DNA doen Of: waardevol samenwerken met waardeloos materiaal Kent u dat gevoel: dat knagende ‘Snappen ze het nou écht’ als je DNA en eiwitsynthese hebt uitgelegd? Er komen vragen, je legt een stukje nóg een keer uit, een ander stukje óók nog een keer… en dan heeft iedereen het wel gehad. In beide betekenissen. Ik leg het niet meer uit, o nee! Ik laat ze doen en dan aan elkaar uitleggen. Ze (in dit geval vwo-ers) krijgen voor een blokuur deze instructie: De eiwitsynthese is een ingewikkeld proces, dat via plaatjes en teksten in boeken moeilijk te volgen is. Toch kun je er met elkaar wijzer over worden, en dat gebeurt met deze activiteit. Je wordt in een groep van drie gezet die door de leraar is samengesteld. Zoek in je boek de bladzijden op die gaan over DNA, RNA en eiwitsynthese. Lees de teksten en bespreek met elkaar wat je niet snapt. Bekijk heel nauwkeurig de tekeningen bij de teksten. (Je kunt ook omgekeerd werken – eerst tekeningen bekijken, en dan pas in de tekst duiken.) In de klas ligt een grote berg materiaal (papierstrookjes, paperclips, wc-rol-hulzen, knopen in verschillende kleuren en maten, dik en dun elektriciteitsdraad, flexibele elektrapijp, piepschuim vulmiddel van dozen enz) Dit is je opdracht: Maak met je groep van drie een model van de bouw van DNA en het proces van de eiwitsynthese, waarbij de volgende onderdelen zichtbaar moeten zijn: Kernmembraan DNA RNA-polymerase mMRNA ribosoom tRNA aminozuur eiwit Als de modellen klaar zijn, of uiterlijk na een uur, lopen we langs de tafels. Bij elke tafel presenteert het groepje hun model. Van elk ander groepje noemt één persoon een sterke en een zwakke kant van het model (en eventueel van de presentatie) Mijn leerlingen moeten er even aan wennen, maar als ze eenmaal het kind in zichzelf de vrijheid geven, loopt het als een trein. In elk groepje gaat het anders, maar elke leerling is gedreven bezig. Ik loop rond, geniet van zoveel creativiteit en variatie en ik beantwoord de weinige vragen waar ze met z’n drieën écht niet uitkomen. De kracht van deze activiteit zit hem volgens mij in twee dingen: het wordt niet één keer uitgelegd, maar heel veel keer – eerst onderling in het eigen drietal, en daarna bij de presentaties. En iedereen is bij elk model opnieuw benieuwd naar de uitleg, want elk model is totaal anders, en elk model benadrukt bepaalde aspecten. ‘Hoe zouden zíj dat nou gedaan hebben?’ Heel bijzonder is ook dat de modellen beweging mogelijk maken (zie de tekeningen), wat de proceskant duidelijker maakt. Het benoemen van sterke en zwakke kanten is nóg een niveau van leren, want je gaat dan vergelijken en afwegen, en door de commentaren van anderen leer je zelf ook weer. Zo noemde een leerling als sterke kant dat op het papierstrookje dat RNA moest voorstellen aan het begin de letters AUG stonden. De makers waren zich van geen goed bewust, het bleek puur toeval te zijn. Maar iedereen weet dan dát er een startcodon is (en je kunt als leraar zeggen dat je dat in Binas/Biodata terugvindt). Een jongen rende tijdens deze presentatie snel naar zijn tafel waar de klas nog niet langs was geweest. Toen we bij zijn model aankwamen waren alle T’s op het RNA veranderd in U’s. Wéér wat geleerd. Door hem, én door de klas. Diezelfde jongen vroeg, toen hij in de examenklas een SE over o.a. moleculaire genetica moest leren, of ik die oude modellen nog had, want daarmee zou hij het weer snappen; alleen met het boek lukte het niet zo lekker. Ik had ze nog. Hij had een 9,4. Ik heb leerlingen laten opschrijven wat ze nu dachten hiervan méér te leren dan van een uitleg-les. Over het maken van het model komen daar reacties op als: je ziet het ‘in het echt’ gebeuren; je gaat beter nadenken over de plaatjes; je kan je een beeld vormen (!). De presentaties vinden ze ook belangrijk: ‘Je leert van alle fouten en goede dingen van de presentaties.’ Een leerling formuleert het mooi: ‘Alle kleine ideeën het hele snappen’ Als materiaal zijn de volgende dingen waardevol gebleken (ook al zijn ze in geld vrij waardeloos): - Knopen (gesorteerd in potjes op kleur en grootte – dit worden vaak de stikstofbasen of aminozuren) - Installatiedraad - Dunner electriciteitsdraad of ijzerdraad voor door de knoopsgaten - De piepschuim vulmaterialen in breekbare pakketten (‘chips’ en ‘wokkels’) - Paperclips, ook de wat grotere maat - Knutselpakket van de HEMA met smalle papierstroken van 40 cm lang - Papieren liniaaltjes van de bouwmarkt - Kroonkurken van fris- en bierflesjes - De vrij stugge plastic banden rond boekenpakketten en dergelijke. Het is ook belangrijk een draadkniptang, viltstiften, scharen en plakband bij de hand te hebben. In de tekeningen staan een paar voorbeelden van de beweging in de modellen. Tekening 1: mRNA-synthese door RNA-polymerase Tekening 2: tRNA beweegt door de cel en p(r)ikt een vrij aminozuur op. Tekening 3: Een groeiende eiwitketen waar tRNA afkoppelt van een tRNA Gee van Duin inv.