1 Document Kennisbasis beeldend onderwijs PO 8 December 2010 Auteurs: Gerard Braakhuis, Hogeschool van Utrecht / ITT Amersfoort Ronald von Piekartz, Hogeschool Edith Stein/OCT Hengelo, voorzitter Henrie Vogel, Windesheim Zwolle 2 Inhoudsopgave 3 1 unieke bijdragen van beeldend onderwijs aan de ontwikkeling van het kind De unieke bijdrage betreft twee componenten: 1.1. de ontwikkeling van het visueel verbeeldend vermogen. Het is van belang dat we in het onderwijs naast kennis van de werkelijkheid ook de ervaring van die werkelijkheid zelf serieus nemen als volwaardige kennisbron. Beeldend onderwijs ontwikkelt het visueel verbeeldend vermogen door kinderen allereerst aan te spreken op die unieke ervaringswijze. Vervolgens leert het kind die ervaring te visualiseren. Een mens kenmerkt zich door het vermogen te denken. We vormen ons mentale voorstellingen van de werkelijkheid. We denken in taal en zo vormen we de concepten waarmee de werkelijkheid begrepen wordt. In het onderwijs is deze talige manier van concepten maken volop aanwezig. Een concept is echter niet hetzelfde als de ervaring zelf. Onder die denkende bewustzijnslaag is immers een gebied wat van grote invloed is op het handelen van de mens. De menselijke cognitie ligt verankerd in het feit dat wij een lichaam hebben. Men kan het zo zien dat de hersens zijn ontwikkeld om het lichaam effectief en adequaat te laten reageren in respons op de omgeving. Bovendien voltrekt het denken en handelen zich met en in een lichaam. Ook de belangrijke non-verbale communicatie gebeurt via het lichaam. Kunstervaring en kunstactiviteit werken grotendeels via het ervarende systeem en via het lichaam. We spreken hierbij van embodied knowledge en embodied learning.(Bressler, 2006) . Deze nadruk op het ervarende systeem staat een gestructureerd onderwijs niet in de weg. Beeldend onderwijs ontwikkelt bij kinderen deze gevoelsmatige, intuïtieve, en niet cognitieve kant van hun persoon door op gestructureerde wijze die subjectieve ervaringen in beelden visualiseren. Daartoe vindt overdracht plaats van kennis en worden vaardigheden aangeleerd. 1.2 het omgaan met de beeldcultuur Beelden zijn in onze cultuur alom tegenwoordig. Ze spelen een belangrijke rol in onze samenleving en beïnvloeden ons persoonlijk ervaren, denken en doen. Het uiterlijk van beelden en de rol die zij spelen in de maatschappij verandert continu. Het gaat hier om beelden in de ruime zin: het gaat om eigen vormgegeven ervaringen en beelden van anderen maar ook om beelden uit de cultuurgeschiedenis en beelden uit de communicatiewereld waarin we nu leven. Deze beelden wekken vaak een overvloed aan gedachten en emoties bij ons op. Beelden hebben mede door onze voorkennis en de emotionele ervaringen uit het verleden een persoonlijke betekenis voor ons. Uit onderzoek blijkt dat mensen hun werkelijkheid interpreteren door een keten te maken van eerder opgeslagen ervaringen. In minder dan een seconde vormen zich mentale concepten en gedachteconstructies. In de literatuur worden die constructies frames genoemd. Deze frames geven orde in de chaos van indrukken. We hanteren die constructies niet bewust maar we kennen ze door wat ze teweeg brengen: de manier waarop we redeneren en wat we beschouwen als ‘gezond verstand’. Elk beeld en woord dat we kennen is verbonden met een frame van betekenissen. In dat proces definieert de conversatie van de samenleving voor een groot deel iemands begrip van de wereld. Ieder individu leert de cognitieve modellen van zijn cultuur, net als grammatica, zonder twijfel en zonder moeite. Deze cognitieve modellen worden sociaal geconstrueerd, afgeleid van en geboren uit de sociale conversatie, talig en symbolisch. Beelden, beeldtaal en beeldcultuur vormen bij uitstek de uitingsvorm van de cognitieve modellen van onze samenleving. De beeldcultuur behoort tot het kennisgebied van beeldend onderwijs en daarom levert beeldend onderwijs; tekenen en handvaardigheid, een unieke bijdrage aan de ontwikkeling van de cognitieve modellen bij kinderen. 4 De unieke bijdrage puntsgewijs Beeldend onderwijs: leert kinderen hun werkelijkheid zintuiglijk te ervaren leert kinderen betekenisvolle ervaringen te visualiseren zet aan tot creatief handelen en denken leert kinderen hun betekenisvolle ervaringen te communiceren in beeldtaal leert kinderen betekenisvolle beelden te maken door in een vormgevingsproces de beeldgrammatica van deze beeldtaal te oefenen richt zich op de context waarbinnen de beeldtaal functioneert, door kinderen kwalitatief sterke beelden te laten zien en ervaren leert kinderen beeldervaringen te verwoorden in dialoog met anderen, een standpunt innemen, waardoor kinderen zich ontwikkelen tot zelfbewuste vakbekwame deelnemers van de beeldcultuur, beschouwen 5 2 big ideas De in paragraaf 1genoemde unieke bijdrage van het beeldend onderwijs aan de ontwikkeling van kinderen wordt op kennisniveau bereikt door de hoofdpunten in een vormgevingsproces als kader te gebruiken. Kenmerkend voor beeldend vormgeven is dat het procesmatig verloopt, dat er een gemaakt product is en dat dit product iets oproept (beeldcommunicatie). Beeldend onderwijs zal gestructureerd en systematisch deze kernconcepten aan de orde stellen. De kernconcepten vormen de brug tussen de ambities en de te kiezen didactische vormen voor beeldende lessen. We onderscheiden: 2.1 2.2 2.1 kernconcepten van het vakgebied: productief, procesgericht, reflectief domeinen van het vakgebied: tekenen en handvaardigheid en bewegende beelden 2D, 3D en 4D kernconcepten van het vakgebied. 2.1.1 Productief Een beeldend proces kenmerkt zich doordat een fysiek product oplevert. Het beeld heeft een fysiek spoor nagelaten van het keuzeproces. Het product zegt iets over de maker, zijn bedoeling, zijn vaardigheden in het verbeelden, in het hanteren van de materialen en de toegepaste technieken. Deze aspecten zijn in samenhang aanwezig in het beeld. Om die samenhang inzichtelijk te maken worden de volgende productcomponenten onderscheiden: Betekenis / Inhoud Vorm/ Beeldaspecten Materiaal/ Techniek De productcomponenten komen in een beeldend werkstuk in samenhang voor. 2.1.2 Procesgericht Beeldend vormgeven is een complex proces van ervaren, kijken, beschouwen, denken, en zoekend handelen. Om zicht te krijgen op deze ingewikkelde door elkaar lopende processen worden drie procescomponenten onderscheiden: beschouwen onderzoeken werkwijze 2.1.3 Reflectief Dit laatste concept is overkoepelend voor het hele visualisatieproces. 6 2.2 Domeinen van het vakgebied. Het vakgebied kent de volgende domeinen: 2 dimensionaal. 3 dimensionaal en 4 dimensionaal. We onderscheiden tekenen (2D), handvaardigheid (3D) en media waarin de factor tijd een rol speelt zoals video (4D) als de drie domeinen waarin beeldend onderwijs uiteenvalt. Het is een indeling die gebaseerd is op de mogelijkheden een beeldend proces in twee dimensies of drie of vier dimensies uit te werken. Aan de basis van een 2D, 3D of een 4D beeldproces ligt een wezenlijk verschil: in het visualisatieproces gaat de maker vlak denken of ruimtelijk denken of in tijd denken. Kwaliteiten ontwikkelen in de manieren van visualiseren is nodig omdat er wezenlijk verschillen bestaan. Bovengenoemde productcompetenties verlopen in een 2D proces anders dan in een 3D en 4D proces. Enkele verschillen in product en proces: Betekenis: in het visualiseren van een betekenis kiest een maker voor een geschikte uitdrukkingsvorm. Een 2D uitwerking heeft een totaal andere zeggingskracht dan een 3D uitwerking. Dat verschil zit in de fysieke aard van het 3D product. Er is om heen te lopen, neemt ruimte in. Deze fysieke kant maakt deel uit van de beeldtaal en dient betekenisvol te zijn. Tijdsverloop is een veelzeggende betekenislaag in een 4D uitwerking. Het vakbekwaam kunnen kiezen uit een rijk scala aan mogelijkheden van uitdrukkingsvormen is dan nodig en daarom dient in het beeldend onderwijs lesgegeven te worden in zowel 2D-beeldprocessen als 3D beeldprocessen. Vormgeving: Bij 2D wordt ruimte gesuggereerd en bij 3D is de ruimte echt aanwezig. Bij 4D is het tijdsverloop ook een compositie-element. De ontwikkeling van het ruimtelijk denken op het platte vlak werkt en is anders dan ruimtelijk denken in de fysieke ruimte en in de tijd. Materiaal/techniek. Bij 3D is de weerstand van het materiaal anders, meestal groter, dan bij 2D. Motorische- en tactiele gevoeligheid worden dan ook anders aangesproken. Bij 4D komen mogelijk ICT vaardigheden om de hoek. Beschouwen, onderzoeken, werkwijze. Er is een groot verschil tussen deze procescomponenten van het visualisatieproces voor wat betreft de drie domeinen. Het participeren in de beeldcultuur maakt onderwijs in de drie domeinen noodzakelijk. 7 3 nadere uitwerking van de big ideas 3.1 Productief Te onderscheiden zijn de volgende productcomponenten: Betekenis / Inhoud Vorm/ Beeldaspecten Materiaal/ Techniek Deze componenten komen in een beeldend werkstuk in samenhang voor. Betekenis / Inhoud Betekenisvolle beelden brengen het ervarende systeem van de maker en de kijker in beroering. Er is spraken van communicatie. De ontvanger kan een andere ervaring opdoen dan de maker van het beeld heeft gehad. Het beeld heeft een zelfstandigheid gekregen die betekenisvol is, authentiek en uniek. Het is zonder aanvullende informatie niet eenvoudig zomaar iets te zeggen over betekenissen in beeldend werk. Wat iemand maakt (de inhoud) is belangrijker dan de juiste vorm of techniek. De betekenis staat boven de beeldaspecten en de technieken. Vorm/ Beeldaspecten Het visualiseren van een betekenis levert een beeld op. Dit gaat op voor de uitwerking in zowel 2D, 3D en 4D. Een beeld wordt gecomponeerd in een proces van kiezen en verwerpen van beeldmogelijkheden: de beeldaspecten. Het spelen met beeldaspecten geeft de maker mogelijkheden betekenis, materiaal en beeld op elkaar af te stemmen. Het resultaat is een beeld met een bepaalde zeggingskracht. In een kwalitatief goed vormgegeven beeld heeft de maker die zeggingskracht bereikt door met inzicht de beeldaspecten te gebruiken. De maker beheerst dan de beeldgrammatica. Beeldaspecten zijn zichtbare vormgevingskenmerken die aan beelden te onderscheiden zijn. Leren vormgeven is dus leren de beeldgrammatica toe te passen. Materiaal/ Techniek De fysieke kanten van het beeldend proces maakt een unieke manier van leren mogelijk. Het is een dialoog tussen hoofd, hart en handen met de materialen als medium. De materie roept als het ware een beeld op. Omgekeerd laat materie zich graag tot beeld vormen, door het associatief vermogen van de maker. Het beeldproces verloopt naar de aard van het materiaal en naar de aard van de maker. In veel gevallen begint een vormgevingsproces door de aantrekkingskracht of de uitdaging die van de materie uitgaat. Elk materiaal heeft eigen karakteristieke kenmerken en zal het vormgevingsproces bepalen. In het beeldend onderwijs is het aanleren van technieken om materialen vorm te geven geen doel op zichzelf. Vakmanschap is pas betekenisvol als onderdeel van het beeldend proces. Het werkstuk laat zien welk onderricht en ervaring de maker heeft in de technieken. Ook is er te zien met welke energie de maker aan het werk is geweest. Die fysieke betrokkenheid bij het maken van beeldend werk is te zien aan het eindproduct. Dat product laat zien of het proces betekenisvol is geweest en of het de maker gelukt is zijn boodschap te visualiseren. 3.2 Procesgericht: Te onderscheiden zijn de drie procescomponenten: beschouwen onderzoeken werkwijze Deze componenten komen in een beeldend werkstuk in samenhang voor. Beschouwen: Het beschouwen van beelden maakt deel uit van het beeldend proces. 8 Beelden hebben een betekeniskant/inhoud, een vormgevingskant/beeldaspecten en een materiaal/technische kant (zie productief) en op deze drie punten kan het beschouwen van beelden helpen in een eigen vormgevingsproces. Beelden kunnen ons informeren, beroeren, verleiden en soms ook manipuleren. Stil staan bij betekenisvolle beelden leert kinderen om (eigen) ervaringen en betekenissen in een beeldende context te plaatsen. Beschouwing van beelden kan ook een impuls geven aan het vormgeven zelf(hanteren van de beeldgrammatica). Beschouwing van beelden kan het adequaat en doelgericht hanteren van materialen en technieken bevorderen. Beschouwen van beelden leidt tot communicatie over die beelden en draagt zo bij aan het eigen vormgevingsproces. Onderzoeken: Dit onderzoeken heeft betrekking op de productcomponenten: betekenisaspecten/inhoud, vormgevingsaspecten/beeldaspecten en de toepassing van materialen en technieken. In het beeldend onderzoeken gaat het kind op letterlijke wijze zijn werkelijkheid begrijpen en vorm geven. Een beeldend onderzoeksproces is meer dan een intuïtief proces. Slechts vakbekwaam kiezen leidt tot creatief denken en handelen. Beeldend onderzoeken is een proces waarin intelligenties in samenhang bijeenkomen. Deze unieke onderzoekshouding waarin denken en handelen hand in hand gaan wordt zichtbaar in een authentiek product. Beeldend onderwijs draagt op deze wijze bij aan de zelfherkenning van het kind en helpt zo kinderen om op authentieke wijze te participeren in de samenleving. Werkwijze: In een vormgevingsproces wisselt het perspectief van de maker voortdurend. Immers, een betekenisvol gegeven wordt in een beeld gevisualiseerd, waarin de maker zijn al dan niet adequate kennis van materialen en technieken en kennis van de beeldgrammatica samen laat komen. Het procescomponent werkwijze heeft betrekking op de stappen die genomen worden in dat scheppingsproces. Gaandeweg kan het blijken dat de gekozen route niet werkt. Plannen kunnen dan bijgesteld worden. In dit overwegen en heroverwegen van stappen komt het proceskarakter van dit component tot uitdrukking. 3.3 Reflectief Dit laatste kernconcept is overkoepelend voor alle kernconcepten. Reflecteren duidt op de samenspraak die de maker met zichzelf en de omgeving heeft. In het prille begin van het vormgevingsproces stelt reflectie de maker in staat om de intuïtieve innerlijke gewaarwording te brengen op een bewuster niveau waardoor een vormgevingsproces mogelijk wordt gemaakt. Gedurende het vormgeven wordt er afstemming gezocht bij het voorliggende resultaat door het resultaat opnieuw te ervaren. Het bijstellen van keuzes wordt daardoor mogelijk. Nadat de maker besluit dat het beeldend proces afgerond is kan de maker toetsen of zijn beeld communiceert door het werk aan anderen te tonen. Deze toetsing geeft de laatste fase van het reflectieproces aan. De ontwikkeling van het reflecterend vermogen draagt bij aan het bewustwordingsproces en is daarom ook persoonsvormend te noemen. Door het reflecteren op beeldprocessen systematisch te oefenen draagt beeldend onderwijs bij aan de vorming van de beeldconcepten van kinderen waarmee ze kunnen opgroeien tot mensen die zich op een authentieke wijze kunnen uiten in beelden. Ze kunnen zich verhouden tot de beeldcultuur; kunnen omgaan met beelden, beelden interpreteren, stereotiepen doorzien en erover communiceren. Het gaat hier om beelden in de ruime zin: beelden uit de kunst, kunstgeschiedenis, vormgeving en beelden uit de visuele communicatiewereld waarin we nu leven. 9 4 context De context wordt beschreven, geordend naar de volgende kernconcepten: 1: betekenis /inhoud 2: vormgeving/beeldaspecten 3. materialen/ technieken 4. beschouwen 5. onderzoeken 6. werkwijze 7. reflecteren 4.1 Betekenis / Inhoud Er zijn twee benaderingen te onderscheiden (Visser, 1989): de morfologie van het beeld, wat er direct te zien is. de iconografie van het beeld, de achtergronden, regels en symboliek, nodig om het beeld te kunnen begrijpen, het juist te kunnen interpreteren Voor een juiste kijk op het beeld wordt verondersteld dat zowel maker als beschouwer op de hoogte zijn van regels die gehanteerd kunnen worden om betekenissen over te brengen. In het beeldend onderwijs wordt aan deze betekenisaspecten aandacht besteed. Contexten waarin betekenis/inhoudsaspecten naar voren komen: Waarneming in het beeldend proces In het beeldend onderwijs dient een persoonlijke manier van waarnemen voorop gesteld te worden. Deze subjectieve manier van kijken kan geoefend worden bijvoorbeeld in het tekenen naar de waarneming. In het natuurgetrouw weergeven van een visueel gegeven wordt de kijkervaring geïntensiveerd. De waargenomen werkelijkheid kan ook uitgangspunt zijn wanneer de maker het visuele gegeven los maakt van de context, bijvoorbeeld door abstractie, vergroting of overdrijving. In het onderwijs gaat het erom kinderen via de zintuiglijke waarneming te verleiden tot een ontwikkeling van het verbeeldend vermogen. De betekenis van beelden Beeldend onderwijs helpt kinderen in het omgaan met de beeldcultuur door de betekenissen van beelden in de maatschappij systematisch aan de orde te stellen. Betekenissen die we toekennen aan beelden veranderen voordurend omdat de cognitieve concepten van de samenleving veranderen. In beeldend onderwijs wordt stilgestaan hoe beelden functioneren en de wijze van verpakken van een boodschap wordt aan de orde gesteld. . Beeldend onderwijs richt zich op de betekeniskant van beelden door de relatie te zoeken tussen de vormgeving en de cognitieve concepten achter die beelden. Functies van beelden Beeldend onderwijs kan kinderen helpen in het omgaan met de beeldcultuur door de functies van beelden in de maatschappij systematisch aan de orde te stellen. Beeldtaal kent net als taal een heel scala van uitdrukkingsvormen of verbeeldingswijzen. Te onderscheiden zijn: autonome vormgeving toegepaste vormgeving schoonheid/waarheid/goedheid in samenhang met de cognitieve concepten beeld en functies: gebruiksgemak, ordenend,narratief, illustratief, verbeeldend decoratief, esthetisch, expressief, denotatie, connotatie 10 4.2 Vormgeving/beeldaspecten Contexten waarin vormgevingsaspecten naar voren komen: Toepassen van de beeldgrammatica Vormgeven is te zien als een spel met vormvariabelen om betekenis te visualiseren Deze beeldtaal kent een eigen grammatica. Met kennis van en werkervaring in het hanteren van de beeldgrammatica kunnen kinderen een betekenis visualiseren. Het resultaat en de zeggingskracht van het beeld hangt af van de compositie van die beeldaspecten. De volgende beeldcomponenten worden onderscheiden: 2D: vorm, ruimtesuggestie, kleur, licht, structuur, compositie 3D: vorm, ruimte, kleur, licht, textuur, compositie 4D: tijd, beweging, herhaling, verandering, tijdsverloop, plot, kleur, licht, compositie 4.3 Materialen, technieken Contexten waarin materialen en technieken naar voren komen: Keuze uit aanbod van materialen per domein: In het beeldend onderwijs wordt gewerkt met materialen. Meestal zijn die daartoe ontwikkeld en kennen soms een lange geschiedenis als beeldend medium. Ieder domein heeft een eigen arsenaal aan materiaalmogelijkheden. Er zijn veel materialen voor het beeldend onderwijs te gebruiken waardoor een oneindig aantal expressieve mogelijkheden voor handen zijn. Hier gaat de regel op dat het goede niet veel is en het vele niet goed is. Voor het beeldend onderwijs is van belang te onderscheiden: vormkarakter weerstand bewerkbaarheid expressiemogelijkheden fysieke aanwezigheid Technieken per domein: In het beeldend onderwijs komen aan het bod: 4.4 Tekenen (2D): tekenachtige technieken: schilderachtige technieken, collage, grafiek, mixed media, nieuwe media. Handvaardigheid (3D): vervormende technieken, constructieve technieken, werken met textiel, ruimtelijk construeren, werken met plastisch materiaal Strip/ beeldverhaal/film (4D): zelfde als 2D en 3D uitgebreid met digitale media. Beschouwen Contexten waarin beschouwen naar voren komt: Eigen werk beschouwen Beschouwen van eigen werk kan de maker op weg helpen om een nieuw beeldend proces te beginnen, maar ook tijdens het proces kan het bekijken van eigen werk een impuls geven. Het vormgeven is een ingewikkeld proces waarin intuïtie en cognitie dwars door elkaar lopen. Beschouwen van eigen werk is een vakvaardigheid. 11 Ander werk beschouwen Visuele informatie en inspiratie kan uit beelden van anderen opgedaan gehaald worden. Met name kwalitatief goede beelden uit de beeldcultuur kunnen inspirerend werken omdat die beelden deel uitmaken van onze collectieve beeldtaal. Kunst en beschouwing Beschouwing van beeldende kunstwerken en vormgeving maakt deel uit van het beeldend onderwijs. De kunsten, de kunstgeschiedenis en ook cultureel erfgoed vormen een belangrijke bron van beelden voor ons onderwijs. Het onderwijs in de beeldende vakken heeft altijd sterk geleund op het werk van professionele kunstenaars. De wijze waarop kunstenaars en vormgevers in hun werk de eerder genoemde kernconcepten tonen zijn zeer inspirerend en soms exemplarisch. De betekenissen en vormgeving van een kunstwerk en de materiaal/ technische aspecten van het maakproces kunnen als referentie gezien worden voor een beeldend proces op kinderniveau. Kunstenaars zijn vooral interessant voor het beeldend onderwijs als het gaat om die specifieke onderzoekshouding die komt kijken bij een beeldend proces. Het unieke vermogen van kunstenaars om te verbeelden op hoog niveau, met als resultaat een sterk communicatief beeld is niet zonder kennis van de context te onderscheiden. In het beeldend onderwijs kan werk van kunstenaars en vormgevers op de volgende wijze in toegepast worden: als uitgangspunt voor een betekenisvolle beeldende opdracht. in een zelfstandige beeldbeschouwingsles in een bredere context in het organiseren van culturele excursies; atelierbezoeken, tentoonstellingen Cultureel erfgoed Dit aspect van de beeldcultuur neemt een aparte plaats in binnen het beeldend onderwijs. Onder cultureel erfgoed verstaan we datgene wat in tastbare zin is overgebleven uit het verleden en wat de samenleving als collectief van belang vindt om te behouden. Er zijn sporen uit het verleden die heel bewust voor volgende generaties worden bewaard en sporen die toevallig bewaard zijn gebleven. Cultureel erfgoed bestaat uit zichtbare, tastbare bronnen, maar ook uit verhalen, muziek, en gewoontes die van generatie op generatie overgaan. Cultureel erfgoed kan uitgangspunt zijn voor een betekenisvolle beeldende opdracht. 4.5 onderzoeken Contexten waarin dit onderzoeken naar voren komt: Werken met routes in het beeldend vormgevingsproces Beeldend onderwijs ontwikkelt bij het kind een specifieke manier van onderzoeken die voortkomt uit de aard van het beeldend werken zelf. Dit vakspecifieke onderzoek bevordert het verbeeldende vermogen. In het beeldend onderwijs leren kinderen visualiseren door verschillende procesgerichte routes te volgen. Verschillende procesroutes komen in het onderwijs aan de orde: nabootsen experimenteren/improviseren associatief werken het gebruik van toeval als ordeningsprincipe planmatig en gefaseerd werken 12 Nabootsen Het nabootsen van de visuele werkelijkheid kan uitgangspunt zijn voor een beeldend proces. In het nabootsen van een visueel gegeven kunnen kinderen de kijkervaringen intensiveren. Een scherpe waarneming is ook voorwaarde om beelden te kunnen lezen. Nabootsen van beelden van kunstenaars kan een vorm van kunstbeschouwing zijn. Experimenteren/improviseren Experiment en improvisatie zijn voor een beeldend proces de onderzoeksmogelijkheden bij uitstek. Het al handelend onderzoeken van mogelijkheden vergroot de vindingrijkheid en bevordert de dialoog tussen maker en materie. Een rijk arsenaal aan uitdrukkingsvormen is het gevolg. Experimenten met materialen en vormen en betekenissen brengt de maker tot associaties en die associaties. Associatief werken Daaronder verstaan we het vermogen van mensen om door middel van associaties keuzes te maken. Het associatief vermogen volgt een eigen logica, die van de innerlijke gewaarwording. Met een zintuiglijke ervaring wordt het ervarende systeem geactiveerd en een associatie komt bovendrijven. Het systematisch kinderen tot zintuiglijk ervaren brengen om daarmee te leren luisteren naar die gevoelsmatige impulsen ontwikkelt de leerkracht het associatief vermogen. De associatie is een veel beproefde manier om tot een beeld te komen. Het gebruik van toeval als ordeningsprincipe Er is een zeker vertrouwen nodig in de werking van dit ordeningsprincipe. Het inzetten van het toeval in het beeldend keuzeproces is iets wat kinderen als vanzelf beheersen. Het is kenmerkend voor hoe een kind kiest. Voor docenten ligt dat veelal anders. Het toeval levert in het keuzeproces vaak verrassingen op. Dit soort vondsten kunnen voor een geoefende vormgever ingezet worden bij het maken van een betekenisvol beeld. Planmatig en gefaseerd werken Veel beeldende processen zijn complex door thematiek, toepassingseisen en technieken die gehanteerd worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het ontwerpen van een folder. Kinderen worden in beeldende opdrachten geoefend in het stapsgewijs uiteenrafelen van deelgebieden. Met name in de bovenbouw passen complexere opdrachten bij de ontwikkeling van kinderen. Kenmerken van een beeldend vormgevingsonderzoek: Het is divergerend Het is persoonsgebonden Het is tijdgebonden Het denken is verbonden met het handelen in materialen. 4.6 werkwijze Een context waarbinnen het procescomponent Werkwijze naar voren komt is de beeldende activiteit zelf. In een beeldende activiteit organiseert de maker het hele proces. Het kiezen uit de vele mogelijkheden en oplossingen maakt een organisatievorm nodig. Probleemoplossend denken en handelen wordt daarmee bevorderd. Het zal duidelijk zijn dat dit procescomponent raakt aan de te kiezen didactische route. In het onderwijs worden de procesvaardigheden bij kinderen ontwikkeld door te werken met beeldende probleemstellingen met een leeftijdsadequate complexiteitsgraad voor wat betreft : het werken met verschillende materialen hanteren van gereedschappen 13 toepassen van technieken het organiseren van beschouwing het aanbieden van (deel)onderzoeksopdrachten het planmatig organiseren van het proces Samenhang: Het zal duidelijk zijn dat bovengenoemde contexten waarbinnen de proces- en productcomponenten zichtbaar kunnen worden in didactische samenhang aangeboden worden. Daarin wordt rekening gehouden met de: sociaal/ emotionele ontwikkeling cognitieve- zintuiglijke ontwikkeling motorische ontwikkeling ontwikkeling van visueel verbeeldend vermogen 4.7 reflecteren Het beeldend product vertoont het spoor van de keuzes en handelingen tijdens het proces. Het is noodzakelijk tijdens en na het beeldend vormgevingsproces op deze keuzes en handelingen te reflecteren. Contexten waarin reflecteren naar voren komt: Gedurende het beeldende proces nemen kinderen afstand om verslag te doen van gemaakte keuzes en handelingen. In het beschouwen van eigen werk en werk van anderen. Het participeren in de gesprekken tijdens tentoonstellingen en excursies. 14 5 de ontwikkeling van het kind in relatie tot de concepten beeldend onderwijs In dit onderdeel beschrijven we de ontwikkeling van kinderen in relatie met de ontwikkeling van het verbeeldend vermogen. In de beschrijving maken we een onderverdeling in 3 leeftijdsfases waarin ontwikkeling en verschillen zichtbaar worden. De stadia in de beeldende ontwikkeling hangen nauw samen met de algehele ontwikkeling die kinderen doormaken, derhalve gaan we uit van een ontwikkelingspsychologisch kader en maken daarbij gebruik van diverse theorieën en onderwijsconcepten. - Ontwikkelingsfasen van Piaget Theorie van Michael Parsons Parsons heeft onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het esthetisch oordelen. Hij gaat hierbij uit van de beeldende kunst. Onderwijsconcept van Reggio Emilia Kinderen kunnen zich uitdrukken in wel 100 talen en het onderwijs heeft de taak de mogelijkheden en talen aan te spreken en te ontwikkelen. Onderwijsconcept van Freinet Met het Freinetonderwijs bedoelen we dat we het gebruik van illustraties bij teksten met druktechnieken een invalshoek voor onze vakken vinden. Onderwijsconcept van de Brifostschool Behalve op het verwerven van kennis ligt de nadruk sterk op de ontwikkeling van creatieve en intuïtieve vaardigheden. In de bijlagen staat een overzicht van de algemene ontwikkeling in 3 leeftijdsfases en de betekenis voor beeldend onderwijs. Enkele representaties van beeldend onderwijs gerelateerd aan deze leeftijdsfasen. - Kinderen van 4 tot 6 jaar Betekenis / Inhoud - Betekenisvolle onderwerpen voor beeldende werkstukken uit de directe belevingssfeer van de kinderen, bijvoorbeeld: mensen, dieren, figuren uit verhalen, thuis, de natuur, feest, seizoenen, kleding, etc.. Ervaringsbasis is uitgangspunt voor het vormgevingsproces Vormgeving - De mogelijkheden van beeldaspecten Materiaal/ Techniek - Experiment met verschillende materialen (potlood, kleurpotlood, viltstift, waskrijt, bordkrijt, verf, papier, textiel en plastische materialen) en ontwikkelen van verschillende vaardigheden (mengen, schilderen, tekenen, plakken, knippen, boetseren). - Materialen sluiten aan bij de onderzoekende- en manipulerende houding van kinderen, zintuiglijk ervaren. - Ruimte voor eigen associaties en keuzes. Beschouwen - Actieve beschouwen door aanwijzen en benoemen. Kinderen leren over beelden te praten en te luisteren naar elkaar . Ze kunnen aspecten van beleving en bedoeling onder woorden leren brengen. - Gebruik van prentenboeken, foto’s, beelden en kunstwerken die associaties oproepen met de voor leerlingen direct waarneembare wereld en die veel ruimte laten voor eigen fantasie Onderzoeken - Toeval speelt grote rol in ontdek- en leerproces - Onderzoekende houding behoort tot de basisuitrusting van jonge kinderen 15 Werkwijze - Intuïtief werkproces. Jonge kinderen zitten midden in het werken en overzien het werkproces nog niet. Zij zijn zich vooraf nog niet bewust van de volgorde en het resultaat van hun keuzes. Reflecteren - Kinderen vertellen over hun werk en vergelijken het met dat van medeleerlingen. - Beginnend afstand nemen - - Kinderen van 6 tot 9 jaar Betekenis / Inhoud - Betekenisvolle onderwerpen voor beeldende werkstukken vanuit een bredere context, bv: cultureel erfgoed, hedendaagse beeldcultuur, toegepaste vormgeving. Causaal besef. Aandacht voor betekenissen en oorzakelijke verbanden Vormgeving - De mogelijkheden van beeldaspecten. - Denken in wetmatigheden, ordenen, groeperen - Verbeelding van ruimtelijke illusie en ruimtelijke vormgeving in 3D (4 D). Materiaal/ Techniek - Materialen en werkwijze die de ontwikkeling van de fijne motoriek stimuleren. - Planmatig werken/ stapsgewijze aanpak. - Constructievaardigheden, ruimtelijk werken in papier/ karton, opbouwtechnieken in klei. - Werken vanuit de directe waarneming/ aanschouwing. Beschouwen - Door ontwakend causaliteitsbesef goed kijken naar en praten over zaken die verband houden met het werk(en) van de kinderen. - Ontwikkeling van perceptuele organisatie - Oog voor realiteitsgehalte van eigen werk en dat van anderen. - begrippenkader voor beschouwen. - Groei in reflectief vermogen. - Verschijningsvormen uit verschillende culturen. Onderzoeken - Plannen en experimenteren. - In het beeldend proces verschillende oplossingsmogelijkheden overwegen. Werkwijze - Ontwerpen en uitvoeren. Beginnend aandacht voor het planmatig karakter van een beeldende opdracht. Reflecteren - Groei in reflectief vermogen. - Ontwikkelen van het referentiekader vanwaar uit naar beeldend werk wordt gekeken. - Vanuit beschouwing naar nieuwe vraagstelling. Kinderen van 9 tot 12 jaar Betekenis / Inhoud - Betekenisvolle onderwerpen voor beeldende werkstukken vanuit een bredere context. - Betekenissen die passen bij de veranderende manier waarop oudere kinderen tegen de wereld aankijken en de plaats die zij daarin innemen. Aandacht voor de ander, verschillen tussen mensen, groepsgevoel. 16 Vormgeving - De mogelijkheden van de beeldaspecten. - Samenhang tussen beeldaspecten en de betekenis/ zeggingskracht van het beeld. Materiaal/ Techniek - Uitbreiding van het repertoire aan materiaaltoepassingen. Materiaalkeuze bij de leerling. - Complexere opdrachten; kinderen kunnen het vormgevingsproces overzien en krijgen grip op de verschillende stappen in het proces. Ze zijn steeds beter in staat tot het zelf bedenken en kiezen van oplossingen. - Ontwikkeling van motorische programma’s: hantering potlood, bewegingen, pols, vingers. Beschouwen - Ontwikkeling van perceptuele organisatie, bijvoorbeeld werken van globaal naar detail. - Aandacht voor de context waarin beeldende producten ontstaan, visie en achtergrond van de maker. - Uitbreiding van het referentiekader zorgt voor verdere nuancering van het kijken en oordelen. - Kunstuitingen van verschillende culturen. - Eigen standpunt innemen. - Visies van kunstenaars en vormgevers tonen aan dat beelden een verschillende betekenis kunnen hebben, afhankelijk van maker, tijd, functie en opdrachtgever. Onderzoeken - Beheersing van het beeldend proces dat zich kenmerkt door probleemoplossing. - Terugval naar geaccepteerde oplossingen. Werkwijze - Werkwijze niet meer als toevallig verloop van handelingen, maar inzet van de eerder ontdekte en geleerde aanpak. Repertoire aan werkwijzen beschikbaar. Reflecteren - Kritische houding tegenover eigen beeldend werk. - Stappen in het creatieve proces benoemen en vergelijken met klasgenoten. - Ontwikkeling van referentiekader bestaande uit eigen criteria en criteria die van buiten zijn opgelegd. - Abstracte begrippen hanteren door groei in reflectievermogen. TULE De door het SLO ontwikkelde uitwerking van de kunstzinnige oriëntatie is een leidraad om het beeldendonderwijs voor het primair onderwijs vorm te geven. Zie de bijlagen voor enkele voorbeelden. Good Practice 17 Literatuur Van Onna, J. en Jacobse, A. (2008). Laat maar zien, Groningen/ Houten: Wolters Noordhoff Schasfoort, B. (2007). Beeldonderwijs en didactiek, Groningen/ Houten: Wolters Noordhoff Schasfoort, B. (2007)De basis van beeldbeschouwen, Groningen/ Houten: Wolters Noordhoff Visser, A. de (1989) Kunst met voetnoten, Nijmegen: Sun Heemstra-Hendriksen. J. L. N. (2010). Het verhaal van het kind, ThiemeMeulenhoff Gardner, H. (1983). Frames of mind. New York: Basic Books. Heusden, B. van (2010), Cultuur in de spiegel/ Naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen SLO, TULE (Tussendoelen en leerlijnen), Kunstzinnige oriëntatie, Inhouden en activiteiten bij de kerndoelen, Enschede SLO. Methodes beeldendonderwijs Groot, Ino de (red.) (2007) Moet je doen: Thieme Meulenhof Koppers, P. W. de Winter (1982) Tekenvaardig. De Bilt: Cantecleer Hertog, Piet den e.a. (2002) Uit de kunst: methode tekenen en handvaardigheid voor de basisschool. Sprang-Capelle: Delubas Van Onna, J.(red) e. a. Beeldendonderwijs.nl online methode voor beeldendonderwijs CANON cultuurcel (2005, 2007)Ingebeeld 1 en 2, mediamethode voor het basisonderwijs. Jekino Distributie België Artikelen A. R. Damasio ‘Descartes Error: Emotion, Reason, and the Human Brain. L. Bresler, Research Studies in Music Education, 2006 Artikel uit blad Kunstzone: Op weg naar creativiteit door Marco Zocca. Parsons, M.J., (1987). How we understand Art, Cambridge New York Bamford, A. (2007) Netwerken en verbindingen: Arts and cultural education in the Netherlands Elektronische bronnen www.ted.com/index.php/talks/ken_robinson_says_schools_kill_creativity.html www.vonkc.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=37&Itemid=57 http://tule.slo.nl www.beeldendonderwijs.nl http://ingebeeld.jekino.be/ingebeeld1/ http://www.visualknowledgebuilding.nl/