ING Financieel fit Barometer 30% van huishoudens heeft te kleine buffer Thema Vermogen Babyboomers en Zeeuwen hebben relatief veel vermogen Een doorsnee huishouden bezit zo’n 12 duizend euro aan financieel vermogen. Met name 65-70 jarigen beschikken over veel vermogen. Regionaal springen de Zeeuwen eruit. Daar wonen relatief veel ouderen (p2) Dertig procent van de huishoudens heeft een te kleine buffer. Zij beschikken over minder dan 3500 euro aan spaargeld. Bij jongeren onder dertig gaat het om twee van de drie huishoudens (p3) Ondanks dat spaarrentes daalden, bleef de ‘koopkracht van spaargeld’ de laatste jaren op peil, omdat de inflatie eveneens daalde. Wanneer de inflatie weer oploopt, zal de koopkracht van spaargeld onder druk komen te staan (p4 en P5). Financieel fit Barometer blijft gelijk De stand van de ING Financieel fit Barometer is in het eerste kwartaal van 2016 uitgekomen op 96 punten. Hiermee zijn Nederlandse huishoudens net zo positief over hun eigen portemonnee als in het vorige kwartaal. Ten opzichte van een jaar geleden is er sprake van een stijging met vijf punten. Stand Financieel fit Barometer 120 De ontwikkeling in de huishoudportemonnee geeft de Nederlandse consument dus redenen voor optimisme. Toch is de koopbereidheid van consumenten het vorige kwartaal maar nauwelijks toegenomen. Vooral buiten onze landsgrenzen zijn er ontwikkelingen die de stemming drukken. Vijf redenen voor consumenten om nu optimistisch te zijn 1. 2. 3. 4. 5. 100 80 60 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 Koopkracht neemt met 2,3% toe Sinds vorig jaar is de barometerstand dus behoorlijk opgelopen. Een doorsnee Nederlands huishouden krijgt dit jaar volgens het kabinet maarliefst 2,3% meer te besteden dan vorig jaar. Dit geeft meer lucht aan de huishoudportemonnee. Zo is het aandeel huishoudens dat zegt moeilijk rond te komen gedaald van 17% vorig jaar tot 12% nu. ING Economisch Bureau / maart 2016 Redenen voor optimisme, maar ook voor pessimisme meer werkgelegenheid loonstijgingen lagere prijsstijgingen extra lastenverlichting herstel van de woningmarkt Vier redenen voor consumenten om nu pessimistisch te zijn 1. 2. 3. 4. de financiële positie van pensioenfondsen afkoeling van buitenlandse economieën wispelturige beurskoersen krantenkoppen over faillissementen Babyboomers en Zeeuwen relatief vermogend Doorsnee huishouden bezit 12 duizend euro Doorsnee huishouden bezit 12 duizend euro Babyboomers zijn het rijkst Doorsnee Zeeuw welvarender dan Hollander Een doorsnee huishouden in Nederland bezit 12 duizend euro aan financieel vermogen*. ‘Doorsnee’ betekent dat de helft van alle huishoudens meer heeft dan 12 duizend euro, de helft minder. Een gemiddeld Nederlands huishouden bezit ruim 80 duizend euro . Dat het gemiddelde zoveel hoger ligt dan doorsnee komt omdat de vermogens zeer scheef verdeeld zijn. Een klein aantal zeer vermogende huishoudens trekt het gemiddelde flink op. Ouderen zijn over het algemeen welvarender dan jongeren. De leeftijdsgroep van 65 tot 70 jarigen (babyboomers) steekt boven de rest uit. Zij hebben de meeste spaarcenten, gemiddeld per persoon én als groep in totaal. De iets oudere groep van 70 tot 75 jarigen heeft gemiddeld minder achter de hand. Hun totale vermogen is bovendien fors lager. Dit komt vooral omdat zij — als oorlogsgeneratie — met veel minder zijn. Regionaal bestaan grote verschillen. Zeeland voert de lijst aan als de provincie met het hoogste vermogen van een doorsnee huishouden. Met 18 duizend euro is het doorsnee financieel vermogen in Zeeland anderhalf keer zo groot als in Nederland als geheel. Zeeuwen zijn gemiddeld genomen ouder en daarmee vermogender. Kijkende naar het gemiddelde staan Zeeuwse huishoudens slechts op plaats vier, achter Utrecht, Brabant en de Hollandse provincies. In Zeeland zijn financiële vermogens dus gelijker verdeeld dan in Utrecht, Zuid-Holland of Noord-Holland. Babyboomers meest welvarend Doorsnee, gemiddeld en totaal financieel vermogen, per leeftijdsgroep 131 140 Wat zijn de rijkste provincies? (excl. huizenbezit) 120 100 Doorsnee fin. vermogen x 1000 euro 84 Gemiddeld fin. Vermogen x 1000 euro 80 Zeeland 60 Utrecht Brabant 40 24 12 20 Noord-… Utrecht Drenthe 14 Gelderland 0 Neder- tot 25jr land 25-30 30-35 35-40 40-45 45-50 50-55 55-60 60-65 65-70 70-75 ouder dan 75 Zuid-… Overijssel Limburg Friesland Doorsnee financieel vermogen(x1000) Nederland Gemiddeld financieel vermogen (x1000) 12 0 Totaal fin. vermogen van groep (miljard) Bron: CBS Brabant 10 20 Zeeland 85 Nederland 84 0 50 100 Bron: CBS *Peildatum 2014. Financieel vermogen is het totaal aan spaargeld en beleggingen. Het vermogen opgebouwd in pensioenpotten en in een eventueel koophuis wordt hier niet in meegenomen. ING Economisch Bureau 2 Financieel fit Barometer / maart 2016 Ruim 30% heeft te kleine buffer Twee op de drie jonge huishoudens heeft te kleine buffer Sparen voor buffer en concrete doelen Ruim 30% heeft te kleine buffer Een op de vijf heeft aparte buffer-rekening Nederlandse huishoudens zijn zeer spaarzaam. Vergeleken met andere Europeanen sparen we heel veel voor onze oude dag, via de – voor velen - verplichte pensioenpremies. Daarnaast leggen we zelf ook nog behoorlijk veel geld opzij. Waarom sparen we eigenlijk zo veel? Voor driekwart van de spaarders is het vergroten van de buffer voor onvoorziene omstandigheden de belangrijkste reden om te sparen. Een groep van ruim 40% heeft een concreet doel voor ogen, zoals een mooie vakantie of de aankoop van een auto of huis. Ruim een kwart spaart om vermogen op te bouwen voor later, bijvoorbeeld om eerder te stoppen met werken. Nederlanders vinden het dus belangrijk om hun buffer aan te vullen. Maar hoe goot moet deze buffer eigenlijk zijn? Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) adviseert een minimum van 3500 euro. In de praktijk blijkt 30 procent van de Nederlandse huishoudens daar niet aan te kunnen voldoen. Met name jonge huishoudens (66%) hebben te lage buffers. Dit hoeft voor hen vaak niet meteen een probleem te vormen: zij hebben vaak nog geen gezin, sommigen studeren nog en er zijn niet veel verplichtingen. Maar ook veel huishoudens boven de dertig hebben onvoldoende geld achter de hand voor een onvoorziene situatie: Ruim één op de vijf huishoudens heeft een aparte rekening voor hun ‘noodfonds’. Reden voor zo’n fysieke scheiding kan zijn dat het de discipline kan bevorderen om de buffer niet aan te spreken voor dagelijkse uitgaven of leuke extraatjes. Bijna de helft van de huishoudens (44%) maakt juist helemaal geen onderscheid tussen hun financiële buffer en hun andere spaargeld. Eén op de negen huishoudens (11%) maakt wel onderscheid, maar brengt geen fysieke scheiding aan met een aparte rekening. Ruim 30% van huishoudens heeft te lage buffer Een op de vijf heeft aparte rekening voor buffer Aandeel binnen groep met minder dan 3500 euro aan financieel vermogen Maakt u onderscheid tussen buffer en ander spaargeld? Aanvullen buffer belangrijke reden om te sparen Wat zijn voor uw huishouden redenen om te sparen? (% van spaarders, meerdere opties mogelijk) 44% 66% 24% 76% 11% 43% 27% 28% 32% 31% 26% 18% grotere buffer opbouw vermogen voor later Bron: ING Financieel fit Barometer ING Economisch Bureau 21% concreet doel gewoon geld over tot 30 jr. 30-50 j r. 50-65 j r. Bron: CBS, peildatum 1 januari 2014 3 65+ alle lee ftijden Helemaal geen Geen Onderscheid, Onderscheid, spaargeld of onderscheid, alles wel op aparte alleen buffer alles op zelfde rekening rekening voor dezelfde buffer rekening Bron: ING Financieel fit Barometer Financieel fit Barometer / maart 2016 Lage inflatie goed voor spaarders... Dalende inflatie hield ‘koopkracht van spaargeld’ tot nog toe op peil Spaarders last van lage spaarrente? Maar lage inflatie compenseert... ...en hield de koopkracht van spaargeld op peil Een doorsnee huishouden houdt het grootste deel van zijn financiële vermogen aan als spaargeld, veelal op een variabele spaarrekening. De dalende spaarrentes zijn voor spaarders geen gunstige ontwikkeling. Sinds begin 2012 is de spaarrente vrijwel ononderbroken gedaald. Destijds ontving de gemiddelde spaarder nog 2,3% rente op zijn tegoed, inmiddels is dat gedaald tot 0,7%. Toch valt de daadwerkelijke schade voor spaarders tot nu toe mee. De ‘koopkracht’ van spaargeld wordt namelijk niet alleen bepaald door de ontvangen rente, maar ook door de inflatie. Het saldo van deze twee (rente minus inflatie) bepaalt voor een doorsnee huishouden hoeveel sparen precies loont* (zie voor een rekenvoorbeeld onderstaande box). De inflatie nam de laatste jaren sterk af. Het gevolg hiervan was dat de koopkracht van spaargeld in 2014 en begin 2015 steeg, ondanks de dalende spaarrente. Pas sinds medio vorig jaar daalt deze weer. De reële rente (het saldo tussen spaarrente en inflatie) ligt nu op 0,2%. Spaargeld rendeert nu beter dan in 2003 of in 2013 en slechts een klein beetje minder dan het gemiddelde van de afgelopen 15 jaar (0,5%). Gemiddelde spaarrente flink gedaald Reële rente - de ‘koopkracht’ van spaargeld Gemiddelde spaarrente op vrij opneembare spaartegoeden 4,0% 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% 2000 2004 2008 2012 2016 Stel de prijzen stijgen met 1% en de spaarrente is 1,5%. Als je besluit een bedrag te sparen, is deze inleg na een jaar met 1,5 procent gegroeid door de verkregen spaarrente. Maar het bedrag wordt intussen wel aangetast door de inflatie: na een jaar kun je door de inflatie met elke euro 1% minder spullen of diensten kopen. Per saldo kun je zo met het aangegroeide bedrag 0,5% meer spullen en diensten kopen. Dit saldo van rente en inflatie (hier 0,5%) wordt de ‘reële rente’ genoemd. In dit artikel wisselen we de term reële rente voor de leesbaarheid af met de term: ‘koopkracht van spaargeld’. Bron: ECB Daling reële rente blijft tot nu toe beperkt Nominale en reële spaarrente 4,0% 3,0% 2,0% 1,0% Gemiddelde reële rente (2000-2015) 0,0% -1,0% -2,0% 2000 2004 2008 2012 2016 Spaarrente Koopkracht spaargeld (reele rente) Bron: ECB *Bij personen met meer dan 24.437 euro aan financieel vermogen zet de vermogensrendementsheffing de koopkracht van het spaargeld nog extra onder druk. Een grote meerderheid van de huishoudens (ruim 5 miljoen) zit echter onder deze grens ING Economisch Bureau 4 Financieel fit Barometer / maart 2016 ...maar inflatie kan weer gaan oplopen Rendement op spaargeld zal waarschijnlijk dalen In 2016 zal de koopkracht van Nederlands spaargeld naar verwachting verder onder druk komen te staan, doordat de inflatie zal gaan oplopen. Op dit moment wordt de lage inflatie namelijk in belangrijke mate verklaard door goedkopere grondstoffen. Olieprijzen zijn de afgelopen jaren spectaculair gedaald, maar zullen niet blijven dalen. Investeringen in productiecapaciteit zijn bijvoorbeeld al flink teruggeschroefd. Bij een voorzichtige aanname dat de olieprijs het komende jaar constant blijft op het huidige niveau (ruim 40 euro per vat), zal de inflatie als gevolg hiervan oplopen van 0,7% nu tot 1,5% eind dit jaar. Hierdoor zal de reële rente van spaargeld dalen. Dit betekent hoogstwaarschijnlijk dat spaarders de koopkracht van hun spaargeld zullen zien afnemen. Reële rente voor consumenten ondergeschikt Veel consumenten kijken helemaal niet naar de reële rente op hun spaargeld. Zij kijken met name naar de (nominale) spaarrente. Zo geven consumenten de voorkeur aan een spaarrente van 1,5% (bij een inflatie van 1,5%) boven een spaarrente van 0,5% (bij een inflatie van 0,5%), terwijl de reële rente in beide gevallen gelijk is. Als één van de twee opties wel een gunstigere reële rente oplevert, zou een grote groep deze laten liggen. Een spaarrente van 1,5% en een inflatie van 3% levert de spaarder een negatieve reële rente van –1,5% op. Bij een spaarrente van 0,5% en een inflatie van 1% hoort een reële rente van –0,5%. De tweede optie is dus een betere ‘deal’. Toch kiest 35% voor de eerste optie. Wat heeft uw voorkeur? % respondenten Reële rente Spaarrente: +0,5%+ Spaarrente: Inflatie: +0,5% 0,5%,… 0% Spaarrente: +1,5%+ Spaarrente: Inflatie: +1,5% 1,5%,… 48% Maakt niet uit uit 0% 26% Wat heeft uw voorkeur? % respondenten Reële rente Spaarrente: Spaarrente: +1,5% 1,5%, Inflatie: inflatie: + +3,0% 3% 35% Spaarrente: Spaarrente: +0,5% 0,5%, Inflatie: inflatie: + +1,0% 1% Maakt niet niet uit uit Maakt Wanneer de (nominale) spaarrente in het ene geval negatief is en in het andere geval niet, verliest de reële rente voor consumenten nog meer aan belang. De helft van de consumenten kiest in dat geval de optie met spaarrente boven nul, terwijl ook hier hun koopkracht van spaargeld veel beter gediend wordt bij een hogere reële rente. 26% -1,5 % 49% -0,5% 16% Wat heeft uw voorkeur? % respondenten Reële rente Spaarrente: Spaarrente: +0,5% 0,5%, Inflatie: inflatie: + +3,0% 3% 52% Spaarrente: -0,5% Spaarrente: Inflatie: +1,0% 0,5%,… Maaktniet nietuit uit Maakt 32% -2,5% -1,5% 17% Bron: ECB, ING Economisch Bureau ING Economisch Bureau 5 Financieel fit Barometer / maart 2016 Alternatief 1: beleggen Nederlanders vinden beleggen spannend en ingewikkeld Spaarders die meer rendement zoeken hebben verschillende opties. Ze kunnen beleggen, hun hypotheek aflossen, extra consumeren, een tweede huis kopen, fiscaal vriendelijk sparen voor hun pensioen, uitlenen aan anderen, et cetera. De beste strategie is natuurlijk zeer persoonsafhankelijk. Het ING Economisch Bureau bespreekt drie strategieën die naar verwachting voor veel consumenten van toepassing zullen zijn: beleggen, extra aflossen op de hypotheek en consumeren. Alternatief 1: beleggen Nederlanders vinden beleggen vaak spannend en ingewikkeld Consumenten op zoek naar meer rendement op hun vermogen kunnen overwegen (meer) zelf te beleggen. Volgens de meest recente cijfers van het CBS waren er in januari 2014 zo’n 1,4 miljoen huishoudens met eigen beleggingen. Dat zijn één op de vijf huishoudens. Vergeleken met andere Europeanen zijn Nederlanders relatief terughoudend met zelf beleggen. Nederlanders beleggen met name minder in individuele aandelen, obligaties en vastgoed dan andere Europeanen. Indirect, via de pensioenfondsen, heeft een groot deel van de Nederlandse huishoudens juist veel geld in aandelen, obligaties en andere beleggingen zitten. Het overgrote deel van de Nederlandse huishoudens belegt dus niet zelf. Dit komt vooral omdat ze het spannend vinden of bang zijn om geld te verliezen: voor ruim veertig procent van de mensen met vermogen is dat de reden om niet te beleggen. Maar ook de complexiteit van beleggen vormt voor velen een barrière: ruim dertig procent van de Nederlanders met spaargeld geeft aan niet te beleggen omdat ze het ‘te ingewikkeld’ vinden. De kosten van beleggen zijn voor Nederlanders nauwelijks een reden om ervan af te zien. Evenmin denken ze dat beleggen minder oplevert dan sparen. Nederlanders beleggen minder zelf dan andere Europeanen Ingewikkeld en bang om te verliezen Aandeel dat zegt te beleggen in spaar- of beleggingsproduct: Wat weerhoudt u ervan te beleggen? (% van huishoudens met spaargeld) 41% 20% 31% 15% 21% 10% 5% 4% 3% 0% Beleggings- Aandelen fondsen Obligaties Onroerend Alternatieve Crowdgoed beleggingen funding Nederland Duurzaam beleggen Ik heb te ingewikkeld onvoldoende geld om te beleggen Europa (gemiddeld)* Bron: ING International Survey Savings 2016 * Gewogen gemiddelde van 13 Europese landen ING Economisch Bureau te spannend, bang om te verliezen Ik vind de kosten Beleggen levert van beleggen te mij minder op hoog dan sparen Bron: ING Financieel fit Barometer 6 Financieel fit Barometer / maart 2016 Minder spannend en ingewikkeld maken? Lange beleggingshorizon, passieve strategie Minder spannend en ingewikkeld beleggen Er zijn verschillende mogelijkheden om beleggen minder spannend en ingewikkeld te maken. Zo verkleint een lange beleggingshorizon het risico op verlies, terwijl een passieve strategie het minder ingewikkeld maakt om te beleggen. Een lange horizon verkleint de kans op teleurstellingen Een korte beleggingshorizon is voor een risicomijdende belegger nooit verstandig. De kans op koersdalingen is groot en de tijd veelal te kort om dat koersverlies goed te maken. Hoewel er nooit garanties zijn, reduceert een lange horizon het risico op een negatief rendement aan het eind van de rit: in het verleden leverde beleggen over een langere termijn vrijwel altijd meer op dan sparen. Naast koerswinsten vormen vooral dividenduitkeringen hier een belangrijke verklaring. Het volgen van de MSCI - wereldindex leverde voor instappers tussen 1972 en 1996 na twintig jaar bijvoorbeeld altijd een positief rendement op van minimaal vier procent per jaar. Ook beleggers met een horizon van tien of vijftien jaar behaalden in het verleden vrijwel altijd positieve rendementen. Natuurlijk is er nooit garantie: er zijn ook beleggers die minder goed scoorden. Beleggers die rond de eeuwwisseling instapten en na 10 jaar uitstapten, behaalden een negatief rendement. Passief beleggen kan het minder complex maken Het op de voet volgen van bedrijven en veel handelen is niet nodig om rendement te behalen. Hoewel er natuurlijk uitschieters naar boven zijn, presteren beleggers die actief veel zelfstandige beslissingen maken gemiddeld genomen juist slechter dan de beursindex. Dit blijkt uit meerdere onderzoeken (zie Barber en Odean, 2013) en komt onder andere doordat beleggers teveel handelen. Hierdoor maken ze hoge transactiekosten. Daarbij brengen ze onvoldoende spreiding aan en timen ze verkeerd. Een passieve strategie leidt gemiddeld genomen tot een solide resultaat tegen minder risico’s. Zo’n passieve strategie is bijvoorbeeld het volgen van een wereldwijde beursindex. Hierdoor spreid je automatisch je beleggingen, waardoor je risico daalt. Door daarnaast bijvoorbeeld elk jaar een vast bedrag in te leggen beperk je bovendien het risico dat je met je hele vermogen instapt op de top van de beurs. Rendement na 20 jaar beleggen in MSCI-world Rendement na 15 jaar beleggen in MSCI-world Rendement na 10 jaar beleggen in MSCI-world Gemiddeld jaarlijks rendement na 20 jaar te hebben belegd per uitstapjaar (incl. herbelegd netto dividend ) Gemiddeld jaarlijks rendement na 15 jaar te hebben belegd per uitstapjaar (incl. herbelegd netto dividend ) Gemiddeld jaarlijks rendement na 10 jaar te hebben belegd per uitstapjaar (incl. herbelegd netto dividend ) 16% 16% 16% 14% 14% 14% 12% 12% 12% 10% 10% 10% 8% 8% 8% 6% 6% 6% 4% 4% 4% 2% 2% 2% 0% 0% 0% -2% -2% -2% 1992 1996 2000 2004 2008 2012 2016 1992 1996 2000 2004 2008 2012 2016 1992 1996 2000 2004 2008 2012 2016 Bron: Bloomberg, analyse ING Economisch Bureau ING Economisch Bureau 7 Financieel fit Barometer / maart 2016 Alternatief 2: hypotheekschuld aflossen Lagere rentes maken extra aflossen aantrekkelijker Alternatief 2: extra hypotheekschuld aflossen Bijna de helft van de Nederlandse huishoudens (3,5 miljoen) heeft een hypotheekschuld. Deze bedraagt gemiddeld zo’n 190 duizend euro. Met name jongere generaties hebben vaak een hoge hypotheekschuld ten opzichte van de waarde van hun huis. Een rekenvoorbeeld: aflossen of sparen? Stel je hebt 15.000 euro aan spaargeld, je hypotheekrente is 4% en de spaarrente is 1%. Lagere spaarrente maakt aflossen aantrekkelijker Sparen van de 15.000 euro levert je het eerste jaar 150 euro op. Nu de rente zo sterk is gedaald, wordt het voor meer en meer huizenbezitters financieel aantrekkelijker hun spaargeld te gebruiken om extra af te lossen op hun hypotheek. Voor huizenbezitters met een vaste hypotheekrente betekent een dalende spaarrente namelijk dat het verschil tussen hun hypotheekrente en de huidige spaarrente oploopt. Zie in de box hiernaast voor een rekenvoorbeeld. Extra aflossen met de 15.000 euro scheelt je 600 euro per jaar (15.000 x 4%) aan rente. Maar deze rente kun je niet langer aftrekken van de belasting. Bij 40,4% aftrek betekent dit (40,4%*600) = 242 euro lagere belastingteruggave. Aflossen levert zo een netto voordeel op van (600-242=) 358 euro. Meer dan alleen een rekensom Toch vergt het meer dan alleen een rekensom om te bepalen of het extra aflossen van een hypotheekschuld gunstig is. Andere overwegingen zijn bijvoorbeeld: In één oogopslag Onderstaande twee figuren laten zien wanneer sparen of aflossen financieel gunstiger is bij verschillende combinaties van de hypotheek- en spaarrente: links voor huizenbezitters die geen vermogensbelasting betalen, rechts voor hen die dat wel doen. In beide gevallen gaan we ervanuit dat de rente over de hypotheek wordt afgetrokken tegen het tarief in de tweede of derde schijf: (40,4%). Wanneer is het financieel voordelig om af te lossen of te sparen? Niet alleen de huidige rentes spelen een rol, maar ook de renteverwachtingen voor de toekomst. Extra aflossen kan nu bijvoorbeeld erg gunstig lijken, maar bij een stijgende spaarrente in de toekomst minder gunstig zijn. Aflossen kan soms extra voordelen bieden, wanneer woningbezitters door de extra aflossing eerder in een lager LTV-segment vallen waardoor ze eerder korting krijgen op hun hypotheekrente. Het aanhouden van een financiële buffer is belangrijk. Wie al zijn spaargeld in een huis stopt, heeft geen buffer meer. En het geld weer terughalen in tijden van nood is lastig. Aflossen pakt in dit voorbeeld dus 208 euro gunstiger uit. Voor huishoudens met veel vermogen (meer dan 24.437 euro vermogen per persoon), pakt aflossen nog gunstiger uit. Na aflossing betaal je (1,2% x 15.000 = ) 180 euro minder aan vermogensbelasting. In dit geval loopt het voordeel op naar (208 + 180 = ) 388 euro. Exclusief vermogensbelasting spaarrente Inclusief vermogensbelasting spaarrente 6% 6% 4% sparen 4% sparen 2% aflossen 0% 2% aflossen 0% 0% 1% 2% 3% 4% 5% 6% 7% hypotheekrente 0% 1% 2% 3% 4% 5% 6% 7% hypotheekrente Bron: ING Economisch Bureau ING Economisch Bureau 8 Financieel fit Barometer / maart 2016 Alternatief 3: meer uitgeven Uitgaven naar voren halen kan een financieel voordeel opleveren Alternatief 3: meer besteden Een andere mogelijkheid voor spaarders om zich te verweren tegen de koopkrachtdaling van hun spaargeld is meer uit te geven. Misschien zijn er bepaalde (grote) uitgaven die toch al gepland waren, zoals een verbouwing of een nieuwe auto? Wanneer de reële rente negatief is, levert het een financieel voordeel op om deze uitgaven naar voren te halen (zie voor een rekenvoorbeeld de box hiernaast). Vanzelfsprekend is het niet verstandig om al het spaargeld uit te geven. Om onvoorziene omstandigheden het hoofd te kunnen bieden, zoals plotselinge werkloosheid of een kapotte wasmachine, is het aanhouden van een financiële buffer belangrijk. Andere alternatieven Beleggen, aflossen en uitgeven zijn als gezegd niet de enige mogelijkheden die spaarders hebben. Voor bepaalde spaarders kan het bijvoorbeeld aantrekkelijk zijn om geld van een variabele spaarrekeningen over te hevelen naar een pensioenspaarrekening en zo te profiteren van fiscaal voordeel. Voor anderen is geld lenen aan kinderen of kleinkinderen tegen een hogere rente dan de spaarrente misschien een optie. Voor de meer vermogenden zijn er naast de meer traditionele beleggingsvormen in de investeringshoek nog meer mogelijkheden, zoals vastgoed, grondstoffen of een tweede woning. ING Economisch Bureau Eerder aankopen doen kan financieel voordeel opleveren Stel, je hebt 30.000 euro aan spaargeld. De spaarrente is 0,5%. Je wilt een mooie reis maken. Je hebt uitgerekend dat dit je ongeveer 15.000 euro gaat kosten. Je twijfelt of je het nu zal doen of volgend jaar. De inflatie is 1% en ook de kosten van de reis zullen stijgen met de inflatie. Als je de reis nu maakt, heb je erna nog (30.000 15.000 = ) 15.000 euro spaargeld over. Over dit bedrag ontvang je 0,5% rente. Een jaar later is dit bedrag dan aangegroeid tot 15.075 euro Als je pas volgend jaar aan de reis begint, is je spaargeld intussen met 150 euro aangegroeid tot 30.150 euro. Maar dezelfde reis kost vanwege de inflatie nu geen 15.000 euro, maar 15.150 euro. Nadat je terug bent heb je nog (30.150 – 15.050 = ) 15.000 euro over. Door dus nu de reis te maken in plaats van volgend jaar, hou je volgend jaar 75 euro extra over (die kun je mooi gebruiken om een mooi fotoboek te maken!) 9 Financieel fit Barometer / maart 2016 Meer weten? Senne Janssen ING Economisch Bureau 06 5787 5332 [email protected] Marten van Garderen ING Economisch Bureau 06 302 01 203 [email protected] Verantwoording en disclaimer ING Financieel fit Barometer De ING Financieel fit Barometer meet het oordeel van Nederlandse huishoudens over hoe fit zij zich in financieel opzicht voelen. Met financieel fit wordt bedoeld: ‘Uw geldzaken op orde hebben en houden. Nu, en met het oog op de toekomst’. Hierin wordt gekeken naar de volgende thema’s: Inkomsten en Uitgaven, Woonsituatie, Vermogen en Pensioen. Elk kwartaal wordt aandacht besteed aan één van deze thema’s. De feitelijke barometerscore is gebaseerd op een aantal vragen uit marktonderzoek door TNS NIPO in opdracht van ING onder een representatieve groep Nederlandse huishoudens en geeft aan hoe zij vinden dat hun huishoudboekje sluit. De ING Financieel fit Barometer heeft als minimale waarde 0 en kan maximaal uitkomen op 200. De neutrale stand is 100. Het aantal optimisten en pessimisten over de eigen financiële situatie houdt elkaar bij die stand in evenwicht. In meting 29 (afgenomen in februari 2015 onder 1032 Nederlandse huishoudens) is de Financieel fit Barometerscore uitgekomen op 96). Met ingang van medio 2015 passen wij een seizoens-correctie toe op de barometerstand. Hiermee wordt deze stand gecorrigeerd voor eventuele seizoensinvloeden. ING Economisch Bureau De in deze publicatie neergelegde opvattingen zijn gebaseerd op de door ING vergaarde informatie en door ING betrouwbaar geachte bronnen. Deze gegevens zijn op zorgvuldige wijze in onze analyses verwerkt. Noch de ING, noch medewerkers van de bank kunnen aansprakelijk worden gesteld voor de in deze publicatie eventueel aanwezige onjuistheden. Aan de verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. ING aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de inhoud van de publicaties of voor informatie die op of via de sites wordt verstrekt. Auteursrecht en rechten ter bescherming van gegevensbestanden zijn van toepassing op deze publicatie. Niets in deze publicatie mag worden gereproduceerd, verspreid of gepubliceerd zonder de uitdrukkelijke vermelding van de ING als bron van deze informatie. De afnemer van deze informatie is verplicht aanwijzingen van de ING betreffende het gebruik van de informatie op te volgen. Nederlands recht is van toepassing. 10 De ING is met ruim 8,9 miljoen rekeninghouders een van de grootste en meest toonaangevende financiële dienstverleners van Nederland. ING is een wereldwijd opererende financiële instelling van Nederlandse origine die diensten aanbiedt via haar werkmaatschappijen ING Bank en NN Group NV. Het doel van ING Bank bestaat erin om mensen in staat te stellen een stap vóór te blijven, zowel in het leven als in het werk. De meer dan 53.000 werknemers van ING Bank bieden retail- en commerciële bankdiensten aan klanten in meer dan 40 landen. Duurzaamheid maakt integraal deel uit van de bedrijfsstrategie van ING, hetgeen blijkt uit het feit dat ING is opgenomen in de Dow Jones Sustainability Index (Europe en World), de FTS4Good Index en de Euronext Vigeo Europe 120 Index. ING is actief op: Facebook, Slideshare, YouTube en Flickr. Financieel fit Barometer / maart 2016