15. KERKGANG IN DE TWINTIGSTE EEUW KOETSEN Vroeger, tot in de eerste helft van de twintigste eeuw, kwamen de boeren uit Ambt Delden ’s-zondags met de koets naar de kerk. In Delden werden dan de paarden gestald. De koetsen bleven op straat staan. De katholieken stalden de paarden bij verschillende zaken. Tegenover de kerk was smid Rupert zo’n zaak. Soms werden paarden tijdens de mis beslagen. Na de mis waren de kerkgangers welkom in het café, dat hij ook bezat (zie het boekje: Delden in oude ansichten nummer 25). Daarnaast was er een mogelijkheid voor stalling bij bakker Bertus (Lambertus) Vrielink (Langestraat 65). Ook hier was het de bedoeling, dat na kerktijd inkopen gedaan werden. Men kon zelfs bij hem een borreltje kopen. Ook ander zaken, zoals aan de andere kant van de straat het warenhuis en de sigarenzaak van Hein Vrielink en de winkel in levensmiddelen van zijn broer en buurman Willem Vrielink waren open. De hervormden stalden hun paarden bij Brunnenkreef (Langestraat 58) naast café de Engel (Langestraat 56), waar dan na kerktijd een borreltje gedronken werd. De winkels, die door hen bezocht werden, worden hieronder bij de kerkstoven genoemd. Kerkstoven werden niet in de katholieke kerk gebruikt. Ook Hotel de Zwaan had een stalling, maar daar werd waarschijnlijk weinig gebruik van gemaakt vanwege de afstand tot de kerken. KERKSTOVEN IN DE HERVORMDE KERK In de eerste kerken was geen verwarming aanwezig. Op een gegeven moment namen mensen, vooral vrouwen, zelf verwarming mee in de vorm van kerkstoven. Een kerkstoof was een klein houten kastje met een kopen hengsel om te dragen. Er werd een aardewerken testje ingezet met een gloeiend kooltje. Hiervoor gebruikte men turf of briketten. In de bovenzijde waren openingen aangebracht, zodat de warmte er aan de bovenzijde uit kon. Soms waren ze versierd met houtsnijwerk of met de initialen van de eigena(a)r(esse). Als men dicht bij de kerk woonde nam men de stoof zelf mee. Als men verder weg woonde, had men bij bepaalde winkels zijn stoof staan. Deze werd dan voor kerktijd door de winkelier van een gloeiend kooltje voorzien. Ook had men soms zijn eigen kerkboek bij zo’n winkelier staan, zodat men daar niet zo ver mee hoefde te sjouwen. Maar ook kon men bij verschillende zaken een stoof huren. In Delden waren ook zulke winkels, waarvan een aantal in twee boekjes “Delden in oude ansichten” afgebeeld of genoemd zijn. Voorbeelden zijn bakker Nijland met kruidenierswinkel aan de Langestraat 29, nu VVV (genoemd in: Delden in oude ansichten 2, nummer 40), Ten Thije (textielwaren en hoeden) aan de Langestraat 47 (zie: Delden in oude ansichten 1, nummer 21 en 2, nummer 20), maar ook de winkel ertegenover, Langestraat 48, (nu Readshop) was van Hendrik Ten Thije, Wijvekate (koloniale waren) in de Molenstraat 8 (zie: Delden in oude ansichten, nummer 23) en Schartman (manufacturier) naast de Sevenster (zie: Delden in oude ansichten, nummer 15). Later is Schartman, die katholiek was, naar de Langestraat verhuisd naast de winkels van Vrielink; dat was dichter bij de katholieke kerk en beter voor de nering. De winkeliers hoopten natuurlijk op klandizie na de kerkdienst, wat meestal ook wel het geval was. Voor de klanten uit Ambt scheelde dat een reis naar Stad Delden om boodschappen te doen (zie: Delden in oude ansichten 2, nummer 17). Ook in de schuur met een niendeur aan de straatzijde van Brunnekreef (Langestraat 58; zie Delden in oude ansichten 2, nummer 20), links van Café de Engel, waren kerkstoven te lenen of te huren. In deze schuur stalden kerkgangers uit Ambt Delden hun paarden en namen dan de kerkstoof mee. Na de kerkdienst werd dan een borreltje gedronken in café de Engel (Langestraat 56). Een kerkstoof was niet ongevaarlijk. Het gloeiende kooltje kon eruit vallen. Ook schijnt het wel eens gebeurd te zijn dat rokken in brand vlogen. De kerkstoven zijn tot het begin van de twintigste eeuw in gebruik geweest. Zelfs de oudste Deldenaren hebben het zelf niet meer meegemaakt, maar over het gebruik gehoord van hun ouders. Dick Schuuring