Magna Charta Verdieping BPR Bewijsrecht

advertisement
Magna Charta Verdieping BPR
Bewijsrecht
stelplicht en bewijslast
Londen, april 2016
mr. F.J.P. (Pieter Frans) Lock
Inleiding – het burgerlijk proces
Van wie is de civiele procedure?
Partij autonomie vs rechterlijke vrijheid
-
feiten liggen in het domein van partijen (partijautonomie/lijdelijkheid van de rechter)
-
beslissingen over de procedure en het recht liggen in het domein van de rechter
“da mihi facta, dabo tibi ius”
Inleiding – het burgerlijk proces
Doel:
het verwezenlijken van het materiële recht
Ideaal:
in iedere zaak de uitkomst die overeenkomt met de
materieelrechtelijke rechtspositie van partijen.
-
Hoe wordt dat doel bereikt?
-
Hoe is daarbij de taakverdeling tussen partijen en rechter?
Inleiding – het burgerlijk proces
Wat is nodig om het doel te bereiken?
-
ware en relevante feiten vaststellen
juiste en relevante regels van materiaal recht selecteren
geselecteerde regels toepassen op de geselecteerde feiten
 juiste uitkomst van de procedure: rechterlijke beslissing/vonnis
‘De belangrijkste grondstof voor elke beslissing van de civiele rechter zijn de feiten van het geval.’
(R.H. de Bock: Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg, Deventer: Kluwer 2011)
Feitenvaststelling
vaststellen van ware en relevante feiten – 7 stappen
(V. van den Brink: Stellen, betwisten, bewijzen – een handleiding, PP 2008-4, p. 89-100)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Stellen
Betwisten
Bewijslastverdeling
Bewijsaanbod
Bewijsopdracht
Bewijslevering
Bewijswaardering
Stelplicht
Art. 24 Rv:
De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen
aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de
wet anders voortvloeit.

feitelijke grondslag/omvang rechtsstrijd van partijen
 verbod aan de rechter om de feitelijke grondslag aan te vullen; spanning met
plicht om ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen (art. 25 Rv)
Stelplicht
Art. 149 Rv:
De rechter mag slechts die feiten en rechten aan zijn beslissing ten grondslag
leggen die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die
in rechte zijn komen vast te staan.
Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of
niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen.

bronnen waaruit de rechter mag putten voor het vaststellen van de feitelijke
grondslag
 verbod aan de rechter om feiten aan te vullen
uitzondering (lid 2): feiten van algemene bekendheid en ervaringsregels
Stelplicht
Art. 149 Rv:
De rechter mag slechts die feiten en rechten aan zijn beslissing ten grondslag
leggen die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die
in rechte zijn komen vast te staan. (verbod aan de rechter om feiten aan te
vullen)
Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of
niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen.
Geldt niet onverkort bij verstek (art. 139 Rv)
Stelplicht
Art. 111 lid 2 sub d Rv (eis en gronden): de gestelde feiten moeten de vordering
kunnen dragen.
Art. 150 Rv:
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of
rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige
bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere
verdeling van de bewijslast voortvloeit.
Stelplicht
Stelplicht: Die feiten moeten worden gesteld die gezamenlijke voorwaarde zijn
voor het kunnen vaststellen van de materieelrechtelijke rechtspositie waarin de
partij wil worden erkend en voor het toekennen van het rechtsgevolg dat zij
beoogt.
Omvang stelplicht wordt bepaald door:
- het materiële recht => wisselwerking tussen relevante regels van materieel recht
en de relevante te stellen feiten.
- het debat tussen partijen => hoe gemotiveerder de betwisting, hoe hoger de eisen
aan de stelplicht
Stelplicht
Omvang stelplicht wordt bepaald door:
het materiële recht => wisselwerking tussen relevante regels van materieel recht
en de relevante te stellen feiten.
-
-
welke rechtsgevolg wordt beoogd?
welke rechtsregel is daartoe dienstbaar?
welke feiten zijn daarvoor relevant?
Het civiele beslissingsmodel
eiser
gedaagde
Vordering
Betwist: ja/nee
Rechtsgrond
Feitelijke grondslag
Betwist: ja/nee
Verweer
Rechtsgrond
Feitelijke grondslag
Reactie op verweer
Betwist: ja/nee
Rechtsgrond
Betwist: ja/nee
Reactie op reactie op verweer
Rechtsgrond
-
Stelplicht
Omvang stelplicht wordt daarnaast ook bepaald door:
- het debat tussen partijen
=> hoe gemotiveerder de betwisting,
hoe hoger de eisen aan de stelplicht
onvoldoende (gemotiveerd) gesteld  onvoldoende (gemotiveerd) betwist
Stelplicht
HR 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0637 (krantendepothouder)
3.3.2 Het hof heeft zonder miskenning van enige rechtsregel en niet
onbegrijpelijk kunnen oordelen dat (…) van eiser mocht worden verwacht dat
hij, wilde hij worden toegelaten tot het bewijs van zijn stellingen, met betrekking
tot de gang van zaken rond de totstandkoming en uitvoering van de
overeenkomst meer zou stellen dan hij heeft gedaan. (…) Het hof heeft
derhalve geoordeeld en kunnen oordelen dat eiser onvoldoende heeft gesteld
om tot bewijslevering te worden toegelaten.
Conclusie AG: anders
Stelplicht
HR 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6106 (Dexia)
Aldus heeft het hof miskend dat in het onderhavige geval van Dexia
bezwaarlijk kon worden verlangd dat zij nadere feitelijke gegevens
verstrekte omtrent de eerdere bekendheid van de echtgenote van
[verweerder] met de overeenkomst. In aanmerking genomen dat de
desbetreffende stelling betrekking heeft op, voor de beslissing van de
zaak relevante, omstandigheden van subjectieve aard die zich geheel
in de sfeer van [verweerder] en zijn echtgenote hebben afgespeeld,
en gelet op het (hiervoor in 3.2.2 samengevatte) partijdebat, brengen de
eisen van een goede procesorde in dit geval immers mee dat met het
oog op het, mede door art. 166 Rv. gewaarborgde, belang van de
waarheidsvinding door het leveren van getuigenbewijs, aan de feitelijke
onderbouwing van die stelling niet de eisen mogen worden gesteld die het
hof hier heeft aangenomen.
Verzwaarde motiveringsplicht
(verwarrend ook wel verzwaarde stelplicht genoemd)
verwerende partij dient in het kader van de betwisting van de aan de vordering ten
grondslag gelegde feiten de andere partij voldoende aanknopingspunten te
bieden voor eventuele bewijslevering.
bijv. HR 13 januari 1995, NJ 1997, 175
Verzwaarde stelplicht
bijvoorbeeld: arts, notaris, vermogensbeheerder/financieel adviseur
HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1634 (verzwaarde stelplicht financieel
adviseur) met (mooie overzichts-)conclusie A-G Wissink:
“wanneer in bepaalde procesconstellaties een zo ernstige verstoring van het
processuele evenwicht dreigt dat de realisering van het materiële recht,
zonder ingrijpen teveel in gevaar zou komen.”
de verzwaarde motiveringsplicht komt erop neer dat de betrokken
professional zo nauwkeurig mogelijk zijn lezing moet geven van hetgeen, voor
zover relevant, tijdens de relevante dienstverlening is voorgevallen en de
gegevens verschaffen waarop hij/zij de beschikking heeft of kan hebben.
Zie ook: HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831 (wegbeheerder)
Recent: HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:288 (notaris, geen dossier
komt voor diens rekening)
Verzwaarde stelplicht
consequentie van onbalans?
HR 15 dec 2006, NJ 2007, 203:
oordeel feitenrechter
- onvoldoende gemotiveerd betwist
(art. 149 Rv)
- voorshands bewezen, behoudens
tegenbewijs
- liever niet (HR: “ligt in de regel niet voor de hand”):
omkering van de bewijslast
van materieel debat naar bewijslast
Als de stelplichtdrempel niet is genomen, komt men aan bewijs niet toe
NIET: wie eist bewijst
NIET: wie stelt bewijst
WEL: niet (voldoende) gesteld => geen bewijs
WEL: niet (voldoende) betwist => geen bewijs
Bewijs moet men “verdienen”; bewijslevering komt pas aan de orde als voldoende
(gemotiveerd) is gesteld en voldoende gemotiveerd is betwist.
Bewijslast
Bewijslast: verplichting van een partij in een geding om bewijs van bepaalde feiten
te leveren
Wie bewijst wat?
Bewijslast = bewijsrisico
Bewijslast - hoofdregel
Art. 150 Rv
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of
rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige
bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere
verdeling van de bewijslast voortvloeit.
Bevrijdend verweer?
Vuistregel:
nee, want …. => eiser bewijst
ja, maar …. => gedaagde bewijst
Bewijslast - hoofdregel
Bevrijdend/zelfstandig verweer?
Utimaco/D&R (NJ 2005, 282): het verweer van gedaagde bestaat er niet in dat zij
het ontstaan van de vordering betwist, maar dat zij zich beroept op een grond
waarop die vordering zou zijn teniet gegaan
NNEK/Mourik (NJ 2007, 203): gedaagde bestrijdt niet de door eiser aan zijn
vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden maar beroept zich
afgezien daarvan op een bevrijdende omstandigheid
- verweer met zelfstandig rechtsgevolg: vordering is toewijsbaar zolang
gegrondheid verweer niet is komen vast te staan (Asser)
- aanwijzing in de wettekst: “tenzij-bepaling”
Bewijslast - uitzonderingen
Art. 150 Rv
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of
rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten,
tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid
een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
- omkering van de bewijslast (= omkering bewijsrisico)
- bijzondere regel
- eisen van redelijkheid en billijkheid
- bewijsvermoeden (wettelijk of jurisprudentieel): rechter acht voorshands afdoende
bewezen
- omkeringsregel
(- verzwaarde motiveringsplicht)
Omkering bewijslast
Zuivere omkering van de bewijslast betekent ook omkering van het bewijsrisico!
- op grond van wettelijke of jurisprudentiële regels
- zaakspecifiek: eisen van redelijkheid en billijkheid
HR 28 september 2012, BW9870; uit conclusie A-G Vlas:
slechts onder bijzondere omstandigheden kan de rechter overgaan tot omkering
van de bewijslast op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dat is
slechts mogelijk indien toepassing van de hoofdregel leidt tot onbillijke
resultaten en geen bijzondere - geschreven of ongeschreven - regel uitkomst
biedt. Duidelijk is dat het om uitzonderlijke gevallen moet gaan.
Omkering bewijslast
Dat een partij in bewijsnood verkeert, is op zich onvoldoende reden voor omkering
van de bewijslast. (HR 12 januari 2001, AA9428)
Dat de bewijsnood is ontstaan door toedoen van de wederpartij kan wel een reden
zijn voor omkering van de bewijslast. (HR 20 januari 2006, AU4529)
Dat omkering van de bewijslast zou leiden tot het bewijzen van een negatief feit,
vormt voor die omkering geen beletsel. (HR 20 januari 2006, AU4529)
De enkele omstandigheid dat de wederpartij van de partij die de bewijslast heeft,
het bewijs gemakkelijker kan leveren, is over het algemeen geen grond voor
omkering van de bewijslast.
Mevrouw X is wegens een aanstaande bevalling opgenomen in het ziekenhuis. In het
ziekenhuis krijgt mevrouw een verdoving toegediend via een slangetje in haar rug
(epidurale anesthesie). De eerste keer mislukt dit waarna een nieuwe poging wordt
ondernomen, die na verloop van tijd wel slaagt. Op dat moment breken de vliezen en
blijkt het vruchtwater meconium te bevatten. Na een moeizame bevalling blijkt de baby
als gevolg van zuurstofgebrek ernstige afwijkingen te hebben, met blijvende
hersenschade tot gevolg.
Mevrouw X beticht de gynaecoloog van een ‘kunstfout’. Zij stelt dat de gynaecoloog te laat,
namelijk pas nadat was gebleken dat het vruchtwater vervuild was en niet direct na het
aanbrengen van de epidurale anesthesie, de harttonen van de foetus door CTGregistratie heeft laten bewaken en dat daardoor zich de hersenbeschadiging heeft kunnen
voordoen. De gynaecoloog beroept zich er evenwel op dat de CTG-bewaking van meet af
aan heeft gefunctioneerd.
Op wie rust de bewijslast ten aanzien van de tijdige toepassing van de CTG-bewaking?
De rechtbank stelt vast dat de gynaecoloog een kunstfout heeft begaan door niet direct na het
aanbrengen van de epidurale anesthesie CTG-bewaking van de harttonen van de foetus
toe te passen. De gynaecoloog stelt zich evenwel op het standpunt dat de bij de baby
geconstateerde afwijkingen niet het gevolg zijn van de fout. De hersenbeschadiging, aldus
de gynaecoloog, is het gevolg van hyperinsulinisme.
Op wie rust de bewijslast ten aanzien van het causaal verband?
Bewijsvermoeden - omkeringsregel
Bewijsvermoeden (geschreven of ongeschreven): rechter acht voorshands
afdoende bewezen
tegenbewijs: ontzenuwen van voorshands geleverd bewijs
Omkeringsregel (≠ omkering bewijsrisico!): indien een als OD of wanprestatie aan
te merken gedraging in strijd is met een norm die strekt tot het voorkomen van
een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade, en dit specifieke
gevaar zich vervolgens verwezenlijkt, is daarmee het causaal verband tussen
gedraging en schade in beginsel gegeven, behoudens tegenbewijs. (zie
bijvoorbeeld: HR 23/11/12, BX7264)
Bewijslast - casus
Personenauto: bestuurder A en twee mede-inzittenden B en C
Vrachtauto: bestuurder X
26 februari, om 6.30 uur, regen, beperkt zicht
A voert grootlicht
X waarschuwt met grootlicht
A raakt de berm, slingert en botst tegen X
A spreekt (verzekeraar van) X aan
stelling A: X is grootlicht blijven voeren en daardoor raakte ik verblind en ben
ik gebotst
verweer X: ik heb alleen maar geseind.
Bewijslast - casus
rechtbank: eiser (A) moet bewijzen dat X grootlicht is blijven voeren
=> bewijs niet geleverd: vordering afgewezen
A gaat in hoger beroep:
- aanvulling grondslag: X heeft onvoldoende rechts gehouden en snelheid
onvoldoende aangepast (smalle weg, donker, regen, wind)
- ten onrechte bewijslast
B: alleen maar geseind, wel voldoende rechts gehouden en reed langzamer
dan toegestane snelheid
 cassatiemiddel: erkenning dat grootlicht is aangezet leidt tot bewijslast dat
grootlicht is uitgezet (ja, maar-verweer?)
HR 4 mei 2012, BW1256
Bewijslast
HR 14 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ5356 (zorgplicht)
De stelling van de makelaar doet geen beroep op een bevrijdende
omstandigheid, maar vormt een onderdeel van de betwisting door de
makelaar van de stelling van de koper dat de makelaar jegens hem in
zijn zorgplicht is tekortgeschoten. Het is derhalve in beginsel aan de
koper, als onderdeel van de op hem rustende bewijslast van zijn
stelling dat de makelaar jegens hem in zijn zorgplicht is
tekortgeschoten, om aannemelijk te maken dat die betwisting
ongegrond is.
(vgl. NNEK/Mourik (NJ 2007, 203): gedaagde bestrijdt niet de door eiser aan
zijn vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden maar
beroept zich afgezien daarvan op een bevrijdende omstandigheid)
Bewijslast
HR 22 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6597 (ontbindende voorwaarde)
De stelplicht en bewijslast ten aanzien van het bestaan en het vervuld zijn van
een ontbindende voorwaarde berusten bij de partij die zich op (het
vervuld zijn van) deze voorwaarde beroept. Het bestaan en vervuld zijn
van de ontbindende voorwaarde vormen immers de grondslag van het
bevrijdende verweer van de schuldenaar dat de voorwaarde is vervuld.
(vgl. onder meer: HR 9 september 2005, LJN AT5156, NJ 2005/468).
=> opschortende voorwaarde: HR 7 december 2001, NJ 2002, 494
vraag: wat nu indien schuldenaar zich beroept op (niet vervulde)
opschortende voorwaarde?
Bewijslast
HR 1 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6755 (afgebroken onderhandelingen)
Vermoeden van gerechtvaardigd vertrouwen in totstandkoming overeenkomst en
onrechtmatig afbreken van de onderhandelen
HR: Met oordeel dat het vorenstaande uitzondering lijdt indien komt vast te staan dat
[verweerster] gedurende de onderhandelingen aan Greenib bewust onjuiste informatie
heeft verstrekt, en met zijn oordeel dat Greenib wordt toegelaten tot het bewijs van
haar stelling dat [verweerster] haar bewust onjuist heeft geïnformeerd, heeft hof
bedoeld dat Greenib werd toegelaten tot het leveren van tegenbewijs, en wel aldus
dat Greenib de gelegenheid werd geboden om het hiervoor genoemde vermoeden te
ontzenuwen door bewijs te leveren van het door haar gestelde bewust onjuist
informeren door [verweerster].
Dus: ontzenuwen door bewijs te leveren van een ander feit
Bewijslast
HR 9 november 2012, BX0737, NJ 2014, 480 m.nt. Asser (beroepsfout)
Een zodanig toegespitste bewijsopdracht met het daaraan verbonden bewijsrisico brengt
[eiser] in een lastiger bewijspositie dan gerechtvaardigd is, nu die eraan voorbijgaat dat
[betrokkene 1], als de beroepsfout niet was gemaakt, in de eerste procedure zou hebben
moeten bewijzen dat [eiser] de vennootschap had voortgezet en dus op dat punt het
bewijsrisico zou hebben gedragen.
Bewijslast - klachtplicht
Art. 6:89 BW:
De schuldeiser kan op een gebrek in de prestatie geen beroep meer doen,
indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of
redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft
geprotesteerd.
Art. 7:23 BW:
De koper kan er geen beroep meer op doen dat hetgeen is afgeleverd niet
aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet
binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had
behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. (…)
Is het verweer dat er niet tijdig is geklaagd een bevrijdend verweer?
Bewijslast - klachtplicht
Hijma/Tjittes/Krans: vorm van rechtsverwerking/vervaltermijn; bevrijdend verweer
=> bewijslast schuldenaar/verkoper
Sijmonsma/Ernes/(Asser?): voorwaardelijke verbintenis => bewijslast
schuldeiser/koper
Bewijslast - klachtplicht
HR 20 januari 2006, NJ 2006, 80 (Robinson/Molenaar): geen ambtshalve
toepassing art. 6:89 BW
HR 23 november 2007, LJN BB3733 (Ploum/Smeets I): Het hof heeft voorts
miskend dat op Smeets in verband met het bepaalde in art. 6:89 BW
en in art. 7:23 BW de verplichting rustte te stellen, en bij gemotiveerde
betwisting te bewijzen, dat en op welke wijze zij tijdig en op een voor
Ploum kenbare wijze heeft geklaagd over de onderhavige
tekortkoming.
Valk/Snijders: hopelijk een vergissing
Bewijslast - klachtplicht
HR 8 februari 2013, LJN BX7195 (Kramer/Van Lanschot Bankiers): “moet
aldus worden verstaan”
Stelplicht en bewijslast komen pas aan de orde indien de schuldenaar
respectievelijk de verkoper (hierna verder tezamen: de schuldenaar) het
verweer voert dat niet tijdig is geklaagd als bedoeld in genoemde
artikelen.
Voert de schuldenaar dit verweer niet, dan kunnen art. 6:89 en 7:23 BW niet
worden toegepast (vgl. [Robinson/Molenaar]).
Voert de schuldenaar dit verweer wel, dan dient de schuldeiser, zoals is beslist
in het arrest [Ploum/Smeets I], gemotiveerd te stellen en zo nodig te
bewijzen dat en op welk moment is geklaagd.
Of die klacht tijdig in de zin van de art. 6:89 en 7:23 BW is geweest, hangt verder
af van de overige omstandigheden van het geval.
Bewijslast - klachtplicht
HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593 (Far Trading/Edco II)
klachtplicht is specifieke vorm van rechtsverwerking
verweer dat niet tijdig is geklaagd is een bevrijdend verweer
stelplicht en bewijslast rusten in beginsel op de schuldenaar (verkoper)
maar: bijzondere regel van bewijslastverdeling ter zake van de vraag of en zo ja op
welk moment door de schuldeiser (koper) is geklaagd, vanwege
beschermingskarakter van art. 6:89 BW en relevante feiten liggen in domein
van schuldeiser
rechter mag niet ambtshalve onderzoeken of de schuldenaar relevant nadeel heeft
geleden, want schuldenaar heeft daarvan de bewijslast
aanvangsmoment klachttermijn? bewijslast schuldenaar (vergelijk ABN
AMRO/Botersloot)
Download