Overleven in een nieuwe wereldorde: een onderzoek naar de beweging van ongebonden landen in de jaren ’90. Student: Noortje Goedhart,3341313 ([email protected]) Master: Politiek en Maatschappij in historisch perspectief Begeleider: dr. R. Raben Datum: 10 augustus 2013. 1 2 Inhoud Woord van dank 4 Inleiding 5 Hoofdstuk 1: De beweging voor het einde van de Koude Oorlog 10 Hoofdstuk 2: De nieuwe wereldorde 18 Hoofdstuk 3: De beweging na het einde van de Koude Oorlog 23 Hoofdstuk 4: Effectiviteit van de beweging 29 Conclusie 37 Literatuur 39 Bijlage Lijst van leden van de beweging 3 42 Woord van Dank Voor u ligt mijn masterscriptie waarmee ik mijn opleiding Politiek en Maatschappij in historisch perspectief afrond. Het afleveren van dit stuk tekst is een moeizaam proces geweest, opluchting is daarom de voornaamste emotie die ik heb bij het inleveren van deze scriptie. Maar naast de opluchting is er ook ruimte voor dankbaarheid voor de steun die ik gekregen heb in het voltooien van deze emotionele achtbaan. Allereerst gaat mijn dank uit naar mijn inspirerende begeleider dr. Remco Raben. Zonder zijn enthousiasme voor de conferentie van Bandung en zijn vriendelijke, begripvolle en toch kritische begeleiding, had deze scriptie niet mogelijk geweest. Ten tweede wil ik mijn liefdevolle en geduldige vrienden bedanken, in het bijzonder Simon Bardet. Hij gaf mij de moed en het vertrouwen om door te gaan. En als laatste, maar zeker niet als minste gaat mijn dank uit naar mijn ouders. Zij hebben mij de mogelijkheid gegeven te studeren en hebben mij geleerd wat vallen, opstaan en weer doorgaan betekent. 4 Inleiding Eind Augustus 2012 kwam de beweging van ongebonden landen bij elkaar in hun zestiende officiële top in Teheran, Iran.1 Traditiegetrouw werd de bijeenkomst gehouden in de hoofdstad van het land dat het voorzitterschap van de beweging voor drie jaar bekleedt. Spraakmakende staatshoofden zoals de Egyptische president Mohammed Morsi en de hoogste leider van Iran, Ali Khamenei, ontmoetten elkaar. De eerste bijeenkomst van deze veelbesproken NAM2, vond plaats in 1961 in Belgrado, Joegoslavië. Vijfentwintig landen uit Azië, Afrika en Zuid-Amerika kwamen toen bij elkaar om de solidariteit tussen de landen te onderstrepen en om de supermachten te waarschuwen tegen het verspreiden van de Koude Oorlog naar de Derde Wereld.3 De landen wilden een onafhankelijke en ongebonden politiek voeren. Tijdens de eerste top werd afgesproken gezamenlijke steun te geven aan bewegingen voor nationale onafhankelijkheid. Bovendien beloofden de aanwezigen landen geen lidmaatschap aan te gaan in een multilaterale militaire alliantie in de context van de Koude Oorlog.4 De beweging van ongebonden landen probeerde zich tijdens de Koude Oorlog dus afzijdig te houden van de rivaliteit tussen Oost en West. Maar tegelijkertijd speelde de beweging een belangrijke rol in een nieuwe verdeling van de wereld. De tegenstellingen tussen Noord en Zuid werden belangrijk in de internationale politiek. De NAM probeerde in deze context de belangen van het Zuiden te vertegenwoordigen. Toch betwisten diverse auteurs het belang van de beweging in de huidige wereldpolitiek. De beweging werd immers in de context van Koude Oorlog opgericht. Met het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991 verdween de bipolariteit en het gevaar voor het verspreiden van het Koude Oorlog conflict. Veel schrijvers vroegen zich na de Koude Oorlog af welke relevantie de beweging van ongebonden landen nog had. In januari 2001 bracht Richard Holbrooke, de Amerikaanse VN ambassadeur, deze kwestie, pijnlijk naar voren. Toen hij afscheid nam van zijn functie, richtte hij zich in zijn afscheidstoespraak tot zijn Afrikaanse collega’s en zei dat de Afrikaanse landen zich beter konden terugtrekken uit de beweging der ongebonden landen. Volgens hem had de organisatie zijn functie verloren en hierdoor kon een handvol extremistische leiders de toon van de groepering bepalen. De gemoederen laaiden direct hoog op bij de Afrikaanse ambassadeurs. Volgens hen is de beweging S.K.Dehghan,’Non Aligned Movement summit: ‘You’d think Iran was hosting the Olympics’, The Guardian, 30 augustus 2012 1. 2 NAM is de Engelse afkorting voor Non Aligned Movement. In deze scriptie worden de termen NAM en beweging van ongebonden landen door elkaar gebruikt. 3 O.A.Westad, The global cold war: third world interventions and the making of our times (Cambridge 2005)100. 4 P.Willetts, The Non Aligned movement: the origins of a Third World Alliance (Londen 1982)44. 1 5 zeker nog van belang voor Afrika en de wereld.5 De vraag die ik mij in deze scriptie stel is: hoe is het voortbestaan en zelfs de groei van de beweging van ongebonden landen na de Koude Oorlog te verklaren? Wat is de relevantie van de beweging voor de aangesloten landen? En welke invloed heeft de beweging nog op de houding van de leden en de wereldpolitiek? Het onderzoek richt zich op een aantal kwesties. In de eerste plaats: hoe is de beweging ontstaan en welke doelstellingen had zij? In de tweede plaats : met welke nieuwe omstandigheden kreeg de beweging te maken na de Koude Oorlog? In de derde plaats: welke middelen en strategieën heeft de beweging gebruikt om te overleven? En in de laatste plaats : zijn deze middelen effectief en zijn de aangesloten landen van de beweging in staat een gezamenlijke politiek te voeren? Dit onderzoek is dus zowel een historisch onderzoek als een actueel onderzoek. De invloed van de beweging van ongebonden landen in de wereld heeft tegenwoordig veel betekenis. De zestiende bijeenkomst van de beweging van ongebonden landen in Teheran zorgde bijvoorbeeld voor veel internationale reuring. De Verenigde Staten riepen verschillende landen op om niet aanwezig te zijn op de top in Iran. Deze oproep paste in de pogingen van het Westen om Iran te isoleren vanwege zijn nucleaire programma. Aan het verzoek werd weinig gehoor gegeven, de top werd bijgewoond door 120 staatshoofden. Ook de secretaris generaal van de Verenigde Naties, de Zuid Koreaan Ban Ki-moon, was als waarnemer aanwezig. De Verenigde Staten en Israel bekritiseerden zijn aanwezigheid. Iran beschouwde de hoge opkomst als een diplomatieke overwinning.6 Dit voorbeeld raakt aan de kwestie hoe de machtsverhoudingen in de wereld zich hebben ontwikkeld na de Koude Oorlog. Is Amerika de dominante macht geworden? En is de Derde Wereld gemarginaliseerd of zijn de ontwikkelingslanden in staat om gezamenlijk invloed uit te oefenen? De context van dit onderzoek is dus op de eerste plaats de discussie onder historici over de machtsverhoudingen na de Koude Oorlog en de plaats die de NAM hierin inneemt. De invloed van ontwikkelingslanden in de wereld is te breed en te veelomvattend om in deze scriptie te bespreken, daarom beperk ik mij op twee gebieden. Ik beperk de ontwikkelingslanden tot de beweging van ongebonden landen en de uitoefening van macht beperk ik tot het stemgedrag in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De beweging van ongebonden landen is niet alleen in 2012 een omstreden onderwerp. Over de NAM is nogal wat beweerd. Diverse auteurs hebben geprobeerd het karakter van de beweging te ontrafelen. In de eerste plaats zijn er auteurs die de beweging zowel voor als na de Koude Oorlog niet betekenisvol vinden. Een belangrijke auteur onder hen is R.L Jackson. Hij is een Amerikaanse W.Bossema,’Afrika leidt comback van de Derde Wereld’, De Volkskrant, 12 maart 2001,1. S.K. Dehghan,’UN chief Ban Ki-Moon in Tehran for the Non-Aligned Movement Summit’, The Guardian, 29 augustus 2012 1. 5 6 6 diplomaat in de VN en in verschillende ongebonden landen en heeft vanuit deze hoedanigheid het gedrag van de beweging in de Verenigde Naties geobserveerd. Hij schreef zijn bevindingen op in The Non-Aligned, the UN and the superpowers: a council on foreign relations. Hierin is hij cynisch en negatief over de beweging van ongebonden landen. Hij vond bijvoorbeeld de werkmethoden van de beweging inefficiënt. De beweging van ongebonden landen werkt niet met stemmen om tot een besluit te komen, zoals bijvoorbeeld wel in de VN gebeurt. Maar de beweging werkt met consensus, volgens Jackson is deze manier van besluitvorming gevaarlijk omdat het leden in staat stelt om compromissen te sluiten in het belang van de eenheid van de beweging zonder daarvoor verantwoordelijkheid af te hoeven leggen aan hun eigen kiesdistrict of derden.7 Maar er zijn ook auteurs die de beweging zowel in de Koude Oorlog als daarna betekenisvol vinden. De belangrijkste onder hen is Sally Morphet. Zij heeft zich van 1979 tot 2003 toegelegd op de activiteiten van de beweging van ongebonden landen. Morphet schreef een aantal artikelen over de beweging, waaronder ‘Multilaterism and the Non-Aligned movement: what is the global south doing and where is it going?‘ en was medeauteur van het boek The South in World politics. Zij ziet de beweging van ongebonden landen als een orgaan dat buitenlandse politiek maakt namens ‘het Zuiden’. De manier waarop de NAM dit doet is echter door de tijd veranderd. Sally Morphet ziet in de periode na de Koude Oorlog nog een belangrijke taak voor de beweging. Ze is optimistisch en positief over de beweging. De Zuidelijke staten waren volgens haar het meest succesvol in de jaren 1960- 1970, maar de beweging heeft nog steeds betekenis in de jaren daarna, ondanks dat zij defensiever geworden is.8 Na de Koude Oorlog nam de beweging volgens haar namelijk een nieuwe strategie aan. De ongebonden landen wilden toen juist integreren in de wereld om niet buitengesloten te worden van economische en technologische ontwikkeling. De NAM gaf de prioriteit aan regionale verbindingen tussen ontwikkelingslanden. De beweging ging na de Koude Oorlog ad hoc pragmatisch op zoek naar Westerse bondgenoten. Volgens Morphet veranderde de beweging dus van tactiek om dezelfde doelen te bereiken. Eerst wilde de organisatie buiten de problematiek gehouden worden, na de Koude Oorlog wilde de beweging juist meebeslissen.9 Volgens Sally Morphet heeft de beweging dus zowel in het verleden als in het heden relevantie. Vijay Prashad valt onder de derde en laatste categorie schrijvers. Volgens hem heeft de NAM wel betekenis gehad, maar in de jaren ’90 zijn kracht verloren. De toename van de macht van Amerika en het liberalisme na de Koude Oorlog zijn volgens Prashad de oorzaak. De kwetsbare staten kregen van het Noorden geen mogelijkheid om een collectief standpunt over problemen in te nemen en voorbij brede standpunten te komen. Het Zuiden had geen controle over het Noorden. De 7 R.L.Jackson, The Non-Aligned, the UN and the superpowers: a council on foreign relations(New York 1983)39. S.Morphet, ‘Multilaterism and the Non-Aligned Movement: What is the Global South Doing and Where Is It Going?’, Global Governance 10 (2004). 9 C.Alden,S.Morphet en M.A.Vieira, The South in world politics (New York 2010)87. 8 7 NAM had volgens Prashad in 1961 een duidelijke agenda: er moest een onafhankelijk pad komen dat los stond van zowel NATO als het Warschaupact. Volgens Prashad is de beweging sinds de jaren ’80 min of meer de weg kwijt geraakt.10 In tegenstelling tot Morphet, ziet Prashad dus geen continuïteit tussen het programma van de beweging tijdens en na de Koude Oorlog. Een laatste belangrijke auteur is Peter Willetts. Zijn boek over de NAM is uit 1978 en gaat dus niet over de relevantie van de beweging van ongebonden landen in de jaren ’90. Zijn benaderingswijze is om op kwantitatieve wijze te verklaren waarom de beweging van ongebonden landen nog altijd bij elkaar bleef komen.11 Willetts analyseerde hiervoor voornamelijk de methoden van de beweging. Ongebondenheid is volgens Willetts waardevol als idee, maar Willetts is meer geïnteresseerd in de uitkomsten van de beweging van ongebonden landen.12 Om dit te kunnen ontdekken, onderzocht Willetts de deelname van staten van de beweging in de Verenigde Naties. Hij bekeek onder andere het stemgedrag in de Algemene Vergadering. Uit de analyses van het stemgedrag tussen 1965 en 1970 bleek dat de ongebonden landen een sterke onderlinge samenhang hadden en duidelijk als groep te onderscheiden waren. De ongebonden landen hadden een sterkere cohesie dan het Westerse blok.13 Willetts observeerde dat hoewel het Koude Oorlog conflict in militaire zin tijdens de jaren ’60 afnam, het politieke conflict toenam. De Algemene Vergadering raakte sterker verdeeld tussen Oost en West. Het blok van de beweging van ongebonden landen viel volgens Willetts eind jaren ’60 uit elkaar en was niet meer duidelijk te herkennen als aparte groep die apart handelde in de Oost-West verhoudingen. Volgens Willetts moesten er dus iets anders zijn dat de beweging voortaan bij elkaar hield.14 Kolonialisme was dit bindmiddel. Volgens Willetts zorgde dit onderwerp voor een gedeelde identiteit van de verschillende landen van de beweging.15 Peter Willetts maakte in tegenstelling tot Sally Morphet gebruik van een kwantitatieve analyse van de activiteiten en politieke middelen van de beweging. Zijn boek kwam echter uit in 1978 en gaat dus niet over de beweging in de tijd na het einde van de Koude Oorlog. De literatuur over de beweging van ongebonden landen is beperkt. De auteurs die ik hierboven besproken heb, behandelen verschillende aspecten van de beweging. Morphet en Jackson kijken vooral op inhoudelijke wijze naar de beweging, het onderzoek van Willetts is kwantitatief. In dit onderzoek breng ik deze twee strategieën bij elkaar. Voor de eerste vragen: hoe is de beweging ontstaan en welke doelstellingen heeft zij? Met welke omstandigheden kreeg de beweging na de Koude Oorlog te maken? En welke middelen en strategieën gebruikten de V. Prashad, The darker nations: a people’s history of the third world (New York 2007)276 Willetts, The Non-Aligned Movement, 2. 12 Ibidem 44. 13 Ibidem 109. 14 Ibidem 145. 15 Ibidem 191. 10 11 8 beweging na de Koude Oorlog, gebruik ik de methode van Morphet en Jackson. Ik maak gebruik van secundaire literatuur over de geschiedenis van de beweging en de agendapunten van de beweging om een helder beeld van de aard van de beweging te schetsen. Voor de laatste vraag: is de beweging in staat een verschil te maken bekijk ik het gedrag van de beweging in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in de jaren ’90 en naar de verdiensten van de beweging. Met dit onderzoek lever ik een bijdrage aan de discussie over de relevantie van de beweging van ongebonden landen na de Koude Oorlog. 9 De beweging voor het einde van de Koude Oorlog. In september 1961 kwamen vijfentwintig staatshoofden bij elkaar in Belgrado, Joegoslavië. Dit was de eerste bijeenkomst van de beweging van ongebonden landen. De aanwezigen landen op de conferentie uitten hun bezorgdheid over de toenemende militaire, economische en politieke macht van de twee blokken Amerika en de Sovjet Unie. Volgens de ongebonden landen brachten deze supermachten de internationale vrede in gevaar.16 De conferentie in Belgrado kwam niet zomaar uit de lucht vallen. De beweging van ongebonden landen ontstond in de context van de Koude Oorlog, de dekolonisatie en het groeiende gat tussen de levenstandaard van economische ontwikkelde en achterblijvende landen. De beweging van ongebonden landen ontstond onder anderen in de context van de tweedeling van de wereld die na de Tweede Wereldoorlog vorm kreeg. Tussen 1945 en 1991 werden de internationale betrekkingen gedomineerd door het conflict tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie. Beiden grootmachten geloofden dat hun respectievelijke ideologieën kapitalisme en communisme overal geldig zouden moeten zijn. Beiden grootmachten breidden hun invloedsfeer uit en deden mee aan een wapenrace die de wereldvrede in gevaar bracht. Er werd geen directe oorlog uitgevochten tussen het kapitalistische en het communistische blok, maar in de Derde Wereld werden er wel veel conflicten uitgevochten. De VS en de SU zochten beiden naar bondgenoten en bestreden vijandige staten, de twee supermachten deden hun best om de Derde Wereldlanden voor hun kant te laten kiezen.17 Bovendien begonnen verschillende gekoloniseerde naties het gevecht voor onafhankelijkheid direct na de Tweede Wereldoorlog. De Eerste Wereldoorlog was het beginpunt geweest voor de opstandbewegingen tegen de koloniale overheersing. De verschrikkingen die door de Europese machten werden veroorzaakt, tastten de geloofwaardigheid aan van koloniale overheersers die in Afrika en Azië de macht hadden genomen in de naam van vooruitgang en menselijkheid.18 Maar pas na de Tweede Wereldoorlog werd het verzet tegen de koloniale overheersing echt succesvol. Het proces van dekolonisatie begon in de jaren ‘40 en duurde tot de jaren ‘70. Verschillende naties begonnen het gevecht voor onafhankelijkheid van de koloniale machten die zelf verzwakt waren geraakt in de oorlog. In Azië vond bijvoorbeeld direct na de Tweede Wereldoorlog een grote dekolonisatiegolf plaats. Op 17 augustus 1945 riep bijvoorbeeld 16 Belgrade decleration of non-aligned countries, 1961 (excerpts) Adopted at the first conference of head of state or government of Non- Aligned countries, Belgrade 6 september 1961 Non Aligned and developing countries (basic documents) (New Delhi, Indian society of international law, 1970), p 6-7, 11-15 http://pustakahpi.kemlu.go.id/dir_dok/01st%20Summit%20of%20the%20Non-Aligned%20Movement%20%20Final%20Document%20(Belgrade_Declaration).pdf (10 augustus 2013). 17 J.A.Braveboy-Wagner, ‘the non-aligned movement: collective diplomacy of the global south’274,275. 18 Westad, The global 75. 10 Soekarno de onafhankelijkheid van de republiek Indonesië uit. De opkomst van de voormalige gekoloniseerde landen zorgde voor de introductie van een nieuw begrip ‘de Derde Wereld.’ In het jaar 1952 schreef de Franse demograaf Alfred Sauvy zijn artikel ‘Trois mondes, une planète’. Hierin omschreef hij hoe de minder ontwikkelde landen in Azië, Afrika en Latijns Amerika in opkomst waren op het wereldtoneel. Deze landen zouden volgens Sauvy een groot geopolitiek belang hebben en vormden ‘de Derde Wereld’. 19De demograaf kreeg gelijk, de Derde Wereld landen waren inderdaad in opkomst en lieten van zich horen. De conferentie in Bandung in 1955 is hier een uitstekend voorbeeld van. De Bandungconferentie was een initiatief van de leiders van vijf staten: Indonesië, Pakistan, Birma,Egypte en Sri Lanka. In Bandung kwamen negenentwintig Aziatische en Afrikaanse landen die onder koloniale bezetting hadden gestaan samen. De deelnemende staten stelden een aantal basisprincipes op. Bevrijding van koloniale overheersing was één van deze punten. Respect voor de soevereiniteit en territoriale integriteit van alle naties zou wereldwijd moeten gelden. Ook internationale vrede was één van de basisprincipes. Conflicten zouden via vredelievende methoden opgelost moeten worden, bijvoorbeeld door onderhandeling of bemiddeling en conform de richtlijnen van de Verenigde Naties. Samenwerking speelde hierin een belangrijke rol. De staten die samengekomen waren in Bandung wilden gezamenlijk belang en samenwerking stimuleren. En tenslotte wilden de staten ongebonden blijven in het conflict tussen de grootmachten. Daarom wordt de conferentie van Bandung meestal als geestelijk geboortejaar van de beweging van ongebonden landen gezien. De oprichting van de NAM is als het ware onderdeel van een lijn die volgens velen begonnen is in Bandung.20 Het onderwerp van de bijeenkomst in Bandung was niet uniek, er waren al eerder conferenties gehouden voor verschillende landen om te praten over dekolonisatie. Een voorbeeld hiervan was een conferentie voor Aziatische staten in Delhi in 1947. Hier bespraken vierentwintig verschillende landen de problemen die zouden ontstaan door het verdwijnen van Europese machthebbers in de regio. De Bandungconferentie bracht echter niet alleen Aziatische, maar ook Afrikaanse staten bij elkaar en dat was bijzonder.21 Een belangrijk resultaat van de conferentie was de spirit van Bandung die bij de aanwezige staten zou zijn ontstaan. De staten zochten gemeenschappelijk naar oplossingen voor de economische en politieke problemen. Soekarno wees in zijn openingstoespraak op de conferentie op de verantwoordelijkheid van de nieuwe onafhankelijke staten: “Voor vele generaties waren onze mensen stemloos in de wereld. We leefden in armoede en vernedering. Toen eisten en vochten onze 19 M.Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld: beeldvorming en beleid in Nederland,1950-1990 (Den Haag 1994), 5. 20 R.L.Jackson,The Non Aligned, The UN and the superpowers 11. 21 J.A.Braveboy-Wagner, ‘The non-aligned movement: collective diplomacy of the global south’in B.J.C.McKercher Routledge Handbook of diplomacy and statecraft (New York 2012)275. 11 naties voor onafhankelijkheid en bereikten dat ook en met deze onafhankelijkheid kwam verantwoordelijkheid.”22 Met deze woorden verwees Soekarno naar de gedachte dat de Derde Wereldlanden door onderlinge solidariteit een sleutelrol konden spelen in het verbeteren van de wereld.23 Soekarno onderstreepte het gezamenlijke koloniale verleden van de bijeengekomen landen: “Onze naties en landen zijn geen kolonies meer. Nu zijn we vrij, soeverein en onafhankelijk. We zijn weer baas in ons eigen huis.”24 Maar naast solidariteit ontstond op de conferentie van Bandung ook onenigheid. Het hoofdprobleem dat speelde was het lidmaatschap van militaire allianties. India, Indonesië, Sri Lanka, Birma en Egypte waren sterk gekant tegen betrokkenheid van deelnemers in militaire allianties. De Filippijnen, Thailand en Pakistan, die lid waren geworden van het South East Asia Treaty Organization en Turkije, Iran en Irak die lid waren van het Central Treaty Organization kwamen hierdoor in botsing met de neutralisten.25 Ondanks deze onenigheden, wordt de conferentie van Bandung als succesvol beschouwd. Landen die veel van elkaar verschilden en geografisch gezien ver uit elkaar lagen deden een belangrijke stap in elkaars richting. 26 De conferentie van Bandung was vooral ook belangrijk vanwege de timing. De bijeenkomst was uniek omdat er voor het eerst geprobeerd werd om solidariteit in de Derde Wereld te creëren. Er werd een poging gedaan het oude systeem te doorbreken waarbij er vooral contacten waren tussen de koloniën en de metropool, maar er bijna geen relaties tussen de koloniën onderling waren. Tijdens de jaren ’50 bezocht Josip Broz Tito, de president van Joegoslavië verschillende Aziatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen. Hij wilde de onafhankelijkheid van Joegoslavië tegenover de Sovjet Unie veilig stellen. Samen met Nehru, Soekarno en Nkruhah begon Tito met het promoten van de belangen van ongebonden landen in de VN. De inspanning van deze vier leiders leidden tot de eerste bijeenkomst van de beweging van ongebonden landen in Belgrado op 6 september 1961. De vijfentwintig aanwezige landen op deze conferentie stelden een eindverklaring op. In dit stuk kwamen alle principes van de Bandungconferentie terug. Volgens de verklaring was het doel van de conferentie in Belgrado om overleg te plegen over internationale problemen. De aanwezige landen wilden hiermee een effectievere bijdrage leveren aan wereldvrede, veiligheid en samenwerking. 27 Dit streven greep terug naar de verantwoordelijkheid van de Derde Wereldlanden 22 Selected documents of the Bandung conference, distributed by the institute of pacific relations New York 2. Westad, The global cold war 102. 24 Selected documents of the Bandung conference, distributed by the institute of pacific relations New York 1. 25 Braveboy-Wagner, ‘the non aligned movement’276. 26 Ibidem 277. 27 Belgrade decleration of non-aligned countries, 1961 (excerpts) Adopted at the first conference of head of state or government of Non- Aligned countries, Belgrade 6 september 1961 Non Aligned and developing countries (basic documents) (New Delhi, Indian society of international law, 1970), p 6-7, 11-15 23 12 waar Soekarno op Bandung naar verwees. In de eindverklaring van Belgrado stond dat een blijvende wereldvrede alleen maar bereikt kan worden als kolonialisme, imperialisme en neokolonialisme geëlimineerd zijn. De ongebonden landen weigerden te geloven dat oorlogen (inclusief de Koude Oorlog) onvermijdbaar waren. In de verklaring stond dat alle naties recht hadden op eenheid, zelfbeschikking en onafhankelijkheid. Alle landen moesten zich zonder hinder op economisch, sociaal en cultureel vlak ontwikkelen zoals ze dat zelf wilden. De aanwezigen landen spoorden in de verklaring de grootmachten ook aan tot volledige ontwapening. De vijfentwintig staten verklaarden bovendien dat er maatregelen genomen moesten worden om het economische verschil tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden te verminderen .Bijvoorbeeld door het oprichten van een ontwikkelingsfonds binnen de VN en door onderlinge samenwerking van ontwikkelingslanden. Tenslotte stond er in de eindverklaring dat de VN het aantal zetels in de Veiligheidsraad en de sociaaleconomische raad uit moest breiden.28 Deze oproep had te maken met een verandering die in de VN plaatsvond in 1955 in de Verenigde Naties. In dit jaar werd namelijk een langlopend conflict over de toetreding van nieuwe leden opgelost. Voorheen had de VN allerlei bezwaren om ontwikkelingslanden in de Verenigde Naties toe te laten. De VN vond bijvoorbeeld dat veel ontwikkelingslanden inefficiënte regeringssystemen hadden. Deze bezwaren werden in 1955 losgelaten, waardoor de weg vrij kwam voor veel nieuwe leden van de VN, die de balans in de VN volledig veranderden. Hierdoor veranderden ook de conflicten die in de VN uitgevochten werden. De tegenstelling tussen Oost en West was altijd het dominante thema geweest in de Verenigde Naties, maar vanaf 1955 begon de tegenstelling tussen Noord een Zuid een belangrijkere rol in te nemen. 29 Ondanks de mooie plannen van de beweging van ongebonden landen, ontstond direct na de oprichting al een crisis binnen de organisatie. Het hoopvolle en optimistische begin werd vrij snel de kop in gedrukt. Dit kwam onder andere omdat de beweging tijdens de bijeenkomst in Belgrado vooral veel aandacht besteedde aan het versterken van de band tussen de landen onderling en niet aan het bespreken van verdere procedures. Het verdere bestaan van de beweging hing af van persoonlijk initiatief.30 Tijdens de tweede bijeenkomst van de beweging in Cairo 1964 was sprake van een grote verdeeldheid onder de aanwezigen. Tito, legde de nadruk op het gebruik van de Verenigde Naties http://pustakahpi.kemlu.go.id/dir_dok/01st%20Summit%20of%20the%20Non-Aligned%20Movement%20%20Final%20Document%20(Belgrade_Declaration).pdf (10 augustus 2013). 28 Belgrade decleration of non-aligned countries, 1961 (excerpts) Adopted at the first conference of head of state or government of Non- Aligned countries, Belgrade 6 september 1961 Non Aligned and developing countries (basic documents) (New Delhi, Indian society of international law, 1970), p 6-7, 11-15 http://pustakahpi.kemlu.go.id/dir_dok/01st%20Summit%20of%20the%20Non-Aligned%20Movement%20%20Final%20Document%20(Belgrade_Declaration).pdf (10 augustus 2013). 29 E. Luard, A history of the United Nations Volume 2: the age of decolonization 1955-1965 (Londen 1989)5,6. 30 Jackson, the Non Aligned 20. 13 voor het bereiken van vredelievende oplossingen. Hij had een grote afkeer van de internationale blokken. De radicalen, geleid door Soekarno deelden deze ideeën niet. Zij wilden zich richten op een revolutionaire strijd die zich buiten de Verenigde Naties moest afspelen. De onenigheid zou verklaard kunnen worden door de groei van de beweging. Het aantal deelnemers tijdens de bijeenkomst in Cairo was bijna het dubbele van het aantal landen dat aanwezig was in Belgrado. In 1961 waren er vijfentwintig landen aanwezig en in 1964 zevenenveertig. Maar deze verklaring is niet afdoende, al vanaf Bandung zijn de ongebonden landen verdeeld geweest. De conferenties in Bandung en Belgrado waren weliswaar bedoeld waren om solidariteit tussen de ontwikkelingslanden te creëren, maar de ongebonden landen wilden geen derde blok vormen in de internationale verhoudingen. Het losse karakter van de beweging is als het ware het aard van het beestje. De eindverklaring van Cairo was radicaler van toon dan die van Belgrado. De ongebonden landen zagen een verbetering in het Oost-West conflict, maar volgens de eindverklaring zorgden de machten van het imperialisme nog altijd voor spanningen in de wereld. Kolonialisme, neokolonialisme en imperialisme werden in de eindverklaring genoemd als obstakels voor blijvende vrede. Een tweede belangrijke peiler in de eindverklaring van Cairo is het recht op zelfbeschikking. Een derde peiler is het elimineren raciale discriminatie en apartheid. In de eindverklaring riepen de ongebonden landen andere landen op om Zuid-Afrikaanse producten te boycotten en geen goederen meer naar daar te exporteren. De vierde peiler was vredelievende samenwerking. De ongebonden landen onderschreven de principes van de Verenigde Naties. De vijfde peiler was algemene en volledige ontwapening. De zesde peiler was economische ontwikkeling en samenwerking. Economische emancipatie was volgens de verklaring een essentieel onderdeel van de eliminatie van politieke dominantie. Volgens de ongebonden landen was het de plicht van alle landen bij te dragen aan een nieuwe eerlijke economische orde. De verklaring vermeldde bovendien dat door de voorstellen die gedaan zijn in Belgrado, de UNCTAD (conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling)in 1964 opgericht werd en voor het eerst bij elkaar kwam in Genève. De laatste peiler was culturele, wetenschappelijke en educatieve samenwerking. Samenwerking op deze gebieden was volgens de ongebonden landen nodig om vrijheid, rechtvaardigheid, vrede en vooruitgang in ontwikkeling te bereiken.31 De peiler vredelievende samenwerking werd niet in de praktijk gebracht door de ongebonden staten zelf. Er ontstonden namelijk territoriale conflicten tussen verschillende staten 31 2nd summit conference of heads of state or government of the Non-Aligned Movement Cairo 10 september 1964 http://cns.miis.edu/nam/documents/Official_Document/2nd_Summit_FD_Cairo_Declaration_1964.pdf (10 augustus 2013). 14 van de beweging. De oorlog tussen India en Pakistan in 1965 is hier een voorbeeld van.32 Vanaf 1968 waren de spanningen in de Koude Oorlog even verminderd, maar deze verbeterende OostWest relatie was geen reden voor opluchting voor de beweging. De Zesdaagse oorlog in 1967 tussen Israel, Egypte, Jordanië en Syrië had een deuk opgeleverd in het optimisme van de beweging. In dit kader werd in 1970 een belangrijke bijeenkomst georganiseerd, de bijeenkomst in de hoofdstad van Zambia: Lusaka. Het grootste succes van deze bijeenkomst waren de institutionele veranderingen die aangebracht werden in de beweging. De eerste maatregel die genomen werd, was dat de beweging iedere drie jaar samen zou komen. De tweede was om een officiële woordvoerder (voorzitter) aan te wijzen. En de derde maatregel was de oprichting van het Coördinerend bureau van de beweging. Deze maatregelen hadden als direct gevolg dat de beweging regelmatiger, bij elkaar kwam. Ook de organen die voortvloeiden uit de institutionalisering waren van groot belang, omdat de beweging zich steeds met economische ontwikkeling ging bezig houden.33 In de jaren ’70 werd de NAM geleidelijk radicaler. Tijdens de vierde bijeenkomst in 1973 in Algerije, werd deze radicalisering duidelijk. Het Algerijnse leiderschap leidde de beweging richting een diep antikoloniale en meer communistische lijn.34 Houari Boumedienne, de voorzitter van de Algerijnse revolutionaire raad , riep op om de richting van de beweging te veranderen. De principes ongebondenheid en vredelievende samenwerking wilde hij vervangen voor een strijdlustig antiimperialisme en antikolonialisme. De voornaamste strijd werd volgens hem niet gevoerd door Oost en West, maar door rijk en arm. Fidel Castro, die in 1973 voor het eerst aanwezig was bij een bijeenkomst van de beweging, bepleitte juist dat het centrale probleem van de wereld nog altijd de scheiding tussen Oost en West was en dat de beweging een bondgenoot moest vinden met de meest progressieve van de twee grootmachten. In dit idee werd hij gesteund door de Sovjetleider Brezhnev. Hij beschreef het socialistische blok als de natuurlijke bondgenoten van de beweging. De eindverklaring van de vergadering van de NAM in Algerije liet een overwinning zien van Boumedienne’s gedachtegoed. De verklaring besteedde veel aandacht aan dekolonisatie. De bestaande economische orde was volgens de eindverklaring de erfenis van het kolonialisme. Het onderwerp economie kreeg in de eindverklaring een aparte positie met daarin een actieplan hoe de beweging als voorvechter van de rechten van de armen moest optreden.35 In 1979 kreeg Cuba het officiële voorzitterschap van de beweging. Cuba droeg vervolgens het idee uit dat alleen de Verenigde Staten imperialistisch was en dat de Sovjet Unie een natuurlijke bondgenoot was voor de beweging. Naar aanleiding van het leiderschap van Cuba, ontstond er een tweedeling in de 32 Ibidem 23. Ibidem 37,41. 34 Jackson, the Non-Aligned 24,25. 35 Ibidem 25, 26. 33 15 beweging: de radicalen die de beweging flink wilden hervormen en de meer behouden leden die de traditionele principes van ongebondenheid weer voorop wilden plaatsen. De eindverklaring van de bijeenkomst in 1979, had een sterke anti-Amerikaanse toon. 36 1979 was ook het jaar waarin de Sovjets Afghanistan binnen vielen. Voor het eerst in de geschiedenis van de beweging werd een lidstaat van de beweging bezet door een supermacht. Cuba onderschreef de actie van de Sovjets, terwijl de meerderheid van de beweging de bezetting afwees en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties steunde. De VN deed om een oproep tot het terugtrekken van de legers. De kritiek vanuit de beweging van ongebonden landen op Castro als leider nam hierdoor toe. In 1982 werd het leiderschap dan ook al voor dat Cuba de termijn van drie jaar had uitgezeten, overgedragen aan India. Veel leden hadden het vertrouwen dat het leiderschap van India de rust, prestige en geloofwaardigheid van de beweging zou kunnen herstellen. 37 Maar de jaren ’80 waren een dramatische periode voor de Derde Wereld. Hoewel de beweging regelmatig bij elkaar kwam, werd de invloed op internationale vraagstukken van de ongebonden landen minder.38 Door het kapitalistische succes van de nieuw geïndustrialiseerde landen in Azië raakte de noodzaak voor een ‘derde weg’ op de achtergrond. Juist de marktgerichte ‘Aziatische tijgers’: Zuid-Korea, Taiwan, Hongkong en Singapore slaagden erin spectaculaire economische successen te bereiken in de jaren ’80.39 Bovendien werd de armoede in het Zuiden sinds het begin van 1980 minder hoog op de agenda van de Noordelijke landen gezet. In 1982 liet Mexico weten dat zij de hoge schuld door leningen niet meer terug kon betalen en andere Derde Wereldlanden volgden. De Westerse leiders van de ontwikkelde landen wilden voorkomen dat het internationale bankensysteem in elkaar zou vallen en besloot de schuldenproblematiek individueel per land te behandelen. Dit deden zij door het invoeren van leningen op basis van structurele aanpassingen in ontwikkelingslanden. Het IMF en de Wereldbank werkten samen om de ontwikkelingslanden te stimuleren een marktgerichte strategie aan te nemen.40 Het einde van de jaren ’80 was niet alleen een moeilijke periode voor de Derde Wereld. Zowel de Verenigde Staten als de Sovjet Unie kregen te maken met economische problemen door de grote militaire uitgaven. Het Sovjet blok begon scheuren te vertonen. De Oost Europese satellietstaten werden economisch afhankelijk van leningen en consumptiegoederen uit West Europa. Uiteindelijk viel het Sovjet blok uit elkaar. Hoewel de planeconomie de hele Sovjet bevolking van werk voorzag, waren de winkels met onvoldoende consumptiegoederen gevuld. De 36 Ibidem 33. Ibidem 34. 38 J.Sing, Emerging international order and non-aligned movement (New Delhi 1996)14. 39 M.T.Berger, ‘After the Third World? History, destiny and the fate of Thirld Worldism’ Third World Quaterly 25 (2004)25. 40 N.Woods, ‘International political economy in an age of globalization’in J.Baylis, S.Smith, P.Owens, The globalization of world politics (Oxford 2008)247. 37 16 gezondheidszorg in de Sovjet Unie liep achter en de beloftes van het socialisme dat met het communisme het kapitalisme overwonnen zou worden, werden geen werkelijkheid. Een andere belangrijke oorzaak voor de val van de SU, was de politiek van Mikhail Gorbachev. Hij werd secretaris van de communistische partij in 1985 en probeerde het socialisme te hervormen. Hij liet verkiezingen voor partijposities toe, verlichtte de censuur, legaliseerde kleine particuliere bedrijven en moedigde de republieken aan om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen daden en niet afhankelijk te zijn van de Sovjet Unie. Bovendien begon hij met het terugtrekken van legers uit Afghanistan. Hoewel Gorbachev probeerde het socialisme te verbeteren, bracht hij het systeem uit balans. In Oost-Europa klonk de roep om onafhankelijkheid van de Sovjet Unie. In December 1991 werd de Sovjet Unie officieel ontbonden. Dit betekende een einde aan de driedeling in de wereld. 41 De beweging van ongebonden landen was in de eerste dertig jaren van zijn bestaan een organisatie met een ideologische flexibiliteit. De intentie die de ongebonden landen al vanaf de Bandungconferentie hadden, was om los van de grootmachten een eigen politiek te voeren. Binnen de beweging zijn er verschillende ideeën mogelijk over de manier waarop dit zou moeten gebeuren. Wel waren er belangrijke uitgangspunten die in alle bijeenkomsten van de beweging aan bod kwamen: antikolonialisme en het conflict tussen Oost en West. In dit hoofdstuk passeerden verschillende fasen van de beweging. Hiermee wil ik aantonen dat de NAM een veranderende aard heeft. Doordat het voorzitterschap bovendien iedere drie jaar verandert, is de NAM voortdurend in beweging. 41 Tignor e.a, Worlds together-worlds apart, 788-790. 17 De nieuwe wereldorde De beweging van ongebonden landen probeerde tijdens de Koude Oorlog de wereld te beschermen tegen het conflict tussen de grootmachten. De ontbinding van de Sovjet Unie in 1991was een ingrijpende verandering in de wereld. De verdeling van de wereld in Oost en West had langer dan een generatie de manier van kijken naar de wereld bepaald. Plotseling viel de bipolariteit uit elkaar en bleef de vraag over hoe de wereld er voortaan uit zou zien. Op 11 september 1990 gaf George Bush senior een toespraak over hoe de nieuwe wereld er volgens hem uit zou komen te zien. Hij sprak optimistisch over een ‘nieuwe wereldorde’. De wereld zou een veiligere en betere plek worden. Oost en West, Noord en Zuid zouden zich in harmonie kunnen ontplooien en in vrede naast elkaar kunnen leven. Naties zouden hun verantwoordelijkheid voor vrede en rechtvaardigheid herkennen en de sterken zouden respect hebben voor de zwakken.42 De toespraak van Bush liet de tegenstrijdigheid van de post-Koude Oorlog periode zien. De jaren ’90 werden enerzijds gekenmerkt door een traditioneel model waarin staten centraal staan. De stabiliteit en vrede tussen deze staten waren van groot belang. Anderzijds kwam de nadruk te liggen op de individuele mens. Debatten over mensenrechten en emancipatie waren bijvoorbeeld volop aanwezig in de jaren ’90. Het optimisme van Bush over de ‘nieuwe wereldorde’ bleek misplaatst. Na de Koude Oorlog brak geen tijdperk aan van vrede, orde en het naleven van mensenrechten, integendeel medio jaren ’90 waren er ongeveer honderd ernstig gewapende conflicten in de wereld. De roep om interventies nam toe, doordat de wereld door de moderne massacommunicatie kleiner geworden leek te zijn. Maar er was ook voortdurend een probleem, namelijk in hoeverre mag de internationale gemeenschap zich mengen in de interne aangelegenheden van staten die zich beroepen op hun nationale soevereiniteit?43 De relevantie van de agenda van de beweging van ongebonden landen leek misschien met het einde van de Koude Oorlog te zijn verdwenen. Voorheen probeerde de NAM immers als tussenpersoon de grootmachten tot bedaren te brengen en hen er van te weerhouden de aarde te vernietigen. Maar de beweging heeft altijd meer punten op de agenda gehad dan uitsluitend de Koude Oorlog. Bijvoorbeeld het anti-imperialisme. Dit agendapunt kreeg na de Koude oorlog hernieuwde relevantie. Een belangrijke J.G.Syatauw,’The Non-Aligned Movement at the crossroads- The Jakarta summit adapting to the post-cold war Era’, 137. 43 Tignor e.a, Worlds together-worlds apart, 814. 42 18 consequentie van het einde van de Koude Oorlog was namelijk dat de machtsverhoudingen volledig veranderd waren. Het leek er op dat de Verenigde Staten na de ondergang van de Sovjet Unie als enige supermacht overgebleven was.44 De Verenigde Staten waren op zowel politiek als economisch gebied dominant geworden. Amerika promootte de ‘Washington Consensus’. Hierbij waren een kleine staat en veel invloed van de markt belangrijk. Volgens Amerika moesten de handel, financiën en investeringen liberaliseren. Bovendien moesten nationale economieën geherstructureerd worden. De VS slaagde erin de ‘Washington Consensus’ de wereldwijde norm te maken. In eerste instantie namen rechtse partijen in staten met een ontwikkelde economie het economisch liberalisme aan. Maar na 1991 volgden de linkse partijen en de ontwikkelingslanden.45 De hele linkse agenda kreeg in de vroege jaren ’90 dus een flinke knauw. Op basis hiervan ontstonden theorieën over het einde van de geschiedenis. Het boek van Francis Fukuyama The end of history and the last man is hier een voorbeeld van. Hij betoogde in dit boek dat het grote gevecht over sociaal-economische systemen gewonnen was door het Westen. Fukuyama schreef in dit boek dat het einde van de Koude Oorlog het einde betekende van de menselijke vooruitgang. Democratie was het dominante besturingssysteem geworden en zou in de toekomst alleen nog maar belangrijker worden. Andere systemen hadden hun diskrediet bewezen. Staten zouden zich in de toekomst tot een kapitalistische of sociaaldemocratische marktvorm wenden.46 In het boek The end of ideology betoogde Daniel Bell iets soortgelijks. Volgens hem is het Marxisme, een leidende linkse ideologie, irrelevant geworden in Amerika na de Koude Oorlog.47 Maar de verspreiding van liberalisme en de ‘Washington Consensus’ bracht geen wereldwijde welvaart. In tegendeel, de promotie van de Washington Consensus, ging gepaard met een groeiende ongelijkheid tussen en binnen staten. Financiële crises verspreidden zich over de aarde. Zoals de Aziatische valutacrisis in een groot deel van Oost-Azië in 1997 en de enorme inflatie in Suriname in de jaren ‘90. De Derde Wereld raakte versplinterd. Sommige staten ontwikkelden en andere bleven arm.48 Het einde van de Koude Oorlog betekende voor de ongebonden staten van de Derde Wereld dus geen ideologisch vacuüm. De doelstelling van de beweging om op te komen voor de armste landen in de wereld bleef relevant. Bovendien heeft de NAM altijd geprobeerd zijn eigen positie te behouden. Hiervoor maakt het niet uit of er één, twee of meerdere machtsblokken zijn. In een wereld waar de Verenigde Staten een nieuwe dominante I.Clark,’Globalization and the post-cold war order’in J.Baylis, S.Mith, P.Owens, The Globalization of world politics: an introduction to international relations (Oxford 2008)563. 44 45 I.Clarck, Globalization and international relations theory (Oxford 1999)33,34. 46 T.Dunne, 'Liberalism'J.Bayles, S.Smith, P.Owens, The globalization of world politics: an introduction to international relations (Oxford 2008)113. 47 D.Bell, The End of ideology (New York 2001),xii. 48 Tignor e.a, Worlds together-worlds apart, 786. 19 positie innam, was dus alsnog plaats voor de beweging van ongebonden landen. Een tweede belangrijke verandering in de periode na de Koude Oorlog was een toenemende globalisering. De rivaliteit tussen de Verenigde Staten en de Sovjet Unie beperkte een wereldwijde uitwisseling van mensen, ideeën en grondstoffen. Er vond wel veel uitwisseling plaats in de twee supermachten, maar voor andere staten waren de mogelijkheden voor uitwisseling beperkt. Toen de Sovjet Unie uit elkaar viel, verdween ook de blokkade tegen globalisering. Geld, mensen, goederen en cultuur konden in vrijheid over de grenzen trekken. Handel en uitwisseling zijn een belangrijk fenomeen van de moderne geschiedenis, maar door globalisering nam de schaal waarop dit plaatsvond enorm toe. 49 Een kenmerk van globalisering was de toename van de internationale stroom van goederen en kapitaal. Dit proces begon al in de jaren ’70, maar in de jaren ’90 begonnen daadwerkelijk alle staten wereldwijde de gevolgen hiervan te merken. In de jaren ’90 ontstonden steeds meer technieken en instituten die het mogelijk maakten voor investeerders en handelaren mee te draaien in het netwerk van de wereldhandel. Het Internet is hier een uitstekend voorbeeld van. Kapitaal kon gemakkelijk de grenzen over. Dit zorgde echter al snel voor problemen. Globalisering zorgde namelijk voor een sterke financiële en commerciële afhankelijkheid. Een crisis in een bepaalde regio, kon zich op deze manier heel snel over de wereld verspreiden. Door de afname van handelsbarrières en de industrialisatie van landen die eerder onderontwikkeld waren, werd competitie op wereldschaal ook steeds belangrijker. Sommige regio’s reageerden op deze ontwikkeling door regionale blokken te ontwikkelen. De Europese Unie is hier een voorbeeld van. Vlak na de Tweede Wereldoorlog werden er al pogingen gedaan tot economische Europese integratie. Zoals de Europese gemeenschap voor kolen en staal, opgericht in 1951. Na de Koude Oorlog werd de Europese Unie versterkt. De EU was een wereldwijde economische macht geworden. Het aantal leden was sinds het einde van de Koude Oorlog sterk toegenomen en door het wegvallen van de Sovjet Unie, kon de EU optreden als tweede macht naast de Verenigde Staten. 50 Door de toenemende competitie en doordat de productie en verhandeling van luxe goederen toenam, veranderden de inkomensverhoudingen in de wereld. Arme landen, waar het opleidingsniveau lager lag, bleven achter op de rijke landen die de kennis en middelen hadden om hoogwaardige producten te produceren. De armere landen (op een aantal uitzonderingen na), bleven voornamelijk ruwe grondstoffen leveren en minder hoogwaardige producten produceren. 51 De positieve kanten van globalisering waren dat het contact tussen mensen over grote afstanden steeds gemakkelijker werd. Ook kwam er door globalisering snel innovatie, konden de 49 Tignor e.a, Worlds together-worlds apart, 786. D.Dinan, Europe recast: A history of European Union (New York 2004)8,9. 51 Ibidem 795. 50 20 prijzen en de inflatie dalen en nam de wereldhandel toe. De nadelige kanten van globalisering waren vervuiling van het milieu, afbraak van lokale netwerken en de onevenredige verdeling van de voordelen van het globaliseringproces.52 De doelstellingen van de beweging van ongebonden landen bleven dus ook juist door het globaliseringproces dat na de Koude Oorlog toenam, relevant. Dat de Verenigde Staten een nieuwe dominantie in de internationale orde verkregen hadden en deze wilden behouden, werd duidelijk tijdens het Amerikaanse optreden in de Golfoorlog om Koeweit. De oorlog tussen Irak en Iran was in 1988 onbeslist tot een einde gebracht. De regionale machtsverhoudingen bleven daardoor instabiel. Irak was regionaal een militaire grootmacht geworden, hoewel het land uit de oorlog gekomen was met één van de grootste schuldenlasten ter wereld. Na de oorlog met Iran hield Irak zijn leger van bijna een miljoen man op de been. De regionale leiderschapsambities van Saddam Hoessein en zijn pogingen om massavernietigingswapens te ontwikkelen, leidden in het voorjaar van 1990 tot groeiende bezorgdheid in het Westen. In augustus 1990 bezette het Irakese leger het emiraat Koeweit. Irak beschuldigde Koeweit van het overschrijden van het olie productie quotum ingesteld door de OPEC landen, waardoor de olieprijzen gedaald zouden zijn. De VN reageerde dezelfde nacht nog met een resolutie die een onmiddellijke en onvoorwaardelijke terugtrekking van Irak eiste. 53De Amerikanen namen het voortouw in de coalitie tegen Irak. De internationale troepenmacht nam zodanige omvang aan dat zij ook een offensief karakter kreeg. Het optreden van Amerika past in het kader van de door George Bush sr afgekondigde ‘Nieuwe Wereld Orde’, Het volkenrecht moest zegevieren en de internationale gemeenschap moest dit desnoods met geweld afdwingen. Irak moest gestraft worden en dat moest na de Koude Oorlog in het kader van de VN gebeuren. Het leger dat de VN resolutie tot uitvoering bracht was echter geen VN leger, maar de bevelvoering was in handen van de VS. In de Golf stonden vitale Amerikaanse belangen op het spel. De Irakese annexatie van Koeweit zou Irak een hoge mate van controle over de oliepolitiek van OPEC geven. De VS liet met zijn optreden in de golfoorlog zien aan het einde van de Koude Oorlog als enige supermacht te zijn overgebleven en deze bleek in staat militair op te treden als Amerikaanse belangen in het geding waren. 54 Het einde van de Koude Oorlog bracht een toenemende samenwerking tussen de supermachten in de Veiligheidsraad van de Verenigde naties met zich mee. Hierdoor kreeg de VN een groeiende rol in het uitzetten van vredesoperaties. Tijdens de Koude Oorlog stonden vredesoperaties vaak in het teken van het Oost-West conflict. Na de Koude Oorlog veranderde dit. 52 Ibidem 810,812. M.Cox,'from cold war to the war on terror'in J.Baylis, S.Smith, P.Owens,The globalization of world politics (Oxford 2008)74. 54 M.Cox,'from cold war to the war on terror'in J.Baylis, S.Smith, P.Owens,The globalization of world politics (Oxford 2008)74. 53 21 De vredesmissies stonden in het teken van interne conflicten tussen groepen of stammen over soevereiniteit. Het conflict in Bosnië is hier een voorbeeld van. In dit conflict probeerden verschillende groepen een eigen staat te vormen, in Somalië was de kern van het conflict wie de staat zou moeten regeren. 55 Het einde van de Koude Oorlog bracht ook nieuwe aandachtspunten naar voren die tijdens de machtsstrijd op de lange baan geschoven waren. Sommigen van deze problemen waren extra ingewikkeld doordat ze de landsgrenzen overstegen, zoals de snelle groei van de wereldbevolking en het tekort aan water en voedsel. De toenemende globalisering bevorderde de industrie en consumptie en de vrije handel had grote gevolgen voor de ecologie.56 Het milieuprobleem is een duidelijk voorbeeld van een al eerder bestaand probleem, dat door de Koude Oorlog op de achtergrond was geraakt en in de periode na de Koude Oorlog weer veel aandacht kreeg. Er ontstond bovendien een nieuw soort diplomatiek op wereldschaal: Global governance. Dit hield in dat er mondiale conferenties georganiseerd werdenover thema’s die de hele wereld aangingen. Alle staten konden tijdens dit soort conferenties oplossingen voorstellen. Voorbeelden zijn de milieuconferentie in Rio de Janeiro 1992 en de wereldconferentie over vrouwen in Peking 1995. Een ander nieuw fenomeen is dat de NGO’s qua omvang en invloed sterk toegenomen zijn in de multilaterale diplomatie.57 Het aantal factoren dat in de besluitvorming meegenomen moet worden, is toegenomen. De veranderingen in de wereld na de Koude Oorlog zorgden er niet voor dat de beweging van ongebonden landen haar relevantie verloor. Juist in de jaren ’90 was het voor de beweging tijd om juiste en effectieve antwoorden te geven op de nieuwe uitdagingen die de veranderingen met zich meebrachten. 55 M.Chetty, A new role for the non- aligned movement in a post-cold war era (masterscriptie International studies Rhodes 2000)40. 56 Tignor e.a, Worlds together-worlds apart, 810. 57 J. Goodhand en O.Walton, 'Public versus private power: Non governmental organisations and international security.' In: McKercher, Brian, (ed.), The Routledge Handbook of Diplomacy & Statecraft. (London 2011) 433. 22 De beweging van ongebonden landen na de Koude Oorlog De eerste bijeenkomst van de beweging van ongebonden in de periode na de Koude Oorlog in Jakarta 1992 vond plaats onder moeilijke omstandigheden. De effecten van het uiteenvallen van de Sovjet Unie waren nog over heel de wereld te merken. De politiek onrust op de Balkan zorgde voor een direct gevaar voor de beweging. Joegoslavië was in 1992 eigenlijk de voorzitter van de beweging, maar door de burgeroorlog kon het land de termijn niet afmaken. Daarom werd de tiende top van de beweging in Indonesië gehouden. De bijeenkomst in Jakarta stond vooral in het teken van de zoektocht naar een nieuwe oriëntatie in de nieuwe wereld. 58 De aanwezigen bespraken de onzekerheden van de beweging en bepaalden de koers van de beweging. Tijdens de top in Jakarta hield de koning van Saudi Arabie Fahd bin Abdulaziz een toespraak voor de aanwezigen. Zijn boodschap was dat de beweging haar plannen en strategieën moest aanpassen aan de nieuwe internationale situatie. De NAM moest zich richten op een goede samenwerking tussen Noord en Zuid. Bovendien moest er meer aandacht uitgaan naar sociale en economische ontwikkeling. Ook moesten de negatieve aspecten van de beweging aangepakt worden. De leden van de NAM mochten elkaars veiligheid en soevereiniteit niet in het geding brengen.59 De inhoud van deze toespraak paste bij de boodschap die de NAM in de eindverklaring van Jakarta uitdroeg. In dit document stond dat de economische agenda de voornaamste prioriteit van de beweging moest zijn. Er stond ook in dat een hervorming van de mechanismen van de beweging nodig was,zodat de plannen beter geïmplementeerd konden worden. En tot slotte werd er in de Jakarta boodschap veel aandacht besteed aan de hervorming van de Verenigde Naties. 60 Een belangrijk strijdpunt voor de NAM was de hervorming van de Verenigde Naties. Dit punt was geen nieuw agendapunt, want in Belgrado werd het uitbreiden van de Veiligheidsraad al aangekaart. Maar zoals Fahd bin Adulaziz in zijn toespraak aangaf, kreeg de VN na de Koude Oorlog een belangrijke taak in het oplossen van internationale vraagstukken. Daarmee werd de hervorming van de VN urgenter. De leden van de NAM vonden dat de VN sterker en democratischer moest worden. Deze roep om verandering richtte zich zowel op de Veiligheidsraad als op de Algemene Vergadering. Volgens de beweging was de macht van de Veiligheidsraad te groot. De permanente leden van de raad: De Verenigde Staten, Frankrijk, Rusland en China konden 58 S.Morphet, 'the non aligned movement and their 11 th summit' in The Commonwealth Journal of International Affairs 85 (Wales 1996)1. 59 Kingdom’s speech to 10th Non-Aligned Movement Summit in Jakarta 1-6 september 1992 http://www.saudiembassy.net/archive/1992/speeches/page2.aspx (10 augustus 2013). 60 Y.Z.Kassim, ‘The future of NAM to be condensed in Jakarta Message’, Business times (Singapore), 5 september 1992,1. 23 door hun vetorecht teveel macht uitoefenen. In tegenstelling tot de beslissingen van de Algemene Vergadering zijn de resoluties van de Veiligheidsraad bovendien bindend. De beweging wilde een versterking van de positie van de Algemene Vergadering, waar de ongebonden landen een meerderheid vormden. De Algemene Vergadering moest een grotere rol krijgen in vraagstukken over internationale vrede en veiligheid. De ongebonden landen wilden bovendien drie fundamentele veranderingen zien in de organisatie van de Veiligheidsraad. Er moest een toename komen van zowel de permanente als de niet-permanente leden, er moesten grenzen gesteld worden aan het gebruik van het vetorecht en de werkmethoden moesten verbeterd worden.61 Door de veranderingen in Oost en West Europa en het uiteenvallen van Joegoslavië kreeg de VN er in 1991 en 1992 een aantal nieuwe leden bij. Hierdoor nam de kritiek van met name de ongebonden landen toe, dat de Veiligheidsraad, niet langer representatief was (als hij dat überhaupt al ooit geweest was). Als laatste kwamen begin jaren ’90 Japan, Duitsland en de Europese Unie op als wereldwijde economische machten. Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk kregen relatief gezien op wereldschaal minder betekenis en daarmee zou het dus niet eerlijk zijn als zij binnen de VN wel de machtigste positie bekleedden.62 De aandacht voor de hervorming van de Verenigde Naties paste bij de nieuwe taak die de beweging van ongebonden landen zichzelf gaf na de Koude Oorlog. Het doel van de beweging na de Koude Oorlog was te voorkomen dat de ‘Nieuwe Wereld orde’, zoals George Bush sr die omschreef, geen nieuwe versie werd van de patronen van dominantie van de sterken over de zwakken.63 De beweging kaartte daarom direct na de Koude Oorlog de gevaren aan die de toenemende globalisering met zich meebracht. De belangen van het Zuiden moesten volgens de beweging goed bewaakt worden, anders zou globalisering een bedreiging kunnen vormen voor de nieuw verkregen vrijheden van de ontwikkelingslanden.64 De beweging waarschuwde de ook tegen uniformiteit die globalisering met zich mee zou kunnen brengen. De betekenis van de globalisering moest niet alleen bepaald worden door de machtige naties, maar door de meerderheid van de wereld.65Uit verschillende rapporten van de beweging uit de jaren ’90 bleek dat de ongebonden landen globalisering een gevaarlijke ontwikkelingen vonden voor de ontwikkelingslanden. In een verklaring van de beweging naar aanleiding van de top in Cartegena in Colombia in 1995 staat bijvoorbeeld:“We benadrukken dat ontwikkeling het dominante probleem van de 61 H.Strydom, 'The non-aligned movement and the reform of international relations' in Max Plank yearbook of United Nations law 11(2007)24-26.. D.Bourantonis, ‘Reform of the UN security council and the non aligned states’, International Peacekeeping 5 (1998)91. 63 C.P.Wallace, ‘Non Aligned Nations question New World Order: Summit Group of mostly pour countries doesn’t want to be left out in the cold in post- Cold War era’ Los Angeles Times (2 september 1992). 64 Summit declerations of the Non Aligned Movement 1961-2009, Institute of foreign affairs (Kathmandu 2011)375. 65 Ibidem 375. 62 24 internationale gemeenschap blijft. In het bijzonder vanwege de uitdagingen die globalisering en liberalisering ons biedt en de noodzaak om armoede te verminderen en de economische balans te herstellen(..)We zien dat de samenhangende krachten globalisering en liberalisering ingrijpende sociale en economische consequenties heeft die bovenop de alledaagse lasten van het Zuiden komen.” 66 Globalisering hoefde niet overal volgens de zelfde regels toegepast te worden. Er was geen universele formule die aan alle landen dezelfde regels oplegde. De voornaamste uitdaging voor de ontwikkelingslanden was om de voordelen uit globalisering te halen en tegelijkertijd de negatieve invloeden te beperken.67 Een werkelijk nieuw onderwerp op de agenda van de beweging in de jaren ’90 was de wereldwijde milieuproblematiek. De NAM heeft tot 1987 eigenlijk weinig interesse getoond in milieuproblemen. In 1972 werd de Stockholm conferentie gehouden. Deze bijeenkomst zette de internationale milieuproblematiek op de kaart. De strategie van de ongebonden landen was om het milieu en ontwikkeling met elkaar in verband te brengen. Volgens de NAM waren de geïndustrialiseerde landen met name schuldig aan de milieuproblematiek, bovendien probeerden zij milieuproblemen in te zetten om de economische groei van ontwikkelingslanden tegen te houden.68 In de eindverklaring van de top in Belgrado in 1989 stond bijvoorbeeld: “groeiende milieuproblematiek is getuigen van de onderlinge afhankelijkheid van naties. We lijden allemaal onder de gevolgen van de achteruitgang van het milieu. Er is geen twijfel dat de ontwikkelde landen het meest hebben bijgedragen aan de dramatische verslechtering van deze dreiging.”69 Om te voorkomen dat tijdens de Stockholm conferentie een grote scheiding tussen ontwikkelingslanden en geïndustrialiseerde landen zou ontstaan, organiseerde de secretaris generaal van de conferentie een ontmoeting om consensus te bereiken. Tijdens deze ontmoeting werd de agenda voor milieuproblematiek op belangrijke wijze uitgebreid. Er werd een duidelijke link gelegd tussen ontwikkeling en milieu, waardoor ontwikkelingslanden een belang kregen in het onderwerp.70 In 1992 werd een klimaattop gehouden in Rio de Janeiro, hier kregen de ontwikkelingslanden opnieuw de kans invloed uit te oefenen op de agenda. De lobby van ontwikkelingslanden leidde er bijvoorbeeld toe dat er een fonds in het leven geroepen werd om ontwikkelingslanden te ondersteunen in het zoeken naar duurzamere technologieën dan 66 Ibidem 375. Non aligned movement South Africa: 'Transcript of Round table discussion on the report by the ad hoc panel of economics of 30 June 1988, entitled elements for an agenda of the south'http://www.nam.gov.za/documentation/southelements.htm (3 juli 2013). 68 M.Chetty, A new role for the non- aligned movement in a post-cold war era (masterscriptie International studies Rhodes 2000)56. 69O. Jankowitsch, K.P. Sauvant, The Third World without Superpowers: The Collected Documents of the Non-Aligned Countries Vol 12. (New York 1993)898. 70 M.Williams,’re-articulating the Third World Coalition: the role of the environmental agenda’, Third World Quarterly 14 (1993)17. 67 25 chloorfluorkoolstoffen. 71De beweging van ongebonden landen is er dus in geslaagd milieuproblematiek als nieuw onderwerp in te zetten om een oud onderwerp (ontwikkeling) opnieuw aan te kaarten. Vlak voor het nieuwe millennium, in 1998 kwam de beweging van ongebonden landen samen in Durban, Zuid Afrika. Tijdens deze bijeenkomst werd duidelijk dat de agenda van de beweging sinds de jaren ’70 en ’80 flink uitgebreid is. In de officiële eindverklaring van de bijeenkomst stond: “We zijn ons bewust van de gevaren die voor ons liggen, in het bijzonder diegene die de mensheid in gevaar brengen zoals: drugs, AIDS, misdaad, hongersnood, terrorisme en verslechtering van het milieu. Daarbij zien we in de wereld en in de ontwikkelde landen in het bijzonder een trend van chauvinisme en xenofobie. Dit kwaad vervangt langzaam de meer formele vormen van racisme die vandaag de dag bestaan.”72 Een strategie van de beweging om de jaren na de Koude Oorlog te overleven wasdus door de agenda uit te breiden met eigentijdse onderwerpen zoals milieuproblematiek en globalisering. Een andere manier waarop de NAM het einde van de Koude Oorlog overleefd heeft, is doordat de beweging geleidelijk meer geïnstitutionaliseerd werd. Bij de oprichting van de beweging werd ongebondenheid gezien als een gezamenlijke politiek van een aantal individuele staten die ad hoc bij elkaar kwamen. Al tijdens de bijeenkomst in Lusaka in 1970 kwam hier verandering in. De beweging werd sterker geïnstitutionaliseerd. In de jaren ’90 kwamen er door de invloed van globalisering verschillende nieuwe regionale en internationale instituten en actoren op het wereldtoneel. In de voorgaande jaren waren de activiteiten van de beweging vooral gericht op de VN, maar in de jaren ’90 veranderde dit. De beweging raakte geïntegreerd in een internationaal netwerk. De ongebonden landen veranderden van aanpak. In de jaren ’90 kozen zij voor een strategie van samenwerking in plaats van confrontatie. De hervorming van het UNCTAD in 1992 is hier een mooi voorbeeld van. Het UNCTAD veranderde van een plaats waar eerst gezocht werd naar een omverwerping van het economische systeem naar een orgaan dat zocht naar de mogelijkheden om het liberale economische systeem te hervormen. Er kwamen nieuwe regionale organisaties, zoals de Zuidelijke gezamenlijke markt. De traditionele instituties van de ontwikkelingslanden bleven de beweging van ongebonden landen en de G77, maar andere groeperingen begon ook steeds belangrijker te worden. Het Zuid centrum dat in 1990 opgericht werd, werd de voornaamste denktank voor ontwikkelingslanden. Ook werd in 1989 de G15 opgericht, een jaarlijks forum waarin gezocht werd naar gezamenlijke benaderingen over problemen zoals soevereiniteit, handelssystemen en hervorming van de VN.73Binnen de beweging was de Williamns, ‘re-articulating the Third World Coaliation’, 21. 72S.Morphet, 'the non aligned movement and their 11 th summit' in The Commonwealth Journal of International Affairs 85 (Wales 1996)3. 73 C.Alden,S.Morphet en M.A.Vieira, The South in world politics (New York 2010)97. 71 26 discussie over hoe ontwikkelingslanden het beste hun economische en politieke plannen konden verwezenlijken begin jaren ’90 aangewakkerd. Tijdens een ministeriele bijeenkomst in Ghana verklaarde de beweging ‘de groeiende trend richting democratie en pluralisme’ te verwelkomen. Ieder individu moest mensenrechten genieten volgens de verklaring, maar de internationale gemeenschap moest nog acties ondernemen om economische en sociale rechten te verzekeren in ontwikkelingslanden.74 Na de Koude Oorlog bleef de beweging zich bezighouden met economische ontwikkeling, maar de aanpak veranderde. De NAM accepteerde het marktsysteem. Indonesië speelde in deze periode een belangrijke rol in de hervorming van de economische strategie van de beweging. President Soeharto stelde voor de communicatie tussen de G77 en de beweging te verbeteren. In mei 1993 kwam de commissie voor economische samenwerking bij elkaar in Bali. Soeharto benadrukte op deze bijeenkomst dat UNCTAD en UNCED (VN conferentie voor omgeving en ontwikkeling) in staat waren een succesvolle dialoog tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen te voeren. In 1993 stuurde Soeharto twee brieven naar de G7 waarin hij de schuldenproblematiek aankaartte en uitnodigde tot dialoog. De beweging richtte zich dus in de periode na de Koude Oorlog op de ontwikkelde landen voor hulp bij de interne problematiek van de ontwikkelingslanden. In eerste instantie waren de bijeenkomsten ad hoc, maar ze werden steeds frequenter tijdens de G7/8 bijeenkomsten georganiseerd. De landen van de G7 gingen op de dialoog aan, omdat zij de concurrentie van de snelgroeiende Aziatische en Latijns Amerikaanse economieën zagen.75 In 2004 bracht de beweging een verklaring naar buiten om de herleving van de ongebonden landen voort te zetten. Deze verklaring gaf de mening van de ongebonden landen weer over wereldproblemen die in de VN besproken werden. De NAM bekeek de eigen rol, structuur en werkmethode opnieuw om de beweging verder te versterken en om de veranderingen in de wereld bij te blijven. Volgens de beweging bevestigden de veranderingen in de wereld na de Koude Oorlog de validiteit en de relevantie van de ongebonden landen. Het is het altijd het doel geweest van de beweging om een veiligere en vredige wereld tot stand te brengen. De gevaren voor vrede en veiligheid veranderen echter met de tijd.76 De beweging verlegde daarom steeds haar aandachtspunten . Na de Koude Oorlog transformeerden de NAM een aantal langlopende thema’s en gaf ze een nieuwe betekenis die paste in de omstandigheden van na de Koude Oorlog. De beweging verbreedde ook haar programma. In de jaren na de Koude Oorlog werd ontwikkeling en de 74 Ibidem 101. Ibidem 104. 76 Ministerial Conference of the Non Aligned Summit Durban 17-19 2004 http://www.nam.gov.za/media/040820.pdf (3 juli 2013). 75 27 ontwrichtende werking van globalisering een belangrijk speerpunt. In de periode na de Koude Oorlog werd het geluid van de NAM minder radicaal. De organisatie koos voor een strategie van onderhandeling in plaats van confrontatie. Dit vormt een groot contrast met de jaren ’70, waarin de beweging een antiwesterse periode doormaakte. 28 Effectiviteit van de beweging Volgens de Amerikaanse diplomaat R.L. Jackson zijn de werkmethoden van de beweging van ongebonden landen inefficiënt.77 De vraag is hoe de beweging van ongebonden landen te werk gaat en hoe de effectiviteit van deze methoden te meten is? De NAM krijgt om de drie jaar een nieuwe voorzitter. Deze leidersfiguur heeft dan de taak om de principes en activiteiten van de beweging te bewaken, maar is ook belast met de administratieve taken. Om de eenheid van de beweging te waarborgen zijn er werkgroepen, contactgroepen en comités opgericht.78 Een belangrijk orgaan voor de NAM is het coördinerend bureau. Deze werd in 1970 opgericht en evalueert de samenhang van het werk van de verschillende groepen binnen de NAM. Het is de taak van het bureau om de samenwerking tussen ongebonden landen te versterken en gezamenlijk optreden in de Verenigde Naties te bevorderen. Het coördinerend bureau is gevestigd in New York. De leden van de beweging van ongebonden landen komen op verschillende momenten samen. Tijdens de topconferenties, bij ministeriele conferenties en bij diverse bijeenkomsten van de verschillende bureaus en commissies. Ook tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties komen de ministers van buitenlandse zaken van de ongebonden landen bijeen. Hier bespreken zij de agendapunten van de Algemene Vergadering die van belang zijn voor de beweging. Deze bijeenkomsten zijn dus van groot belang voor het vormen van een gezamenlijke politiek van de leden van de beweging van ongebonden landen in de Verenigde Naties. 79 Mijn hypothese is dat de effectiviteit van de beweging van ongebonden landen te meten is aan de mate waarin de leden van de beweging een gezamenlijke politiek voeren. Deze hypothese wordt bevestigd door de doelstellingen van de beweging zelf. Samenwerking is essentieel voor de beweging, de ontwikkelingslanden moeten de handen ineenslaan om macht te kunnen uitoefenen. 80 77 http://www.nam.gov.za/background/methodology.htm http://www.nam.gov.za/background/methodology.htm 79 http://www.nam.gov.za/background/methodology.htm 80 http://www.nam.gov.za/background/methodology.htm 78 29 De eenheid van de beweging van ongebonden landen is belangrijk omdat de leden gezamenlijk een actieve bijdrage kunnen leveren aan de hervorming van de Verenigde Naties. De VN zijn voor de beweging van ongebonden landen een belangrijk orgaan. Ik bekijk de gezamenlijke politiek van de beweging van ongebonden landen daarom in de Algemene Vergadering, maar ook daarbuiten. De Algemene Vergadering is om verschillende redenen het voornaamste orgaan voor de beweging van ongebonden landen om te opereren. Ten eerste is de Algemene Vergadering de enige plaats waar alle leden van de Verenigde Naties bij elkaar komen. Bovendien heeft elk land, maar één stem en dus evenveel macht. In tegenstelling tot de Veiligheidsraad waar de permanente leden: China, Rusland, Frankrijk, De Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk vetorecht hebben. Dit geeft deze landen meer macht dan de andere landen van de Veiligheidsraad. Ten slotte bestaat de Algemene Vergadering voor een meerderheid uit ongebonden landen. Dat komt doordat het aantal zetels in de Verenigde Naties sinds de dekolonisatie flink toegenomen is. In dit hoofdstuk kijk ik naar de resoluties die de Algemene Vergadering in de jaren ’90 aangenomen heeft en of deze resoluties door een meerderheid van ongebonden landen aangenomen zijn. Ik kijk alleen naar resoluties die aangenomen zijn met een zogenaamde Roll call vote, dit zijn de enige stemmen waar de stem van ieder land vastgelegd wordt. Uit deze stemmen zijn dus de voorkeuren van een VNlid af te lezen. Over maar een fractie van de aangenomen resoluties van de Algemene Vergadering wordt daadwerkelijk gestemd. De kwesties waar over gestemd wordt zijn vaak de meest controversieel en politiek gevoelige; dat maakt deze stemmen geschikt voor mijn onderzoek. Andere manieren om tot een beslissing te komen in de Algemene vergadering is door consensus, door acclamatie (door middel van gejuich of applaus wordt instemming kenbaar gemaakt), door afwezigheid van bezwaar of zonder stem. De Roll call stem representeert dus maar een deel van het besluitvormingsproces, maar kan wel inzicht geven in de samenhang tussen verschillende regionale groepen. Het gezamenlijke stemgedrag van de beweging van ongebonden landen is alleen maar afgenomen in de jaren ’90. In 1987 stemden de ongebonden landen in 56% van de gevallen samen, in 1997 was dit percentage afgenomen tot 27.7%.81 Toch wil dat niet zeggen dat de beweging niet als eenheid handelde . De beweging steunde in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties namelijk regelmatig resoluties die passen bij de doelstellingen van de beweging. Een voorbeeld hiervan is het thema antikolonialisme: een thema dat vanaf Bandung belangrijk is geweest voor de NAM. Ook in de jaren vroege jaren ’90 bleef dit een belangrijk onderwerp voor de beweging. Dit is te zien aan het gezamenlijke stemgedrag van de ongebonden landen in de Algemene Vergadering bij resoluties over dit onderwerp. Tijdens de 45e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd er een resolutie aangenomen door middel van een Roll 81 J.A.Braveboy-Wagner, Institutions of the Global South (New York 2009)25. 30 call vote. Deze resolutie bevestigde de inhoud van artikel 73 uit het handvest van de Verenigde naties. Hierin staat dat de inwoners van gebieden die nog geen volledige onafhankelijkheid bereikt hebben, beschermd moeten worden. Leden van de Verenigde naties moesten in deze gebieden zelfbestuur en ontwikkeling promoten.82 Van de 145 stemmen voor, waren er 98 afkomstig van leden van de beweging van ongebonden landen.83 Dat is 67% van het totaal, net een meerderheid dus. In 1990 bestond de beweging uit 108 landen. De beweging stemde dus voor 90% gezamenlijk over dit onderwerp. Een andere aangenomen resolutie die past bij de doelstellingen van de NAM is A/RES/45/17. Deze resolutie pleitte voor het afschaffen van kolonialisme, apartheid en raciale discriminatie in Zuid Afrika. Deze resolutie werd aangenomen met 113 stemmen voor. Van de 113 stemmen voor, waren er weer 98 stemmen afkomstig van de leden van de beweging van ongebonden landen. In dit keer geval is dat echter 86% van het totaal, een ruime meerderheid. 84 En de beweging stemde weer voor 90% gezamenlijk. Ook bij resolutie A/RES/45/32 over de onafhankelijkheid van het Oceanische eiland Guam stemden de ongebonden landen voor een grote meerderheid, namelijk 87%, gezamenlijk. Tijdens de 45e Algemene Vergadering van de VN trad de NAM gezamenlijk op bij het aannemen van resoluties die goed passen bij de agenda van de beweging. Maar in de loop van de jaren ’90 nam het gezamenlijke stemgedrag van de beweging af. Dit is te zien aan het stemgedrag van de beweging tijdens de 50e Algemene Vergadering van de VN in 1995. De NAM trad hier niet als overtuigende eenheid op bij onderwerpen zoals ontwapening, Tijdens de 50e Algemene Vergadering werd er een resolutie aangenomen over het internationaal kernenergie agentschap. De resolutie stelde dat de rol van het agentschap zou moeten zijn om kernenergie voor vredelievende doeleinden te gebruiken. Deze resolutie werd aangenomen door 114 stemmen voor, 1 tegen, 8 onthoudingen en 32 landen stemden niet. Van de 114 stemmen voor, waren er 78 afkomstig van landen uit de beweging van ongebonden landen. 85 Op dat moment 82 Resolutions adopted on the reports of the fourth committee 20 november 1990 http://www.un.org/ga/search/view_doc.asp?symbol=A/RES/45/16&Lang=E&Area=RESOLUTION (3 juli 2013). 83 Information from non self governing territories transmitted under article 73 of the Charter of the United Nations 20 november 1990 http://unbisnet.un.org:8080/ipac20/ipac.jsp?session=137O872C30229.287322&menu=search&aspect=power&npp=5 0&ipp=20&spp=20&profile=voting&ri=1&source=~%21horizon&index=.VM&term=A%2FRES%2F45%2F16&x=9&y=11 &aspect=power (3 juli 2013). 84 Activities of foreign and other interests which are impeding the implementation of the Declaration on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples in Territories under colonial domination and efforts to eliminate colonialism, apartheid and racial discrimination in southern Africa 20 november 1990 http://unbisnet.un.org:8080/ipac20/ipac.jsp?session=MY728P1872521.287268&menu=search&aspect=power&npp=5 0&ipp=20&spp=20&profile=voting&ri=1&source=~%21horizon&index=.VM&term=A%2FRES%2F45%2F17&x=412&y=-129&aspect=power (3 juli 2013). 85 Report of the International Atomic Energy Agency 1 november 1995 http://unbisnet.un.org:8080/ipac20/ipac.jsp?session=N3728725A7615.287346&menu=search&aspect=power&npp=50 &ipp=20&spp=20&profile=voting&ri=1&source=~%21horizon&index=.VM&term=A%2FRES%2F50%2F9&x=8&y =9&aspect=power (3 juli 2013). 31 waren er 116 leden van de beweging. Maar 67% van de leden stemden dus gezamenlijk op dit punt. Hetzelfde geldt voor A/RES/50/10. Deze resolutie pleitte voor het beëindigen van een Amerikaans embargo op Cuba. De resolutie werd aangenomen met 117 stemmen voor, 3 tegen en 38 onthoudingen. Van de 117 stemmen voor, waren er 86 afkomstig van landen van de beweging. 86 Dat betekent dat de beweging voor 74% gezamenlijk stemde over deze kwestie. Tenslotte is ook A/RES/50/11 een voorbeeld van het afnemende gezamenlijke stemgedrag van de NAM De resolutie pleitte voor meertaligheid in de VN. Deze resolutie werd aangenomen door 100 stemmen voor, 35 tegen, 29 onthoudingen en 21 landen stemden niet.87Van de 100 stemmen voor, waren er maar 59 afkomstig van landen van de beweging, de beweging stemde dus maar voor 50% gezamenlijk. Deze conclusie klopt met de gegevens uit het artikel ‘The new politics of voting alignments in the United Nations General Assembly’ van Soo Yean Kim en Bruce Russett. Volgens de schrijver zijn de stempatronen in de Algemene Vergadering sterk veranderd sinds het einde van de Koude Oorlog. De scheiding tussen Oost en West heeft plaatsgemaakt voor een scheiding tussen Noord en Zuid. Tijdens de Koude Oorlog stemden de Ongebonden landen voornamelijk met het Sovjet Blok. De verdeling tussen Noord- Zuid karakteriseert het stemgedrag van landen zoals tijdens de Koude Oorlog de Oost-West splitsing dat deed. Hoewel de Noord-Zuid problematiek niet nieuw is, werd deze tijdens de Koude Oorlog overschaduwd door de Oost-West scheiding. De conclusie uit dit artikel is dus dat de Noord-Zuid scheiding een belangrijke rol is gaan spelen in het stemgedrag van landen in de Algemene Vergadering.88 Het stemgedrag van de beweging in de Algemene Vergadering is dus een manier geworden voor de beweging om Noord-Zuid kwesties aan te kaarten. Hierin is de beweging succesvol, omdat de leden van de beweging een meerderheid vormen in de Algemene Vergadering. Op deze manier speelt de beweging een belangrijke rol in het bepalen van de wereldagenda. De beweging van ongebonden heeft in de jaren ’90 minder samen gestemd. Het stemgedrag van de beweging is dus geen verklaring voor het voortbestaan en de groei van de beweging in de jaren ’90. Het stemgedrag geeft wel een impressie van de invloed van de beweging, maar geen volledig beeld. De vraag is in hoeverre VN resoluties onderdeel uit kunnen gaan maken van het internationale rechtssysteem. De 86 Necessity of ending the economic, commercial and financial embargo imposed by the United States of America against Cuba 1 november 1995 http://unbisnet.un.org:8080/ipac20/ipac.jsp?session=1U728H2686M48.287359&menu=search&aspect=power&npp=50 &ipp=20&spp=20&profile=voting&ri=1&source=~%21horizon&index=.VM&term=A%2FRES%2F50%2F10&x=412&y=-129&aspect=power (3 juli 2013). 87 Multilingualism 1 november 1995 http://unbisnet.un.org:8080/ipac20/ipac.jsp?session=1372872816R0T.287370&menu=search&aspect=power&npp=50 &ipp=20&spp=20&profile=voting&ri=1&source=~%21horizon&index=.VM&term=A%2FRES%2F50%2F11&x=412&y=-129&aspect=power (3 juli 2013). 88 S.Y.Kim en B.Russett,‘The new politics of voting alignments in the United Nations General Assembly’, International organization 50 (Herfst 1996)629. 32 meningen zijn hierover verdeeld: derde wereld landen vinden dat resoluties bindend moeten zijn voor lidstaten. De Verenigde Staten weigeren over het algemeen de resoluties als bindend te ervaren,waarschijnlijk vanwege de minderheidspositie die de Eerste Wereld heeft binnen de VN. In VN statuten staat dat een resolutie door meerdere groepen gesteund moet zijn, niet per se alleen door een meerderheid.89 Alhoewel de leden van de VN het oneens zijn over de vraag of resoluties bindend zijn, hebben ze in ieder geval waarde voor de verdere ontwikkeling van het internationale recht. Het zelfbeschikkingsrecht is hier een voorbeeld van. De beweging heeft hier zo op gehamerd dat het een normatief karakter gekregen heeft in de VN in 1960: “de lidstaten van de VN moeten zelfbeschikkingsrecht van alle naties respecteren”. zelfbeschikking is dus geen aanbeveling meer. 90 De NAM opereert natuurlijk niet alleen via de VN er zijn talloze bijeenkomsten waarin de NAM invloed probeert uit te oefenen. Bij het benoemen van succes en falen hierin is het belangrijk te noemen dat de ambities van de beweging torenhoog zijn. De beweging wil bijvoorbeeld een democratisering van de internationale betrekkingen. Op zich maakt dit de beweging ook uniek, voor het eerst in de geschiedenis van de soevereine natiestaat, is er een beweging die regelmatig de legitimiteit van de grootmachten en het constant uitbreken van oorlogen in de internationale gemeenschap ter discussie stelt.91 De organisatie heeft altijd vastgehouden aan de onafhankelijkheid, soevereiniteit en gelijkheid van staten voor alle leden van de internationale gemeenschap. Toch heeft de geloofwaardigheid van de beweging geleden onder steken die ze heeft laten vallen. Het falen van de beweging om de nieuwe economische, politieke en communicatie orde te vestigen ligt aan externe en interne factoren. Een belangrijke interne factor is dat de criteria om lid te worden van de beweging vaag zijn. Een kandidaat-lid moet aantonen dat hun staat “een neiging heeft richting onafhankelijke politiek.” Ook zouden leden geen lid mogen zijn van een multilaterale of bilaterale militaire alliantie. De beweging heeft dit criterium echter nogal ambigue omschreven, namelijk dat als een staat wel een alliantie is aangegaan, deze concessie niet gemaakt mag zijn in de context van de Koude Oorlog. Hierdoor zijn er staten lid geworden van de beweging die technisch gezien niet voldoen aan de criteria. Sommige lidstaten uit Latijns-Amerika zijn lid van de OAS (organisatie van Amerikaanse staten), wat een politieke alliantie is. Sommige Afrikaanse leden zijn ook lid van een Franse militaire overeenkomst. Ook hebben sommige leden zoals Pakistan en Egypte de regels van het lidmaatschap geschonden door partner te worden in het de Amerikaanse strategische consensus en de CENTCOM (United States Central Command) en zij zijn sterk afhankelijk van deze Amerikaanse militaire alliantie. De beweging heeft er echter niets aan gedaan om deze leden zich te N.Park, ‘The third world as an international legal system’, Boston college Third World Law Journal 7 (Januari 1987)52. 90 Park,’The third world as an international legal system’, 54. 91M.S.Rajan, The future of nonalignment and the nonaligned movement , 67. 89 33 laten conformeren aan de regels. Op deze manier is het imago van de beweging van ongebonden landen verslechterd, ondanks dat het ledenaantal door de tijd heen alleen maar toegenomen is. 92 Een ander belangrijk intern probleem is het onvermogen van de beweging om conflicten op een vredelievende manier op te lossen. De beweging is niet in staat gebleken om politieke, economische en militaire veiligheid te verzekeren. Tijdens de Harare conferentie in 1986 verklaarde de beweging dat iedere dreiging met gebruik van geweld, geïnterpreteerd zou worden als gericht tegen de hele beweging. Ook iedere actie tegen een ongebonden staat die de uitvoering van zijn vrije soevereine rechten inperkt, werd beschouwd als gericht tegen de beweging als geheel. Deze verklaring heeft tot weinig resultaat geleid. Één van de problemen in het ondernemen van gezamenlijke actie is dat het zou lijken alsof de beweging een soort derde blok vormt, terwijl de beweging hier juist altijd tegen is geweest.93 Ook economische samenwerking tussen ongebonden staten is altijd een belangrijk agendapunt van de beweging geweest. Er is maar weinig vooruitgang gemaakt in het implementeren van de actieplannen die in de conferenties van het NAM aangedragen werden. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat veel van de lidstaten moeite hebben om economisch onafhankelijk te worden van hun voormalige koloniale overheersers of andere ontwikkelde landen.94 De belangrijkste externe factor is dat de machtige organisaties zoals het IMF niet meewerken aan de doelstellingen van het NAM. De beweging der ongebonden landen ontstond, zonder een overwogen beslissing van de ongebonden staten. De beweging ontwikkelde zich tot het forum en instrument voor het promoten van de ongebonden politiek door een reeks conferenties. Het functioneren van de beweging is niet altijd geschikt voor het promoten van ongebondenheid. Dit is onvermijdelijk omdat een goed functionerende beweging pragmatisme moet toepassen om zich aan te passen aan de veranderende politiek van de leden en de internationale omgeving. Met een pragmatische aanpak moet echter wel een evenwicht bewaard worden tussen de pure politieke boodschap en de belangen van de organisatie. Bij de beweging der ongebonden landen is dit evenwicht er niet. De ambigue en vage criteria voor het lidmaatschap van de beweging zijn hier een voorbeeld van. Het resultaat hiervan is niet alleen dat er staten lid zijn die zich niet aan de voorwaarden houden, maar ook dat de politiek die het NAM uitdraagt voor iedereen wat anders betekent. Hierdoor ontstaat er een vervormd beeld van waar de politiek eigenlijk echt voor staat. 95 Vredelevende co-existentie is en was een belangrijk speerpunt van ongebondenheid, dit principe is ook vaak geschonden door lidstaten zoals Iran en Irak. Dit was niet goed voor het imago 92 93 94 95 34 Ibidem 116. Ibidem 117,119. Ibidem 118. Ibidem 115. van de beweging. Als ongebonden landen zich precies hetzelfde gedragen als andere staten, wat maakt de politiek van ongebondenheid dan beter dan andere traditionele buitenlandse politiek? De beweging van ongebonden landen heeft in de jaren ’90 minder gezamenlijk gestemd in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en is er niet in geslaagd alle agendapunten te verwezenlijken. Maar de beweging heeft wel een aantal successen geboekt in de jaren ’90. Zoals in het vorige hoofdstuk te lezen valt heeft de beweging de discussie over milieuproblematiek op slimme wijze beïnvloed. De beweging heeft ook de hervorming van de Verenigde Naties voorgoed op de kaart gezet. In de Algemene Vergadering is een werkgroep opgezet om de mogelijkheden tot verandering van de Veiligheidsraad te bestuderen. Deze werkgroep heeft verschillende voorstellen gedaan aan de Algemene Vergadering, maar geen van de voorstellen heeft een meerderheid van stemmen gehaald. Dit onderwerp staat hoog op de internationale agenda.96 Bovendien heeft de beweging van ongebonden landen een bijdrage geleverd aan de afschaffing van apartheid in Zuid-Afrika. De beweging heeft acties tegenover Zuid-Afrika geïnitieerd, missies georganiseerd om toezicht te houden op de omstandigheden in Zuid Afrika en voor het verbannen van Zuid Afrika uit de Algemene Vergadering gezorgd. De principiële bezwaren van de beweging van ongebonden landen tegenover apartheid heeft het onderwerp op de wereldwijde agenda gehouden. De beweging bleef ook volhardend in strijd tegen racisme. De beweging zorgde ervoor dat de Verenigde Naties een conferentie tegen racisme, raciale discriminatie, xenofobie en intolerantie organiseerde in 2001 in Zuid Afrika.97 Op economisch gebied is de samenwerking van de ontwikkelingslanden toegenomen in de jaren ’90. De samenwerking tussen ontwikkelingslanden is sterk gegroeid sinds de jaren ’90.Onderlinge handel tussen Zuidelijke landen is vanaf 1995 gemiddeld 13 procent per jaar toegenomen. In 2007 was het aandeel van Zuid-Zuid handel zelfs twintig procent in de totale wereldhandel.98 De beweging van ongebonden landen heeft in de jaren ’90 een succesvolle aanpassing aan de nieuwe omstandigheden doorgevoerd. De samenwerking van de beweging in de Algemene Vergadering werd minder dan voorheen, maar de jaren ’90 zijn geen dramatisch omkeerpunt voor de beweging geweest. Zoals in Hoofdstuk 1 aangegeven is de beweging altijd een gevarieerde beweging geweest met veel onenigheid tussen de landen onderling. Hierin is in de jaren ’90 geen verandering gekomen. Ondanks de meningsverschillen zijn de landen wel in staat geweest een aantal aandachtspunten op de internationale agenda te zetten. Doordat sommige problemen zoals apartheid voortdurende aandacht bleven krijgen van de NAM, konden ze uiteindelijk opgelost D.Bourantonis, ‘Reform of the UN security council and the non aligned states’,91. J.A.Braveboy-Wagner, Institutions of the Global South (New York 2009)26. 98 C.Alden,S.Morphet en M.A.Vieira, The South in world politics (New York 2010)214. 96 97 35 worden. 36 Conclusie Het voortbestaan en de groei van de beweging van ongebonden landen na de Koude Oorlog is te verklaren aan de hand van vier punten. Het eerste punt is dat de beweging van ongebonden landen altijd een bredere agenda heeft gehad dan uitsluitend ongebonden blijven in het Koude Oorlogconflict. Vanaf het begin hebben de ongebonden landen zich ingezet voor een veiligere, rechtvaardigere en solidaire wereld. Het koloniale verleden was één belangrijke achtergrond voor het ontstaan van solidariteit in de Derde Wereld. De rivaliteit tussen de Sovjet Unie en de Verenigde Staten was een andere. In de jaren ’70 radicaliseerde de beweging en ging zij zich meer en meer bezig houden met economische vraagstukken, in het bijzonder die van onderontwikkeling en het schuldenvraagstuk. De scheiding tussen Noord en Zuid werd een belangrijkere kwestie voor de ongebonden landen dan de strijd tussen Oost en West. Bovendien werd de beweging sterk antiimperialistisch. Toen de NAM van 1976 tot 1983 de beweging leidde, werd dit anti-imperialisme voornamelijk op Amerika gericht. Hoewel de NAM doorgaans vooral in termen van de Koude Oorlog en anti-imperialisme wordt beschouwd, is in de praktijk de agenda van de NAM nogal veranderlijk gebleken. Dit komt door de flexibiliteit van de aard van de beweging. Bovendien kan het land dat het voorzitterschap van de beweging bekleedt een belangrijke stempel drukken op de richting die de beweging opgaat. In de loop van de ruim halve eeuw die de beweging nu bestaat is duidelijk geworden dat zij juist door haar ‘losse’ organisatie een zekere flexibiliteit bezit die haar ondanks een enkele crisis zichzelf steeds opnieuw betekenis geeft. Het voortbestaan van de beweging in de periode na de Koude Oorlog is deels te verklaren vanuit deze flexibiliteit en veelzijdigheid. De doelstellingen van de beweging zijn altijd breder geweest dan ongebonden blijven in de Koude Oorlog, dus het einde van de Koude Oorlog betekent niet per se het einde van de beweging. Een tweede conclusie is dat de omstandigheden na de Koude Oorlog niet gunstig waren voor de ongebonden landen. Het aantal conflicten nam na de Koude Oorlog , hoewel de aard van de conflicten wel veranderde. De Washington Consensus bracht een groeiende ongelijkheid in de wereld. Bovendien bevorderde de toenemende globalisering de situatie ook niet voor de meeste ontwikkelingslanden. Amerika was de enige overgebleven supermacht na het einde van de Koude Oorlog en promootte democratie en vrije markt elders in de wereld. De NAM heeft met het einde van de Koude Oorlog niets van zijn ideologische relevantie verloren. Veel van de vraagstukken waar de beweging zich mee bezig had gehouden bleven nog even urgent na het einde van de Koude Oorlog. Het derde punt is dat de beweging van ongebonden landen sterk geïnstitutionaliseerd is in een internationaal netwerk. De beweging van ongebonden landen maakt deel uit van een netwerk 37 van verschillende organisaties die na de Koude Oorlog van belang werden. De samenwerking met de G77 en Westerse instellingen zoals het GATT werd nauwer. Het vierde punt is dat de beweging in staat gebleken is een meerderheid te vormen in de Algemene Vergadering van de VN en op deze manier met een meerderheid van stemmen agendapunten van de beweging op de agenda te zetten. Hoewel de samenwerking in de Algemene Vergadering in de jaren ’90 afnam, bleef de beweging in staat om belangrijke punten op de agenda te krijgen. Hoewel de beweging voor de betrokken landen een duidelijke relevantie bleef behouden, zijn haar effecten en successen op mondiaal niveau moeilijker te peilen. Voor het bepalen van de daadwerkelijke politieke successen van de beweging in de jaren ’90 is het belangrijk te realiseren dat ongebondenheid een ideaal is van een beweging en niet een gerealiseerde werkelijkheid. De daadwerkelijke implementatie van de idealen van de beweging, wereldwijde vrede en veiligheid,levert teleurstellende resultaten. Hiervoor zijn grofweg drie redenen. De effectiviteit van de beweging is door de jaren heen weinig veranderd. De criteria voor toelating van leden is nog altijd hetzelfde als ten tijde van de Koude Oorlog. Ook blijkt de beweging niet in staat om zijn leden bij het overschrijden van de regels, op de vingers te tikken. De reputatie van de beweging heeft geleden onder het gebrek aan daadkracht van de beweging van ongebonden landen. De doelen die de beweging stelt, staan nog ver af van de werkelijkheid. Juist omdat de beweging een verandering van de hele internationale orde wenst, is het moeilijk het succes van de beweging te meten. De meeste ambities zijn hoog en kunnen pas op lange termijn geïmplementeerd worden. De beweging van ongebonden landen was de eerste organisatie die de hegemonie van de grootmachten ter discussie stelde. Het begin van de jaren ’90 en het einde van de Koude Oorlog waren een cruciaal moment voor de beweging, maar het creëerde geen ideologisch vacuüm . De ongebonden landen verbreedden in de jaren ’90 de agenda. De politieke functie van de beweging in de jaren ’90 was vooral symbolisch. De beweging zette zich om de uitwassen van liberalisering en globalisering te bestrijden. Ondanks het groot aantal leden is de beweging niet in staat het ideaal van een rechtvaardige, vredige wereld om te zetten in de werkelijkheid. Het voorbestaan van de beweging in de jaren ’90 en in de jaren daarna is niet per se te danken aan de geboekte resultaten, maar aan de stem die de beweging de kleine en onderdrukte landen geeft. 38 Literatuur Boeken en artikelen Alden,C.,S.Morphet en M.A.Vieira, The South in world politics (New York 2010). Baylis, J., S.Mith en P.Owens, The globalization of world politics: an introduction to international relations (Oxford 2008). Bell, B.,The end of ideology (New York 2001). Berger,M.T., ‘After the Third World? History, destiny and the fate of Thirld Worldism’ Third World Quaterly 25 (2004)9-39. Bossema,W.,’Afrika leidt comeback van de Derde Wereld’, De Volkskrant, 12 maart 2001. Bourantonis, D.,‘Reform of the UN security council and the non aligned states’, International Peacekeeping 5 (1998)89-105. Braveboy-Wagner, J.A.,Institutions of the global South (New York 2009). Braveboy –Wagner, J.A.(ed.), The foreign policies of the global South: rethinking conceptual frameworks (Colorado 2003). Clarck, I., Globalization and international relations theory (Oxford 1999). Dehghan,S.K.,’Non Aligned Movement summit: ‘You’d think Iran was hosting the Olympics’, The Guardian, 30 augustus 2012. Dinan, D., Europe recast: A history of European Union (New York 2004). IPS correspondents,’Non-Aligned nations: Africa calls for reform’, Inter Press Service, 13 oktober 1995. Jackson, R.L.,The Non-Aligned, the UN and the superpowers: a council on foreign relations(New York 1983). Jankowitsch, O. en K.P. Sauvant, The Third World without superpowers: The collected documents of the Non-Aligned countries 12. (New York 1993). 39 Kassim, Y.Z.,‘The future of NAM to be condensed in Jakarta Message’, Business times (Singapore), 5 september 1992. Kim, S.Y., en B.Russett,‘The new politics of voting alignments in the United Nations General Assembly’, International organization 50 (Herfst 1996)629-652. Korany,B.,’The end of history, or its continuation and accentuation? The global South and ‘the new transformation’literature’, Third world quarterly 15 (1994)7-15. Kuitenbrouwer, M.,De ontdekking van de Derde Wereld: beeldvorming en beleid in Nederland,1950-1990 (Den Haag 1994). Morphet, M.,‘Multilaterism and the Non-Aligned Movement: What is the Global South Doing and Where Is It Going?’, Global Governance 10 (2004)517-537. Morphet, S.,'The Non Aligned movement and their 11th summit' in The Commonwealth Journal of International Affairs 85 (Wales 1996)1-7. Luard,E., A history of the United Nations Volume 2: the age of decolonization 1955-1965 (Londen 1989) McKercher, B.J.C., Routledge handbook of diplomacy and statecraft (New York 2012). Park, N‘The third world as an international legal system’, Boston college Third World Law Journal 7 (Januari 1987)37-59. Prashad, V.,The darker nations: a people’s history of the third world (New York 2007). Rajan, M.S.,The future of nonalignment and the nonaligned movement: some reflective essays (New Delhi 1990). Sing, J.,Emerging international order and non-aligned movement (New Delhi 1996). Strydom, H.,'The non-aligned movement and the reform of international relations' in Max Plank yearbook of United Nations law 11(2007)24-26. Syatauw,J.J.G.,’The Non-Aligned Movement at the crossroads- The Jakarta summit adapting to the post-cold war Era’, Asian Yearbook of international law 3 (1999)129-161. Tignor, R., J.Adelman en Stephen Aron (ed), Worlds together- worlds apart: A history of the modern world from the mongol empire to the present (New York 2011). Westad, O.A., The global cold war: third world interventions and the making of our times (Cambridge 2005). Wallace, C.P.,‘Non Aligned Nations question New World Order: Summit Group of mostly pour countries doesn’t want to be left out in the cold in post- Cold War era’ Los Angeles Times (2 september 1992). 40 Williams,W.,’re-articulating the Third World coalition: the role of the environmental agenda’, Third World Quarterly 14 (1993)7-29. Willetts,P., The Non Aligned movement: the origins of a Third World Alliance (Londen 1982)44 Websites en overige bronnen Belgrade decleration of non-aligned countries, 1961 (excerpts) Adopted at the first conference of head of state or government of Non- Aligned countries, Belgrade 6 september 1961 Non Aligned and developing countries (basic documents) (New Delhi, Indian society of international law, 1970), p 6-7, 11-15 http://pustakahpi.kemlu.go.id/dir_dok/01st%20Summit%20of%20the%20NonAligned%20Movement%20-%20Final%20Document%20(Belgrade_Declaration).pdf (10 augustus 2013). Kingdom’s speech to 10th Non-Aligned Movement Summit in Jakarta 1-6 september 1992 http://www.saudiembassy.net/archive/1992/speeches/page2.aspx (10 augustus 2013). Ministerial Conference of the Non Aligned Summit Durban 17-19 2004 http://www.nam.gov.za/media/040820.pdf (3 juli 2013). http://www.nam.gov.za/background/methodology.htm (10 augustus 2013). Non aligned movement South Africa: 'Transcript of Round table discussion on the report by the ad hoc panel of economics of 30 June 1988, entitled elements for an agenda of the south'http://www.nam.gov.za/documentation/southelements.htm (3 juli 2013). http://unbisnet.un.org/ (3 juli 2013). 2nd summit conference of heads of state or government of the Non-Aligned Movement Cairo 10 september 1964 http://cns.miis.edu/nam/documents/Official_Document/2nd_Summit_FD_Cairo_Declaration_ 1964.pdf (10 augustus 2013). Selected documents of the Bandung conference, distributed by the institute of pacific relations New York. Summit declerations of the Non Aligned Movement 1961-2009, Institute of foreign affairs (Kathmandu 2011). 41 Bijlage: Meest recente lijst van leden van de beweging (afkomstig van http://nam.gov.ir/Portal/Home/Default.aspx?CategoryID=27f3fbb6-8a39-444e-b5576c74aae7f75f) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 42 Afghanistan Algeria Angola Antigua and Barbuda Azerbaijan Bahamas Bahrain Bangladesh Barbados Belarus Belize Benin Bhutan Bolivia Botswana Brunei Darussalam Burkina Faso Burundi Cambodia Cameroon Cape Verde Central African Republic Chad Chile Colombia Comoros Congo Côte d'Ivoire Cuba Democratic People's Republic of Korea Djibouti Dominica Dominican Republic Democratic Republic of the Congo Ecuador Egypt Equatorial Guinea Eritrea 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. 86. 87. 88. 89. 90. 91. 92. 93. 94. 95. 96. 97. 98. Lesotho Liberia Libya Madagascar Malawi Malaysia Maldives Mali Mauritania Mauritius Mongolia Morocco Mozambique Myanmar Namibia Nepal Nicaragua Niger Nigeria Oman Pakistan Palestine Panama Papua New Guinea Peru Philippines Qatar Rwanda Saint Kitts and Nevis Saint Lucia Saint Vincent and the Grenadines Sao Tome and Principe Saudi Arabia Senegal Seychelles Sierra Leone Singapore Somalia 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 43 Ethiopia Fiji Gabon Gambia Ghana Grenada Guatemala Guinea Guinea Bissau Guyana Haiti Honduras India Indonesia Iran (Islamic Republic of) Iraq Jamaica Jordan Kenya Kuwait Lao People's Democratic Republic Lebanon 99. South Africa 100. Sri Lanka 101. Sudan 102. Suriname 103. Swaziland 104. Syrian Arab Republic 105. Thailand 106. Timor-Leste 107. Togo 108. Trinidad and Tobago 109. Tunisia 110. Turkmenistan 111. Uganda 112. United Arab Emirates 113. United Republic of Tanzania 114. Uzbekistan 115. Vanuatu 116. Venezuela 117. Vietnam 118. Yemen 119. Zambia 120. Zimbabwe