Seveso-bedrijven - Agentschap Innoveren en Ondernemen

advertisement
informeert - adviseert - stimuleert
Agentschap
Ondernemen
informeert - adviseert - stimuleert
Seveso-bedrijven
aard, ruimtebehoefte en
mogelijke inplantingslocaties
informeert - adviseert - stimuleert
Brochure
informeert - adviseert - stimuleert
informeert - adviseert - stimuleert
informeert - adviseert - stimuleert
In opdracht van:
Ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie
Agentschap Ondernemen
Ellipsgebouw
Koning Albert II-laan 35
1030 Brussel
Augustus 2009
VOORAF
Wie heeft vandaag nog niet gehoord van Reach? Reach is het Europese systeem voor de registratie van chemische stoffen,
ontwikkeld om de mogelijke impact van gevaarlijke stoffen beter te kennen en er gepast mee om te gaan. Gevaarlijke
stoffen zijn eigen aan onze maatschappij en worden gebruikt voor de productie van onder meer computers, mobiele
telefoons, zonnepanelen, isolatiematerialen en allerhande voorwerpen uit kunststof (gaande van stoffer en blik over een
emmer en een brooddoos tot verpakkingen). Hoewel de gevaarlijke stoffen meestal niet als dusdanig terug te vinden
zijn in het eindproduct bij de consument, zijn ze wel als basisproducten terug te vinden in de productieprocessen die
uiteindelijk leiden tot die eindproducten.
Naast andere potentiële risico’s waaraan de mens of het milieu worden blootgesteld, impliceert de aanwezigheid van
gevaarlijke stoffen in bedrijven ook een mogelijk risico voor de mens of het milieu. Als de hoeveelheid gevaarlijke stoffen
in een bedrijf de in de Europese Seveso-richtlijn vastgelegde drempelhoeveelheden overschrijdt, is er sprake van een
zogenaamd Seveso-bedrijf. Die bedrijven zijn verplicht een preventiebeleid te voeren dat een hoog beschermingsniveau
voor mens en milieu garandeert. Om er over te waken dat de exploitanten van Seveso-bedrijven aan die eis voldoen,
worden specifieke Seveso-inspecties georganiseerd, zoals de Seveso-regelgeving voorschrijft.
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Om een ruimer zicht te krijgen op de problematiek van de Seveso-bedrijvigheid werd in opdracht van het Agentschap
Ondernemen een studie uitgevoerd naar de aard en de ruimtebehoefte van Seveso-bedrijven, en de mogelijke inplantingslocaties voor dergelijke bedrijven buiten zeehavengebieden. Die studie had onder meer de ondersteuning van een
aangepast (locatie)beleid van Seveso-bedrijven tot doel. Deze brochure past binnen de beleidsaanbeveling inzake sensibilisering, zoals geformuleerd binnen die studie, en geeft duiding over:
2
XX
de aard van een Seveso-bedrijf;
XX
het economische belang van Seveso-bedrijven;
XX
de toekomstige ruimtebehoefte van Seveso-bedrijven en de beschikbare ruimte in Vlaanderen;
XX
geschikte locaties voor Seveso-bedrijven en het omgaan met investeringsvragen van Seveso-bedrijven vanuit het
standpunt van gemeenten, provincies en ontwikkelaars van bedrijventerreinen;
XX
het beleidskader voor Seveso-bedrijven.
De volledige versie van de studie kan opgevraagd worden bij het Agentschap Ondernemen, dienst Ruimtelijke economie
([email protected]).
Deze brochure richt zich tot gemeente- en provinciebesturen die bij de planning van bedrijventerreinen geconfronteerd
worden met de vraag of ze al dan niet Seveso-bedrijven willen toelaten op het bedrijventerrein. Daarnaast richt de brochure zich tot ontwikkelaars van bedrijventerreinen en mensen betrokken bij investeringsbegeleiding die bij de uitgifte
van percelen moeten onderzoeken of ze Seveso-bedrijven kunnen toelaten op het bedrijventerrein.
1 AARD SEVESO-BEDRIJF
Gevaarlijke stoffen worden gebruikt in uiteenlopende productieprocessen die leiden tot producten die we dagelijks gebruiken. Daarnaast zijn er ook economische actoren die gevaarlijke stoffen opslaan in afwachting van verdere verdeling
ervan. Seveso-bedrijven zijn dan ook terug te vinden
in diverse economische sectoren, waarbij niet alleen
moet gedacht worden aan de belangrijkste, met name
De onderstaande voorbeelden illustreren een aantal
de chemische industrie, de groothandel, het vervoer
gevaarlijke stoffen die, afhankelijk van de aanwezige
en de vervoerondersteunende diensten. Dat betekent
hoeveelheden, van een bedrijf een Seveso-bedrijf kunook dat de vestiging van een Seveso-bedrijf niet altijd
nen maken.
gepaard gaat met de exploitatie van grote chemische
installaties. Daarnaast zijn Seveso-bedrijven niet nood• Stookolie, diesel, benzine en aardgas
zakelijk grote bedrijven, want ze zijn ook terug te vinOpslagdepots binnen het distributienet voor
den in de kmo-sector.
brandstoffen.
De Seveso-richtlijn beoogt zowel de bescherming van
de mens als het milieu. Het is daarom mogelijk dat een
bedrijf een Seveso-bedrijf is louter en alleen vanwege
de aanwezigheid van milieugevaarlijke stoffen. Dergelijke milieugevaarlijke stoffen vormen voor de mens in
de omgeving geen belangrijke risico’s, in tegenstelling tot bijvoorbeeld giftige of brandbare gassen. Dat
betekent dan ook dat de aard en de omvang van de
risico’s die verbonden zijn aan Seveso-bedrijven zeer
verscheiden kunnen zijn.
• Ethyleen en propyleen Afgeleide aardolieproducten, aangewend voor de
vervaardiging van kunststoffen.
• Tolueendiisocyanaat (TDI)
TDI als basiscomponent voor de productie van
polyurethaan, dat op zijn beurt gebruikt wordt voor
het vervaardigen van onder meer matrassen en
dashboarden.
• Bestrijdingsmiddelen
De opslag van bestrijdingsmiddelen die op basis
van hun toepassing als milieugevaarlijk worden
beschouwd.
• Zinkoxide
Zink, bekend van daken en dakgoten, komt in poedervorm voor als zinkoxide, dat als milieugevaarlijk
wordt beschouwd.
De bovenstaande voorbeelden tonen aan dat gevaarlijke
stoffen rechtstreeks of onrechtstreeks in het dagelijkse
leven aanwezig zijn.
Het produceren van dagelijkse producten vereist aan de basis ook het gebruik van gevaarlijke
stoffen. Als de hoeveelheid gevaarlijke stoffen binnen een bedrijf de vastgelegde drempelhoeveelheden overschrijdt, is er sprake van een zogenaamd Seveso-bedrijf.
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Begin 2009 kende Vlaanderen bijna 270 Seveso-bedrijven, waarvan ongeveer 40 procent in de zeehavengebieden gesitueerd. De mogelijke risico’s die gepaard
gaan met de exploitatie van die Seveso-bedrijven zijn
afhankelijk van de aard en de hoeveelheid gevaarlijke
stoffen in het bedrijf.
3
2 ECONOMISCH BELANG VAN DE SEVESO-BEDRIJVEN
Enkele cijfers
Op basis van data van het jaar 2007 kan gesteld worden dat Seveso-ondernemingen1 in totaal meer dan 100 miljard euro
omzet creëren binnen en buiten de Seveso-groep. Die geECONOMISCHE EFFECTEN
creëerde omzet brengt meer dan 200.000 arbeidsplaatsen
en 27 miljard euro toegevoegde waarde met zich mee. De
Levering van
Indirect effect
Direct effect
goederen en diensten
directe, indirecte en afgeleide tewerkstellingseffecten zorgen op hun beurt voor meer dan 5,8 miljard euro financiële
Bestedingen
Bestedingen
terugvloei naar de overheid. Samen met de terugvloei op
Afgeleid effect
Personenbelasting,
Personenbelasting,
basis van de omzet en de toegevoegde waarde (via venRSZ, BTW,
RSZ, BTW,
nootschapsbelasting en btw), komt dat neer op een totale
Vennootschapsbelasting
Vennootschapsbelasting
Financiële
financiële terugvloei naar de overheid van ongeveer 10,3
terugvloei
miljard euro.
Bron: IDEA Consult
De Seveso-ondernemingen die niet in zeehavengebieden gelegen zijn (bijna 60% van het aantal Seveso-bedrijven) zorgen daarbij voor gemiddeld 36% van de totale omzet, toegevoegde waarde en tewerkstellingsimpact, en voor ongeveer
38% van de totale financiële terugvloei.
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Strategisch economisch belang
4
Verder is het van belang om ook de kwalitatieve elementen van de economische impact van de Seveso-bedrijven in
beschouwing te nemen. Deze bedrijven maken deel uit van een ruimere productieketen. Daarbij is enerzijds hun rol van
belang om mee een cluster van industrie, handel, logistiek en maritieme overslag te vormen binnen de zeehavenactiviteiten, waarbij de cluster een aantrekkingspool vormt. Anderzijds is er hun belang voor de chemische nijverheid als
belangrijke afnemer van en leverancier aan Seveso-bedrijven. Bovendien is de basis- en productindustrie waarin Sevesobedrijven actief zijn, een sector waarin innovatie uiterst belangrijk is om competitief te blijven. Die innoverende acties
genereren op hun beurt ‘innovatie-impulsen’ bij hun afnemers.
Seveso-bedrijvigheid vormt een belangrijk economisch gegeven waarbij zowel de effecten stroomopwaarts als de effecten stroomafwaarts in beschouwing moeten worden genomen.
1 synoniem voor het moederbedrijf waarvan een of meer Seveso-bedrijven deel uitmaken
3 DE RUIMTEBEHOEFTE
Achtergrond
De Europese regelgeving legt de lidstaten op om ter preventie van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, en ter beperking van de gevolgen ervan, de aanwezigheid van Seveso-bedrijven en de daarmee gepaard gaande
mogelijke veiligheidsproblematiek te integreren in onder meer hun ruimtelijkeordeningsbeleid. Een belangrijk aspect
binnen die integratieplicht is de noodzaak om op langere termijn voldoende afstand te laten tussen Seveso-bedrijven
enerzijds en anderzijds woongebieden, door het publiek bezochte ge-bouwen en gebieden, hoofdtransportwegen – voor
zover mogelijk –, recreatiege-bieden en waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden.
Gelet op die uitdrukkelijke verplichting, worden Seveso-bedrijven als potentiële problematische ruimtevragers gekwalificeerd. Om de Europese verplichting correct na te leven, is er aandacht nodig op het niveau van de ruimtelijke ordening,
maar ook op het niveau van de ontwikkeling, uitgifte en het beheer van bedrijventerreinen.
Toekomstige ruimtevraag
Inclusief de autonome groei en de vervangingsvraag ligt de totale geraamde ruimtevraag van Seveso-bedrijven in de
periode 2007-2020 tussen 75 en 325 ha. Dat is een netto-oppervlakte waarbij de bruto-oppervlakte (inclusief de ruimte
voor infrastructuur, groenaanleg, bufferzones …) zowat 20 tot 30% hoger ligt. In de veronderstelling dat ook de Seveso-regelgeving verstrengd wordt, zoals in 2003 al het geval was, zou rekening moeten worden gehouden met een bijkomende
ruimtevraag van 200 ha tegen 2020. Dat betreft evenwel geen netto-vraag, aangezien het ook bestaande bedrijven kan
betreffen die door de verstrenging onder het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn komen te vallen.
Aantal Seveso-bedrijven in Vlaanderen (1)
Omschrijving situatie
2002
2008
Seveso-bedrijven binnen en buiten
zeehavengebied
200
268 (+ 34%)
waarvan hoge drempel
102
129 (+ 26%)
waarvan lage drempel
98
139 (+ 42%)
92
106 (+ 15%)
waarvan hoge drempel
61
73 (+ 20%)
waarvan lage drempel
31
33 (+ 6%)
108
162 (+ 50%)
waarvan hoge drempel
41
56 (+ 37%)
waarvan lage drempel
67
106 (+ 58%)
Seveso-bedrijven binnen zeehavengebied
Seveso-bedrijven buiten zeehavengebied
(1) tussen haakjes: procentuele evolutie in de tijd met de situatie in 2002 als referentie (= 100%)
Uit deze cijfergegevens blijkt de impact
van de wijziging (in de zin van verstrenging) van de Seveso-richtlijn in 2003,
omgezet in 2006 met een overgangstermijn tot 2007. Buiten zeehavengebied
bedraagt de globale toename van het
aantal Seveso-be¬drijven 50%, ondanks
het feit dat er in die periode ook 26
bedrijven (circa 10%) niet langer het
statuut van Seveso-bedrijf behielden.
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Hoewel de toekomstige ruimtevraag van Seveso-bedrijven afhankelijk is van tal van onzekere factoren en omstandigheden, kan men met name op basis van economische prognoses en beleidsscenario’s toch een kwantitatieve raming van de
toekomstige ruimtevraag aanreiken.
5
Inzake de kwalitatieve aspecten van de ruimtevraag blijkt dat door Seveso-bedrijven locatie-eisen worden gesteld die vergelijkbaar zijn met andere bedrijven voor oppervlakte, ontsluiting (sectorafhankelijk), belastingen en
dergelijke. Andere aandachtspunten die ook afhankelijk kunnen zijn van de aard van de activiteit zijn de nabijheid
van de brandweer, de aansluiting op een waterzuiveringstation, de beschikbaarheid van nutsvoorzieningen en de
uitbreidingsmogelijkheden.
Het ruimteaanbod in Vlaanderen
Zoals hierboven aangehaald, zijn de aard en de omvang van de risico’s die verbonden zijn aan Seveso-bedrijven zeer
verscheiden. De voldoende afstand die moet worden gehouden als gevolg van de integratieplicht zal bijgevolg ook een
verscheidenheid vertonen.
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Het potentiële ruimteaanbod in Vlaanderen, buiten de zeehavengebieden, voor het vestigen van Seveso-bedrijvigheid
is relatief ruim als het gaat om Seveso-bedrijven waarvan de risico’s voor de mens in de omgeving, de externe (mens)
risico’s, beperkt zijn. Het potentiële aanbod is ruim, in die zin dat er, rekening houdend met een aantal randvoorwaarden,
een basis is om een gepast beleid te voeren. Dat gepaste beleid moet het vrijwaren beogen van voldoende ruimte voor
de vestiging van Seveso-bedrijven met een beperkt extern (mens)risico. Vrijwaren betekent dan dat Seveso-bedrijven niet
bij voorbaat zoals in een RUP uitgesloten worden van vestiging op het bedrijventerrein. Eventueel kan ervoor gekozen
worden om geschikte ruimte op regionale bedrijventerreinen voor te behouden voor Seveso-bedrijven.
6
Voorbeeld van een risicozonering en veiligheidszonering opgenomen in een ruimtelijk veiligheidsrapport, Bron: Sertius
Wat betreft de Seveso-bedrijven met een hoog extern (mens)risico zijn er, gelet op de bebouwingsdichtheid in Vlaanderen, zeer weinig (delen van) bedrijventerreinen die aan een strenge afstandeis beantwoorden. In die zin moet hier
gesproken worden van een spanning tussen vraag en aanbod. Die spanning wordt nog scherper in de hypothese dat er
een ruimtegebrek zou zijn binnen de zeehavengebieden. De mogelijkheden om in Vlaanderen buiten zeehavengebieden
Seveso-bedrijven met een hoog extern (mens)risico te vestigen, zijn dan ook veeleer beperkt. Bijgevolg moet ook daar
in een gepast beleid worden voorzien. Dat gepaste beleid moet naast het vrijwaren ervan, zeer waarschijnlijk ook gericht
zijn op het creëren van voldoende ruimte voor Seveso-bedrijven met een hoog extern (mens)risico. In de mate dat het
beleid daarvoor geen specifieke locaties kan voorzien, zullen de vestigingsmogelijkheden van de bijkomende bedrijven in
Vlaanderen erg beperkt worden. Het is dan ook wenselijk dat in de RUP’s voor regionale bedrijventerreinen geen verbod
op Seveso-bedrijven opgenomen wordt. Er kan overwogen worden om in Vlaanderen een aantal locaties specifiek te
reserveren voor Seveso-activiteiten.
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
De ruimtebehoefte van Seveso-bedrijven moet een plaats krijgen in het ruimtelijkeordeningsbeleid.
Maar hierbij moet met de verscheidenheid van de externe (mens)risico’s van de Seveso-bedrijven
rekening gehouden worden. Seveso-bedrijven zonder of met beperkte externe mensrisico’s kunnen
gehuisvest worden op de reguliere bedrijventerreinen die bestemd worden, op voorwaarde dat een
ruimtelijk veiligheidsrapport wordt opgemaakt bij het RUP. Als Vlaanderen buiten de zeehavengebieden ook ruimte wil creëren voor Seveso-bedrijven met een hoog extern mensrisico, dan zullen
specifieke locaties moeten voorzien worden waar voldoende veiligheidsafstand aanwezig is.
7
4 EEN TOTAALBELEID MET VELE ACTOREN
Locatiebeleid als onderdeel van een totaalbeleid
Het voeren van een gepast locatiebeleid – het juiste bedrijf op de juiste plaats – is maar één aspect van een beleid
van Seveso-bedrijven. De problematiek van de Seveso-bedrijvigheid vereist een totaalbeleid waarbinnen er, naast het
voorzien van de vereiste locaties zodat de bedrijven op een voor hen geschikte locatie een plaats vinden, ook aandacht
moet zijn voor aspecten zoals sensibilisering en het nastreven van rechtszekerheid.
Op basis van de studie naar de aard, ruimtebehoefte en geschikte locaties voor Seveso-bedrijven stelt het Agentschap
Ondernemen voor om de ruimtebehoefte voor Seveso-bedrijven maximaal op te vangen door die bedrijven toe te laten op
de regionale bedrijventerreinen. Dat kan door bij het RUP, waarin een regionaal bedrijventerrein door de provincie of het
Vlaams Gewest bestemd wordt, een ruimtelijk veiligheidsrapport op te maken. Dat ruimtelijk veiligheidsrapport geeft met
behulp van zoneringskaarten duiding van het maximum van de hoeveelheden gevaarlijke stoffen, volgens hun aard, dat
in een Seveso-bedrijf kan toegelaten worden op het bedrijventerrein waarbij de risico’s zich tot een aanvaardbaar niveau
beperken. Het ruimtelijk veiligheidsrapport is als dusdanig geschikt als toetskader bij de uitgifte van bedrijventerreinen.
Op die manier kan de ruimtebehoefte voor Seveso-bedrijven met een lager extern mensrisico beantwoord worden. Op
de regionale bedrijventerreinen zal vrijwel altijd voldoende afstand zijn om die bedrijven veilig te kunnen huisvesten.
Het is het ruimtelijk veiligheidsrapport dat een leidraad geeft voor de ligging van de grens van de bedrijven die kunnen
toegelaten worden.
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Aangezien Seveso-bedrijven met een hoger extern mensrisico een grotere veiligheidsafstand nodig hebben – die niet
altijd aanwezig zal zijn – kan op basis van het beleid overwogen worden om daarvoor een specifiek beleid te ontwikkelen. Daarbij kunnen dan specifieke bedrijventerreinen gezocht, bestemd en ontwikkeld worden. Die bedrijventerreinen
moeten dan op voldoende afstand gezocht worden van woongebieden en kwetsbare locaties.
8
Het Agentschap Ondernemen heeft intussen het basiskaartmateriaal ter beschikking en zal n.a.v. de relevante planningsprocessen vragen deze zones in overweging te nemen.
Sensibilisering
Binnen de groep van Seveso-bedrijven zijn er ook bedrijven waarvan het extern (mens)risico dat eraan verbonden is,
relatief beperkt is. Overigens kunnen bedrijven waarin gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden (net) onder de
drempelhoeveelheden – en die dus geen Seveso-bedrijven zijn – ook een zeker extern (mens)risico met zich meebrengen.
Wat in die context belangrijk is, is dat de risico’s zich tot een aanvaardbaar niveau moeten beperken. Voor Sevesobedrijven geldt dat ook.
De sensibilisering van de betrokken beleidsniveaus, projectontwikkelaars of intercommunales, ontwikkelaars van bedrijventerreinen en het (ruimere) publiek waarbij Seveso-bedrijven, hun activiteiten en de daarmee gepaard gaande risico’s
worden gekaderd, moet dan ook een aandachtspunt zijn bij een Seveso-beleid. De verschillende actoren moeten er zich
van bewust zijn dat de term Seveso-bedrijf een lading dekt met een heel diverse inhoud. Niet alleen de ruimtebehoevende chemische havenindustrie valt onder die term, maar ook kleinere Kmo’s. De ontwikkelaars van bedrijventerreinen
moeten bij het uitgiftebeleid op bedrijventerreinen leren het ruimtelijk veiligheidsrapport te hanteren als toetskader voor
de vestiging van Seveso-bedrijven. De manier waarop verder in het algemeen over Seveso-bedrijven wordt gecommuniceerd, zal vanzelfsprekend een belangrijk onderdeel vormen van een dergelijke sensibilisering.
Daarbij is de manier waarop de verschillende actoren het ruimtelijk veiligheidsrapport kunnen gebruiken om de inplanting
van een Seveso-bedrijf te beoordelen, een specifiek aandachtspunt. Het Agentschap Ondernemen voorziet werksessies
om het gebruik van het RVR onder de aandacht te brengen van ontwikkelaars.
Opbouw tool voor data
Om het aspect van de externe veiligheid nog beter te integreren in het ruimtelijkeordeningsbeleid is het ontwikkelen van
goede ‘basiskaarten’ noodzakelijk. Die basiskaarten geven dan (minstens) de ligging weer van de Seveso-bedrijven en de
gebieden waarvan voldoende afstand moet worden gehouden.
Een goed opgebouwde tool kan zowel geschikt zijn bij de ruimtelijke planning (zowel bij structuurplannen en uitvoeringsplannen) als bij de vergunningverlening (stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen), en kan zo bijdragen
tot rechtszekerheid. De bedoeling is ook dat een dergelijke tool kan gebruikt worden in het kader van investeringsbegeleiding en bij de verkoop of toewijzing van percelen aan bedrijven.
Met de administraties Leefmilieu en Ruimtelijke Ordening wordt samengewerkt om deze tool op te bouwen.
Seveso-bedrijven zoals brandstofdepots en opslagmagazijnen hebben vanwege hun activiteit veeleer een regionaal karakter. Voor dergelijke activiteiten zal dus een zekere spreiding van mogelijke vestigingslocaties moeten worden voorzien.
Daarnaast zijn er activiteiten die bijvoorbeeld specifiek gebonden zijn aan belangrijke transporten van gevaarlijke stoffen
en die in een grote haven of nabij een belangrijke vervoersroute moeten plaatsvinden. Op basis van de ruimtelijke
structuur- en uitvoeringsplanning moet er over gewaakt worden dat aan de ver-eiste van spreiding en bundeling kan
beantwoord worden.
Toelaten van Seveso-bedrijven op bedrijventerreinen
Gezien de grote variatie aan Seveso-bedrijven en de vereiste bundeling en spreiding van Seveso-bedrijven, wordt voorgesteld om deze bedrijven maximaal toe te laten op regionale bedrijventerreinen. Dit wordt verduidelijkt door te werken
met de uitdrukking ‘genuanceerd verbod’.
Een genuanceerd verbod wil zeggen dat de Seveso-bedrijven die de draagkracht van het gebied niet overschrijden worden
toegelaten op het bedrijventerrein. De draagkracht van het bedrijventerrein kan afgeleid worden uit het ruimtelijk veiligheidsrapport dat wordt opgemaakt in het kader van de procedure in het RUP. In de toekomst moet ook de tool voor data
die draagkracht op een dynamische manier meer gedetailleerd in kaart brengen.
Een ongenuanceerd verbod wil zeggen dat in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP Seveso-bedrijven verboden worden. Dat heeft nadelen. Bij wijzigende regelgeving op Europees niveau kunnen bedrijven die al gevestigd zijn op
het bedrijventerrein Seveso-bedrijf worden. In dat geval kunnen ze mee onder het verbod vallen, zonder dat zich een veiligheidsprobleem stelt. Een tweede nadeel is dat een dergelijk ongenuanceerd verbod ingaat tegen de spreiding die een
aantal van de typische Seveso-bedrijven nodig hebben vanuit hun bedrijfsactiviteit (bijvoorbeeld brandstofleveranciers).
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Bundeling en spreiding
9
Locatie Seveso-bedrijven in Vlaanderen (begin 2009)
hoge drempel Seveso-bedrijf
lage drempel- Seveso-bedrijf
Bron: dienst VR (LNE)
Andere aspecten
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Een andere aspect dat bij een Seveso-beleid aan bod moet komen, is het kunnen beschikken over een screeningtool die
toelaat om op een relatief eenvoudige manier de haalbaarheid te evalueren van de vestiging van een Seveso-bedrijf op
een bepaalde locatie op basis van de afstandseis. Verder moet aandacht worden besteed aan de problematiek van de
grensoverschrijdende effecten en aan de rechtszekerheid.
10
Seveso-bedrijven kunnen problematische ruimtevragers zijn. Een Seveso-beleid vereist in elk geval
een totaalbeleid waarvan een locatiebeleid een onderdeel uitmaakt.
SAMENGEVAT
Principe van de voldoende afstand
Het principe van een voldoende afstand tussen Seveso-bedrijven en zogenaamde aandachtsgebieden, waaronder woongebieden, kwetsbare locaties en recreatiegebieden, vormt een belangrijk aspect binnen de Seveso-regelgeving.
Doorwerking in ruimtelijke ordening
Het bovengenoemde principe moet dan ook in een zo vroeg mogelijk stadium geintegreerd worden in het ruimtelijkeordeningsbeleid op de verschillende bestuursniveaus. In het decreet algemene bepalingen milieubeleid werd daarom het
ruimtelijk veiligheidsrapport als instrument gecreëerd. Dat principe impliceert de volgende wisselwerking:
XX Bij het ontwikkelen van een toekomstige ruimtelijke visie voor de omgeving van een (gepland) bedrijventerrein
moet al rekening worden gehouden met de (eventuele toekomstige) aanwezigheid van Seveso-bedrijvigheid. Als
de ruimtelijke visie voor de omgeving het creëren van aandachtsgebieden (woningen, kwetsbare locaties) betekent of kan betekenen, kan dat aan het (geplande) bedrijventerrein beperkingen opleggen aan de mogelijkheden
tot inplanting van Seveso-bedrijven, naargelang de grootte van de externe (mens)risico’s die aan die bedrijven
verbonden zijn.
XX
De (toekomstige) aanwezigheid van Seveso-bedrijvigheid op een bedrijventerrein kan beperkingen opleggen aan
de realisatie van aandachtsgebieden (woningen, kwetsbare locaties) in de omgeving ervan, zodat met die (toekomstige) aanwezigheid al bij de visie op de ruimteontwikkeling rekening moet worden gehouden.
Doorwerking bij de realisatie
Er moet wel op worden gewezen dat een gepast Seveso-beleid zich niet mag beperken tot het niveau van de beleidsontwikkeling in de strikte zin van het woord. Het principe van de voldoende afstand moet ook gevolgd worden bij de
realisatie van (bestaande) bestemmingen.
XX Het meest voor de hand liggende voorbeeld is het inplanten van een Seveso-inrichting, waarbij moet rekening
gehouden worden met de betrokken omgeving.
XX
Ontwikkelingen in de omgeving van bestaande industriegebieden of bedrijventerreinen op basis van beleidskeuzes die in het verleden zijn gemaakt, kunnen beperkingen opleggen aan de ontwikkelingen van het betrokken industriegebied of bedrijventerrein. Een typisch voorbeeld daarbij is de vestiging van een school (kwetsbare locatie)
binnen een al bestaand woongebied volgens het gewestplan.
Andere aspecten die bij de realisatie kunnen vermeld worden, zijn de onderstaande:
XX De inrichting van een bedrijventerrein zal bij voorkeur mee gestuurd worden op basis van het externe (mens)
risico. In het ruimtelijk veiligheidsrapport is de veiligheidszonering een vorm van milieuzonering waarmee de
ontwikkelaar moet rekening houden bij de uitgifte van percelen.
XX
Vervoersassen voor gevaarlijke stoffen worden als mogelijke externe gevarenbron beschouwd voor Sevesobedrijven, wat evenwel niet betekent dat ze zonder meer een nadeel betekenen voor de vestiging van Sevesobedrijven. Ze kunnen een voordeel zijn om logistieke redenen.
Seveso-bedrijven: aard, ruimtebehoefte en mogelijke inplantingslocaties
Het bovenstaande houdt in dat het maken van (beleids)keuzes inzake ruimtelijke ordening bepaalde gevolgen heeft
waarvan men zich bewust moet zijn. Ter illustratie kan daarbij gedacht worden aan de mogelijke keuze voor het vrijwaren
van ruimte voor Seveso-bedrijven met een hoger extern (mens)risico.
11
Agentschap Ondernemen
Koning Albert II-laan 35 bus 12
1030 Brussel
T 02 553 37 05 I Fax 02 553 38 69
[email protected]
Agentschap Ondernemen
Antwerpen
Lange Lozanastraat 223 bus 4
2018 Antwerpen
T 03 260 87 00 I Fax 03 260 87 07
[email protected]
Agentschap Ondernemen
Limburg
Kempische Steenweg 305 bus 201
3500 Hasselt
T 011 29 20 00 I Fax 011 29 20 01
[email protected]
Agentschap Ondernemen
Oost-Vlaanderen
Seminariestraat 2
9000 Gent
T 09 267 40 00 I Fax 09 267 40 60
[email protected]
Colofon
Deze brochure steunt op een studie die Sertius in samenwerking
met Grontmij, Barn en Idea Consult heeft uitgevoerd in opdracht van
het Agentschap Ondernemen.
Verantwoordelijke uitgever: Bernard De Potter, administrateurgeneraal, Agentschap Ondernemen, Koning Albert II-laan 35, 1030
Brussel.
www.agentschapondernemen.be
Agentschap Ondernemen
Vlaams-Brabant
Philipssite 5 - Ubicenter 3e verdieping
3001 Leuven
T 016 31 10 50 I Fax 016 31 10 51
[email protected]
Agentschap Ondernemen
West-Vlaanderen
Jan Breydellaan 107
8200 Sint-Andries/Brugge
T 050 32 50 00 I Fax 050 32 50 01
[email protected]
Download