Engels hoofdstuk 2

advertisement
Engels: hoofdstuk 2
Woordjes:
Act
Alley
Archaelogy
Assignment
Behind
Breath
Browse
Budget hotel
Capital
Catch one’s breath
Cobble
Corridor
Day off
Deserted
Desperatley
Diary
Drag
Dusk
Entertainment
Fame
Fortune
Ghost story
Gift
Gloomy
Hand in
In some respects
Injury
Inspiration
Intersection
Juggler
Lighting
Location
Musty
Narrow
Nightmare
Novel
Official
On offer
Once
Oppertunity
Pale
Pastime
Permit
Plenty
Round
Shout
Silly
Stationery
-
optreden, voorstelling
steeg
archeologie
opdracht, taak
achter
adem
snuffelen
goedkoop hotelletje
hoofdstad
op adem komen
hobbelkei
gang
vrije dag
verlaten
heel erg graag
dagboek
slepen
avondschemering
amusement
roem, faam
geluk
spookverhaal
geschenk, cadeau
duister, somber
inleveren
in sommige opzichten
letsel
inspiratie
kruising
jongleur
verlichting
plek
muf
smal, nauw
nachtmerrie
roman
beambte
in de aanbieding
eens, een keer; zodra
kans, gelegenheid
bleek
hobby, vrije tijd
vergunning
meer dan genoeg
om(heen) gaan
roepen, gillen
dom, dwaas
briefpapier, kantoorbenodigdheden
Straight ahead
Suspect
Tight-rope walker
To be fond of
To be impressed
To browse
to criticise
to decide
to drag
to get dark
to haunt
to hurry
to look for
to moan
to overrate
to promise
to track down
to trot
to trust
to turn out
to wake up
tough
trifle
tube
twilight
underground
underneath
uneven
victim
warehouse
-
rechtdoor
verdachte
koorddanser
dol zijn op
onder de indruk zijn
rondneuzen
(be)kritiseren
besluiten
slepen
donker worden
vaak aanwezig zijn; rondwaren, spoken
zich haasten
zoeken (naar)
klagen, zeuren
overwaarderen
beloven
opsporen
draven; lopen
vertrouwen
blijken
wakker worden
moeilijk
beetje, ietsje
metro
schemering
ondergrondse, metro
onder
ongelijk
slachtoffer
pakhuis
Onregelmatige werkwoorden:
to catch- caught- caught- vangen
to hide- hid- hidden- (zich) verbergen
to meet- met- met- ontmoeten
to pay- paid- paid- betalen
to send- sent- sent- zenden, sturen
to sleep- slept- slept- slapen
to think- thought- thought- denken, vinden
Xpressions:
Follow in somebody’s footsteps
Can’t wait/ can hardly wait
One or two
Give somebody the creeps
To have a familiar ring to it
There now
In the dead of night
Do you mind?
Not in the least!
But then…
Look who’s talking!
Don’t worry!
Don’t/can’t believe something
-
in iemands voetsporen treden
zitten springen
maak een paar
iemand de stuipen op het lijf jagen
bekend/vertrouwd in de oren klinken
kijk eens aan
in het holst van de nacht
nou en?
helemaal niet
maar ja…
moet je dat horen
wees maar niet bang
je iets niet voor kunnen stellen
And such
On offer
Check something out
Seek fame and fortune
On the streets
You’re welcome!
The best of luck/good luck!
Play a trick on somebody
Make somebody pay for something
Catch your breath
-
en zo
in de aanbieding
iets nader onderzoeken
zijn geluk beproeven
op straat
graag gedaan
heel veel succes
een geintje met iemand uithalen
iemand iets betaald zetten
op adem komen
Grammatica:
Past simple
Vorm: regelmatig werkwoord + (e)d, onregelmatig werkwoord verschillend
Gebruik: iets dat in het verleden heeft plaats gevonden en nu is afgelopen, hierbij
worden vaak tijdsaanduidingen gebruikt.
Voorbeelden: We went to the center last week. I visited my uncle yesterday.
Signaalwoorden: yesterday, last night, in 2001, an hour ago etc. (tijden)
Past continuous
Vorm: to be (was/were) + werkwoord-ing
Gebruik: iets wat in het verleden een tijdje voortduurde, meestal wordt de continuous
alleen gebruikt in combinatie met de simple.
Voorbeelden: I was eating when my little sister falled.
Signaalwoorden: when, while, as (in het Nederlands ook aan het)
Past simple & Past continuous samen
de gebeurtenis die het langst plaatsvond wordt gevormd door de continuous en de ander
door de simple, deze vond dan korter plaats. Tijdens de handeling van de continuous
gebeurde er iets anders dat is dan de simple.
Yes/No questions
Vorm: hulpwerkwoord + onderwerp + werkwoord
Gebruik: wordt gevormd door een vraag, waar je met ja of nee op kan antwoorden.
Voorbeelden: Do you study? Was I enyoing?
Wh-questions
Vorm: what, why, when, who, whose, which & how
Gebruik: het vragend voornaamwoord staat samen in de zin met do/does/did tenzij het
vragend voornaamwoord ook het onderwerp is. Als het ook het onderwerp is wordt het:
onderwerp+werkwoord
Voorbeelden: Where do you going? Who had you seen?
Short answers
Vorm: Yes/No + je herhaalt de vorm van to have(als hww), to be of het hww
Gebruik: bij een vraag waar het antwoord ja of nee is, je moet dan een deel van de zin
weer herhalen.
Voorbeelden: Yes I was. No you don’t. No I can’t.
Tag questions
Vorm: je herhaalt weer de vorm van to have (als hww), to be, het hww. Zonder hww een
vorm van to do. De tag voor I am = aren’t I & de tag voor Let’s = shall we.
Gebruik: na een bevestigende zin komt een ontkennende tag. Na een ontkennende zin
komt een bevestigende tag.
Voorbeelden: don’t you. Do I. Was he. Aren’t we.
Must/have to
Must, have to
Must
Moeten
Moeten
Noodzaak
Dwingende
uitnodiging/bevel
We must be careful!
You must come and
see us when you are
in Toronto.
Must
Moeten
Sterk advies
You must try these
doughnuts!
Should
(zou eigenlijk)
Advies
Clare, you should eat
moeten
more!
Had better
Je kunt maar beter
Advies
You’d better not teel
mum and dada bout
it.
Must
Moet (wel)
Vermoeden/logische
That street sign must
conclusie
be wrong.
Mustn’t
Mag niet
Verbod
You mustn’t be rude
to people!
 Must is voor iets persoonlijks, jouw mening. Have to is voor iets onpersoonlijks, volgens
een wet, regel of andere mensen. (bij twijfel have to)
 Er zit verschil tussen should en had better. Should is voor algemene situaties en had
better voor specifieke situaties.
Download