Cursus vroegmoderne tijd - David van der Linden

advertisement
Week 8. Economie in de 18e eeuw
Cursus vroegmoderne tijd 2011| [email protected] | http://vanderlinden.weebly.com
Inhoud college
Bespreking essay
Bespreking opdracht 1
Pauze
Bespreking opdracht 2
Voorbereiding tentamen
Essay
Opbouw: essay als lopende tekst, secties scheiden met tussenkopjes; inhoudsopgave en literatuurlijst weglaten
Beperk achtergrondinformatie, alleen waar nodig: inleiding van ca. 1 pagina, vooral argumenten die je uitwerkt
Structuur: scheid argumenten (ten eerste, ten tweede); weeg argumenten in conclusie af en vel oordeel
Licht zaken toe, vermijd algemene beweringen; wees nauwkeurig (wie? wanneer? waarom?)
Stijl: schrijf lopende zinnen, gebruik voegwoorden, geen spreektaal
Essay
Verschil tussen Nederland, Nederlanden, Republiek, Holland
Vorsten: Lodewijk XIV, dus niet “de veertiende” of “de XIV”
Schrijf eeuwen voluit, dus “zeventiende-­‐eeuwse”
Getallen: 1 tot en met 20 voluit, dus “veertien dagen”; ook tientallen en honderdtallen voluit (dertig, honderd, duizend); overige cijfers als getal (23, 456, 8,9%).
Gebeurtenissen in het verleden: verleden tijd
Vermijd lange citaten, analyseer zelf, bed in tekst in
Voetnoten
Plaats een voetnoot als je verwijst naar informatie die je elders hebt gevonden.
Boek: auteur, titel (plaats van uitgave, jaartal), pagina’s.
Artikel in bundel: auteur, ‘titel artikel’, in: auteur, titel, (plaats van uitgave, jaartal), pagina’s.
Artikel: auteur, ‘titel artikel’, titel tijdschrijft, jaargang:a_levering (jaartal), pagina’s. Archiefstuk: beschrijving stuk, datum, archie_instelling, inventarisnummer, beschrijving inv.nr., folio’s. Opdracht 1
Studenten kunnen beschrijven in welke delen van Europa – en in welke mate – traditionele landbouweconomieën plaatsmaakten voor een marktgeoriënteerde samenleving.
Studenten kunnen uitleggen hoe en in welke mate veranderingen in organisatie en technologie in landbouw, nijverheid en handel bijdroegen aan productiviteitsgroei in deze sectoren.
Studenten kennen de betekenis van de volgende termen: urbanisatie, agrarische productiviteit, proto-­‐industrie, Atlantische economie, driehoekshandel, fysiocraten, enclosures
Atlantische economie
Driehoekshandel: slaven richting Amerika, koloniale waren geproduceerd door plantage-­economie (suiker, tabak) richting Europa, eindproducten naar Afrika, terug naar kolonies en andere Europese staten
Koloniale strijd: Engeland vs. Frankrijk, na Zevenjarige oorlog (1756-­‐1763) winst voor Engelsen met Vrede van Parijs (1763): Canada, Frans Amerika (Nouvelle France), en gebied in India
Driehoekshandel
Slaven richting Amerika – koloniale waren (oa. suiker, tabak, huiden) richting Europa – eindproducten naar Afrika en kolonies
Indeling van het slavenschip Brookes
A_beelding uit An Essay on Colonization, particularly applied to the Western coast of Africa (Londen, 1794-­‐1795)
Agrarische revolutie
Open-­Nield systeem: open land, opgedeeld in velden, ieder gezin eigenaar verspreide stukken land; common land voor hele dorp, mn. begrazing vee
Nadeel is uitputting: stikstofafname grond, misoogsten; mest en braakleggen als remedie, drieslagstelsel (jaar graan – jaar bonen – jaar braak), maar beperkte mestopbrengst en beperkte oogst
De korenraapsters
Schilderij door Jean-­‐François Millet, 1857. Collectie Musée d’Orsay, Parijs
Agrarische revolutie
Nieuwe gewassen als klaver, peulvruchten, rapen en aardappel ipv. braaklegging, stikstofverhogend; tevens meer veevoer > grotere veestapel > beter dieet & meer mest > meer output landbouw > bevolkingsgroei; introductie aardappel
Hervormingen land: omheining velden en common lands (enclosures), einde aan opdeling kleine stukken, boeren verliezen recht begrazing common lands aan heren, die gebruiken voor schapen (wol) en runderen (vlees)
Urbanisatie, dus meer vraag, productie voor stedelijke economie; betere wegen om surplus landbouw naar stad te vervoeren
Putting-­‐out systeem
Bevolkingsgroei platteland, dus meer arbeid beschikbaar; inzetten in cottage industry: huisarbeid, oa. weven en spinnen; mechanisering (spinmachines)
Putting-­out systeem: stedelijke ondernemer koopt ruwe grondstoffen in, laat goedkoop op platteland verwerken (bv. ruwe wol laten spinnen en weven tot kleding); voordelen: goedkoop want overschot arbeid, geen gilderegulering; mn. Lage Landen en Engeland
De spinster
Schilderij door Nicolaes Maes, 1655. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam
Inikori
Internationale handel voorwaarde economische groei: Engeland al vanaf 12e eeuw, nl. wol-­‐ en lakenexport, marktgeörienteerde landbouw op Europa
Bevolkingsgroei stimuleert eveneens economie; echter, in 17e eeuw plafond bereikt, Malthusiaanse crisis: bevolking groeit harder dan middelen (mn. uit landbouw), bevolking stagneert
Stagnatie in 18e eeuw, oa. Italië en Republiek: binnenlandse markt te klein om te industrialiseren, protectionisme (tariefmuren, mercantilisme), handelsoorlogen, gevolg is daling omzet uit handel binnen Europa, nijverheid krimpt (bv. Haarlem en Leiden)
Inikori
Engeland ontsnapt echter aan stagnatie: overzeese handel met koloniën blijf economie stimuleren
Hoe? Herexport koloniale goederen, en export wollen stoffen naar nieuwe markten (Zuid-­‐Europa), groeiende export andere types textiel (katoen & linnen) – ergo: buitenlandse vraag jaagt binnenlandse economie aan (bv. in Lancashire)
Gevolg: niet-­‐agrarische, industriële sectoren groeien enorm dankzij export (tabel 1); bevolking neemt toe vanwege betere economische kansen, men trouwt jonger en krijgt dus meer kinderen; bevolkingsgroei stimuleert economische vraag weer
Inikori
Geïntegreerd Atlantisch systeem doet economie groeien
Koppositie Engeland in 18e eeuw door: (1) groeiende slavenhandel vanuit Afrika naar Amerika; (2) handel vanuit Britse kolonies, aanleveren producten voor her-­‐export binnen Euripa (suiker, kof_ie); koloniën tevens afzetmarkt voor Engelse industriële producten, en distribueren in rest van Amerika (zie tabel 2); (3) handel met Spanje en Portugal waarlangs Engelse producten Latijns-­‐Amerika bereikten
Slavernij cruciaal: groei slavenbevolking, plantage-­‐economie levert producten die motor Atlantisch systeem vormen
Eltis & Engerman
Relatie slavernij – economische groei Engeland: drie posities
(1) Zonder slavernij had de Industriële Revolutie in Engeland niet kunnen plaatsvinden
(2) Zonder slavernij of Amerika had Engeland ook een Industriële Revolutie gehad en de economie hetzelfde tempo gevolgd: geen enkel effect dus
(3) Het Atlantische systeem was weliwaar niet noodzakelijk voor de Engelse industrialisatie, maar in de periode 1750-­‐1830 was dit systeem belangrijker voor de Britse economie dan elke andere binnen-­‐ of buitenlandse sector
Eltis & Engerman
Eltis & Engerman willen positie 3 veri_iëren met data: (1) meningen van tijdgenoten (egodocumenten), maar helaas gekleurd, handelaren dikken eigen belangen aan
(2) schattingen van de productie of de toegevoegde waarde (statistische data): focus op West-­‐Indië, mn. suikerproductie op eiland Barbados Bezwaren: Barbados qua economische output gelijk aan klein Engels graafschap, dus minimale impact; aandeel Cariben klein: slavenhandel slechts 3% Britse scheepvaart; aandeel slavenhandel in Portugese economie groter; Franse kolonies productiever; koloniale productie groter aandeel in economie Spanje/Portugal – maar in deze landen geen industrialisatie
Eltis & Engerman
Toegevoegde waarde en werkgelegenheid suikerindustrie binnen Engelse economie aanzienlijk, maar niet grootste sector: binnenlandse sectoren veel groter aandeel (zie tabel 1), oa. ijzerproductie, wol, katoen en schapenhouderij
Extreme aanname: alle winsten suiker weer investeren; echter, ook andere takken investeren opbrengsten, konden dus ook industrialisatie mogelijk maken
Slavernij niet noodzakelijk voor suikerproductie: andere vormen van gedwongen arbeid/contractarbeid, wel duurder, had men bietsuiker in Engeland zelf gaan produceren (en dus Atlantische systeem onnodig geweest)
Download