Genetica, geschiedenis en gerechtelijke geneeskunde Professor Jean-Jacques Cassiman Centrum Menselijke Erfelijkheid, KULeuven De genetische evolutie van de mens Moleculaire biologie en de studie van de genetische verscheidenheid tussen populaties hebben de laatste 2 decennia een belangrijke bijdrage geleverd in onze kennis van de recente evolutie van de moderne mens. Het idee dat de moderne mens zijn oorsprong vindt in Afrika werd initieel sterk bekritiseerd. Zowel DNA analyse van de autosomale chromosomen als van het Y-chromosoom duiden op dezelfde oorsprong. Deze studies zijn enkel onzeker betreffende het moment wanneer onze voorouders in Afrika leefden en het moment wanneer de moderne mens verscheen in andere continenten. Terwijl de studie van het mitochondriaal DNA wees op 190.000 jaar geleden komt een recente studie van genetische diversiteit van het volledige mitochondriaal genoom op 170.000 jaar. Het feit dat de berekening voor mitochondriaal DNA (maternele lijn) ongeveer 200 duizend jaar geleden geeft en dat het Y-chromosoom (paternele lijn) 100 duizend jaar aangeeft betekent niet dat we afstammen van één vrouw ("Eva") en van één man ("Adam"). Dit is momenteel het standaard model van de evolutie van de moderne mens. Het wordt ook "Out of Africa 2" genoemd aangezien de eerste expansie uit Afrika naar Azië ("Out of Africa 1") gebeurde door Homo erectus ongeveer 1,7 miljoen jaar geleden. De verspreiding van de moderne mens naar Azië zou via 2 verschillende routes zijn gebeurd. Een zuidelijke route langs de kusten naar Zuid-Oost Azië en vervolgens naar Australië, en een route naar Centraal-Azië van waaruit Europa, Siberië, Japan en Noord-Amerika werd bevolkt. Uiteindelijk bereikte de moderne mens Zuid-Amerika ongeveer 10 duizend jaar geleden. Genetische variatie in dienst van het gerecht In 1985, werd, bij toeval, door de Engelse wetenschapper Alec Jeffreys vastgesteld dat bepaalde DNA-segmenten een zeer hoge variabiliteit vertoonden. Hij noemde deze segmenten minisatelliet DNA of VNTR’s. Door speciale technieken toe te passen bekwam men een DNA-patroon dat zo variabel was dat 2 individuen, met uitzondering van éénéiige tweelingen, een verschillend patroon vertoonden. Deze patronen noemde men een "DNAvingerafdruk" naar analogie van onze vingerafdrukken die ook verschillend zijn van persoon tot persoon, zelfs bij ééneiige tweelingen. In de loop der jaren heeft het DNA-onderzoek een evolutie gekend niet alleen op het vlak van de gebruikte genetische variatie maar ook op het vlak van technologie. Het gebruik van korte DNA-fragmenten, zoals STR’s Short tandem Repeats), in combinatie met DNA-amplificatie heeft het voordeel dat zelfs gedegradeerd DNA kan geanalyseerd worden. Naast de STR's kan men voor genetische identificatie ook gebruik maken van het mitochondriaal DNA. Deze DNA-molecule is niet alleen populair in de studie van de genetische evolutie van de moderne mens maar kan ook bijdragen in de identificatie van haren uit bvb. een bivakmuts. Elke persoon verliest per dag spontaan 10 tot 20 hoofdharen. Deze haren bevatten geen haarwortel meer en het is enkel in de haarwortel dat er voldoende 4/10/2005 p. 1 kern-DNA aanwezig is voor de analyse van STR's. De haarschacht bevat echter nog voldoende mitochondriaal DNA voor DNA-analyse. Hierbij is de analyse gericht op de genetische variatie in de niet-coderende regio (HV1 en HV2) van het mitochondriaal DNA dat met behulp van PCR en sequentie analyse in het licht wordt gesteld. Gemiddeld vertonen 2 niet-verwante personen van Europese afkomst 8 verschillen in HV1 en HV2. De bewijskracht van het mitochondriaal DNA wordt beperkt enerzijds door de maternale overerving en anderzijds door de aanwezigheid van bepaalde sequenties met een hoge frequentie (tot 3%) in de Europese bevolking. Dit maakt dat het mitochondriaal DNA vooral voor exclusie doeleinden geschikt is en dat bij inclusie het enkel bruikbaar is als aanvullend bewijs. Naast het mitochondriaal DNA dat exclusief via de moeder wordt overgeërfd, heeft het kernDNA een "tegenhanger" dat exclusief via de vader wordt doorgegeven aan het mannelijke nageslacht, nl. het Y chromosoom. De STR's die hierop gelokaliseerd zijn, kunnen ook gebruikt worden voor genetische identificatie. De Y-chromosoom STR's bieden een mogelijkheid om specifiek enkel het mannelijk DNA in het spoor te analyseren en toch een resultaat (Y-STR profiel) te bekomen dat toelaat de dader te identificeren. Analoog aan het mitochondriaal DNA zullen de Y-chromosoom STR's eveneens niet toelaten om aan te tonen wie van de 2 verdachte broers de dader van de verkrachting is. Naar de toekomst toe wordt veel verwacht van de SNP's (Single Nucleotide Polymorphism) voor genetische identificatie. Gezien deze SNP's zich op een veel kleiner DNA-fragment bevinden kunnen ze meestal nog geanalyseerd worden in DNA met een gemiddelde lengte van 100 baseparen. Verscheidene SNP's komen bijna exclusief voor in bepaalde bevolkingsgroepen. Selectie van deze SNP's laat toe een SNP-profiel op te stellen dat moet toelaten de bevolkingsgroep te identificeren van de donor van het profiel. Dit zal enkel mogelijk zijn wanneer we de beschikking hebben over databanken met SNP-gegevens van zo veel mogelijk verschillende bevolkingsgroepen. Bepaling van verwantschap via genetische variatie De DNA-profielen die bepaald worden voor gerechtelijke identificatie, kunnen net zo goed worden gebruikt om het biologisch vaderschap aan te tonen. Analoog aan de bepaling van het biologisch vaderschap kan men eveneens het biologisch moederschap bepalen. Meestal wordt dit niet in vraag gesteld maar bij gezinshereniging van personen die het statuut van politiek vluchteling hebben bekomen, wil de overheid steeds vaststellen dat het ook de biologische kinderen zijn van deze persoon. Een DNA-onderzoek is ook betrouwbaarder dan sommige "officiële" documenten (o.a. geboorteakte) uit het buitenland waarbij vervalsingen niet ongewoon zijn. Net zoals bij genetische identificatie kan de analyse van Y-STR's of het mitochondriaal DNA nuttig zijn in het vaststellen van biologische verwantschap. Genetische variatie en genealogie Y-STR's en mitochondriaal DNA zijn ook ideale genetische merkers voor genealogische analyses. Hierbij kan nagegaan worden of 2 mannen met een gelijkaardige familienaam mogelijk dezelfde voorvader hebben gehad. Analoog toont het mitochondriaal DNA aan of 2 personen dezelfde voormoeder hebben. Deze toepassing kan ook gebruikt worden op 4/10/2005 p. 2 skeletresten uit een graf en laat dan ook toe om bepaalde "historische vraagstukken" wetenschappelijk te bewijzen via DNA-analyse. Zo toonde het Laboratorium voor Forensische Genetica en Moleculaire Archeologie van de K.U.Leuven aan dat Karl Wilhelm Naundorff die stierf in 1845 en begraven werd in Delft (Nederland), niet de zoon (Lodewijk XVII) kan zijn van Marie-Antoinette, de laatste koningin van Frankrijk, in tegenstelling tot wat zijn nakomelingen tot nu toe beweerden. In een "uitloper" van deze studie werd het mitochondriaal DNA van de spier van een hart geanalyseerd. Dit hart was volgens de historici afkomstig van Lodewijk XVII die als kind in 1795 stierf aan tuberculose in een gevangenis in Parijs tijdens de Franse revolutie. Het mitochondriaal DNA van het hart was identiek aan dat van de Habsburg-familie en hierdoor kon vastgesteld worden dat het hart hoogstwaarschijnlijk ook afkomstig was van Lodewijk XVII en bijgevolg de historische gegevens bevestigde. 4/10/2005 p. 3