Een bewuste keuze? - Platform Bèta Techniek

advertisement
Een bewuste keuze?
Onderzoek naar bestaande data over en beelden rondom niet
westerse allochtonen in het vmbo, mbo techniek en de
technische arbeidsmarkt.
2
Een bewuste keuze?
Onderzoek naar bestaande data over en beelden rondom niet westerse allochtonen in het
vmbo, mbo techniek en de technische arbeidsmarkt.
Dit onderzoek is uitgevoerd door Hiteq in opdracht van Platform Bèta Techniek. Hiteq is een
onderdeel van Kenteq.
Hilversum, juni 2009.
3
4
Inhoud
INLEIDING ......................................................................................................... 7
HOOFDSTUK 1 .................................................................................................... 9
Niet-westers allochtone vmbo-leerlingen volgen naar verhouding minder de
technische onderwijsrichtingen.......................................................................... 9
De basisberoepsgerichte leerweg....................................................................... 10
Doorstroom naar mbo...................................................................................... 10
Negatieve beeldvorming onder niet-westers allochtone leerlingen .......................... 12
Opleidingsniveau en potentieel.......................................................................... 13
HOOFDSTUK 2 .................................................................................................. 15
Niet-westers allochtone mbo-deelnemers: liever Economie dan Techniek........ 15
Elektrotechniek en Voertuigentechniek het populairst onder niet-westers allochtone
deelnemers Techniek....................................................................................... 17
Stijging aantal deelnemers Techniek.................................................................. 20
HOOFDSTUK 3 .................................................................................................. 21
Niet-westers allochtone mbo-leerlingen meer op niveau 1 en 2 en binnen de
BOL................................................................................................................... 21
BOL/BBL........................................................................................................ 21
Factoren lage instroom techniek........................................................................ 24
Situatie mbo Bouw.......................................................................................... 24
Mbo-gediplomeerden ....................................................................................... 25
Doorstroom naar de arbeidsmarkt ..................................................................... 25
HOOFDSTUK 4 .................................................................................................. 27
Werkloosheid onder niet-westers allochtone beroepsbevolking is hoog........... 27
Verschillende technische beroepen .................................................................... 28
Situatie in de bouw-sector................................................................................ 29
HOOFDSTUK 5 .................................................................................................. 31
Factoren van uitsluiting.................................................................................... 31
Vaardigheden, attitude en taal .......................................................................... 31
Discriminatie .................................................................................................. 32
Netwerken ..................................................................................................... 32
Integratiebeleid .............................................................................................. 33
Techniek weinig aantrekkelijk voor niet-westerse allochtonen................................ 33
Bijlage 1: Samenvatting workshops ................................................................. 35
Bronnen............................................................................................................ 37
5
6
Inleiding
Binnen de technische sectoren heerst een krapte aan arbeidsaanbod. Men is er van
overtuigd dat de inzet van alle potentiële arbeidskrachten noodzakelijk is. Dat betekent ook
dat groepen in de samenleving die nu nog minder prominent aanwezig zijn in de technische
sector aangesproken dienen te worden. Naast een van oudsher lage participatie van
vrouwen in het technisch onderwijs zijn ook niet-westerse allochtone groepen
verhoudingsgewijs minder vertegenwoordigd dan de autochtone bevolking. Dit onderzoek
heeft als doel meer inzicht te verkrijgen in de huidige situatie, de beelden en vooroordelen en
de te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de participatie van niet-westerse
allochtonen in het technische onderwijs en op de technische arbeidsmarkt.
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Platform Bèta Techniek. Deze organisatie heeft
als doel structureel meer leerlingen en studenten in het technisch onderwijs te krijgen en
diegenen die al in techniek leren en/of werken voor die sector te behouden. Met de inzichten
die in dit rapport verzameld zijn kunnen verdere keuzes onderbouwd worden en keuzes voor
mogelijke vervolgtrajecten inzichtelijke worden gemaakt.
Dit rapport is gebaseerd op bestaande bronnen. Het doel van deze rapportage is dan ook om
een eenduidig overzicht te geven van alle voorgaande onderzoeken m.b.t. niet-westerse
allochtonen en de keuzes die zij maken wat betreft opleiding en hun verdere carrière, zowel
qua mogelijke vervolgopleidingen als hun positie en kansen op de arbeidsmarkt.
Vragen waar in dit rapport op ingegaan wordt zijn onder andere “Wat is de participatiegraad
van niet-westers allochtone leerlingen in het technisch onderwijs?” Wat zijn mogelijke
oorzaken van de verschillen in participatiegraad in het technisch onderwijs en de technische
arbeidsmarkt?” en “Hoe groot is het aandeel niet-westers allochtone werknemers in de
technische sector?” Op deze vragen en de mogelijke antwoorden wordt in dit rapport verder
ingegaan. Een aantal voorbeelden en cijfers die in deze studie worden gegeven zijn specifiek
gebaseerd op de bouwsector.
7
8
Hoofdstuk 1
Niet-westers allochtone vmbo-leerlingen volgen naar verhouding
minder de technische onderwijsrichtingen.
Naar aanleiding van de waargenomen gebrekkige participatie van niet-westerse allochtonen
in het technisch onderwijs door onder andere SEOR en Platform Bèta Techniek, is in eerste
instantie de onderwijsvorm onder de loep genomen waarbij leerlingen voor het eerst en op
jonge leeftijd in aanraking komen met de keus voor een specifieke beroepstak. Op het vmbo
starten de zogenaamde beroepskolommen (sectoren) die zich uitstrekken over het
beroepsonderwijs. De vier vmbo-sectoren zijn Landbouw, Economie, Techniek en
Zorg/Welzijn. Daarnaast bestaat er nog een (extra-sectorale) theoretische leerweg die
opleidt naar de havo en niveau 4 van het mbo. Extra aandacht is er in dit onderzoek voor de
basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, die opleidt tot de niveau 2 en niveau 3
opleidingen van het mbo en zodoende veel toekomstige vakmensen/technici huist.
Over de gehele vmbo-populatie gezien is Techniek een redelijk populaire sector. Alleen de
sector Zorg is meer in trek. Als er specifiek gekeken wordt naar de niet-westers allochtone
scholieren geldt echter een heel andere verhouding. Onder deze bevolkingsgroep is
Economie de populairste sector, daarna Zorg en daarna pas Techniek.
Tabel 1.1: Verdeling van leerlingaantallen over de vmbo-richtingen (leerjaar 3 en 4).
2006/2007
Zorg
Techniek
Economie
Landbouw
Totaal
Totaal
44.600
40.420
39.360
18.430
142.810
Theoretisch
Tot. Vmbo
80.550
223.360
(%)
31
28
28
13
100
Autochtoon
34.390
32.340
23.410
16.880
107.020
(%) Niet-westers allochtoon
32
7.910
30
5.920
22
13.410
16
740
100
27.980
62.910
169.930
12.530
40.510
(%)
28
21
48
3
100
Tabel 1.1 heeft betrekking op het schooljaar 2006/2007 en laat zien dat, wanneer men de
theoretische leerweg buiten beschouwing laat, 28% van de vmbo-deelnemers in de derde en
vierde klas hadden gekozen voor de sector Techniek1. Van de niet-westers allochtone vmbodeelnemers in de derde en vierde klas was dat 21%. Onder de autochtone groep had 30%
gekozen voor techniek. Opvallend is vooral het hoge percentage niet-westers allochtone
vmbo-deelnemers dat had gekozen voor de sector Economie: 48%2. Dit percentage valt met
name op als gekeken wordt naar de totale vmbo-populatie. Dan blijkt dat over het gehele
vmbo 28% koos voor Economie.
Als er specifiek gekeken wordt naar de basisberoepsgerichte leerweg, dan is Techniek met
35% de populairste sector onder autochtone jongeren op het vmbo. Bij niet-westers
allochtone jongeren komt de technische sector pas op de derde plaats (41% Economie; 30%
Zorg; 26% Techniek).3
Van een keuze voor een sector is pas sprake vanaf het derde schooljaar
De theoretische leerweg buiten beschouwing gelaten
3
Factsheet A&E-consultancy
1
2
9
Tabel 1.2: Verhouding niet-westers allochten t.o.v. gehele vmbo-populatie in 2 leerjaren.
totaal
Leerjaar totaal vmbo
techniek
totaal nwa nwa techniek
2006/2007
223.360 40.420 (18%)
40.510 5.920 (14%)
2007/20084
217.400 37.500 (17%)
39.500 5.400 (14%)
De (voorlopige) cijfers van 2007/2008 (zie tabel 1.2) geven aan dat ongeveer 37.500 van de
in totaal 217.400 vmbo-deelnemers (leerjaar 3 en 4) een technische vmbo-opleiding volgt
(17%). Onder de niet-westerse allochtonen volgden 5.400 van de 39.500 vmbo-deelnemers
(leerjaar 3 en 4) een technische opleiding (14%). Hierin is weinig verschil te bemerken met
de cijfers van 2006/2007.
Uit de Technomonitor 2007 van het ROA blijkt dat het aantal techniek-leerlingen op het vmbo
tussen 2001 en 2006 wel met 11,6% is gedaald (ten opzichte van een daling in het gehele
vmbo van 2,2%). Cijfers van het CBS laten vanaf 2005 een lichte daling zien van het
absolute aantal vmbo-deelnemers in de sector Techniek. Deze daling komt evenveel voor
rekening van autochtone als niet-westers allochtone leerlingen.
Binnen het vmbo is 18% van de leerlingen van niet-westers allochtone komaf. Binnen de
sector Techniek is dit 15%. Op de beroepsgerichte leerwegen is het aandeel niet-westers
allochtone leerlingen 21% (iets hoger dus dan binnen het vmbo totaal). Het aandeel nietwesters allochtone leerlingen binnen de sector Techniek ligt dan op 16%. Dit wijst op een
relatief lagere deelname van niet-westerse allochtone leerlingen aan Techniek binnen de
beroepsgerichte leerwegen. De meeste niet-westerse allochtone vmbo-deelnemers volgen
hier een economische opleiding (47% van de niet-westers allochtone leerlingen in vmbo 3 en
4).
De basisberoepsgerichte leerweg
De basisberoepsgerichte leerweg is een praktijkgerichte leerweg van het vmbo en leidt
specifiek op naar een niveau 2 opleiding op het mbo en zodoende primair naar de
uitvoerende functies binnen technische beroepen. De overige vmbo-leerwegen (kader-,
gemengde- en theoretische leerweg) sluiten aan op niveau 3 en niveau 4 van het mbo en op
de havo.
Onderzoek van A&E-consultancy heeft uitgewezen dat niet-westers allochtone leerlingen in
de sector Techniek relatief veel te vinden zijn in de basisberoepsgerichte leerweg
(tweederde van de niet-westers allochtone leerlingen in Techniek volgt deze leerweg).
Ongeveer een vijfde van de leerlingen Techniek in de basisberoepsgerichte leerweg is nietwesters allochtoon. Een soortgelijk aandeel zouden we kunnen verwachten op de niveau 2
opleidingen van het mbo.
Doorstroom naar mbo
Tussen 2003 en 2007 daalde op het vmbo het aandeel gediplomeerden in de sector Techniek
licht van 19% naar 16% van het totaal gediplomeerden. Het aantal geslaagden vanuit de
basisberoepsgerichte leerweg Techniek is gedaald van 10.840 in 2003 naar 8.190 in 2007. 5
4
5
Voorlopige cijfers 2007/2008
CBS, Statline
10
Tabel 1.3: Vmbo-gediplomeerden techniek
Examenjaar
2003
2004
2005
2006
2007
Vmbo
96.730
100.030
96.510
98.410
99.410
Vmbo Techniek
Perc.
18.069
17.773
16.963
16.486
16.360
19%
18%
18%
17%
16%
Vmbo Techniek
basisberoeps
10.840
10.360
9.460
8.500
8.190
Van leerlingen met een vmbo-diploma stroomt ongeveer 90% door naar het mbo. In totaal
stroomde van de 16.486 geslaagde techniek-leerlingen (in 2005/’06) 11.870 door naar mbo
Techniek. Er is dus met 72% sprake van een gebrekkige doorstroom vanuit de sector Techniek.
20% Stroomt door naar andere mbo-sectoren en 8% stroomt de arbeidsmarkt op.6
Vmbo-leerlingen in de technische sector zijn bij doorstroom naar mbo wel “sector-vast”. Meer
dan bij de andere sectoren kiezen zij op het mbo een opleiding binnen dezelfde sector. Meer dan
90% van de vmbo-schoolverlaters (welke nog geen startkwalificatie hebben, en dus door moeten
leren) uit de sector Techniek kiest een technische vervolgopleiding.7
Vanuit de basisberoepsgerichte leerweg van de sector Techniek, stroomt ongeveer 86% door
naar mbo niveau 2 (Techniek). Slechts 13% van de deze leerlingen is niet-westers allochtoon.
Dit duidt op een gebrekkige doorstroom van niet-westers allochtone techniek-leerlingen vanuit
de basisberoepsgerichte leerweg naar het mbo. Gebrekkiger dan bij autochtone leerlingen. Er is
dus een struikelblok voor niet-westers allochtone leerlingen techniek bij instroom in het mbo.
Tabel 1.4a: Doorstroom vmbo naar mbo – Techniek 2005/’06
Totaal
Herkomst
Autochtoon
Niet-westers
allochtoon
vmbo Techniek
examenleerlingen
18.930
(100%)
15.220
(100%)
2.740
(100%)
Instroom
Instroom mbo
mbo Techniek Techniek niveau 2
12.620
8.020
(67%)
(42%)
10.640
6.790
(70%)
(45%)
1.400
860
(51%)
(31%)
Tabel 1.4b: Doorstroom basisberoepsgerichte leerweg naar niveau 2
Totaal
herkomst
Autochtoon
Niet-westers
allochtoon
vmbo Techniek
examenleerlingen –
basisberoepsgericht
10.270
Instroom mbo Techniek
Niveau 2
5.720 (56%)
7.720
4.700 (61%)
1.980
730 (37%)
Uit tabel 1.4a blijkt dat er onder niet-westers allochtone vmbo-deelnemers in de sector Techniek
beduidend minder doorstroom plaatsvindt naar mbo Techniek. Slechts iets meer dan de helft
6
7
Platform Bèta Techniek: Technomonitor 2008
ROA/RWI, Studie- en beroepskeuze bij de overgang van vmbo naar mbo, 2008.
11
vervolgt de technische studie op het mbo, terwijl onder autochtone leerlingen 70% van de vmbodeelnemers
doorstroomt naar de technische sector van het mbo. Tevens valt op dat er een matige doorstroom
is van de basisberoepsgerichte leerweg naar niveau 2 (tabel 1.4b). Van de autochtone leerlingen
komt 61% nog terecht op een techniekopleiding op niveau 2, maar van de niet-westers allochtone
leerlingen slechts 37%.
Van de 90.270 vmbo-leerlingen die in 2006 doorstroomden naar het mbo, koos ruim een kwart de
sector Techniek. Onder niet-westerse allochtonen was dit nog geen vijfde. Van de leerlingen van
de basisberoepsgerichte leerweg die doorstroomden naar niveau 2 koos bijna 30% Techniek.
Onder niet-westers allochtone leerlingen was dit 17%.
Doorstroomcijfers laten vanuit elke hoek een “afhaken” zien van niet-westerse allochtonen wat
betreft doorstroom naar een technische beroepsopleiding.
Negatieve beeldvorming onder niet-westers allochtone leerlingen
Volgens verschillende onderzoeken bestaat er onder scholieren en deelnemers een negatief beeld
van technische beroepen en technische opleidingen. Het beeld onder jongeren over
Beta/Techniek is vooral 'duf, saai, grijs en moeilijk'8. Techniek heeft een stoffig imago en men
denkt dat je in de techniek niets verdient.
Negatieve beeldvorming rond Techniek is onder niet-westers allochtone leerlingen en deelnemers
nog sterker. Al in de jaren '90 bleek dat niet-westerse allochtonen "liever arts dan ingenieur"
werden.9 Het is hen niet duidelijk wat je met een technische studie kan bereiken. Het ontbreken
van een concreet beeld hierover laat ruimte voor de invloed van vooroordelen en onrealistische
beeldvorming. Beelden en vooroordelen die over de Techniek als arbeidssector bestaan, leiden tot
een negatief keuzegedrag ten aanzien van de technische sector onder niet-westers allochtone
scholieren en deelnemers.
SEOR heeft onderzoek verricht naar de factoren die een rol spelen bij de keuze voor wel of geen
technische opleiding.10 Deze studies wijzen onder meer op een slecht imago van technische
beroepen onder leerlingen en hun ouders. Gesprekken over de studiekeuze met ouders, vrienden,
maar ook leraren of decanen, blijken vooral bij allochtone scholieren negatief uit te pakken voor de
keuze voor techniek. Ook zien leerlingen op tegen de zwaarte van een technische opleiding en is
er weinig vertrouwen in de eigen competenties om een technische opleiding af te ronden.
Werken in de technische sector wordt geassocieerd met fysiek zwaar werk en “vuile handen”.
Wellicht bestaat er naar aanleiding van ervaringen van de eerste generatie niet-westerse
allochtonen het idee dat arbeidsomstandigheden in de technische sector te wensen over laten.
Niet-westers allochtone ouders wensen voor hun kinderen daarom een andere loopbaan. Werken
in de zakelijke of juridische dienstverlening of geneeskunde blijkt bovendien meer status op te
leveren binnen de niet-westers allochtone groepen dan een beroep in de techniek.
De studies tonen ook aan dat naast het beroepsbeeld, de interesse in het onderwerp en de
achtergrondkenmerken van de leerling en zijn/haar ouders, ook de ervaring die men opdoet met
techniek en industrie van belang is. Excursies naar bedrijven en het meekijken op de werkvloer
verbeteren de beeldvorming.
www.deltapunt.nl / www.techniekpromotie.nl
http://www.delta.tudelft.nl/nl/archief/artikel/allochtonen-worden-liever-arts-dan-ingenieur/7035
10
SEOR 2006, Vervangingsvraag maakindustrie; SEOR 2008, Vermindering arbeidsmarktknelpunten;
SEOR 2008, Techniek in het vmbo en het mbo
8
9
12
Onder allochtone deelnemers die niet voor techniek hebben gekozen staat een relatief groot deel
nog vaak positief ten opzichte van industrie en techniek.11 Dat veel niet-westerse allochtonen voor
een andere studie dan techniek kiezen is ondanks een relatieve interesse in techniek. Onderzoek
van SEOR heeft uitgewezen dat van de leerlingen in niet-technische sectoren er onder nietwesters allochtone leerlingen nog relatief vaker interesse bestaat voor Techniek dan onder
autochtone leerlingen.
Opleidingsniveau en potentieel
Naast het negatieve beeld van technische beroepen is er ook sprake van het vooroordeel dat
technische opleidingen moeilijker en zwaarder zijn. Volgens een studie van het SEOR 12 is de
zwaarte van de studie voor allochtone respondenten meer of vaker een reden om niet te
kiezen voor techniek.
Schoolprestaties van niet-westers allochtone leerlingen blijven over het algemeen achter bij
die van autochtone leerlingen. Ook krijgen zij vaker een lager schooladvies vanuit de
basisschool. Niet-westers allochtone leerlingen zakken vaker voor hun vmbo-examen en
stoppen vaker met de opleiding zonder diploma (voortijdig schoolverlaten).13 Het
prestatieniveau bij aanvang van het voortgezet onderwijs werkt sterk door op het risico van
voortijdig schoolverlaten. De uitval van leerlingen die met een laag prestatieniveau en/of een
laag schooladvies van de basisschool komen is drie à vier keer zo groot als die onder
leerlingen met een gemiddeld prestatieniveau.14
Eind 2005 heeft de Adviesraad Diversiteit en Integratie in Een cruciaal schooladvies
opgemerkt dat veel allochtone leerlingen in Amsterdam door het basisonderwijs verwezen
worden naar de theoretische leerweg van het vmbo, terwijl ze op grond van hun capaciteit en
intelligentieniveau ook zouden kunnen presteren op havo- of vwo-niveau15. Een dergelijke
‘onderadvisering’ is wellicht een oorzaak van het kleine aandeel niet-westerse allochtonen in
hogere technische functies. Niet-westerse allochtonen scoren de CITO-toets op een relatief
lager niveau, maar krijgen ook zelden het voordeel van de twijfel16. Leerkrachten zeggen
liever voorzichtig te zijn omdat deze leerlingen vaak te weinig ondersteuning krijgen van hun
ouders en omgeving. Deze onderadvisering kan een negatieve invloed hebben op het geloof
in de eigen competenties en de keuze voor een “makkelijke” studie in de hand werken.
Volgens onderzoek van A&E consultancy speelt de begeleiding van (niet-westers allochtone)
jongeren op school een belangrijke rol in hun verdere loopbaan in het onderwijs en op de
arbeidsmarkt. De begeleiding schiet, vooral op vmbo-scholen, tekort. Docenten hebben
weinig vertrouwen in hun niet-westers allochtone leerlingen en schatten hun competenties te
laag in. Naast een gebrek aan ondersteuning van de ouders leidt dit tot demotivatie onder
niet-westers allochtone leerlingen. Uit workshops, georganiseerd door A&E17, zijn
aanbevelingen en oplossingen naar voren gekomen ter verbetering van de overgang vmbombo. Onder andere het “volgen” van leerlingen door een mentor, werkbegeleiding vanuit de
leerbedrijven en, met betrekking op diversiteit, vooral intercultureel competente begeleiders.
Samenvattend is te stellen dat een negatieve beeldvorming ten aanzien van de eigen
competenties, en een negatieve beeldvorming ten aanzien van technische beroepen en
SEOR/SIC 2008, Vermindering arbeidsmarktknelpunten in de industrie: de rol van onderwijs en
scholing
12
SEOR 2008, Vermindering Arbeidsmarktknelpunten
13
SCP 2008: Gestruikeld voor de start
14
SCP 2008: Gestruikeld voor de start
15
Max Goote Kenniscentrum: Amsterdams leerlijnen in beeld, 2008
16
Adviesraad Diversiteit en Integratie: Doorlopende of doodlopende leerwegen, 2008
17
Workshops ‘Allochtonen en Techniek’, 10-02-2009, zie bijlage
11
13
studies, van invloed zijn op de lage participatiegraad van niet-westers allochtone leerlingen
in de sector Techniek van het vmbo. De situatie op het vmbo heeft zijn weerslag op het mbo,
waar 90% van de vmbo-deelnemers naartoe gaat, en zal uiteindelijk ook gevolgen hebben
voor de arbeidsmarkt. De volgende hoofdstukken behandelen de participatie van nietwesters allochtone mbo-deelnemers en werknemers.
14
2
Niet-westers allochtone mbo-deelnemers: liever Economie dan
Techniek.
Hoofdstuk
Net als op het vmbo is het mbo opgebouwd uit vier (beroeps)sectoren en deelname aan
deze sectoren is, afgezien van een lage deelname in de sector Landbouw, ongeveer gelijk.
De sector Economie kent landelijk ongeveer 4% meer deelnemers dan Techniek, en de
sector Zorg en welzijn zit daar tussenin. Echter, net als op het vmbo, is er ook op het mbo bij
technische studies sprake van een niet evenredige verdeling van niet-westers allochtone
deelnemers ten opzicht van de autochtone groep deelnemers. Dit is onder andere te
verklaren door de al niet-evenredige verdeling op het vmbo. Naast vmbo-deelnemers kent
het mbo echter ook een instroom aan leerlingen afkomstig van de havo en “drempelloze
instromers” (zonder reguliere vooropleiding).
Tabel 2.1: Doorstroom vanuit examenjaar vmbo
totaal aantal
leerlingen uit
vmbovooropleiding
vmbo-profiel
aantal
vmboleerlingen
dat mbo
Techniek
heeft
gekozen
% van totale
groep met
dezelfde
vmbovooropleiding
aantal
vmboleerlingen
dat mbo
economie
heeft
gekozen
% van totale
groep met
dezelfde
vmbovooropleiding
Techniek tot.
Techniek n.w.a
18.930
2.740
12.620
1.400
67%
51%
2.630
620
14%
23%
Economie tot.
Economie n.w.a
18.750
6.440
1.810
460
10%
7%
11.710
4.380
62%
68%
Zorg en welzijn
tot.
Zorg en welzijn
n.w.a
21.290
900
4%
3.820
18%
3.220
180
6%
670
21%
Landbouw tot.
Landbouw n.w.a
8.290
280
1.280
60
15%
21%
1.600
80
19%
29%
Overig /
onbekend totaal
Overig /
onbekend n.w.a
42.330
7.000
17%
11.930
28%
6.280
630
10%
2.380
38%
Uit de doorstroomcijfers in tabel 2.1 blijkt dat 67% van de techniek-leerlingen binnen
dezelfde beroepskolom blijft bij de overgang naar het mbo. Opvallend is dat voor nietwesters allochtone leerlingen dit slechts 51% is. Van de groep niet-westers allochtone
techniek-leerlingen kiest 23% voor de sector Economie van het mbo. Deze sector kent ook
een hoge instroom van leerlingen afkomstig uit andere sectoren van het vmbo.
15
Cijfers van het CBS en van het CFI tonen aan dat een grote meerderheid van de niet-westers
allochtone mbo-deelnemers een economische studie doet. Over het gehele mbo gezien is 20%
van de mbo-deelnemers niet-westers allochtoon, maar binnen de sector Economie is dat 29% en
binnen de opleidingsrichting Handel, administratie en juridische ondersteuning zelfs 34%.
Waar er onder autochtone deelnemers ongeveer evenveel Techniek-deelnemers zijn als
Economie-deelnemers, zijn er onder niet-westers allochtone deelnemers meer dan twee keer
zoveel Economie-deelnemers dan Techniek-deelnemers (zie tabel 2.1).
Economie is van de vier mbo-sectoren het populairst. Techniek staat, na Zorg en welzijn, op een
derde plaats (zie tabel 2.2). De hoge deelname binnen de sector Economie is vooral toe te
schrijven aan (niet-westers) allochtone deelnemers. Wanneer men enkel naar de autochtone
deelnemers kijkt, is Zorg en welzijn de populairste sector, waarna Techniek en daarna pas
Economie.
Tabel 2.2: Deelname mbo per sector (cijfers CBS) – 2006/2007
Totaal
Aantal
Techniek
Zorg en Welzijn
Economie
Groen /
Landbouw
Combinatie
Totaal
144.264
157.709
165.957
25.831
Autochtoon
Niet-westers allocht.
% van
Aantal
% van
Aantal
% van totaal
totaal
totaal
niet-westers
aantal
autochtoon
allochtoon
deelnemers
29%
113.590
31%
21.274
22%
32%
121.041
33%
27.719
28%
33%
106.087
29%
47.552
49%
5%
23.722
6%
788
1%
2.534
1%
1.935
1%
403
0%
496.295
100%
366.375
100%
97.736
100%
Tabel 2.2 geeft de hoge deelname weer van niet-westers allochtone deelnemers aan
economische opleidingen. Bijna 49% van de deelnemers Economie zijn van niet-westers
allochtone komaf (op het totale mbo is dat 20%). Onder niet-westerse allochtonen van de tweede
generatie ligt de verdeling onder de sectoren nog “schever”: meer dan de helft (54,4%) doet een
studie in de sector Economie en slechts 18,2% in Techniek.
Het hoge aantal leerlingen voor de studie economie is mogelijk deels te verklaren door de
beeldvorming rondom economische en technische beroepen. Naast negatieve associaties
met een loopbaan in de technische sector, bestaan er juist veel positieve associaties met
een loopbaan in de economische sector. De terugloop van leerlingen in de techniek valt
samen met een toename van leerlingen in economische richtingen. Deze toename kan het
gevolg zijn van een uitermate positief beeld van economie als opleidingsrichting en
arbeidssector. Ook op het vmbo kiezen de niet-westers allochtone jongens ruim twee keer zo
vaak voor economie dan de autochtone jongens. Volgens het Jaarrapport Integratie 2008
geldt deze voorkeur voor zowel jongens als meisjes18. Vooral handel, administratie en
juridische ondersteuning zijn bij hen in trek.
Was er tot 2005 nog sprake van een jaarlijkse daling van deelnemers op mbo Techniek,
vanaf 2005 is tot op heden het deelnemersaandeel Techniek op het mbo nagenoeg hetzelfde
gebleven. Het aantal mbo-deelnemers stijgt en zo ook het aantal Techniek-deelnemers. Dit
geldt voor zowel autochtonen als (niet-westerse) allochtonen.
18
Jaarrapport Integratie 2008
16
De sector Techniek is beduidend minder in trek bij niet-westerse allochtonen dan bij
autochtonen. Van de niet-westers allochtone groep zijn de deelnemers van
Antilliaanse/Arubaans afkomst nog het meest geïnteresseerd in Techniek.
Tabel 2.3a: Percentages in Techniek t.o.v. totale groep in mbo.
Autochtoon
Niet-westers
allochtoon
% in Techniek t.o.v. totale groep
in mbo
31%
21%
Marokkaans
Turks
Surinaams
Antilliaans/Arubaans
Overig niet-westers
allochtoon
% in Techniek t.o.v. totale groep
in mbo, specifiek naar afkomst
17%
20%
20%
27%
16%
Tabel 2.3b: Deelnemersaandeel per herkomstgroep
Mbo totaal
74%
mbo Techniek
79%
Marokkaans
Turks
Surinaams
Antilliaans/Arubaans
4%
4%
4%
2%
2%
3%
3%
2%
Overig / Onbekend
12%
11%
Autochtoon
Uit tabel 2.3a en 2.3b blijkt dat vooral onder deelnemers van Marokkaanse afkomst een
technische studie niet populair is. Onder Antillianen/Arubanen kiest men nog relatief vaak
voor Techniek. Bij deze groep is het aandeel binnen techniek ongeveer evenredig met hun
totale aandeel binnen het mbo.
Elektrotechniek en Voertuigentechniek het populairst onder niet-westers
allochtone deelnemers Techniek.
De sector Techniek van het mbo kent een groot aantal opleidingen. In het kader van dit
onderzoek is naar een aantal specifieke opleidingen gekeken, waaronder bouw,
metaaltechniek, installatietechniek, elektrotechniek, motorvoertuigentechniek en proces- en
operationele techniek.
Bij de opleiding elektrotechniek is bijna 19% van de deelnemers van niet-westers allochtone
komaf. Aangezien op het totale mbo 20% van niet-westers allochtone afkomst is, is er bij
deze opleiding geen sprake van een duidelijk lagere deelname van niet-westers allochtonen.
17
Ook binnen het cluster “Installatietechniek, elektro en metaal”19 is er sprake van een nietwesters allochtoon deelnemersbestand van rond de 20%. Ruim 10% van de niet-westers
allochtone mbo-deelnemers doet een opleiding binnen het cluster “Installatietechniek, elektro
en metaal”. Hetzelfde geldt voor autochtone deelnemers. Er is hier dus geen sprake van een
gebrekkige participatie van niet-westerse allochtonen.
Binnen de richting voertuigentechniek is 17% van de deelnemers niet-westers allochtoon.
Iets minder dus dan op het totale mbo. 2,5% van de niet-westers allochtone mbo-deelnemers
kiest voor een opleiding binnen het cluster “mobiliteit”. Dat is iets minder dan bij het
autochtone deel (3,2%).
Figuur 2.1: Verdeling van de deelnemers over de verschillende technische opleidingen.
In figuur 2.1 is te zien dat er verschillen zijn tussen de verschillend technische opleidingen
waarvoor autochtone of niet-westers allochtone studenten kiezen. Opvallend is de lage
belangstelling voor een bouwopleiding onder niet-westers allochtone deelnemers. Deze
groep kiest dan weer verhoudingsgewijs meer voor voertuigtechniek en elektrotechniek dan
autochtone deelnemers.
Tabel 2.4a: Percentages niet-westers allochtone deelnemers t.o.v. alle mbo deelnemers,
gespecificeerd op herkomst en op opleidingsrichting (CBS)
Turkije
Marokko
4,10%
Mobiliteit/voertuigtechniek
3,50%
Elektrotechniek
4,00%
Procestechniek
3,40%
Installatietechniek
3,10%
Elektrotechniek
3,40%
Mobiliteit/voertuigtechniek
2,60%
Installatietechniek
2,60%
Procestechniek
2,50%
Productietechniek
1,70%
Metaalproductie
1,80%
Bouw
1,60%
Productietechniek
1,30%
Metaalproductie
1,30%
Bouw
0,70%
Werktuigbouwkunde
0,60%
Werktuigbouwkunde
4,10% mbo geheel
19
4,20% mbo geheel
Categorie naar aanleiding van BRON-bestand CFI
18
Antillen
Suriname
3,40%
Metaalproductie
3,00%
Elektrotechniek
2,40%
Elektrotechniek
2,90%
Procestechniek
1,80%
Procestechniek
2,70%
Mobiliteit/voertuigtechniek
1,50%
Installatietechniek
2,50%
Metaalproductie
1,40%
Mobiliteit/voertuigtechniek
2,30%
Installatietechniek
1,30%
Bouw
1,70%
Productietechniek
1,10%
Werktuigbouwkunde
1,50%
Bouw
0,90%
Productietechniek
1,30%
Werktuigbouwkunde
3,90%
mbo geheel
2,00% mbo geheel
Voor deelnemers van Turkse afkomst zijn Procestechniek en Mobiliteit nog redelijk populaire
richtingen. Echter, zij kiezen ook veel voor Werktuigbouwkunde en Metaaltechniek. Er zijn
verhoudingsgewijs in alle technische richtingen minder deelnemers van Marokkaanse afkomst
dan autochtonen. Het zelfde geldt voor deelnemers van Surinaamse afkomst. Binnen de
opleidingen Elektrotechniek, Installatietechniek en Mobiliteit zijn de verschillen wat betreft
Marokkaanse deelnemers echter kleiner dan bij de andere technische studies. Elektro- en
Procestechniek en Mobiliteit zijn het populairst bij de Surinaamse groep. Antilliaanse deelnemers
zijn sterk vertegenwoordigd in de Metaal- en Elektrotechnische opleidingen.
Uit tabel 2.4 blijken ook de minst populaire studierichtingen onder niet-westers allochtone mbodeelnemers: Bouw, Werktuigbouwkunde, Productietechniek en Metaal. Bij Metaal vormt de
Antilliaanse groep hier een opvallende uitzondering; voor hen is Metaal juist relatief populair,
terwijl Mobiliteit minder in trek is.
Uit tabel 2.5 kunnen soortgelijke conclusies getrokken worden als uit tabel 2.4. Het blijkt dat
Turkse deelnemers in ongeveer dezelfde verhouding als in de rest van het mbo kiezen voor
Procestechniek en Voertuigtechniek. Marokkaanse deelnemers kiezen bij alle technische
opleidingen minder vergeleken met de rest van het mbo. Ook Surinaamse deelnemers zijn in elke
technische richting minder aanwezig dan de andere mbo-opleidingen. Opvallend is dat er meer
Antilliaanse deelnemers meer dan het mbo-gemiddelde kiezen voor Metaalproduktie en
Elektrotechniek.
Tabel 2.5: Percentage van het totale mbo en van een specifiek land van herkomst dat heeft
gekozen voor een specifieke opleidingsrichting.. (CBS)
Turkije
Totaal
mbo
Marokko Totaal
mbo
Mobiliteit
3,70%
3,70%
Mobiliteit
3,00%
3,70%
Elektrotechniek
2,50%
3,30%
Elektrotechniek
2,80%
3,30%
Bouw
2,00%
4,70%
Bouw
1,50%
4,70%
Procestechn.
1,50%
1,50%
Installatie
1,10%
1,40%
Productietech.
1,10%
1,80%
Procestechn.
1,00%
1,50%
Installatie
0,90%
1,40%
Productietech.
0,70%
1,80%
Metaalprod.
0,40%
1,20%
Metaalprod.
0,50%
1,20%
Werktuigbouw
0,20%
0,90%
Werktuigbouw
0,10%
0,90%
19
Suriname Totaal
mbo
Antillen
Totaal
mbo
Elektrotechniek
2,60%
3,30%
Elektrotechniek
4,00%
3,30%
Mobiliteit
2,50%
3,70%
Bouw
3,00%
4,70%
Bouw
1,80%
4,70%
Mobiliteit
2,60%
3,70%
Procestechn.
1,10%
1,50%
Metaalprod.
2,10%
1,20%
Productietech
0,80%
1,80%
Procestechn.
1,40%
1,50%
Metaalprod.
0,80%
1,20%
Installatie
1,00%
1,40%
Installatie
0,80%
1,40%
Productietech
0,80%
1,80%
Werktuigbouw
0,30%
0,90%
Werktuigbouw
0,50%
0,90%
Stijging aantal deelnemers Techniek
Tussen 2005 en 200720 is het aantal niet-westers allochtone deelnemers in de sector Techniek
met 14% gestegen. Ten opzichte van een toename van het totale aantal mbo-leerlingen van
slechts 6% en een stijging van niet-westers allochtone deelnemers van 10%, is dit een aanzienlijk
stijging. Ondanks dat het aandeel niet-westers allochtone deelnemers in de sector Techniek nog
steeds achter blijft bij hun aandeel van het totale mbo, en dat de aantallen in de sectoren
Economie en Zorg en welzijn nog steeds groter zijn, geeft deze groei een positieve kijk op de
participatie van niet-westerse allochtonen aan het technisch onderwijs. Voor de richtingen
Werktuigbouwkunde en Metaalproductie geldt nog een daling van het aantal deelnemers.
Afgezien van bovengenoemde stijging is het moeilijk om een trend te bepalen in de
participatie van niet-westerse allochtone deelnemers in de verschillende sectoren. Het aantal
niet-westers allochtone techniek-leerlingen op het vmbo daalt en dat zal zijn weerslag vinden
in deelnamecijfers op het mbo. Het aantal mbo-gediplomeerden in de sector Techniek daalt
momenteel, maar zal waarschijnlijk gaan stijgen met het oog op de toenemende
deelnemersaantallen.
Het is moeilijk te bepalen of deze ontwikkelingen op het mbo een gunstig effect zullen hebben
op de participatie van niet-westers allochtone werknemers in de technische sector. Of mbodeelnemers gemakkelijk een baan vinden in de technische sector is ook afhankelijk van het
niveau van hun studie en of zij een BOL- of een BBL-variant hebben gedaan. Het volgende
hoofdstuk beschouwt deze studievarianten en de hoeveel niet-westers allochtone deelnemers
hieraan deelnemen.
20
Gekeken is naar de deelnemersaantallen van de schooljaren 2005/’06, 2006/’07 en 2007/’08, CBS
20
3
Niet-westers allochtone mbo-leerlingen meer op niveau 1 en 2 en
binnen de BOL.
Hoofdstuk
Het mbo kent vier verschillende niveaus. Niveau 1, de assistentopleiding; niveau 2, de
basisberoepsopleiding; niveau 3, de vakopleiding; en niveau 4, de middenkader- of
specialistenopleiding. Niet-westers allochtone mbo-deelnemers zijn verhoudingsgewijs meer
vertegenwoordigd op niveau 1 (assistentopleiding) en niveau 2 (basisberoepsopleiding). Zij
maken landelijk 28% uit van de deelnemers op deze niveaus. Voor alle niet-westers
allochtone groepen en voor zowel het totale mbo als de sector Techniek geldt: hoe hoger het
mbo-niveau, hoe kleiner het aandeel niet-westers allochtone deelnemers.
Tabel 3.1: Percentage per specifieke groep deelnemers per niveau in het mbo.(2006/2007)
Niveau Niveau Niveau Niveau
1
2
3
4
Specifiek naar land van herkomst
Turks
Marokkaans
Surinaams
Antilliaans
Overig niet-westers allochtoon
8%
8%
5%
5%
15%
6%
6%
5%
3%
7%
3%
3%
4%
2%
4%
3%
3%
3%
1%
4%
Totaal niet-westers allochtoon
41%
27%
16%
14%
Autochtoon
Overig
50%
9%
68%
5%
77%
7%
78%
8%
Totaal mbo
100%
100%
100%
100%
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het percentage niet-westers allochtone deelnemers
verhoudingsgewijs afneemt naarmate het mbo-niveau stijgt. In absolute aantallen is het
hoogste aantal deelnemers van niet-westers allochtone afkomst terug te vinden op niveau 2
en niveau 4, maar hun relatieve deelnemersaandeel ten opzichte van de autochtone
deelnemers is het hoogst op niveau 1 en 2.
Van alle mbo-deelnemers is in totaal 20% van niet-westers allochtone komaf. Op niveau 2 is
er sprake van een nog veel hoger aantal niet-westers allochtone deelnemers. Binnen de
sector Techniek is de situatie echter heel anders. Hier is er voor alle niet-westers allochtone
groepen sprake van veel minder deelnemers vergeleken met het gehele mbo. Deelname aan
de basisberoepsopleiding vindt voor niet-westers allochtone deelnemers vooral plaats binnen
de andere sectoren.
BOL/BBL
Het mbo kent net als het vmbo verschillende leerwegen, manieren waarop een vak wordt
geleerd. De beroepsopleidende leerweg (BOL) is een theoretische manier van leren. De
student leert op school over het vak en loopt daarnaast stage bij een bedrijf. Bij de
21
beroepsbegeleidende leerweg (BBL) start de opleiding vanuit een dienstbetrekking bij een
bedrijf. De student leert al werkende en volgt een dag per week onderwijs op school.
Over het algemeen is de BOL een meer gekozen leerweg dan de BBL. Niet-westers
allochtone leerlingen volgen echter naar verhouding veel vaker een opleiding in de BOLvariant. Er is sprake van een gebrekkige instroom van niet-westers allochtone leerlingen
naar de BBL. Zelfs niet-westerse allochtonen vanuit de beroepsgerichte leerwegen van het
vmbo, kozen in 2007/’08 binnen het mbo bijna uitsluitend voor de BOL. In 2007/’08 volgde
24% van de niet-westers allochtone deelnemers op het mbo een bbl-opleiding (tegenover
43% bij de autochtonen). Binnen de sector Techniek is slechts 10% van de deelnemers in de
BBL niet-westers allochtoon.21 (Hun aandeel binnen de BOL-variant in de sector Techniek is
19% en binnen de totale sector Techniek mbo 15%.) Onder autochtonen in de sector
Techniek kiest meer dan de helft de BBL.
Tabel 3.2a: Verdeling niet-westers allochtone deelnemers over leerwegen (mbo totaal)
BOL
BBL
Niveau 1
76%
24%
Niveau 2
75%
25%
Niveau 3
78%
22%
Niveau 4
92%
8%
Totaal
82%
18%
Tabel 3.2b: Verdeling niet-westers allochtone deelnemers over leerwegen (Techniek)
BOL
BBL
Niveau 1
77%
23%
Niveau 2
48%
52%
Niveau 3
36%
64%
Niveau 4
91%
9%
Totaal
67%
33%
Uit tabel 3.2a en 3.2b blijkt ten eerste dat verhoudingsgewijs meer niet-westers allochtone
deelnemers zijn binnen de BOL. Wat daarnaast opvalt is dat bij de sector Techniek de
verdeling over beide leerwegen op niveau 2 en 3 sterk bijtrekt ten gunste van de BBL. Men
ziet dat met name binnen de basisberoepsopleiding (2) en de vakopleiding (3) van Techniek
nog een groot deel van de niet-westers allochtone deelnemers de BBL volgt. Dit is mogelijk
te verklaren door de praktische aard van Techniekopleidingen op deze niveaus.
Tabel 3.3: Aandeel niet-westers allochtone herkomst
BOL Techniek
Niveau 1 Niveau 2
57%
31%
Niveau 3
18%
Niveau 4
11%
Totaal
19%
BBL Techniek
20%
10%
8%
8%
10%
Alle sectoren BOL + BBL
37%
25%
18%
16%
20%
De percentages uit tabel 3.3 nuanceren de hiervoor geconstateerde hogere participatie van
niet-westers allochtone deelnemers aan de BBL op niveau 2 en 3. In vergelijking met het
algemene aandeel van 20% niet-westers allochtone deelnemers op het mbo, is er sprake
van een veel groter aandeel van niet-westers allochtone deelnemers binnen de
Beroepsopleidende leerweg van niveau 2. En ook op niveau 3 is het aandeel niet-westers
allochtone deelnemers op de BOL groter dan op de BBL.22 Aangezien op niveau 2 en 3 van
het mbo de uitvoerende, praktische werkzaamheden centraal staan, zijn de lage
deelnamecijfers van niet-westers allochtonen des te opvallender.
21
22
CFI, 1 oktober 2007
Dit hangt samen met een relatief hoog aantal autochtone deelnemers aan de BBL op niveau 3
22
Niet-westers allochtoon
Autochtoon
Figuur 3.1: Verdeling van autochtone en niet-westers allochtone deelnemers over de
leerwegen en niveaus van de sector Techniek
Figuur 3.1. toont onder andere de hoge deelname van niet-westers allochtone deelnemers
op de beroepsopleidende leerweg van niveau 1 en 2. Als men kijkt naar de BBL op alle
niveaus, is duidelijk te zien dat er veel minder deelnemers van niet-westers allochtone
deelnemers binnen de BBL te vinden zijn dan bij de autochtone groep. Op BOL niveau 2 is
juist weer sprake van een veel groter aandeel aan niet-westerse allochtonen.
Het volgen van de Beroepsbegeleidende leerweg komt onder Techniek-deelnemers relatief
vaak voor. Al op het vmbo heeft de sectorkeuze Techniek invloed op het volgen van de BOL
of de BBL op het mbo. Doorstroompercentages in tabel 3.5 geven hiervan een beeld.
Tabel 3.4: Doorstroom (%) naar BOL en BBL vanuit vmbo
Autochtone leerlingen
vmbo
vmbo Techniek
Techniek basisberoepsgerichte leerweg
Niet-westers allochtone leerlingen
vmbo
vmbo Techniek
Techniek basisberoepsgerichte leerweg
mbo totaal
BOL BBL
mbo Techniek
BOL BBL
85%
58%
41%
15%
42%
59%
67%
49%
31%
33%
51%
69%
97%
87%
84%
3%
13%
16%
88%
80%
77%
12%
20%
23%
Van de autochtone vmbo-leerlingen stroomt het grootste deel door naar de
Beroepsopleidende leerweg van het mbo (85%). Van de niet-westers allochtone leerlingen is
dit deel nog groter: 97%. De vmbo-leerlingen uit de sector Techniek zijn duidelijk meer
georiënteerd op het beroepsbegeleid leren. Van de autochtone leerlingen gaat al 42% de
BBL volgen, maar niet-westers allochtone Techniek-leerlingen komen nog steeds
23
hoofdzakelijk terecht op de BOL. Voor leerlingen vanuit de basisberoepsgerichte leerweg
geldt voor beide groepen een nog grotere doorstroom naar de BBL.
Voor de autochtone mbo-deelnemers in Techniek ligt het zwaartepunt bij de BBL. Maar de
invloed die de studierichting Techniek heeft op het volgen van een BBL- dan wel BOLopleiding is veel sterker voor autochtone leerlingen dan voor niet-westers allochtone
leerlingen, zoals blijkt uit tabel 3.4. Autochtone Techniek-leerlingen vanuit de
basisberoepsgerichte leerweg gaan hoofdzakelijk studeren via de beroepsbegeleidende
leerweg. De studierichting Techniek is hier van invloed als ook de basisberoepsgerichte
vmbo-leerweg. Voor de niet-westers allochtone leerlingen maken deze zaken nauwelijks
verschil. Zij komen hoe dan ook hoofdzakelijk terecht op de beroepsopleidende leerweg.
Uiteindelijk stromen van de autochtone Techniek-leerlingen uit de basisberoepsgerichte
leerweg meer dan twee keer zoveel door naar de BBL dan naar de BOL. Echter, bij de nietwesters allochtone leerlingen uit deze sector en leerweg stromen er nog steeds drie keer
zoveel door naar de BOL dan naar de BBL.
Factoren lage instroom techniek
In dit onderzoek is tevens gezocht naar de achterliggende oorzaken van de lage instroom
van niet-westers allochtone deelnemers aan de Beroepsbegeleidende leerweg.
Ten eerste blijken niet-westers allochtone jongeren veel meer moeite te hebben met het
vinden van een leerwerkplek dan autochtone.23 Wanneer geen geschikte leerwerkplek
gevonden wordt, kan ook niet gestart worden met de BBL. Volgens onderzoek van de
Adviesraad Diversiteit en Integratie en het Max Goote Kenniscentrum24 heeft de hoge
deelname van niet-westers allochtone deelnemers binnen de BOL (en daarmee hun lage
deelname binnen de BBL) te maken met het feit dat in de BBL-opleidingen jongeren zelf voor
een werkplek moeten zorgen. Een niveau 1 of 2 opleiding waarin tegelijkertijd werkervaring
wordt opgedaan (de BBL) is meer toegankelijk voor autochtone jongeren, die vervolgens
meer kans op werk hebben dan allochtone jongeren.
Een tweede achterliggende factor voor de weinig niet-westers allochtone deelnemers op de
BBL is de zogenaamde “lange” of doorlopende leerweg. Niet-westers allochtone deelnemers
gebruiken naar verhouding het mbo vaker als “opstapje” naar de hbo. Zij zijn op het mbo
terechtgekomen via het vmbo, maar streven in feite naar een hogere opleiding. Hun route via
het vmbo kan te maken hebben met een onderadvisering vanuit het basisonderwijs.
Onderzoek heeft aangetoond dat niet-westers allochtone deelnemers vaker via vmbo en
mbo doorstromen naar het hbo. Met een lang opleidingstraject in het vooruitzicht - in plaats
van een snelle toetreding op de arbeidsmarkt – zijn zij minder gemotiveerd om te kiezen voor
indiensttreding bij een bedrijf.
Situatie mbo Bouw
Deelnemers die hebben gekozen voor een bouw-opleiding doen dit voornamelijk op niveau
2,de basisberoepsopleiding. Op dit niveau maakt de bouwopleiding bijna 23% uit van alle
Techniek-deelnemers. Onder de autochtone groep is dit 25%, maar onder de niet-westers
allochtone groep slechts 12%. Slechts 930 niet-westers allochtone deelnemers volgen een
bouwopleiding (niveau 2). Dat is 8% van het totaal aantal bouw-deelnemers op niveau 2.
23
24
O.a. onderzoek van het Max Goote Kenniscentrum
Doorlopende of doodlopende leerwegen?, 2008; Amsterdamse leerlijnen in beeld, 2008
24
Uitval van niet-westers allochtone deelnemers op de bouw-opleiding is hoog: van de 232 die
afgelopen jaar de opleiding verlieten had driekwart nog geen diploma.
Mbo-gediplomeerden
Als de aantallen geslaagden van het mbo Techniek bekeken worden is ook hier de relatief
lage participatie van niet-westers allochtonen aan het Techniek-onderwijs terug te zien.
Daarnaast is er, in overeenstemming met een daling van techniek-deelnemers, over alle
technische mbo-opleidingen een daling van het aantal gediplomeerden.
Tabel 3.5: mbo-gediplomeerden 2006/2007 (exclusief niveau 1/assistentopleiding)
mbo Techniek
Marokko
Turkije
Suriname
Antillen / Aruba
Overig n.w. allochtoon
370
511
421
306
827
totaal n-w. allochtoon
Autochtonen
2.435
23.298
Totaal
27.110
mbo Totaal
1%
2%
2%
1%
3%
4.133
4.579
4.347
1.980
5.851
3%
4%
3%
2%
4%
9% 20.890
86% 101.489
16%
78%
100% 130.052 100%
Uit tabel 3.5 blijkt dat het aandeel gediplomeerden van niet-westers allochtone afkomst
binnen de sector Techniek bijna twee keer zo klein is als het aandeel niet-westers allochtone
gediplomeerden op het totale mbo. Dit duidt op een relatief hogere uitval van niet-westers
allochtone Techniek-deelnemers voor het afstuderen.
Over het algemeen stromen relatief meer niet-westerse allochtonen dan autochtonen zonder
startkwalificatie uit het mbo-onderwijs. Bijna 14% van de niet-westers allochtone mbodeelnemers verliet in 2006 zonder diploma de opleiding. Onder autochtone deelnemers was
dit nog geen 8%. In 2005 was één op de vier voortijdig schoolverlaters van het mbo nietwesters allochtoon.
Doorstroom naar de arbeidsmarkt
Het lage aandeel van gediplomeerde niet-westers allochtone Techniek-deelnemers werkt
een gebrekkige doorstroom naar de arbeidsmarkt in de hand. Daarnaast is de gevolgde
leerweg van grote invloed op de aansluiting op de arbeidsmarkt. Een BBL-opleiding sluit over
het algemeen beter aan op de arbeidsmarkt dan een BOL-opleiding, wat voor de nietwesters allochtone groep zeer negatief uitpakt.
Ook het mbo-niveau is van invloed op de doorstroom naar de arbeidsmarkt. Meer dan een
kwart van de niet-westers allochtone Techniek-deelnemers doet de assistentopleiding
(niveau 1). Een mbo-opleiding op dit niveau levert niet de zogenaamde ‘startkwalificatie’ voor
de arbeidsmarkt. Werkgevers preferen werknemers met een hoger scholingsniveau.
Het is onduidelijk waar de afgestudeerde mbo-deelnemers terechtkomen. ROC’s houden de
loopbaan van hun deelnemers niet of nauwelijk bij en de vervolgtrajecten lopen sterk uiteen.
Niet-westers allochtone deelnemers gaan in ieder geval relatief vaker een hbo-studie volgen.
25
Cijfers van het CBS geven aan dat van de mbo gediplomeerden (Techniek) die in 2005 direct
na schoolverlaten werk hadden, 7% niet-westers allochtoon was. De meeste niet-westers
allochtone werknemers kwamen vanuit niveau 2 en de meeste autochtone werknemers
vanuit niveau 3.
Uit bovenstaande blijkt dat het aantal gediplomeerde technici van niet-westers allochtone
komaf gering is. Vanaf de doorstroom van het vmbo naar het mbo tot aan het afstuderen is
er sprake van een uitdunning van het aantal niet-westers allochtone deelnemers. Zij volgen
daarnaast een onderwijsvariant die minder goed aansluit op de arbeidsmarkt en tevens een
laag opleidingsniveau. Uiteindelijk stoppen gedurende de opleiding relatief meer niet-westers
allochtone deelnemers voortijdig dan autochtonen. Dit alles resulteert in een gediplomeerde
uitstroom van 9%. Het volgende hoofdstuk gaat verder in op de arbeidsmarktsituatie.
26
Hoofdstuk 4
Werkloosheid onder niet-westers allochtone beroepsbevolking is
hoog.
In vergelijking met de autochtone bevolkingsgroep zijn er minder niet-westers allochtone
Nederlanders actief op de arbeidsmarkt. Cijfers van het CBS tonen een geringere
arbeidsparticipatie onder niet-westerse allochtonen en een hoger werkloosheidspercentage.
Het werkloosheidspercentage onder niet-westers allochtone bevolkingsgroepen ligt bijna drie
keer zo hoog dan bij autochtonen (zie tabel 4.1).
Tabel 4.1: Beroepsbevolking en arbeidsparticipatie naar herkomst (laatste kwartaal 2008)
Totaal
Werkzame Werkloze Bruto
Netto
bevolking beroeps- beroeps- arbeids- arbeids(15 – 65 jr) bevolking bevolking participatie participatie Werkloosheid
(x 1 000)
Turken
Marokkanen
Surinamers
Antillianen en
Arubanen
Overig n-w.
allochtoon
Totaal niet-westerse
allochtonen
Autochtonen
Overig
Totaal NL
* = gegevens onbekend
(x 1 000) (x 1 000)
(%)
(%)
(%)
250
208
244
144
110
159
13
11
10
62,5
58,1
69,1
57,4
53
65,2
8,2
8,8
5,7
91
52
6
64
57,4
10,3
396
216
23
*
*
*
1189
8705
1076
10970
681
6030
725
7436
63
186
36
285
62,5
71,4
*
70,4
57,2
69,3
*
67,8
8,5
3
*
3,7
De gebrekkige arbeidsmarktintegratie van niet-westerse allochtonen wordt met name gewijd
aan een ontoereikend opleidingsniveau, een slechte beheersing van de Nederlandse taal en
sociale en culturele factoren, zoals een minder effectief netwerk en een andere
werkhouding.25
Allochtone werknemers zijn over het algemeen lager opgeleid en vervullen vaker een functie
van laag niveau (LTD-functieniveau). Eerder is al gemeld dat niet-westerse allochtonen naar
verhouding meer vertegenwoordig zijn op het vmbo26 en op de lagere niveaus van het mbo.
Ze verlaten ook vaker het onderwijs zonder diploma of startkwalificatie dan autochtone
deelnemers. Dit kan een mogelijke verklaring zijn voor het lage functieniveau op de
arbeidsmarkt van niet-westers allochtone medewerkers.
De duur van een gemiddelde arbeidsrelatie bij een werkgever (externe mobiliteit) van
allochtone werknemers is korter dan die van autochtonen. Zij blijven dus gemiddeld
genomen korter bij een werkgever in dienst. In geval van interne mobiliteit (doorstroom) is er
minder vaak sprake van promotie dan bij autochtonen. Van de autochtone doorstromers
25
26
Klaver et al. 2005,
Etnische minderheden op de arbeidsmarkt
CBS
27
maakt 83% promotie, onder allochtonen is dit 69%. Niet-westerse allochtonen blijken minder
vaak een regulier contract voor onbepaalde tijd te hebben dan autochtone werknemers.27
Voor de beperkte doorstroom worden taalvaardigheid, houdingsaspecten en sociale omgang
geïdentificeerd als verklaringen.
Van de mbo-gediplomeerden die in 2004/2005 hun diploma haalden en daarna uit het
onderwijs stroomden, had 90 procent van de autochtonen en 73 procent van de nietwesterse allochtonen direct na schoolverlaten (eind september) betaald werk als werknemer
of zelfstandige. Dit verschil kan komen doordat niet-westerse allochtonen langer doen over
het vinden van een baan. Hun netwerk is vaak beperkter en minder effectief dan dat van
autochtonen. Ook zijn niet-westerse allochtonen naar verhouding vaker op de lagere mboniveaus afgestudeerd, terwijl de hogere niveaus meer kans geven op een baan. Daarnaast
hebben de meeste niet-westerse allochtonen de Beroepsopleidende leerweg gevolgd, terwijl
de Beroepsbegeleidende leerweg beter aansluit op de arbeidsmarkt (mbo-leerlingen op
niveau 1 en 2 met een BBL-opleiding hebben twee keer zo vaak kans op werk dan leerlingen
op hetzelfde niveau die een BOL-opleiding hebben gevolgd28).
Niet-westerse allochtonen zijn sterk verschillend vertegenwoordigd in de verschillende
sectoren. In de bouwsector is een verwaarloosbaar aantal niet-westerse medewerkers. Een
groot deel niet-westerse arbeidskrachten werkt in de zakelijke en niet-commerciële
dienstverlening29. Onder de tweede generatie is handel en reparatie als werksector
opgekomen en is de industrie als werksector flink gedaald. De verdeling van autochtonen
onder de verschillende werksectoren is gelijkmatiger dan die van niet-westerse allochtonen.
Verschillende technische beroepen
Net als dat sommige technische opleidingen bij bepaalde niet-westers allochtone groepen
meer in trek zijn dan andere (bijvoorbeeld Metaalproductie bij Antilliaanse deelnemers en
Motorvoertuigentechniek bij Turkse deelnemers), is het aannemelijk dat in sommige
technische beroepen het aandeel niet-westers allochtone werknemers groter is dan in
andere.
Cijfers van het ROA wijzen op een groter aandeel aan niet-westers allochtone werknemers in
de Basismetaal dan in de Elektrotechniek. Volgens de laatste Arbeidsmarktmonitor
Metalektro van het ROA is het aandeel allochtone werknemers in de Metalektro over het
algemeen laag (8,5%), waarbij elektrotechnische bedrijven de minste allochtone werknemers
hebben (7%) en de basismetaal de meeste (10%). Andere door het ROA aangeleverde
cijfers schetsen een iets genuanceerder beeld:
Tabel 4.2: Participatie niet-westers allochtone werknemers per technische sector30
Bedrijfssector
Arbeidsmarktvariabele
%
Typering
Trend 2003-2007
Basismetaal
Metaalproducten
Machine-industrie
Elektrotechniek
Transportmiddelen
Niet-westerse allochtonen
Niet-westerse allochtonen
Niet-westerse allochtonen
Niet-westerse allochtonen
Niet-westerse allochtonen
12
10
7
8
9
hoog
hoog
laag
gemiddeld
gemiddeld
constant
constant
constant
*
constant
Arbeidsinspectie 2008, De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006
Uit
recent OECD-rapport, in: Doorlopende of doodlopende leerwegen?, 2008
29
Cijfers
2005 statline
30
ROA, gegevens S. Dijksman
27
28
28
Deze cijfers van het ROA constateren, naast een redelijk hoge percentage niet-westers
allochtone werknemers, een constante trend tussen 2003 en 2007 van het percentage nietwesterse allochtone werknemers in de verschillende technische beroepen.
Het percentage werkzame niet-westerse allochtonen in de beroepsbevolking is ongeveer
9%. Onder werknemers met een vmbo/mbo1 opleidingsniveau in de Techniek is dit
percentage nog geen 7%. Ten opzichte van het algemene percentage van 9% lijkt er geen
sprake te zijn van een gebrekkige participatie van niet-westerse allochtonen in de
basismetaal-, metaalproducten- en transportmiddelensector (tabel 4.2). Er dient echter
rekening gehouden te worden met het specifieke karakter van deze sectoren en de
samenstelling van het personeel. Binnen bovenstaande sectoren is waarschijnlijk sprake van
een overwegend mannelijk, laag tot middelbaar opgeleid personeelsbestand. Deze factoren
kunnen het aandeel van niet-westerse allochtonen in het werknemersbestand verhogen. Er
dient zodoende gekeken te worden naar de functieniveaus van alle dienstbetrekkingen
binnen een bepaalde sector en vervolgens de verhouding van autochtone en van nietwesters allochtone werknemers op deze functieniveaus. Helaas waren deze cijfers niet
voorhanden.
Cijfers van Melser e.a. (2004) laten zien dat er geen sprake is van een lagere deelname van
niet-westerse allochtonen in de Industrie. Zowel mensen van Marokkaanse als van Turkse
afkomst waren in 2000 meer dan gemiddeld werkzaam in de industrie (respectievelijk 15,8%
en 22,2% tegenover 13,8% bij autochtonen).31 In de metaal- en elektrotechnische industrie
was 7% van de werknemers niet-westers allochtoon. Echter, het is de vraag in hoeverre de
verhoudingen op de arbeidsmarkt sinds 2000 zijn veranderd. Recentere gegevens omtrent
de economische activiteiten van verschillende bevolkingsgroepen waren tijdens dit
onderzoek niet voorhanden. Cijfers met betrekking tot de herkomst van werknemers in de
verschillende bedrijfsklassen zijn niet of nauwelijk beschikbaar. Werkgevers zijn niet verplicht
de herkomst van hun medewerkers te registreren.
Volgens een rapport van Platform Bèta Techniek uit 2006 waren er tot 2010 gunstige
arbeidsmarktperspectieven voor vmbo-deelnemers metaal en elektrotechniek32, voornamelijk
in verband met een hoge vervangingsvraag in de sector.De relatief hoge deelname van nietwesters allochtone deelnemers in Elektrotechniek op mbo1 en mbo2 kan hier bijdragen aan
een stijging van niet-westers allochtone werknemers in de technische sector. De nieuwste
prognoses van Platform Bèta Techniek wijzen op de meest gunstige perspectieven voor mbo
Procestechniek en Werktuigbouw33. In beide richtingen zijn niet-westers allochtonen echter
minder dan gemiddeld in de techniek vertegenwoordigd. Uit de laatste prognoses komt ook
naar voren dat de arbeidsmarktperspectieven voor Voertuigentechniek achterblijven. Ook dit
zal het eventuele positieve effect van een grotere deelname van niet-westerse allochtonen in
de Voertuigentechniek kunnen beperken.
Situatie in de bouw-sector
A&E-consultancy heeft onderzoek gedaan naar de particpatie van niet-westerse allochtonen
in de bouw. Niet alleen is er een gebrekkige instroom van niet-westers allochtone
werknemers, maar ook heeft de bouwsector moeite om zijn niet-westers allochtone
werknemers te behouden. Vijf a zes jaar geleden had 2,2 tot 4 procent van alle werknemers
in de Nederlandse bouw een niet-westerse herkomst. Deze percentages blijven ver achter bij
het streefpercentage van 8 procent voor de bouw.
Melser e.a. 2004 in SEOR 2006: Vervangingsvraag maakindustrie
Platform
Bèta Techniek: Arbeidsmarktprognoses 2005-2010, 2006
33
PBT: Arbeidsmarktprognoses 2007-2012, 2008
31
32
29
De bouw kampt met een slecht imago bij niet-westers allochtone jongeren en hun ouders. Er
bestaat het beeld van discriminatie in de bouw en er is een beperkt beeld van de arbeids- en
carrièremogelijheden in deze sector. In de ogen van niet-westers allochtone groep ontbreekt
het de bouw aan status en mogelijkheden.
Onbekendheid met de bouwsector is te wijten aan een gebrek aan contacten in deze sector.
Het netwerk van niet-westers allochtone jongeren sluit niet aan op het netwerk van
bouwbedrijven. Ook is er een gebrek aan goede voorlichting over werken in de bouw.
Het arbeidsethos in de bouw wordt gekenmerkt door een hiërarchische structuur,
punctualiteit en hard werken. Jongeren uit de grote steden zijn mondig en hebben een
nonchalante houding en hebben daarom moeite met dit arbeidsethos. Werk moet voor hen
leuk zijn, veel geld opleveren en niet fysiek zwaar zijn.
Niet-westers allochtone werknemers in de bouw hebben te maken met een hogere uitstroom
en gebrekkige doorstroom. Werkgevers zijn geneigd autochtone werknemers te laten
doorstromen. Autochtone werknemers worden beschreven als geduldiger in het
verwezenlijken van hun ambities en bereidwilliger om tijd te investeren en langzaam op te
klimmen.
Er bestaat echter ook berichtgeving over (vooral Marokkaanse) werknemers, die in de bouw
vooral de (werk)voorbereidende werkzaamheden verrichten.
In de bouw blijkt er sprake te zijn van discriminatie, vooral bij de instroom. Allochtone
leerlingen op zoek naar een stageplek of leerwerkplek worden voglens onderzoek
afgewezen vanwege hun etniciteit. Werkgevers zijn huiverig om niet-westerse allochtonen
aan te nemen door onbekendheid met hun cultuur en negatieve beeldvorming over de
prestaties van allochtonen op de werkvloer. Door een gevoel van onderwaardering en
gediscrimineerd worden, verlaten allochtone werknemers vaker de bouw.
De factoren die ten grondslag liggen aan de lage arbeidsparticipatie van niet-westerse
allochtonen worden behandeld in het laatste hoofdstuk.
30
Hoofdstuk 5
Factoren van uitsluiting
Volgens onderzoeken van SEOR, ROA en PBT komen allochtone jongeren moeilijk aan een
stageplek of leerbedrijf. Vooral voor de technische sector is dit opvallend, aangezien het
aandeel allochtone techniekscholieren klein is en er volgens de Colo Barometer34 meer dan
voldoende leerbanen en stageplaatsen zijn binnen de sector Techniek. Een aantal factoren
wordt in verschillende onderzoeksrapporten genoemd met betrekking tot de achtergestelde
positie van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt.35 Diezelfde factoren spelen ook
een rol bij sollicitaties, bij het functioneren op de werkvloer en bij eventuele doorstroom
binnen het bedrijf.
•
•
•
•
•
•
Vaardigheden en attitude
Taalachterstand
Cultuurverschil
Discriminatie
Netwerken
Beleid ten aanzien van arbeidsmarktintegratie
Vaardigheden, attitude en taal
Verschillende onderzoeken melden dat niet-westers allochtone werkzoekenden minder
bedreven zijn in het presenteren van zichzelf bij sollicitaties en sociale vaardigheden missen
die nodig zijn om binnen te komen bij bedrijven. Tevens leiden verschillen in
cultuurgebonden opvattingen, uitlatingen en gedrag tussen niet-westers allochtone
werknemers en autochtone werkgevers tot vormen van misinterpretatie en miscommunicatie.
De manier waarop niet-westers allochtone werknemers zich presenteren komt dan niet
overeen met wat de werkgever wenst te zien. Al bij de eerste kennismaking kan
miscommunicatie optreden waardoor er voorbij wordt gegaan aan de kwaliteiten van de
kandidaat.
Vaak speelt taalvaardigheid hier een rol. De beheersing van de Nederlandse taal is vaak een
minimum vereiste voor toegang tot de arbeidsmarkt. Een dergelijke eis speelt vooral een rol
wanneer het om lagere (uitvoerende) functieniveaus gaat.
Ook houding en mentaliteit kunnen voor allochtone werkzoekenden een struikelblok vormen.
Er kan sprake zijn van een (cultureel bepaalde) zeer bescheiden houding, of juist van een
ongevoeligheid voor hiërarchie en/of autoriteit.
Een voorbeeld hiervan is te herkennen in de bouw. Het arbeidsethos binnen de bouw wordt
gekenmerkt door een hiërarchische structuur, punctualiteit, hard werken en niet zeuren.
Jongeren uit de grote steden (waaronder een hoog aandeel niet-westerse allochtonen) zijn
mondig en hebben moeite met een hiërarchische structuur en stellen (hogere) eisen aan het
werk: het moet leuk zijn, veel geld opleveren en niet fysiek zwaar zijn. Autochtone
werknemers lijken geduldiger te zijn en meer bereid tot investeren van tijd dan allochtone
werknemers. Verklaringen voor de minder ontwikkelde sociale vaardigheden van niethttp://www.colo.nl/userimages/colo-barometer-december.pdf De Colo barometer geeft een
situatieschets
van de aansluiting tussen beroepsonderwijs en arbeidsmarkt.
35
o.a. Techniek in het vmbo en het mbo, SEOR 2008
34
31
westers allochtone jongeren liggen onder andere bij de sociaal-economische status van het
gezin en het onderwijsniveau van de ouders.
Discriminatie
Sollicitanten met een buitenlandse naam hebben minder kans om op gesprek te komen en
een baan te vinden dan sollicitanten met een Nederlandse naam. Allochtonen die een baan
hebben gevonden, hebben minder kans door te stromen naar andere functies en worden bij
reorganisaties sneller ontslagen. Ook hebben allochtonen meer dan autochtonen last van
verdringing door illegale werknemers (Klaver et al, 2005; Van Gent et al, 2006). (RWI,
Arbeidsmarktanalyse 2008). Volgens Art.1, de landelijke vereniging ter voorkoming en
bestrijding van discriminatie, is er sprake van discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt36
wat betreft kansen voor niet-westerse allochtonen.
In de technische branches is er een tekort aan stagiairs. Toch lijken niet-westerse allochtone
scholieren en deelnemers ook in technische opleidingen moeite te hebben met het vinden
van een stage- of leerwerkplek. Volgens onderzoek van Groen Links (2005, Onderzoek
discriminatie stages) hebben Marokkaanse jongeren gemiddeld 30% minder kans op een
stage. In de bouw hebben ze zelfs 63% minder kans.
Volgens het rapport Beroepspraktijkvorming in het mbo van de Algemene Rekenkamer37 lijkt
discriminatie vooral (of enkel) voor te komen als leerlingen een BPV-plek zoeken, en niet als
leerlingen eenmaal op een leerbedrijf zijn aangenomen. De onderzoeksresultaten geven
weinig aanleiding om extra actie te ondernemen voor het voorkomen en tegengaan van
discriminatie. Discriminatie komt voor, maar gebrek aan een diploma en/of motivatie,
beperkte omgangsvormen, slechte taalbeheersing of de wijze van solliciteren blijken veel
meer bepalend te zijn voor het weigeren van leerlingen dan etniciteit.
Onderzoek wijst uit dat er sprake is van discriminatie van niet-westerse allochtonen bij de
instroom in de bouwbedrijven en bij het solliciteren naar een stageplek. Er geldt negatieve
beeldvorming ten aanzien van niet-westers allochtone werknemers. De onbekendheid en de
negatieve beeldvorming over de prestaties leidt ertoe dat werkgevers huiverig zijn om nietwesters allochtonen aan te nemen. Ook wanneer niet-westerse allochtonen eenmaal
werkzaam zijn in de bouw wordt er melding gemaakt van discriminatie. Dit kan voortkomen
uit de ruwe en directe omgangsvormen die er op de werkvloer heersen.
Netwerken
Onvoldoende zoekkanalen, of een netwerk dat niet goed aansluit bij het netwerk van de
betreffende arbeidssector, is een van de meest genoemde factoren bij het verklaren van de
gebrekkige instroom van niet-westers allochtone medewerkers op de arbeidsmarkt. Volgens
de factsheet “Arbeidsmarktpositie etnische minderheden”38 profiteren etnische minderheden
onvoldoende van allerlei instrumenten gericht op bemiddeling en toeleiding. Ook is er sprake
van een kloof tussen het zoekgedrag van autochtone werkgevers aan de ene kant en
allochtone werkzoekenden aan de andere kant. Sommige autochtone werkgevers geven aan
dat het voor hun nog steeds lastig is om aan allochtone werknemers te komen.
http://www.art1.nl/artikel/4405-Discriminatie_etnische_minderheden_op_de_arbeidsmarkt__Factsheet
37
http://passthrough.fwnotify.net/download/419760/http://www.rekenkamer.nl/9282000/d/p433_31368_2.pdf
38
Verkrijgbaar op de website van Art.1
36
32
Ook in de bouwsector sluiten de wervingskanalen van werkgevers onvoldoende aan op de
zoekkanalen van allochtone werkzoekenden. Informele netwerken zijn belangrijke
wervingskanalen in de bouw en allochtonen bevinden zich niet in deze (‘witte’) netwerken.
Een rapport van de Raad voor Werk en Inkomen over hogeropgeleide allochtonen op de
arbeidsmarkt, stelt dat het netwerk van allochtonen kleiner is en meer gericht op de eigen
groep (RWI 2006). Ook een rapport van het SCP stelt dat niet-westerse allochtonen gebruik
maken van andere netwerken dan autochtonen (SCP januari 2006). Hun netwerken bestaan
met name uit personen uit de eigen groep en worden door autochtone werkgevers
nauwelijks benut.
Ook stageplaatsen vormen een zeer effectief opstapje op weg naar een regulier
arbeidscontract. Volgens het VNO-NCW eindigt 70% van de stages in een vaste baan.
Doordat niet-westerse allochtonen moeilijker aan een stage- of leerwerkplaats kunnen
komen, missen zij hierdoor ook een effectief kanaal om aan een vaste baan te komen.
Integratiebeleid
Uit een onderzoek van het OSA (Trendrapport Vraag naar Arbeid 2006) blijkt dat medio 2005
het aandeel organisaties dat actief intercultureel scholingsbeleid voert (managers en
personeel leren omgaan met verschillende culturen binnen de organisatie) in de Industrie
laag is (gekoppeld aan de landbouwsector slechts 4% - tegenover 26, 17 en 15% in
Onderwijs, Zorg en welzijn en Overheid).
Tabel 5.1: Aandeel van organisaties binnen de sector actief met interculturele scholing
Industrie en landbouw
4%
Onderwijs
26%
Zorg en welzijn
17%
Overheid
15%
Diversiteit binnen de arbeidsmarkt en op de werkvloer wordt gestimuleerd door verschillende
vormen van doelgroepenbeleid. Waar voorheen de (rijks)overheid nog een grote rol speelde
bij het bevorderen van diversiteit op de arbeidsmarkt, ligt het initiatief nu vooral bij de
bedrijven zelf. Bedrijven dienen zelf hun doelstellingen en het aansluitend beleid te bepalen
met betrekking tot diversiteit op de werkvloer.
Het is nog onduidelijk welke invloed de kleinere rol van de overheid en de grotere
verantwoordelijkheid van bedrijven zelf heeft op diversiteit op de werkvloer. Het lijkt erop dat
vooral de overheid zogenaamd doelgroepenbeleid initieert, waarbij men zich actief richt op
de werving van niet-westers allochtone medewerkers. Binnen het bedrijfsleven bestaat er
weinig animo voor het afspiegelen van het personeelsbestand aan de samenleving.
Bedrijven maken vooral gebruik van competentiegerichte werving en hebben niet de neiging
een specifiek doelgroepenbeleid te voeren.
Techniek weinig aantrekkelijk voor niet-westerse allochtonen
De lage participatie van niet-westerse allochtonen op de technische arbeidsmarkt is
natuurlijk mede een gevolg van het lage aanbod in deze groep. In de vorige hoofdstukken is
gewezen op de negatieve beeldvorming die onder niet-westers allochtone scholieren en
deelnemers heerst ten aanzien van technische beroepen. Deze lage interesse in de
technische sector werkt door op de situatie op de arbeidsmarkt.
33
De tweede generatie niet-westerse allochtonen kiest opvallend weinig voor de industrie als
werksector (minder dan 7%). (Melser 2004) Dat is een sterke daling ten opzichte van de
eerste generatie (ruim 16%). Dit kan komen door een verschil in toekomstbeeld: De eerste
generatie niet-westerse allochtonen is niet gestegen op de maatschappelijke ladder. Zij
wensen dus voor hun kinderen een andere loopbaan of hun kinderen wensen zelf een
andere loopbaan.
Volgens onderzoek van Sikkema (2004, Jongeren op weg naar opleiding en werk) hebben
jongeren in het vmbo en mbo (gestuurd en gesteund door hun ouders) een voorkeur voor
banen in de automatisering, verpleging en verzorging, en administratie. Banen in de
techniek, bediening, productie en bouw zijn nauwelijks populair. Tegelijkertijd blijkt dat
jongeren geen goed beeld hebben van de beroepen en van de salarissen bij die beroepen
(‘Niet de afkomst maar de toekomst’ SER 2007)
Niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt hebben te kampen met een achtergestelde
positie. Diversiteitbeleid en diversiteitsmanagement zijn instrumenten om de participatie van
niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt te verhogen. Bedrijven dienen dus mensen
aan te nemen die open staan voor diversiteit en rekening houden met de culturele
achtergrond van werknemers en stagiairs. Vanuit scholen kan er worden georiënteerd op
bedrijven waarvan het management en de stagebegeleiders “intercultureel competent” zijn.39
Uiteindelijk dienen ook de netwerken van (technische) bedrijven aansluiting te vinden bij die
van niet-westers allochtone werkzoekenden. Wanneer bedrijven zich als ‘open’ of
‘multicultureel’ aanprijzen, vormt dit beslist een stimulans voor niet-westerse allochtone
werkzoekenden om op een vacature in te gaan.40
De instroom en doorstroom van niet-westerse allochtonen in het technisch onderwijs dient
echter ook verbeterd te worden. Betere voorlichting over en presentatie van de technische
sector kan hieraan bijdragen. Een beter overwogen keuze van de kant van de leerlingen en
deelnemers en beter zicht op de mogelijkheden na afstuderen kan leiden tot een verhoogde
uitstroom.
39
40
Zie Workshop A&E
Klaver et al., Etnische minderheden op de arbeidsmarkt, 2006
34
Bijlage 1: Samenvatting workshops
Een succesvolle schoolloopbaan en carrière is afhankelijk van zowel de leerlingen, als
ouders, leraren, schoolbeleid, onderwijsvorm en het bedrijfsleven.
- De aansluiting van het vmbo op het mbo moet beter.
- Bedrijven dienen meer open te staan voor het opleiden, begeleiden en ondersteunen
van leerlingen
- Leerlingen Techniek leren weinig sociale vaardigheden
Oplossingen
-
Vanaf het primaire onderwijs al meer voorlichting over sector-keuze
Mentor volgt leerlingen vanuit het vmbo naar het mbo
Zelfredzaamheid van leerlingen vergroten
Leerlingen meer kennis laten maken met bedrijfsleven (mentoren nemen hen mee
naar werkplekken)
Bedrijven nemen werknemers aan die positief staan ten opzichte van diversiteit
35
36
Bronnen
Adviesraad Diversiteit en Integratie, Gemeente Amsterdam: Doorlopende of doodlopende
leerwegen? Een advies over in- en doorstroom in het onderwijs, 2008
A&E Consultancy, Y. van Kastel, L. van Mourik, Niet-westerse allochtonen in de bouw, 2008
Arbeidsinspectie, Ö. Erdem, J. Hoeben, De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006:
een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen groepen werknemers,
2008
CBS statline (statline.cbs.nl)
CBS, SCP, Jaarrapport Integratie 2008
CFI: onderwijs en cijfers, tellingen 1 oktober 2007
COLO
Kenteq
Max Goote Kenniscentrum, R. van Schoonhoven: Amsterdamse leerlijnen in beeld, 2008
Platform Bèta Techniek: Trends en cijfers in het onderwijs, 2006
PBT & ROA: Arbeidsmarktprognoses 2005-2010 & Arbeidsmarktprognoses 2007-2012,
2006/2008
Regioplan, J. Klaver, J.W.M. Mevissen, A.W.M Odé, Etnische minderheden op de
arbeidsmarkt: beelden en feiten, belemmeringen en oplossingen, 2005
ROA, Technomonitor 2007
ROA, Platform Bèta Techniek, J. Coenen, C. Meng: De instroom in de technische mboopleidingen en de invoering van het vmbo (In: Technotopics II), 2007
ROA, RWI: Studie- en beroepskeuze bij de overgang van vmbo naar mbo, analyses op basis
van de VO-monitor, 2008
SEOR, J. de Koning, A. Gelderblom, H. Kroes, M. Spijkerman, F. Offerhaus, E. Kappe,
Vervangingsvraag Maakindustrie: onderzoek in opdracht van de stichting voor
Industriebeleid en Communicatie, 2006
SEOR, J. de Koning, A. Gelderblom, L. den Hartog, T. Berretty, Vermindering
arbeidsmarktknelpunten: de rol van onderwijs en scholing, 2008
SEOR, J. de Koning, Techniek in het vmbo en het mbo: naar een betere afstemming van
onderwijskeuzes van allochtone leerlingen op aanleg en arbeidsmarktbehoefte, 2008
Sociaal Cultureel Planbureau: Gestruikeld voor de start – De school verlaten zonder
startkwalificatie, Den Haag, 2008
37
Download