Hoofdstuk 1 Basic cardiac structure and function - - - - - - - Pericardium: zak om het hart o Fibreuze buitenste laag (parietaal pericard) o Dunne pericardvocht film o Sereuze binnenste laag (visceraal pericard) Oppervlaktes van het hart: o Apex: top van linker ventrikel o Basis of posterieur oppervlak: rechter en vooral linker atrium, tussen de longhili o Anterieur oppervlak: rechter atrium en ventrikel o Inferieur oppervlak: rechter en vooral linker ventrikel, langs het diafragma Kleppen o Atrioventriculair Links: mitralisklep Rechts: tricuspidalisklep o Semilunair Aortaklep Pulmonaalklep Endocardium: enkele laag endotheelcellen aan de binnenzijde van de hartkamers en over de hartkleppen Subendocardiaal weefsel: fibroblasten, elastische en collageenvezels, venen, zenuwen en takken van het geleidend systeem Myocardium: dikste laag bestaande uit cardiale spiercellen Extern van het myocard een bindweefsellaag met vetweefsel en grotere bloedvaatjes Epicardium = visceraal pericard Rechter atrium: o Vena cava inf. en sup. en de sinus coronarius komen hierin uit o Tricuspidalisklep naar ventrikel Rechter ventrikel o Kegelvormig outflow traject richting a. pulmonaris met gladde wand o Overige wanden sponsachtig door trabeculae carnae o Moderator band: grote trabekel die een component van de rechter bundel tak draagt o Drie papillairspiertjes die via chordae tendinae verbonden zijn aan de klepbladen van de tricuspidalisklep o Pulmonaalklep naar a. pulmonalis Linker atrium: o Vier pulmonaalvenen komen hierin uit o Mitralisklep naar ventrikel Linker ventrikel o Vestibulum aortae is het gladde outflow traject richting aorta o Overige wanden bedekt met meer en fijnere trabeculae carnae dan rechter ventrikel o Wee papillairspiertjes met minder en dikkere chordae tendinae dan rechts, verbonden aan de klepbladen van de mitralisklep o Aortaklep naar aorta met coronaire aftakkingen direct distaal van de klepbladen 1 - - - - - Intraventriculair septum o Klein membraneus deel juist onder de aortaklep o Groot musculair deel dat door de hogere hydrostatische druk in het linker ventrikel, uitpuilt in het rechterventrikel Impulse geleidend systeem o SA knoop (sinoatriaal) in de wand van het rechter atrium o AV knoop (atrioventriculair) in het inferoposterieur deel van het interatriaal septum o Bundel van His doorheen interventriculair septum o Bifurcatie van bundel in een linker bundel tak (brede waaier van vezels) en een rechter bundel tak (compacte bundel) o De vezels eindigen als Purkinje vezels die de impuls gaan geven aan de ventriculaire spiercellen (als eerst de papillairespiertjes, zodat deze eerder contraheren dan de rest van het ventrikel en er geen regurgitatie plaatsvindt) Coronaire arteriën o Linker hoofdtak loopt tussen linker atrium en t. pulmonalis naar anterieur LAD (left ascending artery) volgt de anterieure interventriculaire groeve en bevloeit het anterieure tweederde van het interventriculair septum en de anterieure wand van het linker ventrikel CXA (circumflex artery) loopt door de atrioventriculaire groeve naar posterieur en bevloeit de laterale en posterieure wand van het linker ventrikel o Rechter hoofdtak (RCA) loopt door de rechter atrioventriculaire groeve Marginale takken bevloeien de anterieure en laterale wand van het rechter ventrikel AV knoop arterie PDA (posterior descending artery) bevloeit de inferieure en posterieure wand van beide ventrikels en het posterieure éénderde van het interventriculair septum Deze situatie noemen we rechtsdominant en komt voor bij 85% van de bevolking. De PDA kan echter ook van de CXA komen (linksdominant) of de bevloeiing van de posterieure zijde van het hart gebeurt door takken van zowel CXA als RCA (codominant). o SA knoop arterie kan komen van RCA (70%), CXA (25%) of beide (5%) o Spiervezels die zich juist subendocardiaal bevinden worden bevloeit door de coronaire ofwel door de thebesische venen, kleine vasculaire kanaaltje direct vanuit de ventriculaire caviteit Coronaire venen volgen ongeveer dezelfde routes als de arteriën (superficiëel daarvan) en draineren in de sinus coronarius in het rechter atrium. Ook de thebesische venen verzorgen een klein deel van de veneuze retour Myocyten o Streping gelijk skelet spiercellen o Één of twee nucleï o Myocyt > myofibril > sarcomeer o Celmembraan = sarcolemma o Intercalaire schijven: gap junction complexen tussen opeenvolgende vezels 2 o - - - T-tubules: invaginaties in het sarcolemma, vergroten contactoppervlak met extracellulaire omgeving zodat ionentransport en daarmee geassocieerde excitatie en relaxatie sneller kan gebeuren o Sarcoplasmatisch reticulum is complementair met de t-tubules en bevat de intracellulaire calciumvoorraad Exciteerbare cellen in het hart: o Ventriculaire en atriale spiercellen Fase 4: rustpotentiaal -90 mV (kaliumkanalen open) Fase 0: snelle depolarisatie (vanuit naburige cel via gap junction) openen van de snelle natrium kanalen, positieve feedback loop Threshold voor actiepotentiaal -70 mV, snelle inactivatie van de snele natrium kanalen Fase 1: snelle repolarisatie tot 0 mV door transiënt geactiveerde kalium kanalen Fase 2: plateaufase door outflow van kalium en inflow van calcium door Ltype calium kanalen (openen al tijdens fase 0 op -40 mV) Inflow van calcium triggert interne calcium release uit SR voor contractie van myocardcellen Fase 3: calcium kanalen sluiten, repolarisatie door kalium outflow tot -90 mV o Gespecialiseerd snel geleidend weefsel (purkinjevezels) Gelijk de ventriculaire en atriale spiercellen, met iets negatievere rustpotentiaal en iets snellere fase 0 upstroke o Pacemakercellen (SA-knoop, AV-knoop) Fase 4: maximaal negatief voltage van -60 mV, spontane depolarisatie door pacemaker current (voornamelijk natrium) tot threshold op -40 mV Snelle natriumkanalen in inactieve staat Fase 0: depolarisatie door inflow van relatief trage calcium kanalen Lagere aplitudo dan ventriculaire en atriale spiercellen Calcium kanalen sluiten, repolarisatie door kalium outflow tot -60 mV Refractoire periode o Absoluut: tijdens fase 0, 1 en 2, alle snelle natrium kanalen zijn dicht en er is geen actiepotentiaal mogelijk o Effectief: iets doorlopend in fase 3, wanneer enkele natriumkanalen geopend zijn en een gelokaliseerde actiepotentiaal mogelijk is maar geen propagatie o Relatief: de rest van fase 3, hierin kan een actiepotentiaal doorgeleid worden maar langzamer en zwakker dan normaal AV-knoop: de enige elektrische verbinding tussen de atria en ventrikels, hier treedt vertraging op zodat de atria zich volledig kunnen legen voordat de ventrikels samentrekken. Het functioneert ook als gatekeeper wanneer er abnormaal snelle atriale contracties zijn. 3 Hoofdstuk 2 The cardiac cycle: mechanisms of heart sounds and murmurs - - - Ventriculaire drukken: o Systole: ventriculaire contractie, begint met sluiten van de mitralis- / tricuspidalisklep (S1) o Diastole: ventriculaire vulling, begint met sluiten van de aorta- / pulmonaalklep (S2) Atriale drukken: o A-wave: atriale contractie (geeft ook drukstijging in ventrikels) o C-wave: mitralis- / tricuspidaliskleppen sluiten en bulken uit in atria o V-wave: passieve vulling van de atria vanuit systemische en pulmonaal venen Jugulair veneuze pols: representatief voor de rechter atrium druk Hartgeluiden o S1: sluiten van de mitralis- / tricuspidalisklep Duidelijkst te horen t.h.v. apex (5e i.c. li) met diafragma (hoog frequent) Niet hoorbaar gesplitst Luidheid afhankelijk van de afstand tussen de open klepbladen, de beweeglijkheid van de klepbladen en snelheid van ventriculaire drukstijging (luider bij verkorte duur van de diastole) o S2: sluiten van de aorta- / pulmonalisklep Variabel met ademhaling: fysiologische hoorbare splitsing tijdens inspiratie. Abnormale splitsing: Verwijde splitsing: groter interval tussen het sluiten van de aortaklep en van de pulmonalisklep, zelfs tijdens expiratie is S2 gesplitst: te laat sluiten van de pulmonalisklep (rechter bundel tak blok) Gefixeerde splitsing: S2 is gesplitst met onveranderd interval tijdens zowel inspiratie als expiratie (atriaal septum defect) Paradoxale splitsing: S2 is gesplitst tijdens expiratie maar niet tijdens inspiratie: te laat sluiten van de aortaklep (linker bundel tak blok, aortastenose) Duidelijkst te horen t.h.v. 2e i.c. li parasternaal met diafragma (hoog frequent) 4 - Luidheid afhankelijk van de snelheid van het bloed dat terugstroomt in de arteriën richting ventrikels na systole en hoe plots deze beweging word gestopt door het sluiten van de kleppen o Extra systolische geluiden Ejectieklik vroeg systolisch openen van de aorta- / pulmonalisklep 2e i.c. li parasternaal, diafragma Aorta- / pulmonalisklepstenose of dilatatie van de aorta / a. pulmonalis Onderscheid aorta/pulmonaal: aorta ook te horen aan de apex, pulmonaal enkel aan de basis te horen en heeft een verminderde intensteit bij inspiratie Mid- of laat systolische geluiden (veroorzaakt door mitralis- / tricuspidalis) o Extra diastolische geluiden Opening snap Openen van de mitralis- / tricuspidalis klep Mitralis- /tricuspidalisklepstenose Apex, diafragma Verwarring met splitsing van S2: tijdens inspiratie worden bij opening snap 3 geluiden achter elkaar gehoord en bij expiratie 2 Hoe ernstiger de stenose, hoer korter het interval tussen S2 en OS S3 Vroeg diastolisch Expansie van de chordae tendinae tijdens ventriculaire vulling Apex in linker decubitus houding, klok Normaal in kinderen en jongvolwassenen Ook wel: ventriculair gallop S4 Laat diastolisch Contractie van de atria tegen stijf ventrikel (hypertrofie, ischemie) Apex in linker decubitus houding, klok Ook wel: atriaal gallop Summatie gallop Patiënt met zowel S3 als S4 met daarbij tachycardie, zodat de 2 tonen samensmelten Pericardiale knock Constrictieve pericarditis Zeer moeilijk te onderscheiden van OS of S3 Geruisen worden veroorzaakt door o Pariële obstructie (stenoses) o Verhoogde flow o Ejectie in een gedilateerde kamer o Regurgitatie 5 - - - - o Abnormale shunting (bijv. Ventriculair septum defect) Beschrijving van een geruis: o Intensiteit VI stadia voor systolisch IV stadia voor diastolisch o Frequentie Hoog Laag o Vorm Diamand Crescendo ... o Locatie Aorta: 2e i.c. re parasternaal Pulmonalis: 2e i.c. li parasternaal Tricuspidalis: linker onderboord sternum Mitralis: apex, 5e i.c. li o Radiatie Systolische geruisen o Ejectiegeruis Aorta- / pulmonalisklepstenose Diamandvormig Vaak in combinatie met ejectie klik Radiatie naar nek mogelijk o Pansystolisch geruis Mitralis- / tricuspidalisklepregurgitatie of ventriculair septum defect Uniform Radiatie naar axilla mogelijk (niet bij VSD) o Laat systolisch geruis Mitralisklepregurgitatie door mitralisklep prolaps in het linker atrium Vaak in combinatie met een mid-systolische klik Diastolische geruisen o Vroeg diastolisch geruis Aorta- / pulmonalisklepregurgitatie Decrescendo o Mid- tot laat diastolisch geruis Mitralis- / tricuspidalisklepstenose of abnormaal verhoogde flow Vaak in combinatie met opening snap Decrescendo tot verdwijnen, met terug crescendo tegen eind diastole Continuë geruisen o Openstaande ductus arteriosus (PDA): diamandvomig o Aorta- / pulmonalisklepstenose EN –regurgitatie: to-and-fro, gescheiden diastolische en systolische component 6 Hoofdstuk 3 Cardiac imaging and catheterization - Röntgen thorax o Postero-anterieure opname Linker ventrikel grootte linker atriaal aanhangsel a. pulmonalis aortaboog v. cava superior o Laterale opname van rechts naar links Rechter ventrikel grootte Posterieure boorden van linker atrium en ventrikel Anteroposterieure thorax diameter o Hartschaduw Cardiothoracale ratio normaal kleiner dan 0.5 Corrigeren bij hoogstand van het diafragma of verminderde anteroposterieure diameter van de thorax Vergroot hart onderscheiden van periardiale effusie Hypertrofie zonder dilatatie kan onopgemerkt blijven, omdat de hypertrofie meestal ten koste gaat van het interne volume van de kamer Dilatatie van de kamers wijst op (niet accuut) Hartfalen Kleplijden Shunts Pulmonaire afwijkingen Dilatatie van de aorta wijst op Aneurysma Dissectie Aortaklepinsufficientie Atherosclerose Dilatatie van de a. pulmonalis wijst op Left-to-right shunts Pulmonaire hypertensie door andere oorzaken o Pulmonale bevindingen Verhoogde pulmonaire veneuze druk Redistributie van bloed van de bases naar de apices van de longen Pulmonaire oedeem o Vanuit hilaire regio, ‘vlinder patroon’ o Kerley B lijntjes: horizontale lijntjes in de preiferie van de long ter hoogte van de basis die wijzen op vocht in interlobulaire ruimtes Pleurale effusie o Vervagen van de costodiafragmatische sinussen 7 - Echocardiografie o Transthoracaal o Transoesofagaal Aorta of atriale imaging Atriaal aanhangsel Transthoracaal geeft onvoldoende goed beeld (bijv. COPD) Prostetische kleppen o M-mode: accurate meting wanddikte en klepbeweging o 2D: anatomische verhoudingen en de beweging van cardiale structuren in relatie tot elkaar, wanden, klepbeweging en massa’s o Doppler: bloed flow richting en snelheid, turbulenties, drukgradiënten - 𝑓𝑠 × 𝑐 𝑣 = 2𝑓0 (𝑐𝑜𝑠𝜃) v = snelheid m/sec fs = doppler frequency shift kHz c = snelheid van geluid in lichaamsweefsel m/sec f0= frequentie van geluid uit de transducer MHz θ = hoek tussen uitgezonden geluid pulse en de as van de bloedflow o Ventriculaire assesment Wanddikte, massa en ejectiefractie Diastolische functie o Kleplijden Drukgradiënt over gestenotiseerde klep o Coronary artery disease Abnormaliteiten die consequentie zijn van ischemisch myocard Stress echocardiografie: induceerbaar myocardiale ischemie aantonen o Cardiomyopathie Onderscheid tussen gedilateerde, hypertrofische en restrictieve cardiomyopathie Ernst van systolische en diastolische dysfunctie evalueren o Pericardiaal lijden Pericardiale effusie, tumor Tamponade: diastolische collaps van rechter atrium Constrictieve pericarditis Cardiale katheterisatie o Drukmeting Linkerhart of aorta: katheter inbrengen in arteria femoralis of brachialis Rechterhart en a. pulmonalis: vena femoralis, brachialis of jugularis Structuur Normale druk (mmHg) Rechter atrium 2-8 Rechter ventrikel 15-30 / 2-8 Arteria pulmonalis 15-30 / 4-12 Wiggedruk 2-10 Linker atrium 2-10 Linker ventrikel 100-140 / 3/12 Aorta 100-140 / 60-90 8 o o Meting van de bloed flow Thermodilutie methode: fysiologisch zout van een gekende temperatuur wordt ingespoten in het rechter hart, de snelheid waarmee de temperatuur stijgt wordt gemeten en hieruit kan de cardiac output berekend worden Fick methode: cardiac output is gelijk aan zuurstof consumptie gedeeld door arterioveneus verschil in zuurstofgehalte Berekening van de vasculaire weerstand Pulmonaire vasculaire weerstand: 𝑃𝑉𝑅 = - 𝑀𝑃𝐴𝑃−𝐿𝐴𝑃 𝐶𝑂 × 80 MPAP = gemiddelde druk in a. pulmonalis (mmHg) LAP = gemiddelde druk linker atrium (mmHg) CO = cardiac output (L/min) Systemische vasculaire weerstand: 𝑆𝑉𝑅 = 𝑀𝐴𝑃−𝑅𝐴𝑃 𝐶𝑂 × 80 MAP = gemiddelde arteriële druk (mmHg) RAP = gemmidelde druk rechter atrium (mmHg) o Contrast angiografie Vooral gebruikt in angiografie van de coronairen Mogelijkheid tot angioplastie of plaatsen van een stent Nucleaire beeldvorming o Myocardiale perfusie Ischemie en infarctie door coronary artery disease detecteren Thallium: opname bij inspanning (of na adenosine/dipyridamole) en in rust Transient ischemische weefsels zullen in rust normale tracer opname vertonen Geïnfarcteerde weefsels zullen in rust nog altijd cold spots vertonen Hibernerend myocard weefsel geeft ook cold spots zowel bij inspanning als in rust, maar is nog metabool actief en kan functionaliteit terugkrijgen als de bloed flow herstelt wordt (chronische reductie van coronaire bloed flow) (dien extra isotoop toe en maak een nieuwe opname om het onderscheid te maken met permanent dysfunctioneel weefsel) Technetium: fixeert in de cellen, geen redistributie na verloop van tijd o Radionuclide ventriculografie (blood pool imaging) Ventrikel functie analyseren Radioisotoop gebonden aan rode bloedcellen of humaan serum albumine Ventriculaire ejectiefractie ook rechts te meten (met echocardiografie enkel links) o Myocardiaal metabolisme Petscan Myocardiale perfusie: positron-emitting isotoop wordt in functie van de bloed flow opgenomen door de myocyten Myocardiale leefbaarheid: glucose verbruik, geïnfarcteerd weefsel vertoont geen glucose opname, ischemisch weefsel en hibernerend weefsel verhoogde glucose opname (revascularisatie zal verbetering van de perfusie geven) 9 - CT o o - o MRI o Grote vaten (aortadissectie, aneurysma), pericardium (pericardvocht, verdikking, calcificatie), myocardium (regionale hypertrofie, ventriculaire aneurysmata), intracardiale trombusvroming en coronaire arteriën kunnen beoordeeld worden Spiraal CT: pulmonaire embolisatie Electron beam CT: snel, screenen voor coronary artery disease Multidetector row CT Nadelen: contrast, hoge stralingsbelasting, niet zo sensitief als angiografie, niet geschikt voor evaluatie van stenose in stents Voordelen: snel, relatief goedkoop, minder invasief dan angiografie Grote vaten, congenitale afwijkingen, ventriculaire massa en volume, intravasclaire trombus, cardiomyopathie en neoplastische afwijkingen kunnen beoordeeld worden Coronary MRA: coronary artery disease, congenitale defecten in coronairen, geen contrast nodig Contrast-enhanced MRI: gadolinium contrast, concentreert zich in geïnfarcteerd weefsel 10 Hoofdstuk 5 Atherosclerosis - - Arteriële wand o Intima: éénlagig epitheel, metabool actieve barrière o Media: gladde spiercellen en extracellulaire matrix omgeven door elastine o Adventitia: zenuwen, lymfevaten en vasa vasorum Fysiologie o Endotheelcellen Produceren anti- en protrombotische moleculen, normaal netto antitrombotisch effect (heparaan sulfaat, trombomoduline, NO, prastacycline) Produceren vasodilatoren (NO, prostacycline) en vasoconstrictoren (endotheline), normaal netto relaxatie van de gladde spiercellen Sommige endotheliale producten inhiberen de proliferatie van gladde spiercellen in de intima Normaal anti-inflammatoire eigenschappen, maar secreteren chemokines na weefselschade of infectie o Vasculaire gladde spiercellen Worden gemoduleerd door vasoactieve stoffen (angiotensine II, acetylcholine, endotheline, NO) Produceren collageen, elastine en proteoglycanen die de vasculaire extracellulaire matrix vormen Kunnen vasoactieve en proinflammatoire mediatoren synthetiseren, die mogelijk van belang zijn in de pathogenese van atherosclerose o - Extracellulaire matrix Zorgt voor sterkte en flexibiliteit van de vaten en regulatie van de spiercellen erin Atherosclerose o Fatty streak: eerst zichtbare letsel, niet stenotiserend, zichtbaar vanaf 20 jaar Endotheliale dysfunctie: door niet-laminaire flow (in sterk vertakte vaten) en chemische factoren Lipoproteine entry en modificatie: LDL accumulatie in de subendotheliale ruimte (binding met proteoglycanen), oxidatie en glycolisatie van de LDL geeft proinflammatoire vorm, promotie van de inflammatoire reactie Leukocytenwerving: leukocyte adhesion molecules en chemoattractie, voornamelijk monocyten en T-lymfocyten Foam cell formatie: de monocyten die in de intima gedrongen zijn differentiëren naar fagocyten en nemen de lipoproteïnen op om foam cellen te vormen (niet via LDL-receptoren, die zijn onderdrukt door de hoge cholesterol content en ze herkennen geen mLDL, maar via scavenger receptoren geen inhibitie door negatieve feedback) 11 o - Plaque progressie Migratie en proliferatie van gladde spiercellen in de intima, secretie van extrecellulaire matrixmoleculen: vorming van stevige fibreuze kap Platelet derive growth factor (uit foam cellen, bloedplaatjes en dysfunctioneel epitheel) stimuleert dit proces en maakt de fibreuze kap sterker net als andere groeifactoren Inflammatie wordt in stand gehouden onder invloed van cytokines, cytokines stimuleren ook de vorming van matrix metalloproteinases (MMP) waardoor de fibreuze kap afgebroken wordt Subklinische events (bijv. Intraplaque bloeding) kunnen een lokale uitbarsting van gladde spiercel migratie en proliferatie geven, dus géén graduele groei van de plaque Vroeg: compensatoire outward remodeling van de arteriële wand (kan angiografisch gemist worden) Later: stenose, limitatie van de bloedflow en van de perfusie met ischemie tot gevolg o Plaque disruptie Als de plaque groeit komt er meer hemodynamische stress te staan op de ‘schouder’ van de plaque, hier vindt ook accumulatie van foam cellen en Tlymfocyten plaats, waardoor dit een voorkeursplaats voor disruptie is De balans van opbouw en afbraak van de fibreuze kap is nog belangrijker, een fragiele kap zal eerder scheuren ook al is de stenose minder uitgesproken dan bij een zeer stevige dikke kap Een factor die bepaalt of een disruptie lijdt tot een transiënte, nietobstructieve trombus of een volledig occlusieve, is de balans tussen coagulatie en fibrinolyse in het bloed, hoe meer het bloed neigt tot coagulatie, hoe ernstiger de gevolgen van de disruptie zullen zijn Complicaties van atherosclerose o Calcificatie: de arteriële wand verandert in een soort stijve buis die zeer kwetsbaar is o Ruptuur: trombusvorming die kan leiden tot infarcten o Bloeding in de plaque: intramuraal hematoom verergert de stenose 12 o - Embolisatie: afgescheurde stukken van de plaque kunnen distale kleinere bloedvaten occluderen o Verzwakking van de arteriële wand: aneurysmavorming door atrofie en verlies van elastisch weefsel o Microneovascularisatie van de plaque: risico op bloeding en het verschaft extra mogelijkheid tot aanvoer van leukocyten Risicofactoren voor atherosclerose o Niet-modificeerbare factoren Hoge leeftijd Mannelijk geslacht Erfelijkheid o Dyslipidemie Target LDL < 100 mg/dl (bij zeer hoog risico op vasculaire events <70) o Roken Reversibel, na 3 jaar gestopt te zijn is het cardiovasculaire risico gelijk aan niet-rokers o Hypertensie Hemodynamische stress zorgt voor endotheliale beschadiging en verhoging van het aantal scavenger receptors op macrofagen (stimuleert de ontwikkeling van foamcellen) o Diabetes mellitus Niet-enzymatische glycolisatie van LDL (mLDL wordt opgenomen door scavenger receptoren) Protrombotische en antifibrinolytische neiging van het bloed Verminderde endotheliale functie o Metabool syndroom Hypertensie, hypertriglyceridemie, verminderd HDL, cellulaire insuline resistentie, viscerale obesitas o Sedimentaire levensstijl Beweging heeft een gunstig effect op lipideprofiel, bloeddruk, insulinesensitiviteit, endotheliale productie van NO o Oestrogeenstatus Oestrogenen beschermen tegen atherosclerose, vrouwen hebben voor de menopauze een lager cardiovasculair risicoprofiel dan mannen, na de menopauze is het gelijk Nut en veiligheid van hormoontherapie is niet bewezen o Biomerkers Homocysteine: oxidatieve stress, vasculaire inflammatie en bloedplaatjeshechting zijn verhoogd Lipoproteine (a): variant van LDL C-reactive protein en andere inflammatoire merkers: voorspelling CV risico 13 Hoofdstuk 6 Ischemic heart disease - Bloedvoorziening myocard; afhankelijk van o Zuurstofgehalte in het bloed (hemoglobine concentratie en mate van systemische oxygenatie, meestal vrij constant) o Coronaire bloedflow (variabel), afhankelijk van perfusiedruk en vaatweerstand In coronairen is de perfusiedruk het hoogst tijdens diastole, omdat de vaten tijdens systole worden samengedrukt door het contraherende myocard Zuurstofextractie is in basale omstandigheden al maximaal, dus elke toename in vraag moet tegemoetgekomen worden door verhonging van de bloedflow en hierbij is het verlagen van de vaatweerstand belangrijk Metabole factoren: aeroob metabolisme wordt stilgelegd waardoor er opstapeling van ADP/AMP ontstaat adenosine vasodilatatie (ook lactaat, acetaat, protonen, CO2) Endotheliale factoren: endotheelcellen kunnen vasodilatoren (NO, prostacycline, EDHF) en vasoconstrictoren (endotheline 1) produceren, dit wordt gestimuleerd door o.a. ACh, hemodynamische stress, hypoxie, bloedplaatjes producten. Normaal gesproken ligt de balans bij vasodilatatie, in dysfunctioneel endotheel verschuift de balans naar vasoconstrictie Neurale factoren: α-adrenerge stimulatie vasoconstrictie, β2-adrenerge stimulatie vasodilatatie - Zuurstofvraag myocard; afhankelijk van o Ventriculaire wandspanning - 𝑃×𝑟 2ℎ 𝜎= o Hartslag o Contractiliteit Myocardiale ischemie in CAD wordt veroorzaakt door o Stenose van de coronairen door atherosclerose o Vooral de kleinere diameter is van belang voor toegenomen weerstand De weerstandsvaten (arteriolen) kunnen dilateren als compensatie van atherosclerotische stenose in de proximale coronairen, pas bij een vernauwing van >70% treedt er ischemie op bij inspanning en bij >90% in rust Endotheeldysfunctie bij atherosclerose Ongepaste vasoconstrictie - P = intraventrikulaire druk, r = ventrikel radius, h = wanddikte Door verminderde afgifte van endotheliale vasodilatoren zoals NO wordt het directe adrenerge effect niet tegengewerkt en is het netto effect vasoconstrictie Verlies van normale antitrombotische functie o Hypotensie (verminderde perfusie druk) o Sterk verminderde zuurstof content in het bloed (bijv. anemie) o Zeer grote toename van zuurstofvraag (acute hypertensie, tachycardie, ernstige aorta stenose) Gevolgen o Opstapeling metabole afvalproducten 14 - AMP/ADP niet omgezet tot ATP verminderde pompfunctie congestief longlijden met dyspneu Lactaat, serotonine, adenosine activeren pijnreceptoren? o Stunned myocardium: transiënte ischemie zonder necrose, maar toch na herstel van de bloedflow nog systolische dysfunctie die gadueel herstelt (calcium overload en opstapeling van vrije radicalen) o Hibernating myocardium: chronische ventriculaire dysfunctie door een chronisch verminderde bloedaanvoer, herstel van de bloedflow geeft direct herstel van de functie o Ischemische syndromen Stabiele angina Onstabiele angina: wanneer stabiele angina progressie begint te vertonen, voorbode van myocard infarct Variant angina of Prinzmetal angina: veroorzaakt door vasospasmen, kan in rust voorkomen (atherosclerotische lesies (nog) niet aanwezig, enkel endotheeldysfunctie) Silentieuze ischemie Syndroom X: typische angina klachten (niet in rust) maar geen atherosclerose Chronische stabiele angina o Anamnese Eerder druk op de borst, oncomfortabel, zwaar of branderig gevoel dan pijn Ongeveer 1 tot 10 minuten durend Diffuus, maar meestal retrosternaal gelokaliseerd (kan ook rug, arm, nek, onderkant van het gezicht of bovenin het abdomen zijn!, vaak radiatie naar (linker) schouder en arm) Beweging of ademhaling hebben geen invloed op de pijn Kan gepaard gaan met tachycardie, zweten, nausea, dyspneu, moeheid en zwakte Vooraf gegaan door fysieke of emotionele stress, grote maaltijd, koud weer (tenzijn variant angina) Snelle verbetering bij inname van nitroglycerine Preventieve vermindering van de dagelijkse activiteit om aanval te voorkomen Cardiovasculair risicoprofiel Dd. andere cardiale, gastrointestinale of musculoskeletale oorzaken o Klinisch onderzoek Zo mogelijk tijdens aanval HR en BD gestegen S4 gallop tijdens atriale contractie Carotide geruis of afgenomen pols in extremiteiten kan wijzen op atherosclerotische problematiek o Diagnose ECG tijdens aanval (ST segment en T wave veranderingen): normalisatie wanneer de klachten oplossen (i.t.t. bij MI), buiten aanval kan de ECG 15 - normaal zijn of wijzen of een ooit doorgemaakt MI dat wijst wel indicatie geeft voor onderliggende CAD Stress ECG: door inspanning of farmacologsich geinduceerd (bij diagnostisch doeleinde medicatie stoppen voor test, bij opvolging niet) Nucleaire beeldvorming, tijdens stress en in rust om geinfarceerde weefsels te onderscheiden van transient ischemische weefsels Inspannings echocardiografie tijdens stress en in rust Coronaire angiografie, gouden standaard voor diagnose maar invasief CT met contrast, minder sensitief dan angiografie o Verloop Stabiele angina kan jaren lang stabiel blijven of overgaan in acuut coronair syndroom (onstabiele angina, myocard infarct) of plotse dood Factoren van prognostisch belang zijn locatie en ernst van stenose, ernst van linkerventrikel dysfunctie, inspanningstolerantie en ernst van de symptomen Behandeling o Doel Anginale episodes verminderen Acuut coronair syndroom vermijden Overleving vergroten o Leefstijlveranderingen: risicoreductie o Farmacologisch Acuut: sublinguaal nitroglycerine (effect binnen 2 minuten) Preventie anginale episodes: organische nitraten, β-blokkers, calciumkanaal blokkers (deze middelen hebben geen effect op het atheroscleroische proces en vergroten de overleving niet!) Preventie acuut cardiaal syndroom/plotse dood: antiplaatjes therapie (aspirine, clopidogrel), lipide regulerende therapie (statines), ACE inhibitoren o Revascularisatie Indicatie: Geen respons op farmacologische therapie Onacceptabele neveneffecten farmacologische therapie Hoog-risico CAD (>50% stenose van LAD, multivessel + verminderde linkerventrikelfunctie) PCI (Percutane coronaire interventie) PTCA (percutane transluminale coronaire angioplastie), ballonkatheter ingebracht door perifere arterie, door hoog risico op recidive zijn coronaire (drug-eluting) stents ontwikkeld GABG (coronaire arteriële bypass graft) Veneuze graft (v. saphena) geplaatst vanaf aorta basis naar een aangetaste coronair distaal van de stenose (kwetsbaar voor versnelde atherosclerose) Arteriële graft (a. mammaria interna) houdt zijn origine en eindigt op de aangetaste coronair distaal van de stenose (alleen mogelijk op LAD vanwege afstand) 16 Hoofdstuk 7 Acute coronary syndromes - - In 90% van de gevallen veroorzaakt door plaque eruptie met intracoronair trombus tot gevolg o Partiële occlusie Onstabiele angina (geen myocardiale necrose) Non-ST-elevation myocardial infarction of NSTEMI (wel myocardiale necrose) o Volledige occlusie STEMI Hemostase o Primair: bloedplaatjes o Secundair: fibrine o Endogene antitrombotische mechanismen voorkomen spontane trombose en occlusie - Niet-atherosclerotische oorzaken van ACS o o o o o o o o - - Deactivatie van stollingsfactoren (antitrombine, proteïne C/S, trombomoduline, TFPI) Lyse van fibrine klonters (tPA) Bloedplaatjes inhibitie en vasodilatatie (prostacycline en NO) Vasculitis syndromen Coronaire embolisatie Congenitale abnormaliteit Trauma of aneurysma Vasospasmen Verhoogde viscositeit van het bloed Spontane dissectie van coronaire arterie Sterk verhoogde zuurstof vraag van myocard Onstabiele angina onderscheid zich van MI doordat er geen sprake is van necrose, door toenemende sensitiviteit van testen wordt deze groep steeds kleiner, misschien bestaat ze in de toekomst helemaal niet meer Myocard infarct o NSTEMI / STEMI o Transmuraal infarct: omvat de volledige dikte van het myocard o Subendocardiaal infarct: omvat enkel de binnenste lagen van het myocard o Vroege veranderingen bij infarct: verminderde functie na 2 minuten Shift van aeroob naar anaeroob metabolisme pH↓ Tekort aan ATP inhibeert de Na+-K+-pomp IC Na+ ↑ intrecellulair oedeem EC K+↑ risico aritmieën Irreversibele schade begint na 20 minuten Membraan defecten: proteolytische enzymen lekken uit myocyten en beschadigen het naburige myocardium Myocardiaal oedeem ontwikkelt zich na 4 tot 12 uur Histologisch: wavy myofibers Acute inflammatoire respons na 4 uur (neutrofielen) 17 - Coagulatie necrose na 18-24 uur (pyknotische kernen en eosinofiel cytoplasma) o Late veranderingen bij infarct Verwijderen van necrotisch myocard door fagocyten Collageendepositie voor littekenvorming (compleet na 7 weken) Ventrikulaire remodeling ( kamergrootte en wanddikte) Presentatie o Onstabiele angina Te onderscheiden van stabiele angina door een van de volgende zaken: Crescendo patroon in frequentie, duur en of intensiteit van angina Angina in rust Nieuwe onset van hevige anginale episodes zonder andere symptomen van CAD o Acuut myocardinfarct Symptomen gelijk angina, maar meestal heviger, langer durend en met meer uitstraling (nek, kaak, schouders, armen) Verminderd niet met rust en weinig respons op sublinguaal nitroglycerine Tot 25% van de patiënten is asymptomatisch (vaak bij diabetes) Sympatisch systeem respons: zweten, tachycardie en een koele, klamme huid door vasoconstrictie Parasympatisch effect: nausea, overgeven en zwakte Lichte koorts Dyspneu S4 gallop, systolisch geruis Differentiaal diagnose - Diagnose o Klinisch o ECG ST- depressie en/of inverse T-golven bij onstabiele angina (transiënt) en NSTEMI (persiterend) ST-elevatie na enkele uren gevolgd door T-golf inversie en Q-golven bij STEMI o Serum markers voor necrose: aanwezig bij STEMI / NSTEMI - Pericarditis: wrijvingsgeruis, pijn variabel met ademhaling en positie Aorta dissectie: scheurende pijn die migreert, assymetrie in brachiale bloeddruk Pulmorair embool: pleuritis pijn en pleuraal wrijfgeruis Pneumonie: pleuritis pijn, hoest, sputum, abnormale longauscultatie Pneumothorax: pleuritis pijn en abnormale longausultatie Oesophagaal spasme: gerelateerd aan slikken Acute cholecystitis: nausea, geschiedenis van voedsel intolerantie Troponine, te detecteren van 3-4 uur tot 10-14 dagen na het MI, voorkeursmarker Creatine kinase, te detecteren van 3-8 uur tot 48-72 uur na MI, minder sensitief en specifiek o Echocardiografie Behandeling o Patiënt opnemen en in monitoring situatie brengen 18 o UA / NSTEMI Anti-ischemische therapie β-blokkers, inhiberen sympatische signalen naar het myocard Nitraten, verminderen verneuze retour door venodilatatie Nonhydropyridine Ca2+ kanaal antagonisten (diltiazem, verapamil), negatief inotroop en chronotroop effect, enkel aangewezen bij patiënten bij wie ischemie persisteert na β-blokkers en nitraten of bij contra-indicatie voor βblokkers Antitrombotische therapie Antiplaatjestherapie (aspirine, clopidogrel) Anticoagulerende therapie (heparine) o - STEMI Medicatie Aspirine en/of clopidogrel Heparine β-blokkers IV nitraten Revascularisatie Fibrinolytische therapie (bloedingsrisico) PCI (percutane coronaire interventie) o Bijkomende behandeling ACE-remmers (bij LV dysfunctie) Statines Complicaties o Herval (postinfarct angina is een slecht teken met verhoogd risico op herinfarctie) o Aritmieën veroorzaakt door slechte perfusie exciteerbaar weefsel, accumulatie van toxische metabolieten, autonome stimulatie of toegediende aritmogene medicatie o o o o o o Ventriculaire fibrillatie: hoofdverantwoordelijk voor plotse dood prehospitaal Supraventriculaire aritmieën Conductie blocks Congestief hartfalen veroorzaakt door systolische en diastolische ventrikeldysfunctie Geef diuretica + β-blokker + ACE inhibitor Cardiogene shock (zwaar verminderde cardiac output en hypotensie) Geef intra aortische ballon pomp of percutane LVAD Rechter ventrikelinfarctie geeft rechter hartfalen met hypotensie Geef intraveneuze infusie Mechanische complicatie Papillaire spier ruptuur mitralis regurgitatie Ventriculaire wand ruptuur of pseudoaneurysma (lethaal of gevaar voor scheuren of tamponade) Ventriculair septum ruptuur left-to-right shunt met congestief hartfalen Ventriculair aneurysma (weken tot maanden na MI) perifere embolisatie, ventriculaire ritmestoornissen of hartfalen door verminderde cardiac output Pericarditis (scherpe pijn, koorts en een pericardiaal wrijfgeruis) Dressler syndrome: laattijdige pericarditis, mogelijk immuun gemedieerd Tromboembolisatie veroorzaakt door hemostase in de kamers 19 Hoofdstuk 8 Valvular heart disease - - Reumatische koorts o Vroeger de meest frequente oorzaak van kleplijden, tegenwoordig zeldzaam o Inflammatoire ziekte die het hart, de huid en bindweefsel aantast o Complicatie van streptokokken infecties in de bovenste luchtwegen o De carditis kan zowel pericard, myocard als endocard beslaan o Kan permanente vervorming en verslechtering van de hartkleppen veroorzaken na lange latente periode o Symptomen Koorts Rillingen Moehied Migrerende arthralgieën o Jones criteria voor de diagnose van reumatische koorts Bewijs van streptokokken infectie 2 van de majeure criteria Carditis Polyarthritis Onvrijwillige beweginen Erythema marginatum (uitslag met uitbreidende randen) Subcutane nodules OF 1 majeur criterium en 2 mineure criteria Migrerende arthralgieën Koorts Verhoogde inflammatoire parameters Verlengd PR interval op ECG o Behandeling: aspirine, penicilline, behandeling van de complicaties o Bij chroniciteit grote kans op stenose of regurgitatie van de hartkleppen (vnl mitralis) Mitralisklep stenose o Oorzaken Reumatische koorts Congenitale abnormaliteit Calcificatie van de annulus mitralis bij ouderen Endocarditis o Pathofysiologisch zien we verdikte of gecalcificieerde kleppen, vergroeien van de commisuren en verdikking / verkorting van de chordae tendinae o Abnormale drukgradiënt tussen linker atrium en linker ventrikel o Hemodynamisch significante MS heeft een valvulaire diameter van minder dan 2 cm² o ↓ stroke volume en cardiac output o Hoge drukken in de pulmonaire circulatie longoedeem dyspnoe, hemoptysis (= passieve pulmonaire hypertensie) o Reactieve pulmonaire hypertensie: beschermingsmechanisme, verhoogde arteriolaire weerstand zodat dat hydrostatische druk in de longen vermindert, kan op 20 - lange termijn echter voor rechterhartfalen zorgen door verhoogde druk in het rechter atrium (opgezette jugulaire venen, hepatomegalie, ascites, perifeer oedeem) o Dilatatie van het linker atrium atriale fibrillatie ↓ duur diastole en cardiac output o Relatieve stase in linker atrium trombus formatie met perifere embolisatie o Complicaties: infectieve endocarditis, zie voorgaand vetgedrukt o Auscultatie S1 in het begin luid, later normaal tot verminderd als ze klepbladen zo dik en gecalcifieerd zijn dat ze immobiel zijn geworden Opening snap bij het openen van de mitralis klep te horen Diastolisch decrescendo geruis met pre-systolische accentuatie o Belangrijkste diagnostische onderzoek is echocardiografie o Behandeling Diuretica (vasculaire congestie) β-blokker, verapamil/diltiazem of digoxine (atriale fibrillatie) Chronische anticoagulantia (tromboembolisatie) Percutane ballon mitralis valvuloplastie (evt. residueel atriaal septum defect) Open mitralis commisurotomy of mitralis klep vervanging Mitralisklep regurgitatie o Oorzaken Structurele abnormaliteiten van de annulus mitralis, klepbladen, chordae tendinae of papillair spiertjes Infectieve endocarditis Reumatische koorts (excessieve verkorting van de chordae tendinae met retractie van de klepbladen) Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie Calcificatie van de annulus mitralis bij ouderen (zeker bij hypertensie, diabetes of eind-stadium nierfalen) Idiopatische ruptuur van de chordae tendinae Linker ventriculaire dilatatie o Een deel van de ventriculaire output gaat terug in het linkeratrium tijdens systole ↑ linker atriaal volume en druk, ↓ forward cardiac output, volume gerelateerde stress op het linker ventrikel o Acuut o Weinig compliantie van het linker atrium drukstijging pulmonaire congestie en oedeem (passieve pulmonaire hypertensie) Verhoging van het stroke volume zodat het linker ventrikel volume normaal blijft Chronisch Compliance van het linker atrium dilatatie, normale atriale druk en weinig pulmonaire problematiek Ventriculaire ejectie meer geneigd naar het compliante linker atrium ten opzichte van de aorta ↓ cardiac output vermoeidheid en zwakte Linker atrium dilatatie is predispositionerend voor atriale fibrillatie Excentrische hypertrofie van het linker ventrikel ↑ stroke volume houdt de cardiac output lang op normaal niveau, maar de ventriculaire functie gaat langzaamaan achteruit tot hartfalen 21 o - - Ausculatatie Apical pansystolisch geruis Bij het samenknijpen van de vuist zal de intensiteit van het geruis toenemen S3, verhoogde volume input in ventrikel tijdens diastole, kan gehoord worden Apicale beat verplaatst naar lateraal vanwege ventriculaire hypertrofie o Behandeling Acuut i.v. diuretica vasodilatatie Chronisch Mitralisklep herstel of vervanging Mitralisklep prolapse o Klepbladen puilen uit in het linker atrium tijdens ventriculaire systole o Meestal asymptomatisch, kan samengaan met mitralis regurgitatie o Kan autosomaal dominant overgeërfde aandoening zijn of deel uitmaken van een andere bindweefselziekte zoals syndroom van Marfan o Diagnose op echocardiografie o Prognose normaal goed, follow-up voor regurgitatie Aortaklep stenose o Oorzaken Calcificatie bij ouderen Congenitaal afwijkende kleppen (bicuspide aortaklep) (Reumatisch kleplijden) o Hemodynamisch significante AS heeft een afname in valvulaire diameter van >50% o Compenserende concentrische ventrikel hypertrofie om de hoge druk aan te kunnen o ↓ Compliantie ventrikel ↑ ventriculaire druk in diastole atrium hypertrofie risico atriale fibrillatie o Symptomen Angina Verhoogde spiermassa (hypertrofie) en wandspanning vragen meer zuurstof Verhoogde diastolische ventriculaire druk vermindert de coronaire perfusie druk gradiënt, dus minder zuurstof aanvoer Inspanningsgebonden syncope Perifere vasodilatatie en onvermogen om de cardiac output te verhogen bij inspanning ↓ cerebrale perfusie druk Congestief hartfalen Pas wanneer de linker ventrikelfunctie begint te falen en de hoge afterload niet mer goed aankan, zal de druk in het ventrikel en daarmee in het atrium gaan stijgen pulmonaire congestie o Eens symptomatisch, is de prognose zeer slecht o Behandeling: klepvervanging 22 - - - Aortaklep regurgitatie o Oorzaken Abnormaliteiten van de klepbladen Congenitaal (bicuspiede klep) Endocarditis Reumatisch Dilatatie van de aorta wortel Aneurysma Aorta dissectie Syphilis o ↑ druk in het ventrikel door terugstroom vanuit aorta in diastole ↑ stroke volume o Acuut Ventrikel normaal in grootte en niet compliant ↑ diastolische druk ↑ ook in atrium pulmonair oedeem en dyspneu o Chronisch Compensatie van het ventrikel aan de hoge volume load excentrische hypertrofie weinig drukverhoging en pulmonaire problematiek ↓ aortische = systemische diastolische bloeddruk (↓coronaire perfusie druk) ↑ stroke volume en dus systolische bloeddruk ↑ polsdruk (=verschil tussen boven- en onderdruk) o Symptomen en klinische tekens Dyspneu bij inspanning Moeheid Verminderde inspanningstolerantie Gevoel van grote hartarbeid Vergrote polsdruk Decrescendo diastolisch geruis o Behandeling Asymptomatisch monitoring ventrikel functie Calcium kanaal blokkers of ACE inhibitors (hypertensie) Chirurgische correctie Tricuspidaalklep stenose o Zeldzaam o Veroorzaakt door reumatische koorts o Valvuloplastie of klepvervanging Tricuspidaalklep regurgitatie o Oorzaken Rechter ventrikel dilatatie Reumatisch Carcinoid syndroom (serotonine metabolieten gesecreteerd door neuroendocriene tumoren vormen cardiale plaques in het rechterhart) o Klinische tekenen Prominente v-wave in jugulaire venen Pulserende lever Systolisch geruis dat luider wordt bij inspiratie 23 o - - - Behandeling van de onderliggende oorzaak van de rechter ventrikel dilatatie + diuretica Pulmonaalklep stenose o Zeldzaam o Veroorzaakt door congenitaal misvormde klepbladen o Transkatheter ballon valvuloplastie Pulmonaalklep regurgitatie o Veroorzaakt door ernstige pulmonaire hypertensie Prosthetische kleppen o Mechanisch of biologisch o Mechanische kleppen blijven langer goed, geen scheuren of calcificaties van de kleppen o Biologische kleppen veroorzaken minder trombo-embolisatie (langdurige behandeling met anti-coagulantia is niet noodzakelijk) en minder infectie risico Infectieve endocarditis o Classificatie Klinisch Acute bacteriële endocarditis, bijv. S. aureus (vaker in stedelijke gebieden met hogere prevalentie van intraveneus drugsgebruik) Subactute bacteriële endocarditis, minder fulminant, bijv. S. viridans Afhankelijk van substraat Natuurlijke klep endocarditis Prosthetische klep endocarditis Endocarditis in de setting van acuut drugs misbruik Afhankelijk van specifieke microbe o Pathogenese Beschadiging van het endocardiaal oppervlak Trombus formatie aldaar Bacteriën in de circulatie Bacteriële aankleving aan het beschadigde endocardiale oppervlak o Meest voorkomende oorzaak is turbulente bloed flow door onderliggend kleplijden o Continuerende bacteriëmie kan leiden tot Mechanische cardiale schade Trombotische of septische embolen Schade door antigen-antilichaam (immuncomplexen) depositie o Symptomen en klinische tekenen Hoge koorts met rillingen bij acute endocarditis Meer nonspecifieke symptomen bij subacute endocarditis (moeheid, anorexie, zwakte, myalgie, nachtzweten) Geruisen die wijzen op kleplijden Mogelijke gevolgen van septische embolisatie of immuuncomplexen depositie (neurologische bevindingen, nierschade) Perifere stigmata (petechiae, splinterbloedingen) 24 o o Diagnose door middel van Duke criteria (positief als 2 major, 1 major + 3 minor of 5 minor criteria voldoen) Major criteria Positieve bloed cultuur (minstens 2 aparte bloednames, typische of persisterende aannemelijke micro-organismen) Bewijs van endocardiale betrokkenheid (trans-oesofageale echocradiogram of nieuw kleplijden) Minor criteria Voorbeschikkende cardiale afwijking of intraveneuw drugsgebruik Koorts vanaf 38°c Vasculaire fenomenen Immunologische fenomenen Positieve bloedculturen die niet voldoen aan de major criteria Behandeling 4-6 weken hoge dosis intraveneuze antibiotica Heelkundige interventie met meestal klepvervanging voor antibiotica resistente problematiek, ernstige klepinsufficiëntie met hartfalen, myocardiale abcessen en herhaaldelijke trombo-embolische events Preventief antibiotica toedienen bij vatbare patiënten bij tandheelkundige ingrepen, bovenste luchtweg ingrepen met incisie of biopsie van de mucosae, genito-urinaire ingrepen bij aanwezig infectie of ingrepen aan geïnfecteerd huid- of musculoskeletaal weefsel 25 Hoofdstuk 9 Heart failure - - - - - Forward failure: het hart kan niet genoeg bloed rondpompen om aan de metabole eisen van het lichaam te voldoen Backward failure: het hart kan enkel genoeg bloed rondpompen wanneer de cardiale vullingsdruk abnormaal hoog is Experimentele observaties o Uitgerekte myocardvezels kunnen sterkere contracties tot stand brengen door de interactie tussen actine en myosine te optimaliseren met meer cross bridges een doordat de sensitiviteit van myofilamenten voor calcium verhoogt Frank-Sterling: hoe hoger de preload hoe hoger de ventriculaire output o De druk die door het ventrikel wordt gegenereerd en het eind-systolisch volume zijn afhankelijk van de afterload o Contractiliteit is naast vezel uitrekking en afterload nog afhankelijk van chemische of hormonale invloeden Hoe hoger het drukverschil is in verhouding tot het volume verschil bij het vullen van een hartkamer, hoe minder compliant deze kamer is Wet van La Place: 𝜎 = 𝑃×𝑟 2ℎ o σ = wandspanning o P = ventriculaire druk o R = ventriculaire kamer radius ( v̴ olumetoename) o h = wanddikte ( h ̴ ypertrofie) Stroke volume en eind systolisch volume worden bepaald door o Preload (hoe hoger de preload, hoe hoger SV, ESV blijft gelijk) o Afterload (hoe hoger de afterload, hoe lager SV, hoe hoger ESV) o Contractiliteit (hoe hoger contractiliteit, hoe hoger SV, hoe lager ESV) Ejectiefractie o Stroke volume / eind diatolisch volume o Bij systolische dysfunctie is EF meestal verminderd o Bij diastolische dysfunctie is EF meestal behouden Systolische dysfunctie: verminderde capaciteit om bloed voort te pompen vanwege verminderde contractiliteit of verhoogde afterload Rechter hartfalen wordt meestal veroorzaakt door ↑afterload (pulmonaire hypertensie) vanwege linker hartfalen Neurohormonale compensatoire systemen bij hartfalen o Verhogen de systematische vaculaire weerstand (TPR) zodat de bloeddruk op pijl blijft bij een daling van cardiac output (𝐵𝑃 = 𝐶𝑂 × 𝑇𝑃𝑅 ) en zorgen voor water en zout retentie ↑intravasculair volume ↑preload ↑SV Adrenerg systeem Baroreceptoren in de carotiden en aortaboog Renine-angiotensine-aldosterone systeem (RAAS) Verminderde renale perfusie + juxtaglomerulaire β2-receptoren (adrenerg systeem) Antidiuretisch hormoon (ADH) productie 26 - - Ventriculaire hypertrofie en remodeling o Compensatoir mechanisme: wandspanning is in hartfalen vaak verhoogd door linker ventrikel dilatatie en hoge intraventriculaire druk ventriculaire hypertrofie vergroot de wanddikte en brengt zo de wandspanning naarbeneden o Nadeel hiervan is de verminderder compliantie van het ventrikel nog hogere intraventriculaire druk met pulmonaire hypertensie tot gevolg o Volume overload excentrische hypertrofie (wanddikte vergroot in proportie met de kamer radius) o Pressure overload concentrische hypertrofie (enkel wanddikte vergroot waardoor wandspanning verlaagt) Hartfalen kan veroorzaakt worden door het verlies van myocyten (necrose of apoptose) of het verlies van functie van levende myocyten Symptomen van chronische hartfalen o Linkerhartfalen Dyspneu en tachypneu Orthopneu Paroxysmale nocturnale dyspneu en nachtelijk hoesten Moeheid en zwakte Verminderde urine output gedurende de dag met nocturie Verminderde cerebrale perfusie afgevlakte mentale status Hemoptyse Diaforese o Rechterhartfalen Perifeer oedeem en gewichtstoename Hepatomegalie met abdominaal ongemak Opgezette jugulaire venen 27 - - Behandeling o Verminderde ejectiefractie Identificatie en behandeling van de onderliggende oorzaak (klepchirurgie, revascularisatie, antihypertensieve therapie, alcoholstop) Eliminatie van uitlokkende factoren (infectie, aritmie, overmatige zoutinname, bepaalde medicatie) Symptomatische behandeling (natrium restrictie + diuretica tegen congestie, vasodilatatie + positieve inotropica om forward cardiac output te verhogen) Modulatie van de neurohormonale respons om ventriculaire remodeling te voorkomen en progressie van ventikeldysfunctie te vertragen Verlengen van de overleving Diuretica ↓veneuze retour / preload ↓pulmonaire congestie ACE inhibitoren (of andere vasodilatoren) Inotropica (β mimetica) ↑contractiliteit β-blokkers controversieel Aldosterone antagonisten gaan ventrikulaire remodeling tegen Chronische anticoagulantia Behandeling tegen aritmieën o Behouden ejectie fractie Behandelen van pulmonaire / systemische congestie Diuretica Behandelen van de onderliggende oorzaak van de diastolische dysfunctie Symptomen van acuut hartfalen o Urgente en levensbedreigende symptomatologie o Klassificatie Pressure overload aanwezig of niet (‘nat’ vs. ‘droog’) Verminderde cardiac output of niet (‘koud’ vs. ‘warm’) Warm en droog: normale hemodynamiek (andere oorzaak zoeken) Warm en nat: acuut pulmonair oedeem, behouden weefselperfusie Koud en nat: acuut pulmonair oedeem, verminderde weefselperfusie Koud en droog: verminderde cardiac output maar geen congestie (volume depletie) o Longoedeem onstaat bij een wiggedruk vanaf 25 mmHg Lasix (=furosemide) ↓preload Morfine ↓angst, venodilatatie Nitraten ↓preload Oxygen Positie: rechtop zitten om pooling van het bloed in het onderste deel van het lichaam te faciliteren 28 Hoofdstuk 10 The cardiomyopathies - - Groep van hart aandoeningen die primair veroorzaakt zijn door een structurele afwijking in het myocard Gedilateerde cardiomyopathie (uitgesproken ventrikel dilatatie, weinig hypertrofie) o Meestal idiopathisch, zeer veel genetische, inflammatoire, toxische of metabole oorzaken mogelijk Acute virale myocarditis, meestal zelf limiterend, soms progressief naar gedilateerde cardiomyopathie Alcoholische cardiomyopathie, potentieel reversibel Peripartum cardiomyopathie, presenteert met symptomen van hartfalen van 1 maand voor tot 6 maanden na bevalling Familiale vormen zijn misschien verantwoordelijk voor een groot deel van de idiopatische vormen o Pathofysiologie Dilatatie van alle vier kamers of eenzijdig Verminderde contractiliteit ↓SV en CO Neurohormonale compensatoire activiteit ↑heart rate en contractiliteit (buffer voor CO) ↓renale bloedflow renine secretie door nier RAAS ↑vasculaire weerstand (angiotensine II) en intravasculair volume (aldosteron) ↑afterload pulmonaire en systemische congestie Chronisch verhoogd angiotensine II en aldosteron zorgen ook voor pathologische myocard remodeling en fibrose Kamer dilatatie zorgt voor mitralis- / tricuspidalisregurgitatie o Eerst klachten zijn meestal gewichtstoename en kortademigheid bij inspanning o Diagnose op echocardiografie o Behandeling Hartfalen: zoutrestrictie, diruretica, ACE inhibitors / angiotensine II receptor blokkers, β-blokkers Aritmieën: elektrolyten opvolgen, implantable cardioverter-defibrillator (ICD) plaatsen, cardiac resychronization therapy Trombo-embolisatie risico: orale onticoagulantia (systemische anticoagulantia bij zeer hoog risico) Cardiale transplantatie Hypertrofische cardiomyopathie o Asymetrische linker ventrikel hypertrofie, niet veroorzaakt door chronische pressure overload o Autosomaal dominant overgeërfde aandoening o Pathofysiologie Ventriculaire hypertrofie ↓compliance en diastolische relaxatie ↑diastolische druk met pulmonaire congestie Wanordelijke histologie abnormale diastolische stijfheid en artimieën 29 - Outflow obstructie (30%): vernauwing tussen de hypertrofische ventriculaire septum en het anterieure blad van de mitralisklep, door de snelle ejectie wordt het klepblad tegen het septum aangetrokken waardoor er een obstructie van de bloedflow richting aorta ontstaat Mitralis regurgitatie verergert de pulmonaire congestie o Symptomen Asymptomatisch Dyspneu Angina (hoge zuurstof vraag en nauwe coronairen in de hypertrofe massa) Syncope door aritmieën of inspanning Orthostatische duizeligheid Plotse dood door aritmieën (ventriculaire fibrillatie) o Behandeling β-blokkers ↓heart rate en contractiliteit calcium kanaal blokkers ↓ventriculaire stijfheid Antiaritmica ( bv. Amiodarone) ICD bij hoog risico Myomectomie of percutane septale ablatie bij farmacoresistentie Restrictieve cardiomyopathie o Abnormaal stijve ventrikels met diastolische dysfunctie maar meestal vrij normale systolische functie Idiopatisch Scleroderma Amyloidose / sarcoidose Stapelingsziektes Endomyocardiale ziekte (fibrose, metastases, radiotherapie) o Tekenen van links- en rechtszijdig hartfalen o Te differentieren van constrictieve pericarditis (dat mogelijk reversibel is) door biopsie, CT of MRI o Behandeling Onderliggende oorzaak behandelen Zout restrictie en voorzichtig gebruik van diuretica Soms orale anticoagulantia 30 Hoofdstuk 11 Mechanisms of cardiac arrhythmias - - Veranderde impulsvorming o Veranderde automaticiteit Hartslag wordt verhoogd door sympathische stimulatie (stress) en verlaagd door parasympathische stimulatie (rust) van de sinus knoop Als de sinusknoop wordt onderdrukt kan impuls vorming door latente pacemakers worden uitgevoerd escape beat, escape rhythm (bescherming tegen bradycardie) Latente pacemakers kunnen ook de controle over impuls vorming overnemen door zelf een intrinsieke depolarisatie snelheid te ontwikkelen die sneller is dan de sinusknoop ectopische hartslag (tachycardie) o Abnormale automaticiteit Myocardiale cellen buiten het geleidingssysteem kunnen automaticiteit verkrijgen na weefselschade o Getriggerde activiteit Vroege nadepolarisatie: tijdens repolarisatiefase van een actiepotentiaal (meer voorkomend bij lang QT syndroom of QT verlengende farmaca), kan leiden tot een serie van depolarisaties (tachycardie) en torsades de pointes Uitgestelde nadepolarisatie: volgt op een afgeronde actiepotentiaal (meer voorkomend bij hoog intracellulair calcium zoals bij digitalis intoxicatie of bij sterke catecholamine stimulatie) Veranderde impuls geleiding o Conductie blok: impuls wordt geblokeerd door niet-exciteerbaar weefsel (vanwege ischemie, fibrose, inflammatie, farmaca) Leidt tot bradycardie Functionele blok: refractaire periode AV-blok neemt overdrive suppressie weg waardoor de distale latente pacemakers hun eigen ritme zullen aannemen (escape rhythm) Beangrijkste reden voor het plaatsen van een permanente pacemaker o Unidirectionele blok met reëntry Leidt juist tot tachycardie De tijd die het kost voor de imuls om door de reëntry-loop te reizen moet groter zijn dan de refractaire periode, zodat de impuls niet onderbroken wordt (conductie snelheid moet in praktijk gedaald zijn) Wolff-Parkinson-White syndroom: er is een accesoire pathway tussen een atrium en ventrikel waardoor er bij een juist getimede abnormale impuls een mooie reëntry-loop beschikbaar is 31 - Antiaritmische therapie o Bradycardie Elektronische pacemaker Tijdelijk (in afwachting van permanente of voor transiënte bradycardie) o Externe transthoracale pacemaker (pijnlijk, enkel urgente setting) o Transveneus (pijnloos, risico op infectie en trombose door katheter) Permanent: registreren de cardiale activiteit en stimuleren enkel wanneer nodig Medicatie Anticholinergica (bv. atropine iv) β1-mimetica (bv. isoproterenol iv) o Tachycardia Medicatie Antiaritmica zijn niet zonder gevaar, ze kunnen overdreven bradycardie uitlokken of toxische non-cardiale neveneffecten geven Vagotone maneuvres (bv. sinus carotis massage) Elektrische cardioversie en defibrillatie Externe cardioversie (gesynchroniseerd met QRS) of defibrillatie (ongesynchroniseerd vanwege afwezigheid van georganiseerde QRS) ICD Katheter ablatie: via radiofrequentie kunnen reëntry circuits of weefsels met abnormale automaticiteit vernietigd worden 32 Hoofdstuk 12 Clinical aspects of cardiac arrhythmias - Bradyaritmieën o <60 bpm o Sinus bradycardie: vertraging van de sinusale pace, normaal tijden rust en slaap, intrinsieke of extrinsieke oorzaak, behandeling enkel nodig wanneer ↓CO o Escape rhythm Junctionaal: AV-knoop of proximale bundel van His, 40-60 bpm, nomale QRS complexen zonder p-top Ventriculair: 30-40 bpm, wijde QRS complexen o AV-blok Eerste graad: verlengde vertraging tussen atrium en ventrikel verlengd PR interval, maar elke P top nog altijd gevolgd door een QRS complex, asymptomatisch Tweede graad Möbitz type I: P toppen op constante afstand, maar vertraging tussen atrium en ventrikel wordt met elke slag groter totdat er een p-top niet gevolgd wordt door een QRS complex en dan begint het opnieuw, meestal asymptomatisch - Möbitz type II: geen progressieve verlenging van het PR interval maar plotse blok waarbij gedurende een of enkele slagen een P top niet gevolgd wordt door een QRS complex, ernstiger dan type I en pacemaker aangewezen zelfs in asymptomatische patiënten Derde graad: volledige disconnectie van de atria en ventrikels, P toppen volgen de sinus knoop maar QRS complexen komen voort uit latente pacemaker cellen Tachyaritmieën o > 100 bpm ten minste 3 opeenvolgende slagen o Supraventriculair Sinustachycardie: 100-180 bpm, normale p toppen en QRS complexen Atriale premature beats: eerder dan verwachte P top met abnormale vorm, conductie geblokkeerd wanneer de p top zo snel op het vorige QRS complex volgt dat het weefsel nog refractair is, enkel wanneer symptomatisch behandelen met βblokkers Atriale flutter: 180-350 bpm, P toppen in de vorm van een zaag, niet 1 op 1 gevolgd door QRS complex vanwege refractairiteit, meestal veroorzaakt door grote gefixeerde reëntry-loop Artiale fibrillatie: 350-600 bpm, P toppen zijn niet meer van elkaar te onderscheiden, conductie naar ventrikels verloopt zeer onregelmatig ( ̴140-160 bpm), veroorzaakt door meerdere reëntry-loops Paroxysmale supraventriculaire tachycardie: 140-250 bpm, plots begin en einde AV knoop reëntry tachycardie (AVNRT): normale AV knoop heeft 2 of meer pathways, soms zijn deze niet gelijk o een pathway met snelle conductie en lange refractaire periode o een pathway met trage conductie en korte refractaire priode 33 Atrioventriculaire reëntry tachycardie (AVRT): naast AV-knoop ook een accesoire pathway beschikbaar o Wolff-Parkinson-White syndroom: accesoire pathway heeft snellere conductie (kort PR interval en ‘slurred upstroke’ van QRS oftewel delta wave) Orthodrome reëntry: anterograad via AV knoop, retrograad via accesoire pathway (retrograde P toppen) Antidrome reëntry: anterograad via accesoire pathway, retrograad via AV knoop (retrograde P toppen en wijd QRS) o Verborgen accesoire pathway: zoals orthodrome reëntry o Focale atriale tachycardie: door automaticiteit in een atriale ectopische locus of reëntry, abnormale P top morfologie Multifocale atriale tachycardie: ten minste 3 verschillende P top morfologieën, gemiddeld > 100 bpm, vaak i.c.m. ernstige pulmonaire ziekte of hypoxie Ventriculair Ventriculaire premature beats: ectopische ventriculaire focus vuurt af en toe met een wijd QRS complex, kan op zichzelf geen kwaad Ventriculaire tachycardie: >3 opeenvolgende VPB’s, 100-200 bpm, wijd QRS Nonsustained: <30 seconden Sustained: > 30 seconden, met ernstige gevolgen (syncope, pulmonair oedeem, hartstilstand) of nood aan cardioversie of farmacotherapie o VT onderscheiden van SVT door wijd QRS (niet altijd correct), MI/hartfalen in de voorgeschiedenis, geen effect van vagale manoeuvres, AV dissociatie Torsades de Pointes: polymorfische VT met variërende amplitude van de QRS complexen, uitgelokt door lang QT interval, meestal zelf-limiterend maar risico op progressie naar VF Ventriculaire fibrillatie: levensbedreigend, geen gecoördineerde hartcontracties meer aanwezig met wegvallen van de CO, defibrillatie enige optie 34 Hoofdstuk 13 Hypertension - - Systemen betrokken bij bloeddruk regulatie o Hart o Bloedvaten o Nier o Hormonen Essentiële hypertensie (90%) o Uitsluitingsdiagnose o Familialiteit wordt vermoed maar is niet aangetoond o Associatie met ouderdom, obesitas, diabetes mellitus type 2 en insuline resistentie - Bij ouderen wordt vasculaire weerstand een belangrijkere factor dan CO en komt er vaker geïsoleerde systolische hypertensie voor (diastolisch druk normaal) Secundaire hypertensie (10%) o Onderliggende oorzaak te verwachen bij o Exogene oorzaken o Orale anticonceptiva Sympathicomimetica (denk aan over-the-counter verkoudheidsmiddelen) NSAID Alcoholisme Cocaïne Renale oorzaken o Leeftijd <20 jaar of >50 jaar Dramatisch gestegen bloeddruk Abrupt begin Geassocieerde symptomen Negatieve familie geschiedenis Renale parenchymale ziekte ↑intravasculaire volume / ↑renine Arteria renalis stenose (atheroslerose of fibromusculaire dysplasie) ↑renine Behandelen met PCI of heelkundige vaatreconstructie (ACE inhibitors enkel bij unilaterale stenose) Mechanische oorzaken Coarctatie van de aorta (vernauwing ter hoogte van of juist distaal van de aftakking van de a. subclavia sinistra) o Verminderde renale perfusie RAAS Hogere druk poximaal van de vernauwing atherosclerose van arcus aortae desensitisatie van de baroreceptoren Behandelen met angioplastie/heelkunde (desensitisatie van baroreceptoren blijft aanwezig) Endocriene oorzaken Feochromocytoom: catecholamine secreterende tumor van bijniermerg Bijnierschors hormoon overmaat Mineralocorticoiden (aldosteron): door bijnieradenoom of bilaterale hyperplasie van de bijnieren of renine secreterende tumoren via RAAS, natrium retentie met hypokaliëmie 35 Glucocorticoiden (cortisol) / Cushing: door ACTH secreterende tumor of cortisol secreterend bijnieradenoom, bloedvolume expansie en stimulatie van de synthese van RAAS componenten Thyroidhormoon afwijkingen o o - Consequenties van hypertensie o Vaak asymptomatisch, mogelijk flushing, zweten en wazig zicht o Hart o o Nefrosclerose hyalien infiltraat in de vaatwanden, gladde spiercel hypertrofie en necrose in de capillairwanden ↓verminderde bloedtoevoer ischemische atrofie van de tubules en glomeruli Nierinsufficiëntie houdt chronische hypertensie in stand Retina Bloeding, exsudaat, locale infarctie vd retina of papil oedeem (acute hypertensie) Arteriele vascoconstrictie, mediale hypertrofie tot sclerose (chronische hypertensie) Meestal asymptomatische indicatoren voor de ernst en duur van de hypertensie, soms aantasting van het zicht Hypertensieve crisis o o o - ↑atherosclerose, aneurysmavorming, risico aortadissectie Nieren o Hoog CVA risico (vooral afhankelijk van hoge systolische druk) Hersenbloeding: scheuren van microaneurysmata Herseninfarct: trombo-embolisatie vanuit carotiden Aorta en perifere vasculatuur o ↑afterload ↑wandspanning ventrikelhypertrofie Stijf ventrikel diastolische dysfunctie pulmonaire congestie Na enige tijd ook systolische dysfunctie ↓CO ↑coronaire atherosclerose en systolische workload risico myocard ischemie en infarctie Cerebrovasculair systeem - Hyperthyroidie: cardiale hyperreactiviteit + ↑ bloedvolume Hypothyroidie: ↑perifere vasculaire weerstand Verhoogde intracraniale druk encefalopathie hoofdpijn, wazig zicht, verwarring, slaperigheid, soms coma Retinale afwijkingen zoals hiervoor beschreven Angina en pulmonair oedeem vanwege verhoogde hartarbeid Behandeling o Lifestyle aanpassingen o Farmacologisch Diuretica (thiazide) Sympatholytica: β-blokkers: ↓HR en contractiliteit Vasodilatoren: Calcium kanaal blokkers: ↓contractiilteit en perifere vaatweerstand Producten die interfereren met RAAS ACE inhibitoren: ↓perifere vaatweerstand en natrium retentie, ↑bradykinine, nefroprotectief (droge hoest als neveneffect) Angiotensine II receptor blokkers: vasodilatatie en ↓aldosteron Directe renine inhibitoren 36 Hoofdstuk 14 Diseases of the pericardium - - Acute pericarditis o Oorzaak Idiopatisch (meestal viraal maar dit wordt in klinische setting niet bewezen) TBC bij immunogecompromiteerden Bacterieel bij immunogecompromiteerden Volgend op myocard infarct Uremische pericarditis bij chronisch nierfalen Neoplastische pericarditis Radiatie geïnduceerde pericarditis Geassocieerd met bindweefsel ziekten Medicatie geïnduceerde pericarditis o Inflammatoir proces: vasodilatatie met transsudaat verhoogde vasculaire permeabiliteit leukocyten exsudaat o De leukocyten vallen het infecterende of autoimmune agens aan, maar zorgen ook voor een immuunrespons die schade en somatische symptomen zoals koorts geeft o Pathofysiologie Sereuze pericarditis: weinig witte bloedcellen in een dun waterig exsudaat, waarschijnlijk vroege fase gelijk voor allee types acute pericarditis Serofibrineuze pericarditis: exsudaat bevat plasma proteïnen, visceraal en parietaal pericard kunnen verdikken en zelfs fuseren littekenweefsel Purulente pericarditis: intense inflammatoire respons op bacteriële infectie Hemorrhagische pericarditis: meestal veroorzaakt door TBC of maligniteit o Symptomen en klinische tekens Pijn op de borst: scherp, verergert met inspiratie of hoesten (pleuritis pijn) en afhankelijk van positie Koorts Dyspneu Wrijvingsgeruis o Behandeling Vaak zelf limiterend 1-3 weken rust Pijnstilling (NSAID) Colchicine vermindert recidief Orale corticosteroïden enkel bij gecompliceerde gevallen Katheter drainage en intensieve antibiotica bij purulente pericarditis Uremische pericarditis dialyse Neoplastische pericarditis palliatief Pericardiale effusie o >50 ml pericardiaal vocht o Gevolg van acute pericarditis of niet-inflammatoire effusie door verhoogde capillaire permeabiliteit, verhoogde capillaire hydrostatische druk of verminderde plasma oncotische druk 37 o - - Bij lage volumes blijft de intrapericardiale druk nagenoeg gelijk, maar boven een bepaald punt zal een kleine volume vergroting een sterke druk verhoging tot gevolg hebben (weinig compliantie) o Symptomen en klinische tekenen Asymptomatisch Doffe pijn op de borst Harttamponade Dysfagie (compressie van de oesofagus) Dyspneu (longcompressie) Heesheid (compressie van n. laryngea recurrens) Hik (stimulatie van de n. frenicus) Gedempte harttonen o Meest esensitieve diagnotische test is echocadiografie o Behandeling Onderliggende oorzaak behandelen Pericardiocentesis bij groot volume en symptomen Harttamponade o De intrapericardiale druk is zo hoog dat er door compressie van de hartkamers een sterke afname in SV en CO ontstaat met hypotensieve shock en dood als gevolg o Oorzaak Acute pericarditis Bloeding door stomp of penetrerend thorax trauma Bloeding door linker ventrikelwand ruptuur na MI Bloeding door een gescheurd aneurysma van de aorta o Symptomen en klinische tekenen Diastolische druk wordt gelijk aan de pericardiale druk Diastolisch vulling verzwakt Pulmonaire en systemische congestie ↓SV ↓CO hypotensie en reflex tachycardie Inadequate perfusie van vitale organen shock Pulsus paradoxus: >10 mmHg vermindering in systolische bloeddruk bij inademing o Diagnose bij cardiale katheterisatie met therapeutische pericardiocentese o Bij recurrente tamponade chirurgisch verwijderen van (een deel van) het pericard Constrictieve pericarditis o Gevolg van doorgemaakte pericarditis of TBC o Pericardiale effusie wordt niet normaal geresorbeerd maar organiseert zich met fusie van de pericardiale lagen en littekenvorming als gevolg, mogelijk zelfs calcificatie o Diastolische dysfunctie o Symptomen en klinische tekenen ↓SV en CO hypotensie met reflex tachycardie Systemische congestie (rechterhartfalen) Kussmaul teken: jugulaire venen meer opgezet tijdens inspiratie o Behandeling: chirurgisch verwijderen van het pericard 38 Hoofdstuk 16 Congenital heart disease - - Foetale circulatie (sluit normaal zodra de longen beginnen te werken na de geboorte) o Ductus venosus: shunt bloed van de v. umbilicus rechtstreeks naar de vena cava inferior (buiten de portale circlatie om) o Foramen ovale: opening tussen atria die goed geoxygeneerd bloed uit de VCI van het rechter naar het linker atrium shunt (aangezien er nog geen oxygenatie gebeurt in de foetale longen) o Ductus arteriosus: verbinding tussen truncus pulmonalis en aortaboog zodat de longen voor een groot deel gebypassed worden Acyanotische defecten o Atriaal septum defect Verbinding tussen de atria door schade van het atriale septum (sinus venosus defect en patent foramen ovale zijn hier technisch gezien niet aan gelijk, maar presenteren wel hetzelfde) Left-to-right shunt volume overload en dilatatie van het rechter atrium en ventrikel Afname van rechter ventrikel compliantie kan shunting verminderen Meestal asymptomatisch, anders inspanningsdyspneu, moeheid en terugkerende lage luchtweg infecties, atriale tachycardie op latere leeftijd o Ventriculaire septum defect Left-to-right shunt volume overload van rechter ventrikel, pulmonaire circulatie en linker atrium en –ventrikel Initieel ↑SV, later systolische dysfunctie en hartfalen Soms spontaan herstel, anders chirurgische correctie in kinderleeftijd o Patente ductus arteriosus Shunt van aort richting linker a. pulmonalis door druk gradiënt volume overload van pulmonaire circulatie, linker atrium en –ventrikel (linker hartfalen) Spontaan sluiten kan in de eerste maanden van het leven, anders medicinaal sluiten d.m.v. prostaglandineinhibitors, heelkundig sluiten of transkatheterisatie met coiling o Congenitale aorta stenose Meestal veroorzaakt door bicuspiede aortaklep, veroorzaakt soms pas stenose na vele jaren ↑systolische linker ventriculaire druk hypertrofie Risico aorta aneurysma Behandeling meestal niet noodzakelijk, anders ballon valvuloplastie of heelkundig ingrijpen o Pulmonale stenose Obstructie t.h.v. pulmonaalklep, a. pulmonalie of in het outflowtraject van de rechter ventrikel ↑systolische rechter ventriculaire druk hypertrofie Kan leiden tot rechter hartfalen 39 - - Behandeling meestal niet noodzakelijk, anders ballon valvuloplastie o Aorta coarctatie Vaak geassocieerd met bicuspiede aortaklep ↑ afterload met beperkte flow naar onderlichaam Meestal asymptomatisch, soms claudicatio klachten en hypertensie in de bovenste lichaamshelft Bij jonge kinderen is heelkundige correctie aangewezen, bij oudere kinderen en volwassenen kunnen transkatherer interventies voldoen Cyanotische defece o Tetralogy van Fallot 4 anomaliën Subvalvulaire pulmonale stenose Rechterventrikel hypertrofie Ventrikel septum defect Aorta ontvangt bloed uit beide ventrikels Als gevolg wordt zuurstof arm bloed uit de systemische circulatie rechtstreeks teruggepompt in de aorta, de longen worden geshunt Inspanning,eten of huilen kan leiden tot verhoogde right-to-left shunt met prikkelbaarheid, cyanose, hyperventilatie en evt. syncope of convulsies Chronische hypoxemie kan leiden tot clubbing van vingers en tenen Behandeling is heelkundig sluiten van het VSD en vergroten van het pulmonaire outflowtraject o Transpositie van de grote arteriën Aorta ontsrpingt aan het rechterventrikel en truncus pulmonalis aan het linker ventrikel Systemische circulatie is nu parallel geschakeld aan de pulmonaire circulatie en er vindt dus geen oxygenatie van sysemisch bloed plaats fataal Toedienen van prostaglandinen houdt de ductus arteriosus open en het foramen ovale kan opn gehouden worden door ballonkatheterisatie zodat er menging kan zijn van de twee systemen Definitieve correctie is heelkundig verwisselen van de aorta en truncus pulmonalis tot de natuurlijke positie Eisenmenger syndroom o Bij ernstig pulmonair vasculair lijden door chronische left-to-right shunt, kan de flow omdraaien right-to-left shunt hypoxemie en cyanose o Symptomen Inspanningsdyspneu en moeheid Erythrocytose Hyperviscositeit Moeheid Hoofdpijn CVA Clubbing van de vingers o Enkel palliatieve behandeling of hart-long transplantatie mogelijk 40