Integratieopdracht: Deel van de leraar

advertisement
Naam: Angelique Vlieghe
Schooljaar 2012-2013
Stagementor: Martin Mestdag
Integratieopdracht: Deel van de leraar
KADER:
Om het terreindoel te kunnen realiseren, heb ik het doel opgesplitst in drie delen:
- Jezus ervaart Gods liefde, als Zoon van God (les 1)
- Jezus laat mensen Gods liefde ervaren (les 2)
- Mensen ervaren Gods liefde en worden vrij in Jezus’ spoor. (les 3)
OPBOUW:
1 Jezus vroeg ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ (Mc 8,27)
1.1 Inleiding
1.2 God als Vader, Jezus als Zoon
1.3 Kindschap van God
2 De ontmoeting met Gods liefde in Jezus zet je op weg.
2.1 Ontmoeting met Jezus in het Nieuwe Testament
2.2 Als christen vandaag in het spoor leven van Jezus Christus
DOELEN UIT HET LEERPLAN:
J4: Evangelische sleutels als inspiratie voor het jezelf worden bespreken
J5: Verhalen bespreken van mensen die in Jezus’ spoor vrij worden vanuit de
ervaring van Gods liefde
J6: Bij zichzelf en anderen ontdekken in hoeverre het levensbeschouwelijke bij de
identiteitsvorming een rol kan spelen.
B6: Openheid vertonen voor het gebruik van symbolen, rituelen en tweede taal
Opmerking: Hierbij dient het mini-vorderingsplan bekeken te worden, want sommige
doelen worden niet ten volle bereikt, maar slechts aanraakt.
INGREDIËNTEN UIT HET LEERPLAN:
-
Kind van God zijn
Lc 1, 26-38: de engel in je leven
Figuren uit de kerkgeschiedenis (bv. Franciscus en de melaatse)
LESDOELSTELLINGEN:
-
-
De leerlingen kunnen de relatie van Jezus tot God in eigen woorden uitleggen.
De leerlingen kunnen een gegeven (Bijbel)tekst op hun eigen leven leggen en
verwoorden wat dat al dan niet met hen doet en kan doen met andere
mensen.
De leerlingen hebben oog voor de tweede taal in besproken Bijbelteksten.
Lc 7,11-17: De leerlingen kunnen verwoorden welk effect Jezus zijn
handelingen hadden bij omstaanders.
De leerlingen kunnen uitleggen welke gevolgen/ ommekeer mensen vroeger
en vandaag kunnen geven aan hun leven bij het horen/lezen over Jezus.
De leerlingen kunnen minstens twee voorbeelden bespreken (wat doen ze?
Waarom? Inspiratie? Gevolg voor zichzelf en anderen?) van mensen die vrij
werden in het spoor van Jezus vanuit de ervaring van Gods liefde.
BEGINSITUATIE:
Leerlingen hebben weinig voeling met Bijbelteksten. De Bijbel is een boek dat voor
de meesten zeer weinig tot geen relevantie heeft voor hun leven. Daarom wordt er na
het lezen van de tekst telkens een moment ingelast waarin leerlingen hun
moeilijkheden, vragen en gevoelens rond de tekst kunnen verwoorden. Het is de
bedoeling dat leerlingen oog krijgen voor de tweede taal waarin Bijbelteksten
geschreven zijn. De uitleg van eerste en tweede taal hebben de leerlingen gezien
vorig schooljaar in Meander 2.
INHOUDELIJKE AANZETTEN:
Leerlingen dienen te beseffen dat Jezus het gelaat is van God. De manier waarop
Jezus handelt, geeft blijk van zijn waarlijk persoon, namelijk de Zoon van God. De
woorden en daden die Jezus gesteld heeft in zijn korte leven, getuigen van Gods
liefde voor de mens en van Jezus bijna kinderlijke liefde voor Zijn Vader. Daarom leid
ik de stagelessen in met het bespreken van het Onze Vader, dat Jezus ons geleerd
heeft. Ook het kindschap van God komt aan bod, want doordat Jezus Gods
‘liefdesverlangen’ wilde toelaten, worden wij teruggegeven aan God1. Ook dat zorgt
kan zorgen voor een ommekeer in iemands leven.
Het is echter onvoldoende dat de leerlingen Jezus gaan beschouwen als een
‘bekende’. In deze lessen wordt getracht om aan de hand van verhalen en
getuigenissen aan te tonen dat de figuur van Jezus ook in het dagelijkse leven van
de leerlingen (en van anderen) een belangrijke rol kan spelen als inspiratiebron om
‘schone’ volwassenen te worden en eventueel zelfs kan helpen om een vrij mens te
worden. Leerlingen worden in contact gebracht met personen die zich inzetten, zowel
vroeger als nu, voor zwakkeren en gediscrimineerden in gebroken situaties. Het
christelijk geloof wordt op die manier levensnabij, concreet en engagerend.
1
VAN BELLE D., Geloofsleer. Jezus, de gezalfde, 2012-2013, p. 38
HOOFDSTUK I
Benodigdheden
-
Leerbundel: eigen cursusmateriaal
Videofragment met Derek Redmond en zijn vader op de Olympisch Spelen in
1992
Mogelijk lesverloop en alternatieven
1 Inleiding
Smaakmaker
Brainstorm: De leerkracht opent de lessenreeks door Joh 14,6 te projecteren
en vraagt daarbij aan de leerlingen waar ze spontaan aan denken bij deze zin.
Dit kunnen verhalen zijn, eigen meningen van de leerlingen,… . De leerlingen
hoeven dit niet over te nemen, maar de leerkracht kan er wel een foto van
nemen, zodat op het einde van de lessenreeks daar eventueel nog naar
terruggekoppeld kan worden, om kijken of de leerlingen dingen zouden
aanpassen, toevoegen,… .
Kern
Klassikale opdracht: Marcus 15,29-32
De leerkracht situeert kort het fragment in Jezus’ leven en kan eventueel ter
verduidelijking de foto in achtergrondinfo 1 projecteren. Daarna worden de
vraagjes in de cursus klassikaal opgelost. Bij de vraag welk beeld christenen
hebben van Jezus (achtergrondinfo 2), peilt de leerkracht ook naar de
mening/gevoelens hierover bij de leerlingen. Het is de bedoeling dat meerdere
leerlingen hierover aan bod komen, zodat de verschillende visies eventueel
kunnen botsen om een verrijking van het gedachtegoed van sommige
leerlingen te bekomen. De illustraties op pagina 2 kunnen de leerlingen
eventueel op weg zetten naar welk beeld christenen hebben van God, maar
eigen antwoorden van de leerlingen zijn evenzeer nuttig om mee te werken in
de les. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de leerlingen inzien dat Jezus een
speciale band heeft met God. Het begrijpen hiervan wordt dan verder
uitgediept in 1.2 op pagina 3.
Om aandacht te schenken aan de plurale context van de klas, maar ook van
de godsdienstles wordt hier ook de vraag gesteld welk beeld anders-gelovigen
of niet-gelovigen van Jezus hebben (achtergrondinfo 3). Wanneer ook
leerlingen die zich niet kunnen vinden in het beeld van Jezus als de Christus,
gehoord mogen worden in de les, kan dit meer openheid scheppen in het
leerproces tussen de leerkracht en de klas.
Alternatieve lesimpuls:
In plaats van Mc 15,29-32 kan Mc 1,9-14 gebruikt worden in de les om aan te
tonen dat Jezus Christus een vrij mens is vanuit Gods liefde. Het doopsel kan
hier kort aan bod komen, maar het is vooral de bedoeling dat de leerkracht
verhalen aanbrengt die aantonen dan mensen ook de dag vandaag nog vrij
kunnen worden door het ontvangen van het doopsel. Daarom kan de leerkracht
een klasgesprek voeren rond catechumenen (zie achtergrondinfo 4) over de
beweegredenen van die mensen, welke effecten het doopsel heeft in het leven
van die mensen,… .
2 God als Vader, Jezus als Zoon
Smaakmaker
Demonstratie: De leerkracht vraagt aan iemand uit de klas om het Onze Vader
op een traag tempo uit te spreken. De andere leerlingen luisteren aandachtig
en steken hun hand op vanaf het ogenblik dat ze het gebed niet meer
begrijpen. Hun hand moet in de lucht blijven tot het gebed ten einde is.
Hierbij is het de bedoeling dat de leerlingen bewust stilstaan over wat er
verteld wordt in het gebed. Ongetwijfeld zullen er leerlingen zijn die daar nog
nooit zijn bij stilstaan en het niet begrijpen. Hieraan wordt nu de tekst van Nico
Ter Linden gekoppeld over het Onze Vader, waarin Jezus iets meer uitleg
geeft bij zijn gebed. In achtergrondinfo 5 vind je eveneens meer uitleg over de
verzen van het gebed.
Kern
Klassikale opdracht: Na het lezen van de tekst van Nico Ter Linden lossen de
leerkracht en de leerlingen bijhorende vragen op.
Klasgesprek: Nu de leerlingen stilgestaan hebben bij de tekst van het gebed,
laat de leerkracht de leerlingen ook even stilstaan bij de momenten waarop
mensen het Onze Vader bidden. Hier opent de leerkracht het klasgesprek
over waarom mensen bidden en hoe bidden tot een ommekeer kan leiden bij
mensen. De leerlingen kunnen hier eigen ervaringen (bijvoorbeeld tijdens
herdenkingsmis van een dierbare of bezinning op school, boetedoening,…)
aanbrengen.
In 1.3 verwerken de leerlingen de tekst van het gebed opnieuw door te
vergelijken met een ontroerend filmfragment over een vader en een zoon. (zie
verder)
Alternatieve werkvorm: parallel groepswerk met gebruik van het internet
De leerlingen vergelijken het huidige Onze Vader met een meer oorspronkelijke
versie, vertaald uit het Aramees (achtergrondinfo 6). Nadien gaat het groepje zelf
aan de slag om een nieuwe hertaling te maken. Hiervoor mogen de leerlingen
gebruik maken van het internet, waar ze eveneens inspiratie kunnen opdoen.
3 Kindschap van God
Smaakmaker
Doceren: Jezus leerde ons bidden tot Zijn Vader, maar opmerkelijk is dat het
gebed opent met ‘Onze Vader’. Door de woorden van het Onze Vader gaf Hij
zijn volgelingen als het ware de toelating Hem te volgen in zijn abba-relatie.
Daarbij blijft Jezus zich echter wel bewust van het onderscheid tussen zijn
Godservaring en die van de leerlingen, want behalve eenmaal in het evangelie
van Mattheüs spreekt Jezus nooit over ‘onze vader’2. Desondanks kunnen we
wel zeggen dat Jezus anderen meeneemt in zijn gebed. De reden dat Hij dit
doet is wat christenen noemen ‘redding’: terugkeer naar het huis van de
Vader. Mensen kunnen uit vrije wil beslissen om Jezus te ontmoeten en zo te
ervaren dat God is afgedaald om zich aan ons te openbaren. God heeft de
mens oneindig lief en dit heeft Jezus ons laten ervaren en wou ons erin laten
delen. (achtergrondinfo 7)
Hier kan de leerkracht de vraag stellen hoe we vandaag kinderen van God
kunnen worden en in wie de kerk de inspiratie vindt voor het doopselritueel.
Nadien wijst de leerkracht erop dat God Jezus zijn zoon noemde nadat Hij
door Johannes werd gedoopt in de Jordaan: Toen klonk een stem uit de
hemel: "Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in U heb Ik welbehagen" (Mc.
1,11). Het doopsel van vandaag ent zich op Jezus en door in zijn voetsporen
te treden word je kind van God. 'Ja', zegt God tot de mens in het doopsel, 'ja',
je bent iemand voor Mij; Je draagt een eigen naam; Je bent mijn kind; Ik wil je
laten delen in mijn leven3.
Kern
Illustratief demonstratie: De leerkracht toont een filmfragment en daarna
beschrijven de leerlingen waarin God verschillend en gelijk is met een
gewone, biologische vader. De bedoeling hiervan is dat leerlingen tot de
symbolische betekenis komen van God als Vader en niet blijven steken in het
biologische aspect. Met God als Vader bedoelt het christendom een figuur die
staat voor zorg en bescherming, iemand die oproept tot een echte relatie en
dit onderstelt afstand en verantwoordelijkheid,4 zoals het een echte vader
betaamt. Een duidelijk verschil is de vrijheid. Uw biologische vader heb je niet
te kiezen, maar Gods liefde dringt zich niet op. Ze is delicaat en erkent onze
vrijheid. Gods vaderschap staat eigenlijk voor partnerschap, om samen over
de finish te komen, om het in de context van het filmfragment te zeggen.
Andere antwoorden van de leerlingen worden eveneens verwerkt in de les.
Klasgesprek: Vervolgens opent de leerkracht een klasgesprek rond de zin ‘Je
tilt me op tot meer dan ik kan zijn.’ in de context van het zoonschap.
Een hermeneutisch knooppunt dat eventueel gebruikt kan worden is:
‘Je tilt me op tot meer dan ik kan zijn’: slaat dat op de goddelijkheid van Jezus
als Zoon van God en/of op de menselijke Jezus die voorbeeld is voor
christenen? Hoe zie jij die verhouding?
Opmerking: het is niet mijn bedoeling hiervan een Bijbelvierkant te maken,
omdat ik gekozen heb voor de tekst van Nico Ter Linden en niet voor de
oorspronkelijk Bijbeltekst.
2
AERTS L.,Geloofsleer: De God van de Schriften, HDGI Gent, 2011-2012, p. 73
KERKNET, Het doopsel. Uit God geboren, 3/1/2013,
(http://www.kerknet.be/federatie/6325/content.php?ID=4111)
4
AERTS L.,Geloofsleer: De God van de Schriften, HDGI Gent, 2011-2012, p. 78
3
Achtergrondinformatie
1 Mc 15,29-32
5
2 Beeld van Jezus als de Christus
Jezus vroeg aan de leerlingen ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ en ‘Wie zeggen
jullie dat Ik ben?’ Zelfs zijn eigen leerlingen slaagden er maar niet in Hem te
verstaan. ‘Wie is Hij toch?’, was hun vraag (Mc 4,41).
In de eeuwen voor Hem was reeds een hele stoet van profeten gezonden. Allemaal
hadden ze namens God het woord genomen. Maar de volmacht waarmee Jezus
sprak was ongehoord. Hij leefde uit hem, sprak namens Hem en handelde vanuit Zijn
kracht. Jezus’ toehoorders raakten verdeeld. Sommigen zijn laaiend enthousiast,
want ze zien Hem als de lang verwachte Messias, de Gezalfde Gods. Anderen
aarzelden6.
Het is God zelf, die met Pasen duidelijk maakt wie Jezus werkelijk is, namelijk de
Zoon die uit den hoge komt en na Pasen terug samen is met Zijn Vader.
Door christenen wordt Jezus ook vandaag nog gezien dé profeet, de Mensenzoon.
Diegene die gekomen is om God te dienen, en het nodige leed erbij neemt. Op het
moment dat Jezus de woorden ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’
uitspreekt, weet Hij dat Hij zal uitgeleverd worden in de hand van de mensen. En als
Hij die woorden zegt, dan betoogt Hij niet, dan verklaart Hij niets, dan argumenteert
5
6
WIKIPEDIA, Golgotha: de kruisiging, 31/7/2012, (http://nl.wikipedia.org/wiki/Golgotha)
AERTS L., Geloofsleer: de God van de Schriften, HDGI Gent, 2011-2012, p. 65-76
Hij niet. Zijn woorden maken duidelijk, benoemen, wat Hij net gedaan heeft. Hij heeft
zich geofferd uit liefde voor de mens. Wij, christenen, raken aan de waarheid als we
‘meer’ beminnen, als we de liefde kunnen omkeren in naastenliefde zoals Jezus ons
dat geleerd heeft7.
3 Andere beelden van Jezus
Het Jodendom weigert Jezus te zien als de Messias. Het gaat volgens Jürgen
Moltmann niet om een onderwaardering van zijn persoon, maar om een niet kunnen
geloven dat er met Jezus werkelijk een kentering is gekomen in de geschiedenis, dat
we verlost zijn8.
Jezus heeft ook een rol in de Koran; hij was een profeet met de ware naam ‘Isa’.
Zowel de Bijbel als de Koran vertellen het verhaal van de aankondiging
Van Jezus’/Isa’s geboorte vanuit Maria/Marjam.
Het vrijzinnig atheïsme heeft een verdeelde mening. Sommige humanisten geloven
dat Jezus een historische persoon is, maar dat al hetgeen waarmee christenen Hem
in verband brengen fictie is. Daarentegen zijn er ook humanisten die het bestaan van
Jezus ontkennen en gans de het geloof aanzien als nonsens.
Als conclusie kunnen we stellen dat elke levensbeschouwing Jezus benadert vanuit
de eigen opvattingen, normen en waarden. Het is belangrijk om op te merken dat ze
(bijna) allemaal wel het bestaan van Jezus erkennen en hem aanzien als een uniek
persoon.
4 Catechumenen kiezen bewust voor de Kerk9
In het spoor van de herontdekte volwassenencatechese bieden de Belgische
bisdommen het catechumenaat aan, het traject waarin volwassen doopkandidaten in
het geloof worden geïnitieerd. Tot voor kort werden die schaarse bekeerlingen
individueel in hun parochie voorbereid en gedoopt, maar nu hun aantal groeit, is een
gezamenlijke voorbereiding op het doopsel en vormsel in de paasnacht wenselijker.
Hoe verloopt zo’n initiatie, wie begeleidt de kandidaten en waarom treden ze toe tot
de katholieke kerk?
Teksten: Emmanuel Van Lierde | Sommige bisdommen groeperen de doopleerlingen
en zorgen voor een gezamenlijke initiatie die eindigt met het doopsel en vormsel
door de bisschop in de kathedraal. Andere bisdommen verkiezen een voorbereiding
binnen de lokale gemeenschap. Een groep gelovigen gaat samen met de
doopkandidaat op weg om thuis te komen in het geloof en in een parochie. Met zo’n
catechumenaat neemt de kerk een praktijk uit de eerste kerkeeuwen op. Toen was
het volwassenendoopsel de norm en de kinderdoop de uitzondering. Na een eerste
kennismaking met het geloof, kan iemand vragen in het geloof te worden ingewijd.
7
RAES P., Geloof op zoek naar rede, HDGI Gent, 2011-2012, p. 43-45
VAN BELLE D., Geloofsleer. Jezus, de gezalfde, HDGI Gent, 2012-2013, p. 51
9
TERTIO, Weer heel wat volwassenen worden tijdens de paasnacht gedoopt. Catechumenen kiezen bewust voor
de kerk, 3/1/2013, (http://www.tertio.be/sitepages/index.php?page=archief_artikels&id=651)
8
Dan begint een lange voorbereiding waarin catechese, liturgie en het ervaren van de
kerk vooropstaan. Dat catechumenaat vindt zijn bekroning in de veertigdagentijd die
naar het doopsel in de paasnacht voert. De doopleerling raakt zo vertrouwd met het
leven van christenen, de Schrift, het gebed en de geloofsgemeenschap. Met het
doopsel, het vormsel en de eerste communie in de paasnacht eindigt het groeien in
geloof niet. Het inwijdingsproces gaat voort, want iedere christen blijft een
geloofsleerling. Telkens weer vraagt het geloof om verdieping en de wekelijkse
eucharistie blijft een initiatiebron. Die nieuwe christenen vitaliseren en herbronnen de
kerk. Dat is een hoopgevend teken in een niet-christelijke maatschappij.
Getuigenis: Andrew Howie (40) is van Schotse origine, maar woont sinds 1998 in
België. Al ging zijn moeder naar de protestantse kerk, zelf had hij geen interesse
voor religie. De ommekeer van alcoholist naar geheelonthouder deed de boekhouder
beseffen dat er meer moest zijn in het leven. Iets of Iemand moest hem ertoe
aangezet
hebben
te
stoppen
met
drinken.
“Vanaf dat keerpunt verdiepte ik me in religie. Ik begon de Bijbel te lezen en zocht
informatie via internet. Ik kende het christendom vanuit Schotland en in België blijft
de katholieke kerk de meest evidente keuze. Toch deed ik vooral aan zelfstudie en
het duurde lang voor ik contact zocht om toe te treden tot de kerk. Ik kende al zeer
goed de Bijbel en het christendom, toen ik aan het bisdom vroeg om gedoopt te
worden. De coördinator van het catechumenaat, Hans Vandenholen, vond dat ik
geen intense vorming meer nodig had. Wel volgden gesprekken met hem en woonde
ik elke week de eucharistie bij in Erwetegem bij Zottegem. Dat is voor mij geen
verplichting, ik voel me thuis in de zondagsviering. Ik laat me niet dopen omdat ik
kerkelijk wil huwen of mijn kinderen wil laten dopen, wel omdat dit voor mezelf
belangrijk is. Ik zal blij zijn dat ik na mijn doop elke week te communie mag gaan.
Jill Wuyts (19) werd gedoopt, maar kreeg niet echt een katholieke opvoeding. Ze
volgt een lerarenopleiding aan de Katholieke hogeschool Kempen – campus
Vorselaar voor het vak godsdienst en voor project algemene vakken. Daardoor
ontdekte ze de rijkdom van het christendom en besloot ze zich daarin te verdiepen.
Haar leraar godsdienst trok haar over de streep om zich te laten vormen.
“De ontdekking van de rijke geschiedenis van de kerk en haar inzet voor de armen,
inspireerden me. Ik wou daarop doorgaan en iets met dat geloof doen. Door
hetzelfde geloof met anderen te delen en te handelen vanuit een groep, bereik je
meer dan als individu. Uiteraard hoef je niet katholiek te zijn om goede werken te
doen, maar ik geloof meer in het zich inzetten vanuit de gemeenschap. Ik wil me
zeker vanuit mijn geloof engageren voor anderen. Ik wil graag lesgeven, want zo
bereik ik een grote doelgroep. Als voorbereiding voor mijn vormsel kwam ik sinds
november elke maand rond een Bijbels onderwerp samen met Jan Verheyden, de
pastoor van de Sint-Franciscusparochie in Geel-Elsum, en met Chris Geens. Dat
waren vlotte geloofsgesprekken. Daarnaast volgde ik de parochiale
vormingsavonden. Zulke groepsgesprekken boeien me enorm. Tijdens de paasnacht
ontvang ik het vormsel in onze parochie, maar eerst halen we op Witte Donderdag
het chrisma in de kathedraal. Hopelijk kan ik dan even met de bisschop over mijn
vormsel spreken.”
5 Toelichting bij het Onze Vader10
Er bestaan twee versies van het Onze Vader die in de evangelies bewaard zijn.
Lucas brengt een korte versie: de aanspreking ‘Vader’; twee beden over de zaak van
God: dat zijn Naam geheiligd worde en zijn Koninkrijk kome; en drie beden over wat
mensen nodig hebben: dagelijks brood, vergeving, en ‘breng ons niet in beproeving’.
Matteüs heeft de langere versie die ons meer vertrouwd is: de aanspreking ‘Onze
Vader in de hemel’; drie beden over de zaak van God – ‘laat uw wil gedaan worden’
is toegevoegd; en eveneens drie vragen van mensen, waarbij de laatste, de vraag
om verlossing, uitvoeriger geformuleerd is: ‘breng ons niet in beproeving maar red
ons uit de greep van het kwaad’. In veel handschriften volgt dan de afsluitende
lofprijzing ‘Want van U is het Koninkrijk...’
Het Onze Vader wordt beschouwd als een bij uitstek christelijk gebed. Dat is het ook,
maar velen denken bovendien dat het een exclusief christelijk gebed is, omdat het zou
gaan over ‘de liefdevolle Vader van Jezus Christus’, in tegenstelling tot ‘de strenge,
straffende, wraakzuchtige God van het Oude Testament’. Zij denken dat alléén Jezus
God heeft aangesproken met abba, ‘onze Vader’. Zij dwalen. Jezus deed dat omdat
hij het als jood geleerd had. Het Onze Vader is een door en door joods gebed,
doortrokken van synagogale liturgie, met diepe joodse wortels. De joodse schrijver
Shalom ben-Chorin getuigt: “Overal waar het gebeden wordt, heb ik het altijd
meegebeden, zonder mij van mijn joods geloof te hoeven verwijderen of het zelfs
maar een haartje te krenken”.
Het Onze Vader volgt de opbouw van elk joods gebed: een openingslofprijzing
(‘Onze Vader in de hemel’) – een aantal smeekbeden als middenstuk – en een
samenvattende lofprijzing aan het slot (‘Want van U is het Koninkrijk...’). En de
afzonderlijke beden vindt men allemaal terug in belangrijke joodse gebeden. Op
basis van die joodse teksten heb ik de volgende synthese gemaakt, die heel dicht in
de buurt komt van het Onze Vader:
Onze Vader, barmhartige Vader, die in de hemel zijt en op aarde
Laat de heiligheid van uw Naam op aarde genoemd worden
zoals ook in de hoogste hemelen
Vestig uw Koningschap
Moge uw wil geschieden
Verzadig de wereld met uw gaven
Vergeef ons, want wij hebben gezondigd
Laat ons niet achter in de macht van het kwaad
Bevrijd ons, ter wille van uw heerlijkheid
Ik hoop dat ik u heb kunnen overtuigen van de joodse wortels van het Onze Vader...
10
KEVERS P., Het Onze Vader, 19/1/2008, (http://www.devleugel.be/vieringen/toelichtingen/vieringen-20072008/16-190108-het-onze-vader)
Nu wil ik nog kort iets zeggen over de betekenis van de afzonderlijke beden.
Onze Vader die in de hemelen zijt
We mogen God vol vertrouwen ‘Vader’ noemen, ons toevertrouwen aan zijn
liefdevolle aanwezigheid. God is ons heel nabij.
Maar hij is Vader ‘in de hemel’: in het verborgene – en ook: ‘op een goddelijke wijze’,
dat wil zeggen helemaal anders, oneindig veel beter dan wat aardse vaders er soms
maar van terechtbrengen.
En hij is ‘onze’ Vader, niet alleen de mijne, en wanneer ik God zo noem, word ik er
dus aan herinnerd dat alle mensen mijn broeders en zusters zijn.
Geheiligd zij uw Naam, uw rijk kome, uw wil geschiede
Eigenlijk zeggen die drie beden alle drie ongeveer hetzelfde.
Gods Naam: Ik-zal-er-zijn-voor-u – vooral voor de zwaksten.
Gods Koninkrijk: een rijk van gerechtigheid en vrede, waar ieder mens tot zijn recht
komt.
Gods wil: zijn Tora, zijn woorden ten leven die ons de weg wijzen.
Gods Naam, zijn Koninkrijk, zijn wil: dat die ‘geschieden, op aarde als in de hemel’.
Dat wij die woorden ter harte nemen. Dat wij bouwen aan die samenleving van
gerechtigheid en vrede. Dat wij die Naam waarmaken door er-te-zijn voor anderen.
Geef ons heden ons dagelijks brood
Geen rijkdom vragen wij, geen overvloed, maar ‘genoeg om van te leven’, voor elke
dag, en voor iedereen.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren
Wij vragen iets wat wij zelf moeilijk kunnen: vergeven.
Wat ons wel goed afgaat is omzien in wrok, gevangen als wij zijn in onze angst en
onze trots. Vergeef ons dat wij niet liefhebben met hart en ziel.
Breng ons te binnen hoezeer wij zelf op vergeving zijn aangewezen en maak ons
even ruimhartig als U bent in onze dromen (Nico ter Linden).
En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwaad
‘Leid ons niet in bekoring’, dat klinkt vreemd en dat is ook niet de beste vertaling.
Ieder mens kent momenten van bekoring en beproeving, ieder mens twijfelt wel
eens. Maar eigenlijk staat er: ‘Laat ons in de beproeving niet bezwijken’. Wanneer wij
op de proef gesteld worden, geef ons dan de kracht de beproeving te doorstaan. Leid
ons zo dat wij niet afdwalen. Dat wij niet stikken in vertwijfeling en wanhoop. Geef dat
het kwade ons niet gevangen houdt.
Amen
Zo is het. Zo zij het. Dit wil ik beamen. Dat ik het waar mag maken in mijn leven.
Paul Kevers
6 Het Aramese Jezus-gebed
Bron van Zijn, die ik ontmoet in wat mij ontroert,
Ik geef u een naam opdat ik u een plaats kan geven in mijn
leven.
Bundel uw licht in mij - maak het nuttig.
Vestig uw rijk van eenheid nu,
uw enige verlangen handelt dan samen met het onze.
Voed ons dagelijks met brood en met inzicht.
Maak de koorden van fouten los die ons vastbinden aan het
verleden,
opdat wij ook anderen hun misstappen kunnen vergeven
Laat oppervlakkige dingen ons niet misleiden.
Uit u wordt geboren:
de alwerkzame wil,
de levende kracht om te handelen,
en het lied dat alles verfraait, en zich van eeuw tot eeuw
vernieuwt.
Bram Moerland
11
7 Het kindschap van God
Door Jezus worden wij teruggegeven aan de Vader. Dat is ook wat Paulus schrijft
aan de christenen van Galatië: “U bent geen slaaf meer, maar een zoon” (Gal 4,7).
Ook in de Romeinenbrief schrijft Paulus hierover iets: Dus, broeders en zusters, zijn
wij niet langer verplicht om een zondig leven te leiden. Als u een zondig leven leidt,
zult u zeker sterven. Maar als u door de Geest de praktijken van het lichaam doodt,
zult u leven. Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van
God. De Geest die u ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw
vrees zou aanjagen. U hebt een Geest van kindschap ontvangen, die ons doet
uitroepen: Abba, Vader! De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat
wij kinderen zijn van God. Maar als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, en
wel erfgenamen van God tezamen met Christus, omdat wij delen in zijn lijden, om
ook te delen in zijn verheerlijking. (Rom 8,12-17)
11
GODSDIENSTONDERWIJS THOMAS, Paster Noster kerk Jeruzalem: Het Onze Vader in het Aramees (taal
van Jezus) en het Hebreeuws, 3/1/2013, (http://www.kuleuven.be/thomas/page/fotodatabank/view/27917/)
HOOFDSTUK II
Benodigdheden
-
Leerbundel: eigen cursusmateriaal
Extra document met tekst Lc 7, 11-17
Videofragment over WJD in 2011 in Madrid
Mogelijk lesverloop met achtergrondinformatie en alternatieven
1 Ontmoeting met Jezus in het Nieuwe Testament
Oefening 1:
Bijbelvierkant met gedicht van Robert Juarroz en Lc 1,26-38
Indien de leerlingen geen ervaring hebben met deze werkvorm, legt de
leerkracht de werkwijze en de bedoeling ervan kort uit. Op deze manier wordt
de medewerking van de leerlingen mogelijks verhoogd. Vooraf geeft de
leerkracht een kort woordje uitleg over het geloof van de auteur (zie
kernervaring van de schrijver, onderaan de pagina).
Omdat het interpreteren van gedichten enige affiniteit vraagt, wordt er aan de
leerlingen gevraagd om het gedicht eens uit te tekenen. Dit vergemakkelijkt
het interpreteren van het gedicht. De leerkracht doet dit (vooraf) ook om
mogelijks zo het leerproces van de leerlingen beter te begrijpen en in te
schatten (achtergrondinfo 1). De leerkracht vraagt wat de leerlingen opvalt als
ze het gedicht uittekenen, waarover zij denken dat het gedicht gaat,… .
Het gedicht wordt vervolgens de ‘gesprekspartner’ van de Bijbeltekst over de
aankondiging van de geboorte van Jezus
(achtergrondinfo 2). Ter variatie van de les kan de Bijbeltekst eventueel online
beluisterd worden of via een mp3-bestand.
(link: http://www.voorleesbijbel.nl/bijbel/perikoop.asp?lIntPerikoopId=1904)
Oplossing Bijbelvierkant volgens Angelique Vlieghe:

Kernervaring van de schrijver van het gedicht:
Juarroz niet geïnteresseerd in het aardse en het anekdotische, maar
reikt zijn poëzie naar het hogere, het sacrale. In die zin zou je zijn
gedichten religieus kunnen noemen, met dien verstande dat bij Juarroz
God geen aanwezigheid is maar juist een afwezigheid 12, wat echter niet
uitsluit dat Hij niet bestaat…
Met deze informatie in het achterhoofd interpreteer ik de kernervaring
van de schrijver als volgt: de auteur is zoekend naar antwoorden rond
het transcendente in het leven. Hij wil zien wat het is. Hij wil het van
bovenaf kunnen bekijken, zoals vogels dat kunnen, maar hij weet dat
NBD BIBLION, Korte bespreking ‘elfde verticale poëzie’, 2002-2012,
(http://mom.biblion.nl/olifant/olifant.dll?doctype=AI&bibliotheek=theek5&style=0&ppn=&isbn=9076895201&l
id=&aut=&ti=)
12
het onmogelijk is om te zien (achtergrondinfo 3). Maar zolang de
schrijver het niet ziet, durft hij er de deur niet voor te openen. Hij durft er
niet in te stappen en te vertrouwen op God.

Kernervaring van Maria in Lc 1, 26-38:
Wanneer de engel Maria de boodschap brengt, is ze vooreerst verward
en geschrikt. Ze begrijpt niet wat de engel bij haar komt doen.
De zwangerschap die de engel voorspelt, is eigenlijk onmogelijk, want
Marie heeft nog geen seksuele gemeenschap. Toch reageert Maria niet
zozeer ongelovig, maar eerder terughoudend. Dit leid ik af uit haar
reactie in vers 34. Ze zegt niet dat de engel ongelijk heeft, maar wijst op
de biologische onmogelijkheid. Hierop antwoordt de engel dat voor God
niks onmogelijk is. Maria is overtuigd vanuit de ontmoeting en beloofd
haar trouw aan God.

Verschillen en gelijkenissen:
1) Een duidelijk verschil in vertrekpunt is het geloof: Maria was een
gelovige vrouw, terwijl Roberto Juarroz zoekend is.
Om de link met het gedicht beter te kunnen leggen, kan je iemand zijn geloof
beschouwen als deuren, waardoor God jou kan bereiken, waardoor Zijn Geest op jou
kan inwerken en iets bewerken. Roberto tekende verschillende ramen, maar op
onmogelijke plaatsen, waardoor Gods Geest de mens niet kan bereiken. Hij durft zich
ook niet over te geven aan Gods genade, zonder het eerst te zien, want hij tekende
nooit een deur.
2) Maria ziet de engel Gabriël die haar de boodschap van God brengt.
Vanuit deze visuele ontmoeting beloofd Maria God trouw om mee te
werken aan het heilsgebeuren. Roberto wil ook deze visuele
ontmoeting.
3) Zowel Roberto Juarroz, als Maria zitten in wat op het eerste zicht
een onmogelijke situatie lijkt. Voor Maria is de maagdelijke
ontvangenis onmogelijk en voor Roberto is het onmogelijk God te
zien in het aardse leven. Beide uiten de onmogelijk ook in de tekst.
Weliswaar zit er hierin toch een verschil!
4) Gezien Maria een gelovig vrouw is (en de ramen zogezegd
openstaan), kan God haar bereiken en haar meedelen en tonen dat
voor God niks onmogelijk is. Roberto Juarroz doet de deur dat
toegang geeft tot het geloof niet open, waardoor het voor God
onmogelijk is hem te tonen dat voor God niks onmogelijk is. Roberto
is zoekende en wil God bereiken (van buiten het geloof), maar zo
werkt het niet. Het is God die op zoek gaat naar een manier om de
mens te bereiken (van binnen het geloof).
5) Roberto tekent altijd ramen en nooit geen deur. ‘Hij wil niet naar
binnen en niet naar buiten’. Hieruit leid ik af dat hij schrik heeft van
het geloof in God, van u over te geven aan zijn genade, van een
Schepper die almachtig is,… . Ook Maria is eerst bevreesd wanneer
ze engel die door God gezonden is, ziet.

Consolideren:
Door deze vergelijking ben ik twee inzichten op het spoor gekomen die
ik niet meteen zag bij het lezen van de teksten apart.
Enerzijds dat het geloof zichzelf verklaart van binnenuit. Dat je door de
rede van buitenaf het geloof niet kunt begrijpen, maar dat je de deur
voor God moet openzetten zodat Hij zich kan openbaren en je kan
uitnodigen voor een ontmoeting, zoals in het verhaal van Lucas.
Anderzijds ben ik er ook op terechtgewezen hoe moeilijk en
beangstigend geloven wel niet is: jezelf toevertrouwen aan een
mysterie, dat je nooit volledig kan vatten
Opmerking: Leerlingen kunnen perfect andere dingen zien dan de leerkracht,
want dit is geen gemakkelijke opgave gezien de leerlingen weinig tot geen
bijbelse en theologisch achtergrond hebben. Dit is helemaal geen probleem.
Deze werkvorm creëert een open leerproces, waarbij leerkracht en leerling
samen hun weg zoeken in beide teksten.

De weg naar het gekozen terreindoel:
Lucas vertelt het verhaal van Maria die uiteindelijk zwanger zal zijn van
Jezus, de jongeman die gezien wordt als de Zoon van God. In Jezus is
God afgedaald om Zijn tent onder de mensen op te slaan. Hiermee
toont God aan het joodse volk, maar ook aan alle andere volken dat Hij
ons niet in de steek laat. God geeft ons Zijn enige Zoon uit pure liefde
voor de mens. Het besef van pure liefde en dat Hij ons niet in de steek
laat, ondanks de fouten die we maken, maakt de christenen vandaag
nog steeds vrij. Dat besef krijgen we niet door een intellectueel proces,
maar door de geloofservaring.
Oefening 2:
Bijbeltekst Lc 7,11-17 in stukjes
De leerkracht projecteert slechts enkele verzen uit de tekst per keer en stelt
daarbij de vragen in het groene lettertype. Mijn voorkeur gaat uit naar de
verdeling van de tekst zoals hieronder het geval is, maar andere
mogelijkheden zijn uiteraard ook mogelijk.
[11] Naderhand ging Jezus naar een stad die Naïn heette; zijn leerlingen en
een grote menigte gingen met Hem mee. [12] Toen Hij de stadspoort naderde,
werd er juist een dode uitgedragen, de enige zoon van een weduwe. Een
talrijke menigte uit de stad was bij haar.
Wat zal er nu gebeuren? Wat verwachten we? Waarom verwachten
we dat?
[13] Toen de Heer haar zag, was Hij ten diepste met haar begaan. ‘Huil niet’,
zei Hij tegen haar. [14] Hij liep naar de lijkbaar toe en raakte die aan. De
dragers bleven staan en Hij zei:
Wat zou er nu gebeuren, denk je? Wat zou Jezus zeggen en tegen
wie?
‘Jongeman, kom overeind, zeg Ik je!’
Wat zal er gebeuren met de dode jongeman? Waarom verwachten
we dat?
[15] En de dode ging rechtop zitten en begon te praten, en Hij gaf hem aan
zijn moeder.
Wat is er net gebeurd? Waarom geeft Jezus de jongeman terug
aan zijn moeder? Welke andere stappen kon Jezus ondernomen
hebben?
[16] Ontzag vervulde allen en ze prezen God. Ze zeiden: ‘Een groot profeet is
onder ons opgestaan’, en: ‘God heeft naar zijn volk omgezien.’ [17] Dit verhaal
over Hem verbreidde zich in heel het Joodse land en in de wijde omtrek.
Wat voor effect zou Jezus zijn handelingen hebben op de
omstaanders? Wat voor effect zou dit verhaal de dag van vandaag
nog kunnen hebben op de luisteraard?
De bedoeling hiervan is om andere mogelijkheden van de tekst te verkennen
en stil te staan bij waarom Jezus bepaalde handelingen stelt. Hopelijk komen
de leerlingen zo dichter bij wie Hij is en waarom Hij gekomen is. Namelijk, om
mensen Gods liefde te laten ervaren. Want van deze mensenliefde is Jezus
de parabel in persoon. God komt in Jezus als liefde, genade en vergeving 13.
Voor de leerlingen is het eveneens van belang om het effect op de
omstaanders te begrijpen dat de leerkracht kort een woordje uitleg geeft over
het gevoel van crisis in de tijd van Jezus en welk belang een profeet daarin
speelt (achtergrondinfo 4).
-
De leerlingen kunnen hier mogelijk blijven steken in de letterlijke
onmogelijkheid van het verhaal. Daarom is er ook bij dit fragment plaats
voorzien waar de leerlingen hun vragen/moeilijkheden kunnen noteren. De
leerkracht probeert de leerlingen tot het niveau van de symbolische taal te
verheven (achtergrondinfo 5). Hier kan ook volgend hermeneutisch knooppunt
gebruikt worden als tussentijdse evaluatie: leidt de ontmoeting met Jezus
doorheen het lezen van de Bijbel tot inspiratie voor ommekeer of tot ongeloof?
Alternatieve werkvorm: Lege stoel(en) bij Lc 7,11-17
De leerlingen schrijven twee vragen op die ze graag aan Jezus, de moeder of de
jongeman zouden willen stellen, waarna die één voor één besproken worden aan de
hand van ‘de lege stoelen’. Wie een mogelijk antwoord weet op die bepaalde vraag,
kan naar voren gaan en plaatsnemen op de lege stoel om te antwoorden.
Alternatieve lesimpuls: Joh 8,1-11 De vrouw op overspel betrapt.
Voor het verwerken van deze Bijbeltekst kan de leerkracht volgende vragen stellen
aan de leerlingen:
13
AERTS L.,Geloofsleer: De God van de Schriften, HDGI Gent, 2011-2012, p. 74
- Hoe zou die vrouw zich voelen na haar ontmoeting met Jezus?
- Zal haar leven er na de ontmoeting anders uit zien?
- Waarom handelt Jezus zo?
- Vind je dat Hij gelijk heeft?
- Wat haal jij uit deze tekst als waardevol voor je eigen leven?
De bedoeling is dat leerlingen beseffen dat mensen vrij worden door de ontmoeting
met Jezus, die de parabel in persoon is van Gods mensenliefde en mogelijks zelfs
een ommekeer in het leven nastreven, waarbij ze in de navolging van Jezus gaan
leven.
2. Ontmoeting met Jezus in het Nieuwe Testament
Smaakmaker
Brainstorm: De leerkracht vraagt aan de leerlingen hoe je vandaag christenen
kunt herkennen.
Hierbij wijst de leerkracht op het nastreven van de christelijke waarden, kledij
of juwelen met kruisje dragen, sacramenten ontvangen,… Vanuit de
sacramenten gaat de leerkracht over tot de biecht. De leerkracht geeft kort
een woordje uitleg over de biecht (achtergrondinfo 6)
Kern
Voorbeeld 1: biecht tijdens WJD 2011 in Madrid
Illustratief demonstreren: De leerkracht toont het videofragment en geeft
vooraf de opdracht om antwoorden te zoeken op volgende vragen:
Wanneer gaat iemand naar de biecht?
Geef twee redenen waarom gelovigen biechten?
Geef 1 mogelijk probleem tijdens het biechtgesprek?
Eventueel kan het (korte) videofragment nogmaals bekeken worden, indien de
leerlingen of de leerkracht dat nodig achten. Het is niet de bedoeling dat de
leerlingen enkel luisteren om de antwoorden op de vragen te vinden, maar dat
ze ook bewust en kritisch luisteren, zodat ze er mogelijks zelf iets uithalen dat
hen kan helpen bij hun gelovige positie in het leven.
Klasgesprek: Leerkracht vraagt of iemand al eens gaan biechten heeft en welk
gevoel hem/haar dat nadien gaf? Of de leerlingen de getuigenissen van in het
fragment kunnen begrijpen?
Hermeneutisch knooppunt: Biecht zien als vergeving van de zonden of zonde
van je tijd?
Voorbeeld 2: Poverello, opgericht door Jan Vermeire
Onderwijsleergesprek: Leerkracht vraagt of iemand Poverello (in Kortrijk)
kent? Wat zij doen?
Dit leergesprek heeft geen cognitieve doelen. Het is louter ter inleiding van de
getuigenis van Jan Vermeire en kan bij sommige leerlingen misschien leiden
tot nieuwsgierigheid om de organisatie eens een bezoekje te brengen en
letterlijk een handje te helpen.
Klassikale opdracht: De tekst wordt klassikaal voorgelezen en nadien worden
de antwoorden op vragen in de cursus klassikaal besproken. Vooral de laatste
vraag over wat de leerling aangrijpt is van belang. Hier kan eventueel de
onderlijnde zin in de tekst gebruikt worden om de leerlingen op weg te helpen.
Hopelijk komen de leerlingen door deze getuigenis en verwerking tot het
inzicht dat de agapè het allermooiste geschenk is voor jezelf als voor je
naaste, en dat we in het spoor van Jezus hiertoe aangemoedigd worden.
Alternatieve werkvorm14: DVD ‘Poverello – een levensschool’ (29’)
De leerlingen kijken naar de reportage en lossen onderstaande vragen op:
- Waar komt de naam ‘Poverello’ vandaan?
- Probeer in één zin de kernboodschap van Poverello weer te geven
- Wat vind je zelf van dit initiatief
- Wie is Jan Vermeire?
Daarna maken de leerlingen als afsluitende opdracht een reclameaffiche voor
Poverello en het geheel op een creatieve manier voorstellen.
Voorbeeld 3: Franciscus en de melaatse
Individuele opdracht met klassikale bespreking: Leerkracht leest het stukje
tekst over Franciscus met veel intonatie en enthousiasme voor. Nadien krijgen
de leerlingen enkele minuten de tijd om de bijhorende vragen individueel op te
lossen.
Nadien wordt het geheel besproken. De leerkracht stelt hierbij volgende
bijkomende vragen:
Kan je het onvervulde verlangen van Franciscus begrijpen? Kan het zijn
dat je al het materiële hebt van de wereld, maar nog iets
(onbetaalbaars) mist? Wat kan dat onbetaalbare zijn?
Hoe voelt Franciscus zich nu hij gedaan heeft wat God hem vroeg?
Hoe denk je dat Franciscus nu zal verder leven?
Extra vraag, mogelijks ter evaluatie: Leerkracht vraagt aan de leerlingen om
ze nog mensen kennen die in het spoor leefden/leven van Jezus en op deze
manier zich vrij voelden?
Alternatieve werkvorm: complementair groepswerk
Leerlingen zoeken in groepjes van drie een getuigenis/verhaal op van mensen die
vrij worden in het spoor van Jezus vanuit de ervaring van Gods liefde. Dit verhaal
komen ze vooraan in klas presenteren. Hierbij komen sowieso nieuwe impulsen naar
boven. De leerkracht kan de leerlingen eventueel ook een lijst geven met
14
MOTMANS L., CORRIETTE K,…., Handleiding Theo 3, Van In, Wommelgem, 2010, DVD
personen/organisaties waaruit ze kunnen kiezen. Bijvoorbeeld: Missio, Moeder
Theresa, de ervaring van Augustinus, Oscar Arnulfo Romero, uit de regel van
Benedictus,…
Achtergrondinformatie
1 Voorbereiding op Bijbelvierkant
2 Uitleg bij de tekst over de aankondiging van de geboorte van Jezus15
De tekst van Lucas is verzadigd van toespelingen op cruciale passages uit de Schrift.
1,26-27. Diezelfde engel Gabriël wordt nu naar Nazareth in Galilea gezonden: de
woonplaats van Maria en Jozef. Maria’s naam herinnert aan Mirjam, de zus van de
profeet Mozes. Met het oog op Jezus’ wonderbaarlijke conceptie wordt beklemtoond
dat Maria maagd is. Zij is weliswaar verloofd met Jozef, die van davidische afkomst
is, maar woont nog niet met hem samen.
Maria hoort ‘De Heer is met u’, wat in het Oude Testament refereert aan Gods hulp
bij moeilijke opdrachten. Maria krijgt Gods steun toegezegd voor de heilstaak die zij
te vervullen heeft.
Maria is zeer bevreesd. Huiver overvalt haar, want zij weet de betekenis en
consequentie van de begroeting van de engel niet precies in te schatten.
De engel brengt Maria de hemelse boodschap van haar nakende zwangerschap en
geeft aan welke naam het kind zal krijgen. Vervolgens omschrijft de engel de
opdracht van het kind. Jezus zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden
genoemd. Hij wordt beschouwd als de toekomstige hersteller van het davidische
messiaanse koningschap, maar aan Zijn Rijk zal geen einde komen.
Maria regeert niet zozeer ongelovig, maar terughoudend. Aangezien zij slechts
verloofd is, heeft zij nog geen seksuele betrekkingen met haar toekomstige
echtgenoot. De engel geeft Maria daarop een tweevoudig teken: (I) De ontvangenis
van een Kind is van bovennatuurlijke aard. De ‘Heilige Geest’ en de ‘Kracht van de
Allerhoogste’ worden dan parallel gebruikt en leggen elkaar uit. Lucas geeft literair
gestalte aan de traditionele overtuiging van de maagdelijke ontvangenis van Jezus.
De focus is daarbij allereerst christologisch: Jezus is vanaf Zijn ontvangenis vervuld
van Gods Geest. Daarom wordt Hij ‘Heilig’ genoemd en ‘Zoon van God’.
(II) De engel verwijst naar Elisabets wonderlijke zwangerschap. Voor God is immers
geen woord onmogelijk.
Maria drukt haar onvoorwaardelijke bereidheid uit: zij wil de rol van een slavin op zich
nemen in dienst van Gods heilwerkzaamheid.
Waarom een engel erbij gehaald? Leren begrijpen van geloofstaal.16
De engel is een signaal, een herkenningsteken.
Er
zijn
boodschappen,
zegt
de
bijbel,
die
van
God
komen.
Die worden herkenbaar gemaakt: Een engel is zulk een herkenningsteken.
De boodschappen die door een engel gebracht worden in het leven van een bijbels
personage, blijken achteraf diep te hebben ingewerkt op het leven van dat
personage.
De vertellers van het bijbelverhaal hebben achteraf begrepen, dat deze
boodschappen iets met God te maken hebben. Zij willen die boodschappen doen
MOTMANS L., CORRIETTE K,…., Handleiding Theo 3, Van In, Wommelgem, 2010, p. 71-72
THOMAS, Op stap met de engel(en) van Lucas in het geboorteverhaal, 4/1/2013,
(http://thomas.theo.kuleuven.be/page/op-stap-met-de-engel-van-lucas-in-de-geboorteverhalen/)
15
16
opvallen, markeren met fluorstift, zorgen dat ze in het geheugen gebrand worden van
de toehoorders of lezers!
Zo
is
het
bezoek
van
een
engel
een
markeringsteken.
Als er een engel verschijnt, weet je als lezer of toehoorder: opgepast, hier, dit idee,
deze droom, dit verlangen, dit gevoel wat hier door de engel uitgesproken wordt, dat
is in het leven van die persoon een boodschap van God gebleken. We houden dat
vast en we 'markeren' het, omdat we eruit kunnen leren hoe God mensen aanraakt,
beroert,
aanspreekt
in
hun
ideeën,
dromen,
verlangens,...
De vertellers willen ons waarschuwen: beluister deze boodschap zorgvuldig, want ze
komt van God.
3 Op zoek naar waarheid17
God wil vriendschap sluiten met de mens. Vandaar dat God zichzelf probeert bekend
te maken aan de mens. Deze openbaring van God is een aanbod van liefde en een
uitnodiging. Openbaring vraagt dus niet zozeer om inzicht, maar om instemming ‘ja,
ik wil, ik ga mee’.
Natuurlijk, ‘om dit geloof te kunnen geven, is de helpende genade van God nodig en
de innerlijke bijstand van de Geest die het hart moet bewegen en tot God bekeren de
ogen van de geest openen en ‘aan alle smaak geven om met de waarheid in te
stemmen en erin te geloven (Dei Verbum 5).
God leren kennen is dus onmogelijk zonder de bereidheid je aan Hem toe te
vertrouwen. God leer je gaandeweg kennen, zoals elke ‘kennis’ die eigen is aan een
liefdesverhouding. Je kan niet ‘buiten blijven staan’ en God leren kennen. Je moet
binnengaan door de deur van het geloof (cf. Porta Fidei).
De kennis van God komt niet voort uit het denken, maar wel uit het luisteren naar
Gods Woord.
4 Leven in de tijd van Jezus18
In de tijd waarin Jezus leefde heerste een algemeen levensgevoel van crisis. De
bezetting door de Romeinen- de zoveelste in een lange rij- viel de bevolking van
Palestina aan het begin van onze jaartelling zwaar. Het slechte bestuur, de
belastingsdruk vanwege de bezetter (opvoering van Herodes Antipas), de verarming
van een groot deel van de bevolking, kon niet blijven duren. Door de verschillende
oorlogen was reeds langer –sinds de 2e eeuw voor Christus- de stroming van de
apocalyptiek ontstaan.
In de toenmalige joodse samenleving vinden we een aantal groepen van religieuze
strekkingen met een sociaal-politieke dimensie terug die elk een eigen antwoord
hadden op deze situatie. Voorbeelden zijn de Zeloten, Farizeeën, Essenen,… .
Deze partijen omvatten uiteindelijk slechts een minderheid van de mensen. Maar ze
geven wel aan hoe, in een verschillende analyse en oplossing, toch een algemene
17
18
RAES P., Geloof op zoek naar rede, HDGI Gent, 2011-2012, p. 37- 42
RAES P., Geloof op zoek naar rede, HDGI Gent, 2011-2012, p. 34 - 35
verwachting heerst van het herstel van Israël. Bij velen heerst de hoop dat God het
verbond met zijn volk op nieuwe wijze zal bekrachtigen.
5 Uitleg bij de opwekking van de zoon van de weduwe uit Naïn19
In het verhaal zijn drie fasen te onderscheiden.
1 Een vraag om hulp: een weduwe die met een grote menigte al weeklagend haar
enige zoon gaat begraven.
2 Geraakt en bewogen worden: ‘Toen de Heer haar zag, werd Hij door medelijden
bewogen. Hij stapt naar de lijkbaar.
3 Iets doen: ‘Jongeman, ik zeg je: ‘Sta op’.
Deze fasen komen we vaker tegen in allerlei (wonder)verhalen waarin Jezus de
mensen niet in de steek laat. Geen mens doet tevergeefs beroep op Hem. Voor
elkeen die ‘dood’ was op één of andere wijze, biedt Hij opnieuw toekomst. In het
leven van Jezus was Gods’ kracht werkzaam.
6 Het sacrament van de verzoening20
Het sacrament van de verzoening, dat nog vaak ‘de biecht’ of ‘het boetesacrament’
wordt genoemd, is één van de zeven centrale liturgische vieringen uit de roomskatholieke traditie. Dat één sacrament de verzoening centraal stelt, is niet toevallig.
Verzoening is een kernbegrip is het christelijk geloof, gezien het als rode draad door
het leven van Jezus loopt. Het bereikt een hoogtepunt op Pasen en waarna de
eerste woorden die de verrezen Heer bij Johannes tot zijn leerlingen richt, geen
verwijten zijn maar een boodschap van verzoening: ‘sjaloom’.
Als christenen worden opgeroepen in Christus’ naam: “laat u met God verzoenen!” (2
Kor. 5, 19-20)
Dat God bereid is naar ons te luisteren en ons verzoening te schenken is geen
overbodige luxe, want momenten van vergeving en verzoening zijn heel kosbaar.
Wie volwassen wil worden, moet met vallen en opstaan leren dat ons leven een
mengeling is van gelijk en pijn, van licht en van donker. In ons dagelijks handelen
blijven wij mens niet gespaard van ruzie en/of wrok,… .
Toch zijn er enkele voorwaarden verbonden aan de verzoening. Eerst en vooral moet
de dader besef hebben zijn schuld en berouw tonen. Vervolgens spreekt de dader
zijn schuld uit. Dit is eigenlijk een vraag om vergeving. Want ik kan me niet
verzoenen op mijn eentje: vergeving moet ik ontvangen van iemand anders.
Eventueel kan de dader ook boete doen.
Het slachtoffer moet uitzoeken of de wil tot bekering van de ander oprecht is. Pas
wanneer dit geval is, kan het slachtoffer uiteindelijk het geschenk van de vergeving
schenken aan de dader. Hier moeten we echter wijzen op het verschil tussen
vergeving en verzoening. De vergeving komt vanuit het slachtoffer, terwijl voor
christenen de verzoening van “verder komt”.
DEBLAERE P., MECHELMANS J. … , Handleiding Echo 5, Pelckmans, Kapellen, 2008
POLFLIET J., Sacramenten en liturgie: het verbond vieren – eucharistie en verzoening, HDGI Gent, 20112012
19
20
Hoewel het sacrament van de verzoening voor meerdere boetelingen tezelfdertijd
kan plaatsvinden, vindt het sacrament vandaag de dag meer plaats in de privésfeer
tussen boeteling en priester. Het verloopt als volgt:
- De biecht begint met een biddende voorbereiding door zowel de priester als
de boeteling.
- De boeteling (eventueel ook de priester) maakt het kruisteken.
- Het dienstboek voorziet verschillende korte openingsformules die de boeteling
moeten uitnodigen om zijn/haar vertrouwen op God te richten.
- Schriftlezing
- Na de lezing van Gods Woord volgt de zondebelijdenis en eventueel het
opleggen van de boete.
- De boeteling spreekt een gebed uit waarin hij/zij zijn berouw en wil tot
levenshernieuwing uitdrukt. (Dit wordt vergezeld met een dubbel gebaar: de
uitstrekking van één of beide handen over het hoofd van de boeteling en het
kruisteken.)
De biecht is begonnen met gebed en eindigt er ook mee nadat de biechtvader aan
de boeteling de verzoening met God heeft aangezegd. De boeteling wordt nu
uitgenodigd om de barmhartigheid van God te belijden door het opzeggen van een
korte dialoog, opgebouwd uit psalmverzen.
Download