Ouderen-in-actie(f). 1. Inleidend 2. Ouder, maar nog

advertisement
Ouderen-in-actie(f).
Good practices in ‘de branding’?
Auteur: Bert Tanghe
1
1. Inleidend
“Hoe ouder de foto, hoe jonger we eruit zien!”, zei wijlen Johan Anthierens. Je leven begint pas op je vijftigste,
zullen sommigen kunnen beamen (of net niet). En je bent zeker nog niet afgeschreven en enkel goed voor de
fauteuil. Maar toch moeten we toegeven dat je vanaf een bepaalde leeftijd je leven niet meer leeft zoals je dat deed
toen je 25 was. Brengt dit andere levenswijzen met zich mee? Andere behoeftes? Andere ondersteuningsbehoeftes
mogelijks? En wat als je een verstandelijke beperking hebt, heeft ouder worden daar effect op?
Wat hierna volgt licht de visie van ‘de branding’ toe omtrent het fenomeen ouder worden en handicap, en welke
strategieën ‘de branding’ aan de dag legt om een adequaat antwoord te bieden op ondersteuningsvragen die hier uit
voort vloeien. Daarnaast wensen we ook toe te lichten op welke manier wij een actief aanbod willen formuleren
aan die senioren die dit wensen.
2. Ouder, maar nog niet afgeschreven
Ook al blijf je jong van hart, toch krijgen de meeste mensen te kampen met een aantal ouderdomsverschijnselen
eens ze een bepaalde leeftijdskaap voorbij zijn. Deze ouderdomsverschijnselen kunnen zeer variërend zijn en uiten
zich meestal op twee domeinen. Er zijn lichamelijke gevolgen: er kan sprake zijn van trager en moeilijker
bewegen, minder lichamelijke belasting aankunnen, achteruitgang van zintuiglijke functies en tal van medische
problemen (reuma, hart- en vaatziekten, vocht- en temperatuurregulatie,…). Maar er treden ook psychische
factoren op de voorgrond: het minder snel reageren op prikkels, moeilijker dingen onthouden, verminderde
wendbaarheid in het denken, trager opnemen van informatie of het moeizamer ophalen van aanwezige informatie.
Mensen met een verstandelijke beperking verschillen hier uiteraard niet in bij mensen zonder verstandelijke
beperking, maar mogelijks zijn er toch een aantal markante specifieke ouderdomsproblemen bij sommige mensen
met een verstandelijke beperking.
Onze ervaring in ‘de branding’ leert ons bijvoorbeeld dat een aantal mensen met het syndroom van Down op
relatief jongere leeftijd (soms al vanaf 40 jaar) te kampen krijgt met verouderingsverschijnselen en –problemen.
Onderzoek van Tonnie Coppus toont aan dat mensen met downsyndroom sneller verouderen. Zo komen vrouwen
met dat syndroom vroeger in de menopauze (gemiddelde leeftijd 44 jaar) dan vrouwen in de algemene bevolking
(gemiddelde leeftijd 52 jaar) (Coppus, 2008).
Maaskant gewaagt zich van de stelling dat ongeveer 30% van de 40-plussers met het syndroom van Down aan de
ziekte van Alzheimer lijdt (Maaskant & Hoekman, 2011).
3. Modellen van benadering
Wanneer mensen geconfronteerd worden met verouderingsverschijnselen, wijzigt vaak ook de
ondersteuningbehoefte. Als ondersteuner kan je dit vanuit verschillende invalshoeken benaderen. De keuze die je
hierbij maakt, bepaalt op welke wijze er ondersteuning geboden wordt, maar geeft ook aan op welke wijze je als
ondersteuner kijkt naar het fenomeen ‘ouder worden’. We laten ons hierbij inspireren op de gerontologische visies
1
Bert Tanghe is licentiaat in de sociale agogiek en agogisch directeur in ‘de branding’. Dienstverleningscentrum ‘de branding’
biedt ondersteuning aan volwassen personen met voornamelijk verstandelijke beperking, gaande van mensen met een beperkte
tot een zeer intensieve ondersteuningsvraag. De actieradius van ‘de branding’ strekt zich uit over het zuiden van WestVlaanderen. Met een team van 220 medewerkers ondersteunt ‘de branding’ anno 2012 een 250-tal gebruikers, en dit op zowel
ambulante als (semi-)residentiële wijze.
die Marcoen hierbij onderscheidt en delen met hem de voorkeur voor het competentiemodel (Marcoen, Grommen,
Van Ranst, 2006):

Deficitmodel:
Enkele decennia geleden vond men dat ouder worden vooral gepaard ging met ‘deficit’ of verlies. Men
verloor geleidelijk aan zijn ‘goede gezondheid’ (fysiek en psychisch), men verloor zijn leeftijdsgenoten
(ziekte en overlijden), er was verlies van sociale contacten, verandering in de maatschappelijke positie
(pensioen),… Kortom, ouder worden werd gelijkgesteld aan het stelselmatig verliezen van vanalles tot
het eigen leven op de koop toe. De benadering van ouderen focuste zich dan ook voornamelijk op het
leren omgaan met verlies en deze verlieservaringen een plaats geven.

Rust-Roest-Model:
Na dit verliesmodel kwam er gelukkig een tegenbeweging, die vooral uitte in het niet toegeven aan de
verlieservaringen. Je mag als oudere vooral niet stilvallen als je met pensioen gaat, integendeel, je moet
zeer actief worden en dit op diverse domeinen. Het niet actief gebruiken van onze lichamelijke,
psychische en sociale functies, gaan deze verzwakken. Actieve ouderen blijven vitaler van lichaam en
geest.

Competentiemodel:
Op vandaag wordt globaal genomen uitgegaan van het competentiemodel. Hierin bevat ouder worden een
aantal verlieservaringen, doch kan men op allerlei domeinen actief blijven en men krijgt vooral heel wat
nieuwe kansen: er is meer tijd, meer ‘kwalitatieve’ tijd die ouderen kan laten groeien en men krijgt de
kans om te groeien in nieuwe rollen: bijv. grootouderschap, maatschappelijke inzet, groeikansen in
relaties,… Een mens kan op die manier tot op hoge leeftijd competent, deskundig zijn in zijn eigen,
unieke levensloop.
Dit model draagt onze voorkeur weg omdat:
- er een positief mens- en zelfbeeld aan de basis ligt. Het weerspiegelt een veranderende realiteit en
creëert ook verandering.
- men verlieservaringen accepteert, maar vooral oog heeft voor nieuwe kansen en mogelijkheden
- het de mogelijkheid creëert voor nieuwe rollen en groeikansen.
- Er andere accenten mogelijk zijn: bv. van prestatiesport naar recreatieve sport, van
verantwoordelijkheid tijdens het beroepsleven naar medewerking in verenigingsverband,…
4. De kunst van het positief en zinvol ouder worden
Wijlen Prof. Dr. Leo Apostel, filosoof en ethicus, gaf aan het einde van de vorige eeuw een voordracht over de
kunst van het zinvol ouder worden. Hij baseerde zich hiervoor op een onderzoek gevoerd door Tilkin (TilkinFranssens, 1992). Dit onderzoek vertrok vanuit de vaststelling dat er ouderen waren die zichzelf als relatief
gelukkig omschreven en anderen niet. Daarbij werd vastgesteld dat die ouderen die zich als gelukkig omschreven
aan enkele gezamenlijke kenmerken voldeden en werd ook verondersteld dat dit persoonskenmerken waren die de
kans op ‘positief en zinvol ouder worden’ sterk kunnen bevorderen. Wij namen hierbij ook de vrijheid om de
opgesomde kenmerken tegen het licht van de ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking te
leggen en in dat opzicht wat kanttekeningen te maken:

“Men heeft een aantal praktische vaardigheden waarvan met geregeld gebruik maakt om opdrachten
zelfstandig te vervullen.” Zelfredzaamheid is hierin een sleutelbegrip en het zo maximaal mogelijk zijn
eigen vaardigheden kunnen blijven gebruiken in functie van zijn eigen leven.

“Men heeft nog persoonlijke levensdoelen: van kleine, concrete, dagdagelijkse doelen tot meer complexe.
Onder deze doelen moet er één zijn dat het persoonlijk leven overschrijdt.” Dit komt ook neer op het zich
engageren in een actief leven. Elke gebruiker trachten we de regie over het eigen leven te laten hebben, en
met hem gaan we regelmatig het gesprek aan in functie van persoonlijke doelen en wensen.

“Men heeft nog een sociaal netwerk: niet zozeer de kwantiteit is van belang, wel de kwaliteit van deze
contacten.” Het feit of men geluk, verdriet, levensvragen, belangrijke gebeurtenissen, enz. op een
bevredigende manier kan delen met anderen is van wezenlijk belang. Dit is uiteraard belangrijk voor elke
leeftijdscategorie, maar het gevaar voor het wegvallen van het sociaal netwerk is natuurlijk groter voor
ouderen, mogelijks nog groter voor kwetsbare ouderen met een verstandelijke beperking. Zo bleek dat
bijv. bedlegerige ouderen met een beperkt sociaal netwerk toch nog zinvolle, kwalitatieve relaties konden
hebben. Het uitbouwen en onderhouden van sociale netwerken is een fundamentele
ondersteuningsopdracht in onze voorziening. We trachten rond iedere gebruiker een steunend (zo
natuurlijk mogelijk) netwerk te organiseren (als dat er al niet is), maar we doen ook heel wat
inspanningen om dit op peil te houden.

“Men heeft nog genotsbronnen: zaken waaruit men energie kon halen, waarvan men nog kon genieten.”
Het betreft hier genotsbronnen van zowel lichamelijk als psychisch genot, bijv. lezen, muziek, creatief
zijn, iets doen met familie, lekker eten en drinken, relaxatie,… Hier kan men ook de seksualiteitsbeleving
plaatsen: ook op oudere leeftijd blijft de seksualiteitsbeleving zijn plaats hebben. Het accent komt minder
te liggen op het prestatiegerichte, maar meer op de andere elementen zoals tederheid, intimiteit,
samenzijn, bevestiging en waardering. Koppels krijgen de kans om samen te wonen en hun leven verder
te delen, ook al veranderen hun ondersteuningsbehoeften door het ouder worden.

“Men heeft nog een groot individualiteitsbesef: men zag zichzelf nog als een unieke persoon, en niet als
een object van zorg.” Men had de kans zich te blijven ontplooien als een persoon met een eigen visie,
waarden, persoonlijke overtuigingen en gewoontes, eigen keuzes,… die niet altijd hoeven overeen te
stemmen met het verwachtingspatroon tav ouderen. Van Hove (Van Hove, 2000) wijst hierbij heel
duidelijk op de valkuil van de ‘verdinging’ voor veel mensen die in voorzieningen verblijven. De agogie
dient op die manier georganiseerd te worden dat ze als tegengif dient tegen die verdinging, in dit zit naar
onze ervaring heel vaak in de kleinste zaken eerst: kan ik kiezen wat ik eet? Kan ik bepalen wanneer ik
opsta, wanneer ik ga slapen? Krijg ik mijn eigen ruimte en privacy? Mag ik me kleden zoals ik dat mooi
en leuk vind? Moet ik mee in de kadans van een groep? Wie stelt de leefregels op? enz.

“Men heeft nog een zekere autonomie over zijn eigen leven”: het gevoel zelf nog te beslissen over zijn
eigen leven. Het feit dat men nog in zo groot mogelijke mate kan beslissen over zijn eigen leven,
dagdagelijks doen en laten, tijdsbesteding, relaties,… bleek in belangrijke mate bij te dragen tot geluk.
Ook hier wordt al te vaak verondersteld dat mensen met een verstandelijke beperking ook in het maken
van keuzes en het bepalen van hun eigen leven te beperkt zijn om dit zelf te doen. Het is aan de
ondersteuners om de nodige creativiteit aan de dag te leggen om dit om te buigen, om
communicatiewegen te vinden die dit wel mogelijk maken. En ook hier begin je best met de kleine,
dagdagelijkse dingen van het leven.

“Men heeft de breuklijnen van zijn eigen leven in zekere mate verwerkt (pensioen, verlies,…), maar ook
leren omgaan met het eigen levenseinde.” Ouderen moeten een proces doormaken, hun ‘levensbalans’
opmaken. Alle belangrijke gebeurtenissen in hun leven (relaties, beroepsactiviteit, positieve zaken,
mislukkingen, tegenslagen, verlieservaring, gelukservaring,…) een plaats geven en tot een zo groot
mogelijke verwerking en aanvaarding komen. Dit proces kan langere tijd duren en kan versneld worden
door plotse levensgebeurtenissen waardoor men acuut op de feiten gewezen wordt.
Aandacht voor zingeving, spiritualiteit (in al zijn vormen en overtuigingen), maar ook voor het
levenseinde, verlies en afscheid nemen, dient op maat van elke gebruiker bekeken en desgewenst
ondersteund te worden.
Ouderen die in elk van deze domeinen een zeker niveau konden behalen, waren ouderen met een verhoogde kans
om ‘positief, succesvol en zinvol’ ouder te worden. Deze domeinen zijn uiteraard makkelijker te bespelen wanneer
men als oudere in relatief goede gezondheid verkeert, nog mobiel is, nog over een goed uitgebouwd sociaal
netwerk beschikt,… maar uit onderzoek is gebleken dat ook zieke, bedlegerige of beperkte ouderen zichzelf als
gelukkig beoordeelden, omdat ze er toch in geslaagd waren of de juiste ondersteuning kregen om op deze
domeinen hoog te scoren. Het inroepen van ondersteuning of hulp van derden of een dienstverleningscentrum kan
je immers ook vanuit je eigen autonomie zoveel mogelijk sturen.
Daarnaast is het een uitdaging voor hulpverleners en dienstverleningscentra om een beleid te voeren dat hun
cliënten toelaat en zelfs stimuleert om op bovenstaande domeinen goeie resultaten te halen of te behouden. Binnen
‘de branding’ proberen we met onze ondersteuningsinitiatieven sterk in te zetten op deze kritische succesfactoren,
uiteraard in relatie tot de mogelijkheden en de beperkingen van elke individuele oudere.
5. En wat als het licht begint te doven?
Sommige ouder wordende gebruikers krijgen te maken met versnelde verouderingsprocessen of zelfs
ziektebeelden als dementie, Parkinson,… Dit vraagt niet steeds maar toch soms een specifiekere manier van
benaderen. In de eerste plaats een intensievere medische benadering, afhankelijk van de fysieke symptomen. In dit
kader trachten we binnen ‘de branding’ sterk in te zetten op medische en paramedische ondersteuning door middel
van eigen capaciteit aan verpleegkundigen en kinesisten, maar ook door reguliere ondersteuning van artsen,
thuisverplegers, logopedisten (bij slikproblematiek bijv.), kinesisten en ergotherapeuten in te schakelen in een
multidisciplinair netwerk.
Anderzijds kan er ook sociaalagogisch verschil gemaakt worden afhankelijk van de gekozen benadering. Ons
Seniorencentrum (zie verder) fungeert hierbij als kenniscentrum en draaischijf om input en backup te voorzien aan
ondersteuners in het werkveld. We gaan hierbij eclectisch te werk en putten uit verschillende benaderingswijzen,
naar gelang de ondersteuningsvraag van de individuele gebruiker. We lichten enkele van deze benaderingen kort
toe:
 Validation: Deze ondersteuningswijze biedt handvaten bij het contact leggen bij oudere, dementerende
gebruikers en maakt het mogelijk aansluiting te vinden bij hun belevingen. De kern van deze benadering
vormt het bevestigen (valideren) van de belevingen van de dementerenden door het empatisch
communiceren. Er wordt vooral gebruik gemaakt van communicatietechnieken die voor begeleiders
trainbaar zijn en van de indeling in vier stadia met daarbij bruikbare technieken (bv. spiegelen, aanraken,
parafraseren, niet bedreigende vragen, spreken met zachte stem,…).

Realiteitsoriëntatie training (ROT): ROT tracht de verwardheid van de betrokken gebruikers te
verminderen door het verschaffen van info over het hier en nu, de realiteit. De dienstverleners helpen de
betrokken gebruiker om zich te oriënteren in tijd, plaats en personen. Dit kan door individuele training of
24 uurs ROT waarbij de omgeving voorzien wordt van allerlei hulpmiddelen om de oriëntatie te
ondersteunen (bv een duidelijk zichtbare klok, foto’s, picto’s op deuren en muren, agenda,…).

Warme Zorg: Er wordt uitgegaan van het gegeven dat een dementerende gebruiker steeds op zoek is
naar veiligheid. Het geheugenverval maakt mensen angstig en onzeker, maar soms ook opstandig. Er
wordt getracht de betrokkenen constant de veiligheid van vertrouwde mensen en een vertrouwde
omgeving te bieden. Belangrijk hierbij is ook de inrichting van de omgeving: deze dient een voor de
betrokkenen vertrouwd karakter uit te stralen (ouderwets ingerichte woonkamer, vertrouwde meubelen,
zachte warme kleuren, klassieke muziek of muziek van vroeger,…).

Reminiscentie: Het werken met herinneringen van vroeger neemt hier een centrale plaats in de
ondersteuning in. Vooral bij dementerende mensen die in een stadium zijn dat het verleden centraal in de
beleving staat, is deze benadering zinvol. Het kan enerzijds het zelfvertrouwen van de betrokkenen ten
goede komen, anderzijds biedt het gebruikers en begeleiders ook gespreksonderwerpen waardoor het
contact verdiept kan worden.

Het levensverhaal: Het kunnen aansluiten als ondersteuner bij de leefwereld, de beleving en de
behoeften van de oudere geldt als één van de voorwaarden tot het geven van een goede ondersteuning.
Om dit te kunnen, dient men eerst te weten waarop men precies per individu moet aansluiten. Kennis van
het individuele levensverhaal is daarbij onmisbaar. Vooral de verhalen waaruit blijkt wie en hoe een
gebruiker was, hoe hij in het leven stond en wat voor hem van waarde was en is, waar hij van genoot en
wat hij vervelend vond. Hiertoe bestaan verschillende methodieken, maar de methodiek van het
levensboek is de meest bekende

Basale stimulatie: Het bespelen van de favoriete zintuigen heeft een zeer rustgevende werking op de
gebruikers.

Haptonomie (wetenschap van het bewegingsgevoel): Een dementerende gebruiker verliest geleidelijk
aan dit bewegingsgevoel. Verbale instructies zijn daarbij niet meer voldoende, waardoor de gebruiker
geholpen moet worden met zitten, draaien.

Massage: de wijze van aanraken staat hierbij centraal. Dit is vooral bruikbaar bij ernstige terugval naar de
lichaamsgebonden fase in het dementiebeeld, net zoals basale stimulatie en haptonomie.
Ook bij een naderend levenseinde loopt de ondersteuning verder en trachten wij op adequate wijze een antwoord te
bieden aan ondersteuningsvragen die hierop betrekking hebben. Een kwaliteitsvolle palliatieve ondersteuning kan
zeker zijn plaats krijgen binnen de voorziening, maar is enkel realiseerbaar wanneer aan een aantal
grondvoorwaarden is voldaan: het hebben van een weloverwogen en breed gedragen visie op palliatieve
ondersteuning, het kunnen inroepen van een breed multidisciplinair steunnetwerk en het wendbaar kunnen inzetten
van middelen om dergelijke urgente ondersteuningsvragen adequaat op te vangen. ‘de branding’ werkte een
duidelijke visie op palliatieve ondersteuning binnen onze organisatie uit en organiseerde zich zowel intern als
extern (zie verder: samenwerking Netwerk Palliatieve Zorg Zuid-West-Vlaanderen) op dit vlak.
6. Senioren in ‘de branding’
De laatste decennia neemt de vergrijzing in ons land toe, en dat laat zich ook voelen binnen onze
gebruikerspopulatie. De leeftijdsgrens waarbij men maatschappelijk spreekt over een ‘oudere’ ligt in België op
gemiddeld 50 jaar. Binnen onze populatie zien wij dat er kan gewerkt worden met leeftijdsgrenzen tussen 45 en 65
jaar, afhankelijk van de aard van de beperking en de manifestatie van de verouderingsverschijnselen.
Daarnaast stellen we ook vast dat de afgelopen jaren de levensverwachting voor mensen met een verstandelijke
beperking (tussen 70 en 74 jaar) gevoelig gestegen is, in die mate zelfs dat deze verwachting bijna gelijkloopt met
die van mensen zonder verstandelijke beperking (tussen 75 en 81 jaar). Bij mensen met het syndroom van Down
blijft dit beduidend lager: 55 jaar bij licht/matig verstandelijk beperkt, 47 jaar bij ernstig en 42 jaar bij diep
verstandelijk beperkt (Van Puyenbroeck, 2008).
In Nederland zal door de vergrijzing het aandeel 50-plussers met een verstandelijke beperking stijgen van 16.000
(15%) in 2002 tot 26.000 (25%) in 2020. Het aantal oudere (50-plus) cliënten van algemene woonvoorzieningen
stijgt van 24% (1996) naar 39% (2011). Het aandeel 65-plussers neemt in diezelfde periode toe van 8% naar 11%
(Maaskant & Hoekman, 2011).
Wat de populatie ouderen onder ‘de branding’-gebruikers betreft spreken we anno 2012 over volgende
demografische gegevens:
Leeftijdscategorie
45j – 49j
50j – 54j
55j – 59j
60j – 64j
65j – 69j
70j+
Totaal 45j+
Totaal 50j+
Aantal gebruikers Meting 01/04/2012
24
25
21
11
11
8
100
76
% tav totale populatie (249)
9,64 %
10,04 %
8,43 %
4,42 %
4,42 %
3,21 %
40,16 %
30,52 %
Momenteel zijn dus meer dan 1 op 4 van onze gebruikers 50 jaar of ouder, en dit aantal zal gestaag toenemen de
komende jaren (tot mogelijks meer dan 39%).
Enkele modaliteiten binnen ons dienstverleningsaanbod aan senioren met een beperking:

Ondersteuningskeuzes:
In verband met de plaats waar ouder wordende mensen kunnen ondersteund worden, omschreven Seltzer
en Kraus drie 'macro' opties: 1e Gespecialiseerde zorg: het ontwikkelen en uitbouwen van specifieke,
aangepaste zorg voor ouder wordende mensen met een beperking. Een woonzorgcentrum exclusief voor
ouderen met een beperking; 2e Leeftijdsinclusie: het opnemen van ouder wordenden in de
ondersteuningsmodaliteiten voor jongere mensen met een handicap; 3e Generische inclusie: het opnemen
van ouder wordenden in de ondersteuningsmodaliteiten voor oudere mensen zonder handicap. Een
woonzorgcentrum dat open staat en zich aanpast aan diverse doelgroepen. In hun eigen onderzoek
voegden Vandevyvere, Van Puyenbroeck en Smits daar een 4e optie aan toe: „ageing in place”: zelf
kunnen kiezen waar men ouder wenst te worden. (Vandevyvere, Van Puyenbroeck & Smits, 2010).
„Ageing in place” wordt door Bigby gedefinieerd als “allowing the elder to remain in the living situation
of their choice for as long as they wish and are able to”. Het huidige aanbod aan voorzieningen en
diensten volstaat vaak niet om ouder wordende personen met een handicap „thuis” oud te laten worden.
De draaglast voor mantelzorgers is vaak heel groot en de ondersteuningsmiddelen die tot hun
beschikking staan zijn vaak onvoldoende. Woonzorgcentra zijn niet altijd in staat aangepaste zorg te
verlenen voor specifieke doelgroepen, zoals mensen met een handicap. Voorzieningen voor mensen met
een handicap hebben vaak onvoldoende middelen en kennis om zich aan te passen aan het
ouderwordingsproces van hun gebruikers. De keuzes van mensen kunnen bijgevolg niet altijd
gerealiseerd worden. (Vandevyvere et al., 2010, p.16)
‘de branding’ kiest ervoor ouderen met een beperking te ondersteunen op die wijze dat ze hun leven
kunnen leiden in een door hen gekozen woning, zoveel als mogelijk bij mensen waar ze graag bij wonen,
en dit ongeacht hun leeftijd of ondersteuningsnood. We stellen alles in het werk opdat senioren zo lang
als mogelijk in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen en leven. In de mate van het mogelijke
wijzigen wij in die optiek infrastructuur en ondersteuningsmiddelen in functie van veranderende
zorgvragen. We trachten een antwoord te bieden op de vele en diverse ondersteuningsvragen die het
ouder worden met zich mee kan brengen, ook wanneer hierbij complexe verouderingsproblemen zich
stellen.
Uitgangspunt hierbij is de keuze van de gebruiker. Ouderen die de overstap wensen te maken naar een
woonzorgcentrum, worden hierbij actief ondersteund. Wenst men echter zo lang als mogelijk in zijn
vertrouwde omgeving te blijven, dan trachten wij alles in het werk te stellen om dit mogelijk te maken.
Hierbij kijken we naar infrastructurele aanpassingen (badkamer, slaapkamer, toegankelijkheid,
technologie, enz.), zoeken we naar de nodige begeleidingscapaciteit om dit kwaliteitsvol te doen
(nachtondersteuning, verzorgende en verpleegkundige ondersteuning, enz.), maar zijn we vooral heel
creatief in het zoeken en aanreiken van oplossingen (mantelzorg, reguliere ondersteuning van thuiszorg,
oppasdiensten, vervoersdiensten, vrijwilligers, enz.).
“The sky” is uiteraard niet steeds “the limit”, en wanneer een ondersteuning echt niet meer binnen onze
mogelijkheden valt, gaan we in gesprek met de betrokken gebruiker en zijn netwerk en zoeken we naar de
meest wenselijke en haalbare oplossing. Echter, in al die tijd zijn we nog maar zelden genoopt geweest
om de gebruiker níet te volgen in zijn ondersteuningsvraag.
Ook bij palliatieve situaties trachten we zo ver als mogelijk de wens van de gebruiker te respecteren.
Indien gewenst kunnen gebruikers in hun vertrouwde omgeving comfortzorg genieten en uiteindelijk
sterven en trachten we dit proces op een zo sereen en kwaliteitsvol mogelijke manier te organiseren en
vaak ook te ondergaan. Heel vaak kiezen we samen met de gebruiker en zijn netwerk voor kwaliteit van
leven, veel meer dan voor kwantiteit van leven. Niet zelden zeer intensieve, vermoeiende maar vooral
beklijvende ondersteuningsprocessen, die steeds naast het verdriet bij verlies ook een zekere mate van
voldoening geven omwille van de mogelijkheden en mooie momenten die alsnog konden geboden
worden aan een stervende gebruiker.

Wie is senior in ‘de branding’?
Gebruikers die 50 jaar of ouder zijn, worden als senior beschouwd. Gebruikers die een jongere
kalenderleeftijd hebben maar omwille van een versneld verouderingsproces toch hun leeftijd vooruit zijn,
kunnen ook als senior beschouwd worden en aansprak maken op een seniorenondersteuning. Dit wordt
dan met hen besproken samen met hun begeleidende huisarts, hun ondersteunend netwerk bestaande uit
een agoog, maatschappelijk werker, persoonlijk assistent en betrokkenen uit het natuurlijk netwerk.

Landingsbaan en pensioen:
Voor gebruikers die buiten ‘de branding’ tewerkgesteld zijn, geldt er een sectorgebonden landings- en
pensioenregeling. ‘de branding’ ondersteunt de gebruiker in zijn vraag naar in pensioen stelling,
landingsbaan,… bij zijn werkgever. ‘de branding’ kan zorgen voor de nodige ondersteuning bij de
administratieve formaliteiten, maar ook samen met de gebruiker en zijn netwerk nagaan hoe de overgang
van een economisch actief leven naar een andere maatschappelijke en persoonlijke invulling ondersteund
kan worden.
Voor gebruikers die werken of dagbesteding genieten binnen ‘de branding’ geldt volgende
pensioenregeling: vanaf de leeftijd van 50 jaar kan een gebruiker opteren om tot halftijds te landen. Vanaf
de leeftijd van 60 jaar kan men opteren om in pensioen te gaan. Aan de leeftijd van 65 jaar wordt iedere
gebruiker verplicht zijn actieve loopbaan in onze dagbestedingsbedrijven te stoppen en op pensioen te
gaan.
Senioren die in ‘de branding’ wonen en op pensioen zijn of een landingsbaan genieten, hebben de
mogelijkheid om in hun vrije tijd in hun eigen woning te verblijven. Van daaruit kunnen ze participeren
aan een gevarieerd extern of intern vrijetijdsaanbod en/of kunnen ze zich engageren in het
verenigingsleven, maar indien ze dit niet willen, kunnen ze gewoon thuis blijven en indien nodig
woonondersteuning genieten. Capacitair hebben we ons zo georganiseerd dat die gebruikers die overdag
woonondersteuning nodig hebben, dit kunnen krijgen in hun eigen woning.

Senioren in dagopvang:
Senioren die geen woonondersteuning krijgen door ‘de branding’, maar wel beroep willen doen op ons
dagbestedingsaanbod, hebben ook de kans om het wat kalmer aan te doen en kunnen terecht in ons
Seniorencentrum. Hier wordt dagopvang georganiseerd voor die senioren die overdag moeilijk in het
thuisnetwerk kunnen ondersteund worden.
7. Het Seniorencentrum ‘de branding’ als vraaggestuurde draaischijf
In 2008 richtten we binnen ‘de branding’ het Seniorencentrum op, vanuit een groeiende nood binnen de
organisatie om onze groeiende populatie ouderen beter te kunnen bedienen op vlak van vrijetijdsbesteding en
vorming, maar ook op vlak van dienstverlening tout court. We staken ons licht op binnen de reguliere ouderenzorg
en ervaringen binnen deze initiatieven leerde ons dat we zelf op zoek moesten gaan naar een werkvorm waarbij we
de functionaliteiten van een Lokaal Dienstencentrum en een dagopvangcentrum voor senioren konden combineren.
Het Seniorencentrum ‘de branding’ ondersteunt in die zin gebruikers, medewerkers en netwerken in het creëren
van een vraaggestuurd aanbod voor senioren. Hun taak ligt op volgende domeinen:

Bemiddelaar zijn tussen de individuele gebruiker en het bestaande externe reguliere
seniorenaanbod in de buurt.
Het Seniorencentrum brengt samen met de gebruiker de vraag in kaart en gaat op zoek naar een aanbod
binnen de brede maatschappelijke waaier van mogelijkheden en zorgt voor de nodige afstemming zodat
onze gebruikers hieraan maximaal kunnen deelnemen. Gebruikers en woonbegeleiders kunnen beroep
doen op het Seniorencentrum voor ondersteuning bij de afstemming tussen vraag en aanbod. Het
Seniorencentrum legt zich toe op het wegwerken van barrières en het bouwen van bruggen. Het
Seniorencentrum neemt ook een actieve rol op in het maatschappelijk debat aangaande senioren in de stad
en is die optiek lid van de Stedelijke Ouderen Adviesraad (SOAR) van Kortrijk.

Organiseren van dagopvang voor senioren die naar het dagcentrum komen.
Het aanbod van dagopvang (op weekdagen, tussen 8u en 18u) staat enkel open voor gebruikers van ‘de
branding’, meer bepaald die senioren die gebruik maken van dagcentrumondersteuning. Ook senioren die
ambulant begeleid worden door ‘de branding’ kunnen beroep doen op de dagopvang.

Coördineren en organiseren van eigen seniorenactiviteiten.
Dit eigen aanbod heeft een residuair karakter, wat betekent dat we ons beperken tot eigen aanbod in de
mate dat er op vandaag geen alternatief is om binnen het brede maatschappelijk aanbod een antwoord te
vinden. Het aanbod situeert zich in de recreatieve en vormende sfeer.
Het eigen aanbod voldoet aan volgende criteria:
o het aanbod is gebaseerd op de individuele behoeften van de senioren (niet op de organisatorische
categorisering) en is aanvullend op hetgeen in de woningen of via het externe aanbod te
verkrijgen is. Naar deze behoeften wordt via het Seniorencentrum op geregelde tijdstippen
gepolst. De senioren bepalen samen welke accenten gelegd dienen te worden in dit aanbod.
o het aanbod heeft een uitgesproken seniorenkarakter, m.a.w. het verschilt in die zin van het
overige vrijetijdsaanbod door zich specifiek naar senioren te profileren, maar daarbij ook
vormelijk en inhoudelijk aangepast te zijn aan senioren. Het seniorenaanbod onderscheidt zich
o
o

ten opzichte van het overige vrijetijdsaanbod in de eerste plaats door de doelgroep maar ook op
vlak van inhoud. Alle activiteiten zijn aangepast aan senioren.
er geldt een volledig vrijblijvende deelname door de senioren, die kunnen intekenen op het
modulair aanbod via inschrijving.
er wordt voorkeur gegeven aan kwalitatief goed uitgebouwde activiteiten met dan mogelijks een
lagere herhalingsfrequentie, dan wel een aanbod met een hoge herhalingsfrequentie maar met
minder goed ingevulde randvoorwaarden. Het aanbod wordt in die zin modulair uitgebouwd.
Advies leveren binnen de organisatie aangaande de thema’s ‘ouder worden’ en ‘ouder worden met
een handicap’, door het opnemen van referentschap ter zake.
Om in deze opdracht te slagen worden volgende middelen ter beschikking gesteld van het Seniorencentrum:
o Capaciteit van 2,25 fulltime-eenheden, belichaamd door 3 gemotiveerde en goed opgeleide
begeleiders.
o Een aantal toegankelijke lokalen, waaronder: een huiselijke woning in functie van dagopvang,
een ontmoetingsruimte met bar, een activiteitenlokaal, een tuin.
o In functie van mobiliteit staat aangepast vervoer ter beschikking (inclusief liftbus).
o Een schare enthousiaste vrijwilligers, allen ook senior, om een handje toe te steken.
o De nodige communicatiemiddelen en materialen (digitale tv, radio, pc, internet, kranten en
tijdschriften, relaxzetels, welnessapparatuur, ingerichte keuken, hometrainer, platendraaier,…)
Het Seniorencentrum is alle weekdagen open en beoogt een heel laagdrempelig karakter te hebben en stelt zich
geregeld open voor alle senioren uit de buurt.
8. Over de muren heen…
‘de branding’ bouwde in het kader van onze ondersteuning aan ouderen met een beperking ook enkele bruggen
naar andere ‘spelers op de markt’, naar andere actoren in het werkveld van ouderenzorg. Zo is er intensief contact
met verenigingen zoals OKRA, de buurtwerkingen, de parochiewerking op Heule-Watermolen, de verschillende
Lokale Dienstencentra voor Senioren, de culturele wereld, enz.
In de Stedelijke Ouderenadviesraad Kortrijk hebben de stad, de Lokale Dienstencentra en de verschillende
seniorenverenigingen, waaronder het Seniorencentrum ‘de branding’, de handen aan de ploeg gelegd om enerzijds
initiatieven te ontwikkelen om meer ouderen te bereiken (op vandaag is slechts 30% van de ouderen lid van een
seniorenvereniging) en daardoor voornamelijk het sociaal contact te vergroten, anderzijds willen ze ook
samenwerken rond bepaalde ouderenthema’s ter sensibilisatie en ondersteuning.
In 2009 zette ‘de branding’ een samenwerkingsovereenkomst op papier met het OCMW Kortrijk, één van de
grootste actoren op het gebied van ouderenwerking in de stad. Het OCMW is wat ouderenzorg betreft op vele
terreinen initiatiefnemer in Kortrijk (Lokale Dienstencentra, woonzorgcentra, serviceflats, ouderenwoningen, zorg
aan huis, Buren voor Buren, enz.)
Beide organisaties beoogden hierbij een sectoroverschrijdende samenwerking te ontwikkelen ten aanzien van de
doelgroep senioren, die gericht is op inclusie en maximale wederzijdse participatie en afstemming. De kernpunten
uit deze samenwerking worden hierna kort toegelicht.

Het ter beschikking stellen van elkaars kennis via vorming en uitwisseling
We delen elkaars knowhow, daar waar dit zinvol is binnen de opdracht die iedere dienstverlener heeft. Zo
bijvoorbeeld deelt ‘de branding’ zijn kennis met betrekking tot allerlei ‘handicapgerelateerde’
onderwerpen, maar ook omgaan met agressie, basale stimulatie, gentle teaching,… Het OCMW deelt hun
kennis met betrekking tot allerlei onderwerpen die over ouder worden gaan, zoals dementie, wondzorg,
palliatieve ondersteuning,… Elkaars vormingsinitiatieven worden verkend en daar waar mogelijk gedeeld
en open gesteld.

Het ter beschikking stellen van elkaars doelgroepspecifieke accommodatie, infrastructuur en
middelen
Senioren uit de woonzorgcentra maken gebruik van onze ruimtes voor basale stimulatie, onze
snoezeltuin, onze bewegingszaal, om hier een aanbod te genieten op dat vlak. ‘de branding’ kan gebruik
maken van de grote activiteitenzalen die het OCMW beschikbaar heeft. Het aangepaste wagenpark van
‘de branding’ kan daar waar mogelijk ingezet worden om noden van minder mobiele senioren te lenigen,
breder dan de eigen gebruikers.

Samenwerking op vlak van diensten ten aanzien van senioren
‘de branding’ fungeert voor bepaalde diensten als satelliet van het Lokaal Dienstencentrum in Heule en
voorziet binnen het Seniorencentrum de dienst voetverzorging, toegankelijk voor senioren uit de buurt en
senioren uit ‘de branding’. Op termijn zouden we ook op Heule-Watermolen het sociaal restaurant willen
uitbaten, voor die senioren die de afstand naar Heule-centrum niet meer kunnen of willen overbruggen.
Het OCMW verzorgt voor een aantal gebruikers van ‘de branding’ de maaltijdzorg aan huis. Verder
wordt onderzocht in welke mate er samengewerkt kan worden op het terrein van thuiszorg, permanentieen nachtondersteuning.

Samenwerking op vlak van recreatieve en vormende activiteiten ten aanzien van senioren
Elk jaar wordt samen met het Woonzorgcentrum Ter Melle, het dagverzorgingscentrum De
Kolleblomme, het Lokaal Dienstencentrum De Zevenkamer en ‘de branding’ een activiteitenprogramma
op elkaar afgestemd. Doel hierbij is om alle activiteiten toegankelijk te maken, ook voor senioren met een
verstandelijke beperking. De kaartnamiddagen van het LDC bijvoorbeeld voorzien nu ook andere
kaartspelen dan het klassieke manillen. Een verruiming in het voordeel van heel wat mensen met een
verstandelijke beperking, maar eveneens voor heel wat senioren die minder makkelijk de tel er kunnen
bijhouden.

Samenwerking op vlak van arbeidszorg en vrijwilligers
Heel wat gebruikers van ‘de branding’ hebben de talenten om zich als vrijwilliger in te schakelen in de
ouderenzorginitiatieven in de stad. Het OCMW stelt zich open om gebruikers in te werken in jobs of
vrijwilligersopdrachten binnen hun dienstverleningslandschap. ‘de branding’ staat ook open voor de vele
vrijwilligers die traditioneel in de ouderenzorg hun steentje bijdragen en gaat op zoek naar gemotiveerde
en enthousiaste vrijwilligers om de werking van het Seniorencentrum te ondersteunen. Op die manier
worden netwerken uitgebreid en ontstaan kansen voor waardevolle relaties en contacten tussen gebruikers
en senioren uit de buurt.

Samenwerking op vlak van het sociale middenveld en specifiek het sociaal cultureel werk voor
ouderen
‘de branding’ wordt geïntegreerd als doelgroep waarnaar het sociaal cultureel beleid zich eveneens richt.
‘de branding’ participeert samen met heel wat ouderenverenigingen, de LDC’s en de culturele centra van
de stad in de programmatie van ‘Op de koffie met…’, een boeiend namiddagprogramma voor ouderen in
de Kortrijkse ontmoetingscentra, buurthuizen en de Schouwburg.

Samenwerking op vlak van het woonbeleid ten aanzien van ouderen
Inzake wonen voor senioren met beperkingen biedt ‘de branding’ haar expertise aan en beogen de beide
partners een sectoroverschrijdend kader te ontwikkelen, ter ondersteuning van de in het lokaal sociaal
beleidsplan ontwikkelde doelen. ‘de branding’ participeert samen met het OCMW aan de Woontafel,
waar binnen de stad Kortrijk de krijtlijnen getrokken worden voor het lokaal woonbeleid.
Tot slot werd een samenwerking aangegaan met het Netwerk Palliatieve Zorg Zuid-West-Vlaanderen om de
palliatieve ondersteuning vorm te geven binnen ons ondersteuningskader, waarbij expertise gedeeld, ondersteuning
geboden en intervisie georganiseerd wordt.
9. Beschouwend…
Het ondersteuningsmodel waarvoor we kozen (ageing in place) zorgde ervoor dat de vzw pertinente keuzes diende
te maken met betrekking tot de inzet van middelen. Het zorgt er eveneens voor dat we een permanente
waakzaamheid aan de dag moeten leggen om telkens díe keuzes te maken die ervoor zorgen dat we voldoende
wendbaar blijven bij veranderende ondersteuningsvragen.
De grootste uitdagingen op dit vlak zien we binnen onze ambulante woonondersteuning. Gezien de
kleinschaligheid en decentralisatie van wonen, de kleine leefgemeenschappen en vaak beperkte natuurlijke
netwerken, de soms moeizame toegang tot reguliere ondersteuning en de beperkte begeleidingscapaciteit, botsen
we hier vlugger op de grenzen van het haalbare. De grootschaligheid van onze gehele organisatie en het
transparant en doortastend inzetten van de middelen zorgen er dan anderzijds voor dat ook binnen die ambulante
ondersteuning meer mogelijkheden kunnen gecreëerd worden om mensen langer kwaliteitsvol op te vangen binnen
hun gewenste leefmilieu.
Het succes van het Seniorencentrum is een feit. De bezoekerscijfers zijn hoog, de variëteit en creativiteit aan
aanbod wordt heel erg gesmaakt, en de kansen om individueel en vraaggestuurd met senioren op pad te gaan en
een traject af te leggen, maken dat we op vandaag absoluut niet meer zonder dit gegeven kunnen in onze
organisatie. Er wordt heel wat beroep gedaan, via de nodige bemiddeling en ondersteuning, op het reguliere
seniorenaanbod en heel wat ervaringen hierbij zijn uitermate positief. Toch merken we hier ook een valkuil op:
participatie door gebruikers aan extern seniorenaanbod krijgt slechts kans op een echt inclusief karakter wanneer
er bewust omgegaan wordt met de spreiding van gebruikers binnen een wijde regio, optimaal in combinatie met
mogelijkheden binnen hun natuurlijk netwerk. Succeservaringen met één of twee gebruikers mogen niet leiden tot
een concentratie van gebruikers in één welwillend initiatief. Dit zorgt immers vaak terug voor segregatie.
Sensibilisatie en open communicatie met reguliere aanbieders kunnen hierop een antwoord bieden, naast uiteraard
het geïndividualiseerd en creatief omgaan van onze bemiddelaars met vragen van gebruikers.
Ook over de verschillende samenwerkingsinitiatieven tot nu toe niets dan goeds. Ze brengen nieuwe inzichten
teweeg, openen soms ongekende werelden, brengen gedeelde behoeften en vragen samen, bundelen krachten,… en
vooral, ze zorgen ervoor dat mensen elkaar ontmoeten. En alleen al uit die verschillende soms kleine ontmoetingen
ontspruiten de mooiste dingen.
Al vraagt het samenwerken met andere actoren in het ruime spelersveld van ouderenzorg, zoals bij elke
samenwerking, een volgehouden inspanning om er ten volle voor te (blijven) gaan, iedereen warm te houden om
open te staan voor andere dienstverleners, andere organisaties, andere culturen en gewoonten. Ook hier loert het
gevaar van het in-zijn-schelp-kruipen ook heel sterk om de hoek, al is het maar omdat dit het meest vertrouwde en
gekende milieu is.
We leerden hierbij intenties, doelstellingen en samenwerkingsmodaliteiten te expliciteren, te formaliseren, in te
bedden in onze organisatieprocessen en bij tijd en wijlen in vraag te stellen, te evalueren en bij te sturen.
10. Bibliografie
COPPUS, A.M.W., (2008). Predictors of dementia and mortality in Down’s syndrome. Doctoraatsproefschrift
Erasmus Universiteit Rotterdam.
MAASKANT, M., HOEKMAN, J., (2011). Dementieschaal voor mensen met een verstandelijke handicap. Bohn
Stafleu van Loghum.
MARCOEN, A., GROMMEN, R., EN VAN RANST, N., (ed.), (2006). Als de schaduwen langer worden.
Psychologische perspectieven op het ouder worden en oud zijn, Uitgeverij Lannoo nv.
TILKIN-FRANSSENS, D., (1992). Vitaal ouder worden. Methodologische verkenningen vanuit een
gezondheidsperspectief. Antwerpen, niet gepubliceerd onderzoeksrapport, Project ASLK
VAN HOVE, G., (2000). “Nieuwe tendensen in de orthopedagogiek. Anders werken met mensen met een
verstandelijke handicap: emancipatie of empowerment.”, in: BROEKAERT, E. (ed.), Handboek Bijzondere
Orthopedagogiek, vierde herziene druk, Garant).
VAN PUYENBROECK, J., (2008). Begeleidingsvisies bij het verouderingsproces van mensen met een
verstandelijke beperking. Toespraak op een post-academische vorming K.U.Leuven Campus Kortrijk. Ouder
worden met een (verstandelijke) beperking. In-Ham Gits. 16 oktober 2008.
VANDERVYVERE, I., VAN PUYENBROECK, J., SMITS, D., (2010). Zorgen voor de levenskwaliteit van ouder
wordende personen met een handicap. Onderzoek in opdracht van het Vlaamse ministerie van Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin. Eindrapport december 2008 – juli 2010.
Download