Woorden lijst genetica

advertisement
Woorden lijst genetica
Een gameet of
geslachtscel
Een somatische cel
zygote
Fertilisatie/
syngamy
meiose
Geslachtelijke
voortplanting of
seksuele
reproductie
Germ-line cells
kiemlijncellen
synapsis
Meiose II
De synaptonemal
complex
recombinatie
Crossing over
chiasmata
Onafhankelijke
assortiment
achiasmate
segregatie
Profase 1
Metafase I
Anafase I
een haploïde cel die dient voor de seksuele reproductie. De geslachtscellen
van een mannelijk organisme heten zaadcel, van vrouwelijke organismen
eicel. Wanneer een eicel en een zaadcel van hetzelfde organisme
samensmelten (de plasmogamie) vormen ze een zygote.
een cel die niet tot de geslachtscellen behoort. Somatische cellen zijn diploïd
of polyploïd, in tegenstelling tot de geslachtscellen (zaadcellen en eicellen),
die maar één set chromosomen hebben (haploïd).
Bevruchte eicel, die ontstaat door versmelting van twee gameten.
Bevruchting is bij geslachtelijke voortplanting het proces van de
samensmelting van twee haploïde gameten
Meiose of reductiedeling is een combinatie van opeenvolgende
kerndelingen, waardoor haploïde kernen ontstaan uit een diploïde kern.
Meiose omvat meiose I en meiose II
is voortplanting die plaats vindt wanneer twee verschillende individuen van
een soort hun DNA combineren in een nieuw individu.
Zijn de cellen die apart worden gezet tijdens de ontwikkeling van de diploïde
zygote, ze gaan de gameten vormen.
Komt voor in de profase, het is een proces waarin homologe chromosomen
(die elk bestaan uit 2 zusterchromatiden) geassocieerd met elkaar
Aan dit gedeelte van de meiose gaat geen interfase vooraf; hij volgt direct
op de eerste meiotische deling. Deze fase verloopt zoals de mitose, met het
verschil dat er geen paren meer zijn.
Proteine bruggen die 2 homologe chromosomen aan elkaar binden
de herschikking van de genetische eigenschappen van een individu
aangeduid. Het gevolg hiervan is dat het nageslacht een andere combinatie
van genen heeft dan elk van beide ouder-individuen.
verschijnsel tijdens de meiose waarbij twee homologe chromosomen
stukken DNA uitwisselen Crossing-over doet zich voor tijdens de profase1
tijdens de paring van de homologe chromosomen, waarbij chiasmata
ontstaan. Deze leiden tot de recombinatie van erfelijk materiaal.
Dit is de plaats waar de crossingover gebeurd
Principe dat stelt dat de allelen voor een eigenschap te scheiden wanneer
gameten worden gevormd. Deze allel paren worden vervolgens willekeurig
verenigd bij de bevruchting .
meiose zonder recombinatie, men spreekt dan van achiasmatische
scheiding.
Fase waarin het DNA reeds verdubbeld is. Hier zullen 2homologe
chromosomen associëren met elkaar
De chromosomen leggen zich nu niet elk apart in het evenaarsvlak, zoals bij
de mitose, maar per paar. Het zijn dus twee zusterchromatiden die aan de
spoeldraden worden vastgehecht. Punt waaraan ze zijn vastgehecht is
centromeer.
De homologe chromosomen worden nu, elk met hun twee
zusterchromatiden, van elkaar weggetrokken. Het aantal chromosomen
wordt gehalveerd.
Telofase I
Profase II
Metafase II
Anafase II
Telofase II
Aneuploidie
De cel gaat zich insnoeren. Er zijn nu twee dochtercellen ontstaan die ieder
een diploïde hoeveelheid DNA bezitten, telkens bestaande uit twee
zusterchromatiden die met elkaar verbonden zijn alsof het één chromosoom
betreft. Het aantal chromosomen is dus haploïd.
In iedere dochtercel wordt een spoelfiguur gevormd, loodrecht op de
richting van de vorige.
De chromosomen liggen onder elkaar in het evenaarsvlak met hun
centromeer aan de spoeldraden bevestigd.
De trekdraden trekken de zusterchromatiden uit elkaar, zodat deze zich elk
naar hun pool verplaatsen. We krijgen nu onafhankelijke
dochterchromosomen.
De spoelfiguren worden afgebroken. Er vindt opnieuw celinsnoering plaats.
De chromosomen ondergaan despiralisatie en decondensatie tot lange
dunne chromatinedraden.
Het resultaat is 4 gameten die haploïd zijn.
Aneuploïdie is als er meer of minder dan 46 chromosomen zijn ,Aneuploïdie
is door non-disjunctie of anafase lagging in de meiotische delingen en leidt
tot monosomie of trisomie in plaats van twee twee chromosomen.
hybridisaties
resultaat van seksuele voortplanting van twee verschillende types planten of
dieren. De ouders van de kruising moeten herkenbare eenheden zijn
Treu-breeding
ook wel raszuivere "genetisch zuiver" wordt ook gebruikt om individuele
genetische eigenschappen te beschrijven.
Pisum sativum
erwt (Pisum sativum) is een plant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie
(Leguminosae).
zelfbestuiving
Bij zelfbestuiving of autogamie wordt het stuifmeel overgebracht naar de
stempel van dezelfde bloem. Cleistogamie is een bijzondere vorm van
zelfbestuiving, waarbij de bloem zich zelfs niet meer opent.
wederzijdse
is een experiment ontworpen om de rol van ouderlijk seks op een gegeven
kruisingen
overervingpatroon testen.
first filial
De eerste kinderlijke generatie bestaat uit nakomelingen (s) als gevolg van
generation of F1
een kruising tussen stammen van verschillende genotypen .
Dominant/recessief Een genetische eigenschap is dominant aanwezig als bij een diploïd
organisme slechts één van de twee allelen (kopieën) van een gen (òf die op
het van de moeder afkomstige chromosoom òf die op het van de vader
afkomstige chromosoom) tot uiting (expressie) komt. Het niet tot expressie
komende allel heet recessief.
second filial
De tweede kinderlijke generatie is het resultaat van een kruising tussen
generation of F2
twee F1 individuen (van F1-generatie ).
Mendels 7 traits
De zeven eigenschappen van de erwtenplanten die Mendel bestudeerde,
konden elk op twee mogelijke manieren voorkomen en waren de volgende:
zaadvorm (glad of gerimpeld)
zaadlobkleur (groen of geel)
zaadhuidkleur
peulvorm
peulkleur
plaats van de peul aan de stengel
de lengte van de stengel (kort of lang)
mendeliaans
verhouding
allel
homozygoot
Heterozygoot
Dihybride kruising
Principe van
segregation
Principle of
independent
assortement
Product regel
optelregel
testkruising
polygenische
overerving
continuous
variation
Kwantitatieve
kenmerken
Onvolledige
dominantie
Codominantie
De verhouding van een alternatief eigenschappen worden uitgedrukt in de
tweede generatie zijnde ¾ dominant ¼ recessief.
Een allel is een bepaalde variant van een gen. (meervoud allelen) of
Mendeliaanse erffactor.
Een organisme is homozygoot voor een bepaalde eigenschap als het twee
identieke kopieën van een gen heeft in een chromosomenpaar. Dit kan tot
stand komen als beide ouders hetzelfde allel voor een gen doorgeven aan
hun nakomeling
Een organisme is heterozygoot voor een bepaalde eigenschap, als het twee
verschillende vormen (allelen) van een gen heeft. Dit betekent dat het voor
een bepaalde eigenschap die zich op een bepaalde plaats (locus) op de
chromosomen bevindt, twee verschillende kopieën heeft.
Kruising tussen individuen die in twee erfelijke eigenschappen van elkaar
verschillen en die voor die bestudeerde eigenschappen ook homozygoot
zijn. Uit de dihybride kruising kan de derde wet van Mendel, de
onafhankelijkheidswet afgeleid worden.
De twee allelen voor een gen scheiden tijdens de gameetvorming en worden
weer willekeurig verenigd van elke ouder tijdens de bevruchting
In een dihybride kruising, sorteren de allelen van elk gen onafhankelijk of
met ander woorden de scheiding van de verschillende allel paren is
onafhankelijk
De productregel is een regel uit de kansrekening over onafhankelijke
gebeurtenissen.
De regel stelt dat voor onafhankelijke gebeurtenissen G1 en G2 geldt dat
De kans op G1 en G2 is het product van de kansen op G1 en G2.
De productregel wordt ook vaak als definitie van onafhankelijkheid van
gebeurtenissen gebruikt.
De waarschijnlijkheid dat 2 wederzijds uitgluitende gebeurtenissen tegelijk
gebeuren is de som van hun individuele waarschijnlijkheid
Kruising van een individu dat een dominant fenotype vertoont met een
individu dat de recessieve eigenschap vertoont. Deze kruising dient om uit
te maken of het eerste individu homozygoot dan wel heterozygoot is. Indien
het geteste individu homozygoot is dan zullen bij een testkruising alle
nakomelingen het dominante fenotype vertonen.
Wanneer een kenmerk wordt beïnvloed door meer als 1 gen
De fenotypische variatie vertoond door kwantitatieve eigenschappen die
verschillen per onmerkbaar van het ene uiterste naar het andere. In
menselijke populaties, fenotypen zoals lichaamsgewicht, lengte en
intelligentie tonen continue variatie. Ook wel kwantitatieve variatie
genoemd
Kwantitatieve kenmerken (een statistisch begrip) zijn kenmerken die in
getallen kunnen worden uitgedrukt.
De dominantie van het ene allel over het andere is niet altijd compleet.
Soms kan men een homozygoot individu van een heterozygoot individu
onderscheiden. Hierbij zal de heterozygote nakomeling lijken op beide
ouders en het kenmerk zal tussen in die van de 2 ouders liggen
het verschijnsel dat een heterozygoot organisme allelen heeft die beide
even dominant zijn. Het gevolg is dat beide allelen tot uiting komen in het
organisme.
Bloedgroep
anthocyaan
chromosomale
theorie van
overerving
Het X-chromosoom
Het Y-chromosoom
Geslachts
chromosoom
autosomes
Barr lichaampje
genetische
mozaïeken
maternale
overerving
De centimorgan
Kaart eenheid
anoniem markers
Enkel-nucleotide
polymorfie
sikkelcelanemie
Een bloedgroep is een classificatie van bloed bepaald door het al dan niet
aanwezig zijn van bepaalde moleculen ('antigenen') op de buitenkant van
het celmembraan van de rode bloedcellen. Deze antigenen zijn
macromoleculen, dat wil zeggen, hoogmoleculaire verbindingen.
zijn kleurstoffen die in de cel vacuole van hogere planten voorkomen, vooral
in de epidermiscellen en behoren tot de flavonoïden
De theorie dat chromosomen lineaire sequenties van genen.
De verbindende theorie waarin staat dat overervingspatronen in het
algemeen kan worden verklaard door aan te nemen dat genen in specifieke
locaties op chromosomen liggen.
Het X-chromosoom is een van de twee geslachtschromosomen in de mens.
Ieder mens heeft 22 paar autosome chromosomen en één paar
geslachtschromosomen die zijn of haar geslacht bepalen. De tegenhanger
van het X-chromosoom is het Y-chromosoom
Het Y-chromosoom is een van de twee geslachts-chromosomen in de mens.
Er zijn nog een aantal andere organismen waarbij er een chromosoom "Y" is
genoemd, waaronder de muis, de rat en het fruitvliegje.
is een chromosoom dat voor de bepaling van de sekse zorgt. Hiervoor
bestaan bij verschillende groepen organismen verschillende systemen.
Elke chromosoom niet beschouwd als een geslachtschromosoom , of is niet
betrokken bij het geslacht bepalen. Het komt voor in paren in somatische
cellen en afzonderlijk in geslachtscellen ( gameten ).
Alleen bij vrouwen voorkomende vergrote chromatinekorrel de zogenaamde
sexchromatine.
Het fenomeen waarbij vrouwtjes van een soort heterozygoot voor Xchromosoom allelen en dus fenotypisch uitdrukkelijke verschillende allelen,
afhankelijk van de geslacht chromosoom geïnactiveerd in die plaats op de
vrouwtjes lichaam. Bv lapjes kat
Maternale overerving is een niet-Mendeliaanse vorm van overerving waarbij
een kenmerk of een ziekte alleen via de moeder overgeërfd wordt. Het is
dan afkomstig van het mitochondriaal en chloroplastich dna
De centimorgan (cM) is de eenheid van genetische recombinatiefrequentie.
Er zijn twee mogelijke manieren om de morgan (= 100 cM) op te definiëren:
De morgan kan opgevat worden als een kans: een recombinatiefrequentie
van 0 M duidt dan op een kans van 0% dat de twee genen met elkaar zullen
recombineren. Een recombinatiefrequentie van 1 M duidt dan op een kans
van 1 = 100% dat de twee genen met elkaar zullen recombineren.
kaart eenheid (mu) is een eenheid voor het meten van genetische linkage .
Het is gedefinieerd als de afstand tussen chromosoom posities (ook
genoemd, loci of merkers ) die het verwachte gemiddelde aantal betrokken
chromosomale crossovers in een generatie is 0.01. Het wordt vaak gebruikt
om de afstand af te leiden langs een chromosoom .
Genetische merkers die opgespoord kunnen werden aan de hand van
moleculaire technieken maar die geen fenotype veroorzaken
betreft een variatie in het DNA - een polymorfisme - van een enkele
nucleotide lang. Op één plaats in het genoom kan men dan bij verschillende
mensen een ander nucleotide aantreffen.
Erfelijke ziekte waarbij, door een afwijkende samenstelling van
hemoglobine, rode bloedcellen een sikkelvorm aannemen. Het gevolg is
zuurstoftekort en een versnelde afbraak van rode bloedcellen.
nondisjunction
Aneuploide
gameten
monosome
trisomics
epigenetica
erfelijkheidsadviser
ing
Vruchtwaterpuncti
e
vlokkentest
Transformatie
Een bacteriofaag
Purine
Pyrimidine
Een fosfodiesterbinding
Basenpaar
Semi-conservatieve
model/replicatie
De Meselson-Stahl
experiment
De DNApolymerasen
Nondisjunction is het falen van chromosoom paren of zuster chromatiden
tijdens celdeling om naar tegenliggende polen te migreren gedurende elke
van de meiotische delingen
Gameten met ontbrekende of extra chromosomen
Een diploïde cel missen van een enkel chromosoom. Een cel of individu dat
in feite diploïde maar dat slechts een exemplaar van een bepaald
chromosoom en dus chromosomen 2n - 1.
Een trisomie is een soort polysomie waarin er drie exemplaren van een
bepaald chromosoom , in plaats van de normale twee. Een trisomie is een
vorm van aneuploïdie (een abnormaal aantal van chromosomen).
De studie waarbij gekeken wordt naar overerfbare veranderingen in
genfunctie zonder dat veranderingen in de DNA sequentie optreden.
De analyse van het risico van het produceren van genetisch defect in
nakomelingen binnen een familie, en de presentatie aan de familieleden van
de beschikbare opties om de mogelijke risico's te voorkomen of te
verbeteren
is een prenataal onderzoek waarbij een beetje vruchtwater van een
zwangere vrouw wordt afgenomen voor onderzoek. Hiermee kunnen
chromosomale afwijkingen, bijvoorbeeld het syndroom van Down worden
opgespoord
Een vlokkentest of chorionvillusbiopsie is een prenataal onderzoek.
Bij een vlokkentest neemt men wat chorionvilli af. Dit zijn kleine
uitstulpingen van de placenta. om aandoeningen bij de foetus op te kunnen
sporen.
Transformatie is een genetische verandering van het genoom van een cel
door introductie, opname en ten slotte het tot expressie komen van vreemd
genetisch materiaal (DNA of RNA).
of kortweg faag is een klein virus dat enkel bacteriën infecteert.
s een heterocyclische verbinding met de chemische formule C5H4N4. De
stof is de basis voor de groep derivaten die purines genoemd worden,
organische basen die bestaan uit gesubstitueerd purine.
is een organische base die bestaat uit een heterocyclische aromatische ring
met twee stikstofatomen.
(kortweg: fosfodi-ester) is een relatief sterke covalente binding tussen een
fosfaatgroep en 2 alcoholen, via 2 esterbindingen.
Het erfelijk materiaal, DNA, bestaat uit een zeer lange dubbele keten van
basenparen in de vorm van een dubbele helix. Deze basenparen bestaan uit
steeds twee nucleotiden. De gedeelten van de nucleotiden, die de
basenparen vormen, worden basen genoemd.
Bij het kopiëren van de genetische informatie ontstaan er 2 complementaire
strengen DNA. De 1 is nieuw aangemaakt tegen 1 van de 2 oude aan. Er blijft
dus 1 oude streng over.
was een experiment door Matthew Meselson en Franklin Stahl in 1958 die
de hypothese dat ondersteund DNA-replicatie was semiconservative . In
semiconservative replicatie als de dubbelstrengs DNA helix gerepliceerd elk
van de twee nieuwe dubbelstrengs DNA helices bestond uit een streng van
de oorspronkelijke helix en een nieuw gesynthetiseerde.
zijn enzymen die DNA-moleculen door het samenvoegen nucleotiden, de
bouwstenen van DNA. Deze enzymen zijn essentieel voor DNA-replicatie en
DNA polymerase I
(of Pol I )
Een replicon
DNA polymerase II
DNA polymerase 3
endonucleasen
Exonucleasen
Helicases
DNA supercoiling
Topoisomerase
DNA gyrase
Leading strand
Lagging strand
Okazakifragmenten
De replicatie vork
DNA ligase
De replisome
Telomerase
een mutageen
Nutritional
mutations
werken meestal in paren van twee identieke DNA-strengen te maken van
een origineel DNA molecuul.
is een enzym dat deelneemt in het proces van DNA-replicatie .het was de
eerste bekende DNA-polymerase
is een DNA molecuul of RNA molecuul, of een gebied van DNA of RNA, dat
repliceert door een oorsprong van replicatie .
(ook bekend als DNA Pol II of Pol II ) een prokaryotische DNA polymerase
waarschijnlijk betrokken bij DNA-herstel .
DNA-polymerase III holo-enzym is het primaire enzym complex betrokken bij
prokaryote DNA-replicatie .
Endonucleasen zijn enzymen die het splitsen fosfodiesterbinding in een
polynucleotide keten.
Exonucleasen zijn enzymen die werken door het splitsen van nucleotiden
een voor een vanaf het uiteinde (exo) van een polynucleotide keten.
zijn een klasse van enzymen die essentieel voor alle levende organismen .
Hun belangrijkste functie is om de genen van een organisme uitpakken.
verwijst naar de over-of onder-wikkeling van een DNA-streng, en is een
uitdrukking van de spanning op die streng. Supercoiling is belangrijk bij een
aantal biologische processen, zoals verdichten DNA.
zijn enzymen die het forceren van of ontwinding van DNA reguleren. De
kronkelige probleem van DNA ontstaat als gevolg van het vervlochten
karakter van de dubbele-helix structuur
een enzym dat stam verlicht terwijl dubbelstrengs DNA wordt afgewikkeld
door helicase . Dit veroorzaakt negatieve supercoiling van het DNA.
de streng ontluikende DNA dat wordt gesynthetiseerd in dezelfde richting
als de groeiende replicatie vork. Een polymerase "leest" de belangrijke
bundel template en voegt complementaire nucleotiden aan de ontluikende
leidende streng op een continue basis.
De achterblijvende streng is de streng van DNA die ontluikende richting
synthese tegengesteld aan de richting van de groeiende replicatie vork.
Okazaki-fragmenten zijn kort, nieuw gesynthetiseerde DNA-fragmenten die
worden gevormd op de achterblijvende mal streng tijdens DNA-replicatie .
is een structuur die zich vormt in de kern gedurende de DNA replicatie. Het
is gemaakt door helicasen die de waterstofbindingen die de twee DNAstrengen elkaar breken.
is een specifiek type enzym, een ligase , dat het samenvoegen van DNA –
strengen vermakelijk door elkaar door het katalyseren van de vorming van
een fosfodiester binding .
Een ribosoom-deeltjes die een complex van eiwitten bevat die zich
bezighouden met de replicatie van DNA.
Telomerase is een ribonucleoproteïne dat een enzym dat bijdraagt DNA
sequentie herhalingen (" T T A G G G "bij alle gewervelde dieren) aan het 3'uiteinde van DNA-strengen in de telomere gebieden, die worden
aangetroffen aan de uiteinden van eukaryote chromosomen
is een fysisch of chemisch agens dat het genetisch materiaal, gewoonlijk
verandert DNA van een organisme en verhoogt de frequentie van mutaties
boven het natuurlijke achtergrondniveau.
mutaties die ervoor zouden zorgen dat cellen niet meer kunnen groeien in
minimaal medium
De een gen-een
enzym hypothese
De centrale dogma
van de moleculaire
biologie
Transcriptie
translatie
Retrovirussen
Reversetranscriptase
matrijsstreng
Rna polymerase
Coderende streng
messenger RNA
ribosomaal RNA
Transfer RNA
(tRNA)
snRNA
SRP
siRNA
miRNA
is het idee dat genen werken door de productie van enzymen , met elk gen
verantwoordelijk voor de productie van een enzym dat op zijn beurt invloed
heeft op een enkele stap in een metabole route
Werd eerst beschreven door Fransis Crick ;Informatie gaat maar in één
richting, van DNA naar RNA naar proteïne. Van DNA naar RNA is transcriptie,
het levert een exact kopie van DNA, van RNA tot proteïne heet translatie.
proces dat van het DNA van een gen een complementaire kopie maakt
bestaande uit messenger-RNA (mRNA).
Bij de translatie bindt het tRNA (Transfer RiboNucleïnezuur) zich aan een
aminozuur, om deze vervolgens "af te leveren" bij het ribosoom. In het
ribosoom komen het mRNA en het passende tRNA bij elkaar.
zijn virussen die hun erfelijk materiaal opslaan in de vorm van RNA. Bij de
infectie van een gastheercel wordt de in het virale RNA vastgelegde
genetische code naar DNA gekopieerd.
is een enzym dat RNA in DNA kan omzetten. Dit eiwit is afkomstig van een
retrovirus. Omdat de 'gastheercel' in het algemeen niet in staat is om deze
omzetting van RNA in DNA te maken, maakt het benodigde eiwit, reversetranscriptase, deel uit van het genoom van het virus. Ook eukaryoten
hebben zelf het enzym reverse transcriptase dat gebruikt wordt voor het
herstellen van DNA-beschadigingen.
De streng van een DNA-segment dat wordt getranscribeerd in mRNA
De core polymerase kan RNA synthetiseren van een DNA sjabloon. Het
holoenzyme kan de synthese initiëren.
Een DNA streng met de zelfde basesequentie als het RNA transcript
produceert, deze streng bevat codons, terwijl de niet coderende streng
anticodons bevat
mRNA is een vorm van RNA, welke als 'boodschapper' (messenger) twee
processen met elkaar verbindt: de transcriptie, waarbij een stuk DNA (een
gen) overgeschreven wordt tot mRNA, en de translatie, waarbij het mRNA
wordt vertaald naar een keten van aminozuren (een eiwit).
belangrijk is voor de eiwitsynthese. Het rRNA-molecuul is een onderdeel van
het ribosoom, en heeft als functie het katalyseren van de reactie die de
eiwitketen verlengt.
belangrijke rol speelt bij de translatie van mRNA naar eiwitten. tRNA is een
ribozym, een RNA-molecuul met enzymatische activiteit.
Het tRNA-molecuul heeft de vorm van een kruis, dit wordt een
klaverbladstructuur genoemd.
Klein nucleair RNA (snRNA), is een klasse van kleine RNA moleculen die
worden gevonden in de kern van eukaryotische cellen. helpen bij de
regulatie van transcriptiefactoren of RNA polymerase II en onderhoud van
de telomeren .
Het signaal erkenning deeltje is een overvloedige, cytosol, universeel
geconserveerd ribonucleoproteïne ( eiwit - RNA -complex) dat erkent en
richt specifieke eiwitten aan het endoplasmatisch reticulum in eukaryoten
en de plasmamembraan in prokaryoten .
Kleine interfererende RNA waarvan de voornaamste taak is, het controleren
tijdens de genexpressie
Een microRNA is een kleine, niet-coderende RNA-molecuul (bevattende
ongeveer 22 nucleotiden) in planten, dieren en sommige virussen, die
functioneert in transcriptionele en post-transcriptionele regulatie van
genexpressie
open leesraam
Frameshiftmutatie
een stopcodon (of
terminatiecodon )
De start codon
Degeneratie
promotor
start site
terminator
Transcription
eenheid
Een transcriptie
bubble
een operon
RNA polymerase
RNA polymerase II
RNA polymerase III
De TATA box
een
transcriptiefactor
Een primair
transcript
Mature mRNA
5 'cap
methyl-G cap
3' poly-a tail
een DNA-sequentie waarvan de lengte variabel is en waarin stopcodons
ontbreken waardoor het gen zonder onderbreking in een eiwit kan worden
vertaald
is een benaming voor bepaald type mutatie in genen. Bij dit type mutatie
wordt het genetische leesraam verschoven. Het eiwit, het product van dit
gen, zal vanaf deze mutatie geheel veranderd zijn en meestal geen functie
meer kunnen vervullen.
is een nucleotide triplet in messenger RNA dat van signalen translatie
beëindigd .
is het eerste codon van een messenger RNA (mRNA) transcript vertaald door
een ribosoom .
Degeneratie van codons is de redundantie van de genetische code ,
vertoonde de veelheid drie codon combinaties opgeven van een aminozuur.
Een gebied op een DNA-molecuul waaraan een RNA-polymerase bint en de
transcriptie initieerd.
.
In moleculaire genetica, het basepaar op DNA dat correspondeert met de
eerste nucleotide opgenomen in het primaire RNA transcript door RNA
polymerase
een transcriptie terminator is een deel van nucleïnezuur sequentie die het
einde markeert van een gen of operon in genomisch DNA tijdens de
transcriptie . Deze sequentie bemiddelt door transcriptionele beëindiging
signalen in de nieuw gesynthetiseerde mRNA dat behandelingen die de
mRNA los van het activeren transcriptionele complex
Het segment van het DNA tussen de stukken van initiatie en en terminatie
bij transcriptie door RNA polymerase
is een moleculaire structuur die optreedt tijdens de transcriptie van DNA bij
een beperkt deel van de DNA dubbele streng wordt afgewikkeld.
een functionerende eenheid van genomisch DNA dat een cluster van genen
onder de controle van een enkele promotor .
RNA polymerase ( RNAP of RNApol ), een enzym dat primaire transcript RNA
produceert In cellen
RNA polymerase II (ook wel RNAP II en Pol II ) is een enzym dat in eukaryote
cellen voorkomt .
Dat is betrokken is bij de productie van tRNA, siRNA en 5S rRNA.
is een DNA-sequentie ( cis-regulerend element ) in het promotorgebied van
genen in archaea en eukaryoten , ongeveer 24% van de menselijke genen
bevatten TATA box in de kernpromotor.
(ook wel een sequentie-specifieke DNA -bindende factor) is een eiwit dat
bindt aan specifieke DNA-sequenties , waardoor het regelen van de stroom
(of transcriptie ) van genetische informatie van DNA naar messenger RNA .
is het enkelstrengs ribonucleïnezuur (RNA) gesynthetiseerd door transcriptie
van DNA, en verwerkt diverse rijpe RNA zoals mRNA, tRNA en rRNA.
Oudere messenger RNA, vaak afgekort als rijpe mRNA is een eukaryote RNAtranscript dat is gestript en verwerkt en is klaar voor vertaling tijdens
eiwitsynthese.
is speciaal aangepast nucleotide aan het 5'-uiteinde van precursor
messenger RNA en andere primaire transcripten zoals in eukaryoten.
Een spliceosome
Een intron
Een exon
pre-mRNA splicing
snRNP s
Alternatieve
splicing
Een aminoacyl
tRNA synthetase
Acceptor stam
anticodon loop
oplaadreaction
P site
A site
E site
peptidyl
transferase
Initiation complex
Initiator t RNA
ribosome-binding
sequence
Rek factoren/
elongation factor
EF-Tu (
elongatiefactor
thermo instabiel)
Signaalsequentie
Het signaal
erkenning deeltje
(SRP)
puntmutatie
is een grote en complexe moleculaire machine hoofdzakelijk teruggevonden
in de kern van eukaryoten. De spliceosome is samengesteld uit snRNPs en
eiwitcomplexen .
is elke nucleotidesequentie in een gen dat wordt verwijderd door RNA
terwijl de uiteindelijke rijpe RNA-product van een gen wordt geproduceerd.
is een stukje DNA dat zich bevindt in een gen en deze delen uit het gen
zullen vertaald worden naar het mRNA
zijn RNA -eiwitcomplexen die combineren met ongewijzigde pre-mRNA en
diverse andere eiwitten aan een te vormen spliceosome , een grote RNAeiwit moleculair complex op die splicing van pre-mRNA optreedt.
is een gereguleerd proces in genexpressie die resulteert in een gen dat
codeert voor verschillende eiwitten .
( ARS ) is een enzym dat verestering van een specifiek aminozuur of zijn
precursor op een van alle compatibele verwante tRNA's voor het vormen
aminoacyl-tRNA katalyseert.
De dubbelstrengige tak van een tRNA molecule waaraan een aminozuur
wordt gekoppeld
de onderste lus van het klaverblad een het kan basenparen met codons in
mRNA.
De enzymgekatalyseerde reactie; verbindt de acceptor stam met de
carboxylgroep van het aminozuur
hierop bindt het tRNA dat vastgehecht wordt aan de groeiende eiwitketen.
De volgorde dat het mRNA passeert is A-P-E.
hierop bindt het tRNA dat het volgende aminozuur draagt. De volgorde dat
het mRNA passeert is A-P-E.
hierop bindt het tRNA dat het laatste aminozuur draagt. De volgorde dat het
mRNA passeert is A-P-E.
is een aminoacyltransferase en de voornaamste enzymatische functie van
het ribosoom , welke vormen peptidebindingen tussen aangrenzende
aminozuren met tRNA tijdens translatie proces van eiwit biosynthese
omvat de initiator tRNA dat geladen is met N-formylmethionine, de kleine
ribosomale subeenheid en de mRNA streng
wordt gebonden aan de P plaats met de lege A plaats.
zijn een reeks proteïnen die gebruikt worden in de eiwitsynthese in de cel. In
het ribosoom , vergemakkelijken ze translationeel rek, de vorming van de
eerste peptidebinding aan de vorming van de laatste.
is een van de prokaryote rek factoren . Rek factoren deel van het
mechanisme dat nieuwe eiwitten synthetiseert door translatie op de
ribosoom .
Het segment van een mRNA-molecuul van de 5 'einde aan het start
codon van het structurele gen In eukaryoten, is de signaal sequentie meestal
niet vertaald.
is een overvloedige, cytosol, universeel geconserveerd ribonucleoproteïne (
eiwit - RNA -complex) dat erkent en richt specifieke eiwitten aan het
endoplasmatisch reticulum in eukaryoten en de plasmamembraan in
prokaryoten .
is een soort van mutatie die de vervanging van een enkele base veroorzaakt
nucleotide door een andere nucleotide van het genetisch materiaal, DNA of
base substitution
mutation
een missense
mutatie
Een chromosoom
afwijking of
mutatie
Delection
Gen duplicatie
Een inversie
een chromosoom
translocatie
regulatory proteins
major groove
dna-binding motifs
helix-draai-helix
(HTH)
homeodomein
Een zinkvinger
Een leucine rits
Positieve controles
Negatieve
controles
een repressor
RNA . De term puntmutatie omvat ook inserties of deleties van een enkel
basenpaar.
Een genetische mutatie die een basenpaar voor een andere vervangt in
DNA. Wanneer de nieuwe codon steeds hetzelfde aminozuur codeert dat
heet een stille mutatie.
een puntmutatie waarbij een enkel nucleotide verandering resulteert in een
codon dat codeert voor een ander aminozuur
is een ontbrekende, extra of onregelmatige gedeelte van chromosomaal
DNA.
Het verlies van een gedeelte van een chromosoom. Leesraamverschuiving
kan worden veroorzaakt door een of meer kleine
deletie, maar veel grotere gebieden van een chromosoom kan ook verloren
gaan . Als er te veel informatie verloren gaat, is de delection gewoonlijk
fataal voor het organisme.
is een belangrijk mechanisme waardoor nieuwe genetische materiaal
ontstaat tijdens moleculaire evolutie . Het kan worden gedefinieerd als
dubbel een gebied van DNA dat een gen bevat .
Een deel van het chromosoom breekt op twee plaatsen, draait, en wordt in
de omgekeerde richting teruggezet. Deze mutatie heeft geen effect op het
fenotype.
is een chromosoomafwijking dat wordt veroorzaakt door herschikking van
onderdelen tussen homologe chromosomen .
Eiwitten die werken door het moduleren van het vermogen van RNApolymerase te binden aan de
promotor.
Hoe dieper een van de 2 groeven rond een molecule wikkelen
zijn een soort bindingsplaats in DNA waar andere moleculen kunnen binden.
DNA- bindende plaatsen verschillen van andere bindingsplaatsen, dat (1) ze
deel uitmaken van een DNA-sequentie (bijvoorbeeld een genoom) en (2) ze
zijn gebonden DNA-bindende eiwitten .
is een belangrijk structureel motief kan binden aan DNA. Het bestaat uit
twee α helices verbonden door een korte streng van aminozuren
is een eiwit structureel domein dat DNA of RNA bindt en is dus vaak
gevonden in transcriptiefactoren.
is een klein eiwit structureel motief dat wordt gekenmerkt door de
coördinatie van een of meer zink- ionen om het vouwen te stabiliseren.
is een gemeenschappelijk driedimensionale structurele motief in eiwitten.
Deze motieven worden gewoonlijk aangetroffen als onderdeel van een DNAbindingsdomein in verschillende transcriptiefactoren en zijn dus betrokken
bij het reguleren van genexpressie .
verhoogt de frequentie van de initiatie van transcriptie
Activatoren verhogen de binding van RNA polymerase aan de promotor
Effector moleculen kunnen verhogen of verminderen
vermindert de frequentie van de initiatie van transcriptie
Repressoren binden aan de operatoren in het DNA
Allosterisch gestuurd
Antwoorden aan de effector molecule: versterken of vernietigen de binding
aan DNA
is een DNA- of RNA bindend eiwit dat de expressie van een of meer genen
door binding aan de operator remt . Een DNA-bindende repressor blokkeert
Operator
De lac operon
trp operon
inductie
Repressie
CAP
CRP
Inducer uitsluiting
derepressed
Algemeen
transcriptiefactore
n (GTFS)
specific
transcription
factors
en enhancer
transcription
complex
Chromatine
structuur
remodeling (RSC)
complex
interfering rnas
De RNAgeïnduceerd
silencing complex
of RISC
RNA interferentie (
RNAi )
translation
repressor proteins
Een protease
ubiquitine
de binding van RNA polymerase aan de promotor , waardoor het voorkomen
van transcriptie van de genen in messenger RNA .
Een chromosomaal gebied dat kan interageren met een specifieke
repressors, waardoor de functie van aangrenzende genen wordt
gecontroleerd .
(lactose operon) een operon vereist voor het transport en metabolisme van
lactose in Escherichia coli en andere darmbacteriën .
is een operon - een groep van genen die worden gebruikt of gekopieerd, dat
codeert voor de componenten voor de productie van tryptofaan .
enzymen voor een bepaald proces worden geproduceerd als antwoord op
een substraat
in staat zijn om een enzyme te maken maar het niet aanmaken
Adenylaatcyclase geassocieerd eiwit is een actine-bindend eiwit dat
oorspronkelijk werd geïdentificeerd als bindingspartner voor
adenylaatcyclase
s een zogenaamd acutefase-eiwit. CRP wordt geproduceerd door de lever en
afgegeven in de bloedbaan. Na het ontstaan van een ontsteking neemt de
hoeveelheid CRP in het lichaam binnen een paar uur toe.
Inducer uitsluiting: aanwezigheid van glucose verhindert het transport van
lactose in de cel.
Een verhoogde synthese van het genproduct dat tot stand gebracht door het
voorkomen van de interactie van een repressor
ook bekend als basale transcriptiefactoren, zijn een klasse van eiwitten
transcriptiefactoren die binden aan specifieke plaatsen op het DNA
is een kort gebied van DNA dat gebonden kan worden met eiwitten
activeren de transcriptie van een gen of genen.
Samengesteld stel van transcriptiefactoren die nodig zijn voor het vormen
van een initiatie complex
Een groot complex van proteïnes die enzymen dat histonen wijzigen omvat
en DNA zo laat veranderen in chromatiestructuur zelf
omvat de productie van siRNAs. De productie is analoog aan miRNAs maar
siRNAs ontstaan uit lang dubbel-strengig RNA.
is een multi-eiwitcomplex dat een streng van een kleine interfererende RNA
(siRNA) of microRNA (miRNA) bevat. RISC gebruikt de siRNA of miRNA als
een sjabloon voor het herkennen van complementaire mRNA
is een biologisch proces waarbij RNA -moleculen genexpressie remmen,
typisch door het veroorzaken van de vernietiging van specifieke mRNA
moleculen.
Eiwitten die kunnen vertalen door binding aan te gaan met het begin van de
transcriptie, zodat het niet kan hechten aan het ribosoom.
(ook genoemd peptidase of protease ) is het enzym dat proteolyse uitvoert
Ubiquitine is een klein regulerende eiwit dat is gevonden in vrijwel alle
weefsels ( alomtegenwoordig ) van eukaryotische organismen.
Proteasome
Recombinant DNA
Restrictieplaatsen
of restrictie
herkenningsplaatse
n
Palindrome
en kloon
Transgene
organismen
Een plasmide
Een Ti of tumor
inducerende
plasmide
transferDNA
Taq polymerase
amplification
DNA bank
Een genomische
bibliotheek
Reverse
transcriptase RT
complementair
DNA ( cDNA )
Een Southern blot
De western blot
RELPs
dna fingerprinting
zijn eiwitcomplexen in alle eukaryoten en archaea , en in sommige bacteriën
. In eukaryoten worden ze in de kern en het cytoplasma gevromt. De
belangrijkste functie van het proteasoom is onnodige of beschadigde
eiwitten breken door proteolyse , een chemische reactie die
peptidebindingen breekt
Samengesteld DNA-molecuul gemaakt invitro door een vreemd DNA met
een vector molecuul
zijn locaties op een DNA- molecuul dat specifiek sequenties van nucleotiden
die worden herkend door restrictie-enzymen .
Een reeks deoxyribonucleotide basenparen dat dezelfde (5 'naar 3') gelezen
worden op complementaire strengen. Palindromen dienen als erkenning
voor restrictie endonucleasen, RNA polymerasen en andere enzymen.
is een groep van identieke cellen die een gemeenschappelijk voorgeslacht
delen, wat betekent dat ze zijn afgeleid van dezelfde cel.
is een organisme dat een vreemd gen (een transgen) afkomstig van een
ander soort organisme in zijn erfelijk materiaal (DNA) draagt.
is een klein DNA- molecuul dat fysiek gescheiden is van, en onafhankelijk
van, repliceren chromosomaal DNA in een cel. Meest gevonden als kleine,
ronde, dubbelstrengs DNA moleculen in bacteriën
is een circulair plasmide Dit is de meest gebruikte vector voor plant
genetische manipulatie. Het bekomen van Agrobacterium tumefaciens, dat
normaal loofplanten infecteert. Deel van de Ti plasmide integreert in het
plant DNA en andere genen kunnen eraan vastgehecht worden.
De transport DNA van TI plasmide van sommige soorten of bacteriën
is een thermostabiel DNA-polymerase genoemd naar de thermofiele
bacterie Thermus aquaticus waaruit het oorspronkelijk door werd geïsoleerd
Een proces waardoor specifieke DNA-sequenties worden gerepliceerd
een verzameling van DNA-fragmenten die worden opgeslagen en
vermeerderd in een populatie van micro-organismen door het proces van
moleculaire klonering .
is een verzameling van totaal genomisch DNA van een organisme . Het DNA
wordt opgeslagen in een populatie van identieke vectoren , die elk een
andere insertie van DNA.
is een enzym dat wordt gebruikt voor het genereren van complementair
DNA (cDNA) van een RNA- template, RT is nodig voor de replicatie van
retrovirussen (bijv. HIV ) en RT inhibitoren worden veel gebruikt als
antiretrovirale geneesmiddelen .
Dna monster wordt geknipt door restrictie enzymen en gescheiden door
gelelectroforese, gel wordt geblot met filterpapier elk fragment dat een
nucleotide volgorde complementaire heeft met de volgorde van de sonde
komt overeen met de sonde
Eiwiten worden gescheiden door electroforese en dan geblot op een filter.
De detectie veronderstelt een antilichaam dat met een eiwit kan binden
techniek die gebruikt wordt om verschillen tussen het DNA van individuen te
ontdekken
polymorfisch
Mutagenese
Invitro
mutagenesis
Een knockout muis
Embryonale
stamcellen ( EScellen
Een subeenheid
vaccin
DNA-vaccinatie
Ernstige
gecombineerde
immunodeficiëntie
( SCID ),
Glyfosaat
marker assisted
breeding
Genetische kaart
Physical maps
Contig
ontstaat wanneer twee of meer duidelijk verschillend fenotypen bestaan in
dezelfde populatie van een soort met andere woorden, de aanwezigheid van
meer dan een vorm of morph
is een proces waarbij de genetische informatie van een organisme wordt
veranderd op een stabiele wijze, wat resulteert in een mutatie .
Dit is de mogelijkheid om mutaties te maken op gelijk welke plaats in een
gecloneerd gen en is gebruikt om knock-out muizen te produceren. Hierbij
wordt een gekend gen inactief gemaakt. Het effect van dit functieverlies
wordt dan nagegaan op het ganse organisme. Dit is een voorbeeld van
omgekeerde genetica.
is een genetisch gemanipuleerde muis waarin onderzoekers geïnactiveerd of
"knock out", een bestaand gen door vervanging of onderbreken met een
kunstmatig stukje DNA . Het verlies van genactiviteit veroorzaakt vaak
veranderingen in een muis fenotype , die het uiterlijk, het gedrag en andere
waarneembare fysische en biochemische kenmerken omvat.
zijn pluripotente stamcellen afgeleid van de binnenste celmassa van een
blastocyst , een vroeg-stadium pre-implantatie embryo's
Injectie van een onschadelijk recombinant virus die leidt tot immuniteit
is een techniek voor het beschermen van een organisme tegen ziekte door
injectie met genetisch gemanipuleerde DNA produceren een
immunologische respons
is een genetische aandoening gekenmerkt door de afwezigheid van
functionele T- lymfocyten, hetgeen een defect antilichaamreactie door
ofwel directe betrokkenheid van B lymfocyten of een foutief B lymfocyt
activering door niet-functioneel T-helpercellen
is een organische fosforverbinding die als niet-selectief systemisch
totaalherbicide zeer ruim toegepast wordt.
Een proces waarbij een marker (morfologische, biochemische of een
basis van DNA / RNA variatie) wordt gebruikt voor indirecte selectie van een
genetische determinant of determinanten
Abstracte kaarten die de relatieve plaats van genen op chromosomen
aangeven, zijn gebaseerd op de recombinatie frequentie
is een set van overlappende DNA- segmenten die samen een consensus
gebied van DNA vertegenwoordigen .
FISH ( fluorescentie is een cytogenetische FISH maakt gebruik van fluorescerende probes die
in situ hybridisatie
binden aan alleen die delen van het chromosoom waar ze een hoge mate
van sequentie- complementariteit vertonen .
A -sequence tagged is een korte DNA- sequentie die een enkele gebeurtenis heeft in het genoom
website (of STS )
en waarvan de plaats en basenvolgorde bekend.
dideoxynucleotide dideoxynucleotiden zijn ketenbeëindigende remmers van DNA-polymerase
n
clone-by-clone
Overlappenede gebieden tussen BAC klonen worden geïdentificeerd door
sequencing
restrcitekatering of STS analyse
shotgun
is een methode voor het rangschikken lange DNA -strengen.
sequencing , ook
wel shotgun
klonering
consensussequenti
e
Open reading
frame
Bioinformatica
annotatie
single-copy genes
Segmentale
duplicaties (SDS)
multigenfamilie
tandem clusters
noncoding dna
within genes
structural dna
SSRs
Segmentale
duplicaties (SDS)
Pseudogenen
Een transposon (
TE , transposon of
retrotransposon )
microRNA genes
Lange, niet
coderende RNA
Transposable
elements
long interspersed
elements
Short interspersed
elements
is de berekende volgorde van de meest voorkomende residuen, ofwel
nucleotide of aminozuur , gevonden op elke positie in een sequentieuitlijning .
open leeskader (ORF) is het deel van een leeskader dat geen stopcodons
bevat voor een afstand die grooot genoeg is om voor een eiwit te coderen.
is de wetenschap die tot doel heeft de biologische kennis te verrijken door
kennis uit de informatica toe te passen op biologische data. De bioinformatica is dan ook meer een biologische discipline dan een subdomein
van de informatica.
het toevoegen van informatie, zoals ORFs, aan de primaire sequentie
informatie.
zijn segmenten van DNA met bijna identieke sequentie
is een verzameling van meerdere gelijksoortige genen, gevormd door
duplicatie van een enkel origineel gen, en in het algemeen met gelijksoortige
biochemische functies.
Identieke copies van genen die samen in groepen voorkomen (omvat ook
rRNA genen)
Gedieden die niet voor eiwitten coderen is niet coderend dna
Prodtiencoderende exonen zijn ingebed in veel langere niet coderende
intronen
Constitutieve heterochromatine genoemd , geldern in centromeren en
telomeren
is een soort variabel aantal Tandem Repeat (VNTR). Microsatellieten zijn
meestal co-dominant . Ze worden gebruikt als moleculaire merkers van STRanalyse , voor verwantschap , bevolking en andere studies. Ze kunnen ook
worden gebruikt voor onderzoek naar gen-duplicatie of deletie , marker
assisted selection en vingerafdrukken .
zijn segmenten van DNA met bijna identieke sequentie.
Segmentale verdubbelingen aanleiding geven tot lage kopie herhalingen
(LCR) en worden verondersteld een rol in het creëren van te hebben
gespeeld nieuwe primaat genen zoals weerspiegeld in de menselijke
genetische variatie .
zijn disfunctionele familie van genen die de verloren eiwit -coderende
vermogen of anderszins niet meer tot expressie komen in de cel .
is een DNA-sequentie die haar positie binnen het genoom kan veranderen,
soms het creëren of het omkeren van mutaties en het veranderen van de cel
van de grootte van het genoom .
is een DNA-sequentie die haar positie binnen het genoom kan veranderen ,
soms creëren of het omkeren van mutaties en het veranderingen van de cel
doen ter grootte van het genoom .
zijn een groep van niet-LTR retrotransposons die wijdverbreid in het
genoom van velen eukaryoten .
Een expressed
sequence tag of
EST
aaneenschakelings
onevenwichtigheid
een genoom-brede
associatie studie
(GWA studie, of
GWAS),
Een haplotype
genomics
functionele
genomics
Een DNAmicroarray
Het proteoom
Proteomics
De transcriptoom
Celdeling
celldifferentiatie
De wetenschap van
de patroonvorming
(pattren formation)
Morfogenese
Cleavage
een blastomeer
Een meristeem
Cell determination
is een korte sub-sequentie van een cDNA- sequentie. Ze kunnen worden
gebruikt om genen te identificeren transcripten , en zijn rol in de genen en
gen-sequentiebepaling.
aaneenschakelingsonevenwichtigheid is de niet-willekeurige associatie van
allelen op twee of meer loci , die afstammen van een enkele, voorouderlijke
chromosomen .
is een onderzoek van veel voorkomende genetische varianten in
verschillende individuen te zien als een variant geassocieerd met een
eigenschap.
is een combinatie van allelen ( DNA- sequenties) op aangrenzende plaatsen (
loci ) op een chromosoom die samen worden overgeërfd.
Genomics is een discipline in de genetica die van toepassing van
recombinant-DNA , DNA-sequencing methoden, en bio-informatica om de
sequentie, assembleren, en de functie en structuur van analyseren genoom
(de volledige set van DNA in een enkele cel van een organisme)
is een gebied van moleculaire biologie dat pogingen om het gebruik van de
enorme overvloed aan gegevens die het genomische projecten (zoals maken
genoom sequentiebepalingsprojecten ) beschrijven gen (en eiwitten )
functies en interacties.
is een verzameling van microscopische DNA bevestigd aan een vast
oppervlak.
is het geheel van eiwitten door expressie gebracht genoom , cel, weefsel of
organisme op een bepaald moment.
Is de studdie van een proteome (proteoom)
is de verzameling van alle RNA moleculen zoals mRNA , rRNA , tRNA , en
andere niet-coderende RNA geproduceerd in een of een populatie van
cellen .
is het proces waarbij een ouder cel verdeelt in twee of meer dochtercellen
.Celdeling gebeurt meestal als onderdeel van een grotere celcyclus .
celdifferentiatie is het proces waarbij een minder gespecialiseerde cel een
meer gespecialiseerde celtype wordt.
bezighoudt met de zichtbare, ( statistisch ) ordelijke uitkomsten van
zelforganisatie en de gemeenschappelijke beginselen achter gelijkaardige
patronen in de natuur .
is het biologische proces dat een organisme om zijn vorm te ontwikkelen
veroorzaakt. Het is een van de drie fundamentele aspecten van
ontwikkelingsbiologie samen met de regeling van celgroei en
celdifferentiatie .
is de deling van cellen in het vroege embryo . De zygoten van vele soorten
ondergaan snelle celdelingen zonder significante groei, waardoor een
cluster van cellen dezelfde grootte als de oorspronkelijke zygote .
is een soort cel geproduceerd door splitsing ( celdeling ) van de zygote na
bevruchting en is een essentieel onderdeel van blastula formatie.
is het weefsel in de meeste planten met ongedifferentieerde cellen (
meristematic cellen ), gevonden in de zones van de plant waar groei kan
plaatsvinden.
moleculaire beslissing om een bepaalde celsoort te worden. Cellen worden
bepaald voor differentiatie. Standaard test voor determinatie is de cel elders
te enten.
Inductie
Stamcellen
Totiptentie
Pluripotenct
multipotent
Unipotent
somatischecelkernen ( SCNT )
reproductief
klonen
therapeutisch
klonen
Polariteit
Metamorfose
Syncytial
blastoderm
cellular blastoderm
Bicoid
Nanos
Een morfogeen
Hunchback
Caudal
Gap gen
Pair rule gen
Een segmentatie
gen
Segment polarity
genes
homeotische
genen
De verandering van het lot van de cel door wisselwerking met een
aangranzende cel
zijn ongedifferentieerde biologische cellen die kunnen differentiëren in
gespecialiseerde cellen en kunnen delen (via mitose ) in meer stamcellen
Cellen die kunnen leiden tot gelijk welk weefsel in een organisme
geven aanleiding tot cellen in het volwassen lichaam van een organisme
Geven aanleiding tot een beperkt aantal cellen
Geven aanleiding tot een enkel celtype
is een laboratorium techniek voor het maken van een kloon embryo met een
donor somatische celkern
Gebruikt SCNT om een die te maken dat genetisch identiek is aan een ander.
Produceren patiënt-specifieke lijnen van embryonale stamcellen, artificieel
embryo werd aangemaakt volgen hetzelfde proces als dolly (SCNT) zijn
cellen werden gebruikt als embryonale stamcellen om overgebracht te
worden naar beschadigd weefsel
Het verwerven van de axiale verschillen in de ontwikkelende structuur
is een biologisch proces waarbij een dier fysiek ontwikkelt na de geboorte of
uitkomen, met een opvallende en relatief abrupte verandering in het dier
12 rondjes van nucleaire deling zonder cytokinese
Nuclei nemen zelf afstand van elkaar, membranen groeien en vormen
cellulair blastoderm. Embryonale plooiing en primaire weefselontwikkeling
volgen vlug.
Een dag na bevruchting vormt de embryogenese een gesegmenteerd
tubulair lichaam.
Voor aanliggende eiwit in een drosophila dat door voeldingscel
Achter aanliggende eiwit in een drosophila dat door voeldingscel
Eiwitten waarvan de concentratie gradiënten verschillende cel
bestemmingen kunnen specifiëren
Maternale boodschappen, die gelijk over het ei verdeeld is
Maternale boodschappen, die gelijk over het ei verdeeld is
Een gap gen is een type gen dat betrokken is bij de ontwikkeling van de
gesegmenteerde embryo bij sommige geleedpotigen . Gap genen worden
bepaald door het effect van een mutatie in dit gen, dat het verlies van
aangrenzende lichaamssegmenten veroorzaakt
Een paar regels gen is een type gen dat betrokken is bij de ontwikkeling van
de gesegmenteerde embryo van insecten . Pair-rule genen worden bepaald
door het effect van een mutatie in dit gen, dat het verlies van de normale
ontwikkeling patroon veroorzaakt afwisselende segmenten .
is een gen dat betrokken is bij de vroege stadia van patroonvorming dat
herhaalde eenheden (metameren) gesegmenteerd organisme, gewoonlijk
gedefinieerd embryo
leiden tot de ontwikkeling van de specifieke structuren in planten en dieren.
Zij omvatten veel van de Hox en ParaHox genen die belangrijk zijn voor
segmentatie , Ze hebben ook de MADS-box -bevattende genen die
betrokken zijn het ABC-model van de ontwikkeling van de bloem .
De Bithorax
complex (BX-C)
Antennapedia
complex
Hox genen
MADS box
Morfogenese
Neurulatie
Gastrulatie
Homologe
structuren
Vestigial strucutes
Pseudogenen
Biogeografie
Convergente
evolutie
is een groep homeotische genen in Drosophila melanogaster die worden
verondersteld om de controle differentiatie van de buik en achterste
thoracale segmenten , op chromosoom III.
Antennapedia een HOM-C-gen eerst ontdekt in Drosophila die de vorming
van controles benen tijdens de ontwikkeling.
zijn een groep van verwante genen die het lichaams plan van de embryo
langs de anterior-posterior (kop-staart) as te controleren.
is een geconserveerd sequentiemotief gevonden in genen die de MADS-box
genen familie bevatten
is het biologische proces dat een veroorzaakt organisme om zijn vorm te
ontwikkelen. Het is een van de drie fundamentele aspecten van
ontwikkelingsbiologie samen met de regeling van celgroei en
celdifferentiatie .
Neurulatie verwijst naar proces in gewervelde embryo's , die de
transformatie van de onder neurale plaat in de neurale buis . Het embryo in
dit stadium wordt aangeduid als de neurula .
Gastrulatie is een fase vroeg in de embryonale ontwikkeling van de meeste
dieren , waarbij de enkellaagse blastula wordt omgevormd tot een
trilaminair ("triple-") structuur bekend als gastrula . Deze drie kiemlagen
bekend als het ectoderm , mesoderm en endoderm .
homologie is het bestaan van gemeenschappelijke afstamming tussen een
paar structuren of genen in verschillende soorten
zijn disfunctionele familie van genen die de eiwit -coderende vermogen
verloren of anderszins niet meer tot expressie in de cel .
is de studie van de verspreiding van soorten en ecosystemen in de
geografische ruimte en door de geologische tijd .
beschrijft de onafhankelijke evolutie van vergelijkbare functies in soorten
van verschillende geslachten. Convergente evolutie creëert analoge
structuren die vergelijkbaar zijn vorm of functie hebben, maar die niet
aanwezig waren in de laatste gemeenschappelijke voorouder van die
groepen.
Monohybride
kruising
Aanwezigheid van dominante en recessieve allelen
→ dominante gen komt altijd tot uiting in fenotype
Aa x Aa
II
Intermediaire
kruising
Beide allelen zijn onvolledig dominant →
mengeigenschappen
BrBw x BrBw
III
X-chromosomale
overerving
IV
Letale allelen
Bepaalde combinatie van allelen leidt bij embryo’s tot de
dood
→ ontstaan afwijkende verhoudingen
Kk = †
V
Multiple allelie
Meer dan twee allelen met overeenkomstige plek in een
chromosoom
Bloegroepen:
IA, IB en io
VI
Dihybride kruising
Er zijn 2 genenparen bij betrokken die in verschillende
chromosomen liggen
AaBb x AaBb
I
1
2
De allelen liggen in de X-chromosomen
XRXr x XRY→ recessieve allelen komen bij mannen ook altijd tot uiting
VII
Gekoppelde
overerving
VIII Polyhybride kruising
Er zijn 2 genenparen bij betrokken die in hetzelfde
chromosoom liggen
→ minder mogelijkheden als bij de dihybride
Meer dan De kans op meerdere allelenparen is gelijk aan het product
twee
van de kans op elk genenpaar afzonderlijk
Ab x Ab
aB aB
AaBbCc x
AaBbCc
IX
Stamboom
Een stamboom geeft de verwantschapsrelaties tussen
individuen weer
 = man,
 = vrouw
X
Combinatie
Combinatie tussen kruisingen I - IX
XRXrEe x XRYEE
Download