Geen gelukkig einde Auteur: Eddy Schekman | Datum: 19-07 Vorig jaar ontstond er paniek op de Europese obligatiemarkten: kunnen alle landen nog wel aan hun verplichtingen voldoen? Ruim een jaar later is die vraag nog steeds actueel. Ik schat in dat een definitief antwoord nog wel twee jaar op zich kan laten wachten. De vraag of Griekenland en andere landen obligaties gaan afstempelen is volgens mij niet de belangrijkste of interessantste. Afstempelen is een symptoom van een onderliggend probleem dat mijns inziens veel groter is. De invoering van de euro was een politieke beslissing. Op overtreding van de regels voor deelname aan de euro stonden (en staan) geen harde sancties. Bovendien is de euro ingevoerd zonder vooraf goed te zijn getest. Een veel groter bezwaar is dat landen met grote verschillen in productiviteit van het ene op het andere moment dezelfde munt kregen. Voor de invoering van de euro konden landen hun munt devalueren. Zo konden zij met een zwakkere wisselkoers de achterblijvende productiviteit compenseren. Die uitweg verdween met de gemeenschappelijke munt. Ik denk dat de kern is van de huidige schuldencrisis in de eurozone. De komende jaren moet blijken hoe het verhaal zich verder ontwikkelt. Voor de korte termijn verwacht ik dat er weinig verandert in de situatie van de afgelopen anderhalf jaar. De ECB en politieke leiders kopen tijd om een oplossing te vinden die de Europese economie de minste schade toebrengt. En om te bepalen wie de rekening voor de schade gaat betalen. Ik denk dat er verschillende scenario's zijn. Drie wil ik er met u delen. In het eerste nemen de perifere eurolanden zelf in principe het leeuwendeel van de rekening op zich door interne devaluatie: zij verlagen hun kostenpeil. Forse loonsverlagingen zijn een voorwaarde om dit te laten slagen. De bezuinigingsprogramma's die op stapel staan in Griekenland en elders zijn het begin van een lange, pijnlijke weg. Het is de vraag hoe lang een land dat volhoudt. De maatregelen die een regering neemt zijn vaak slechts houdbaar tot aan de volgende verkiezingen. Neem de situatie in Spanje. Daar is de werkloosheid in het tweede kwartaal opgelopen tot boven de twintig procent, het hoogste percentage in de eurozone. De jeugdwerkloosheid is zelfs ruim het dubbele. Eind april had 44,4% van de jongeren geen werk. Een regering die in zo'n situatie aanstuurt op economische krimp, verspeelt al haar krediet. In een tweede scenario betalen vooral de rijkere landen de rekening. In dit geval gaat er veel meer geld naar het noodfonds voor eurolanden. Voor Griekenland, Portugal en Ierland, maar ook voor het veel grotere Spanje. De Spaanse overheidsschuld is nu met 64% van het bruto nationaal product relatief beperkt. Maar naar verwachting loop dit op tot 72% in 2014. Dit is zonder de herstructurering van regionale spaarbanken (cajas) waardoor de schuld met nog eens 30% kan oplopen. De politieke wil in Duitsland, Nederland en Finland, de kapitaalkrachtigste eurolanden, lijkt hiervoor ver te zoeken. Hoewel ik de beleggingsvisie van de bank onderschrijf, dat de Europese autoriteiten al het mogelijke zullen doen om de huidige problemen op de lange baan te schuiven, acht ik het derde scenario uiteindelijk het meest plausibel. In dit scenario stempelen landen obligaties af en stappen zij uit de euro. Griekenland lijkt de belangrijkste kandidaat. Alleen aan rentebetalingen is het land jaarlijks 7% a 8% van het BNP kwijt. Verder houd ik ernstig rekening met een domino-effect. Als Griekenland afstempelt, kan het Portugal, Ierland en vermoedelijk zelfs Spanje meeslepen. De landen die uit de eurozone stappen betalen dan in elk geval met verlies aan externe koopkracht. Hoe de rekening er verder uitziet is onduidelijk. Net als bij de andere twee scenario's geldt dat die hoog is. Europese banken hadden alleen in Griekenland, Portugal, Ierland en Spanje eind 2010 al voor ruim 1300 miljard US-dollar aan schuld uitstaan. Welk scenario zich ook voordoet, het verhaal kent vooralsnog geen gelukkig einde. Door: Kobus Human, Chief Investment Officer Insinger de Beaufort