israel waarom, jeruzalem de hoofdstad?

advertisement
ISRAEL WAAROM, JERUZALEM DE HOOFDSTAD?
Door: Rabbijn mr. drs. R. Evers
Israël – een oud-nieuw land
Wanneer wij aan het einde van de dienst op Jom Kippoer en na afloop van de Seider op Pesach "Lesjana
haBa bieRoesjalajiem" - volgend jaar in Jeroesjalajiem - zingen, komt hierin onze positieve
toekomstverwachting tot uiting. Onze hoop op het Messiaanse tijdperk, de inzameling van de ballingen
en de herbouw van de Tempel zijn nauw met elkaar verbonden. De eindtijd ligt niet meer veraf. In de
Talmoed is de belofte vastgelegd, dat de Masjie'ach zich voor het jaar 6000 zal openbaren (we leven nu in
5768). Als de schijn niet bedriegt, lijkt dit bevrijdingsproces reeds op gang gekomen te zijn. De bekende
Talmoed commentator Maharasja (Rabbi Samuel Edels, 16e eeuw) beschrijft een oude traditie, waarin een
bepaalde politieke vrijheid in het land Israël wordt aangekondigd voor de komst van de Masjie'ach. De
Tora-exegeten Ramban en Redak vermelden verder, dat inzameling van de ballingen (kibboets galoejot)
onder de auspiciën van de volkeren zal geschieden, terwijl de Talmoed hieraan toevoegt, dat de bodem
van het land Israël weer gecultiveerd zal worden voor de komst van de Masjie'ach. De voorwaarde, dat
het grootste deel van het joodse volk in Israël moet wonen, is echter tot op heden niet vervuld. Maar de
kibboets-aloejot en de wederopbouw gaan hand in hand, hetgeen wij vandaag de dag met onze eigen
ogen aanschouwen.
Kruispunt van Culturen
In het globale bevrijdingsplan staan Israël en Jeroesjalajiem centraal. Het waarom van deze focus is
onduidelijk. Het land Israël vormde het kruispunt van de oude beschaving, die in Europa, Azië en Afrika
lagen. Alle grote machten die buiten de grenzen van hun continent traden, trokken door het Heilige Land
en kwamen in contact met het jodendom. Pesikta Rabbati (10:2) noemt Israël niet voor niets "het centrum
van de wereld". Zijn centrale ligging en spirituele uitstraling verzekerden zijn status als heilig land.
Beginpunt van het Universum
Israëls hoogtepunt is Jeruzalem. De Tempel was het centrum van Israëls hoofdstad. In de Tempel stond
de Heilige Arke met de Tora centraal. Jeroesjalajiem is echter niet alleen een wereldcentrum; het vormt
zelfs het beginpunt van de Schepping, de uitvalbasis van onze aardse materiële realiteit. De Aron
haKodesj, de Heilige Ark, waarin de Stenen Tafelen en de Torarol van Mosje Rabbenoe (Mozes) werden
bewaard, stond in het Allerheiligste van de Tempel op een immense steen, die bekend stond onder de
naam Ewen Sjetija - de "funderingssteen". De Talmoed legt uit, dat deze funderingssteen het eerste fysieke
punt van de Schepping der aarde vormde. Het gehele universum werd vanuit dit beginpunt ontvouwen
(B.T. Joma 54b) totdat G'd het uitdijende heelal een halt toeriep.
Op het eerste gezicht lijkt het vreemd, dat G'd de wereld vanuit één punt van oorsprong moest scheppen.
Had G'd de wereld niet direct in zijn totaliteit kunnen scheppen? Nog veel diepzinniger is de vraag
waarom G'd het überhaupt nodig heeft gevonden een materiële wereld te creëren.
Spanning tussen spirit en materie
Het verschil tussen het fysieke en het geestelijke vormt sinds mensenheugenis een probleem. Reeds in de
antieke oudheid was dit onderscheid het centrale thema van filosofische bespiegeling. De mensheid is er
ook heden nog niet uit. Inmiddels staat in ieder geval één aspect van discrepantie buiten kijf: in de
materiële realiteit bestaat het begrip ruimte en plaats. In een geestelijke wereld zijn ruimte en plaats
ondenkbaar. In den geest bestaat slechts begripsmatige ruimte. Begrippen die in bepaald opzicht
vergelijkbaar zijn heten elkaar nabij te liggen, terwijl elkaar uitsluitende denkbeelden "ver van elkaar
staan". In de fysieke wereld is het mogelijk twee stoffen met elkaar te fuseren; in een spirituele wereld is
dit onmogelijk.
Een goede illustratie van dit verschil vormt de leer omtrent de Engelen. Bereesjiet Rabba 50:2 deelt ons
mee, dat één enkele Engel niet twee opdrachten kan vervullen. Twee Engelen kunnen bovendien niet
dezelfde missie delen. In het rijk van de geest bestaat geen ruimte, die verschillende aspecten van één
Engel zou kunnen verenigen. Zou een Engel twee opdrachten hebben dan zou hij zich per definitie
opsplitsen in twee wezens. Zouden twee Engelen dezelfde opdracht hebben dan moeten zij zich tot één
wezen versmelten omdat er geen fysieke ruimte bestaat, die hen zou kunnen scheiden. Een materiële
wereld is nodig om verschillende en zelfs tegenstrijdige zaken en concepten te verenigen.
Binding aan het aardse
Spirituele eenheden kunnen echter gebonden zijn aan lichamelijke objecten, zoals een menselijke ziel zich
kan hechten aan een fysiek lichaam. Tegenstrijdige begrippen kunnen slechts via een aards object bij
elkaar gebracht worden. Het klassieke voorbeeld van deze eenheid in verscheidenheid vormt de mens
zelf. Puur spiritueel beschouwd zijn goed en kwaad onverenigbare tegenstellingen, die elkaar nooit
zullen vinden. Bij Engelen, spirituele wezens, is een coëxistentie van moreel en immoreel ondenkbaar.
Alleen in een fysiek lichaam kunnen goed en kwaad naast elkaar in één entiteit bestaan.
G'd schiep veel verschillende geestelijke begrippen, spirituele krachten, wetten, eenheden en principes
waarmee het universum, geschapen werd en geleid wordt. Deze krachten en principes vormen vaak
tegenstellingen en elkaars tegenpolen, zoals goed en kwaad, het strenge recht tegenover barmhartigheid,
passiviteit en activiteit, vorm en massa en basale concepten als 'geven' tegenover 'nemen', welke laatste
tegenpoligheid in de joodse mystiek nogal eens begrepen wordt als de hogere oorsprong van het verschil
tussen de begrippen mannelijkheid en vrouwelijkheid. De wezens uit de oneindige Engelenschaar
vormen de geestelijke polen, die in interactie die processen op gang brengen, die nodig zijn voor de
ontwikkeling en sturing van het universum.
Energie en opdracht
Een Engel is niets meer maar ook niets minder dan een figuratie van energie met een speciale opdracht.
Soms verschijnen deze 'gezanten' ons in de vorm van natuurkrachten. In andere gevallen zijn Engelen
directe gezanten, waarvan de G’ddelijkheid onmiddellijk herkenbaar is.
Een aparte engel vormt een aparte opdracht. Engelen voeren vaak verschillende opdrachten uit; soms ook
tegengestelde. Er bestaat nauwelijks een mogelijkheid voor harmonieuze samenwerking in het rijk van de
geest. De enige manier waarop verschillende spirituele onverenigbaarheden kunnen samenkomen, is
door binding aan één gemeenschappelijk fysiek punt. Dit punt is de Ewen sjetija, de funderingssteen van
het lichamelijke heelal.
De naam Israël betekent “het goede overheerst het kwaad”. Jeruzalem betekent `stad van vrede’.
De oorspronkelijke naam van Jeruzalem was "Sjaleem” van de stam 'sjalom' - vrede. Begripsmatig staat
Jeruzalem voor vrede (vgl. Psalm 122:6). De Zohar (3:90b) verklaart dat dit niet alleen ziet op de fysieke
wereld. Jeruzalem staat ook voor vrede in de wereld van de geest. Dit betekent, dat alle verschillende
geestelijke concepten hier samenkomen en in harmonie kunnen opereren.
Harmonie in vrede
G'd schiep een oneindige hoeveelheid geestelijke werelden voordat hij ons lichamelijk universum
creëerde. Dit eindstation vormt in zekere zin ook het doel van de hele Schepping. Alle hogere spirituele
werelden zouden pas in harmonie kunnen functioneren door binding aan onze lichamelijke wereld,
waarvan de Ewen Sjetija de uitvalbasis vormt. Een aanduiding van dit laatste vinden we in het eerste
woord van de Tora 'Bereesjiet' - In den beginne, hetgeen ook gelezen kan worden als 'Bara-sjiet' - G'd
schiep de funderingssteen.
Plaats van inzameling
Uit deze plaats werd ook de eerste mens geschapen. Toen G'd de eerste mens, Adam, wilde scheppen,
vertelt de Tora, dat Hij verklaarde "Laat Ons een mens maken naar Ons beeld" (Genesis 1:26). De
betekenis van deze cryptische uitspraak is, dat G'd alle geestelijke krachten opriep te participeren in de
creatie van Adam, het einddoel van alle scheppingen. G'd schiep Adam van de funderingssteen omdat
hier alle spirituele krachten geconcentreerd waren.
In Awot de Rabbi Natan (31:3) wordt de mens daarom een microkosmos genoemd. De mens zou zich
echter vermeerderen en verspreiden over de aardbol terwijl de hogere werelden op één plaats
geconcentreerd moesten blijven. Jeruzalem, het domicilie van de Ewen Sjetija, is daarom een 'plaats van
inzameling'; in eerste instantie voor het joodse volk maar uiteindelijk voor de hele mensheid. Wanneer de
mensheid terugkeert naar zijn geestelijke oorsprong, versterkt dit de concentratie van geestelijke krachten
op die plaats.
Plaats van verzoening
Onze Wijzen vertellen ons, dat Adam geschapen werd met aarde van de plaats van het Altaar uit de
Tempel, de plaats van zijn verzoening. Ook hierin bespeuren we dezelfde gedachte. Offers, gebracht op
dit altaar, zouden uiteindelijk verzoening schenken voor 's mensens tekortkomingen. Het idee van zonde
is een scheiding in geestelijke zin. Ook in de intermenselijke sfeer ontstaat verwijdering door zonden. 's
Mensens onbezoedelde psychische eenheid wordt verstoord door zonde. De mens wordt afgezonderd
van het G'ddelijke in de schepping. Een offer herstelt de verbroken eenheid tussen G'd en de mens zelf
weer. Het Hebreeuwse woord voor offer is 'korban' van de stam 'KaRaV' dat naderbij komen betekent.
Offer en verzoening zijn in eerste instantie eigenlijk alleen mogelijk in de buurt van de Ewen Sjetija, waar
alle onlichamelijke krachten, hogere en lagere werelden, verenigd zijn. De hele Tempeldienst was in feite
gericht op het versterken van de onderlinge band tussen alle hogere krachten.
Samenloop fysieke en geestelijke wereld
Op de funderingssteen stond de Heilige Arke, waarin de Stenen Tafelen met de Tien Geboden en de
oorspronkelijke Torarol van Mosje Rabbenoe lagen. Deze samenloop van het beginpunt van de fysieke
schepping en de Tora is niet toevallig. Beide bevonden zich op dezelfde plaats om te benadrukken, dat de
fysieke schepping in stand wordt gehouden door het verbond van de Tora: "Ware het niet voor Mijn
verbond dag en nacht dan had Ik de verordeningen van hemel en aarde niet vastgesteld" (Jeremia 33:25).
Heel de schepping draait om dit Tora-verbond. Dat wat eens het Allerheiligste heette, vormt het
ontmoetingspunt van Hemelse en aardse krachten. Daarom heet het de 'Poort van de Hemel'. Vanuit deze
plaats ontspruit profetie, door dit punt gaan alle gebeden naar Boven (Kohelet Rabba 2:7). Toen Jakob
droomde van de ladder lag hij op deze plaats: "een ladder stond op aarde maar het uiteinde reikte tot in
de Hemel" (Genesis 28:12). Een ladder met sporten vormt een eenheid in verdeeldheid. De sporten staan
in principe los van elkaar maar worden tot een eenheid in de ladder. Het vormt het symbool van de
funderingssteen, waar Jakob op sliep: een punt, waaraan alle spirituele krachten geassocieerd zijn.
Hemelse Jeruzalem
Tegenover dit aardse concentratiepunt ligt de Hemelse ruimte, waar al deze krachten samenkomen. Onze
Wijzen noemen dit het "Hemelse Jeruzalem", dat parallel ligt aan het aardse Jeruzalem (B.T. Ta'aniet 5a).
Daar vindt de interactie plaats van al die geestelijke werelden. Dit Hemelse Jeruzalem is de naam
‘Sjaleem' - harmonie waardig omdat alle geestelijke creaties daar in perfecte eenheid coëxisteren.
G'd als Schepper staat oneindig hoog verheven boven al het geschapene. Het verschil tussen G'd en Zijn
Schepping is oneindig veel groter dan het onderscheid tussen de hoogste spirituele schepping en de
laagste aardse materie. Dit leidt tot een fundamentele vraag in iedere religie. Hoe is contact mogelijk
tussen het eindige en het Oneindige, een band tussen geschapene en Schepper?
Eindig en oneindig
We weten, dat G'd alle hogere en lagere werelden dirigeert. Dit is het mechanisme van de G'ddelijke
Voorzienigheid. Al het geschapene is voor zijn bestaan afhankelijk van G'd. Zonder Zijn constante
scheppende creativiteit zou alles onmiddellijk ophouden te bestaan. Toch bestaat er een onoverbrugbare
kloof tussen G'd en zelfs de hoogste spirituele Engel. Slechts in onze aardse, fysieke realiteit is hereniging
mogelijk. Maar slechts omdat G'd dit Zelf zo bepaald heeft.
Op veel plaatsen waar in de Tora gesproken wordt over Jeruzalem wordt de uitdrukking "de plaats, die
G'd zal uitkiezen om Zijn Naam te doen wonen" (Deuteronomium 12:11, 14:23, 16:2 en 26:2) gebezigd.
Voorzover wij dit kunnen bevatten, houdt dit in, dat G'd Zichzelf met deze plaats associeert. Zelfs de
wijze koning Salomo had moeite met deze fusie van het aardse en Bovenaardse toen hij bij de inwijding
van de Tempel uitriep: "Zie de Hemel, zelfs de Hemel van de Hemelen, kan U niet bevatten, hoeveel te
min dit huis, dat ik gebouwd heb" (I Koningen 8:27). Niettemin verklaart G'd Zelf in de Tora, dat Hij Zich
met deze plaats verbonden heeft.
Interactie
Verbinding betekent interactie. G'd verbond zich op de één of andere wijze met de aardse Tempel en de
funderingssteen waardoor ook contact mogelijk werd met al die geestelijke krachten, die daar
geconcentreerd zijn. Onze Wijzen verklaren, dat G'd het Hemelse Jeruzalem pas betreden zal nadat Hij
eerst het aardse Jeruzalem bezocht heeft (B.T. Ta'aniet 5a). Hierin ligt dezelfde gedachte verwoord als in
Jakobs droom, waarin G'd zelf bovenaan de ladder verscheen. Het is het idee van verbinding en
vereniging van alle werelden, van de hoogste tot en met de laagste, met G'd, waarin het aardse centraal
staat.
Het hele doel van de Tempeldienst was het versterken van de band tussen G'd en de hogere geestelijke
werelden, die op hun beurt de G'ddelijke uitstraling doorsluizen naar onze materiële wereld, waardoor
zelfs ons duistere, G'dverbergende heelal op een hoger plan gebracht zou worden. Op het Loofhuttenfeest
Soekot werden in de Tempel zeventig offers gebracht voor de zeventig archetypen volkeren waardoor de
Beschermengelen van alle volkeren verheven werden, hetgeen deze volkeren ook zelf weer tot een hoger
spiritueel niveau verhief. De Tempel was niet alleen voor het joodse volk van belang. De hele schepping
onderging de verheffende invloed ervan. Sinds de verwoesting van de Tempel heeft de wereld in veel
opzichten aan spiritualiteit ingeboet.
Nog steeds bidden wij in de richting van Jeruzalem. Al onze gebeden zijn gericht op het Allerheiligste,
dat op de Ewen Sjetija stond. In onze gebeden richten wij ons niet op enige Engel of bemiddelaar, alleen
op G'd Zelf. Onze gebeden zijn echter inhoudelijk gericht op herstel van de band tussen de verschillende
spirituele krachten en werelden, zodat G'ds licht op hen kan schijnen. Wij richten ons hierbij op de plaats
waar eens de Heilige Arke stond omdat hier door G'd een connectie werd gelegd tussen het eindige en
het Oneindige.
Geen nationalisme
Onze band met Israël is geen uiting van nationalisme, patriottisme of nostalgie. Uiteindelijk is onze band
met het Heilige Land in diepste wezen een religieuze band. Niet alleen wij weten dat maar zelfs in de
niet-joodse wereld (vgl. Presser: 'Napoleon') heeft men dit ingezien. Niet de Engelsen met hun Balfourdeclaration maar Napoleon Bonaparte was de eerste om het joodse volk zijn vaderland aan te bieden.
Gedurende zijn veldtocht in het toenmalige Palestina van 8 februari tot 1 juni 1799 stuurde hij - om
precies te zijn op 20 april - een proclamatie naar de joden in zijn rijk : “Aan de Israëlieten, de rechtsgeldige
erfopvolgers van Palestina: "Israëlieten, uniek volk, duizenden jaren van tyrannie en onderdrukking
hebben jullie kunnen beroven van jullie land maar niet van jullie naam en nationaal bestaan. Oplettende
en onpartijdige waarnemers van de bestemming der volkeren - hoewel niet begiftigd met profetische
gaven als Jesjaja, Hosjea en Joël, hebben bevestigd wat deze profeten hebben voorspeld toen zij het
koninkrijk Israël in hun dagen te gronde zagen gaan: dat zij, die bevrijd zullen worden door G'd met
liederen en gezang zullen terugkeren naar Zion. Deze grote natie, de Franse Republiek, die niet handelt in
landen en volkeren als vorige Rijken, die uw voorouders hebben verkocht aan vreemden, roept U op niet
om uw thuislanden te veroveren maar slechts om het over te nemen en te verdedigen tegen uw
onderdrukkers. Haast U, o, Israël...!”
De Sjechiena is nooit weggeweest
Opvallend hoe deze Franse dictator in zijn oproep om terug te keren juist deze twee essenties van het
Joodse volk benadrukt: G'd en Zion, een andere naam voor Jeroesjalajiem.
De G'ddelijke aanwezigheid (Sjechiena) is nooit van Israël geweken. Jeroesjalajiem was niet alleen de
hoofdstad en residentie maar tevens de stad, waar iedere pelgrimtoerist spiritueel herboren vandaan
kwam. In de Talmoed wordt Jeroesjalajiem "heiliger dan de rest van Israël" genoemd omdat vele geboden
alleen in Jeroesjalajiem konden worden uitgevoerd. Drie maal per jaar op Pesach, Sjawoe'ot en Soekot
(Pasen, Pinksteren en het Loofhuttenfeest) moest iedereen "voor het Aangezicht van G'd verschijnen
(Deuteronomium 16:16). De mitswa - het gebod - van 'alijat regel' (pelgrimstocht) krijgt een interessante
dimensie indien we het omschrijven als een soort religieuze vakantie. In het eerste, tweede, vierde en
vijfde jaar van een sjemita-cyclus – een zevenjarige cyclus, die culmineerde in het Shabbatical year, waarin
alle velden braak moesten liggen en alle armen van de veldopbrengst mochten leven - werd een kleine
negen procent van de brutolandbouwproductie gespaard als tweede tiende om hiermee eten te kopen in
Jeroesjalajiem gedurende de pelgrimstochten. Dit leidt tot een moderne regelgeving; ook tegenwoordig
geven wij nog acht à negen procent van onze jaarinkomsten uit aan vakantie!
I.t.t. de moderne mens ging men in de oudheid niet zonnebaden op een lawaaiig strand maar men begaf
zich op weg om zich te laven aan de G'ddelijke inspiratie, die men in Jeroesjalajiem en in het bijzonder in
de Tempel deelachtig kon worden. Tijdens de drie jaarlijkse vakanties (dit is toch heel modern!) werd niet
alleen de relatie met G'd verdiept maar ook de onderlinge band tussen joden uit alle hoeken van het land
werd weer aangehaald.
Zovele gelijkgerichte burgers bijeen gaf het joodse volk in religieus en moreel opzicht iedere Jom-Tov
(feestdag) weer nieuwe kracht en frisse moed. Jeroesjalajiem verenigde het joodse volk en richtte deze
nationale eenheid op G'd.
Een oude traditie
Volgends een oude traditie was de G’ddelijke Genade in Jeruzalem duidelijk herkenbaar: “Tien wonderen
gebeurden er voor onze voorouders in de Tempel.
1. Nooit heeft een vrouw een miskraam gehad door de reuk van het offervlees.
2. Nooit is het offervlees bedorven
3. Nooit werd er een vlieg gezien in het slachthuis
4. Nooit heeft een hogepriester op de Grote Verzoendag een pollutie gehad (waardoor hij onrein
zou worden en geen dienst zou kunnen doen)
5. Nooit bluste de regen het vuur van het opgestapelde hout op het altaar.
6. Nooit sloeg de wind de rookkolom neer.
7. Nooit werd er iets verkeerds gevonden aan de omer (bepaalde maat voor de eerste gerst), nog
aan de twee broden (van de eerste tarwe), nog aan de twaalf toonbroden (die altijd aanwezig
moesten zijn op de tafel in het Heiligdom).
8. Men stond dicht opeen gedrongen, maar er was ruim plaats om te knielen.
9. Nooit heeft een slang of schorpioen in Jeroesjalajiem letsel veroorzaakt.
10. Nooit zei de één tot de ander: “Er is geen plaats meer voor mij in Jeroesjalajiem om te
overnachten.” (Pirké Awot 5:8)
Broeikas van spirituele activiteit
Dit doel van Jeroesjalajiem geeft ook direct aan waarom het geestelijk centrum niet op het platteland maar
juist in een stad gevestigd was. Groei van beschaving vindt in het algemeen plaats in steden. Daar waar
mensen geconcentreerd zijn, groeit cultuur en ontwikkelen zich nieuwe ideeën. Het platteland fourneert
het voedsel voor het lichaam, de stad geeft het voedsel voor de geest. Rabbiner S.R. Hirsch (1808-1888,
Duitsland) komt tot dezelfde conclusie op grond van een taalkundige analyse. Het woord 'Ier' - komt van
de stam 'Oer' - opwekken. Een stad wekt de mensheid op en is een broeikas voor creativiteit. De Joodse
beschaving is gericht op het ontwikkelen van een band met G'd. Vanuit religieuze optiek bekeken was
Jeroesjalajiem de hoogste realisatie van het begrip stad.
In Deuteronomium 14:23 staat: "In aanwezigheid van G'd zult U de tienden van uw oogst eten opdat U Uw G'd
uw leven lang zult vrezen.”
Zelfs een boer uit de meest verafgelegen plaatsjes werd drie maal per jaar zelf een "priester en leviet". Drie
maal per jaar verliet hij zijn dagelijkse arbeid, reinigde hij zich en bereidde hij zich voor op de confrontatie
met G’d en hij bleef daar tot zijn tweede tiende op was. Kon hij zelf niet gaan dan stuurde hij zijn
kinderen om op te groeien in een sfeer van heiligheid in Jeroesjalajiem. Het systeem van het tweede
tiende verzekerde, dat iedereen voor een gedeelte van het jaar burger (en geen vreemde) in Jeroesjalajiem
was.
Er waren overigens meerdere gelegenheden om Jeroesjalajiem te bezoeken. Zo moesten de tienden van
vee in de Tempel gebracht worden alsmede de eerstelingen van vruchten (bikoeriem). De plicht om
pelgrimstocht te gaan gold ook voor Joden buiten Israël. Voor het offeren in Jeruzalem bestonden vele
redenen. Men kon de Tempel ook bezoeken uit dankbaarheid, na een geboorte, maar meestal ging men
om verzoening te zoeken voor zonden.
Volgens Nachmanides (Ramban) was het doel van het offeren betrokken te worden bij het te slachten
dier. Het werd gebracht in plaats van de zondige mens. De offeraar moest zijn hand leggen op het hoofd
van het dier. Daarmee gaf hij symbolisch aan dat hij voelde dat het dier zijn plaats innam op het altaar. De
mens ondergaat bij het brengen van een offer een plaatsvervangende dood. Hij was in opstand gekomen
tegen G’d en hij wilde zichzelf hier dichterbij G’d brengen.Het offeren was een audiovisuele les terug naar
het herstel van de band met het Opperwezen.
Waarom een dier?
De mens heeft het verstand en de mogelijkheid om zichzelf te perfectioneren. Hij kan zijn driften
beheersen, zijn aangeboren neigingen kanaliseren en sublimeren. Door te zondigen verwerpt men
symbolisch het door G'd geschonken intellect. Het onderscheid tussen mens en dier bestaat uit de
verstandelijke vermogens. Wanneer men zondigt identificeert men zich met het dierlijke. Daarom moest
er ook een dier worden geofferd.
Op een dieper niveau geschouwd bestaat de mens uit twee elementen, een dierlijk en een G'ddelijk. Deze
twee neigingen zijn constant in conflict. Het dierlijke trekt de mens richting het materiële en het aardse en
het G’ddelijke richt de ogen op het Hogere. Wanneer men afwijkt van de Tora overheerst het dierlijke.
Door een dieroffer wordt het dier zelf verheven en zo ook het dierlijke in de mens, dat zich identificeert
met dier op het altaar. Zo wordt het dierlijke in mens, de oorzaak van zonde, onder de heerschappij van
het G'ddelijke gebracht.
Het doden van dieren wordt in de Joodse filosofie (behalve voor consumptie of als offer) eigenlijk als
moord beschouwd. Het offeren brengt ons respect bij voor alle vormen van leven. Voorgaande
interpretaties tillen slechts een tipje van de sluier van de geheimen van het offersysteem uit de Tora op.
Dieren doden zou bruut en barbaars zijn als dit niet in bijna perfect zuivere, religieuze atmosfeer zou
plaatsvinden. Sinds onze morele en geestelijke degeneratie is het offersysteem niet meer effectief. Vandaar
dat het opgehouden is te bestaan.
Indien men een zonde beging, werd men gedwongen op pelgrimstocht naar Israël en Jeroesjalajiem te
gaan. Wanneer men daar aankwam liet men zien dat de relatie met G’d niet volledig was. Jeroesjalajiem
was bedoeld om de banden aan te halen. Alleen in het Beloofde Land kon men weer geestelijke perfectie
opdoen.
In 70 na de gewone jaartelling werd de Tempel verwoest. We kennen niet langer het offersysteem. Wij
zondigen vandaag de dag zo frequent, dat wij bijna dagelijks offers zouden moeten brengen.
Bij het slotgebed op Jom Kippoer zeggen wij: "er komt geen eind aan de offers, ontelbaar zijn onze
schuldoffers” Daarom bestaat het offeren niet meer, omdat we onmogelijk aan onze plicht zouden
kunnen voldoen.
Hoewel we geen Tempel meer hebben en het Heilige Land nog steeds de speelbal is op woeste golven
van de internationale politiek staan Israël en Jeroesjalajiem nog steeds centraal in onze
Jodendomsbeleving. G’d Zelf heeft Israël en Jeroesjalajiem als Beloofde Land en als Heilige Stad
uitgeroepen. Dit kan niet worden herroepen!
Universalisme
In de tijd van de Masjie’ach zal Jeruzalem als hoofdstad van Israël een universele residentie zijn voor alle
mensen. Jesaja zei reeds: En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis van G’d vast
staan als de hoogste der bergen en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen daarheen stromen
en vele natiën zullen optrekken en zeggen: Komt laten wij gaan naar de berg van G’d opdat Hij ons lere aangaande
Zijn wegen. (2:2-4)
Download