Verwerkingsopdrachten Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 ISBN 97890 8524 0822 Thema 6 Professioneel werken Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over professioneel werken opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht. 1. Wie of welke instantie heeft de meeste invloed op jouw geweten? Je ouders, de kerk, je vrienden, een politieke partij? Of nog andere personen of instanties? 2. Laat jij je altijd door je geweten leiden? Wanneer wijk je daar wel eens vanaf? Heb je dan een dilemma met jezelf? 3. Overweeg je dan bewust wat je doet of praat je er wel eens met anderen over? 4. Ben jij snel emotioneel? Wat doe je als je emotioneel wordt? 5. Hoe reageer jij op emoties van anderen? 6. Welke regels in de omgang met collega’s vind jij belangrijk? 7. Een welke regels in de omgang met cliënten? 8. Waar kun je richtlijnen voor jouw handelen vinden als je in een instelling werkt? 9. Wie hebben in jouw leven veel invloed op of macht over jou gehad? 10. Wat maakte dat zij zo’n grote invloed op je hadden? Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 11. Ethiek 12. Normatieve ethiek 13. Beschouwende ethiek 14. Situationele ethiek 15. Versterving 16. Vrijheidsbeperkende (be)handeling 17. Ethisch dilemma 18. Beroepsethiek 19. Beroepscode 20. Emoties 21. Affecten 22. Verantwoordelijkheid 23. Geheimhoudingsplicht 24. Beroepsgeheim 25. Macht 26. Tegenmacht 27. Machtsgebruik 28. Machtsmisbruik 29. Machtsongelijkheid 30. Machtstypen 31. Formele macht 32. Sanctiemacht 33. Deskundigheidsmacht 34. Argumentatiemacht 35. Referentiemacht 36. Informatiemacht Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen en toepassen Opdracht 3 Lees de tekst over ethiek in 6.2. Zet achter elke norm hieronder om welke vorm van ethiek het gaat en leg uit waarom. 37. De tien geboden van het jodendom en het christendom. 38. Elke zondag gaat Edwin naar een filosofieclub waar hij samen met anderen filosofeert over dingen als goed en kwaad. 39. ‘Wat je thuis doet, moet je zelf weten maar hier in de trein vinden we het niet goed dat je met je voeten op de bank ligt.’ en normen ontwikkeld. 40. De Hells angels hebben hun eigen waarden en normen ontwikkeld. Opdracht 4 Lees de tekst over ethiek in de praktijk, ethische dilemma’s en jouw rol in ethische kwesties in 6.2.1. Geef vanuit ethisch oogpunt voorbeelden aan van wat vóór en tegen de vraagstellingen in het tweede tintvlak zou kunnen pleiten. 41. Moeten jongeren sneller geholpen worden dan ouderen? 42. Moet iemand die veel rookt, drugs gebruikt of drinkt, in een ziekenhuis plaats vrijmaken voor iemand die gezonder leeft? 43. Moeten werkenden eerder geholpen worden dan niet-werkenden? 44. Moet iemand die legaal in Nederland verblijft eerder geholpen worden dan iemand die hier illegaal is? 45. Of moet iemand die hier illegaal is zelfs helemaal niet geholpen worden? Opdracht 5 Lees de teksten over ethische dilemma’s, jouw rol in ethische kwesties, beroepsethiek en ethiek en sancties in 6.2.2 tot en met 6.2.5. Lees onderstaande situaties en beantwoord de vragen. Hoe zit dat? Situatie 1 Mariska van 15 woont al jaren in een leefgroep omdat zij door het drugsgebruik van haar ouders thuis niet goed verzorgd en opgevoed werd. Ze heeft een moeilijke tijd achter de rug en begint daar nu weer wat uit te komen. Ze wil zo graag een avondje gaan stappen met haar vriendinnen van buiten de instelling, al is het maar voor een Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp paar uurtjes. Het team heeft echter besloten dat ze daar nog niet aan toe is. Jij, als groepsleider, hebt er hard voor gepleit het wel toe te staan. Je bent het eigenlijk niet met de beslissing eens. Je denkt dat een avondje uit Mariska erg goed zou doen en dat zij daar eigenlijk na haar moeilijke periode ook wel recht op heeft. Mariska voelt dat aan en probeert jou te bewerken: ‘Ga dan mee, dan kun je me in de gaten houden.’ 46. Is hier sprake van ethische keuzes? Situatie 2 Je krijgt een collega die streng gelovig is. Jij bent atheïst. 47. Noem 2 voorbeelden van dilemma’s die dit op zou kunnen leveren in de samenwerking. 48. Hoe zou je met deze ethische dilemma’s en de problemen die daaruit voort kunnen vloeien in de praktijk om kunnen gaan? 49. Welke grenzen zijn er aan de mogelijkheden om dergelijke ethische dilemma’s op te lossen? Opdracht 6 Lees de tekst over grenzen en privacy in 6.5 en 6.6 en lees de situaties hieronder. Geef achter elke zin aan waar het om gaat: wetgeving; instellingsregels; beroepsgroep; persoonlijke waarden of normen. Leg uit waarom. 50. We bergen de persoonsgegevens van onze cliënten op in een gesloten kast. 51. Jij bent activiteitenbegeleider. Een deelnemer aan een activiteit vertelt in vertrouwen aan jou dat ze huwelijksproblemen heeft. 52. Ik knijp zo nu en dan een oogje dicht als Yamal er even stiekem tussenuit knijpt. Hij heeft het al zo moeilijk. Opdracht 7 Lees de teksten over macht, afhankelijkheid, machtsgebruik en machtsmisbruik in 6.7 tot en met 6.7.2 en beantwoord de volgende vragen. Waar of niet waar? Leg uit waarom. 53. Als ik het ergens niet mee eens ben en ik zeg er iets van, dan ontwikkel ik tegenmacht. 54. Als het druk is op de afdeling en ik kan niet voldoende aandacht aan een cliënt geven die agressief wordt, bind ik hem, ter bescherming van hem en mijzelf, aan zijn stoel vast. Ik maak dan gebruik van mijn macht. Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opdracht 8 Lees de tekst over typen macht in 6.7.3. Geef achter elke zin hieronder aan om welk type macht het gaat. Leg uit waarom. 55. Ik maak de vastgebonden cliënt pas weer los als hij belooft heeft rustig te zijn en mee te werken. 56. Mijn leidinggevende weet hoe het moet, zij heeft zoveel ervaring. Ik kijk ‘de kunst’ daarom regelmatig van haar af. 57. Ik neem aan dat dit klopt. Ik heb in ieder geval geen reden om hier aan te twijfelen. Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 6 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken en oefenen Opdracht 9 Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie. In een rollenspel oefen je nu het omgaan met dilemma’s. Doel Je leert dilemma’s te onderkennen, te bespreken en er oplossingen voor te bedenken. Werkwijze Vorm groepjes van vier personen en wijs een woordvoerder aan. Twee spelen het rollenspel, de andere twee observeren. Speel vijf minuten het rollenspel en bespreek het rollenspel na waarbij de observatoren zeggen wat zij geobserveerd hebben. Hierna wisselen de rollen en wordt het volgende rollenspel gespeeld en op dezelfde manier nabesproken. De woordvoerder doet verslag van de belangrijkste bevindingen en de tips. Rollenspel 1 Het is kerst en de meeste kinderen van de leefgroep gaan die dagen naar huis. Voor Kerstin geldt een andere afspraak. Zij mag de leefgroep niet uit omdat bij de intake is afgesproken dat zij de eerste drie maanden niet terug naar het pleeggezin gaat. Ze heeft het daar te bond gemaakt en zowel het pleeggezin als Kerstin hebben even rust nodig. De pleegouders mogen wel op 2e kerstdag een paar uur langskomen en eventueel met haar gaan wandelen. Dat komt de pleegouders echter niet uit want zij hebben nog meer pleegkinderen waar zij die dag iets mee willen doen. Zij stellen aan de instelling voor een uitzondering te maken en Kerstin op 2 e kerstdag op te halen om in het pleeggezin te zijn. Zij zullen haar dan vroeg in de avond weer terugbrengen. De spelers voeren een gesprek hierover tussen de groepswerker en de pleegouder. De pleegouder wil Kerstin 2e kerstdag thuis hebben en heeft daar goede argumenten voor. De instelling heeft goede argumenten voor het beleid dat Kerstin 3 maanden lang niet in het pleeggezin is. Beide voelen dit als een groot dilemma en willen de goede verstandhouding niet op het spel zetten. De rollen Eén speelt de pleegouder en de ander de groepswerker van de instelling. Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 7 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Voorbereiding De pleegouder bedenkt argumenten waarom het voor Kerstin beter is om 2 e kerstdag in het gezin te zijn. Bovendien zet de pleegouder de argumenten van de instelling voor de 3 maanden time-out nog eens op een rijtje, wat de dilemma’s zijn en wat zij of hij daar tegenover kan stellen. De groepswerker zet eveneens de argumenten waarom het geen goed idee is om Kerstin 2e kerstdag naar het pleeggezin te laten gaan nog eens op een rijtje. Hij of zij bedenkt ook welke dilemma’s er zijn en hoe dit eventueel opgelost kan worden. De observatoren letten op: of de achterliggende problemen, regels en het beleid goed op tafel komen; of duidelijk wordt welke de dilemma’s zijn en of die goed helder worden en besproken worden; welke argumenten en opstelling bijdroegen aan de oplossing en welke een mogelijke oplossing in de weg stonden. Nabespreking De nabespreking wordt gedaan aan de hand van de drie observatiepunten. Vragen die daarnaast gesteld worden: lukte het om tot een oplossing te komen die voor alle partijen bevredigend was; wat was de ‘succesformule’; welke tips voor dit soort gesprekken kunnen jullie bedenken. Rollenspel 2 Roel van 18 komt in het jongerencentrum. Hij vertelt stoer dat hij net een fiets gestolen heeft en vraagt: ‘Wie wil hem kopen?’ Jij bent Maartje, de jongerenwerkster. Je bent erg blij dat Roel het jongerencentrum bezoekt en dat je net een beetje een goede relatie met hem aan het opbouwen bent. Roel komt uit een erg moeilijk gezin en je hebt hem de afgelopen maanden langzaam zien afglijden. Je wilt je verhouding met hem niet op het spel zetten want dan verlies je hem weer. Je staat voor het dilemma wat te doen. Als burger ben je verplicht aangifte te doen bij de politie. Als beroepsbeoefenaar wil je je verhouding met Roel goed houden, maar moet je ook normen stellen. Hoe benader je Roel? En hoe reageert Roel daarop? De rollen Eén speelt Maartje, de ander speelt Roel. Voorbereiding Maartje bedenkt hoe zij Roel gaat benaderen en hoe zij hier een gesprek met hem over gaat voeren. Zij bedenkt voor welke dilemma’s zij staat en hoe zij daar uit denkt te kunnen komen. Roel weet natuurlijk wel dat hij iets doet dat niet kan en dat hij provoceert door die fiets in het jongerencentrum te koop aan te bieden. Hij daagt Maartje dus uit en weet Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 8 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp dat hij hier op aangesproken zal worden. Maar ook hij is blij met de goede verstandhouding met Maartje en wil die eigenlijk ook niet op het spel zetten. Je bedenkt waarom hij dat doet en hoe je je opstelt als je op je gedrag aangesproken wordt. De observatoren letten op: of de achterliggende problemen, regels en het beleid goed op tafel komen; of duidelijk wordt welke de dilemma’s zijn en of die goed helder worden en besproken worden; welke argumenten en opstelling bijdroegen aan de oplossing en welke een mogelijke oplossing in de weg stonden. Nabespreking De nabespreking wordt gedaan aan de hand van de drie observatiepunten. Vragen die daarnaast gesteld worden: lukte het om tot een oplossing te komen die voor alle partijen bevredigend was; wat was de ‘succesformule’; welke tips voor dit soort gesprekken kunnen jullie bedenken. Verwerkingsopdrachten thema 6 Methodisch begeleiden; saw 3 & 4 pagina 9 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp