Een bewuste keuze? Onderzoek naar bestaande data over en beelden rondom niet westerse allochtonen in het vmbo, mbo techniek en de technische arbeidsmarkt. 2 Een bewuste keuze? Onderzoek naar bestaande data over en beelden rondom niet westerse allochtonen in het vmbo, mbo techniek en de technische arbeidsmarkt. Dit onderzoek is uitgevoerd door Hiteq in opdracht van Platform Bèta Techniek. Hiteq is een onderdeel van Kenteq. Hilversum, juni 2009. 3 4 Inhoud INLEIDING ......................................................................................................... 7 HOOFDSTUK 1 .................................................................................................... 9 Niet-westers allochtone vmbo-leerlingen volgen naar verhouding minder de technische onderwijsrichtingen.......................................................................... 9 De basisberoepsgerichte leerweg....................................................................... 10 Doorstroom naar mbo...................................................................................... 10 Negatieve beeldvorming onder niet-westers allochtone leerlingen .......................... 12 Opleidingsniveau en potentieel.......................................................................... 13 HOOFDSTUK 2 .................................................................................................. 15 Niet-westers allochtone mbo-deelnemers: liever Economie dan Techniek........ 15 Elektrotechniek en Voertuigentechniek het populairst onder niet-westers allochtone deelnemers Techniek....................................................................................... 17 Stijging aantal deelnemers Techniek.................................................................. 20 HOOFDSTUK 3 .................................................................................................. 21 Niet-westers allochtone mbo-leerlingen meer op niveau 1 en 2 en binnen de BOL................................................................................................................... 21 BOL/BBL........................................................................................................ 21 Factoren lage instroom techniek........................................................................ 24 Situatie mbo Bouw.......................................................................................... 24 Mbo-gediplomeerden ....................................................................................... 25 Doorstroom naar de arbeidsmarkt ..................................................................... 25 HOOFDSTUK 4 .................................................................................................. 27 Werkloosheid onder niet-westers allochtone beroepsbevolking is hoog........... 27 Verschillende technische beroepen .................................................................... 28 Situatie in de bouw-sector................................................................................ 29 HOOFDSTUK 5 .................................................................................................. 31 Factoren van uitsluiting.................................................................................... 31 Vaardigheden, attitude en taal .......................................................................... 31 Discriminatie .................................................................................................. 32 Netwerken ..................................................................................................... 32 Integratiebeleid .............................................................................................. 33 Techniek weinig aantrekkelijk voor niet-westerse allochtonen................................ 33 Bijlage 1: Samenvatting workshops ................................................................. 35 Bronnen............................................................................................................ 37 5 6 Inleiding Binnen de technische sectoren heerst een krapte aan arbeidsaanbod. Men is er van overtuigd dat de inzet van alle potentiële arbeidskrachten noodzakelijk is. Dat betekent ook dat groepen in de samenleving die nu nog minder prominent aanwezig zijn in de technische sector aangesproken dienen te worden. Naast een van oudsher lage participatie van vrouwen in het technisch onderwijs zijn ook niet-westerse allochtone groepen verhoudingsgewijs minder vertegenwoordigd dan de autochtone bevolking. Dit onderzoek heeft als doel meer inzicht te verkrijgen in de huidige situatie, de beelden en vooroordelen en de te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de participatie van niet-westerse allochtonen in het technische onderwijs en op de technische arbeidsmarkt. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Platform Bèta Techniek. Deze organisatie heeft als doel structureel meer leerlingen en studenten in het technisch onderwijs te krijgen en diegenen die al in techniek leren en/of werken voor die sector te behouden. Met de inzichten die in dit rapport verzameld zijn kunnen verdere keuzes onderbouwd worden en keuzes voor mogelijke vervolgtrajecten inzichtelijke worden gemaakt. Dit rapport is gebaseerd op bestaande bronnen. Het doel van deze rapportage is dan ook om een eenduidig overzicht te geven van alle voorgaande onderzoeken m.b.t. niet-westerse allochtonen en de keuzes die zij maken wat betreft opleiding en hun verdere carrière, zowel qua mogelijke vervolgopleidingen als hun positie en kansen op de arbeidsmarkt. Vragen waar in dit rapport op ingegaan wordt zijn onder andere “Wat is de participatiegraad van niet-westers allochtone leerlingen in het technisch onderwijs?” Wat zijn mogelijke oorzaken van de verschillen in participatiegraad in het technisch onderwijs en de technische arbeidsmarkt?” en “Hoe groot is het aandeel niet-westers allochtone werknemers in de technische sector?” Op deze vragen en de mogelijke antwoorden wordt in dit rapport verder ingegaan. Een aantal voorbeelden en cijfers die in deze studie worden gegeven zijn specifiek gebaseerd op de bouwsector. 7 8 Hoofdstuk 1 Niet-westers allochtone vmbo-leerlingen volgen naar verhouding minder de technische onderwijsrichtingen. Naar aanleiding van de waargenomen gebrekkige participatie van niet-westerse allochtonen in het technisch onderwijs door onder andere SEOR en Platform Bèta Techniek, is in eerste instantie de onderwijsvorm onder de loep genomen waarbij leerlingen voor het eerst en op jonge leeftijd in aanraking komen met de keus voor een specifieke beroepstak. Op het vmbo starten de zogenaamde beroepskolommen (sectoren) die zich uitstrekken over het beroepsonderwijs. De vier vmbo-sectoren zijn Landbouw, Economie, Techniek en Zorg/Welzijn. Daarnaast bestaat er nog een (extra-sectorale) theoretische leerweg die opleidt naar de havo en niveau 4 van het mbo. Extra aandacht is er in dit onderzoek voor de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo, die opleidt tot de niveau 2 en niveau 3 opleidingen van het mbo en zodoende veel toekomstige vakmensen/technici huist. Over de gehele vmbo-populatie gezien is Techniek een redelijk populaire sector. Alleen de sector Zorg is meer in trek. Als er specifiek gekeken wordt naar de niet-westers allochtone scholieren geldt echter een heel andere verhouding. Onder deze bevolkingsgroep is Economie de populairste sector, daarna Zorg en daarna pas Techniek. Tabel 1.1: Verdeling van leerlingaantallen over de vmbo-richtingen (leerjaar 3 en 4). 2006/2007 Zorg Techniek Economie Landbouw Totaal Totaal 44.600 40.420 39.360 18.430 142.810 Theoretisch Tot. Vmbo 80.550 223.360 (%) 31 28 28 13 100 Autochtoon 34.390 32.340 23.410 16.880 107.020 (%) Niet-westers allochtoon 32 7.910 30 5.920 22 13.410 16 740 100 27.980 62.910 169.930 12.530 40.510 (%) 28 21 48 3 100 Tabel 1.1 heeft betrekking op het schooljaar 2006/2007 en laat zien dat, wanneer men de theoretische leerweg buiten beschouwing laat, 28% van de vmbo-deelnemers in de derde en vierde klas hadden gekozen voor de sector Techniek1. Van de niet-westers allochtone vmbodeelnemers in de derde en vierde klas was dat 21%. Onder de autochtone groep had 30% gekozen voor techniek. Opvallend is vooral het hoge percentage niet-westers allochtone vmbo-deelnemers dat had gekozen voor de sector Economie: 48%2. Dit percentage valt met name op als gekeken wordt naar de totale vmbo-populatie. Dan blijkt dat over het gehele vmbo 28% koos voor Economie. Als er specifiek gekeken wordt naar de basisberoepsgerichte leerweg, dan is Techniek met 35% de populairste sector onder autochtone jongeren op het vmbo. Bij niet-westers allochtone jongeren komt de technische sector pas op de derde plaats (41% Economie; 30% Zorg; 26% Techniek).3 Van een keuze voor een sector is pas sprake vanaf het derde schooljaar De theoretische leerweg buiten beschouwing gelaten 3 Factsheet A&E-consultancy 1 2 9 Tabel 1.2: Verhouding niet-westers allochten t.o.v. gehele vmbo-populatie in 2 leerjaren. totaal Leerjaar totaal vmbo techniek totaal nwa nwa techniek 2006/2007 223.360 40.420 (18%) 40.510 5.920 (14%) 2007/20084 217.400 37.500 (17%) 39.500 5.400 (14%) De (voorlopige) cijfers van 2007/2008 (zie tabel 1.2) geven aan dat ongeveer 37.500 van de in totaal 217.400 vmbo-deelnemers (leerjaar 3 en 4) een technische vmbo-opleiding volgt (17%). Onder de niet-westerse allochtonen volgden 5.400 van de 39.500 vmbo-deelnemers (leerjaar 3 en 4) een technische opleiding (14%). Hierin is weinig verschil te bemerken met de cijfers van 2006/2007. Uit de Technomonitor 2007 van het ROA blijkt dat het aantal techniek-leerlingen op het vmbo tussen 2001 en 2006 wel met 11,6% is gedaald (ten opzichte van een daling in het gehele vmbo van 2,2%). Cijfers van het CBS laten vanaf 2005 een lichte daling zien van het absolute aantal vmbo-deelnemers in de sector Techniek. Deze daling komt evenveel voor rekening van autochtone als niet-westers allochtone leerlingen. Binnen het vmbo is 18% van de leerlingen van niet-westers allochtone komaf. Binnen de sector Techniek is dit 15%. Op de beroepsgerichte leerwegen is het aandeel niet-westers allochtone leerlingen 21% (iets hoger dus dan binnen het vmbo totaal). Het aandeel nietwesters allochtone leerlingen binnen de sector Techniek ligt dan op 16%. Dit wijst op een relatief lagere deelname van niet-westerse allochtone leerlingen aan Techniek binnen de beroepsgerichte leerwegen. De meeste niet-westerse allochtone vmbo-deelnemers volgen hier een economische opleiding (47% van de niet-westers allochtone leerlingen in vmbo 3 en 4). De basisberoepsgerichte leerweg De basisberoepsgerichte leerweg is een praktijkgerichte leerweg van het vmbo en leidt specifiek op naar een niveau 2 opleiding op het mbo en zodoende primair naar de uitvoerende functies binnen technische beroepen. De overige vmbo-leerwegen (kader-, gemengde- en theoretische leerweg) sluiten aan op niveau 3 en niveau 4 van het mbo en op de havo. Onderzoek van A&E-consultancy heeft uitgewezen dat niet-westers allochtone leerlingen in de sector Techniek relatief veel te vinden zijn in de basisberoepsgerichte leerweg (tweederde van de niet-westers allochtone leerlingen in Techniek volgt deze leerweg). Ongeveer een vijfde van de leerlingen Techniek in de basisberoepsgerichte leerweg is nietwesters allochtoon. Een soortgelijk aandeel zouden we kunnen verwachten op de niveau 2 opleidingen van het mbo. Doorstroom naar mbo Tussen 2003 en 2007 daalde op het vmbo het aandeel gediplomeerden in de sector Techniek licht van 19% naar 16% van het totaal gediplomeerden. Het aantal geslaagden vanuit de basisberoepsgerichte leerweg Techniek is gedaald van 10.840 in 2003 naar 8.190 in 2007. 5 4 5 Voorlopige cijfers 2007/2008 CBS, Statline 10 Tabel 1.3: Vmbo-gediplomeerden techniek Examenjaar 2003 2004 2005 2006 2007 Vmbo 96.730 100.030 96.510 98.410 99.410 Vmbo Techniek Perc. 18.069 17.773 16.963 16.486 16.360 19% 18% 18% 17% 16% Vmbo Techniek basisberoeps 10.840 10.360 9.460 8.500 8.190 Van leerlingen met een vmbo-diploma stroomt ongeveer 90% door naar het mbo. In totaal stroomde van de 16.486 geslaagde techniek-leerlingen (in 2005/’06) 11.870 door naar mbo Techniek. Er is dus met 72% sprake van een gebrekkige doorstroom vanuit de sector Techniek. 20% Stroomt door naar andere mbo-sectoren en 8% stroomt de arbeidsmarkt op.6 Vmbo-leerlingen in de technische sector zijn bij doorstroom naar mbo wel “sector-vast”. Meer dan bij de andere sectoren kiezen zij op het mbo een opleiding binnen dezelfde sector. Meer dan 90% van de vmbo-schoolverlaters (welke nog geen startkwalificatie hebben, en dus door moeten leren) uit de sector Techniek kiest een technische vervolgopleiding.7 Vanuit de basisberoepsgerichte leerweg van de sector Techniek, stroomt ongeveer 86% door naar mbo niveau 2 (Techniek). Slechts 13% van de deze leerlingen is niet-westers allochtoon. Dit duidt op een gebrekkige doorstroom van niet-westers allochtone techniek-leerlingen vanuit de basisberoepsgerichte leerweg naar het mbo. Gebrekkiger dan bij autochtone leerlingen. Er is dus een struikelblok voor niet-westers allochtone leerlingen techniek bij instroom in het mbo. Tabel 1.4a: Doorstroom vmbo naar mbo – Techniek 2005/’06 Totaal Herkomst Autochtoon Niet-westers allochtoon vmbo Techniek examenleerlingen 18.930 (100%) 15.220 (100%) 2.740 (100%) Instroom Instroom mbo mbo Techniek Techniek niveau 2 12.620 8.020 (67%) (42%) 10.640 6.790 (70%) (45%) 1.400 860 (51%) (31%) Tabel 1.4b: Doorstroom basisberoepsgerichte leerweg naar niveau 2 Totaal herkomst Autochtoon Niet-westers allochtoon vmbo Techniek examenleerlingen – basisberoepsgericht 10.270 Instroom mbo Techniek Niveau 2 5.720 (56%) 7.720 4.700 (61%) 1.980 730 (37%) Uit tabel 1.4a blijkt dat er onder niet-westers allochtone vmbo-deelnemers in de sector Techniek beduidend minder doorstroom plaatsvindt naar mbo Techniek. Slechts iets meer dan de helft 6 7 Platform Bèta Techniek: Technomonitor 2008 ROA/RWI, Studie- en beroepskeuze bij de overgang van vmbo naar mbo, 2008. 11 vervolgt de technische studie op het mbo, terwijl onder autochtone leerlingen 70% van de vmbodeelnemers doorstroomt naar de technische sector van het mbo. Tevens valt op dat er een matige doorstroom is van de basisberoepsgerichte leerweg naar niveau 2 (tabel 1.4b). Van de autochtone leerlingen komt 61% nog terecht op een techniekopleiding op niveau 2, maar van de niet-westers allochtone leerlingen slechts 37%. Van de 90.270 vmbo-leerlingen die in 2006 doorstroomden naar het mbo, koos ruim een kwart de sector Techniek. Onder niet-westerse allochtonen was dit nog geen vijfde. Van de leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg die doorstroomden naar niveau 2 koos bijna 30% Techniek. Onder niet-westers allochtone leerlingen was dit 17%. Doorstroomcijfers laten vanuit elke hoek een “afhaken” zien van niet-westerse allochtonen wat betreft doorstroom naar een technische beroepsopleiding. Negatieve beeldvorming onder niet-westers allochtone leerlingen Volgens verschillende onderzoeken bestaat er onder scholieren en deelnemers een negatief beeld van technische beroepen en technische opleidingen. Het beeld onder jongeren over Beta/Techniek is vooral 'duf, saai, grijs en moeilijk'8. Techniek heeft een stoffig imago en men denkt dat je in de techniek niets verdient. Negatieve beeldvorming rond Techniek is onder niet-westers allochtone leerlingen en deelnemers nog sterker. Al in de jaren '90 bleek dat niet-westerse allochtonen "liever arts dan ingenieur" werden.9 Het is hen niet duidelijk wat je met een technische studie kan bereiken. Het ontbreken van een concreet beeld hierover laat ruimte voor de invloed van vooroordelen en onrealistische beeldvorming. Beelden en vooroordelen die over de Techniek als arbeidssector bestaan, leiden tot een negatief keuzegedrag ten aanzien van de technische sector onder niet-westers allochtone scholieren en deelnemers. SEOR heeft onderzoek verricht naar de factoren die een rol spelen bij de keuze voor wel of geen technische opleiding.10 Deze studies wijzen onder meer op een slecht imago van technische beroepen onder leerlingen en hun ouders. Gesprekken over de studiekeuze met ouders, vrienden, maar ook leraren of decanen, blijken vooral bij allochtone scholieren negatief uit te pakken voor de keuze voor techniek. Ook zien leerlingen op tegen de zwaarte van een technische opleiding en is er weinig vertrouwen in de eigen competenties om een technische opleiding af te ronden. Werken in de technische sector wordt geassocieerd met fysiek zwaar werk en “vuile handen”. Wellicht bestaat er naar aanleiding van ervaringen van de eerste generatie niet-westerse allochtonen het idee dat arbeidsomstandigheden in de technische sector te wensen over laten. Niet-westers allochtone ouders wensen voor hun kinderen daarom een andere loopbaan. Werken in de zakelijke of juridische dienstverlening of geneeskunde blijkt bovendien meer status op te leveren binnen de niet-westers allochtone groepen dan een beroep in de techniek. De studies tonen ook aan dat naast het beroepsbeeld, de interesse in het onderwerp en de achtergrondkenmerken van de leerling en zijn/haar ouders, ook de ervaring die men opdoet met techniek en industrie van belang is. Excursies naar bedrijven en het meekijken op de werkvloer verbeteren de beeldvorming. www.deltapunt.nl / www.techniekpromotie.nl http://www.delta.tudelft.nl/nl/archief/artikel/allochtonen-worden-liever-arts-dan-ingenieur/7035 10 SEOR 2006, Vervangingsvraag maakindustrie; SEOR 2008, Vermindering arbeidsmarktknelpunten; SEOR 2008, Techniek in het vmbo en het mbo 8 9 12 Onder allochtone deelnemers die niet voor techniek hebben gekozen staat een relatief groot deel nog vaak positief ten opzichte van industrie en techniek.11 Dat veel niet-westerse allochtonen voor een andere studie dan techniek kiezen is ondanks een relatieve interesse in techniek. Onderzoek van SEOR heeft uitgewezen dat van de leerlingen in niet-technische sectoren er onder nietwesters allochtone leerlingen nog relatief vaker interesse bestaat voor Techniek dan onder autochtone leerlingen. Opleidingsniveau en potentieel Naast het negatieve beeld van technische beroepen is er ook sprake van het vooroordeel dat technische opleidingen moeilijker en zwaarder zijn. Volgens een studie van het SEOR 12 is de zwaarte van de studie voor allochtone respondenten meer of vaker een reden om niet te kiezen voor techniek. Schoolprestaties van niet-westers allochtone leerlingen blijven over het algemeen achter bij die van autochtone leerlingen. Ook krijgen zij vaker een lager schooladvies vanuit de basisschool. Niet-westers allochtone leerlingen zakken vaker voor hun vmbo-examen en stoppen vaker met de opleiding zonder diploma (voortijdig schoolverlaten).13 Het prestatieniveau bij aanvang van het voortgezet onderwijs werkt sterk door op het risico van voortijdig schoolverlaten. De uitval van leerlingen die met een laag prestatieniveau en/of een laag schooladvies van de basisschool komen is drie à vier keer zo groot als die onder leerlingen met een gemiddeld prestatieniveau.14 Eind 2005 heeft de Adviesraad Diversiteit en Integratie in Een cruciaal schooladvies opgemerkt dat veel allochtone leerlingen in Amsterdam door het basisonderwijs verwezen worden naar de theoretische leerweg van het vmbo, terwijl ze op grond van hun capaciteit en intelligentieniveau ook zouden kunnen presteren op havo- of vwo-niveau15. Een dergelijke ‘onderadvisering’ is wellicht een oorzaak van het kleine aandeel niet-westerse allochtonen in hogere technische functies. Niet-westerse allochtonen scoren de CITO-toets op een relatief lager niveau, maar krijgen ook zelden het voordeel van de twijfel16. Leerkrachten zeggen liever voorzichtig te zijn omdat deze leerlingen vaak te weinig ondersteuning krijgen van hun ouders en omgeving. Deze onderadvisering kan een negatieve invloed hebben op het geloof in de eigen competenties en de keuze voor een “makkelijke” studie in de hand werken. Volgens onderzoek van A&E consultancy speelt de begeleiding van (niet-westers allochtone) jongeren op school een belangrijke rol in hun verdere loopbaan in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. De begeleiding schiet, vooral op vmbo-scholen, tekort. Docenten hebben weinig vertrouwen in hun niet-westers allochtone leerlingen en schatten hun competenties te laag in. Naast een gebrek aan ondersteuning van de ouders leidt dit tot demotivatie onder niet-westers allochtone leerlingen. Uit workshops, georganiseerd door A&E17, zijn aanbevelingen en oplossingen naar voren gekomen ter verbetering van de overgang vmbombo. Onder andere het “volgen” van leerlingen door een mentor, werkbegeleiding vanuit de leerbedrijven en, met betrekking op diversiteit, vooral intercultureel competente begeleiders. Samenvattend is te stellen dat een negatieve beeldvorming ten aanzien van de eigen competenties, en een negatieve beeldvorming ten aanzien van technische beroepen en SEOR/SIC 2008, Vermindering arbeidsmarktknelpunten in de industrie: de rol van onderwijs en scholing 12 SEOR 2008, Vermindering Arbeidsmarktknelpunten 13 SCP 2008: Gestruikeld voor de start 14 SCP 2008: Gestruikeld voor de start 15 Max Goote Kenniscentrum: Amsterdams leerlijnen in beeld, 2008 16 Adviesraad Diversiteit en Integratie: Doorlopende of doodlopende leerwegen, 2008 17 Workshops ‘Allochtonen en Techniek’, 10-02-2009, zie bijlage 11 13 studies, van invloed zijn op de lage participatiegraad van niet-westers allochtone leerlingen in de sector Techniek van het vmbo. De situatie op het vmbo heeft zijn weerslag op het mbo, waar 90% van de vmbo-deelnemers naartoe gaat, en zal uiteindelijk ook gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt. De volgende hoofdstukken behandelen de participatie van nietwesters allochtone mbo-deelnemers en werknemers. 14 2 Niet-westers allochtone mbo-deelnemers: liever Economie dan Techniek. Hoofdstuk Net als op het vmbo is het mbo opgebouwd uit vier (beroeps)sectoren en deelname aan deze sectoren is, afgezien van een lage deelname in de sector Landbouw, ongeveer gelijk. De sector Economie kent landelijk ongeveer 4% meer deelnemers dan Techniek, en de sector Zorg en welzijn zit daar tussenin. Echter, net als op het vmbo, is er ook op het mbo bij technische studies sprake van een niet evenredige verdeling van niet-westers allochtone deelnemers ten opzicht van de autochtone groep deelnemers. Dit is onder andere te verklaren door de al niet-evenredige verdeling op het vmbo. Naast vmbo-deelnemers kent het mbo echter ook een instroom aan leerlingen afkomstig van de havo en “drempelloze instromers” (zonder reguliere vooropleiding). Tabel 2.1: Doorstroom vanuit examenjaar vmbo totaal aantal leerlingen uit vmbovooropleiding vmbo-profiel aantal vmboleerlingen dat mbo Techniek heeft gekozen % van totale groep met dezelfde vmbovooropleiding aantal vmboleerlingen dat mbo economie heeft gekozen % van totale groep met dezelfde vmbovooropleiding Techniek tot. Techniek n.w.a 18.930 2.740 12.620 1.400 67% 51% 2.630 620 14% 23% Economie tot. Economie n.w.a 18.750 6.440 1.810 460 10% 7% 11.710 4.380 62% 68% Zorg en welzijn tot. Zorg en welzijn n.w.a 21.290 900 4% 3.820 18% 3.220 180 6% 670 21% Landbouw tot. Landbouw n.w.a 8.290 280 1.280 60 15% 21% 1.600 80 19% 29% Overig / onbekend totaal Overig / onbekend n.w.a 42.330 7.000 17% 11.930 28% 6.280 630 10% 2.380 38% Uit de doorstroomcijfers in tabel 2.1 blijkt dat 67% van de techniek-leerlingen binnen dezelfde beroepskolom blijft bij de overgang naar het mbo. Opvallend is dat voor nietwesters allochtone leerlingen dit slechts 51% is. Van de groep niet-westers allochtone techniek-leerlingen kiest 23% voor de sector Economie van het mbo. Deze sector kent ook een hoge instroom van leerlingen afkomstig uit andere sectoren van het vmbo. 15 Cijfers van het CBS en van het CFI tonen aan dat een grote meerderheid van de niet-westers allochtone mbo-deelnemers een economische studie doet. Over het gehele mbo gezien is 20% van de mbo-deelnemers niet-westers allochtoon, maar binnen de sector Economie is dat 29% en binnen de opleidingsrichting Handel, administratie en juridische ondersteuning zelfs 34%. Waar er onder autochtone deelnemers ongeveer evenveel Techniek-deelnemers zijn als Economie-deelnemers, zijn er onder niet-westers allochtone deelnemers meer dan twee keer zoveel Economie-deelnemers dan Techniek-deelnemers (zie tabel 2.1). Economie is van de vier mbo-sectoren het populairst. Techniek staat, na Zorg en welzijn, op een derde plaats (zie tabel 2.2). De hoge deelname binnen de sector Economie is vooral toe te schrijven aan (niet-westers) allochtone deelnemers. Wanneer men enkel naar de autochtone deelnemers kijkt, is Zorg en welzijn de populairste sector, waarna Techniek en daarna pas Economie. Tabel 2.2: Deelname mbo per sector (cijfers CBS) – 2006/2007 Totaal Aantal Techniek Zorg en Welzijn Economie Groen / Landbouw Combinatie Totaal 144.264 157.709 165.957 25.831 Autochtoon Niet-westers allocht. % van Aantal % van Aantal % van totaal totaal totaal niet-westers aantal autochtoon allochtoon deelnemers 29% 113.590 31% 21.274 22% 32% 121.041 33% 27.719 28% 33% 106.087 29% 47.552 49% 5% 23.722 6% 788 1% 2.534 1% 1.935 1% 403 0% 496.295 100% 366.375 100% 97.736 100% Tabel 2.2 geeft de hoge deelname weer van niet-westers allochtone deelnemers aan economische opleidingen. Bijna 49% van de deelnemers Economie zijn van niet-westers allochtone komaf (op het totale mbo is dat 20%). Onder niet-westerse allochtonen van de tweede generatie ligt de verdeling onder de sectoren nog “schever”: meer dan de helft (54,4%) doet een studie in de sector Economie en slechts 18,2% in Techniek. Het hoge aantal leerlingen voor de studie economie is mogelijk deels te verklaren door de beeldvorming rondom economische en technische beroepen. Naast negatieve associaties met een loopbaan in de technische sector, bestaan er juist veel positieve associaties met een loopbaan in de economische sector. De terugloop van leerlingen in de techniek valt samen met een toename van leerlingen in economische richtingen. Deze toename kan het gevolg zijn van een uitermate positief beeld van economie als opleidingsrichting en arbeidssector. Ook op het vmbo kiezen de niet-westers allochtone jongens ruim twee keer zo vaak voor economie dan de autochtone jongens. Volgens het Jaarrapport Integratie 2008 geldt deze voorkeur voor zowel jongens als meisjes18. Vooral handel, administratie en juridische ondersteuning zijn bij hen in trek. Was er tot 2005 nog sprake van een jaarlijkse daling van deelnemers op mbo Techniek, vanaf 2005 is tot op heden het deelnemersaandeel Techniek op het mbo nagenoeg hetzelfde gebleven. Het aantal mbo-deelnemers stijgt en zo ook het aantal Techniek-deelnemers. Dit geldt voor zowel autochtonen als (niet-westerse) allochtonen. 18 Jaarrapport Integratie 2008 16 De sector Techniek is beduidend minder in trek bij niet-westerse allochtonen dan bij autochtonen. Van de niet-westers allochtone groep zijn de deelnemers van Antilliaanse/Arubaans afkomst nog het meest geïnteresseerd in Techniek. Tabel 2.3a: Percentages in Techniek t.o.v. totale groep in mbo. Autochtoon Niet-westers allochtoon % in Techniek t.o.v. totale groep in mbo 31% 21% Marokkaans Turks Surinaams Antilliaans/Arubaans Overig niet-westers allochtoon % in Techniek t.o.v. totale groep in mbo, specifiek naar afkomst 17% 20% 20% 27% 16% Tabel 2.3b: Deelnemersaandeel per herkomstgroep Mbo totaal 74% mbo Techniek 79% Marokkaans Turks Surinaams Antilliaans/Arubaans 4% 4% 4% 2% 2% 3% 3% 2% Overig / Onbekend 12% 11% Autochtoon Uit tabel 2.3a en 2.3b blijkt dat vooral onder deelnemers van Marokkaanse afkomst een technische studie niet populair is. Onder Antillianen/Arubanen kiest men nog relatief vaak voor Techniek. Bij deze groep is het aandeel binnen techniek ongeveer evenredig met hun totale aandeel binnen het mbo. Elektrotechniek en Voertuigentechniek het populairst onder niet-westers allochtone deelnemers Techniek. De sector Techniek van het mbo kent een groot aantal opleidingen. In het kader van dit onderzoek is naar een aantal specifieke opleidingen gekeken, waaronder bouw, metaaltechniek, installatietechniek, elektrotechniek, motorvoertuigentechniek en proces- en operationele techniek. Bij de opleiding elektrotechniek is bijna 19% van de deelnemers van niet-westers allochtone komaf. Aangezien op het totale mbo 20% van niet-westers allochtone afkomst is, is er bij deze opleiding geen sprake van een duidelijk lagere deelname van niet-westers allochtonen. 17 Ook binnen het cluster “Installatietechniek, elektro en metaal”19 is er sprake van een nietwesters allochtoon deelnemersbestand van rond de 20%. Ruim 10% van de niet-westers allochtone mbo-deelnemers doet een opleiding binnen het cluster “Installatietechniek, elektro en metaal”. Hetzelfde geldt voor autochtone deelnemers. Er is hier dus geen sprake van een gebrekkige participatie van niet-westerse allochtonen. Binnen de richting voertuigentechniek is 17% van de deelnemers niet-westers allochtoon. Iets minder dus dan op het totale mbo. 2,5% van de niet-westers allochtone mbo-deelnemers kiest voor een opleiding binnen het cluster “mobiliteit”. Dat is iets minder dan bij het autochtone deel (3,2%). Figuur 2.1: Verdeling van de deelnemers over de verschillende technische opleidingen. In figuur 2.1 is te zien dat er verschillen zijn tussen de verschillend technische opleidingen waarvoor autochtone of niet-westers allochtone studenten kiezen. Opvallend is de lage belangstelling voor een bouwopleiding onder niet-westers allochtone deelnemers. Deze groep kiest dan weer verhoudingsgewijs meer voor voertuigtechniek en elektrotechniek dan autochtone deelnemers. Tabel 2.4a: Percentages niet-westers allochtone deelnemers t.o.v. alle mbo deelnemers, gespecificeerd op herkomst en op opleidingsrichting (CBS) Turkije Marokko 4,10% Mobiliteit/voertuigtechniek 3,50% Elektrotechniek 4,00% Procestechniek 3,40% Installatietechniek 3,10% Elektrotechniek 3,40% Mobiliteit/voertuigtechniek 2,60% Installatietechniek 2,60% Procestechniek 2,50% Productietechniek 1,70% Metaalproductie 1,80% Bouw 1,60% Productietechniek 1,30% Metaalproductie 1,30% Bouw 0,70% Werktuigbouwkunde 0,60% Werktuigbouwkunde 4,10% mbo geheel 19 4,20% mbo geheel Categorie naar aanleiding van BRON-bestand CFI 18 Antillen Suriname 3,40% Metaalproductie 3,00% Elektrotechniek 2,40% Elektrotechniek 2,90% Procestechniek 1,80% Procestechniek 2,70% Mobiliteit/voertuigtechniek 1,50% Installatietechniek 2,50% Metaalproductie 1,40% Mobiliteit/voertuigtechniek 2,30% Installatietechniek 1,30% Bouw 1,70% Productietechniek 1,10% Werktuigbouwkunde 1,50% Bouw 0,90% Productietechniek 1,30% Werktuigbouwkunde 3,90% mbo geheel 2,00% mbo geheel Voor deelnemers van Turkse afkomst zijn Procestechniek en Mobiliteit nog redelijk populaire richtingen. Echter, zij kiezen ook veel voor Werktuigbouwkunde en Metaaltechniek. Er zijn verhoudingsgewijs in alle technische richtingen minder deelnemers van Marokkaanse afkomst dan autochtonen. Het zelfde geldt voor deelnemers van Surinaamse afkomst. Binnen de opleidingen Elektrotechniek, Installatietechniek en Mobiliteit zijn de verschillen wat betreft Marokkaanse deelnemers echter kleiner dan bij de andere technische studies. Elektro- en Procestechniek en Mobiliteit zijn het populairst bij de Surinaamse groep. Antilliaanse deelnemers zijn sterk vertegenwoordigd in de Metaal- en Elektrotechnische opleidingen. Uit tabel 2.4 blijken ook de minst populaire studierichtingen onder niet-westers allochtone mbodeelnemers: Bouw, Werktuigbouwkunde, Productietechniek en Metaal. Bij Metaal vormt de Antilliaanse groep hier een opvallende uitzondering; voor hen is Metaal juist relatief populair, terwijl Mobiliteit minder in trek is. Uit tabel 2.5 kunnen soortgelijke conclusies getrokken worden als uit tabel 2.4. Het blijkt dat Turkse deelnemers in ongeveer dezelfde verhouding als in de rest van het mbo kiezen voor Procestechniek en Voertuigtechniek. Marokkaanse deelnemers kiezen bij alle technische opleidingen minder vergeleken met de rest van het mbo. Ook Surinaamse deelnemers zijn in elke technische richting minder aanwezig dan de andere mbo-opleidingen. Opvallend is dat er meer Antilliaanse deelnemers meer dan het mbo-gemiddelde kiezen voor Metaalproduktie en Elektrotechniek. Tabel 2.5: Percentage van het totale mbo en van een specifiek land van herkomst dat heeft gekozen voor een specifieke opleidingsrichting.. (CBS) Turkije Totaal mbo Marokko Totaal mbo Mobiliteit 3,70% 3,70% Mobiliteit 3,00% 3,70% Elektrotechniek 2,50% 3,30% Elektrotechniek 2,80% 3,30% Bouw 2,00% 4,70% Bouw 1,50% 4,70% Procestechn. 1,50% 1,50% Installatie 1,10% 1,40% Productietech. 1,10% 1,80% Procestechn. 1,00% 1,50% Installatie 0,90% 1,40% Productietech. 0,70% 1,80% Metaalprod. 0,40% 1,20% Metaalprod. 0,50% 1,20% Werktuigbouw 0,20% 0,90% Werktuigbouw 0,10% 0,90% 19 Suriname Totaal mbo Antillen Totaal mbo Elektrotechniek 2,60% 3,30% Elektrotechniek 4,00% 3,30% Mobiliteit 2,50% 3,70% Bouw 3,00% 4,70% Bouw 1,80% 4,70% Mobiliteit 2,60% 3,70% Procestechn. 1,10% 1,50% Metaalprod. 2,10% 1,20% Productietech 0,80% 1,80% Procestechn. 1,40% 1,50% Metaalprod. 0,80% 1,20% Installatie 1,00% 1,40% Installatie 0,80% 1,40% Productietech 0,80% 1,80% Werktuigbouw 0,30% 0,90% Werktuigbouw 0,50% 0,90% Stijging aantal deelnemers Techniek Tussen 2005 en 200720 is het aantal niet-westers allochtone deelnemers in de sector Techniek met 14% gestegen. Ten opzichte van een toename van het totale aantal mbo-leerlingen van slechts 6% en een stijging van niet-westers allochtone deelnemers van 10%, is dit een aanzienlijk stijging. Ondanks dat het aandeel niet-westers allochtone deelnemers in de sector Techniek nog steeds achter blijft bij hun aandeel van het totale mbo, en dat de aantallen in de sectoren Economie en Zorg en welzijn nog steeds groter zijn, geeft deze groei een positieve kijk op de participatie van niet-westerse allochtonen aan het technisch onderwijs. Voor de richtingen Werktuigbouwkunde en Metaalproductie geldt nog een daling van het aantal deelnemers. Afgezien van bovengenoemde stijging is het moeilijk om een trend te bepalen in de participatie van niet-westerse allochtone deelnemers in de verschillende sectoren. Het aantal niet-westers allochtone techniek-leerlingen op het vmbo daalt en dat zal zijn weerslag vinden in deelnamecijfers op het mbo. Het aantal mbo-gediplomeerden in de sector Techniek daalt momenteel, maar zal waarschijnlijk gaan stijgen met het oog op de toenemende deelnemersaantallen. Het is moeilijk te bepalen of deze ontwikkelingen op het mbo een gunstig effect zullen hebben op de participatie van niet-westers allochtone werknemers in de technische sector. Of mbodeelnemers gemakkelijk een baan vinden in de technische sector is ook afhankelijk van het niveau van hun studie en of zij een BOL- of een BBL-variant hebben gedaan. Het volgende hoofdstuk beschouwt deze studievarianten en de hoeveel niet-westers allochtone deelnemers hieraan deelnemen. 20 Gekeken is naar de deelnemersaantallen van de schooljaren 2005/’06, 2006/’07 en 2007/’08, CBS 20 3 Niet-westers allochtone mbo-leerlingen meer op niveau 1 en 2 en binnen de BOL. Hoofdstuk Het mbo kent vier verschillende niveaus. Niveau 1, de assistentopleiding; niveau 2, de basisberoepsopleiding; niveau 3, de vakopleiding; en niveau 4, de middenkader- of specialistenopleiding. Niet-westers allochtone mbo-deelnemers zijn verhoudingsgewijs meer vertegenwoordigd op niveau 1 (assistentopleiding) en niveau 2 (basisberoepsopleiding). Zij maken landelijk 28% uit van de deelnemers op deze niveaus. Voor alle niet-westers allochtone groepen en voor zowel het totale mbo als de sector Techniek geldt: hoe hoger het mbo-niveau, hoe kleiner het aandeel niet-westers allochtone deelnemers. Tabel 3.1: Percentage per specifieke groep deelnemers per niveau in het mbo.(2006/2007) Niveau Niveau Niveau Niveau 1 2 3 4 Specifiek naar land van herkomst Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans Overig niet-westers allochtoon 8% 8% 5% 5% 15% 6% 6% 5% 3% 7% 3% 3% 4% 2% 4% 3% 3% 3% 1% 4% Totaal niet-westers allochtoon 41% 27% 16% 14% Autochtoon Overig 50% 9% 68% 5% 77% 7% 78% 8% Totaal mbo 100% 100% 100% 100% Uit bovenstaande tabel blijkt dat het percentage niet-westers allochtone deelnemers verhoudingsgewijs afneemt naarmate het mbo-niveau stijgt. In absolute aantallen is het hoogste aantal deelnemers van niet-westers allochtone afkomst terug te vinden op niveau 2 en niveau 4, maar hun relatieve deelnemersaandeel ten opzichte van de autochtone deelnemers is het hoogst op niveau 1 en 2. Van alle mbo-deelnemers is in totaal 20% van niet-westers allochtone komaf. Op niveau 2 is er sprake van een nog veel hoger aantal niet-westers allochtone deelnemers. Binnen de sector Techniek is de situatie echter heel anders. Hier is er voor alle niet-westers allochtone groepen sprake van veel minder deelnemers vergeleken met het gehele mbo. Deelname aan de basisberoepsopleiding vindt voor niet-westers allochtone deelnemers vooral plaats binnen de andere sectoren. BOL/BBL Het mbo kent net als het vmbo verschillende leerwegen, manieren waarop een vak wordt geleerd. De beroepsopleidende leerweg (BOL) is een theoretische manier van leren. De student leert op school over het vak en loopt daarnaast stage bij een bedrijf. Bij de 21 beroepsbegeleidende leerweg (BBL) start de opleiding vanuit een dienstbetrekking bij een bedrijf. De student leert al werkende en volgt een dag per week onderwijs op school. Over het algemeen is de BOL een meer gekozen leerweg dan de BBL. Niet-westers allochtone leerlingen volgen echter naar verhouding veel vaker een opleiding in de BOLvariant. Er is sprake van een gebrekkige instroom van niet-westers allochtone leerlingen naar de BBL. Zelfs niet-westerse allochtonen vanuit de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo, kozen in 2007/’08 binnen het mbo bijna uitsluitend voor de BOL. In 2007/’08 volgde 24% van de niet-westers allochtone deelnemers op het mbo een bbl-opleiding (tegenover 43% bij de autochtonen). Binnen de sector Techniek is slechts 10% van de deelnemers in de BBL niet-westers allochtoon.21 (Hun aandeel binnen de BOL-variant in de sector Techniek is 19% en binnen de totale sector Techniek mbo 15%.) Onder autochtonen in de sector Techniek kiest meer dan de helft de BBL. Tabel 3.2a: Verdeling niet-westers allochtone deelnemers over leerwegen (mbo totaal) BOL BBL Niveau 1 76% 24% Niveau 2 75% 25% Niveau 3 78% 22% Niveau 4 92% 8% Totaal 82% 18% Tabel 3.2b: Verdeling niet-westers allochtone deelnemers over leerwegen (Techniek) BOL BBL Niveau 1 77% 23% Niveau 2 48% 52% Niveau 3 36% 64% Niveau 4 91% 9% Totaal 67% 33% Uit tabel 3.2a en 3.2b blijkt ten eerste dat verhoudingsgewijs meer niet-westers allochtone deelnemers zijn binnen de BOL. Wat daarnaast opvalt is dat bij de sector Techniek de verdeling over beide leerwegen op niveau 2 en 3 sterk bijtrekt ten gunste van de BBL. Men ziet dat met name binnen de basisberoepsopleiding (2) en de vakopleiding (3) van Techniek nog een groot deel van de niet-westers allochtone deelnemers de BBL volgt. Dit is mogelijk te verklaren door de praktische aard van Techniekopleidingen op deze niveaus. Tabel 3.3: Aandeel niet-westers allochtone herkomst BOL Techniek Niveau 1 Niveau 2 57% 31% Niveau 3 18% Niveau 4 11% Totaal 19% BBL Techniek 20% 10% 8% 8% 10% Alle sectoren BOL + BBL 37% 25% 18% 16% 20% De percentages uit tabel 3.3 nuanceren de hiervoor geconstateerde hogere participatie van niet-westers allochtone deelnemers aan de BBL op niveau 2 en 3. In vergelijking met het algemene aandeel van 20% niet-westers allochtone deelnemers op het mbo, is er sprake van een veel groter aandeel van niet-westers allochtone deelnemers binnen de Beroepsopleidende leerweg van niveau 2. En ook op niveau 3 is het aandeel niet-westers allochtone deelnemers op de BOL groter dan op de BBL.22 Aangezien op niveau 2 en 3 van het mbo de uitvoerende, praktische werkzaamheden centraal staan, zijn de lage deelnamecijfers van niet-westers allochtonen des te opvallender. 21 22 CFI, 1 oktober 2007 Dit hangt samen met een relatief hoog aantal autochtone deelnemers aan de BBL op niveau 3 22 Niet-westers allochtoon Autochtoon Figuur 3.1: Verdeling van autochtone en niet-westers allochtone deelnemers over de leerwegen en niveaus van de sector Techniek Figuur 3.1. toont onder andere de hoge deelname van niet-westers allochtone deelnemers op de beroepsopleidende leerweg van niveau 1 en 2. Als men kijkt naar de BBL op alle niveaus, is duidelijk te zien dat er veel minder deelnemers van niet-westers allochtone deelnemers binnen de BBL te vinden zijn dan bij de autochtone groep. Op BOL niveau 2 is juist weer sprake van een veel groter aandeel aan niet-westerse allochtonen. Het volgen van de Beroepsbegeleidende leerweg komt onder Techniek-deelnemers relatief vaak voor. Al op het vmbo heeft de sectorkeuze Techniek invloed op het volgen van de BOL of de BBL op het mbo. Doorstroompercentages in tabel 3.5 geven hiervan een beeld. Tabel 3.4: Doorstroom (%) naar BOL en BBL vanuit vmbo Autochtone leerlingen vmbo vmbo Techniek Techniek basisberoepsgerichte leerweg Niet-westers allochtone leerlingen vmbo vmbo Techniek Techniek basisberoepsgerichte leerweg mbo totaal BOL BBL mbo Techniek BOL BBL 85% 58% 41% 15% 42% 59% 67% 49% 31% 33% 51% 69% 97% 87% 84% 3% 13% 16% 88% 80% 77% 12% 20% 23% Van de autochtone vmbo-leerlingen stroomt het grootste deel door naar de Beroepsopleidende leerweg van het mbo (85%). Van de niet-westers allochtone leerlingen is dit deel nog groter: 97%. De vmbo-leerlingen uit de sector Techniek zijn duidelijk meer georiënteerd op het beroepsbegeleid leren. Van de autochtone leerlingen gaat al 42% de BBL volgen, maar niet-westers allochtone Techniek-leerlingen komen nog steeds 23 hoofdzakelijk terecht op de BOL. Voor leerlingen vanuit de basisberoepsgerichte leerweg geldt voor beide groepen een nog grotere doorstroom naar de BBL. Voor de autochtone mbo-deelnemers in Techniek ligt het zwaartepunt bij de BBL. Maar de invloed die de studierichting Techniek heeft op het volgen van een BBL- dan wel BOLopleiding is veel sterker voor autochtone leerlingen dan voor niet-westers allochtone leerlingen, zoals blijkt uit tabel 3.4. Autochtone Techniek-leerlingen vanuit de basisberoepsgerichte leerweg gaan hoofdzakelijk studeren via de beroepsbegeleidende leerweg. De studierichting Techniek is hier van invloed als ook de basisberoepsgerichte vmbo-leerweg. Voor de niet-westers allochtone leerlingen maken deze zaken nauwelijks verschil. Zij komen hoe dan ook hoofdzakelijk terecht op de beroepsopleidende leerweg. Uiteindelijk stromen van de autochtone Techniek-leerlingen uit de basisberoepsgerichte leerweg meer dan twee keer zoveel door naar de BBL dan naar de BOL. Echter, bij de nietwesters allochtone leerlingen uit deze sector en leerweg stromen er nog steeds drie keer zoveel door naar de BOL dan naar de BBL. Factoren lage instroom techniek In dit onderzoek is tevens gezocht naar de achterliggende oorzaken van de lage instroom van niet-westers allochtone deelnemers aan de Beroepsbegeleidende leerweg. Ten eerste blijken niet-westers allochtone jongeren veel meer moeite te hebben met het vinden van een leerwerkplek dan autochtone.23 Wanneer geen geschikte leerwerkplek gevonden wordt, kan ook niet gestart worden met de BBL. Volgens onderzoek van de Adviesraad Diversiteit en Integratie en het Max Goote Kenniscentrum24 heeft de hoge deelname van niet-westers allochtone deelnemers binnen de BOL (en daarmee hun lage deelname binnen de BBL) te maken met het feit dat in de BBL-opleidingen jongeren zelf voor een werkplek moeten zorgen. Een niveau 1 of 2 opleiding waarin tegelijkertijd werkervaring wordt opgedaan (de BBL) is meer toegankelijk voor autochtone jongeren, die vervolgens meer kans op werk hebben dan allochtone jongeren. Een tweede achterliggende factor voor de weinig niet-westers allochtone deelnemers op de BBL is de zogenaamde “lange” of doorlopende leerweg. Niet-westers allochtone deelnemers gebruiken naar verhouding het mbo vaker als “opstapje” naar de hbo. Zij zijn op het mbo terechtgekomen via het vmbo, maar streven in feite naar een hogere opleiding. Hun route via het vmbo kan te maken hebben met een onderadvisering vanuit het basisonderwijs. Onderzoek heeft aangetoond dat niet-westers allochtone deelnemers vaker via vmbo en mbo doorstromen naar het hbo. Met een lang opleidingstraject in het vooruitzicht - in plaats van een snelle toetreding op de arbeidsmarkt – zijn zij minder gemotiveerd om te kiezen voor indiensttreding bij een bedrijf. Situatie mbo Bouw Deelnemers die hebben gekozen voor een bouw-opleiding doen dit voornamelijk op niveau 2,de basisberoepsopleiding. Op dit niveau maakt de bouwopleiding bijna 23% uit van alle Techniek-deelnemers. Onder de autochtone groep is dit 25%, maar onder de niet-westers allochtone groep slechts 12%. Slechts 930 niet-westers allochtone deelnemers volgen een bouwopleiding (niveau 2). Dat is 8% van het totaal aantal bouw-deelnemers op niveau 2. 23 24 O.a. onderzoek van het Max Goote Kenniscentrum Doorlopende of doodlopende leerwegen?, 2008; Amsterdamse leerlijnen in beeld, 2008 24 Uitval van niet-westers allochtone deelnemers op de bouw-opleiding is hoog: van de 232 die afgelopen jaar de opleiding verlieten had driekwart nog geen diploma. Mbo-gediplomeerden Als de aantallen geslaagden van het mbo Techniek bekeken worden is ook hier de relatief lage participatie van niet-westers allochtonen aan het Techniek-onderwijs terug te zien. Daarnaast is er, in overeenstemming met een daling van techniek-deelnemers, over alle technische mbo-opleidingen een daling van het aantal gediplomeerden. Tabel 3.5: mbo-gediplomeerden 2006/2007 (exclusief niveau 1/assistentopleiding) mbo Techniek Marokko Turkije Suriname Antillen / Aruba Overig n.w. allochtoon 370 511 421 306 827 totaal n-w. allochtoon Autochtonen 2.435 23.298 Totaal 27.110 mbo Totaal 1% 2% 2% 1% 3% 4.133 4.579 4.347 1.980 5.851 3% 4% 3% 2% 4% 9% 20.890 86% 101.489 16% 78% 100% 130.052 100% Uit tabel 3.5 blijkt dat het aandeel gediplomeerden van niet-westers allochtone afkomst binnen de sector Techniek bijna twee keer zo klein is als het aandeel niet-westers allochtone gediplomeerden op het totale mbo. Dit duidt op een relatief hogere uitval van niet-westers allochtone Techniek-deelnemers voor het afstuderen. Over het algemeen stromen relatief meer niet-westerse allochtonen dan autochtonen zonder startkwalificatie uit het mbo-onderwijs. Bijna 14% van de niet-westers allochtone mbodeelnemers verliet in 2006 zonder diploma de opleiding. Onder autochtone deelnemers was dit nog geen 8%. In 2005 was één op de vier voortijdig schoolverlaters van het mbo nietwesters allochtoon. Doorstroom naar de arbeidsmarkt Het lage aandeel van gediplomeerde niet-westers allochtone Techniek-deelnemers werkt een gebrekkige doorstroom naar de arbeidsmarkt in de hand. Daarnaast is de gevolgde leerweg van grote invloed op de aansluiting op de arbeidsmarkt. Een BBL-opleiding sluit over het algemeen beter aan op de arbeidsmarkt dan een BOL-opleiding, wat voor de nietwesters allochtone groep zeer negatief uitpakt. Ook het mbo-niveau is van invloed op de doorstroom naar de arbeidsmarkt. Meer dan een kwart van de niet-westers allochtone Techniek-deelnemers doet de assistentopleiding (niveau 1). Een mbo-opleiding op dit niveau levert niet de zogenaamde ‘startkwalificatie’ voor de arbeidsmarkt. Werkgevers preferen werknemers met een hoger scholingsniveau. Het is onduidelijk waar de afgestudeerde mbo-deelnemers terechtkomen. ROC’s houden de loopbaan van hun deelnemers niet of nauwelijk bij en de vervolgtrajecten lopen sterk uiteen. Niet-westers allochtone deelnemers gaan in ieder geval relatief vaker een hbo-studie volgen. 25 Cijfers van het CBS geven aan dat van de mbo gediplomeerden (Techniek) die in 2005 direct na schoolverlaten werk hadden, 7% niet-westers allochtoon was. De meeste niet-westers allochtone werknemers kwamen vanuit niveau 2 en de meeste autochtone werknemers vanuit niveau 3. Uit bovenstaande blijkt dat het aantal gediplomeerde technici van niet-westers allochtone komaf gering is. Vanaf de doorstroom van het vmbo naar het mbo tot aan het afstuderen is er sprake van een uitdunning van het aantal niet-westers allochtone deelnemers. Zij volgen daarnaast een onderwijsvariant die minder goed aansluit op de arbeidsmarkt en tevens een laag opleidingsniveau. Uiteindelijk stoppen gedurende de opleiding relatief meer niet-westers allochtone deelnemers voortijdig dan autochtonen. Dit alles resulteert in een gediplomeerde uitstroom van 9%. Het volgende hoofdstuk gaat verder in op de arbeidsmarktsituatie. 26 Hoofdstuk 4 Werkloosheid onder niet-westers allochtone beroepsbevolking is hoog. In vergelijking met de autochtone bevolkingsgroep zijn er minder niet-westers allochtone Nederlanders actief op de arbeidsmarkt. Cijfers van het CBS tonen een geringere arbeidsparticipatie onder niet-westerse allochtonen en een hoger werkloosheidspercentage. Het werkloosheidspercentage onder niet-westers allochtone bevolkingsgroepen ligt bijna drie keer zo hoog dan bij autochtonen (zie tabel 4.1). Tabel 4.1: Beroepsbevolking en arbeidsparticipatie naar herkomst (laatste kwartaal 2008) Totaal Werkzame Werkloze Bruto Netto bevolking beroeps- beroeps- arbeids- arbeids(15 – 65 jr) bevolking bevolking participatie participatie Werkloosheid (x 1 000) Turken Marokkanen Surinamers Antillianen en Arubanen Overig n-w. allochtoon Totaal niet-westerse allochtonen Autochtonen Overig Totaal NL * = gegevens onbekend (x 1 000) (x 1 000) (%) (%) (%) 250 208 244 144 110 159 13 11 10 62,5 58,1 69,1 57,4 53 65,2 8,2 8,8 5,7 91 52 6 64 57,4 10,3 396 216 23 * * * 1189 8705 1076 10970 681 6030 725 7436 63 186 36 285 62,5 71,4 * 70,4 57,2 69,3 * 67,8 8,5 3 * 3,7 De gebrekkige arbeidsmarktintegratie van niet-westerse allochtonen wordt met name gewijd aan een ontoereikend opleidingsniveau, een slechte beheersing van de Nederlandse taal en sociale en culturele factoren, zoals een minder effectief netwerk en een andere werkhouding.25 Allochtone werknemers zijn over het algemeen lager opgeleid en vervullen vaker een functie van laag niveau (LTD-functieniveau). Eerder is al gemeld dat niet-westerse allochtonen naar verhouding meer vertegenwoordig zijn op het vmbo26 en op de lagere niveaus van het mbo. Ze verlaten ook vaker het onderwijs zonder diploma of startkwalificatie dan autochtone deelnemers. Dit kan een mogelijke verklaring zijn voor het lage functieniveau op de arbeidsmarkt van niet-westers allochtone medewerkers. De duur van een gemiddelde arbeidsrelatie bij een werkgever (externe mobiliteit) van allochtone werknemers is korter dan die van autochtonen. Zij blijven dus gemiddeld genomen korter bij een werkgever in dienst. In geval van interne mobiliteit (doorstroom) is er minder vaak sprake van promotie dan bij autochtonen. Van de autochtone doorstromers 25 26 Klaver et al. 2005, Etnische minderheden op de arbeidsmarkt CBS 27 maakt 83% promotie, onder allochtonen is dit 69%. Niet-westerse allochtonen blijken minder vaak een regulier contract voor onbepaalde tijd te hebben dan autochtone werknemers.27 Voor de beperkte doorstroom worden taalvaardigheid, houdingsaspecten en sociale omgang geïdentificeerd als verklaringen. Van de mbo-gediplomeerden die in 2004/2005 hun diploma haalden en daarna uit het onderwijs stroomden, had 90 procent van de autochtonen en 73 procent van de nietwesterse allochtonen direct na schoolverlaten (eind september) betaald werk als werknemer of zelfstandige. Dit verschil kan komen doordat niet-westerse allochtonen langer doen over het vinden van een baan. Hun netwerk is vaak beperkter en minder effectief dan dat van autochtonen. Ook zijn niet-westerse allochtonen naar verhouding vaker op de lagere mboniveaus afgestudeerd, terwijl de hogere niveaus meer kans geven op een baan. Daarnaast hebben de meeste niet-westerse allochtonen de Beroepsopleidende leerweg gevolgd, terwijl de Beroepsbegeleidende leerweg beter aansluit op de arbeidsmarkt (mbo-leerlingen op niveau 1 en 2 met een BBL-opleiding hebben twee keer zo vaak kans op werk dan leerlingen op hetzelfde niveau die een BOL-opleiding hebben gevolgd28). Niet-westerse allochtonen zijn sterk verschillend vertegenwoordigd in de verschillende sectoren. In de bouwsector is een verwaarloosbaar aantal niet-westerse medewerkers. Een groot deel niet-westerse arbeidskrachten werkt in de zakelijke en niet-commerciële dienstverlening29. Onder de tweede generatie is handel en reparatie als werksector opgekomen en is de industrie als werksector flink gedaald. De verdeling van autochtonen onder de verschillende werksectoren is gelijkmatiger dan die van niet-westerse allochtonen. Verschillende technische beroepen Net als dat sommige technische opleidingen bij bepaalde niet-westers allochtone groepen meer in trek zijn dan andere (bijvoorbeeld Metaalproductie bij Antilliaanse deelnemers en Motorvoertuigentechniek bij Turkse deelnemers), is het aannemelijk dat in sommige technische beroepen het aandeel niet-westers allochtone werknemers groter is dan in andere. Cijfers van het ROA wijzen op een groter aandeel aan niet-westers allochtone werknemers in de Basismetaal dan in de Elektrotechniek. Volgens de laatste Arbeidsmarktmonitor Metalektro van het ROA is het aandeel allochtone werknemers in de Metalektro over het algemeen laag (8,5%), waarbij elektrotechnische bedrijven de minste allochtone werknemers hebben (7%) en de basismetaal de meeste (10%). Andere door het ROA aangeleverde cijfers schetsen een iets genuanceerder beeld: Tabel 4.2: Participatie niet-westers allochtone werknemers per technische sector30 Bedrijfssector Arbeidsmarktvariabele % Typering Trend 2003-2007 Basismetaal Metaalproducten Machine-industrie Elektrotechniek Transportmiddelen Niet-westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen 12 10 7 8 9 hoog hoog laag gemiddeld gemiddeld constant constant constant * constant Arbeidsinspectie 2008, De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006 Uit recent OECD-rapport, in: Doorlopende of doodlopende leerwegen?, 2008 29 Cijfers 2005 statline 30 ROA, gegevens S. Dijksman 27 28 28 Deze cijfers van het ROA constateren, naast een redelijk hoge percentage niet-westers allochtone werknemers, een constante trend tussen 2003 en 2007 van het percentage nietwesterse allochtone werknemers in de verschillende technische beroepen. Het percentage werkzame niet-westerse allochtonen in de beroepsbevolking is ongeveer 9%. Onder werknemers met een vmbo/mbo1 opleidingsniveau in de Techniek is dit percentage nog geen 7%. Ten opzichte van het algemene percentage van 9% lijkt er geen sprake te zijn van een gebrekkige participatie van niet-westerse allochtonen in de basismetaal-, metaalproducten- en transportmiddelensector (tabel 4.2). Er dient echter rekening gehouden te worden met het specifieke karakter van deze sectoren en de samenstelling van het personeel. Binnen bovenstaande sectoren is waarschijnlijk sprake van een overwegend mannelijk, laag tot middelbaar opgeleid personeelsbestand. Deze factoren kunnen het aandeel van niet-westerse allochtonen in het werknemersbestand verhogen. Er dient zodoende gekeken te worden naar de functieniveaus van alle dienstbetrekkingen binnen een bepaalde sector en vervolgens de verhouding van autochtone en van nietwesters allochtone werknemers op deze functieniveaus. Helaas waren deze cijfers niet voorhanden. Cijfers van Melser e.a. (2004) laten zien dat er geen sprake is van een lagere deelname van niet-westerse allochtonen in de Industrie. Zowel mensen van Marokkaanse als van Turkse afkomst waren in 2000 meer dan gemiddeld werkzaam in de industrie (respectievelijk 15,8% en 22,2% tegenover 13,8% bij autochtonen).31 In de metaal- en elektrotechnische industrie was 7% van de werknemers niet-westers allochtoon. Echter, het is de vraag in hoeverre de verhoudingen op de arbeidsmarkt sinds 2000 zijn veranderd. Recentere gegevens omtrent de economische activiteiten van verschillende bevolkingsgroepen waren tijdens dit onderzoek niet voorhanden. Cijfers met betrekking tot de herkomst van werknemers in de verschillende bedrijfsklassen zijn niet of nauwelijk beschikbaar. Werkgevers zijn niet verplicht de herkomst van hun medewerkers te registreren. Volgens een rapport van Platform Bèta Techniek uit 2006 waren er tot 2010 gunstige arbeidsmarktperspectieven voor vmbo-deelnemers metaal en elektrotechniek32, voornamelijk in verband met een hoge vervangingsvraag in de sector.De relatief hoge deelname van nietwesters allochtone deelnemers in Elektrotechniek op mbo1 en mbo2 kan hier bijdragen aan een stijging van niet-westers allochtone werknemers in de technische sector. De nieuwste prognoses van Platform Bèta Techniek wijzen op de meest gunstige perspectieven voor mbo Procestechniek en Werktuigbouw33. In beide richtingen zijn niet-westers allochtonen echter minder dan gemiddeld in de techniek vertegenwoordigd. Uit de laatste prognoses komt ook naar voren dat de arbeidsmarktperspectieven voor Voertuigentechniek achterblijven. Ook dit zal het eventuele positieve effect van een grotere deelname van niet-westerse allochtonen in de Voertuigentechniek kunnen beperken. Situatie in de bouw-sector A&E-consultancy heeft onderzoek gedaan naar de particpatie van niet-westerse allochtonen in de bouw. Niet alleen is er een gebrekkige instroom van niet-westers allochtone werknemers, maar ook heeft de bouwsector moeite om zijn niet-westers allochtone werknemers te behouden. Vijf a zes jaar geleden had 2,2 tot 4 procent van alle werknemers in de Nederlandse bouw een niet-westerse herkomst. Deze percentages blijven ver achter bij het streefpercentage van 8 procent voor de bouw. Melser e.a. 2004 in SEOR 2006: Vervangingsvraag maakindustrie Platform Bèta Techniek: Arbeidsmarktprognoses 2005-2010, 2006 33 PBT: Arbeidsmarktprognoses 2007-2012, 2008 31 32 29 De bouw kampt met een slecht imago bij niet-westers allochtone jongeren en hun ouders. Er bestaat het beeld van discriminatie in de bouw en er is een beperkt beeld van de arbeids- en carrièremogelijheden in deze sector. In de ogen van niet-westers allochtone groep ontbreekt het de bouw aan status en mogelijkheden. Onbekendheid met de bouwsector is te wijten aan een gebrek aan contacten in deze sector. Het netwerk van niet-westers allochtone jongeren sluit niet aan op het netwerk van bouwbedrijven. Ook is er een gebrek aan goede voorlichting over werken in de bouw. Het arbeidsethos in de bouw wordt gekenmerkt door een hiërarchische structuur, punctualiteit en hard werken. Jongeren uit de grote steden zijn mondig en hebben een nonchalante houding en hebben daarom moeite met dit arbeidsethos. Werk moet voor hen leuk zijn, veel geld opleveren en niet fysiek zwaar zijn. Niet-westers allochtone werknemers in de bouw hebben te maken met een hogere uitstroom en gebrekkige doorstroom. Werkgevers zijn geneigd autochtone werknemers te laten doorstromen. Autochtone werknemers worden beschreven als geduldiger in het verwezenlijken van hun ambities en bereidwilliger om tijd te investeren en langzaam op te klimmen. Er bestaat echter ook berichtgeving over (vooral Marokkaanse) werknemers, die in de bouw vooral de (werk)voorbereidende werkzaamheden verrichten. In de bouw blijkt er sprake te zijn van discriminatie, vooral bij de instroom. Allochtone leerlingen op zoek naar een stageplek of leerwerkplek worden voglens onderzoek afgewezen vanwege hun etniciteit. Werkgevers zijn huiverig om niet-westerse allochtonen aan te nemen door onbekendheid met hun cultuur en negatieve beeldvorming over de prestaties van allochtonen op de werkvloer. Door een gevoel van onderwaardering en gediscrimineerd worden, verlaten allochtone werknemers vaker de bouw. De factoren die ten grondslag liggen aan de lage arbeidsparticipatie van niet-westerse allochtonen worden behandeld in het laatste hoofdstuk. 30 Hoofdstuk 5 Factoren van uitsluiting Volgens onderzoeken van SEOR, ROA en PBT komen allochtone jongeren moeilijk aan een stageplek of leerbedrijf. Vooral voor de technische sector is dit opvallend, aangezien het aandeel allochtone techniekscholieren klein is en er volgens de Colo Barometer34 meer dan voldoende leerbanen en stageplaatsen zijn binnen de sector Techniek. Een aantal factoren wordt in verschillende onderzoeksrapporten genoemd met betrekking tot de achtergestelde positie van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt.35 Diezelfde factoren spelen ook een rol bij sollicitaties, bij het functioneren op de werkvloer en bij eventuele doorstroom binnen het bedrijf. • • • • • • Vaardigheden en attitude Taalachterstand Cultuurverschil Discriminatie Netwerken Beleid ten aanzien van arbeidsmarktintegratie Vaardigheden, attitude en taal Verschillende onderzoeken melden dat niet-westers allochtone werkzoekenden minder bedreven zijn in het presenteren van zichzelf bij sollicitaties en sociale vaardigheden missen die nodig zijn om binnen te komen bij bedrijven. Tevens leiden verschillen in cultuurgebonden opvattingen, uitlatingen en gedrag tussen niet-westers allochtone werknemers en autochtone werkgevers tot vormen van misinterpretatie en miscommunicatie. De manier waarop niet-westers allochtone werknemers zich presenteren komt dan niet overeen met wat de werkgever wenst te zien. Al bij de eerste kennismaking kan miscommunicatie optreden waardoor er voorbij wordt gegaan aan de kwaliteiten van de kandidaat. Vaak speelt taalvaardigheid hier een rol. De beheersing van de Nederlandse taal is vaak een minimum vereiste voor toegang tot de arbeidsmarkt. Een dergelijke eis speelt vooral een rol wanneer het om lagere (uitvoerende) functieniveaus gaat. Ook houding en mentaliteit kunnen voor allochtone werkzoekenden een struikelblok vormen. Er kan sprake zijn van een (cultureel bepaalde) zeer bescheiden houding, of juist van een ongevoeligheid voor hiërarchie en/of autoriteit. Een voorbeeld hiervan is te herkennen in de bouw. Het arbeidsethos binnen de bouw wordt gekenmerkt door een hiërarchische structuur, punctualiteit, hard werken en niet zeuren. Jongeren uit de grote steden (waaronder een hoog aandeel niet-westerse allochtonen) zijn mondig en hebben moeite met een hiërarchische structuur en stellen (hogere) eisen aan het werk: het moet leuk zijn, veel geld opleveren en niet fysiek zwaar zijn. Autochtone werknemers lijken geduldiger te zijn en meer bereid tot investeren van tijd dan allochtone werknemers. Verklaringen voor de minder ontwikkelde sociale vaardigheden van niethttp://www.colo.nl/userimages/colo-barometer-december.pdf De Colo barometer geeft een situatieschets van de aansluiting tussen beroepsonderwijs en arbeidsmarkt. 35 o.a. Techniek in het vmbo en het mbo, SEOR 2008 34 31 westers allochtone jongeren liggen onder andere bij de sociaal-economische status van het gezin en het onderwijsniveau van de ouders. Discriminatie Sollicitanten met een buitenlandse naam hebben minder kans om op gesprek te komen en een baan te vinden dan sollicitanten met een Nederlandse naam. Allochtonen die een baan hebben gevonden, hebben minder kans door te stromen naar andere functies en worden bij reorganisaties sneller ontslagen. Ook hebben allochtonen meer dan autochtonen last van verdringing door illegale werknemers (Klaver et al, 2005; Van Gent et al, 2006). (RWI, Arbeidsmarktanalyse 2008). Volgens Art.1, de landelijke vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie, is er sprake van discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt36 wat betreft kansen voor niet-westerse allochtonen. In de technische branches is er een tekort aan stagiairs. Toch lijken niet-westerse allochtone scholieren en deelnemers ook in technische opleidingen moeite te hebben met het vinden van een stage- of leerwerkplek. Volgens onderzoek van Groen Links (2005, Onderzoek discriminatie stages) hebben Marokkaanse jongeren gemiddeld 30% minder kans op een stage. In de bouw hebben ze zelfs 63% minder kans. Volgens het rapport Beroepspraktijkvorming in het mbo van de Algemene Rekenkamer37 lijkt discriminatie vooral (of enkel) voor te komen als leerlingen een BPV-plek zoeken, en niet als leerlingen eenmaal op een leerbedrijf zijn aangenomen. De onderzoeksresultaten geven weinig aanleiding om extra actie te ondernemen voor het voorkomen en tegengaan van discriminatie. Discriminatie komt voor, maar gebrek aan een diploma en/of motivatie, beperkte omgangsvormen, slechte taalbeheersing of de wijze van solliciteren blijken veel meer bepalend te zijn voor het weigeren van leerlingen dan etniciteit. Onderzoek wijst uit dat er sprake is van discriminatie van niet-westerse allochtonen bij de instroom in de bouwbedrijven en bij het solliciteren naar een stageplek. Er geldt negatieve beeldvorming ten aanzien van niet-westers allochtone werknemers. De onbekendheid en de negatieve beeldvorming over de prestaties leidt ertoe dat werkgevers huiverig zijn om nietwesters allochtonen aan te nemen. Ook wanneer niet-westerse allochtonen eenmaal werkzaam zijn in de bouw wordt er melding gemaakt van discriminatie. Dit kan voortkomen uit de ruwe en directe omgangsvormen die er op de werkvloer heersen. Netwerken Onvoldoende zoekkanalen, of een netwerk dat niet goed aansluit bij het netwerk van de betreffende arbeidssector, is een van de meest genoemde factoren bij het verklaren van de gebrekkige instroom van niet-westers allochtone medewerkers op de arbeidsmarkt. Volgens de factsheet “Arbeidsmarktpositie etnische minderheden”38 profiteren etnische minderheden onvoldoende van allerlei instrumenten gericht op bemiddeling en toeleiding. Ook is er sprake van een kloof tussen het zoekgedrag van autochtone werkgevers aan de ene kant en allochtone werkzoekenden aan de andere kant. Sommige autochtone werkgevers geven aan dat het voor hun nog steeds lastig is om aan allochtone werknemers te komen. http://www.art1.nl/artikel/4405-Discriminatie_etnische_minderheden_op_de_arbeidsmarkt__Factsheet 37 http://passthrough.fwnotify.net/download/419760/http://www.rekenkamer.nl/9282000/d/p433_31368_2.pdf 38 Verkrijgbaar op de website van Art.1 36 32 Ook in de bouwsector sluiten de wervingskanalen van werkgevers onvoldoende aan op de zoekkanalen van allochtone werkzoekenden. Informele netwerken zijn belangrijke wervingskanalen in de bouw en allochtonen bevinden zich niet in deze (‘witte’) netwerken. Een rapport van de Raad voor Werk en Inkomen over hogeropgeleide allochtonen op de arbeidsmarkt, stelt dat het netwerk van allochtonen kleiner is en meer gericht op de eigen groep (RWI 2006). Ook een rapport van het SCP stelt dat niet-westerse allochtonen gebruik maken van andere netwerken dan autochtonen (SCP januari 2006). Hun netwerken bestaan met name uit personen uit de eigen groep en worden door autochtone werkgevers nauwelijks benut. Ook stageplaatsen vormen een zeer effectief opstapje op weg naar een regulier arbeidscontract. Volgens het VNO-NCW eindigt 70% van de stages in een vaste baan. Doordat niet-westerse allochtonen moeilijker aan een stage- of leerwerkplaats kunnen komen, missen zij hierdoor ook een effectief kanaal om aan een vaste baan te komen. Integratiebeleid Uit een onderzoek van het OSA (Trendrapport Vraag naar Arbeid 2006) blijkt dat medio 2005 het aandeel organisaties dat actief intercultureel scholingsbeleid voert (managers en personeel leren omgaan met verschillende culturen binnen de organisatie) in de Industrie laag is (gekoppeld aan de landbouwsector slechts 4% - tegenover 26, 17 en 15% in Onderwijs, Zorg en welzijn en Overheid). Tabel 5.1: Aandeel van organisaties binnen de sector actief met interculturele scholing Industrie en landbouw 4% Onderwijs 26% Zorg en welzijn 17% Overheid 15% Diversiteit binnen de arbeidsmarkt en op de werkvloer wordt gestimuleerd door verschillende vormen van doelgroepenbeleid. Waar voorheen de (rijks)overheid nog een grote rol speelde bij het bevorderen van diversiteit op de arbeidsmarkt, ligt het initiatief nu vooral bij de bedrijven zelf. Bedrijven dienen zelf hun doelstellingen en het aansluitend beleid te bepalen met betrekking tot diversiteit op de werkvloer. Het is nog onduidelijk welke invloed de kleinere rol van de overheid en de grotere verantwoordelijkheid van bedrijven zelf heeft op diversiteit op de werkvloer. Het lijkt erop dat vooral de overheid zogenaamd doelgroepenbeleid initieert, waarbij men zich actief richt op de werving van niet-westers allochtone medewerkers. Binnen het bedrijfsleven bestaat er weinig animo voor het afspiegelen van het personeelsbestand aan de samenleving. Bedrijven maken vooral gebruik van competentiegerichte werving en hebben niet de neiging een specifiek doelgroepenbeleid te voeren. Techniek weinig aantrekkelijk voor niet-westerse allochtonen De lage participatie van niet-westerse allochtonen op de technische arbeidsmarkt is natuurlijk mede een gevolg van het lage aanbod in deze groep. In de vorige hoofdstukken is gewezen op de negatieve beeldvorming die onder niet-westers allochtone scholieren en deelnemers heerst ten aanzien van technische beroepen. Deze lage interesse in de technische sector werkt door op de situatie op de arbeidsmarkt. 33 De tweede generatie niet-westerse allochtonen kiest opvallend weinig voor de industrie als werksector (minder dan 7%). (Melser 2004) Dat is een sterke daling ten opzichte van de eerste generatie (ruim 16%). Dit kan komen door een verschil in toekomstbeeld: De eerste generatie niet-westerse allochtonen is niet gestegen op de maatschappelijke ladder. Zij wensen dus voor hun kinderen een andere loopbaan of hun kinderen wensen zelf een andere loopbaan. Volgens onderzoek van Sikkema (2004, Jongeren op weg naar opleiding en werk) hebben jongeren in het vmbo en mbo (gestuurd en gesteund door hun ouders) een voorkeur voor banen in de automatisering, verpleging en verzorging, en administratie. Banen in de techniek, bediening, productie en bouw zijn nauwelijks populair. Tegelijkertijd blijkt dat jongeren geen goed beeld hebben van de beroepen en van de salarissen bij die beroepen (‘Niet de afkomst maar de toekomst’ SER 2007) Niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt hebben te kampen met een achtergestelde positie. Diversiteitbeleid en diversiteitsmanagement zijn instrumenten om de participatie van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt te verhogen. Bedrijven dienen dus mensen aan te nemen die open staan voor diversiteit en rekening houden met de culturele achtergrond van werknemers en stagiairs. Vanuit scholen kan er worden georiënteerd op bedrijven waarvan het management en de stagebegeleiders “intercultureel competent” zijn.39 Uiteindelijk dienen ook de netwerken van (technische) bedrijven aansluiting te vinden bij die van niet-westers allochtone werkzoekenden. Wanneer bedrijven zich als ‘open’ of ‘multicultureel’ aanprijzen, vormt dit beslist een stimulans voor niet-westerse allochtone werkzoekenden om op een vacature in te gaan.40 De instroom en doorstroom van niet-westerse allochtonen in het technisch onderwijs dient echter ook verbeterd te worden. Betere voorlichting over en presentatie van de technische sector kan hieraan bijdragen. Een beter overwogen keuze van de kant van de leerlingen en deelnemers en beter zicht op de mogelijkheden na afstuderen kan leiden tot een verhoogde uitstroom. 39 40 Zie Workshop A&E Klaver et al., Etnische minderheden op de arbeidsmarkt, 2006 34 Bijlage 1: Samenvatting workshops Een succesvolle schoolloopbaan en carrière is afhankelijk van zowel de leerlingen, als ouders, leraren, schoolbeleid, onderwijsvorm en het bedrijfsleven. - De aansluiting van het vmbo op het mbo moet beter. - Bedrijven dienen meer open te staan voor het opleiden, begeleiden en ondersteunen van leerlingen - Leerlingen Techniek leren weinig sociale vaardigheden Oplossingen - Vanaf het primaire onderwijs al meer voorlichting over sector-keuze Mentor volgt leerlingen vanuit het vmbo naar het mbo Zelfredzaamheid van leerlingen vergroten Leerlingen meer kennis laten maken met bedrijfsleven (mentoren nemen hen mee naar werkplekken) Bedrijven nemen werknemers aan die positief staan ten opzichte van diversiteit 35 36 Bronnen Adviesraad Diversiteit en Integratie, Gemeente Amsterdam: Doorlopende of doodlopende leerwegen? Een advies over in- en doorstroom in het onderwijs, 2008 A&E Consultancy, Y. van Kastel, L. van Mourik, Niet-westerse allochtonen in de bouw, 2008 Arbeidsinspectie, Ö. Erdem, J. Hoeben, De arbeidsmarktpositie van werknemers in 2006: een onderzoek naar de verschillen in beloning en mobiliteit tussen groepen werknemers, 2008 CBS statline (statline.cbs.nl) CBS, SCP, Jaarrapport Integratie 2008 CFI: onderwijs en cijfers, tellingen 1 oktober 2007 COLO Kenteq Max Goote Kenniscentrum, R. van Schoonhoven: Amsterdamse leerlijnen in beeld, 2008 Platform Bèta Techniek: Trends en cijfers in het onderwijs, 2006 PBT & ROA: Arbeidsmarktprognoses 2005-2010 & Arbeidsmarktprognoses 2007-2012, 2006/2008 Regioplan, J. Klaver, J.W.M. Mevissen, A.W.M Odé, Etnische minderheden op de arbeidsmarkt: beelden en feiten, belemmeringen en oplossingen, 2005 ROA, Technomonitor 2007 ROA, Platform Bèta Techniek, J. Coenen, C. Meng: De instroom in de technische mboopleidingen en de invoering van het vmbo (In: Technotopics II), 2007 ROA, RWI: Studie- en beroepskeuze bij de overgang van vmbo naar mbo, analyses op basis van de VO-monitor, 2008 SEOR, J. de Koning, A. Gelderblom, H. Kroes, M. Spijkerman, F. Offerhaus, E. Kappe, Vervangingsvraag Maakindustrie: onderzoek in opdracht van de stichting voor Industriebeleid en Communicatie, 2006 SEOR, J. de Koning, A. Gelderblom, L. den Hartog, T. Berretty, Vermindering arbeidsmarktknelpunten: de rol van onderwijs en scholing, 2008 SEOR, J. de Koning, Techniek in het vmbo en het mbo: naar een betere afstemming van onderwijskeuzes van allochtone leerlingen op aanleg en arbeidsmarktbehoefte, 2008 Sociaal Cultureel Planbureau: Gestruikeld voor de start – De school verlaten zonder startkwalificatie, Den Haag, 2008 37