en overige gereformeerde kerkgenootschappen), hervormd, moslim en overig (Hindoe, Humanistisch Verbond) of geen kerkelijke gezindte. mens & maatschappij Ruimtelijke kenmerken hebben betrekking op de plaats waar mensen zijn opgegroeid. Enerzijds is een variabele opgenomen die weergeeft of mensen op het platteland, in een dorp of kleine stad, of in een grote stad zijn opgegroeid; aan de andere kant een variabele die aangeeft of respondenten al dan niet in Nederland zijn opgegroeid (waarbij het woongebied is genomen waar men het langst woonde tussen het zesde en zestiende levensjaar). Om een beeld te krijgen van hoe en waar partners worden ontmoet en hoe dit is veranderd in de loop van de tijd zijn eerst beschrijvende analyses uitgevoerd. Vervolgens is met behulp van een multinomiaal logistisch regressiemodel de individuele bijdrage van de verschillende kenmerken van partners geschat op de kans om een partner op een bepaalde plek te ontmoeten. 185 6. Resultaten 6.1Ontmoetingsplaatsen: veranderingen in de tijd Uit tabel 2 blijkt dat verreweg de grootste groep mensen (45 procent) elkaar ontmoet tijdens uitgaan, vakantie of recreatie. Ongeveer 13 procent ontmoet elkaar via vrienden, kennissen of buren, 11 procent komt elkaar op het werk tegen, 11 procent ontmoet elkaar bij dezelfde vereniging (sport, hobby, kerk, politiek, jeugd etcetera), 8 procent kent elkaar via school of opleiding, en circa 6 procent ontmoet de partner via familie. Minder dan een 0,5 procent geeft aan zijn of haar partner via internet te hebben ontmoet. Tabel 2 Ontmoetingsplaatsen: veranderingen in de tijd in percentages Periode van ontmoeting partner % Via het werk School of opleiding Op een vereniging Relatiebemiddelingsbureau/contactadvertentie Internet Totaal besloten plekken Tijdens uitgaan/vakantie/recreatie Totaal publieke plekken Via familie Via vrienden/kennissen/buren Bemiddeling ouder/uithuwelijking Totaal private plekken Ergens anders Totaal andere plekken Totaal alle plekken Totaal n Voor 1980 Jaren 80 8 7 12 0 0 28 51 51 6 10 0 17 5 5 100 2.498 9 9 11 1 0 31 45 45 5 14 1 20 5 5 100 1.546 Jaren 90 of Gehele periode daarna 16 11 7 8 9 11 1 1 1 0 35 31 39 45 39 45 5 6 15 13 1 1 21 19 5 5 5 5 100 100 1.932 5.997 2010, jaargang 85, nr. 2 186 Als de ontmoetingsplaatsen volgens de typologie van Bozon en Héran (1989) worden geclassificeerd, zien we dat 45 procent van de mensen hun partner op een publieke plek heeft gevonden, 31 procent op een besloten en 19 procent op een private plek, terwijl 5 procent de partner op een andere plek is tegengekomen. Gedurende de laatste decennia is er een stijging van ontmoetingen op de werkplek waar te nemen, van 8 procent voor de mensen die elkaar voor de jaren tachtig ontmoetten, tot 9 procent voor ontmoetingen in de jaren tachtig en 16 procent voor de jaren negentig tot 2003. Deze stijging lag in de lijn der verwachting, gezien de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen. Hoewel we gegeven de toegenomen onderwijsparticipatie een stijging in ontmoetingen op school of opleiding hadden verwacht, blijkt dat niet het geval. Verder is, net als in Frankrijk, het percentage ontmoetingen via vrienden en bekenden gestegen, van 10 naar 15 procent. Daartegenover staan een opmerkelijke daling van het percentage ontmoetingen tijdens uitgaan en vakantie (van 51 naar 39) en een lichte daling in ontmoetingen op verenigingen (van 12 naar 9). Ontmoetingen via internet worden pas aangetroffen in de meest recente periode, maar het gaat nog om een heel kleine groep. Het zou wel kunnen dat mensen elkaar wel steeds vaker via internet ontmoeten, maar dat dat (nog) niet vaak tot een vaste relatie leidt. Deze veranderingen betekenen een sterke stijging in ontmoetingen op besloten plekken en een lichte stijging in private plekken, en een daling van ontmoetingen op publieke plekken; bevindingen die in overeenstemming zijn met die van Lampard (2007) voor Engeland, maar niet met de studie van Bozon en Héran (1989) in Frankrijk, waar een toename in ontmoetingen op publieke plekken werd waargenomen. 6.2Sociale differentiatie van ontmoetingsplaatsen Tabel 3 toont de relatieve kansverhoudingen van de kans op een ontmoeting op publieke, private en andere plekken ten opzichte van een ontmoeting op besloten plekken. De kans op een ontmoeting met een partner op een besloten plek is toegenomen; in de jaren zeventig daalde het aantal ontmoetingen op private en andere plekken; vanaf de jaren tachtig daalden ontmoetingen op publieke en andere plekken. Dit bevestigt het beeld dat uit de bivariate analyse naar voren is gekomen. De analyse laat zien dat ontmoetingsplekken sociaal gedifferentieerd zijn. Op de tweede partnermarkt worden partners vaker op besloten dan op publieke plekken gevonden, en wel in het bijzonder op het werk (maar liefst een vijfde van alle ontmoetingen), via internet en via relatiebemiddeling. Slechts een derde van deze groep vindt een partner op een publieke plek. Een vergelijkbare situatie zien we voor 20-35 jarigen: mens & maatschappij Tabel 3 Relatieve kansverhoudingen van een multinomiale logistische regressie van ontmoetingen op publieke, private en andere plekken ten opzichte van besloten plekken Ontmoetingsplaats (referentiecategorie = besloten plekken) Periode ontmoeting Publieke plekken Private plekken Andere plekken <1970 (referentiecategorie) 1,00 1,00 1,00 1970-1979 0,92 0,81 * 0,57 *** 1980-1989 0,83 * 0,89 0,68 ** >1990 0,78 ** 0,81 0,67 ** 187 Demografische kenmerken Leeftijd bij ontmoeting <20 jaar (ref.cat) 1,00 1,00 1,00 20-35 jaar 0,87 * 1,16 1,02 >35 jaar 0,76 1,02 1,45 Relatieverleden Eerder samengewoond 0,62 **** 0,97 1,03 Niet eerder samengewoond (ref.cat.) 1,00 1,00 1,00 Vrouw 0,92 1,02 1,18 Man (ref.cat.) 1,00 1,00 1,00 Geslacht Sociaal-economische kenmerken Opleidingsniveau Opgegroeid in 1,34 ** 1,79 **** 2,23 *** Middelbaar opgeleid (ref.cat) 1,00 1,00 1,00 Hoog opgeleid 0,44 **** 0,58 **** 0,57 *** Katholiek 1,49 **** 1,01 0,84 Gereformeerd 0,58 **** 0,77 * 0,68 * Hervormd 1,13 0,97 0,78 Moslim 1,04 4,02 **** 1,11 Geen of andere gezindte (ref.cat.) 1,00 1,00 1,00 Ruimtelijke kenmerken Opgegroeid in Laag opgeleid Sociaal-culturele kenmerken Kerkelijke gezindte moeder buitenland 0,94 1,98 **** 1,30 Nederland (ref.cat) 1,00 1,00 1,00 grote stad 0,56 **** 0,97 0,94 platteland, dorp of kleine stad (ref.cat) 1,00 1,00 1,00 2.701 1.115 301 n van subgroep Totale n Nagelkerke’s R2 Model chi-square 5.945 0,13 719,98**** (45 vrijheidsgraden) * = p<0,1; ** = p<0,05; *** = p<0,01; **** = p<0,001. minder ontmoetingen op publieke plekken en meer ontmoetingen op besloten plekken, vooral op het werk. Deze uitkomsten zijn in overeenstemming met onze verwachtingen, en deels met de onderzoeksresultaten van Kalmijn en Flap (2001), die vonden dat mensen die later huwen, vaker werksettings hadden gedeeld. Hoger opgeleiden vinden vaker een partner op een besloten plek, en veel minder vaak op andere plekken. Deze bevinding is in lijn is met andere studies, en lijkt plausibel gezien de langere onderwijsduur en de hogere arbeidsparticipatie van deze groep. De besloten plekken die 2010, jaargang 85, nr. 2 188 in deze studie zijn gecategoriseerd als besloten plek, zijn ontmoetingen via school of opleiding, werk, vereniging, internet en via een relatiebemiddelingsbureau. Tabel 4 laat zien op welke besloten plekken hoger opgeleiden elkaar ontmoeten. Ontmoetingen via verenigingen maakten voor de jaren zeventig een heel groot deel uit van alle ontmoetingen op besloten plekken, maar dit aandeel daalde vanaf de jaren zeventig en bleef laag. Vanaf die tijd kwam de werkplek als ontmoetingsplek op voor hoger opgeleiden en liep vanaf de jaren negentig het aantal ontmoetingen op scholen terug. Volgens Kalmijn en Flap (2001) promoten ontmoetingen op de werkplek homogamie naar sociale klasse. Voor hoger opgeleiden geldt dus heel duidelijk ‘soort zoekt soort’, waarbij men elkaar in toenemende mate op het werk ontmoet, wat leidt tot toegenomen selectiviteit op de partnermarkt. Tabel 4 Ontmoetingen op besloten plekken voor hoger opgeleiden (n = 699) % 1945-1969 1970-1979 1980-1989 1990-2003 Via het werk 17 30 26 37 School of opleiding 43 41 44 31 Op een vereniging 40 29 28 26 Relatiebemiddelingsbureau/contactadvertentie 0 0 2 4 Internet 0 0 0 2 100 100 100 100 Lager opgeleiden komen hun toekomstige partner vaker tegen op publieke, private en andere plekken, en veel minder op besloten plekken. Ook deze uitkomsten zijn zoals verwacht en deels in overeenstemming met de uitkomsten van Lampard (2007) en Bozon en Héran (1989), die vonden dat de lagere sociale klassen hun partner het vaakst op publieke plekken ontmoeten. Zoals verwacht hebben (kinderen van) katholieken een hogere kans een partner op een publieke plek zoals het café tegen te komen, terwijl gereformeerden vaker een partner vinden op besloten plekken, en juist minder op alle andere plekken. Dit bevestigt de hypothese dat gereformeerden vaker een partner vinden via eigen verenigingen en via school of opleiding. Deze plekken functioneren als lokale partnermarkten, waar gelijkgestemden worden ontmoet. Bovendien zijn de bevindingen in overeenstemming met die van Kalmijn en Flap (2001), die constateerden dat ‘gereformeerden erin slagen het aantal ontmoetingen van hun kinderen in het openbaar te verminderen, door hen te voorzien van gedeelde voorzieningen voor de eigen groep’ (p. 1301). Gereformeerden zijn niet, zoals verwacht, meer geneigd partners te vinden op private plekken. Moslims daarentegen hebben een meer dan vier keer zo grote mens & maatschappij kans om een partner op een private versus besloten plek te ontmoeten. Deze groep kent een afwijkend partnerkeuzepatroon, waarin partners worden gevonden via familie, vrienden, bemiddeling van ouders en uithuwelijking. Wat betreft de ruimtelijke dimensie zien we dat opgroeien in het buitenland tot een bijna twee keer zo grote kans op het ontmoeten van een partner op een private versus een besloten plek leidt. Dit is in lijn met de verwachtingen, net als de bevinding dat in een grote stad opgroeien leidt tot een hogere kans op ontmoetingen op besloten versus publieke plekken. De aanwezigheid van werkgelegenheid en onderwijsinstellingen is hier waarschijnlijk debet aan, ook al werken of gaan veel plattelandsbewoners naar school in de stad. 189 7. Discussie Verreweg de grootste groep Nederlanders ontmoet hun partner op een publieke plek, een derde vindt zijn partner op een zogenaamde besloten plek en een vijfde op een private plek. In de afgelopen decennia zijn ontmoetingen op besloten plekken sterk gestegen, vond er een lichte stijging in ontmoetingen op private plekken plaats, en daalde het aantal ontmoetingen op publieke plekken aanzienlijk. Gegadigden met dezelfde achtergrondkenmerken ontmoeten elkaar op verschillende lokale partnermarkten, gesegmenteerd naar demografische, sociaal-economische, sociaal-culturele en ruimtelijke kenmerken. Het beeld van de verschillende ontmoetingsplekken dat uit de analyse naar voren komt is als volgt. Partners die elkaar tegenkomen op publieke plekken zijn vaak jong, laag opgeleid, katholiek en opgegroeid op het platteland. Hierbij gaat het dus om de grootste groep partnerzoekenden. Een iets kleinere maar groeiende groep ontmoet elkaar op zogenaamde besloten plekken. Deze groep wordt gekarakteriseerd door jongvolwassenen, hoger opgeleiden, partners op de tweede partnermarkt, gereformeerden en mensen die in een grote stad zijn opgegroeid. Daarentegen zijn mensen die hun partner op private plekken ontmoeten vaker laag opgeleid, moslim en in het buitenland opgegroeid. Deze groep is waarschijnlijk vrij divers van samenstelling; een deel van deze groep trouwt met een partner uit het land van herkomst, meestal via familie of uithuwelijking. Hoewel het onderscheid naar sociale klasse tegenwoordig minder sterk is dan in het verleden, blijkt uit dit onderzoek dat verschillende sociale klassen elkaar nog steeds op verschillende plekken ontmoeten. De hogere sociale klassen ontmoeten elkaar op besloten plekken, zoals ook werd gevonden in de historische studies van Van Hessen (1964), De Hoog (1974) en Van Poppel en Ekamper (2005). Sociale klasse is niet lan- 2010, jaargang 85, nr. 2 190 ger gedefinieerd als beroep van (meestal de ouders van) de partnerzoekende, maar als opleidingsniveau van het individu. Deze toename in ontmoetingen op besloten plekken zou kunnen worden gezien als een toegenomen geslotenheid van de partnermarkt, zoals ook voor Engeland werd gevonden (Lampard, 2007). Volgens de modernisatietheorie neemt de mate van sociale openheid echter juist toe met de tijd. Door een combinatie van toegenomen onderwijsparticipatie, welvaart, mondigheid, kennisverspreiding en sociale en ruimtelijke mobiliteit wordt de individuele horizon verbreed en neemt autonomie toe (Hendrickx, 1994; De Hoog, 2005). Beekink, Liefbroer en Van Poppel (1998) stellen dat een afnemende voorkeur voor een partner van de eigen groep hiervan een logisch gevolg is. Vooral de hogere klassen laten zich bij de partnerkeuze minder leiden door familie, buurt of kerk. Er vindt een verschuiving plaats in partnervoorkeuren, in het bijzonder van toegeschreven kenmerken als sociale klasse en geografische herkomst naar zelf verworven kenmerken als opleidingsniveau en beroep (Van de Putte, 2003). Niettemin is er volgens Van de Putte (2003) niet veel bewijs gevonden voor toegenomen sociale openheid in studies naar homogamie. Esveldt en Van Poppel (2005) suggereren dat modernisering zelfs zou kunnen leiden tot een toename in endogamie. Omdat Nederlandse Turken en Marokkanen door de toegenomen globalisering in staat zijn om contact te houden met het land van herkomst, hebben zij de mogelijkheid om daar een partner te vinden. De afname van ontmoetingen op publieke plekken zou samen kunnen hangen met de toename van hoger opgeleiden in de samenleving, die elkaar steeds vaker ontmoeten op het werk. De kermis en buurtfeesten zijn vervangen door cafés en clubs, terwijl de werkplek en de studie in de plaats zijn gekomen voor de partijtjes en bals. Verder is er steeds minder vaak sprake van een specifieke aanleiding tot een ontmoeting, terwijl vorige generaties een ‘geïnstitutionaliseerde ontmoeting der seksen’ kenden, waar alleen op bepaalde dagen en bepaalde gelegenheden ontmoetingen mogelijk waren (De Hoog, 1982). De typische geïnstitutionaliseerde ontmoetingsplekken zoals scholen spelen vooral op de eerste en veel minder op de tweede partnermarkt, analoog aan de bevindingen van De Graaf en Kalmijn (2003) en De Hoog (2005). Hoewel het partnerkeuzeproces in Nederland veel overeenkomsten vertoont met dat in Frankrijk en Engeland, is een aantal bevindingen ook typisch Nederlands. Ondanks de ontzuiling en de seculiere samenleving speelt denominatie nog steeds een rol bij het kiezen van een partner. Zo is het Nederlandse schoolsysteem nog grotendeels ingericht als in de periode van de verzuiling, met een scheiding tussen openbare scholen en scholen waar onderwijs op basis van religieuze of levensbeschouwelijke basis wordt gegeven. Dat betekent dat scholieren een behoorlijke mens & maatschappij tijd van hun leven doorbrengen in een omgeving die homogeen is wat betreft levensbeschouwing, wat de kans op een religieus homogame relatie vergroot. Katholieken, gereformeerden en moslims ontmoeten partners op eigen huwelijksmarkten, dat in het geval van de laatste twee groepen zou kunnen duiden op een combinatie van een sterke voorkeur voor een partner van dezelfde religie en een grote invloed vanuit de sociale en culturele context op zowel de ontmoetingsplek als de keuze voor de partner. Door het beïnvloeden van de ontmoetingsplaatsen van hun leden wordt de integriteit en daardoor de identiteit van de groep behouden. De beperkingen van deze studie liggen in de onderzochte populatie en de opzet van het Onderzoek Gezinsvorming. De vraag hoe of waar een partner is ontmoet, is alleen gevraagd aan mensen die met een partner samenwonen. Ook is niet gevraagd naar waar vorige partners zijn ontmoet, zodat geen vergelijking kan worden gemaakt met verbroken relaties. De indeling van ontmoetingsplaatsen in categorieën laat helaas niet toe om ontmoetingen in de buurt, via de kerk of op vakantie apart te bestuderen. Verder zou het voor het onderzoek nuttig zijn geweest te weten waar de fysieke ontmoetingsplekken zich bevinden, aangezien uit recent onderzoek blijkt dat Nederlandse samenwoonpartners elkaar dichtbij huis vinden (Haandrikman et al., 2008). Bovendien moet nog worden opgemerkt dat de onderzoeksvraag ‘Hoe of waar heeft u uw partner ontmoet’ op verschillende manieren kan worden opgevat en dat het in een aantal gevallen problematisch zal zijn geweest om één ontmoetingsplek aan te geven. De keuze voor de typologie van ontmoetingsplaatsen van Bozon en Héran (1989) hield in dat de in het OG gemaakte categorieën moesten worden geplaatst in een van de vier typen plekken. Aangezien de ontmoetingsplek ‘vakantie’ is ingedeeld bij ‘uitgaan en recreatie’ is er in dit geval gekozen voor een publieke plek, hoewel vakantie in bepaalde gevallen ook gezien kan worden als een besloten plek. Dit artikel heeft laten zien dat ruimtegebruik sociaal gedifferentieerd is. Verschillende groepen mensen gaan naar verschillende plekken en ontmoeten daar potentiële partners. De segmenterende werking van de partnermarkt wordt gecreëerd door de partners die opereren op deze markt, omdat ze, gemotiveerd door voorkeuren en beperkt door groepsnormen, zich op bepaalde plekken en onder bepaalde mensen bevinden. Hoe een partner uit de groep van potentiële kandidaten wordt gekozen kan op basis van het huidige onderzoek niet worden beantwoord. Verder onderzoek zal zich richten op het beslissingsproces dat voorafgaat aan partnerkeuze: hoe worden afwegingen met betrekking tot bepaalde voorkeuren gemaakt, waar gaan mensen naar toe om partners te ontmoeten, en wat is de invloed van de omgeving op partnerkeuze? 191 2010, jaargang 85, nr. 2 Noot 192 1. Karen Haandrikman was ten tijde van dit onderzoek als promovendus verbonden aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Correspondentieadres: Postbus 800, 9700 AV Groningen. E-mail: [email protected]. Literatuur Beekink, E., Liefbroer, A.C., Poppel, F.W.A. van (1998). Changes in choice of spouse as an indicator of a society in a state of transition: Woerden, 1830-1930. Historical Social Research, 23 (1/2), 231-253. Blau, P.M., Blum, T.C. & Schwartz, J.E. (1982). Heterogeneity and intermarriage. American Sociological Review, 47(1), 45-62. Bozon, M. & Héran, F. (1987). La découverte du conjoint. I. Evolution et morphologie des scènes de rencontre. Population, 42(6), 943-985. Bozon, M. & Héran, F. (1988). La découverte du conjoint. II. Les scènes de rencontre dans l’espace social. Population, 43(1), 121-150. Bozon, M. & Héran, F. (1989). Finding a spouse. A survey of how French couples meet. Population (English selection), 44(1), 91-121. Braster, J.F.A. (2001). De effecten van verzuild basisonderwijs op de waardeoriëntaties van Nederlandse jongeren. Sociale Wetenschappen, 44(4), 1-21. Douma, W.H. (1975), Het gezin tussen verleden en toekomst. Een sociologisch onderzoek in twee verstedelijkende plattelandsgemeenten voor en na de ja­­ren zestig; beschrijving, analyse en beschouwingen. Mededelingen Landbouwhogeschool Wageningen 75-9. Wageningen: H. Veenman & Zonen. Esveld, I. & Poppel, F. van (2005). Partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland. In J. Kok & M.H.D. van Leeuwen (red.), Genegenheid en gelegenheid. Twee eeuwen partnerkeuze en huwelijk (pp. 103-133). Amsterdam: Aksant. Graaf, P.M. de & Kalmijn, M. (2003). Alternative routes in the remarriage market: Competing-risk analyses of union formation after divorce. Social Forces, 81(4), 1459-1498. Haandrikman, K., Harmsen, C., Wissen, L.J.G. van & Hutter, I. (2008). Geography matters: Patterns of spatial homogamy in the Netherlands. Population, Space and Place, 14, 387-405. Hendrickx, J. (1994). The analysis of religious assortative marriage. An application of design techniques for categorical models. Amsterdam: Thela Thesis. Hendrickx, J. (1998). Religious and educational assortative marriage patterns in the Netherlands, 1940-1985. The Netherlands Journal of Social Sciences, 34(1), 5-22. Hendrickx, J., Uunk, W. & Smits, J. (1995). Stratificatie en het huwelijk: mens & maatschappij Partnerkeuze en partnereffecten. In J. Dronkers & W.C. Ultee (Red.), Verschuivende ongelijkheid in Nederland: Sociale gelaagdheid en mobiliteit (pp. 162-181). Assen: Van Gorcum. Hessen, J.S. van (1964). Samen jong zijn: een jeugdsociologische verkenning in gesprek met vorigen. Assen: Van Gorcum. Hoog, C. de (1974), Partnerkeuze. Amsterdam: Landbouwhogeschool Wageningen. Hoog, C. de (1979), Wederzijdse kenmerken van huwelijkspartners. Een analyse op basis van de volkstelling 1971. Den Haag: Staatsuitgeverij. Hoog, C. de (1982), Partnerselectie bij huwelijkssluiting in Nederland. Wageningen: Landbouwuniversiteit Wageningen. Hoog, C. de (2005). Partnerselectie. Manoeuvreren tussen sociale druk en individuele vrijheid. In J. Kok & M.H.D. van Leeuwen (red.), Genegenheid en gelegenheid. Twee eeuwen partnerkeuze en huwelijk (pp. 85101). Amsterdam: Aksant. Hooghiemstra, E. (2001). Migrants, partner selection and integration: Crossing borders? Journal of Comparative Family Studies, 32(4), 601-627. Hooghiemstra, E. (2003), Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Houston, S., Wright, R., Ellis, M., Holloway, S. & Hudson, M. (2005). Places of possibility: where mixed-race partners meet. Progress in Human Geography, 29(6), 700-717. Kalmijn, M. (1991a). Status homogamy in the United States. The American Journal of Sociology, 97(2), 496-523. Kalmijn, M. (1991b). Shifting boundaries. Trends in religious and educational homogamy. American Sociological Review, 56(6), 786-800. Kalmijn, M. (1998). Intermarriage and homogamy: causes, patterns, trends. Annual Review of Sociology, 24, 395-421. Kalmijn, M. & Flap, H. (2001). Assortative meeting and mating: unintended consequences of organized settings for partner choices. Social Forces, 79(4), 1289-1312. Katz, A. M. & Hill, R. (1958). Residential propinquity and marital selection: A review of theory, method and fact. Marriage and Family Living, 20(1), 27-35. Kerckhoff, A.C. (1964). Patterns of homogamy and the field of eligibles. Social Forces 42(3), 289-297. Kerckhoff, A.C. & Davis, K.E. (1962). Value consensus and need complementarity in mate selection. American Sociologial Review, 27, 295-303. Kok, J. & Bavel, J. van (2006). Stemming the tide. Denomination and religiousness in the Dutch fertility transition, 1845-1945. In R. Derosas & F. van Poppel (Red.), Religion and the decline of fertility in the Western World (pp. 83-105). Dordrecht: Springer. 193 2010, jaargang 85, nr. 2 194 Kok, J. & Mandemakers, K. (2005). Vrije keuze uit een beperkt aanbod. De huwelijksmarkt in Utrecht en Zeeland 1840-1940. In J. Kok & M.H.D. van Leeuwen (Red.), Genegenheid en gelegenheid. Twee eeuwen partnerkeuze en huwelijk (pp. 213-229). Amsterdam: Aksant. Lampard, L. (2007). Couples’ places of meeting in late 20th century Britain: class, continuity and change. European Sociological Review, 23(3), 357-371. Laumann, E.O., Ellingson,S., Mahay, J., Paik, A. & Youm,Y. (2004). The sexual organization of the city. Chicago: The University of Chicago Press. Lichter, D.T., LeClere, F.B. & McLaughlin, D.K. (1991). Local marriage markets and the marital behavior of black and white women. The American Journal of Sociology, 96(4), 843-867. Marsden, P.V. (1990). Network diversity, substructures, and opportunities for contact. In C. Calhoun, M.W. Meyer & W.R. Scott (Red.), Structures of power and constraint. Papers in honor of Peter M. Blau (pp. 397-410). Cambridge: Cambridge University Press. Murstein, B.I. (1986), Paths to marriage. Beverly Hills, CA: Sage. Need, A. & Graaf, N.D. de (1996), ‘Losing my religion’: A dynamic analysis of leaving the church in the Netherlands. European Sociological Review, 12(1), 87-99. Poppel, F. van & Ekamper, P. (2005). De Goudse horizon verruimd. Veranderingen in de herkomst van Goudse bruiden en bruidegoms. In J. Kok & M.H.D. van Leeuwen (Red.), Genegenheid en gelegenheid. Twee eeuwen partnerkeuze en huwelijk (pp. 181-211). Amsterdam: Aksant. Putte, B. van de (2003). Het belang van de toegeschreven positie in een moderniserende wereld. Partnerkeuze in de 19e-eeuwse Vlaamse steden (Leuven, Aalst en Gent). Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Smeenk, W. (1998). Opportunity and marriage. The impact of individual resources and marriage market structure on first marriage timing and partner choice in the Netherlands. Amsterdam: Thela Thesis. Smits, J. (1996). Trouwpatronen en sociale openheid. Opleidingshomogamie en beroepshomogamie in een zestigtal landen. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen. Tulder, J. van (1972). Het sociaal gemengd huwen. In R. Beerling, J.K. Gevers & H. Philipsen (Red.), Onderzocht en overdacht. Sociologische opstellen voor Prof.dr. F van Heek (pp. 92-110). Boekaflevering Mens & Maatschappij. Ultee, W.C. & R. Luijck (1990). Educational heterogamy and father-to-son occupational mobility in 23 industrial nations. European Sociological Review, 6, 125-149. Uunk, W. (1996). Who marries whom? The role of social origin, education and high culture in mate selection of industrial societies during the twentieth century. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen. Uunk, W. & Kalmijn, M. (1996). Wie trouwt met wie binnen de mens & maatschappij opleidingselite? De invloed van studierichting en onderwijsniveau. Sociologische Gids, 43(3), 183-203. Uunk, W. & Ultee, W.C. (1995). Partnerkeuze in Nederland: Trends in herkomst- en opleidingshomogamie tussen 1947 en 1992. Sociale Wetenschappen, 38(2), 23-46. Winch, R.F. (1971). Mate-selection. A study of complementary needs. Dubuque, Iowa: Brown Reprints. Oorspronkelijk uitgegeven door New York: Harper and Brothers, 1958. 195 2010, jaargang 85, nr. 2