Ziektebeleid

advertisement
Ziektebeleid
Inleiding
Binnen de kinderopvang geldt in algemeenheid dat zieke kinderen het kindercentrum niet
kunnen bezoeken. Enerzijds omdat niet de juiste zorg en aandacht gegeven kan worden en
omdat het in een aantal gevallen i.v.m. infectiegevaar, overdracht of besmettingsgevaar niet
verantwoord is dat een kind het kindercentrum bezoekt. Anderzijds omdat kinderen wanneer
ze ziek zijn of zich ziek voelen, zich thuis of bij naaste familie het beste op hun gemak
voelen.
Wanneer is een kind ziek?
Het kindercentrum is niet berekend op de opvang van zieke kinderen.
Ziekte is echter nogal een breed begrip. De beslissing of een kind al dan niet op de groep
kan blijven wordt in principe genomen door de pedagogisch medewerkers. Het belang van
het zieke kind staat hierbij voorop, maar er wordt ook rekening gehouden met het belang van
de andere kinderen en de pedagogisch medewerkers.
Als een kind een zieke indruk maakt wordt er door de pedagogisch medewerkers op de
volgende symptomen gelet:
–
–
–
–
–
–
–
–
speelt het kind zoals we van hem/haar gewend zijn
praat het kind zoals we van hem/haar gewend zijn
voelt het warm aandacht
huilt het vaker of langer dan anders
heeft het regelmatig natte luiers
gaat het regelmatig naar de wc
wil het kind steeds liggen
klaagt het kind over pijn
Het wil niet zeggen dat deze symptomen veroorzaakt worden door ziekte. Naar aanleiding
van het gericht observeren van het kind en het vaststellen van feitelijke gegevens beslist de
pedagogisch medewerker, in overleg met een collega, of het kind op de groep kan blijven, of
ouders/verzorgers gebeld dienen te worden of dat zelfs direct een arts gewaarschuwd moet
worden.
Wanneer wordt er een huisarts ingeschakeld?
In principe is bij ziekte van een kind de ouder/verzorger degene die de huisarts inschakelt.
Alleen als er acuut gevaar dreigt, schakelt het kindercentrum direct een arts in.
Voorbeelden van dergelijke gevallen zijn:
–
–
–
–
–
een kind dat het plotseling benauwd krijgt
een kind dat bewusteloos raakt of niet meer op aanspreken reageert
een kind met plotseling hoge koorts
een kind dat plotseling ernstig ziek lijkt
ongevallen
Richtlijnen bij zieke kinderen
Wanneer moet het kind opgehaald worden of mag het niet naar het kindercentrum komen?



als het kind te ziek is om aan het dagprogramma deel te nemen. Koorts is hierin een
belangrijke graadmeter. Hierbij is een lichaamstemperatuur van 38.5 C en hoger
bepalend.
als de verzorging van het zieke kind te intensief is voor de pedagogisch medewerkers
als het de gezondheid van de andere kinderen beïnvloedt
Hoe handelen de pedagogisch medewerkers?
1. De symptomen, temperatuur, datum en tijdstip worden genoteerd op een
registratieformulier.
2. De pedagogisch medewerkers overleggen met elkaar.
3. Er wordt informatie ingewonnen over de symptomen/het ziektebeeld
4. De ouders/verzorgers worden door de pedagogisch medewerker telefonisch op de
hoogte gebracht en gevraagd het zieke kind op te halen. De ouders/verzorgers
beslissen of eventueel de huisarts ingeschakeld dient te worden. Een van de
pedagogisch medewerkers ontfermt zich zoveel mogelijk over het zieke kind totdat
het wordt opgehaald.
5. Als er acuut gevaar dreigt schakelt het kindercentrum direct een arts in.
WereldwijZ Kindercentrum hanteert de richtlijnen en adviezen van de GGD. Daar waar twijfel
is zal in overleg met de GGD door de houder van het kindercentrum een besluit genomen
worden.
Als er binnen het kindercentrum sprake is van een infectieziekte worden de
ouders/verzorgers op de hoogte gebracht en geïnformeerd door een melding op het
publicatiebord in de hal.
Bij een meer dan normaal aantal gevallen van infectieziekten, meldt de pedagogisch
medewerker dit bij de houder van het kindercentrum. Deze is wettelijk verplicht de
infectieziekte en het aantal gevallen, zonder naamsvermelding, te melden bij de GGD (Wet
Bestrijding Infectieziekten)
Wettelijk verplichte melding van infectieziekten
(Artikel 26 van de Wet publieke gezondheid)
In het geval van het optreden van een infectieziekte dienen er maatregelen te worden
getroffen om te voorkomen dat de infectieziekte zich verder verspreidt. Hoe eerder hierbij
maatregelen worden genomen, des te kleiner is het eventuele gevolg.
Het optreden van een ongewoon aantal van de hieronder genoemde aandoeningen van
vermoedelijke infectieuze aard, zowel bij kinderen als personeel, dient binnen een werkdag
gemeld te worden bij de plaatselijke GGD:
–
–
–
–
–
acute maag- en darmaandoeningen
geelzucht
huidaandoeningen
andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard.
Hierbij word gedacht aan hersenvliesontsteking of meerdere gevallen van
longontsteking in korte tijd.
Het is ondoenlijk om alle ziekteverschijnselen uitvoerig te beschrijven. In alle gevallen beslist
de leiding van het kindercentrum of een kind dat ziek is wel of niet kan blijven of komen.
Wanneer de ouders/verzorgers twijfelen of het kind gebracht kan worden nemen zij tijdig
telefonisch contact op met het kindercentrum. De pedagogisch medewerker zal dan een
beslissing nemen aan de hand van de gegeven informatie of het kind kan komen.
Als een kind door ziekte niet op het kindercentrum kan komen dan wordt dit door de
ouders/verzorgers telefonisch gemeld voor 9.00 uur.
Mocht een ouder het niet eens zijn met een beslissing dan kan er contact opgenomen
worden met de houder van het kindercentrum. Dit kan zowel mondeling of schriftelijk.
Wanneer mogen kinderen in ieder geval niet komen
In een aantal gevallen is het uitgesloten dat kinderen naar het kindercentrum komen. Dit in
verband met besmettingsgevaar en de ernst van de aandoening:
–
–
–
–
–
–
ernstige of bloederige diarree
geelzucht (wanneer een kind dit heeft opgelopen tijdens vakantie in het buitenland)
tuberculose
buiktyfus
difterie
polio
Daarnaast is het door allerlei omstandigheden mogelijk dat de pedagogisch medewerkers
toch besluiten kinderen met bepaalde infectieziekten te weren. Dit gebeurt in overleg met de
houder van het kindercentrum. Hierbij wordt gehandeld volgens de richtlijnen van de GGD.
Wanneer mogen kinderen onder voorbehoud komen
In een aantal gevallen mogen kinderen alleen het kindercentrum bezoeken als er bepaalde
maatregelen zijn getroffen:
–
–
als een kind hoofdluis heeft moet dit behandeld worden volgens de richtlijnen van het
LSH (Landelijk Steunpunt Hoofdluis)
wanneer een kind krentenbaard heeft moeten de blaasjes worden afgedekt. Als dit
niet mogelijk is mag het kind het kindercentrum weer bezoeken als de blaasjes zijn
ingedroogd, of wanneer de aandoening behandeld wordt met antibiotica, 24 uur na
het starten met antibiotica.
Voorzorgsmaatregelen
Kleine kinderen hebben nog weinig weerstand tegen infectieziekten. Daardoor zijn ze vaker
ziek dan volwassenen. Het is een natuurlijk gegeven dat kinderen een aantal infectieziekten
moeten doormaken om hun weerstand op te bouwen. Het is daarom niet zinvol (en
bovendien niet mogelijk ook) om alle contact met ziekteverwekkende micro-organismen te
vermijden.
Weerstand tegen infectieziekten kan ook opgebouwd worden door vaccinatie.
Op het kindercentrum wordt bij gehouden welke vaccinaties kinderen hebben gehad. Zo kan
in het geval van een uitbraak van een infectieziekte, zoals kinkhoest of rode hond, direct
gekeken worden welke kinderen alsnog (met spoed) gevaccineerd dienen te worden. Dit
wordt gemeld aan de ouders. Voor infectieziekten geldt een meldplicht bij de GGD.
In het kader van de algemene hygiëne in de kinderopvang, worden er allerlei
voorzorgsmaatregelen genomen. Op deze manier wordt er naar gestreefd verspreiding van
infectieziekten zoveel mogelijk tegen te gaan.
Er is altijd een pedagogisch medewerker in bezit van EHBO in het kindercentrum aanwezig.
Geneesmiddelengebruik kinderen
Het komt voor dat kinderen in het kader van herstellen van een (infectie)ziekte
geneesmiddelen gebruiken. Ook in andere gevallen kan het voorkomen dat
ouders/verzorgers vragen of er geneesmiddelen toegediend kunnen worden aan hun kind
wanneer dit kind op het kindercentrum aanwezig is.
Om de gezondheid van de kinderen te waarborgen is het van belang dat de geneesmiddelen
op een juiste wijze verstrekt worden en medisch handelen op een verantwoorde wijze
plaatsvindt.
Alleen wanneer ouders de “Akkoordverklaring gebruik geneesmiddelen/ zelfzorgmiddelen”
hebben ingevuld en ondertekend mogen pedagogisch medewerkers geneesmiddelen
toedienen aan het kind op het kindercentrum.
In alle gevallen van geneesmiddelentoediening door pedagogisch medewerkers gebeurt dit
onder verantwoordelijkheid van de ouders.
De pedagogisch medewerkers zijn niet bevoegd injecties toe te dienen of andere medische
handelingen uit te voeren waarvoor zij niet zijn opgeleid. Bij twijfel kan de pedagogisch
medewerker beslissen het geneesmiddel niet toe te dienen. Als de ouder/verzorger twijfelt of
het geneesmiddel toegediend kan worden op het kindercentrum kan dit nagevraagd worden
bij de pedagogisch medewerker.
Ziektebeleid pedagogisch medewerkers
In het algemeen gelden voor pedagogisch medewerkers dezelfde richtlijnen in geval van
ziekte als beschreven in het ziektebeleid voor kinderen.
Download