Morbide obesitas in de anesthesiologie B.P.C.M. van de Ven en A. Pfaff, anesthesiologen Artsen zullen in toenemende mate worden geconfronteerd met patiënten met een morbide obesitas. Morbide adipositas gaat gepaard met een groot aantal veranderingen in de anatomie en fysiologie van luchtwegen, longen, hart en maagdarmkanaal. Een anesthesioloog zal met deze veranderingen rekening moeten houden in zijn peri-operatieve beleid. In dit artikel wordt een aantal aspecten van de veranderde luchtweganatomie en ademhalingsfysiologie beschreven. Vervolgens worden de belangrijkste aandachtspunten van de pre-, per- en postoperatieve anesthesiologische zorg van de morbide obese patiënt besproken. Veranderde anatomie luchtwegen Bij morbide obese patiënten is de anatomie van de bovenste luchtwegen veranderd: de (ver)grote tong en de meer vethoudende orofaryngeale structuren maken dat er minder ruimte is in de oropharynx. Patiënten zijn at risk voor het krijgen van een Obstructief Slaap Apnoe Syndroom (OSAS)1. Door de herhaalde episodes van hypoxie en respiratoire acidose kan dit leiden tot het Pickwicksyndroom, met somnolentie overdag, pulmonale hypertensie, hartfalen en ritmestoornissen. De beweeglijkheid van de vaak korte, dikke nek is verminderd, evenals de beweeglijkheid van het kaakgewricht, met daardoor een minder toegankelijke mondopening. Het zal duidelijk zijn dat de morbide obese patiënt door deze veranderingen niet alleen het risico loopt op een moeilijke kapbeademing en moeilijke intubatie, maar ook op het ontstaan van een postoperatieve, bovenste luchtwegobstructie. Veranderde ademhalingsfysiologie Naast de problemen van de bovenste luchtwegobstructie zijn er een aantal andere factoren die ertoe leiden dat de morbide obese patiënt een grote kans heeft op postoperatieve hypoxie. Door de verminderde long- en thoraxcompliantie is er bij morbide obesitas een restrictief gestoorde longfunctie. Met name het expiratoire reservevolume (ERV) is sterk afgenomen. Daardoor is ook de functionele reservecapaciteit (FRC) sterk verminderd. Dit effect is al aantoonbaar in staande houding, maar is in liggende positie nog veel meer uitgesproken aanwezig. In combinatie met de verhoogde intra-abdominale druk ontstaat er bij een morbide obese patiënt per- en postoperatief substantieel meer atelectase dan bij een patiënt met een normaal gewicht. Deze toegenomen atelectase blijft ook langer postoperatief aantoonbaar2,3. De hoeveelheid ademarbeid die een obese patiënt moet verrichten is twee tot vier maal verhoogd, voor een groot deel door de toegenomen compliantie van long en thorax. Toch zijn de ademhalingsspieren minder sterk door vetinfiltratie en de veelal verminderde hoeveelheid lichaamsbeweging van een morbide obese patiënt. 194 Bovengenoemde factoren maken de kans op postoperatieve hypoxie groot. Omdat de toegenomen hoeveelheid vetweefsel leidt tot toegenomen zuurstofbehoefte en koolzuurproductie wordt de kans op postoperatieve hypoxie wel heel erg groot. Pre-operatief spreekuur (POS) Bij de morbide obese patiënt is veelal sprake van multipele chronische aandoeningen die consequenties kunnen hebben voor de peri-operatieve anesthesiologische zorg. In de anamnese moet worden gevraagd naar tekenen van het obstructief slaapapneusyndroom. Wanneer de patiënt gebruik maakt van een nachtelijk continuous positive airway pressure (CPAP) -apparaat, moet worden afgesproken dat de patiënt dit apparaat bij opname mee neemt, zodat de patiënt daar ook in het ziekenhuis ‘s nachts gebruik van kan maken. Bij de anamnese wordt verder specifieke aandacht besteed aan de aanwezigheid van reflux, hernia hiatus diaphragmatica (HHD), diabetes mellitus, hypertensie, coronairlijden en hartfalen. De anesthesioloog probeert een indruk te krijgen van de inspanningstolerantie van de patiënt aan de hand van een gestructureerde vragenlijst. Bij het lichamelijk onderzoek wordt een schatting gemaakt van het intubatierisico. Normaliter wordt dit gedaan met de Mallampatiscore, waarbij de patiënt wordt gevraagd de mond wijd open te sperren en vervolgens de pharynxopening wordt beoordeeld, en door het meten van de thyromentale afstand. Deze standaard parameters blijken bij de morbide obese patiënt geen goede indicatoren te zijn voor een moeilijke intubatie. Beter zou het zijn de nekomvang te meten: bij een nekomvang van 40 cm wordt een intubatieprobleem gezien bij 5% van de patiënten, bij een nekomvang van 60 cm is dit al opgelopen tot 35%4. Ter beoordeling van de cardiale conditie wordt, naast lichamelijk onderzoek, het ECG beoordeeld op aanwijzingen voor pulmonale hypertensie, rechter- of linkerventrikelhypertrofie en ritmestoornissen. Het pre-operatieve onderzoek wordt afgesloten met uitgebreid bloedonderzoek. Bij het voorschrijven van premedicatie moet voorzichtig worden omgesprongen met sederende medicijnen, omdat adipeuze patiënten een verhoogde gevoeligheid kunnen hebben voor de ademhalingsdeprimerende effecten ervan. Per-operatief Op de operatiekamer begint de uitdaging voor de anesthesioloog direct: door de grotere hoeveelheid vetweefsel wordt het identificeren van de anatomische structuren bemoeilijkt en kan het prikken van infusen, arteriële of centrale lijnen, epiduraalkatheters en andere loco-regionale technieken moeilijk zijn. Soms zijn hiervoor extralange naalden nodig. Voor Medisch Journaal, jaargang 34, no. 4 het niet-invasief meten van de bloeddruk is een extra brede bloeddrukband noodzakelijk, omdat anders vals verhoogde bloeddrukken worden gemeten. Bij algehele anesthesie zal de patiënt door de veranderde anatomie veel sneller desatureren bij de inleiding van de anesthesie. Om meer tijd tot desaturatie te verkrijgen wordt de patiënt goed gepreoxygeneerd, bij voorkeur in 300 anti-Trendelenburg positie4. Door de verhoogde intra-abdominale druk, de vergrote maaginhoud en eventueel de aanwezigheid van een hernia hiatus diaphragmatica, heeft de morbide obese patiënt een verhoogd aspiratierisico. Omdat ook zowel kapbeademing als intubatie riskanter zijn dan anders, zal vaak worden gekozen voor een crashintubatie met behulp van de kortwerkende spierverslapper suxamethonium. De anesthesioloog zal altijd rekening moeten houden met een moeilijke intubatie en voorbereid zijn op het gebruik van alternatieve intubatiemogelijkheden als gum-elastic-bougie, flexibele-tip-laryngoscoop of flexibele bronchoscoop. Ook het uitvoeren van een nood-cricothyreoïdotomie is bij een morbide obese patiënt niet eenvoudig! Juiste dosering van medicatie is nog volop onderwerp van onderzoek: het toegenomen circulerend volume en het toegenomen vetcompartiment leiden tot veranderde farmacokinetiek en -dynamiek. Moet gerekend worden met het bestaande gewicht, het ideale gewicht of een gecorrigeerd gewicht? De lezer wordt voor een verdere bespreking van de farmacotherapie verwezen naar het artikel van collega Derijks in dit nummer. Over de juiste beademingsvorm spreken de diverse onderzoeken elkaar tegen. De te verwachten beademingsproblemen zijn ook afhankelijk van het type chirurgie: bij laparoscopische ingrepen bijvoorbeeld wordt het belangrijkste probleem gevormd door de nog verder toegenomen intra-abdominale druk. In ieder geval is bij dergelijke ingrepen bij adipositaspatiënten een hoger ademminuutvolume (AMV) nodig om normocapnie te handhaven3-6. Met het aanpassen van de beademingsinstellingen en het ophogen van de inspiratoire zuurstofconcentratie is de per-operatieve fase zelf meestal het grootste probleem niet. Het moment van detubatie is meer cruciaal: is de patiënt in staat zijn eigen luchtweg vrij te houden en voldoende efficiënte ademarbeid te verrichten voor een adequate oxygenatie7? Postoperatief Alle maatregelen ter bevordering van een goede oxygenatie moeten worden genomen: De patiënt moet extra zuurstof krijgen, halfzittend worden verpleegd, zodat betere longfunctie, minder atelectase en minder Medisch Journaal, jaargang 34, no. 4 bovenste luchtwegobstructie ontstaat en hij moet zo snel mogelijk worden gemobiliseerd. Postoperatief duurt het vijf dagen totdat de pulmonale functies weer zijn hersteld. Snel mobiliseren is extra noodzakelijk omdat de obese patiënt een verhoogde kans heeft op het krijgen van trombo-embolische complicaties. Adequate pijnstilling is hierbij obligaat. Titreren van opiaten is echter lastig door de veranderde farmacokinetiek en de verhoogde kans op hypoventilatie, juist bij de patiënten met een obstructief slaapapneusyndroom en een verminderde respons op CO2-veranderingen. Aanvullende loco-regionale pijnbestrijding, bijvoorbeeld via een epiduraalkatheter, is dan ook aangewezen. De morbide obese patiënt heeft een grotere kans op het ontwikkelen van postoperatieve wondinfectie. Waarschijnlijk speelt hierbij de verminderde weefseloxygenatie een grote rol8. Epidurale pijnstilling draagt door vasodilatatie aantoonbaar bij aan een betere weefseloxygenatie. Samenvatting De morbide obese patiënt stelt de anesthesioloog voor een aantal uitdagingen, vooral op het gebied van luchtwegmanagement, beademing en veranderde farmacokinetiek. Met de juiste voorzorgsmaatregelen en de huidige technieken is het echter goed mogelijk de operatieve fase veilig door te komen. De grootste problemen ten aanzien van ademhaling en pijnstilling zijn echter in de postoperatieve fase te verwachten en deze vragen dan ook veel meer aandacht dan men gewend is. Literatuur 1. Langer R. Anesthesia for Patients with Sleep Apnea Syndromes. GASNet 2001. 2. Eichenberger AS, et al. Morbid obesity and postoperative pulmonary atelectasis: an underestimated problem. Anesth Analg 2002; 95: 1788-1792. 3. Magnusson L, Spahn DR. New concepts of atelectasis during general anesthesia. Br J Anaest 2003; 91: 61-72. 4. Gaszynski. Anesthetic complications of gross obesity. Curr Opin Anaesthesiol 2004; 17: 271-276. 5. Sprung J, Whalley DG, et all. The effects of tidal volume and respiratory rate on oxygenation and respiratory mechanics during laparoscopy in morbidly obese patiënts. Anesth Analg 2003; 97: 268-274. 6. Perilli V, Sollazzi L, et all. The effects of de reverse trendelenburg position on respiratory mechanics and blood gases in morbidly obese patiënts during bariatic surgery. Anest Analg 2000; 91: 1520-1525. 7. Smelt WLH, Kleijer ME, et al. Problemen met de ademhaling bij een patiënt met morbide obesitas. Ned Tijdschrift voor Anesthesiologie 2004; 17: 87-91. 8. Kabon B, et al. Obesity decreases perioperative tissue oxygenation. Anesthesiology 2004; 100: 274-280. 9. Stoelting RK, Dierdorf SF. Anesthesia and co-existing disease. 3rd ed. Churchill Livingstone Inc., 1993. 195