Document Kennisbasis beeldend onderwijs PO 8 December 2010

advertisement
1
Document Kennisbasis beeldend onderwijs PO 8 December 2010
Auteurs:
Gerard Braakhuis, Hogeschool van Utrecht / ITT Amersfoort
Ronald von Piekartz, Hogeschool Edith Stein/OCT Hengelo, voorzitter
Henrie Vogel, Windesheim Zwolle
2
Inhoudsopgave
3
1 unieke bijdragen van beeldend onderwijs aan de ontwikkeling van het kind
De unieke bijdrage betreft twee componenten:
1.1.
de ontwikkeling van het visueel verbeeldend vermogen.
Het is van belang dat we in het onderwijs naast kennis van de werkelijkheid ook de ervaring
van die werkelijkheid zelf serieus nemen als volwaardige kennisbron. Beeldend onderwijs
ontwikkelt het visueel verbeeldend vermogen door kinderen allereerst aan te spreken op die
unieke ervaringswijze. Vervolgens leert het kind die ervaring te visualiseren.
Een mens kenmerkt zich door het vermogen te denken. We vormen ons mentale
voorstellingen van de werkelijkheid. We denken in taal en zo vormen we de concepten
waarmee de werkelijkheid begrepen wordt. In het onderwijs is deze talige manier van
concepten maken volop aanwezig. Een concept is echter niet hetzelfde als de ervaring zelf.
Onder die denkende bewustzijnslaag is immers een gebied wat van grote invloed is op het
handelen van de mens. De menselijke cognitie ligt verankerd in het feit dat wij een lichaam
hebben. Men kan het zo zien dat de hersens zijn ontwikkeld om het lichaam effectief en
adequaat te laten reageren in respons op de omgeving. Bovendien voltrekt het denken en
handelen zich met en in een lichaam. Ook de belangrijke non-verbale communicatie gebeurt
via het lichaam.
Kunstervaring en kunstactiviteit werken grotendeels via het ervarende systeem en via het
lichaam. We spreken hierbij van embodied knowledge en embodied learning.(Bressler,
2006) .
Deze nadruk op het ervarende systeem staat een gestructureerd onderwijs niet in de weg.
Beeldend onderwijs ontwikkelt bij kinderen deze gevoelsmatige, intuïtieve, en niet cognitieve
kant van hun persoon door op gestructureerde wijze die subjectieve ervaringen in beelden
visualiseren. Daartoe vindt overdracht plaats van kennis en worden vaardigheden
aangeleerd.
1.2 het omgaan met de beeldcultuur
Beelden zijn in onze cultuur alom tegenwoordig. Ze spelen een belangrijke rol in onze
samenleving en beïnvloeden ons persoonlijk ervaren, denken en doen. Het uiterlijk van
beelden en de rol die zij spelen in de maatschappij verandert continu.
Het gaat hier om beelden in de ruime zin: het gaat om eigen vormgegeven ervaringen en
beelden van anderen maar ook om beelden uit de cultuurgeschiedenis en beelden uit de
communicatiewereld waarin we nu leven.
Deze beelden wekken vaak een overvloed aan gedachten en emoties bij ons op. Beelden
hebben mede door onze voorkennis en de emotionele ervaringen uit het verleden een
persoonlijke betekenis voor ons.
Uit onderzoek blijkt dat mensen hun werkelijkheid interpreteren door een keten te maken van
eerder opgeslagen ervaringen. In minder dan een seconde vormen zich mentale concepten
en gedachteconstructies. In de literatuur worden die constructies frames genoemd. Deze
frames geven orde in de chaos van indrukken. We hanteren die constructies niet bewust
maar we kennen ze door wat ze teweeg brengen: de manier waarop we redeneren en wat
we beschouwen als ‘gezond verstand’. Elk beeld en woord dat we kennen is verbonden met
een frame van betekenissen.
In dat proces definieert de conversatie van de samenleving voor een groot deel iemands
begrip van de wereld. Ieder individu leert de cognitieve modellen van zijn cultuur, net als
grammatica, zonder twijfel en zonder moeite.
Deze cognitieve modellen worden sociaal geconstrueerd, afgeleid van en geboren uit de
sociale conversatie, talig en symbolisch.
Beelden, beeldtaal en beeldcultuur vormen bij uitstek de uitingsvorm van de cognitieve
modellen van onze samenleving. De beeldcultuur behoort tot het kennisgebied van beeldend
onderwijs en daarom levert beeldend onderwijs; tekenen en handvaardigheid, een unieke
bijdrage aan de ontwikkeling van de cognitieve modellen bij kinderen.
4
De unieke bijdrage puntsgewijs
Beeldend onderwijs:
x leert kinderen hun werkelijkheid zintuiglijk te ervaren
x leert kinderen betekenisvolle ervaringen te visualiseren
x zet aan tot creatief handelen en denken
x leert kinderen hun betekenisvolle ervaringen te communiceren in beeldtaal
x leert kinderen betekenisvolle beelden te maken door in een vormgevingsproces de
beeldgrammatica van deze beeldtaal te oefenen
x richt zich op de context waarbinnen de beeldtaal functioneert, door kinderen
kwalitatief sterke beelden te laten zien en ervaren
x leert kinderen beeldervaringen te verwoorden in dialoog met anderen, een standpunt
innemen, waardoor kinderen zich ontwikkelen tot zelfbewuste vakbekwame
deelnemers van de beeldcultuur, beschouwen
5
2 big ideas
De in paragraaf 1genoemde unieke bijdrage van het beeldend onderwijs aan de ontwikkeling
van kinderen wordt op kennisniveau bereikt door de hoofdpunten in een vormgevingsproces
als kader te gebruiken. Kenmerkend voor beeldend vormgeven is dat het procesmatig
verloopt, dat er een gemaakt product is en dat dit product iets oproept (beeldcommunicatie).
Beeldend onderwijs zal gestructureerd en systematisch deze kernconcepten aan de orde
stellen. De kernconcepten vormen de brug tussen de ambities en de te kiezen didactische
vormen voor beeldende lessen. We onderscheiden:
2.1
2.2
2.1
kernconcepten van het vakgebied: productief, procesgericht, reflectief
domeinen van het vakgebied: tekenen en handvaardigheid en bewegende
beelden 2D, 3D en 4D
kernconcepten van het vakgebied.
2.1.1 Productief
Een beeldend proces kenmerkt zich doordat een fysiek product oplevert. Het beeld heeft een
fysiek spoor nagelaten van het keuzeproces. Het product zegt iets over de maker, zijn
bedoeling, zijn vaardigheden in het verbeelden, in het hanteren van de materialen en de
toegepaste technieken. Deze aspecten zijn in samenhang aanwezig in het beeld. Om die
samenhang inzichtelijk te maken worden de volgende productcomponenten onderscheiden:
x Betekenis / Inhoud
x Vorm/ Beeldaspecten
x Materiaal/ Techniek
De productcomponenten komen in een beeldend werkstuk in samenhang voor.
2.1.2 Procesgericht
Beeldend vormgeven is een complex proces van ervaren, kijken, beschouwen, denken, en
zoekend handelen. Om zicht te krijgen op deze ingewikkelde door elkaar lopende processen
worden drie procescomponenten onderscheiden:
x beschouwen
x onderzoeken
x werkwijze
2.1.3 Reflectief
Dit laatste concept is overkoepelend voor het hele visualisatieproces.
6
2.2
Domeinen van het vakgebied.
Het vakgebied kent de volgende domeinen: 2 dimensionaal. 3 dimensionaal en 4
dimensionaal.
We onderscheiden tekenen (2D), handvaardigheid (3D) en media waarin de factor tijd een
rol speelt zoals video (4D) als de drie domeinen waarin beeldend onderwijs uiteenvalt. Het is
een indeling die gebaseerd is op de mogelijkheden een beeldend proces in twee dimensies
of drie of vier dimensies uit te werken.
Aan de basis van een 2D, 3D of een 4D beeldproces ligt een wezenlijk verschil: in het
visualisatieproces gaat de maker vlak denken of ruimtelijk denken of in tijd denken.
Kwaliteiten ontwikkelen in de manieren van visualiseren is nodig omdat er wezenlijk
verschillen bestaan. Bovengenoemde productcompetenties verlopen in een 2D proces
anders dan in een 3D en 4D proces.
Enkele verschillen in product en proces:
x Betekenis: in het visualiseren van een betekenis kiest een maker voor een geschikte
uitdrukkingsvorm. Een 2D uitwerking heeft een totaal andere zeggingskracht dan een
3D uitwerking. Dat verschil zit in de fysieke aard van het 3D product. Er is om heen te
lopen, neemt ruimte in. Deze fysieke kant maakt deel uit van de beeldtaal en dient
betekenisvol te zijn. Tijdsverloop is een veelzeggende betekenislaag in een 4D
uitwerking. Het vakbekwaam kunnen kiezen uit een rijk scala aan mogelijkheden van
uitdrukkingsvormen is dan nodig en daarom dient in het beeldend onderwijs
lesgegeven te worden in zowel 2D-beeldprocessen als 3D beeldprocessen.
x Vormgeving: Bij 2D wordt ruimte gesuggereerd en bij 3D is de ruimte echt aanwezig.
Bij 4D is het tijdsverloop ook een compositie-element.
De ontwikkeling van het ruimtelijk denken op het platte vlak werkt en is anders dan
ruimtelijk denken in de fysieke ruimte en in de tijd.
x Materiaal/techniek. Bij 3D is de weerstand van het materiaal anders, meestal groter,
dan bij 2D. Motorische- en tactiele gevoeligheid worden dan ook anders
aangesproken. Bij 4D komen mogelijk ICT vaardigheden om de hoek.
x Beschouwen, onderzoeken, werkwijze. Er is een groot verschil tussen deze
procescomponenten van het visualisatieproces voor wat betreft de drie domeinen.
Het participeren in de beeldcultuur maakt onderwijs in de drie domeinen noodzakelijk.
7
3 nadere uitwerking van de big ideas
3.1
Productief
Te onderscheiden zijn de volgende productcomponenten:
x Betekenis / Inhoud
x Vorm/ Beeldaspecten
x Materiaal/ Techniek
Deze componenten komen in een beeldend werkstuk in samenhang voor.
Betekenis / Inhoud
Betekenisvolle beelden brengen het ervarende systeem van de maker en de kijker in
beroering. Er is spraken van communicatie. De ontvanger kan een andere ervaring opdoen
dan de maker van het beeld heeft gehad. Het beeld heeft een zelfstandigheid gekregen die
betekenisvol is, authentiek en uniek. Het is zonder aanvullende informatie niet eenvoudig
zomaar iets te zeggen over betekenissen in beeldend werk.
Wat iemand maakt (de inhoud) is belangrijker dan de juiste vorm of techniek. De betekenis
staat boven de beeldaspecten en de technieken.
Vorm/ Beeldaspecten
Het visualiseren van een betekenis levert een beeld op.
Dit gaat op voor de uitwerking in zowel 2D, 3D en 4D. Een beeld wordt gecomponeerd in een
proces van kiezen en verwerpen van beeldmogelijkheden: de beeldaspecten. Het spelen met
beeldaspecten geeft de maker mogelijkheden betekenis, materiaal en beeld op elkaar af te
stemmen. Het resultaat is een beeld met een bepaalde zeggingskracht. In een kwalitatief
goed vormgegeven beeld heeft de maker die zeggingskracht bereikt door met inzicht de
beeldaspecten te gebruiken. De maker beheerst dan de beeldgrammatica.
Beeldaspecten zijn zichtbare vormgevingskenmerken die aan beelden te onderscheiden zijn.
Leren vormgeven is dus leren de beeldgrammatica toe te passen.
Materiaal/ Techniek
De fysieke kanten van het beeldend proces maakt een unieke manier van leren mogelijk. Het
is een dialoog tussen hoofd, hart en handen met de materialen als medium.
De materie roept als het ware een beeld op. Omgekeerd laat materie zich graag tot beeld
vormen, door het associatief vermogen van de maker. Het beeldproces verloopt naar de
aard van het materiaal en naar de aard van de maker. In veel gevallen begint een
vormgevingsproces door de aantrekkingskracht of de uitdaging die van de materie uitgaat.
Elk materiaal heeft eigen karakteristieke kenmerken en zal het vormgevingsproces bepalen.
In het beeldend onderwijs is het aanleren van technieken om materialen vorm te geven geen
doel op zichzelf. Vakmanschap is pas betekenisvol als onderdeel van het beeldend proces.
Het werkstuk laat zien welk onderricht en ervaring de maker heeft in de technieken. Ook is er
te zien met welke energie de maker aan het werk is geweest. Die fysieke betrokkenheid bij
het maken van beeldend werk is te zien aan het eindproduct. Dat product laat zien of het
proces betekenisvol is geweest en of het de maker gelukt is zijn boodschap te visualiseren.
3.2
Procesgericht:
Te onderscheiden zijn de drie procescomponenten:
x beschouwen
x onderzoeken
x werkwijze
Deze componenten komen in een beeldend werkstuk in samenhang voor.
Beschouwen:
Het beschouwen van beelden maakt deel uit van het beeldend proces.
8
Beelden hebben een betekeniskant/inhoud, een vormgevingskant/beeldaspecten en een
materiaal/technische kant (zie productief) en op deze drie punten kan het beschouwen van
beelden helpen in een eigen vormgevingsproces.
Beelden kunnen ons informeren, beroeren, verleiden en soms ook manipuleren. Stil staan bij
betekenisvolle beelden leert kinderen om (eigen) ervaringen en betekenissen in een
beeldende context te plaatsen. Beschouwing van beelden kan ook een impuls geven aan het
vormgeven zelf(hanteren van de beeldgrammatica). Beschouwing van beelden kan het
adequaat en doelgericht hanteren van materialen en technieken bevorderen.
Beschouwen van beelden leidt tot communicatie over die beelden en draagt zo bij aan het
eigen vormgevingsproces.
Onderzoeken:
Dit onderzoeken heeft betrekking op de productcomponenten: betekenisaspecten/inhoud,
vormgevingsaspecten/beeldaspecten en de toepassing van materialen en technieken.
In het beeldend onderzoeken gaat het kind op letterlijke wijze zijn werkelijkheid begrijpen en
vorm geven.
Een beeldend onderzoeksproces is meer dan een intuïtief proces. Slechts vakbekwaam
kiezen leidt tot creatief denken en handelen. Beeldend onderzoeken is een proces waarin
intelligenties in samenhang bijeenkomen.
Deze unieke onderzoekshouding waarin denken en handelen hand in hand gaan wordt
zichtbaar in een authentiek product.
Beeldend onderwijs draagt op deze wijze bij aan de zelfherkenning van het kind en helpt zo
kinderen om op authentieke wijze te participeren in de samenleving.
Werkwijze:
In een vormgevingsproces wisselt het perspectief van de maker voortdurend.
Immers, een betekenisvol gegeven wordt in een beeld gevisualiseerd, waarin de maker zijn
al dan niet adequate kennis van materialen en technieken en kennis van de
beeldgrammatica samen laat komen.
Het procescomponent werkwijze heeft betrekking op de stappen die genomen worden in dat
scheppingsproces. Gaandeweg kan het blijken dat de gekozen route niet werkt. Plannen
kunnen dan bijgesteld worden. In dit overwegen en heroverwegen van stappen komt het
proceskarakter van dit component tot uitdrukking.
3.3
Reflectief
Dit laatste kernconcept is overkoepelend voor alle kernconcepten.
Reflecteren duidt op de samenspraak die de maker met zichzelf en de omgeving heeft. In het
prille begin van het vormgevingsproces stelt reflectie de maker in staat om de intuïtieve
innerlijke gewaarwording te brengen op een bewuster niveau waardoor een
vormgevingsproces mogelijk wordt gemaakt. Gedurende het vormgeven wordt er
afstemming gezocht bij het voorliggende resultaat door het resultaat opnieuw te ervaren. Het
bijstellen van keuzes wordt daardoor mogelijk. Nadat de maker besluit dat het beeldend
proces afgerond is kan de maker toetsen of zijn beeld communiceert door het werk aan
anderen te tonen. Deze toetsing geeft de laatste fase van het reflectieproces aan.
De ontwikkeling van het reflecterend vermogen draagt bij aan het bewustwordingsproces en
is daarom ook persoonsvormend te noemen.
Door het reflecteren op beeldprocessen systematisch te oefenen draagt beeldend onderwijs
bij aan de vorming van de beeldconcepten van kinderen waarmee ze kunnen opgroeien tot
mensen die zich op een authentieke wijze kunnen uiten in beelden. Ze kunnen zich
verhouden tot de beeldcultuur; kunnen omgaan met beelden, beelden interpreteren,
stereotiepen doorzien en erover communiceren.
Het gaat hier om beelden in de ruime zin: beelden uit de kunst, kunstgeschiedenis,
vormgeving en beelden uit de visuele communicatiewereld waarin we nu leven.
9
4 context
De context wordt beschreven, geordend naar de volgende kernconcepten:
1:
betekenis /inhoud
2:
vormgeving/beeldaspecten
3.
materialen/ technieken
4.
beschouwen
5.
onderzoeken
6.
werkwijze
7.
reflecteren
4.1
Betekenis / Inhoud
Er zijn twee benaderingen te onderscheiden (Visser, 1989):
x de morfologie van het beeld, wat er direct te zien is.
x de iconografie van het beeld, de achtergronden, regels en symboliek, nodig om het
beeld te kunnen begrijpen, het juist te kunnen interpreteren
Voor een juiste kijk op het beeld wordt verondersteld dat zowel maker als beschouwer op de
hoogte zijn van regels die gehanteerd kunnen worden om betekenissen over te brengen.
In het beeldend onderwijs wordt aan deze betekenisaspecten aandacht besteed.
Contexten waarin betekenis/inhoudsaspecten naar voren komen:
Waarneming in het beeldend proces
In het beeldend onderwijs dient een persoonlijke manier van waarnemen voorop gesteld te
worden. Deze subjectieve manier van kijken kan geoefend worden bijvoorbeeld in het
tekenen naar de waarneming. In het natuurgetrouw weergeven van een visueel gegeven
wordt de kijkervaring geïntensiveerd. De waargenomen werkelijkheid kan ook uitgangspunt
zijn wanneer de maker het visuele gegeven los maakt van de context, bijvoorbeeld door
abstractie, vergroting of overdrijving. In het onderwijs gaat het erom kinderen via de
zintuiglijke waarneming te verleiden tot een ontwikkeling van het verbeeldend vermogen.
De betekenis van beelden
Beeldend onderwijs helpt kinderen in het omgaan met de beeldcultuur door de betekenissen
van beelden in de maatschappij systematisch aan de orde te stellen. Betekenissen die we
toekennen aan beelden veranderen voordurend omdat de cognitieve concepten van de
samenleving veranderen. In beeldend onderwijs wordt stilgestaan hoe beelden functioneren
en de wijze van verpakken van een boodschap wordt aan de orde gesteld. .
Beeldend onderwijs richt zich op de betekeniskant van beelden door de relatie te zoeken
tussen de vormgeving en de cognitieve concepten achter die beelden.
Functies van beelden
Beeldend onderwijs kan kinderen helpen in het omgaan met de beeldcultuur door de functies
van beelden in de maatschappij systematisch aan de orde te stellen.
Beeldtaal kent net als taal een heel scala van uitdrukkingsvormen of verbeeldingswijzen.
Te onderscheiden zijn:
x autonome vormgeving
x toegepaste vormgeving
x schoonheid/waarheid/goedheid in samenhang met de cognitieve concepten
x beeld en functies: gebruiksgemak, ordenend,narratief, illustratief, verbeeldend
decoratief, esthetisch, expressief, denotatie, connotatie
10
4.2
Vormgeving/beeldaspecten
Contexten waarin vormgevingsaspecten naar voren komen:
Toepassen van de beeldgrammatica
Vormgeven is te zien als een spel met vormvariabelen om betekenis te visualiseren
Deze beeldtaal kent een eigen grammatica. Met kennis van en werkervaring in het hanteren
van de beeldgrammatica kunnen kinderen een betekenis visualiseren. Het resultaat en de
zeggingskracht van het beeld hangt af van de compositie van die beeldaspecten.
De volgende beeldcomponenten worden onderscheiden:
x 2D:
vorm, ruimtesuggestie, kleur, licht, structuur, compositie
x 3D:
vorm, ruimte, kleur, licht, textuur, compositie
x 4D:
tijd, beweging, herhaling, verandering, tijdsverloop, plot, kleur, licht,
compositie
4.3
Materialen, technieken
Contexten waarin materialen en technieken naar voren komen:
Keuze uit aanbod van materialen per domein:
In het beeldend onderwijs wordt gewerkt met materialen. Meestal zijn die daartoe ontwikkeld
en kennen soms een lange geschiedenis als beeldend medium. Ieder domein heeft een
eigen arsenaal aan materiaalmogelijkheden. Er zijn veel materialen voor het beeldend
onderwijs te gebruiken waardoor een oneindig aantal expressieve mogelijkheden voor
handen zijn. Hier gaat de regel op dat het goede niet veel is en het vele niet goed is.
Voor het beeldend onderwijs is van belang te onderscheiden:
x vormkarakter
x weerstand
x bewerkbaarheid
x expressiemogelijkheden
x fysieke aanwezigheid
Technieken per domein:
In het beeldend onderwijs komen aan het bod:
x
x
x
4.4
Tekenen (2D): tekenachtige technieken: schilderachtige technieken, collage, grafiek,
mixed media, nieuwe media.
Handvaardigheid (3D): vervormende technieken, constructieve technieken, werken
met textiel, ruimtelijk construeren, werken met plastisch materiaal
Strip/ beeldverhaal/film (4D): zelfde als 2D en 3D uitgebreid met digitale media.
Beschouwen
Contexten waarin beschouwen naar voren komt:
Eigen werk beschouwen
Beschouwen van eigen werk kan de maker op weg helpen om een nieuw beeldend proces te
beginnen, maar ook tijdens het proces kan het bekijken van eigen werk een impuls geven.
Het vormgeven is een ingewikkeld proces waarin intuïtie en cognitie dwars door elkaar
lopen. Beschouwen van eigen werk is een vakvaardigheid.
11
Ander werk beschouwen
Visuele informatie en inspiratie kan uit beelden van anderen opgedaan gehaald worden. Met
name kwalitatief goede beelden uit de beeldcultuur kunnen inspirerend werken omdat die
beelden deel uitmaken van onze collectieve beeldtaal.
Kunst en beschouwing
Beschouwing van beeldende kunstwerken en vormgeving maakt deel uit van het beeldend
onderwijs. De kunsten, de kunstgeschiedenis en ook cultureel erfgoed vormen een
belangrijke bron van beelden voor ons onderwijs.
Het onderwijs in de beeldende vakken heeft altijd sterk geleund op het werk van
professionele kunstenaars. De wijze waarop kunstenaars en vormgevers in hun werk de
eerder genoemde kernconcepten tonen zijn zeer inspirerend en soms exemplarisch.
De betekenissen en vormgeving van een kunstwerk en de materiaal/ technische aspecten
van het maakproces kunnen als referentie gezien worden voor een beeldend proces op
kinderniveau.
Kunstenaars zijn vooral interessant voor het beeldend onderwijs als het gaat om die
specifieke onderzoekshouding die komt kijken bij een beeldend proces. Het unieke
vermogen van kunstenaars om te verbeelden op hoog niveau, met als resultaat een sterk
communicatief beeld is niet zonder kennis van de context te onderscheiden.
In het beeldend onderwijs kan werk van kunstenaars en vormgevers op de volgende wijze in
toegepast worden:
x als uitgangspunt voor een betekenisvolle beeldende opdracht.
x in een zelfstandige beeldbeschouwingsles
x in een bredere context
x in het organiseren van culturele excursies; atelierbezoeken, tentoonstellingen
Cultureel erfgoed
Dit aspect van de beeldcultuur neemt een aparte plaats in binnen het beeldend onderwijs.
Onder cultureel erfgoed verstaan we datgene wat in tastbare zin is overgebleven uit het
verleden en wat de samenleving als collectief van belang vindt om te behouden. Er zijn
sporen uit het verleden die heel bewust voor volgende generaties worden bewaard en
sporen die toevallig bewaard zijn gebleven. Cultureel erfgoed bestaat uit zichtbare, tastbare
bronnen, maar ook uit verhalen, muziek, en gewoontes die van generatie op generatie
overgaan. Cultureel erfgoed kan uitgangspunt zijn voor een betekenisvolle beeldende
opdracht.
4.5
onderzoeken
Contexten waarin dit onderzoeken naar voren komt:
Werken met routes in het beeldend vormgevingsproces
Beeldend onderwijs ontwikkelt bij het kind een specifieke manier van onderzoeken die
voortkomt uit de aard van het beeldend werken zelf. Dit vakspecifieke onderzoek bevordert
het verbeeldende vermogen.
In het beeldend onderwijs leren kinderen visualiseren door verschillende procesgerichte
routes te volgen.
Verschillende procesroutes komen in het onderwijs aan de orde:
x nabootsen
x experimenteren/improviseren
x associatief werken
x het gebruik van toeval als ordeningsprincipe
x planmatig en gefaseerd werken
12
Nabootsen
Het nabootsen van de visuele werkelijkheid kan uitgangspunt zijn voor een beeldend proces.
In het nabootsen van een visueel gegeven kunnen kinderen de kijkervaringen intensiveren.
Een scherpe waarneming is ook voorwaarde om beelden te kunnen lezen. Nabootsen van
beelden van kunstenaars kan een vorm van kunstbeschouwing zijn.
Experimenteren/improviseren
Experiment en improvisatie zijn voor een beeldend proces de onderzoeksmogelijkheden bij
uitstek. Het al handelend onderzoeken van mogelijkheden vergroot de vindingrijkheid en
bevordert de dialoog tussen maker en materie. Een rijk arsenaal aan uitdrukkingsvormen is
het gevolg. Experimenten met materialen en vormen en betekenissen brengt de maker tot
associaties en die associaties.
Associatief werken
Daaronder verstaan we het vermogen van mensen om door middel van associaties keuzes
te maken. Het associatief vermogen volgt een eigen logica, die van de innerlijke
gewaarwording. Met een zintuiglijke ervaring wordt het ervarende systeem geactiveerd en
een associatie komt bovendrijven. Het systematisch kinderen tot zintuiglijk ervaren brengen
om daarmee te leren luisteren naar die gevoelsmatige impulsen ontwikkelt de leerkracht het
associatief vermogen. De associatie is een veel beproefde manier om tot een beeld te
komen.
Het gebruik van toeval als ordeningsprincipe
Er is een zeker vertrouwen nodig in de werking van dit ordeningsprincipe. Het inzetten van
het toeval in het beeldend keuzeproces is iets wat kinderen als vanzelf beheersen. Het is
kenmerkend voor hoe een kind kiest. Voor docenten ligt dat veelal anders. Het toeval levert
in het keuzeproces vaak verrassingen op. Dit soort vondsten kunnen voor een geoefende
vormgever ingezet worden bij het maken van een betekenisvol beeld.
Planmatig en gefaseerd werken
Veel beeldende processen zijn complex door thematiek, toepassingseisen en technieken die
gehanteerd worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het ontwerpen van een folder.
Kinderen worden in beeldende opdrachten geoefend in het stapsgewijs uiteenrafelen van
deelgebieden. Met name in de bovenbouw passen complexere opdrachten bij de
ontwikkeling van kinderen.
Kenmerken van een beeldend vormgevingsonderzoek:
x Het is divergerend
x Het is persoonsgebonden
x Het is tijdgebonden
x Het denken is verbonden met het handelen in materialen.
4.6
werkwijze
Een context waarbinnen het procescomponent Werkwijze naar voren komt is de beeldende
activiteit zelf. In een beeldende activiteit organiseert de maker het hele proces. Het kiezen uit
de vele mogelijkheden en oplossingen maakt een organisatievorm nodig.
Probleemoplossend denken en handelen wordt daarmee bevorderd.
Het zal duidelijk zijn dat dit procescomponent raakt aan de te kiezen didactische route.
In het onderwijs worden de procesvaardigheden bij kinderen ontwikkeld door te werken met
beeldende probleemstellingen met een leeftijdsadequate complexiteitsgraad
voor wat betreft :
x het werken met verschillende materialen
x hanteren van gereedschappen
13
x
x
x
x
toepassen van technieken
het organiseren van beschouwing
het aanbieden van (deel)onderzoeksopdrachten
het planmatig organiseren van het proces
Samenhang:
Het zal duidelijk zijn dat bovengenoemde contexten waarbinnen de proces- en
productcomponenten zichtbaar kunnen worden in didactische samenhang aangeboden
worden. Daarin wordt rekening gehouden met de:
x sociaal/ emotionele ontwikkeling
x cognitieve- zintuiglijke ontwikkeling
x motorische ontwikkeling
x ontwikkeling van visueel verbeeldend vermogen
4.7
reflecteren
Het beeldend product vertoont het spoor van de keuzes en handelingen tijdens het proces.
Het is noodzakelijk tijdens en na het beeldend vormgevingsproces op deze keuzes en
handelingen te reflecteren. Contexten waarin reflecteren naar voren komt:
x Gedurende het beeldende proces nemen kinderen afstand om verslag te doen van
gemaakte keuzes en handelingen.
x In het beschouwen van eigen werk en werk van anderen.
x Het participeren in de gesprekken tijdens tentoonstellingen en excursies.
14
5 de ontwikkeling van het kind in relatie tot de concepten beeldend onderwijs
In dit onderdeel beschrijven we de ontwikkeling van kinderen in relatie met de ontwikkeling
van het verbeeldend vermogen. In de beschrijving maken we een onderverdeling in 3
leeftijdsfases waarin ontwikkeling en verschillen zichtbaar worden. De stadia in de beeldende
ontwikkeling hangen nauw samen met de algehele ontwikkeling die kinderen doormaken,
derhalve gaan we uit van een ontwikkelingspsychologisch kader en maken daarbij gebruik
van diverse theorieën en onderwijsconcepten.
-
Ontwikkelingsfasen van Piaget
Theorie van Michael Parsons
Parsons heeft onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het esthetisch oordelen.
Hij gaat hierbij uit van de beeldende kunst.
Onderwijsconcept van Reggio Emilia
Kinderen kunnen zich uitdrukken in wel 100 talen en het onderwijs heeft de taak de
mogelijkheden en talen aan te spreken en te ontwikkelen.
Onderwijsconcept van Freinet
Met het Freinetonderwijs bedoelen we dat we het gebruik van illustraties bij teksten
met druktechnieken een invalshoek voor onze vakken vinden.
Onderwijsconcept van de Brifostschool
Behalve op het verwerven van kennis ligt de nadruk sterk op de ontwikkeling van
creatieve en intuïtieve vaardigheden.
In de bijlagen staat een overzicht van de algemene ontwikkeling in 3 leeftijdsfases en de betekenis
voor beeldend onderwijs.
Enkele representaties van beeldend onderwijs gerelateerd aan deze leeftijdsfasen.
Kinderen van 4 tot 6 jaar
Betekenis / Inhoud
- Betekenisvolle onderwerpen voor beeldende werkstukken uit de directe
belevingssfeer van de kinderen, bijvoorbeeld: mensen, dieren, figuren uit verhalen,
thuis, de natuur, feest, seizoenen, kleding, etc..
Ervaringsbasis is uitgangspunt voor het vormgevingsproces
Vormgeving
- De mogelijkheden van beeldaspecten
Materiaal/ Techniek
- Experiment met verschillende materialen (potlood, kleurpotlood, viltstift, waskrijt,
bordkrijt, verf, papier, textiel en plastische materialen) en ontwikkelen van
verschillende vaardigheden (mengen, schilderen, tekenen, plakken, knippen,
boetseren).
- Materialen sluiten aan bij de onderzoekende- en manipulerende houding van
kinderen, zintuiglijk ervaren.
- Ruimte voor eigen associaties en keuzes.
Beschouwen
- Actieve beschouwen door aanwijzen en benoemen. Kinderen leren over beelden te
praten en te luisteren naar elkaar . Ze kunnen aspecten van beleving en bedoeling
onder woorden leren brengen.
- Gebruik van prentenboeken, foto’s, beelden en kunstwerken die associaties
oproepen met de voor leerlingen direct waarneembare wereld en die veel ruimte
laten voor eigen fantasie
Onderzoeken
- Toeval speelt grote rol in ontdek- en leerproces
- Onderzoekende houding behoort tot de basisuitrusting van jonge kinderen
15
Werkwijze
- Intuïtief werkproces. Jonge kinderen zitten midden in het werken en overzien het
werkproces nog niet. Zij zijn zich vooraf nog niet bewust van de volgorde en het
resultaat van hun keuzes.
Reflecteren
- Kinderen vertellen over hun werk en vergelijken het met dat van medeleerlingen.
- Beginnend afstand nemen
Kinderen van 6 tot 9 jaar
Betekenis / Inhoud
- Betekenisvolle onderwerpen voor beeldende werkstukken vanuit een bredere
context, bv: cultureel erfgoed, hedendaagse beeldcultuur, toegepaste vormgeving.
Causaal besef. Aandacht voor betekenissen en oorzakelijke verbanden
Vormgeving
- De mogelijkheden van beeldaspecten.
- Denken in wetmatigheden, ordenen, groeperen
- Verbeelding van ruimtelijke illusie en ruimtelijke vormgeving in 3D (4 D).
Materiaal/ Techniek
- Materialen en werkwijze die de ontwikkeling van de fijne motoriek stimuleren.
- Planmatig werken/ stapsgewijze aanpak.
- Constructievaardigheden, ruimtelijk werken in papier/ karton, opbouwtechnieken in
klei.
- Werken vanuit de directe waarneming/ aanschouwing.
Beschouwen
- Door ontwakend causaliteitsbesef goed kijken naar en praten over zaken die
verband houden met het werk(en) van de kinderen.
- Ontwikkeling van perceptuele organisatie
- Oog voor realiteitsgehalte van eigen werk en dat van anderen.
- begrippenkader voor beschouwen.
- Groei in reflectief vermogen.
- Verschijningsvormen uit verschillende culturen.
Onderzoeken
- Plannen en experimenteren.
- In het beeldend proces verschillende oplossingsmogelijkheden overwegen.
Werkwijze
- Ontwerpen en uitvoeren. Beginnend aandacht voor het planmatig karakter van een
beeldende opdracht.
Reflecteren
- Groei in reflectief vermogen.
- Ontwikkelen van het referentiekader vanwaar uit naar beeldend werk wordt gekeken.
- Vanuit beschouwing naar nieuwe vraagstelling.
Kinderen van 9 tot 12 jaar
Betekenis / Inhoud
- Betekenisvolle onderwerpen voor beeldende werkstukken vanuit een bredere
context.
- Betekenissen die passen bij de veranderende manier waarop oudere kinderen tegen
de wereld aankijken en de plaats die zij daarin innemen.
Aandacht voor de ander, verschillen tussen mensen, groepsgevoel.
16
Vormgeving
- De mogelijkheden van de beeldaspecten.
- Samenhang tussen beeldaspecten en de betekenis/ zeggingskracht van het beeld.
Materiaal/ Techniek
- Uitbreiding van het repertoire aan materiaaltoepassingen. Materiaalkeuze bij de
leerling.
- Complexere opdrachten; kinderen kunnen het vormgevingsproces overzien en krijgen
grip op de verschillende stappen in het proces. Ze zijn steeds beter in staat tot het
zelf bedenken en kiezen van oplossingen.
- Ontwikkeling van motorische programma’s: hantering potlood, bewegingen, pols,
vingers.
Beschouwen
- Ontwikkeling van perceptuele organisatie, bijvoorbeeld werken van globaal naar
detail.
- Aandacht voor de context waarin beeldende producten ontstaan, visie en achtergrond
van de maker.
- Uitbreiding van het referentiekader zorgt voor verdere nuancering van het kijken en
oordelen.
- Kunstuitingen van verschillende culturen.
- Eigen standpunt innemen.
- Visies van kunstenaars en vormgevers tonen aan dat beelden een verschillende
betekenis kunnen hebben, afhankelijk van maker, tijd, functie en opdrachtgever.
Onderzoeken
- Beheersing van het beeldend proces dat zich kenmerkt door probleemoplossing.
- Terugval naar geaccepteerde oplossingen.
Werkwijze
- Werkwijze niet meer als toevallig verloop van handelingen, maar inzet van de eerder
ontdekte en geleerde aanpak. Repertoire aan werkwijzen beschikbaar.
Reflecteren
- Kritische houding tegenover eigen beeldend werk.
- Stappen in het creatieve proces benoemen en vergelijken met klasgenoten.
- Ontwikkeling van referentiekader bestaande uit eigen criteria en criteria die van
buiten zijn opgelegd.
- Abstracte begrippen hanteren door groei in reflectievermogen.
TULE
De door het SLO ontwikkelde uitwerking van de kunstzinnige oriëntatie is een leidraad om
het beeldendonderwijs voor het primair onderwijs vorm te geven.
Zie de bijlagen voor enkele voorbeelden. Good Practice
17
Literatuur
Van Onna, J. en Jacobse, A. (2008). Laat maar zien, Groningen/ Houten: Wolters Noordhoff
Schasfoort, B. (2007). Beeldonderwijs en didactiek, Groningen/ Houten: Wolters Noordhoff
Schasfoort, B. (2007)De basis van beeldbeschouwen, Groningen/ Houten: Wolters Noordhoff
Visser, A. de (1989) Kunst met voetnoten, Nijmegen: Sun
Heemstra-Hendriksen. J. L. N. (2010). Het verhaal van het kind, ThiemeMeulenhoff
Gardner, H. (1983). Frames of mind. New York: Basic Books.
Heusden, B. van (2010), Cultuur in de spiegel/ Naar een doorlopende leerlijn
cultuuronderwijs. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen
SLO, TULE (Tussendoelen en leerlijnen), Kunstzinnige oriëntatie, Inhouden en activiteiten bij
de kerndoelen, Enschede SLO.
Methodes beeldendonderwijs
Groot, Ino de (red.) (2007) Moet je doen: Thieme Meulenhof
Koppers, P. W. de Winter (1982) Tekenvaardig. De Bilt: Cantecleer
Hertog, Piet den e.a. (2002) Uit de kunst: methode tekenen en handvaardigheid voor de
basisschool. Sprang-Capelle: Delubas
Van Onna, J.(red) e. a. Beeldendonderwijs.nl online methode voor beeldendonderwijs
CANON cultuurcel (2005, 2007)Ingebeeld 1 en 2, mediamethode voor het basisonderwijs.
Jekino Distributie België
Artikelen
A. R. Damasio ‘Descartes Error: Emotion, Reason, and the Human Brain.
L. Bresler, Research Studies in Music Education, 2006
Artikel uit blad Kunstzone:
Op weg naar creativiteit door Marco Zocca.
Parsons, M.J., (1987). How we understand Art, Cambridge New York
Bamford, A. (2007) Netwerken en verbindingen: Arts and cultural education in the
Netherlands
Elektronische bronnen
www.ted.com/index.php/talks/ken_robinson_says_schools_kill_creativity.html
www.vonkc.nl/index.php?option=com_content&task=view&id=37&Itemid=57
http://tule.slo.nl
www.beeldendonderwijs.nl
http://ingebeeld.jekino.be/ingebeeld1/
http://www.visualknowledgebuilding.nl/
Download