Faculteit Bètawetenschappen Freudenthal Instituut voor Didactiek van Wiskunde en Natuurwetenschappen VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding Lading/massa-verhouding elektron 1 Inleiding Het onderzoek naar verschijnselen in kathodestraalbuizen in de tweede helft van de negentiende eeuw heeft geleid tot de ontdekking van het elektron. Een kathodestraalbuis is een vacuüm buis met twee elektroden: de anode en de kathode. Bij een hoge spanning over deze elektroden bleek de kathode deeltjes uit te zenden: kathodestraaldeeltjes – al was het in die tijd helemaal nog niet duidelijk dat het hier om deeltjes ging, en niet om golven. De loop van de kathodestralen bleek te beïnvloeden met elektrische en magnetische velden. Daaruit werd duidelijk dat – als het om deeltjes zou gaan – deze deeltjes elektrisch geladen zouden moeten zijn. En dus gingen mensen als Joseph John Thomson en Jean-Baptiste Perrin op zoek naar de eigenschappen zoals lading en massa van deze nieuwe deeltjes. Bij dat onderzoek speelde het manipuleren van de baan van deze deeltjes met elektrische en magnetische velden een belangrijke rol. Daarbij kwam men echter voorlopig niet verder dan het bepalen van de lading/massa-verhouding e/m van deze deeltjes. Pas toen Robert Millikan jaren later erin slaagde om langs een andere weg de lading e van deze deeltjes te bepalen, was ook hun massa m bekend. Figuur 1 – Joseph John Thomson (1856-1940) met een van zijn kathodestraalbuizen (links). Robert Millikan (1868-1953) op een wetenschappelijk congres in gesprek met Marie Curie-Sklodowska (rechts). 1 Deeltjes in velden De baan van een bewegend elektrisch geladen deeltje is te beïnvloeden met elektrische en magnetische velden. a Beschrijf hoe een elektron met een elektrisch veld wordt versneld. b Beschrijf hoe een bewegend elektron met een elektrisch veld wordt afgebogen. Welke vorm heeft deze baan in een homogeen elektrisch veld bij een beginsnelheid loodrecht op de elektrische veldsterkte? c Beschrijf hoe een bewegend elektron met een magnetisch veld wordt afgebogen. Welke vorm heeft deze baan in een homogeen magnetisch veld bij een beginsnelheid loodrecht op de magnetische inductie? 2 Lading/massa-verhouding In het onderzoek naar de eigenschappen van het elektron kwam men in eerste instantie niet verder dan het bepalen van de lading/massa-verhouding e/m. De vraag is dan: waarom niet meer dan dat? a Een elektronenbundel uit een elektronenkanon met een versnelspanning Uv beweegt in een homogeen magnetisch veld met een magnetische inductie B in een cirkelbaan met een straal r. Laat zien dat uit deze drie gegevens (Uv, B en r) niet meer dan de lading/massa-verhouding e/m van het elektron te bepalen is. b Een elektronenbundel uit een elektronenkanon met een versnelspanning Uv beweegt in een combinatie van een homogeen elektrisch veld en een homogeen magnetisch veld in een rechte lijn. Laat in een tekening zien welke voorwaarde er in dat geval geldt voor de richtingen van de elektrische veldsterke E en de magnetische inductie B bij een gegeven bewegingsrichting van de elektronen. Laat zien dat uit deze drie gegevens (Uv, E en B) niet meer dan de lading/massa-verhouding e/m van het elektron te bepalen is. In dit onderzoek ga je de lading/massa-verhouding van het elektron experimenteel bepalen. Daarvoor zijn twee meetopstellingen met verschillende elektronenstraalbuizen beschikbaar: een cirkelstraalbuis en een Thomson-buis. In deze practicumhandleiding beperken we ons tot een opstelling met de cirkelstraalbuis. In de achtergrondinformatie bij dit experiment staat een beschrijving van de meetopstelling met de Thomson-buis. Daar vind je ook enkele suggesties voor een verkenning van die meetopstelling en voor het uitvoeren van de metingen. In het volgende onderdeel staat een beschrijving van de beschikbare meetopstelling. Daarin wordt duidelijk welke grootheden je in de meetopstelling kunt variëren en meten. Daarna kun je met die kennis de onderzoeksvraag formuleren, een werkplan opstellen, de meetmethode verkennen en het experimenteel onderzoek uitvoeren. Ten slotte gebruik je de resultaten van het experimenteel onderzoek om de lading/massa-verhouding van het elektron te bepalen, en ga je na of deze experimenteel bepaalde waarde in overeenstemming is met de theorie. Daarbij hoort dan ook een vergelijking van de resultaten van het experimenteel onderzoek met de twee hierboven genoemde buizen: welke elektronenstraalbuis levert de grootste nauwkeurigheid bij het bepalen van de lading/massa-verhouding? 2 Meetopstelling In figuur 2 is de meetopstelling met de cirkelstraalbuis weergegeven. Deze cirkelstraalbuis is een bolvormige buis gevuld met waterstofgas onder lage druk. In de buis zit een elektronenkanon. voeding Helmholtz-spoelen A Helmholtz-spoelen cirkelstraalbuis elektronenkanon voeding elektronenkanon V Figuur 2a – Meetopstelling voor de bepaling van de lading/massa-verhouding van het elektron met de cirkelstraalbuis. Figuur 2a – Schematische tekening van het elektronenkanon in de elektronenstraalbuis. In het elektronenkanon in de buis worden elektronen versneld met een versnelspanning Uv over de anode en kathode. Deze versnelspanning is instelbaar met een tweetal knoppen (voor grof- en fijnregeling) op de hoogspanningsvoeding. De elektronenbundel is zichtbaar door het blauw oplichten van het waterstofgas in de buis. Aan weerskanten van de buis staan twee in serie geschakelde spoelen (de zogenaamde Helmholtz-spoelen). Een stroom door deze spoelen zorgt voor een horizontaal gericht homogeen magnetisch veld, loodrecht op de bewegingsrichting van de elektronen in de bundel. Het resultaat is een cirkelbaan van de elektronen in de buis. De stroomsterkte I in de Helmholtz-spoelen is instelbaar met een knop op de voeding. De magnetische inductie B van het magnetisch veld hangt af van de ingestelde stroomsterkte I en de eigenschappen van de Helmholtz-spoelen: B 0,715 μ0 N I R In deze formule is μ0 de magnetische permeabiliteit van vacuüm (of lucht), N het aantal windingen en R de straal van de Helmholtz-spoelen. 3 Onderzoeksvragen en werkplan Het doel van dit onderzoek is een experimentele bepaling van de lading/massa-verhouding van het elektron. Uit de beschrijving van de twee beschikbare meetopstellingen (zie de achtergrondinformatie bij dit experiment voor de meetopstelling met de Thomson-buis) is af te leiden hoe je dit onderzoek kunt uitvoeren. 3 Onderzoeksvragen Formuleer de onderzoeksvragen voor het experimenteel onderzoek met de twee meetopstellingen. Stel voor die onderzoeksvragen een hypothese op. 4 Werkplan Maak een werkplan voor het experimenteel onderzoek met de twee meetopstellingen. Geef in dat werkplan aan welke grootheden je op welke manier gaat variëren en meten om het wel of niet juist zijn van de opgestelde hypothese te kunnen controleren. 4 Meetmethode Voordat je nu in het volgende onderdeel bij opdracht 6 je werkplan kunt uitvoeren, is eerst een verkenning van de meetopstelling en de meetmethode nodig. 5 Baanstraalmeting Om wat ervaring op te doen met de meetopstelling doe je eerst wat oriënterende waarnemingen en metingen. Veldstroom – Stel de versnelspanning Uv in op 200 V. Schakel de veldstroom I door de Helmholtz-spoelen in. Ga na hoe de elektronenbundel wordt afgebogen, afhankelijk van de waarde van de stroomsterkte I. Verklaar het kwalitatieve verband tussen stroomsterkte I en baanstraal r. Versnelspanning – Stel de stroomsterkte I in de Helmholtz-spoelen in op 2 A. Schakel de versnelspanning Uv in. Ga na hoe de elektronenbundel wordt afgebogen, afhankelijk van de waarde van de versnelspanning Uv. Verklaar het kwalitatieve verband tussen versnelspanning Uv en baanstraal r. Veldstroom en versnelspanning Maak de stroomsterkte in de Helmholtz-spoelen niet groter dan 2 A. Maak de versnelspanning Uv over het elektronenkanon niet groter dan 300 V. Baanstraal – Regel de versnelspanning Uv en de stroomsterkte I in de Helmholtzspoelen zo dat er een volledige cirkelbaan ontstaat met een bekende waarde van de baanstraal r. Bepaal met de ingestelde waarden van Uv en I en de bekende waarde van r de lading/massa-verhouding van het elektron, en ga na of die waarde ruwweg overeenkomt met de uit de literatuur bekende waarde. 5 Experimenteel onderzoek 6 Onderzoeksvragen Zoek met behulp van de meetopstellingen volgens je werkplan een antwoord op de onderzoeksvragen, en controleer de opgestelde hypothesen. Geef je meetresultaten zo mogelijk weer in de vorm van diagrammen. 6 Theorie: lading/massa-verhouding Zowel de lading als de massa van het elektron zijn tegenwoordig inmiddels bekend. En dat geldt dan ook voor de lading/massa-verhouding van het elektron. 7 Lading/massa-verhouding elektron De lorentzkracht op een bewegend elektron in een homogeen magnetisch veld veroorzaakt een cirkelbaan van het elektron. a Toon aan dat de lading/massa-verhouding e/m van het elektron gegeven wordt door: e/m 2 Uv B2 r 2 In deze formule is Uv de versnelspanning over het elektronenkanon, B de magnetische inductie van het homogeen magnetisch veld en r de baanstraal van de elektronen. b Bepaal de waarde van e/m voor het elektron met behulp van de meetresultaten uit het experimenteel onderzoek. c Vergelijk de gevonden waarde van e/m voor het elektron met de uit het tabellenboek af te leiden officiële waarde. Hoe groot is de afwijking (in %) tussen de experimentele en de officiële waarde van e/m? d Vergelijk de gevonden waarden van e/m voor het elektron bij de twee verschillende meetopstellingen. Welke buis levert het meest nauwkeurige resultaat? Welke verklaring heb je daarvoor? 7 Rapportage Rapporteer over dit onderzoek in de vorm van een schriftelijk verslag of een mondelinge presentatie. Zorg ervoor dat in dit verslag of deze presentatie de volgende onderdelen duidelijk naar voren komen: de onderzoeksvraag, de meetopstellingen, de resultaten van het experimenteel onderzoek samen met het antwoord op de onderzoeksvraag, en de (aanvullende) vergelijking van de verschillende meetopstellingen wat betreft de nauwkeurigheid van de bepaalde lading/massa-verhouding van het elektron. Lever het verslag in bij je docent, samen met het logboek dat je bij de voorbereiding en de uitvoering van dit onderzoek hebt bijgehouden. Bij een rapportage in de vorm van een presentatie lever je alleen het logboek in bij je docent.