Voorbereiding rekentoets les 91 108 A: Getallen: 1: Kansbepaling en combinatoriek a) Mama vindt in de winkel een leuk vestje. Dit is verkrijgbaar in de kleuren geel, rood en groen. Er is ook een bijpassende broek, die je in de kleuren bruin, blauw, zwart, grijs of wit kan kopen. Uit hoeveel verschillende combinaties kan mama kiezen als ze één vestje met één broek wil kopen? b) Ik speel een kaartspel. Alle rode kaarten van 1 t.e.m. 10 zijn in het spel. Ik probeer met 4 kaarten 21 te halen. Ik trek willekeurig de eerste drie kaarten: een 4, een 6 en een 7. Hoe groot is de kans dat ik met de volgende kaart 21 haal? Ik speel nog eens met alle rode kaarten van 1 t.e.m. 10. Ik trek eerst een 5, dan een 9 en dan een 4. Hoe groot is de kans dat ik met de volgende kaart 21 haal? 2:Mediaan en gemiddelde Aantal leerlingen 1 4 5 2 1 1 1 Score op 50p 50 47 44 38 37 32 28 a) Zoek de mediaan. Gebruik een kladblad om de getallen te ordenen. De toets van spelling stond op 50 punten. Hieronder zie je hoe de leerlingen scoorden. b) Op het fietsbehendigheidsparcours in het 5de leerjaar haalde de eerste groep, bestaande uit 10 leerlingen volgende punten op 10: 6 – 9 – 9 – 10 – 10 – 8 – 5 – 8 – 7 – 10 Bereken mediaan en gemiddelde. 3: Getallen tot 10 000 000 Noteer de gevraagde getallen: 5T meer dan 1 072 146 : 7D minder dan 1 678 875 : 4 M minder dan 6 000 000 : 2HD minder dan 1 728 259: 4:Cijferend delen Maak volgende oefeningen op een kladblad en noteer jouw uitkomst hier. 135 049,1 : 14 tot op 1h nk. = rest = 41 002 : 35 = rest = 978 909,52 : 75 = rest = 637 182 : 21 tot op 1t nk. = rest = 5: Negatieve getallen a) Noteer het verschil in temperatuur. De hoogste zomertemperatuur van dit jaar: 29 °C De laagste wintertemperatuur van dit jaar: 5 graden onder het vriespunt. Het temperatuurverschil is b) Orden deze temperaturen. Begin met de hoogste. - 4 °C 0 °C -1 °C 3 °C -5 °C 8 °C -2 °C Hoeveel is het verschil tussen de laagste en de hoogste temperatuur bij de vorige oefening? 6. Bewerkingen met kommagetallen 3,7 + 4,12 = 8 x 2,11 = 17 - 12,98 = 20,4 : 5 = 0,7 - 0,03 = 9 x 0,5 = 0,12 : 4 = 4 x 6,2 = 50,25 - 0,75 = 0,6 - 0,06 = 3 x 30,32 = 12 - 4,6 = 64,8 : 8 = 3 x 6,5= 7 - 0,05 = 20,4 - 3,12 = 100 x 4,25 = 24,32 : 8 = 54,3 : 6 = 8 x 0,8 = 50,3 : 2 = 18,6 + 4,04 = 7. Percenten 12 % van 2000 = 80 % van 5000 = 50 % van 4240 = 25 % van 3200 = 10 % van 450 = 60 % van 250 = 10 % van 800 = 75 % van 4000 = 20 % van 640 = 70 % van 1300 = 40 % van 240 = 75 % van 2400 = Noteer in de eenvoudigste breukvorm. 25 % = 20 % = 75 % = 50 % = 87,5% = 10 % = 62,5 % = 60 % = 8: Tabellen, grafieken en diagrammen Onze klas ging naar de bib om boeken te ontlenen. Vul de tabel verder aan. 25,0% 12,5% 62,5% strips weetboeken leesboeken soort boek strips Weetboeken leesboeken Totaal In procent 25 % het aantal 16 B: Meten 9: Oppervlakte van een parallellogram a) Geef de formule van de oppervlakte van een parallellogram. Toon op onderstaande figuur aan dat de formule juist is. Benoem hierbij de zijden of afstanden die belangrijk zijn! b) Teken een parallellogram BEST met een basis van 4 cm en een oppervlakte van 8cm². c) Bereken zo nauwkeurig mogelijk de oppervlakte van onderstaande parallellograms: 10: Oppervlakte van een driehoek Teken een driehoek POT met basis [PO] = 4 cm en een oppervlakte van 6 cm². Bereken de oppervlakte van onderstaande driehoeken. 11: Oppervlaktematen 750 cm² = dm² 8 dm² + 8 cm² = cm² 5,08 m² = dm² 9 m² + 14 dm² = dm² cm² 258 dm² = m² + dm² 4 dm² + 2 cm² = 1426 cm² = dm² + cm² 4356 dm² = m² + 43 dm² + dm² =1m² 10 cm² + cm² = 1 m² 586 cm² = 5 + 86 704 dm² = 7 +4 5 m² + 12 dm² = 51 200 12 560 cm² = 1 + 25 1 m² = 1/5 m² = dm² dm² dm² + 60 8 m² + 2 dm² = m² 7 dm² - 5 cm² = dm² 8 dm² + 25 cm² = dm² 10 dm² - 1cm² = dm² 4 m² + 85 dm² = m² 7 dm² - 3,5 dm² = dm² 5 m² - 40 dm² = m² 9 m² - 50 dm² = m² 5 m² + 10 dm² = m² 99 dm² + 100 cm² = m² 1/2 m² = dm² 1/4 dm² = mm² 4/5 m² = cm² 3/8 m² = dm² 12: Omtrek van een cirkel Geef de formule van de omtrek van een cirkel: of Benoem het middelpunt. Teken in het groen de straal in de kleinste cirkel. Teken in het blauw de diameter van de grootste cirkel Bereken de omtrek van de cirkels: Kleinste cirkel: Grootste cirkel: De straal verschilt De diameter verschilt cm. cm. C: Meetkunde 13: Waar of niet waar? a) b) c) d) e) Een kubus is een balk. Een cilinder is een veelvlak. Het grondvlak van een balk kan een vierkant zijn. Een balk is een veelvlak. Een parallellogram kan het grondvlak van een balk zijn. 14: Geef zoveel mogelijk namen die we geleerd hebben. Omcirkel de meest passende naam. 15: Cirkels construeren. a) Teken een cirkel met middelpunt M met een diameter van 5 cm. Bereken de omtrek. b) Teken een cirkel in het vierkant zodat deze de 4 zijden raakt. Bereken de omtrek.