Kaart 7: Mobiel door de Wmo Achtergrondinformatie voor patiënten en gemeenten Informatie voor patiënten Mobiel binnen en buiten uw woning Het kan voor u noodzakelijk zijn een rolstoel te gebruiken om u in en om uw woning te verplaatsen. Hiervoor zijn veel verschillende soorten rolstoelen beschikbaar. U kunt zich daarvoor tot uw gemeente wenden. De manier waarop de gemeente u een rolstoel verstrekt kan variëren: de gemeente blijft eigenaar en geeft de rolstoel in bruikleen, zorgt voor onderhoud, verzekering en reparatie; u wordt eigenaar en ontvangt een vergoeding voor onderhoud, verzekering en reparatie; of u krijgt een vergoeding om een rolstoel te kunnen huren en bijkomende zaken te regelen. Op www.rechtopwmo.nl vindt u voor een groot aantal gemeenten informatie over de rolstoelvoorzieningen: de type voorzieningen, de hoogte van vergoedingen en de wijze van verstrekken. U kunt u natuurlijk ook door uw gemeente zelf laten informeren. Mobiel binnen uw eigen woonplaats en de directe omgeving Als u vanwege uw aandoening geen gebruik kunt maken van eigen vervoer of van openbaar vervoer, kunt u een beroep doen op uw gemeente. In het algemeen biedt de gemeente dan de mogelijkheid van collectief vervoer. Dit is een speciale vervoersvoorziening voor mensen met beperkingen. U krijgt dan van de gemeente een vervoerspas voor een taxi(bus), die u vaak samen met andere mensen kunt gebruiken. Het kan echter zijn dat voor u dat niet voldoende is of dat niet de geschikte oplossing is, bv. om medische redenen. Ook al is collectief vervoer de regel, dan kan voor u een individuele oplossing in de vorm van een scootmobiel nodig zijn. Of het kan zijn dat voor u een persoonsgebonden budget (pgb) de oplossing is. Navolgend voorbeeld geeft aan hoe de gemeente Emmen het vervoer heeft geregeld. Voorbeeld gemeente Emmen Er zijn 3 soorten vervoersvoorzieningen binnen de WMO 1. Collectieve vervoersvoorziening, ook wel bekend als de Regiotaxi. Dit taxivervoer wordt uitgevoerd door Connexxion. U wordt van huis opgehaald en gebracht op de plek van bestemming en daarna weer terug. 2. Bent u niet in de gelegenheid gebruik te maken van de (bovenstaande) collectieve voorziening, misschien maakt u dan recht op een individuele vervoersvoorziening, in natura. Dit is een oplossing voor u alleen, bijvoorbeeld door een aanpassing in uw auto of een scootmobiel. 3. Is uw probleem niet opgelost met de collectieve voorzieningen, dan heeft u misschien recht op een persoonsgebonden budget (pgb). U krijgt dan een budget waarmee u zelf het vervoer regelt. Bron: Gemeente Emmen Informatie voor gemeenten Patiënten met Parkinson(isme) ondervinden soms problemen bij het verkrijgen van Wmo-voorzieningen. Niet altijd wordt voldoende rekening gehouden met de specifieke kenmerken van hun aandoening. Het toepassen van de algemene beslisregels voor het wel of niet toekennen van een voorziening, leidt dan niet tot wat nodig is. Een voorbeeld hiervan is dat mensen met Parkinson(isme) wel een scootmobiel kunnen krijgen, maar dit niet kunnen ‘omzetten’ in een fiets met trapondersteuning. Gemeenten hanteren hierbij verschillende argumenten. Een genoemde reden is dat ‘als mensen kunnen fietsen, zij geen scootmobiel nodig hebben’. Een ander genoemd argument is dat een fiets met trapondersteuning onder de ‘algemeen gebruikelijke voorzieningen’ valt. Feit is dat een deel van de mensen met Parkinson(isme) vanwege hun aandoening problemen hebben met lopen, maar nog wel kunnen fietsen. Vanwege hun loopprobleem komen ze in aanmerking voor de scootmobiel, maar zij hebben baat bij het fietsen. Dit geeft hun lichaam een prikkel en stimuleert daarmee een goede fysieke conditie en behoud van hun zelfredzaamheid. De scootmobiel geeft deze stimulans niet en kan daarmee de verschijnselen van de aandoening versterken. Vanuit dit perspectief is een fiets met trapondersteuning soms een betere oplossing voor de patiënt met Parkinson(isme). Vervolgens is de vraag gerechtvaardigd of juist deze relatie met hun aandoening betekent dat een fiets met trapondersteuning niet onder de algemeen gebruikelijke voorziening valt. En dus voor vergoeding door de gemeente in aanmerking komt. Temeer dat daarmee de duurdere verstrekking van de scootmobiel voorkomen kan worden. Het is juist de bedoeling van de Wmo dat de gemeente zich met deze bijzondere kenmerken van Parkinson(isme) rekening houdt. Persoonlijk maatwerk Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie blijken volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) duidelijk dat individueel maatwerk het uitgangspunt is van de Wmo. ‘Dit kan onder omstandigheden leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de artikelen 3 (beleidsplan), 4 (treffen van voorzieningen), 5 (verordening) en 6 (keuzevrijheid en overwegende bezwaren) van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de compensatieplicht.’ Zie voor een uitgebreide juridische toelichting: Schulinck Nieuwsbrief Jurisprudentie Wmo (Jaargang 06 - nr. 02, 21 januari 2009: CRvB 10-12-2008, nr. 08/3206 WMO, LJN: BG6612) Persoonlijk schilderij De 60-jarige Woudenbergse kreeg een jaar of twintig geleden Parkinson, waardoor ze vaak haar evenwicht kwijt is. Met name de afgelopen jaren heeft ze geregeld het Wmo-loket bezocht. ,,In april 2008 heb ik een driewielfiets aangevraagd”, vertelt ze. ,,Ik wilde mijn eigen boodschappen blijven doen, maar dat ging steeds moeilijker. En zo’n scootmobiel leek me niks.” De medewerkster van het Wmo-loket begreep haar standpunt precies en zette zich enorm in de fietsdriewieler voor haar te realiseren. ,,Die persoonlijke betrokkenheid en inzet waren heel bijzonder. Ze heeft een heel goed invoelingsvermogen en leefde echt met mij mee.” ,,De ideale situatie is dat wanneer iemand met een aanvraag bij het loket komt, er als het ware een persoonlijk schilderij wordt opgemaakt op basis waarvan de hulpverlening wordt afgestemd. Het kan immers zijn dat voor de aanvrager een scootmobiel, hoewel hij of zij er recht op heeft, toch niet de beste oplossing is. In de ideale situatie gaat de medewerker van het loket het gesprek aan met de cliënt en draagt creatieve alternatieven aan. Dat ideaal is in de praktijk nog te veel afhankelijk van persoonlijke betrokkenheid van de mensen achter het loket.” (Bron: De Woudenberger, augustus 2010)