LEEFTIJDSDISCRIMINATIE, PENSIOEN EN ACTUARIËLE

advertisement
professie en praktijk
M R . P. J . M . A K K E R M A N S 1
L E E F T I J D S D I S C R I M I N AT I E , P E N S I O E N
E N ACT U A R I Ë L E B E R E K E N I N G E N
Op 1 mei is de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid in werking getreden. Voor pensioenen betekent dit dat ongeacht de
leeftijd een gelijke opbouw (bij defined benefit regelingen), of een gelijke premie (bij defined contribution regelingen) toegezegd moet worden.
Wel mogen nog toetredingsleeftijden gehanteerd worden alsmede (verschillende) pensioenleeftijden, als vanaf 2 december 2006 maar geen
lagere pensioenleeftijd dan de AOW-leeftijd gehanteerd wordt. Ook mag in actuariële berekeningen met leeftijdsafhankelijke factoren rekening
worden gehouden, zodat in een beschikbare premieregeling met de leeftijd stijgende premies mogen worden toegezegd. De Commissie Gelijke
Behandeling heeft in twee zaken al een schot voor de boeg gegeven: een gematigd eindloonregeling is in strijd met de nieuwe wet; hetzelfde
geldt voor leeftijdsafhankelijke werknemersbijdragen in beschikbare premieregelingen.
Het eerste oordeel is geen verrassing: al tijdens de parlementaire behandeling van de wet had de minister aangegeven dat het hem niet zou verbazen als de burgerlijke rechter een gematigd eindloonregeling in strijd met
deze wet zou achten. Nu er geen enkele rechtvaardiging
werd gegeven voor de matiging, en feitelijk niet was
gebleken dat er sterke salarisstijgingen vanaf de 57jarige leeftijd (in casu de matigingsleeftijd) hadden
plaatsgevonden, en er bovendien andere wegen waren
om kostenstijgingen te voorkomen, was de Commissie
gauw klaar. Het tweede oordeel verrast mij wel; ik kom
daar aan het slot nog op terug.
1 Mr Akkermans is werkzaam als
Krijgen we na de gelijke behandelingswetgeving voor
mannen en vrouwen opnieuw een stroom van zaken die
meer duidelijkheid moeten gaan scheppen in de uitwerking van deze wet op pensioenregelingen? Of nemen we
het zekere voor het onzekere en passen we alle regelingen volgens de meest strikte uitleg aan, en laten we alle
mogelijke rechtvaardigingsgronden voor wat ze zijn?
pensioenjurist bij Deloitte te
Amsterdam
2 Ik laat in deze bijdrage de fiscale
complicatie dat een rekenrente van
tenminste 4% moet worden gehanteerd buiten beschouwing: art. 18a
lid 3 Wet LB. Met art 7a PSW (tijdsevenredige opbouw en financiering)
zijn er mijns inziens geen problemen, tenzij men onrealistisch hoge
rekenrentes zou hanteren
12
DE ACTUARIS
JULI 2004
Uitgangspunt van de wet bij pensioenen is: gelijke pensioenopbouw en -uitkeringen, ongeacht leeftijd. Dit is
analoog aan de wetgeving (en jurisprudentie) over
gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Omdat bij
beschikbare premieregelingen de premie de toezegging
is, geldt hier als uitgangspunt: gelijke premies ongeacht
leeftijd. Dat laatste levert echter ongelijke pensioenuitkeringen op, en hier ontstaat bij toepassing van deze
basisregel een verschil met de gelijke behandeling M/V:
daar moeten de gelijke premies (vanaf 2005) ook gelijke
uitkeringen voor mannen en vrouwen opleveren, in deze
wet hoeft dat niet voor de verschillende leeftijdscatego-
rieën. Wil men dat toch bereiken dan kan dat door
gebruik te maken van een toegestane uitzondering op de
basisregel: het toezeggen van leeftijdsafhankelijke premies die op grond van daaraan ten grondslag liggende
actuariële berekeningen leiden tot gelijke uitkeringen.
Het was verhelderend van de wetgever geweest als hij
zich duidelijker had uitgesproken over wat nu het dragend beginsel is voor de gelijke behandeling naar leeftijd: de gelijke uitkering of de gelijke kosten cq premies.
We zien dat in de wetsgeschiedenis echter niet terug,
bij beschikbare premieregelingen is het dus lood om
oud ijzer. Het gevolg is nu wel, en de eerstgenoemde
uitspraak van de Commissie geeft dat ook aan, dat in
defined benefit regelingen een strakker keurslijf lijkt te
gelden dan bij defined contribution regelingen.
Dat geldt des te meer, omdat het begrip actuariële
berekeningen nergens is uitgewerkt voor wat betreft de
te hanteren grondslagen. Baseer ik de beschikbare
premie voor een per dienstjaar beoogd gelijk pensioenbedrag op een rekenrente tijdens de opbouwperiode van
het pensioen van zeg 6%, dan is het gevolg dat de per
leeftijdscategorie toe te kennen premies voor jongeren
zeer laag zijn en daarna steil oplopen voor ouderen,
baseer ik ze op een rekenrente van 3% of zelfs 2%, dan
heeft de premiecurve een veel vlakker verloop met een
veel hogere aanvangspremie (zie grafiek 1). Juridisch
lijkt hier weinig tegen in te brengen, en het resultaat is
dan dat bij beschikbare premieregelingen premietoekenningen mogelijk zijn variërend van voor alle leeftijden gelijk via vlak oplopende tot steil oplopende
premiecurves 2 .
professie en praktijk
Kosten
Jaarlijkse pensioenkosten
3% rekenrente
6% rekenrente
20.000
15.000
20.000
5.000
25
29
33
37
41
45
49
53
57
61
65
Leeftijd
GRAFIEK 1
B E S C H I K B A R E P R E M I E V O O R P E R D I E N S TJ A A R B E O O G D G E L I J K P E N S I O E N A L S P E R C E N TA G E V A N H E T S A L A R I S .
Ontstaat daarmee niet het probleem van een ongelijke
behandeling van defined benefit regelingen ten opzichte
van defined contribution regelingen? Zou het gezien de
vergrijzing maatschappelijk niet wenselijk zijn bij einden middelloonregelingen de opbouw voor ouderen wat
te temperen? Worden goedbedoelde initiatieven in die
richting (in de nieuwe ABP-regeling hebben ouderen
momenteel een hogere franchise dan jongeren bijvoorbeeld) door deze nieuwe wet dan niet de pas afgesneden? Of rest daarvoor alleen de route van een voor
iedere leeftijd gelijke beschikbare premie? Het zou jammer zijn wanneer het doel van een gemitigeerde opbouw
voor ouderen alleen op die manier bereikt zou kunnen
worden, of door een zwaar beroep op een rechtvaardigingsgrond te moeten doen, omdat de uitspraken van de
Commissie en van de gewone rechter leren dat dat niet
zo maar gehonoreerd wordt.
En hoe moeten we nu echt omgaan met de werknemersbijdrage in het kader van deze wet? Geldt daarvoor
dat die, zoals de Commissie stelt, ongeacht leeftijd voor
eenieder gelijk moet zijn? Het lijkt mij dat een gelijk
bedrag, een gelijk percentage van het loon of van de
pensioengrondslag als toepassing van de hoofdregel
alle toelaatbaar zijn. In met doorsneepremies gefinancierde regelingen zijn er dus in het algemeen geen problemen te duchten met de nieuwe wet. Toch denk ik dat
ook hier een eigen bijdrage die leeftijdsafhankelijk is, is
toegestaan. De “actuariële berekening waarbij met
leeftijd rekening wordt gehouden” (art 8 lid 3 van de
wet) kan ook betrekking hebben op de werknemersbijdrage lijkt mij. Nergens blijkt dat de wetgever de uitzonderingsbepaling (toestaan leeftijdsafhankelijke factoren)
niet heeft willen toepassen op de eigen, laat staan vrijwillige bijdrage.
Zou dat wel zo zijn, dan resteert nog de rechtvaardigingsgrond. De Commissie zegt dat een gedifferentieerde werknemersbijdrage wel een passend en legitiem
middel is om een adequaat pensioen te bereiken, maar
niet noodzakelijk. Je kunt immers ook van eenieder een
zelfde premie vragen. Maar als de werkgever nu leeftijdsafhankelijke premies toezegt, terwijl hij bij eenieder
een gelijk bedrag inhoudt, dan wordt bij de niet solidaire
beschikbare premieregeling via die omweg een stuk
solidariteit afgedwongen: jong betaalt immers een veel
groter deel van de totale bijdrage dan oud. En dat is toch
niet te rechtvaardigen? Ook zou een gedifferentieerde
werknemersbijdrage bij eindloon- en middelloonregelingen een welkome correctie kunnen zijn op de steeds
zwaarder drukkende generatiesolidariteit bij deze veelal
met doorsneepremies gefinancierde regelingen. Zij zou
zelfs de houdbaarheid daarvan kunnen waarborgen. De
Commissie plaatst zich naar mijn mening met dit soort
kort door de bocht uitspraken buiten de realiteit en
praktijk.
Deze, en andere nog niet beantwoorde vragen, zullen we
de komende jaren bij de Commissie en de rechter de
revue zien passeren. Ik hoop dat de rechter daarbij niet
zo rigide te werk zal gaan als de Commissie in haar eerste uitspraken deed, al hoop ik ook dat het pensioenveld
zich beter verdiept in de (verborgen) leeftijdsdiscrimatie
in vele pensioenregelingen en de mogelijke rechtvaardigingsgronden daarvoor. Anders voorzie ik een sterke
levelling down waarvan vooral de jongere generatie de
dupe zal zijn.
DE ACTUARIS
JULI 2004
13
Download