Mogelijkheden voor een efficiënte vormgeving van de

advertisement
Mogelijkheden voor een efficiënte vormgeving van de
relatie gemeenten - antidiscriminatiebureau
Mogelijkheden voor een efficiënte vormgeving van
de relatie gemeenten - antidiscriminatiebureau
Voorstel voor samenwerking gemeenten in de regio’s Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland Zuid en
Midden- en West-Brabant en RADAR
BMC
augustus 2009
Elma van de Mortel
Projectnummer: 350285
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
INHOUD
HOOFDSTUK 1
INLEIDING
3
1.1
Opdracht en doel opdracht
3
1.2
Werkwijze en opzet rapportage
4
HOOFDSTUK 2
DE WET GEMEENTELIJKE ANTIDISCRIMINATIE-VOORZIENINGEN EN TAKEN
ANTIDISCRIMINATIE-BUREAUS
5
2.1
De wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen
5
2.2
Taken antidiscriminatiebureaus
5
HOOFDSTUK 3
VOORSTEL VOOR WIJZE VAN SAMENWERKING TUSSEN GEMEENTEN EN
MET RADAR
8
3.1
Samenwerken of niet?
8
3.2
Voorstel voor vormgeving samenwerking
8
3.3
Alternatief: samenwerking tussen RADAR en individuele gemeenten
9
HOOFDSTUK 4
VOORSTEL VOOR VERORDENING, OVEREENKOMST EN
SUBSIDIEPROCEDURE
10
4.1
Verordening
10
4.2
Overeenkomst antidiscriminatie
12
4.3
Subsidieprocedure
13
BIJLAGE 1.1
OPZET ANTIDISCRIMINATIEVERORDENING
14
BIJLAGE 1.2
RELATIE MET RADAR: SUBSIDIE OF INKOOP?
16
BIJLAGE 1.3
BIJLAGE 2
CONCEPTFORMATS SUBSIDIEPROCEDURE
RELATIE MET RADAR: SUBSIDIE OF INKOOP?
19
22
BIJLAGE 3
SAMENWERKINGSVORMEN
23
2
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1
Opdracht en doel opdracht
Op initiatief van de gemeente Rotterdam heeft RADAR BMC gevraagd een voorstel
te doen voor een eenvoudige vormgeving van de subsidieprocedure van de antidiscriminatievoorziening, waartoe gemeenten verplicht worden op basis van de Wet
gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (WGA).
RADAR is gesticht in Rotterdam in 1983 en was daarmee een van de eerste lokale
professionele Antidiscriminatiebureaus (ADB’s) in Nederland. In de loop der tijd is
het werkgebied van de organisatie uitgebreid tot een aantal gemeenten in de
politieregio Rotterdam-Rijnmond. In 2007 nam de schaalvergroting een enorme
vlucht doordat de tot op dat moment zelfstandige organisaties in Breda en Dordrecht
zich bij RADAR aansloten. RADAR opereert nu in een gebied van drie politieregio’s
die 66 gemeenten met een bevolking van 2,7 miljoen inwoners omvatten. De
organisatie is op dit moment gevestigd in Rotterdam, Dordrecht en Breda. Najaar
2009 zal een locatie worden geopend in Tilburg. Met vier vestigingen en ruim 30
medewerkers is RADAR de grootste organisatie op dit gebied in Nederland.
Op dit moment levert RADAR diensten aan diverse gemeenten. Vanaf 2010 zijn
gemeenten verplicht een antidiscriminatievoorziening te hebben. Het gaat dan in
ieder geval om de registratie van gemelde klachten en meldingen. Het aantal
gemeenten dat gebruik zal gaan maken van de diensten van RADAR zal daardoor
naar verwachting groeien.
RADAR en gemeenten waarmee RADAR een relatie heeft, zoeken naar een manier
om de procedure rond het inrichten van de antidiscriminatievoorziening zo efficiënt
mogelijk te laten verlopen. Het betreft dan de procedure van subsidieaanvraag tot en
met de verantwoording en de relatie tussen deze procedure en de
antidiscriminatieverordening die gemeenten moeten maken. Gemeenten zowel als
RADAR kunnen tijd besparen op beheerstaken door de aanvraag, beschikking en
rapportage omtrent de wettelijke taken op een standaard wijze te regelen voor
telkens enkele jaren. Ook kan het efficiënt zijn de procedure en de werkwijze
omtrent de verplichte wettelijke rapportage te stroomlijnen tussen gemeenten, zodat
van elkaar geleerd kan worden.
Voor RADAR is het tijdrovend als alle gemeenten hun eigen subsidieprocedure
hebben. Deze procedures lijken vaak wel op elkaar, maar zijn toch telkens net
anders, bijvoorbeeld wat betreft termijnen en (verantwoordings)informatie. Tijd
besteed aan dergelijke vooral beheersmatige zaken gaat ten koste van de capaciteit
voor inhoudelijke activiteiten.
3
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
De vraag naar een zo gestroomlijnd mogelijke procedure voor subsidieverlening
voor de antidiscriminatievoorziening kan in drie deelstappen worden gedeeld:
 Verkenning van de bestuurlijk-juridische mogelijkheden tot samenwerking tussen
gemeenten met als doel een efficiënt verloop van de afstemming tussen de
gemeenten wat betreft de inrichting van de antidiscriminatievoorziening.
 Onderzoeken van de mogelijkheden om te werken met standaarden of
anderszins gestroomlijnde procedures, leidend tot minder tijd voor administratie
en beheer, en meer voor inhoudelijk, preventief werk.
 Ontwikkeling van conceptmodellen voor dergelijke standaarden en procedures.
Het gaat hier om de antidiscriminatieverordening, alsook de subsidieprocedure
van aanvraag tot en met beschikking en verantwoording.
1.2
Werkwijze en opzet rapportage
Voor deze rapportage is in kaart gebracht wat de taken van een antidiscriminatievoorziening zijn of kunnen zijn. Dit is met name aan de hand van de WGA gebeurd.
Vervolgens is gekeken welke samenwerkingsmogelijkheden en subsidiemogelijkheden er zijn, wat de voor- en nadelen zijn en welke naar verwachting het
meest efficiënt is. Dit leidt tot een voorstel tot vormgeving van een verordening,
overeenkomst en subsidieprocedure. De inventarisatie van de taken is opgenomen
in hoofdstuk 2, het voorstel in hoofdstuk 3 en de uitwerking van de procedure in
hoofdstuk 4. In de bijlagen is een korte indicatie gegeven van de overwegingen wat
betreft het type relatie tussen gemeenten en RADAR (subsidie of inkoop in bijlage
2) en de mogelijke samenwerkingsvormen (bijlage 3).
Dit advies is tot stand gekomen na raadpleging van een aantal gemeenten van
verschillende grootte en in overleg met RADAR. Vervolgens heeft de gemeente
Rotterdam alle gemeenten in de regio’s Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland Zuid en
Midden- en West-Brabant uitgenodigd commentaar te leveren op een
conceptvoorstel dat op de RADAR-site te vinden was. Dit heeft geleid tot het verder
uitgewerkte voorstel, zoals opgenomen in dit advies. Dit advies, ten slotte, wordt
door een ambtelijke werkgroep van Rotterdam en diverse andere gemeenten en
RADAR gebruikt om een definitieve overeenkomst op te stellen die door gemeenten
en RADAR gehanteerd kan worden.
4
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Hoofdstuk 2
De Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en taken antidiscriminatiebureaus
2.1
De wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen
Op 23 juni 2009 is de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (WGA)
aangenomen door de Eerste Kamer. Het doel van de WGA is het kwalitatief
verbeteren van de antidiscriminatie-infrastructuur en het bereiken van landelijke
dekking van een minimaal en uniform voorzieningenniveau. Dit vanuit de gedachte
dat bestrijding van discriminatie noodzakelijk is voor het functioneren en
beschermen van onze democratische rechtstaat, de sociale samenhang en de
onderlinge maatschappelijke verhoudingen. De verbetering van de antidiscriminatieinfrastructuur houdt in de WGA in dat burgers in Nederland in iedere gemeente
laagdrempelig, onafhankelijk en efficiënt advies en bijstand krijgen als zij zich
gediscrimineerd voelen. Deze taak is, in medebewind, neergelegd bij gemeenten.
Naast deze wettelijke taken gaat de wetgever ervan uit dat gemeenten aan
beleidsadvisering en preventietaken doen op het terrein van antidiscriminatie. Deze
taak wordt als een autonome taak gezien van gemeenten.
2.2
Taken antidiscriminatiebureaus
Hieronder gaan wij in op de taken en uitwerking van de wet in zoverre dat nuttig is
voor de relatie gemeente - antidiscriminatiebureau.
In de memorie van toelichting op de WGA worden drie taken onderscheiden:
1) Registratie van klachten.
2) Bijstand aan klagers.
3) Preventie van discriminatie door beleidsadvisering en publieksvoorlichting.
In de Memorie van Toelichting wordt verder aangegeven dat de eerste twee taken,
taken in medebewind zijn die nu bij de WGA zijn geregeld. Het zijn deze twee taken
die samen tot de antidiscriminatievoorziening1 worden gerekend. Het Besluit
gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen2 geeft aan dat deze taken
onafhankelijk uitgevoerd moeten worden. De klachtbehandelaars zijn daarom niet
door het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.
De preventieve taken (beleidsadvisering en preventie) worden in de Memorie van
Toelichting gerekend tot de autonome taken van gemeenten.
/25/
1
2
5
Een antidiscriminatiebureau (ADB) is een naam die van oudsher wordt gebruikt. De wetgever heeft met de WGA
de term antidiscriminatievoorziening (ADV) geïntroduceerd. De term ADV wordt gereserveerd voor de wettelijke
taken en de term ADB voor een bureau met een breder scala aan taken.
Het Besluit antidiscriminatievoorzieningen is bij afronding van deze rapportage gereed, maar nog niet
gepubliceerd.
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Wel wordt er van deze taken gezegd dat antidiscriminatiebeleid een taak is ‘die
reeds bij gemeenten ligt in het kader van het lokale integratiebeleid en de Wet
maatschappelijke ondersteuning, en bovendien nauw verband houdt met de
bevordering van de sociale cohesie, de leefbaarheid en de handhaving van de
openbare orde.’
Eisen aan de bijstand en registratie
In de Memorie van Toelichting op de WGA en het Besluit gemeentelijke
antidiscriminatievoorzieningen worden de twee verplichte taken van een ADV
- registratie van klachten en bijstand aan klagers - nader toegelicht.
Wat betreft de bijstand aan klagers is het relevant dat deze bijstand toegankelijk en
laagdrempelig is. Vaak wordt dit geïnterpreteerd als de mogelijkheid om de klachten
te bespreken met een ADV via telefoon, internet en bij een fysieke locatie.
Daarnaast wordt ook, met name in het Besluit gemeentelijke
antidiscriminatievoorzieningen, de kwaliteit van de klachtafhandeling centraal
gesteld.
Wat betreft de klachtenregistratie is het van belang dat de registratie tijdig bij het
college van burgemeester en wethouders is, omdat de WGA voorschrijft dat het
college voor 1 april verslag uitbrengt aan de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties over de in het voorafgaande jaar geregistreerde klachten.
Voor de registratie geeft de Memorie van Toelichting aan dat het signaleren van
structurele patronen van discriminatie belangrijk is. Hierbij kan gedacht worden aan
het belang van zoveel mogelijk en vergelijkend naast elkaar leggen van registraties
van bijvoorbeeld de antidiscriminatievoorziening met die van politie en andere
organisaties of overheden. Ook vergelijkingen tussen gemeenten en tussen
verschillende jaren kunnen nuttige inzichten opleveren.
Regionaal discriminatie overleg
Daarnaast meldt de Memorie van Toelichting: ‘Om discriminatie op lokaal niveau te
bestrijden, is het verlenen van toegang aan de burgers tot een antidiscriminatievoorziening niet voldoende. Het is van belang dat gemeenten een gezamenlijke
lokale aanpak ontwikkelen in samenwerking met politie, Openbaar Ministerie en de
antidiscriminatievoorziening. In de Aanwijzing Discriminatie van het Openbaar
Ministerie is afgesproken dat afstemming van strafrechtelijk en bestuursrechtelijk
antidiscriminatiebeleid binnen het driehoeksoverleg van OM, bestuur en politie
plaats dient te vinden, met name over de aansluiting van preventieve gemeentelijke
maatregelen en bestuurlijke sancties op de strafrechtelijke mogelijkheden. De
rapportages van de antidiscriminatievoorzieningen kunnen daarbij een belangrijk
instrument zijn.’
In de aanwijzing discriminatie van het college van procureurs-generaal van het OM
wordt voorgeschreven dat in iedere politieregio een regionaal discriminatieoverleg
(RDO) wordt ingesteld tussen politie, OM, antidiscriminatiebureau en gemeente. Van
belang daarvoor zijn onder andere structurele uitwisseling van data over klachten,
periodiek overleg en dergelijke.
Preventieve taken, waaronder voorlichting en beleidsadvisering
Tot de gemeentelijke taken behoort de zorg voor preventieve taken. De gemeente
kan deze taken naar eigen inzicht regelen of (deels) overlaten aan de ADV.
6
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Het is aan de gemeente om, in overleg met de ADV, te bepalen wie wat doet. Het
gaat hier bijvoorbeeld om:
 Het bekend maken van het bestaan van de ADV. Immers, burgers en
instellingen moeten weten dat er een ADV is en hoe die te bereiken is, anders is
het hebben van een ADV niet effectief. Enige PR-activiteiten en
netwerkactiviteiten zijn daarom nodig.
 Zodra een ADV bekend is en benaderd wordt door burgers en instellingen zullen
deze lang niet altijd alleen voor een klacht contact opnemen, maar ook
informatievragen stellen.
 Een andere taak betreft de analyse van de registratie en andere informatie over
discriminatie. Het is voor het gemeentelijk beleid nodig dat de beschikbare
gegevens goed geïnterpreteerd kunnen worden, zodat vergelijking met andere
gemeenten mogelijk is, evenals vergelijking in de tijd.
 Tot slot kan er behoefte zijn aan specifieke eenmalige projecten, enquêtes,
advies en dergelijke. Het gaat dan om maatwerk. Gedacht kan worden aan
trainingen voor docenten over hoe om te gaan met discriminatie tussen
leerlingen onderling en groepstegenstellingen of een enquête naar beleefde
discriminatie in een gemeente.
Samenvatting taken
Samenvattend komen wij tot de volgende taken die een ADV vanuit de WGA, het
Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de aanwijzing van het OM
zou moeten doen:
a) Bijstand aan klagers; toegankelijk voor burgers en met waarborg voor
onafhankelijkheid en kwaliteit van de klachtafhandeling.
b) Registratie klachten; de registratie is tijdig beschikbaar voor het college van
burgemeester en wethouders.
c) Driehoeksoverleg (driehoek gemeente, politie, OM, aangevuld met de ADV).
Daarnaast zijn er taken die niet verplicht zijn gesteld in de WGA, maar die daar
logischerwijze wel uit voortvloeien. Deze taken liggen op het raakvlak tussen
gemeenten en ADV, dat wil zeggen vanuit effectiviteitoverwegingen is het redelijk
dat een van beide deze taken doet.
d) Informatievragen van burgers en instellingen beantwoorden.
e) Bekendmaken van de ADV, onderhouden netwerk en andere activiteiten om een
ADV effectief te kunnen laten zijn.
f) Nagaan van patronen van discriminatie (monitoring).
Tot slot zijn er activiteiten waartoe de gemeente kan kiezen ze wel of niet te doen en
hoe. Dit is afhankelijk van zowel wat speelt in een gemeente als het beleid van de
gemeente. De gemeente kan ervoor kiezen deze taken te laten doen door de ADV.
De gemeente kan de taken ook zelf doen of anderszins regelen. Het gaat dan om
maatwerk activiteiten, zoals advies aan instellingen en overheden, voorlichting,
projecten, specifieke projecten, enquêtes En dergelijke.
In hoofdstuk 4 worden deze taken verwerkt in verschillende pakketten die
gemeenten kunnen afnemen van RADAR.
7
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Hoofdstuk 3
Voorstel voor wijze van samenwerking tussen
gemeenten en met RADAR
3.1
Samenwerken of niet?
Een van de centrale vragen voor RADAR en voor gemeenten is in hoeverre
gemeenten de antidiscriminatietaken zien als een taak waarbij samenwerking tussen
gemeenten van belang en/of nuttig is.
Samenwerking kan om diverse redenen zinvol zijn:
 Het betreft een vrij kleine taak (de commissie Borst3 ging uit van circa 5 fte voor
400.000 inwoners), waarbij wel eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de
medewerkers. Wat onder andere betekent dat medewerkers cursussen en
trainingen moeten kunnen volgen. Ook worden eisen gesteld aan de
bereikbaarheid, waardoor bijvoorbeeld eisen ten aanzien van het opnemen van
de telefoon en openingstijden gesteld kunnen worden. Dit is gemakkelijker te
regelen bij bundeling van de krachten.
 Gemeenten kunnen van elkaar leren; het gaat om een betrekkelijk kleine (in de
zin van arbeidsuren) taak. Het is dan goed bij elkaar te kijken welk beleid wordt
gevoerd en wat dat oplevert.
 Discriminatie houdt zich niet aan gemeentegrenzen; inwoners van een gemeente
kunnen te maken hebben met discriminatie in een andere gemeente (werk,
horeca). Dit kan leiden tot discussies of de taak tot bijstand aan klagers ligt bij de
gemeente waar het voorval plaatsvond of waar de gedupeerde woont.
 Bij discriminatie werken gemeenten en RADAR samen met bijvoorbeeld de
politie. Voor de politie is het qua geografische maatvoering effectiever en
hanteerbaarder om per politieregio één ADV-partner te hebben. Datzelfde geldt
voor het OM en de organisatie van een RDO. Politie en OM geven tot dusverre
in iedere politieregio waar RADAR actief is de voorkeur aan participatie van één
gebiedsdekkend ADV per RDO.
Samenwerken ligt niet voor de hand als een gemeente haar taken anders wil
invullen, bijvoorbeeld door koppeling aan het WMO-loket. Of door de taken van de
ADV te beleggen bij een lokale stichting die reeds aanverwante taken doet in plaats
van bij de regionale ADV.
3.2
Voorstel voor vormgeving samenwerking
Voor samenwerking kan worden gekozen vanuit het idee van een efficiënte
uitvoering en vanuit beleidssamenhang. Omdat de taken van de ADV niet bij de
gemeente zelf belegd kunnen worden, worden deze vaak in een stichting belegd.
/25/
3
8
Een Commissie onder voorzitterschap van Els Borst leverde enkele jaren geleden met het rapport ‘Perspectief op
Gelijke Behandeling’ de voorzet die in 2009 tot de WGA leidde.
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Gezien het karakter van de antidiscriminatietaken ligt een subsidierelatie voor de
hand (zie bijlage 2). Gezien de omvang van de taken en de wettelijke bepalingen
heeft een lichte vorm van samenwerking de voorkeur (zie bijlage 3).
Voorgesteld wordt daarom om via een overeenkomst de samenwerking tussen de
gemeenten en RADAR vorm te geven. Voorts wordt voorgesteld de subsidieprocedure zoveel mogelijk te stroomlijnen, via de (verplichte) antidiscriminatieverordening. Deze wijze van regelen brengt als voordelen met zich mee dat er
gedurende een bepaalde periode zekerheid van samenwerking is. Dit betekent dat
de voor de uitvoering van de WGA vereiste expertise ook op een duurzame basis
kan worden geregeld. De taken worden op een zo eenduidig mogelijke manier met
elkaar afgesproken; de verantwoordelijkheden van alle partijen zijn afgebakend. De
financiële procedure wordt dusdanig gestroomlijnd dat dit zo min mogelijk arbeidstijd
kost en de transparantie wordt verbeterd. Deze arbeidstijd wordt vervolgens besteed
aan taken die redelijkerwijs ook (door de gemeente of de ADV) moeten gebeuren
(het gaat dan om de taken genoemd onder d) tot en met f) in hoofdstuk 2). De
gekozen constructie is zo licht mogelijk om administratieve belasting van
overkoepelende organen te voorkomen.
Samengevat is het voorstel:
 Gemeenten gezamenlijk en RADAR gaan een overeenkomst aan waarbij alle
gemeenten die de overeenkomst tekenen het (wettelijk) minimumpakket
afnemen van RADAR (de taken a), b) en c) genoemd in hoofdstuk 2).
 Gemeenten die dat willen, kunnen het minimumpakket uitbreiden tot een
basispakket; in dit basispakket zijn taken opgenomen die wel moeten, maar die
de gemeente ook zelf kan doen (de taken d), e) en f) genoemd in hoofdstuk 2).
Dit in tegenstelling tot de taken uit het minimumpakket die expliciet aan de ADV
zijn voorbehouden.
 Daarnaast kunnen gemeenten die specifieke preventieprojecten willen dit
afzonderlijk regelen met RADAR.
 De gemeenten die de overeenkomst aangaan (ongeacht of dit alleen het
minimumpakket of meer is) regelen in hun antidiscriminatieverordening
(waarvoor een opzet wordt aangereikt) het belang van antidiscriminatie en de
stroomlijning van de subsidieprocedure voor antidiscriminatie voor hun eigen
gemeente.
 De gemeenten die de overeenkomst tekenen volgen de gestroomlijnde
subsidieprocedure en hanteren de standaard formats (voor subsidieaanvraag,
beschikking, verantwoording enzovoorts) die daarvoor zijn gemaakt.
3.3
Alternatief: samenwerking tussen RADAR en individuele gemeenten
De voorgestelde procedure kan op eenvoudige wijze worden aangepast tot een
alternatief waarbij de overeenkomst wordt gesloten tussen RADAR en individuele
gemeenten. Procedureel is dit gemakkelijker, omdat ieder keer als er een gemeente
bijkomt dit eenvoudiger is dan bij een overeenkomst waarbij de gemeenten zich ook
met elkaar verbonden hebben. Zo lang het aantal gemeenten dat een overeenkomst
heeft met RADAR substantieel is en de gemeenten beleidsmatig met elkaar
overleggen, is het effect hetzelfde als bij een overeenkomst tussen gemeenten en
RADAR.
9
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Hoofdstuk 4
Voorstel voor verordening, overeenkomst en
subsidieprocedure
4.1
Verordening
Verplichting antidiscriminatieverordening
De WGA schrijft voor dat alle gemeenten een antidiscriminatieverordening moeten
hebben, dat wil zeggen een verordening met regels omtrent de inrichting van de
antidiscriminatievoorziening. Tevens omvat het Besluit gemeentelijke
antidiscriminatievoorzieningen eisen voor:
 De inrichting van de antidiscriminatievoorziening (dit is de registratie van
klachten en het verlenen van onafhankelijke bijstand aan personen die
discriminatieklachten indienen).
 De uitvoering van het verlenen van onafhankelijke bijstand.
 En voor de rapportage van het college van burgemeester en wethouders aan
het rijk.
Daarnaast worden in een Ministeriële Regeling eisen voor de klachtenregistratie
gesteld (bepaald in artikel 2, vierde lid van de WGA).
De verordening die gemeenten moeten maken, hangt dus bijzonder nauw samen
met het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de Ministeriële
Regeling. De verordening dient nauw aan te sluiten bij de rijksregels, waarbij
gewaakt moet worden dat in de verordening zaken dubbelop geregeld gaan worden.
De Ministeriële Regeling is overigens op het moment van afronding van dit advies
nog niet gepubliceerd en is daarom niet inhoudelijk meegenomen.
Opzet antidiscriminatieverordening
Een verordening is gemeentelijke regelgeving die in principe niet vaak verandert. In
deze opzet is daarom uitgegaan van een vrij algemene opzet. Concretere
omschrijvingen van taken en dergelijke zijn opgenomen in de opzet van de
overeenkomst.
De verordening beperkt zich tot het belang van antidiscriminatie en de taak van de
gemeente daarin, de zorgplicht van gemeenten ten aanzien van antidiscriminatie,
het belang van samenwerken en het stroomlijnen van de subsidieprocedure ten
behoeve van een efficiënte uitvoering van de wettelijke taken.
Hieronder is kort toegelicht uit welke onderwerpen de verordening zou kunnen
bestaan. In bijlage 1.1 is een opzet gegeven van mogelijke elementen in de
verordening.
10
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
1. Het belang van antidiscriminatiebeleid, in het bijzonder van preventie
Het doel van de WGA is het verbeteren van de antidiscriminatie-infrastructuur vanuit
de gedachte dat bestrijding van discriminatie noodzakelijk is voor het functioneren
en beschermen van de democratische rechtstaat, de sociale samenhang en de
onderlinge maatschappelijke verhoudingen. Gemeenten spelen een wezenlijke rol
bij het bestrijden van discriminatie. Het is daarom zinvol als gemeenten met enige
regelmaat bezien welk antidiscriminatiebeleid ze hebben; wat hun doel is, hoe
bijvoorbeeld op preventie wordt ingezet en dergelijke. Het eerste artikel in de
verordening zou daarom over de beleidscyclus kunnen gaan. Dit is geen
verplichting, of noodzakelijk vanuit de samenwerking tussen gemeenten en RADAR.
Het is hier toegevoegd om een inhoudelijke kapstok te bieden voor de overige
bepalingen.
2. Zorgplicht ten aanzien van bijstand bij klachten
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat er onafhankelijke
bijstand is bij klachten en dat er een registratie is; voor beide worden door de
wetgever aanvullende eisen gesteld. De taken worden niet door de gemeente zelf
uitgevoerd, maar door een ADV. De gemeente heeft daarom een zorgtaak (en geen
directe uitvoeringsverantwoordelijkheid) ten aanzien van de inrichting van de
registratie van klachten en het verlenen van onafhankelijke bijstand aan personen
die discriminatieklachten indienen en ten aanzien van de uitvoering van het verlenen
van onafhankelijke bijstand. Gezien de onafhankelijkheid van de ADV is het hier
zaak niet te veel te regelen; de ADV moet er immers mee uit de voeten kunnen.
Bovendien gaat het hier om uitvoeringszaken, zoals openingstijden, locaties en
dergelijke. Deze uitvoeringszaken worden in overleg tussen gemeente en ADV
bepaald en kunnen naar ervaring en behoefte worden aangepast. Behalve de
onafhankelijkheid van de ADV en het feit dat het hier uitvoeringskwesties betreft
waar enige flexibiliteit op zijn plaats is, zijn ook de eisen die de wetgever stelt van
belang. De bepaling ten aanzien van de taken van de ADV wordt hier daarom
beperkt tot de zorgtaak van de gemeente.
3. Het belang van samenwerking
Discriminatie is niet aan (gemeente)grenzen verbonden. Regionale samenwerking is
bevorderlijk voor goed antidscriminatiebeleid. Het gaat dan bijvoorbeeld om
vergelijking met naburige gemeenten en/of gemeenten met vergelijkbare
kenmerken. Bovendien is er de aanwijzing discriminatie van het college van
procureurs-generaal van het OM dat voorschrijft dat in iedere politieregio een
regionaal discriminatieoverleg (RDO) wordt ingesteld tussen politie, OM,
antidiscriminatiebureau en gemeente.
4. Stroomlijning subsidieprocedure
Het is mogelijk de algemene subsidieverordening niet van toepassing te verklaren
op het onderwerp antidiscriminatie. Het is efficiënt om de subsidieprocedure voor
deze (wettelijke) taak zo eenvoudig en effectief mogelijk te maken en te stroomlijnen
met de procedure van de gemeenten waarmee wordt samengewerkt. Bij de
subsidieverstrekking is hier van een periode van drie jaar uitgegaan (te beginnen
met 2010 tot en met 2012).
11
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Het is immers niet efficiënt om de uitvoering van een vaststaande, meerjarige
wettelijke taak jaarlijks opnieuw te moeten regelen. Drie jaar is hier gekozen, omdat
de eerste periode (tot de wetsevaluatie) in wezen drie jaar betreft. Daarbij is hier
uitgegaan van het kalenderjaar als subsidieperiode, te beginnen met 2010 als eerste
subsidiejaar.
In dit artikel kan een subsidieprocedure specifiek voor antidiscriminatie worden
voorgesteld4.
4.2
Overeenkomst antidiscriminatie
De overeenkomst antidiscriminatie heeft tot doel de taken te omschrijven en de
bekostiging te regelen, waarna de subsidieprocedure relatief weinig tijd kost. Er
wordt hier onderscheid gemaakt tussen het minimumpakket en het basispakket.
Minimumpakket
Het minimumpakket betreft de wettelijke taken van een ADV, aangevuld met de
aanwijzing van het OM (zie hoofdstuk 2):
a) Bijstand aan klagers; toegankelijk voor burgers en met waarborg voor
onafhankelijkheid en kwaliteit van de klachtafhandeling.
b) Registratie klachten; de registratie is tijdig beschikbaar voor het college van
burgemeester en wethouders.
c) Driehoeksoverleg (driehoek gemeente, politie, OM, aangevuld met gemeente en
ADV).
Extra onderdelen minimumpakket door tijdsbesparing overeenkomst
In de opzet voor de overeenkomst in deze rapportage is het minimumpakket
aangevuld met twee onderdelen die een wezenlijke inhoudelijke bijdrage leveren
aan antidiscriminatie:
d) Informatievragen van burgers en instellingen beantwoorden.
e) RADAR attendeert bij de aanbieding van de cijfers het college op opmerkelijke
gegevens ten opzichte van eerdere rapportages of in vergelijking met andere
vergelijkbare gemeenten. Deze gegevens kunnen ingrediënten vormen voor de
aanbiedingsbrief van de jaarcijfers van het college aan de minister van BZK.
Deze onderdelen worden in het minimumpakket mogelijk door de tijdsbesparing die
de overeenkomst naar verwachting oplevert.
Basispakket
Het basispakket betreft de taken die redelijkerwijs door de gemeente of de ADV
worden gedaan; het gaat om de taken e en f, eveneens beschreven in hoofdstuk 2.
f) Bekendmaken van de ADV, onderhouden netwerk en andere activiteiten om een
ADV effectief te kunnen laten zijn.
g) Nagaan van patronen van discriminatie (monitoring).
h) Het organiseren van enkele thematische regionale bijeenkomsten.
Eventuele maatwerkvragen van gemeenten worden buiten de overeenkomst
geregeld.
/25/
4
12
Het kan ook overwogen worden deze bepalingen in de overeenkomst op te nemen. Deze krijgt dan (ook) het
karakter van een subsidieovereenkomst.
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Periode overeenkomst
De overeenkomst wordt gesloten voor de subsidiejaren 2010, 2011 en 2012. Voor
de periode van drie jaar is gekozen, omdat de WGA voor 1 juli 2012 geëvalueerd
wordt. Er is hierbij uitgegaan van een subsidieperiode die samenvalt met een
kalenderjaar. Verder is opgenomen dat de overeenkomst zal worden verlengd voor
steeds een periode van drie jaar tenzij de betrokken partijen anders beslissen. De
opzet van de overeenkomst is opgenomen in bijlage 1.2.
4.3
Subsidieprocedure
Voor de subsidieprocedure zijn vijf formats gemaakt van aanvraag, beschikking,
verantwoording, verzoek tot vaststellen en vaststelling. Deze zijn in bijlage 1.3
opgenomen. De formats vloeien direct voor uit de opzet van de verordening en de
overeenkomst en worden hier daarom niet meer toegelicht.
13
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Bijlage 1
1.1 Opzet antidiscriminatieverordening
1. Het belang van antidiscriminatiebeleid, curatief en preventief (optioneel)
1a. De gemeente stelt minimaal eens in de vier jaar het gemeentelijk
antidiscriminatiebeleid vast.
1b. Het antidiscriminatiebeleid wordt minimaal eens in de drie jaar geëvalueerd.
2. Zorgplicht ten aanzien van bijstand bij klachten
2a. De gemeente waarborgt een ADV die aan alle kwaliteitseisen uit de WGA en het
Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de Ministeriële Regeling
voldoet.
2b. De gemeente draagt zorg voor een goede en laagdrempelige toegankelijkheid
van de ADV.
3. Het belang van samenwerking met andere gemeenten
Ten behoeve van antidiscriminatie werkt de gemeente samen met gemeenten uit de
omgeving en/of gemeenten met vergelijkbare kenmerken. Daartoe:
3a. Wordt regionale inzameling van gegevens bevorderd.
3b. Wordt periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) een bijeenkomst met vergelijkbare
gemeenten gehouden.
4. Stroomlijning subsidieprocedure
4a. De subsidie met betrekking tot antidiscriminatie wordt verstrekt voor drie jaar,
onder voorbehoud van het goedkeuren van de jaarlijkse verantwoording.
4b. De algemene subsidieverordening is niet van toepassing (in relatie tot de
overeenkomst gesloten) met betrekking tot antidiscriminatie.
4c. Voor de subsidie met betrekking tot antidiscriminatie geldt de volgende
procedure:
Bevoorschotting
De bevoorschotting vindt als volgt plaats:
x% in januari van ieder jaar.
10% na afloopt van de drie jaar en na toetsing en goedkeuring van de
verantwoording.
Onvoorziene financiële tegenvallers
In geval van onvoorziene grote financiële problemen en/of buitenproportionele,
onverwachte stijging van de kosten van de in deze overeenkomst opgenomen
prestaties stelt de ADV de gemeenten hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.
Vorming van reserves
 De ADV mag een weerstandsvermogen opbouwen. Dit op te bouwen eigen
vermogen mag niet hoger zijn dan 20% van de jaarlijkse inkomsten.
 Bestemmingsreserves mogen worden gevormd en worden verantwoord in de
jaarrekening.
14
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Indienen aanvraag
 De ADV dient de subsidieaanvraag in voor een periode van drie jaar.
 De aanvraag geschiedt uiterlijk op xx voorafgaand aan het eerste subsidiejaar.
 De aanvraag is opgebouwd volgens format a (bijlage 1.3 in deze rapportage).
De beschikking
 De beschikking wordt afgegeven op uiterlijk xx voor het jaar waarin de
driejaarlijkse subsidie wordt toegekend.
 De beschikking is opgebouwd volgens de format b (bijlage 1.3 opgenomen in
deze rapportage).
Verantwoording en verzoek tot definitieve vaststelling
 De ADV verantwoordt zich jaarlijks op uiterlijk xx na afloop van het jaar.
 De verantwoording is opgebouwd volgens format c (opgenomen in bijlage 1.3 in
deze rapportage).
 De ADV dient eens in de drie jaar een verzoek in tot definitieve vaststelling,
volgens format d (bijlage 1.3).
Vaststellen
 De gemeente stelt de subsidie uiterlijk vast op xx voorafgaand aan het eerste
jaar.
 De subsidie wordt toegekend voor een periode van drie jaar.
 Indien de prestaties niet of gedeeltelijk geleverd worden, wordt de subsidie lager
vastgesteld.
15
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Bijlage 2
1.2 Conceptovereenkomst gemeenten - RADAR
Preambule met verwijzing naar de wet, het besluit en ministeriële regeling.
Minimumpakket
De gemeenten die de overeenkomst tekenen nemen van RADAR het
minimumpakket af. Dit pakket omvat:
 Registratie van klachten conform de WGA en het Besluit gemeentelijke
antidiscriminatievoorzieningen en de Ministeriële Regeling.
 Onafhankelijke bijstand van klagers.
 RADAR zorgt voor laagdrempelige toegankelijkheid voor het indienen van
klachten.
 RADAR borgt de kwaliteit van het personeel, tot ten minste het niveau gevraagd
in het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.
 RADAR zorgt ervoor dat de kwaliteit van de registratie voldoet aan het Besluit
gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de Ministeriële Regeling.
 RADAR zorgt ervoor dat het college van burgemeester en wethouders voor
15 februari de benodigde gegevens over de registratie heeft.
 Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de
rapportage vereist in de wet.
 RADAR neemt deel aan het regionaal discriminatieoverleg (RDO).
De samenwerking is efficiënter waardoor er in het minimumpakket in de
overeenkomst als extra (ten opzichte van een gemeente met een individuele
overeenkomst) kan worden aangeboden:
 Beantwoording van informatievragen van burgers en instellingen.
 RADAR attendeert bij de aanbieding van de cijfers het college op opmerkelijke
gegevens ten opzichte van eerdere rapportages of in vergelijking met andere
vergelijkbare gemeenten. Deze gegevens kunnen ingrediënten vormen voor de
aanbiedingsbrief van de jaarcijfers van het college aan de minister van BZK.
Basispakket
Gemeenten die dit wensen, vullen het minimumpakket aan, waardoor het een
volwaardig basispakket wordt. Dit pakket omvat naast de genoemde diensten van
het minimumpakket:
 Activiteiten waarmee RADAR het meldpunt en dergelijke bekend maakt, alsook
netwerkt om bij het maatschappelijk middenveld bekend te zijn.
 De monitoring en analyse van de gegevens wordt uitgebreid ten behoeve van
beleidsadvisering aan gemeenten, dat wil zeggen RADAR levert input voor
gemeentelijk antidiscriminatiebeleid.
 Organisatie van regiobijeenkomsten voor gemeenten. Periodiek (eenmaal à
tweemaal per jaar) organiseert RADAR een inhoudelijke bijeenkomst met
gemeenten over voor hen relevante thema’s.
16
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Bekostiging
 Gemeenten betalen voor het jaar 2010 € 0,382 per inwoner voor het
minimumpakket5.
 Gemeenten betalen voor het jaar 2010 € 0,50 per inwoner voor het basispakket.
 Het aantal inwoners wordt bepaald op basis van de inwonergegevens van het
CBS per 1 januari van het desbetreffend jaar.
 De betaling per inwoner wordt jaarlijks gecorrigeerd voor het IMOC-percentage
voor overheidsconsumptie, zoals door het CPB afgegeven.
Subsidieprocedure
 de gemeente regelt in haar antidiscriminatieverordening een specifieke
subsidieprocedure voor de ADV, passend bij deze overeenkomst
 RADAR volgt de subsidieprocedure als omschreven in de gemeentelijke
antidiscriminatieverordeningen.
Onvoorziene gevallen6
Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen welke van dien aard zijn dat een
van de partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde
instandhouding van deze overeenkomst niet mag verwachten, treden partijen in
onderling overleg, teneinde te bezien of zij tot overeenstemming kunnen komen
omtrent een wijziging van de overeenkomst met het oog op de omstandigheden.
Geschillenbeslechting
 Indien er geen oplossing gevonden wordt voor een geschil, kan dit worden
voorgelegd aan een Geschillencommissie die samengesteld zal worden uit drie
personen, waarvan een aan te wijzen door het bestuur van RADAR, een door de
desbetreffende gemeente en een onafhankelijk persoon (te bepalen door
RADAR en de gemeente in onderling overleg).
 Het bestuur van RADAR en de gemeente kunnen het geschil aan de
Geschillencommissie toelichten. De Geschillencommissie doet een bindende
voordracht aan het college van burgemeester en wethouders.
Inwerkingtreding, duur en verlenging
 De overeenkomst regelt de subsidieperiode van 2010 tot en met 2012.
 De samenwerkingsovereenkomst wordt telkens verlengd met een periode van
drie jaar, tenzij de betrokken partijen anders beslissen.
Evaluatie
 De overeenkomst wordt voor 1 juli 2012 geëvalueerd om te bezien of de
overeenkomst wordt verlengd voor de subsidieperiode na 2012.
 Er kan worden gekozen voor een tussentijdse evaluatie na één jaar om te bezien
of aanpassingen nodig zijn.
Opzegging
 Elke partij kan met in achtneming van een opzegtermijn van zes maanden de
samenwerkingsovereenkomst schriftelijk opzeggen indien de omstandigheden
redelijkerwijs leiden tot opzegging.
/25/
5
Er is uitgegaan van de toevoeging aan het gemeentefonds 2009 en vervolgens van jaarlijkse correctie voor inflatie.
De hierna volgende componenten van de overeenkomst zijn gebaseerd op de samenwerkingsovereenkomst
Uitwerking Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen van de regio Twente en de regio IJsselland.
6
17
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB



De opzegging moet de verandering van omstandigheden vermelden.
Indien de overige partijen besluiten hun samenwerkingsovereenkomst te
continueren, wordt de opzegging evenals eventueel nader gemaakte afspraken
in afschrift als bijlage(n) aan de samenwerkingsovereenkomst gehecht en vormt
daarvan vanaf dat moment integraal onderdeel.
De opzegging heeft geen gevolgen voor de verplichtingen die uit de
overheidsopdracht tussen de gemeenten en RADAR voortvloeien.
Toetreding
 Ten einde andere partijen na ondertekening van deze overeenkomst in de
gelegenheid te stellen deel te nemen aan deze samenwerkingsovereenkomst,
bestaat voor hen de mogelijkheid om gedurende de looptijd van de
samenwerkingsovereenkomst als partij toe te treden. Een toetredende partij
dient de verplichtingen die voor haar uit de overeenkomst voortvloeien, zonder
voorbehoud te aanvaarden.
 Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden in afschrift als
bijlagen aan de overeenkomst gehecht.
18
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Bijlage 3
1.3 Conceptformats subsidieprocedure
Format a) subsidieaanvraag
In overeenstemming met de overeenkomst dienen wij een aanvraag in voor het
minimumpakket voor de komende drie kalenderjaren. Dit pakket omvat de volgende
prestaties:
 RADAR zorgt voor de registratie van klachten conform de WGA en het Besluit
gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de Ministeriële Regeling.
 RADAR draagt zorg voor onafhankelijke bijstand van klagers registratie van
klachten.
 RADAR zorgt voor laagdrempelige toegankelijkheid voor het indienen van
klachten.
 RADAR borgt de kwaliteit van het personeel, tot ten minste het niveau gevraagd
in de AMvB.
 RADAR zorgt ervoor dat de kwaliteit van de registratie voldoet aan de AMvB en
MR.
 RADAR zorgt ervoor dat het college van burgemeester en wethouders voor
15 februari de benodigde gegevens over de registratie heeft.
 RADAR neemt deel aan het regionaal discriminatieoverleg (RDO).
Omdat u gebruik maakt van de overeenkomst bieden wij u de volgende twee
prestaties extra aan:
 Beantwoording van informatievragen van burgers en instellingen.
 RADAR attendeert bij de aanbieding van de cijfers het college op opmerkelijke
gegevens ten opzichte van eerdere rapportages of in vergelijking met andere
vergelijkbare gemeenten. Deze gegevens kunnen ingrediënten vormen voor de
aanbiedingsbrief van de jaarcijfers van het college aan de minister van BZK.
De hoogte van het subsidiebedrag is voor het jaar 2010 € 0,382 per inwoner voor
het minimumpakket. Het subsidiebedrag wordt jaarlijks gecorrigeerd voor inflatie,
zoals in de overeenkomst opgenomen.
in overeenstemming met de overeenkomst dienen wij voor de komende xxx jaar7
tevens een subsidieaanvraag in voor het basispakket. Dit omvat naast de taken uit
het minimumpakket de volgende prestaties:
 Activiteiten waarmee RADAR het meldpunt en dergelijke bekend maakt, alsook
netwerkt om bij het maatschappelijk middenveld bekend te zijn.
 De monitoring en analyse van de gegevens wordt uitgebreid ten behoeve van
beleidsadvisering aan gemeenten, dat wil zeggen RADAR levert input voor
gemeentelijk antidiscriminatiebeleid.
 Organisatie van regiobijeenkomsten voor gemeenten. Periodiek (eenmaal of
tweemaal per jaar) organiseert RADAR een inhoudelijke bijeenkomst met
gemeenten over een voor hen relevant thema. De bijeenkomsten worden per
regio (bijvoorbeeld per politieregio) of per gemeentetype georganiseerd.
/25/
7
Niet noodzakelijkerwijs gelijk aan drie jaar.
19
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
De hoogte van het subsidiebedrag is voor het jaar 2010 € 0,50 per inwoner (inclusief
het minimumpakket). De inflatiecorrectie, opgenomen in de overeenkomst, is ook
hier van toepassing.
Format b) subsidiebeschikking
Wij hebben uw subsidieaanvraag van xxx ontvangen en verlenen in
overeenstemming met de samenwerkingsovereenkomst een subsidie van € 0,382
(of € 0,50) voor het minimumpakket (of basispakket)8:
Wij gaan ervan uit dat u de taken als omschreven in de overeenkomst uitvoert. Wij
ontvangen uw verantwoording uiterlijk xxx volgens de opzet van format c.
Format c) verantwoording
Verantwoording over het Minimumpakket
Klachten
De klachten worden geregistreerd en gemeld zoals voorgeschreven in het Besluit
gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen en de Ministeriële Regeling. Het betreft
de klachten per gemeenten in totaliteit, per discriminatiegrond (zoals burgerlijke
staat, geslacht, godsdienst), per maatschappelijk terrein (zoals arbeid, buurt/wijk,
huisvesting) en eventueel andere kenmerken en variabelen die in de relevante weten regelgeving worden onderscheiden, dan wel voorgeschreven.
RDO
Terugkoppeling uit het regionaal discriminatieoverleg.
Financiën
De financiële verantwoording bevat voor het minimumpakket:
 De totale kosten per politieregio van het meldpunt en de bijstandverlening
onderverdeeld in directe personele kosten (kosten medewerkers), indirecte
personele kosten en organisatiekosten en activiteitenkosten.
 De bijdragen van de gemeenten aan het minimumpakket.
 De jaarrekening met goedkeurende accountantsverklaring.
Verantwoording over het basispakket:
Beleidsbevindingen, op hoofdlijnen:
 De beleidsconclusies ten aanzien van de individuele gemeente; wat speelt er
specifiek in deze gemeente (indien mogelijk over enkele jaren).
 De beleidsconclusies van de gemeenten in het vergelijkingsgebied.
 De beleidsconclusies in de regio.
 In een bijlage wordt genoemd welke bijeenkomsten er zijn geweest.
/25/
8
Dit bedrag wordt jaarlijks gecorrigeerd voor inflatie.
20
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Voor het basispakket wordt de financiële verantwoording aangevuld met:
 De totale kosten van:
- PR, preventie, netwerken.
- Monitoring.
- De kosten van de regiobijeenkomsten.
 De bijdragen van de gemeenten aan het basispakket.
Format d) Verzoek tot definitieve vaststelling subsidie
Bij deze verzoek ik u de subsidie voor de antidiscriminatievoorziening
minimumpakket (basispakket) definitief vast te stellen. De verantwoording over het
afgelopen kalenderjaar is bijgevoegd. De verantwoording over de twee daaraan
voorafgaande jaren zijn reeds in uw bezit.
Format e) Definitieve vaststelling subsidie
Op basis van de door u aangeleverde jaarverantwoordingen en uw verzoek tot
definitieve vaststelling stel ik hierbij de subsidie voor de antidiscriminatievoorziening
voor het minimumpakket (basispakket) definitief vast. Voor xx ontvangt u de
resterende 10% van het subsidiebedrag, bepaald in de beschikking van d.d. .
21
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Bijlage 4
2. Relatie met RADAR: subsidie of inkoop?
Voor de vormgeving van de relatie tussen de gemeenten en RADAR is het van
belang na te gaan of het gaat om diensten die worden gesubsidieerd door
gemeenten of diensten die worden ingekocht. Het kernverschil tussen subsidie of
inkoop is of het om een publiekrechtelijke relatie (subsidie) gaat of een
privaatrechtelijke (inkoop). Een subsidie is publiekrechtelijk, dat wil zeggen dat de
subsidierelatie valt onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een
privaatrechtelijke overkomst (inkoop) valt onder het Burgerlijk wetboek (BW). Er
gelden dus andere regels voor subsidies en inkoop; zowel qua start van de
transactie (inkoopprocedures met verplichting tot meerdere partijen om een offerte
te vragen) als qua afronding (bezwaar en beroep bij Awb).
Strikt genomen is het geen keuze of iets een subsidie is of inkoop. Sterker nog ook
als een gemeente iets omschrijft als een subsidie kan het juridisch gezien toch
inkoop betreffen en andersom. Er is wel een grijze zone waarin de afbakening
tussen een subsidie en inkoop niet met volle zekerheid te geven is.
Startpunt voor de bepaling of een dienst wordt gesubsidieerd of ingekocht is de
Awb. De Awb stelt: ‘onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële
middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten
van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde
goederen en diensten.’
Het laatste - hierboven cursief aangegeven - is cruciaal voor het verschil tussen
inkoop en subsidie: betreft het leveren van goederen en diensten, dan is er sprake
van inkoop, c.q. een commerciële transactie, anders niet. Voor de bepaling of een
transactie inkoop of subsidie betreft zijn de volgende indicatoren van belang:
1. Wordt de geldverstrekking gedaan op verzoek van de instelling op basis van een
subsidieverordening?
2. Is de geldverstrekking uitsluitend in het algemeen belang gedaan (ten behoeve
van derden) of is de subsidiegever rechtstreeks gebaat bij de geldverstrekking?
3. In hoeverre heeft de gemeente de diensten of producten die moeten worden
geleverd concreet en gedetailleerd omschreven?
4. Heeft de uitvoerende instelling een winstdoelstelling of niet?
5. In hoeverre verricht de instelling ook activiteiten voor andere gemeenten?
De taken van een ADV zijn in het algemeen belang van de inwoners van een
gemeente en zijn niet primair voor de gemeente zelf. RADAR dient zelf
subsidieverzoeken in, heeft een verantwoordelijkheid voor de invulling van de taken
en heeft geen winstoogmerk. De relatie tussen RADAR en de omliggende
gemeenten kan daarom worden vormgegeven als een subsidierelatie.
22
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
Bijlage 5
3. Samenwerkingsvormen
Bij het bezien van de mogelijkheden voor een efficiënte vormgeving van de relatie
gemeenten - RADAR hoort ook de vraag op welke manier gemeenten en RADAR
kunnen samenwerken en hoe dit vorm te geven. Aangezien gemeenten niet zelf de
taken voor de antidiscriminatievoorziening op zich mogen nemen, wordt er hier
verder van uitgegaan dat de taken door een stichting (hier RADAR) worden
uitgevoerd. Samenwerken kan op publiekrechtelijke basis, dat wil zeggen op basis
van de Wet gemeenschappelijke regelingen of op privaatrechtelijke basis. Gezien de
aard van de taken wordt hier voor de privaatrechtelijke wijze van samenwerking
alleen ingegaan op het sluiten van een overeenkomst9.
Een overeenkomst
Het is mogelijk dat gemeenten (samen) een overeenkomst sluiten met RADAR.
Deze overeenkomst heeft dan als doel de taken te regelen, de kosten en wijze van
betalen en een periode aan te geven voor hoe lang de samenwerking wordt
aangegeven. Voorts worden procedurele aspecten opgenomen als inwerkingtreding,
opzegging, toetreding en geschillenbeslechting.
Het is mogelijk dat de overeenkomst start met x gemeenten en daarna meer
gemeenten aanhaken. Dit kan handig zijn omdat sommige gemeenten RADAR al
jaren kennen en andere misschien pas recent zijn begonnen met nadenken over wat
en hoe precies.
Gemeenschappelijke regeling
Een gemeenschappelijke regeling is een publiekrechtelijke vorm van samenwerking,
geregeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Er zijn verschillende
vormen van gemeenschappelijke regelingen:
Openbaar lichaam (art. 8, lid 1 Wgr)
Een openbaar lichaam heeft rechtspersoonlijkheid en functioneert in feite op
dezelfde manier als een gemeente of provincie (en heeft bijvoorbeeld dezelfde
begrotings- en verantwoordingsverplichting als een gemeente), behalve dat er
sprake is van een monistisch bestuur en dat er geen rechtstreeks gekozen
volksvertegenwoordiging is. Het bestuur bestaat uit een algemeen bestuur, een
dagelijks bestuur en een voorzitter. De Wgr bevat een aantal bepalingen over de
samenstelling van die organen, hun onderlinge verhouding en de verhouding tot de
(leden van de) raden der deelnemers.
Gemeenschappelijk orgaan (art 8, lid 2 Wgr)
Zoals de naam al aangeeft is hier maar sprake van één orgaan. Deze vorm van
gemeenschappelijke regeling heeft ook geen rechtspersoonlijkheid.
/25/
9
23
Alternatieve privaatrechtelijke samenwerkingswijzen zijn bijvoorbeeld oprichting van een BV. Dat ligt hier echter
niet in de rede.
MOGELIJKHEDEN VOOR EEN EFFICIËNTE VORMGEVING VAN DE RELATIE GEMEENTEN – ADB
De regeling kan dus geen eigen ambtenaren in dienst hebben. Ambtelijke
ondersteuning moet komen van (een van) de deelnemers. De deelnemers kunnen
wel bevoegdheden overdragen, maar minder dan bij een openbaar lichaam. De
regeling moet een begroting en rekening maken, maar omdat de regeling zelf geen
rechtspersoonlijkheid heeft, moet worden afgesproken welke deelnemer namens de
regeling naar buiten treedt.
Centrumgemeenteconstructie (art 8, lid 3 Wgr)
In deze situatie treedt een bestuursorgaan of ambtenaar van een van de
deelnemers op namens een andere deelnemer, op basis van een
mandaatverhouding. Op die manier kan de expertise, nodig voor het uitvoeren van
een bepaalde taak, bij één gemeente geconcentreerd worden die dan in de praktijk
optreedt namens de andere deelnemers. Die dragen dus geen bevoegdheden over,
maar behouden een eigen verantwoordelijkheid voor de genomen beslissingen.
Lichte regeling (art. 1, lid 1 Wgr)
In feite gaat het hier om een publiekrechtelijk convenant. Het verschil met een
privaatrechtelijk convenant is met name ook de wijze van geschilbeslechting die in
dit geval natuurlijk via het publiekrecht loopt.
Overweging voor keuze
Zowel een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam, als die met een
gemeenschappelijk orgaan zijn qua vormgeving zwaar voor de taken van de WGA.
Met andere woorden deze oplossing is administratief belastend voor de vormgeving
van de relatie tussen de gemeenten en RADAR; daarom is daar hier niet voor
gekozen. De centrumgemeenteconstructie is administratief handig, maar de
verordende bevoegdheid mag daar niet aan worden overgedragen. Dus alle
gemeenten moeten sowieso zelf de antidiscriminatieverordening maken. Deze
constructie voegt daarom niets toe ten opzichte van een overeenkomst. Een
convenant is juridisch minder sterk dan een overeenkomst.
De conclusie is dat de overeenkomst volstaat om de relatie tussen RADAR en de
gemeenten te regelen. Andere constructies zijn zwaarder dan nodig, of juist lichter in
het geval van het convenant.
24
Download