Naam: Angelique Vlieghe Schooljaar 2012-2013 Stagementor: Martin Mestdag Integratieopdracht: Deel van de leraar KADER: Om het terreindoel te kunnen realiseren, heb ik het doel opgesplitst in drie delen: - Jezus ervaart Gods liefde, als Zoon van God (les 1) - Jezus laat mensen Gods liefde ervaren (les 2) - Mensen ervaren Gods liefde en worden vrij in Jezus’ spoor. (les 3) OPBOUW: 1 Jezus vroeg ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ (Mc 8,27) 1.1 Inleiding 1.2 God als Vader, Jezus als Zoon 1.3 Kindschap van God 2 De ontmoeting met Gods liefde in Jezus zet je op weg. 2.1 Ontmoeting met Jezus in het Nieuwe Testament 2.2 Als christen vandaag in het spoor leven van Jezus Christus DOELEN UIT HET LEERPLAN: J4: Evangelische sleutels als inspiratie voor het jezelf worden bespreken J5: Verhalen bespreken van mensen die in Jezus’ spoor vrij worden vanuit de ervaring van Gods liefde J6: Bij zichzelf en anderen ontdekken in hoeverre het levensbeschouwelijke bij de identiteitsvorming een rol kan spelen. B6: Openheid vertonen voor het gebruik van symbolen, rituelen en tweede taal Opmerking: Hierbij dient het mini-vorderingsplan bekeken te worden, want sommige doelen worden niet ten volle bereikt, maar slechts aanraakt. INGREDIËNTEN UIT HET LEERPLAN: - Kind van God zijn Lc 1, 26-38: de engel in je leven Figuren uit de kerkgeschiedenis (bv. Franciscus en de melaatse) LESDOELSTELLINGEN: - - De leerlingen kunnen de relatie van Jezus tot God in eigen woorden uitleggen. De leerlingen kunnen een gegeven (Bijbel)tekst op hun eigen leven leggen en verwoorden wat dat al dan niet met hen doet en kan doen met andere mensen. De leerlingen hebben oog voor de tweede taal in besproken Bijbelteksten. Lc 7,11-17: De leerlingen kunnen verwoorden welk effect Jezus zijn handelingen hadden bij omstaanders. De leerlingen kunnen uitleggen welke gevolgen/ ommekeer mensen vroeger en vandaag kunnen geven aan hun leven bij het horen/lezen over Jezus. De leerlingen kunnen minstens twee voorbeelden bespreken (wat doen ze? Waarom? Inspiratie? Gevolg voor zichzelf en anderen?) van mensen die vrij werden in het spoor van Jezus vanuit de ervaring van Gods liefde. BEGINSITUATIE: Leerlingen hebben weinig voeling met Bijbelteksten. De Bijbel is een boek dat voor de meesten zeer weinig tot geen relevantie heeft voor hun leven. Daarom wordt er na het lezen van de tekst telkens een moment ingelast waarin leerlingen hun moeilijkheden, vragen en gevoelens rond de tekst kunnen verwoorden. Het is de bedoeling dat leerlingen oog krijgen voor de tweede taal waarin Bijbelteksten geschreven zijn. De uitleg van eerste en tweede taal hebben de leerlingen gezien vorig schooljaar in Meander 2. INHOUDELIJKE AANZETTEN: Leerlingen dienen te beseffen dat Jezus het gelaat is van God. De manier waarop Jezus handelt, geeft blijk van zijn waarlijk persoon, namelijk de Zoon van God. De woorden en daden die Jezus gesteld heeft in zijn korte leven, getuigen van Gods liefde voor de mens en van Jezus bijna kinderlijke liefde voor Zijn Vader. Daarom leid ik de stagelessen in met het bespreken van het Onze Vader, dat Jezus ons geleerd heeft. Ook het kindschap van God komt aan bod, want doordat Jezus Gods ‘liefdesverlangen’ wilde toelaten, worden wij teruggegeven aan God1. Ook dat zorgt kan zorgen voor een ommekeer in iemands leven. Het is echter onvoldoende dat de leerlingen Jezus gaan beschouwen als een ‘bekende’. In deze lessen wordt getracht om aan de hand van verhalen en getuigenissen aan te tonen dat de figuur van Jezus ook in het dagelijkse leven van de leerlingen (en van anderen) een belangrijke rol kan spelen als inspiratiebron om ‘schone’ volwassenen te worden en eventueel zelfs kan helpen om een vrij mens te worden. Leerlingen worden in contact gebracht met personen die zich inzetten, zowel vroeger als nu, voor zwakkeren en gediscrimineerden in gebroken situaties. Het christelijk geloof wordt op die manier levensnabij, concreet en engagerend. 1 VAN BELLE D., Geloofsleer. Jezus, de gezalfde, 2012-2013, p. 38 HOOFDSTUK I Benodigdheden - Leerbundel: eigen cursusmateriaal Videofragment met Derek Redmond en zijn vader op de Olympisch Spelen in 1992 Mogelijk lesverloop en alternatieven 1 Inleiding Smaakmaker Brainstorm: De leerkracht opent de lessenreeks door Joh 14,6 te projecteren en vraagt daarbij aan de leerlingen waar ze spontaan aan denken bij deze zin. Dit kunnen verhalen zijn, eigen meningen van de leerlingen,… . De leerlingen hoeven dit niet over te nemen, maar de leerkracht kan er wel een foto van nemen, zodat op het einde van de lessenreeks daar eventueel nog naar terruggekoppeld kan worden, om kijken of de leerlingen dingen zouden aanpassen, toevoegen,… . Kern Klassikale opdracht: Marcus 15,29-32 De leerkracht situeert kort het fragment in Jezus’ leven en kan eventueel ter verduidelijking de foto in achtergrondinfo 1 projecteren. Daarna worden de vraagjes in de cursus klassikaal opgelost. Bij de vraag welk beeld christenen hebben van Jezus (achtergrondinfo 2), peilt de leerkracht ook naar de mening/gevoelens hierover bij de leerlingen. Het is de bedoeling dat meerdere leerlingen hierover aan bod komen, zodat de verschillende visies eventueel kunnen botsen om een verrijking van het gedachtegoed van sommige leerlingen te bekomen. De illustraties op pagina 2 kunnen de leerlingen eventueel op weg zetten naar welk beeld christenen hebben van God, maar eigen antwoorden van de leerlingen zijn evenzeer nuttig om mee te werken in de les. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de leerlingen inzien dat Jezus een speciale band heeft met God. Het begrijpen hiervan wordt dan verder uitgediept in 1.2 op pagina 3. Om aandacht te schenken aan de plurale context van de klas, maar ook van de godsdienstles wordt hier ook de vraag gesteld welk beeld anders-gelovigen of niet-gelovigen van Jezus hebben (achtergrondinfo 3). Wanneer ook leerlingen die zich niet kunnen vinden in het beeld van Jezus als de Christus, gehoord mogen worden in de les, kan dit meer openheid scheppen in het leerproces tussen de leerkracht en de klas. Alternatieve lesimpuls: In plaats van Mc 15,29-32 kan Mc 1,9-14 gebruikt worden in de les om aan te tonen dat Jezus Christus een vrij mens is vanuit Gods liefde. Het doopsel kan hier kort aan bod komen, maar het is vooral de bedoeling dat de leerkracht verhalen aanbrengt die aantonen dan mensen ook de dag vandaag nog vrij kunnen worden door het ontvangen van het doopsel. Daarom kan de leerkracht een klasgesprek voeren rond catechumenen (zie achtergrondinfo 4) over de beweegredenen van die mensen, welke effecten het doopsel heeft in het leven van die mensen,… . 2 God als Vader, Jezus als Zoon Smaakmaker Demonstratie: De leerkracht vraagt aan iemand uit de klas om het Onze Vader op een traag tempo uit te spreken. De andere leerlingen luisteren aandachtig en steken hun hand op vanaf het ogenblik dat ze het gebed niet meer begrijpen. Hun hand moet in de lucht blijven tot het gebed ten einde is. Hierbij is het de bedoeling dat de leerlingen bewust stilstaan over wat er verteld wordt in het gebed. Ongetwijfeld zullen er leerlingen zijn die daar nog nooit zijn bij stilstaan en het niet begrijpen. Hieraan wordt nu de tekst van Nico Ter Linden gekoppeld over het Onze Vader, waarin Jezus iets meer uitleg geeft bij zijn gebed. In achtergrondinfo 5 vind je eveneens meer uitleg over de verzen van het gebed. Kern Klassikale opdracht: Na het lezen van de tekst van Nico Ter Linden lossen de leerkracht en de leerlingen bijhorende vragen op. Klasgesprek: Nu de leerlingen stilgestaan hebben bij de tekst van het gebed, laat de leerkracht de leerlingen ook even stilstaan bij de momenten waarop mensen het Onze Vader bidden. Hier opent de leerkracht het klasgesprek over waarom mensen bidden en hoe bidden tot een ommekeer kan leiden bij mensen. De leerlingen kunnen hier eigen ervaringen (bijvoorbeeld tijdens herdenkingsmis van een dierbare of bezinning op school, boetedoening,…) aanbrengen. In 1.3 verwerken de leerlingen de tekst van het gebed opnieuw door te vergelijken met een ontroerend filmfragment over een vader en een zoon. (zie verder) Alternatieve werkvorm: parallel groepswerk met gebruik van het internet De leerlingen vergelijken het huidige Onze Vader met een meer oorspronkelijke versie, vertaald uit het Aramees (achtergrondinfo 6). Nadien gaat het groepje zelf aan de slag om een nieuwe hertaling te maken. Hiervoor mogen de leerlingen gebruik maken van het internet, waar ze eveneens inspiratie kunnen opdoen. 3 Kindschap van God Smaakmaker Doceren: Jezus leerde ons bidden tot Zijn Vader, maar opmerkelijk is dat het gebed opent met ‘Onze Vader’. Door de woorden van het Onze Vader gaf Hij zijn volgelingen als het ware de toelating Hem te volgen in zijn abba-relatie. Daarbij blijft Jezus zich echter wel bewust van het onderscheid tussen zijn Godservaring en die van de leerlingen, want behalve eenmaal in het evangelie van Mattheüs spreekt Jezus nooit over ‘onze vader’2. Desondanks kunnen we wel zeggen dat Jezus anderen meeneemt in zijn gebed. De reden dat Hij dit doet is wat christenen noemen ‘redding’: terugkeer naar het huis van de Vader. Mensen kunnen uit vrije wil beslissen om Jezus te ontmoeten en zo te ervaren dat God is afgedaald om zich aan ons te openbaren. God heeft de mens oneindig lief en dit heeft Jezus ons laten ervaren en wou ons erin laten delen. (achtergrondinfo 7) Hier kan de leerkracht de vraag stellen hoe we vandaag kinderen van God kunnen worden en in wie de kerk de inspiratie vindt voor het doopselritueel. Nadien wijst de leerkracht erop dat God Jezus zijn zoon noemde nadat Hij door Johannes werd gedoopt in de Jordaan: Toen klonk een stem uit de hemel: "Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde, in U heb Ik welbehagen" (Mc. 1,11). Het doopsel van vandaag ent zich op Jezus en door in zijn voetsporen te treden word je kind van God. 'Ja', zegt God tot de mens in het doopsel, 'ja', je bent iemand voor Mij; Je draagt een eigen naam; Je bent mijn kind; Ik wil je laten delen in mijn leven3. Kern Illustratief demonstratie: De leerkracht toont een filmfragment en daarna beschrijven de leerlingen waarin God verschillend en gelijk is met een gewone, biologische vader. De bedoeling hiervan is dat leerlingen tot de symbolische betekenis komen van God als Vader en niet blijven steken in het biologische aspect. Met God als Vader bedoelt het christendom een figuur die staat voor zorg en bescherming, iemand die oproept tot een echte relatie en dit onderstelt afstand en verantwoordelijkheid,4 zoals het een echte vader betaamt. Een duidelijk verschil is de vrijheid. Uw biologische vader heb je niet te kiezen, maar Gods liefde dringt zich niet op. Ze is delicaat en erkent onze vrijheid. Gods vaderschap staat eigenlijk voor partnerschap, om samen over de finish te komen, om het in de context van het filmfragment te zeggen. Andere antwoorden van de leerlingen worden eveneens verwerkt in de les. Klasgesprek: Vervolgens opent de leerkracht een klasgesprek rond de zin ‘Je tilt me op tot meer dan ik kan zijn.’ in de context van het zoonschap. Een hermeneutisch knooppunt dat eventueel gebruikt kan worden is: ‘Je tilt me op tot meer dan ik kan zijn’: slaat dat op de goddelijkheid van Jezus als Zoon van God en/of op de menselijke Jezus die voorbeeld is voor christenen? Hoe zie jij die verhouding? Opmerking: het is niet mijn bedoeling hiervan een Bijbelvierkant te maken, omdat ik gekozen heb voor de tekst van Nico Ter Linden en niet voor de oorspronkelijk Bijbeltekst. 2 AERTS L.,Geloofsleer: De God van de Schriften, HDGI Gent, 2011-2012, p. 73 KERKNET, Het doopsel. Uit God geboren, 3/1/2013, (http://www.kerknet.be/federatie/6325/content.php?ID=4111) 4 AERTS L.,Geloofsleer: De God van de Schriften, HDGI Gent, 2011-2012, p. 78 3 Achtergrondinformatie 1 Mc 15,29-32 5 2 Beeld van Jezus als de Christus Jezus vroeg aan de leerlingen ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ en ‘Wie zeggen jullie dat Ik ben?’ Zelfs zijn eigen leerlingen slaagden er maar niet in Hem te verstaan. ‘Wie is Hij toch?’, was hun vraag (Mc 4,41). In de eeuwen voor Hem was reeds een hele stoet van profeten gezonden. Allemaal hadden ze namens God het woord genomen. Maar de volmacht waarmee Jezus sprak was ongehoord. Hij leefde uit hem, sprak namens Hem en handelde vanuit Zijn kracht. Jezus’ toehoorders raakten verdeeld. Sommigen zijn laaiend enthousiast, want ze zien Hem als de lang verwachte Messias, de Gezalfde Gods. Anderen aarzelden6. Het is God zelf, die met Pasen duidelijk maakt wie Jezus werkelijk is, namelijk de Zoon die uit den hoge komt en na Pasen terug samen is met Zijn Vader. Door christenen wordt Jezus ook vandaag nog gezien dé profeet, de Mensenzoon. Diegene die gekomen is om God te dienen, en het nodige leed erbij neemt. Op het moment dat Jezus de woorden ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’ uitspreekt, weet Hij dat Hij zal uitgeleverd worden in de hand van de mensen. En als Hij die woorden zegt, dan betoogt Hij niet, dan verklaart Hij niets, dan argumenteert 5 6 WIKIPEDIA, Golgotha: de kruisiging, 31/7/2012, (http://nl.wikipedia.org/wiki/Golgotha) AERTS L., Geloofsleer: de God van de Schriften, HDGI Gent, 2011-2012, p. 65-76 Hij niet. Zijn woorden maken duidelijk, benoemen, wat Hij net gedaan heeft. Hij heeft zich geofferd uit liefde voor de mens. Wij, christenen, raken aan de waarheid als we ‘meer’ beminnen, als we de liefde kunnen omkeren in naastenliefde zoals Jezus ons dat geleerd heeft7. 3 Andere beelden van Jezus Het Jodendom weigert Jezus te zien als de Messias. Het gaat volgens Jürgen Moltmann niet om een onderwaardering van zijn persoon, maar om een niet kunnen geloven dat er met Jezus werkelijk een kentering is gekomen in de geschiedenis, dat we verlost zijn8. Jezus heeft ook een rol in de Koran; hij was een profeet met de ware naam ‘Isa’. Zowel de Bijbel als de Koran vertellen het verhaal van de aankondiging Van Jezus’/Isa’s geboorte vanuit Maria/Marjam. Het vrijzinnig atheïsme heeft een verdeelde mening. Sommige humanisten geloven dat Jezus een historische persoon is, maar dat al hetgeen waarmee christenen Hem in verband brengen fictie is. Daarentegen zijn er ook humanisten die het bestaan van Jezus ontkennen en gans de het geloof aanzien als nonsens. Als conclusie kunnen we stellen dat elke levensbeschouwing Jezus benadert vanuit de eigen opvattingen, normen en waarden. Het is belangrijk om op te merken dat ze (bijna) allemaal wel het bestaan van Jezus erkennen en hem aanzien als een uniek persoon. 4 Catechumenen kiezen bewust voor de Kerk9 In het spoor van de herontdekte volwassenencatechese bieden de Belgische bisdommen het catechumenaat aan, het traject waarin volwassen doopkandidaten in het geloof worden geïnitieerd. Tot voor kort werden die schaarse bekeerlingen individueel in hun parochie voorbereid en gedoopt, maar nu hun aantal groeit, is een gezamenlijke voorbereiding op het doopsel en vormsel in de paasnacht wenselijker. Hoe verloopt zo’n initiatie, wie begeleidt de kandidaten en waarom treden ze toe tot de katholieke kerk? Teksten: Emmanuel Van Lierde | Sommige bisdommen groeperen de doopleerlingen en zorgen voor een gezamenlijke initiatie die eindigt met het doopsel en vormsel door de bisschop in de kathedraal. Andere bisdommen verkiezen een voorbereiding binnen de lokale gemeenschap. Een groep gelovigen gaat samen met de doopkandidaat op weg om thuis te komen in het geloof en in een parochie. Met zo’n catechumenaat neemt de kerk een praktijk uit de eerste kerkeeuwen op. Toen was het volwassenendoopsel de norm en de kinderdoop de uitzondering. Na een eerste kennismaking met het geloof, kan iemand vragen in het geloof te worden ingewijd. 7 RAES P., Geloof op zoek naar rede, HDGI Gent, 2011-2012, p. 43-45 VAN BELLE D., Geloofsleer. Jezus, de gezalfde, HDGI Gent, 2012-2013, p. 51 9 TERTIO, Weer heel wat volwassenen worden tijdens de paasnacht gedoopt. Catechumenen kiezen bewust voor de kerk, 3/1/2013, (http://www.tertio.be/sitepages/index.php?page=archief_artikels&id=651) 8 Dan begint een lange voorbereiding waarin catechese, liturgie en het ervaren van de kerk vooropstaan. Dat catechumenaat vindt zijn bekroning in de veertigdagentijd die naar het doopsel in de paasnacht voert. De doopleerling raakt zo vertrouwd met het leven van christenen, de Schrift, het gebed en de geloofsgemeenschap. Met het doopsel, het vormsel en de eerste communie in de paasnacht eindigt het groeien in geloof niet. Het inwijdingsproces gaat voort, want iedere christen blijft een geloofsleerling. Telkens weer vraagt het geloof om verdieping en de wekelijkse eucharistie blijft een initiatiebron. Die nieuwe christenen vitaliseren en herbronnen de kerk. Dat is een hoopgevend teken in een niet-christelijke maatschappij. Getuigenis: Andrew Howie (40) is van Schotse origine, maar woont sinds 1998 in België. Al ging zijn moeder naar de protestantse kerk, zelf had hij geen interesse voor religie. De ommekeer van alcoholist naar geheelonthouder deed de boekhouder beseffen dat er meer moest zijn in het leven. Iets of Iemand moest hem ertoe aangezet hebben te stoppen met drinken. “Vanaf dat keerpunt verdiepte ik me in religie. Ik begon de Bijbel te lezen en zocht informatie via internet. Ik kende het christendom vanuit Schotland en in België blijft de katholieke kerk de meest evidente keuze. Toch deed ik vooral aan zelfstudie en het duurde lang voor ik contact zocht om toe te treden tot de kerk. Ik kende al zeer goed de Bijbel en het christendom, toen ik aan het bisdom vroeg om gedoopt te worden. De coördinator van het catechumenaat, Hans Vandenholen, vond dat ik geen intense vorming meer nodig had. Wel volgden gesprekken met hem en woonde ik elke week de eucharistie bij in Erwetegem bij Zottegem. Dat is voor mij geen verplichting, ik voel me thuis in de zondagsviering. Ik laat me niet dopen omdat ik kerkelijk wil huwen of mijn kinderen wil laten dopen, wel omdat dit voor mezelf belangrijk is. Ik zal blij zijn dat ik na mijn doop elke week te communie mag gaan. Jill Wuyts (19) werd gedoopt, maar kreeg niet echt een katholieke opvoeding. Ze volgt een lerarenopleiding aan de Katholieke hogeschool Kempen – campus Vorselaar voor het vak godsdienst en voor project algemene vakken. Daardoor ontdekte ze de rijkdom van het christendom en besloot ze zich daarin te verdiepen. Haar leraar godsdienst trok haar over de streep om zich te laten vormen. “De ontdekking van de rijke geschiedenis van de kerk en haar inzet voor de armen, inspireerden me. Ik wou daarop doorgaan en iets met dat geloof doen. Door hetzelfde geloof met anderen te delen en te handelen vanuit een groep, bereik je meer dan als individu. Uiteraard hoef je niet katholiek te zijn om goede werken te doen, maar ik geloof meer in het zich inzetten vanuit de gemeenschap. Ik wil me zeker vanuit mijn geloof engageren voor anderen. Ik wil graag lesgeven, want zo bereik ik een grote doelgroep. Als voorbereiding voor mijn vormsel kwam ik sinds november elke maand rond een Bijbels onderwerp samen met Jan Verheyden, de pastoor van de Sint-Franciscusparochie in Geel-Elsum, en met Chris Geens. Dat waren vlotte geloofsgesprekken. Daarnaast volgde ik de parochiale vormingsavonden. Zulke groepsgesprekken boeien me enorm. Tijdens de paasnacht ontvang ik het vormsel in onze parochie, maar eerst halen we op Witte Donderdag het chrisma in de kathedraal. Hopelijk kan ik dan even met de bisschop over mijn vormsel spreken.” 5 Toelichting bij het Onze Vader10 Er bestaan twee versies van het Onze Vader die in de evangelies bewaard zijn. Lucas brengt een korte versie: de aanspreking ‘Vader’; twee beden over de zaak van God: dat zijn Naam geheiligd worde en zijn Koninkrijk kome; en drie beden over wat mensen nodig hebben: dagelijks brood, vergeving, en ‘breng ons niet in beproeving’. Matteüs heeft de langere versie die ons meer vertrouwd is: de aanspreking ‘Onze Vader in de hemel’; drie beden over de zaak van God – ‘laat uw wil gedaan worden’ is toegevoegd; en eveneens drie vragen van mensen, waarbij de laatste, de vraag om verlossing, uitvoeriger geformuleerd is: ‘breng ons niet in beproeving maar red ons uit de greep van het kwaad’. In veel handschriften volgt dan de afsluitende lofprijzing ‘Want van U is het Koninkrijk...’ Het Onze Vader wordt beschouwd als een bij uitstek christelijk gebed. Dat is het ook, maar velen denken bovendien dat het een exclusief christelijk gebed is, omdat het zou gaan over ‘de liefdevolle Vader van Jezus Christus’, in tegenstelling tot ‘de strenge, straffende, wraakzuchtige God van het Oude Testament’. Zij denken dat alléén Jezus God heeft aangesproken met abba, ‘onze Vader’. Zij dwalen. Jezus deed dat omdat hij het als jood geleerd had. Het Onze Vader is een door en door joods gebed, doortrokken van synagogale liturgie, met diepe joodse wortels. De joodse schrijver Shalom ben-Chorin getuigt: “Overal waar het gebeden wordt, heb ik het altijd meegebeden, zonder mij van mijn joods geloof te hoeven verwijderen of het zelfs maar een haartje te krenken”. Het Onze Vader volgt de opbouw van elk joods gebed: een openingslofprijzing (‘Onze Vader in de hemel’) – een aantal smeekbeden als middenstuk – en een samenvattende lofprijzing aan het slot (‘Want van U is het Koninkrijk...’). En de afzonderlijke beden vindt men allemaal terug in belangrijke joodse gebeden. Op basis van die joodse teksten heb ik de volgende synthese gemaakt, die heel dicht in de buurt komt van het Onze Vader: Onze Vader, barmhartige Vader, die in de hemel zijt en op aarde Laat de heiligheid van uw Naam op aarde genoemd worden zoals ook in de hoogste hemelen Vestig uw Koningschap Moge uw wil geschieden Verzadig de wereld met uw gaven Vergeef ons, want wij hebben gezondigd Laat ons niet achter in de macht van het kwaad Bevrijd ons, ter wille van uw heerlijkheid Ik hoop dat ik u heb kunnen overtuigen van de joodse wortels van het Onze Vader... 10 KEVERS P., Het Onze Vader, 19/1/2008, (http://www.devleugel.be/vieringen/toelichtingen/vieringen-20072008/16-190108-het-onze-vader) Nu wil ik nog kort iets zeggen over de betekenis van de afzonderlijke beden. Onze Vader die in de hemelen zijt We mogen God vol vertrouwen ‘Vader’ noemen, ons toevertrouwen aan zijn liefdevolle aanwezigheid. God is ons heel nabij. Maar hij is Vader ‘in de hemel’: in het verborgene – en ook: ‘op een goddelijke wijze’, dat wil zeggen helemaal anders, oneindig veel beter dan wat aardse vaders er soms maar van terechtbrengen. En hij is ‘onze’ Vader, niet alleen de mijne, en wanneer ik God zo noem, word ik er dus aan herinnerd dat alle mensen mijn broeders en zusters zijn. Geheiligd zij uw Naam, uw rijk kome, uw wil geschiede Eigenlijk zeggen die drie beden alle drie ongeveer hetzelfde. Gods Naam: Ik-zal-er-zijn-voor-u – vooral voor de zwaksten. Gods Koninkrijk: een rijk van gerechtigheid en vrede, waar ieder mens tot zijn recht komt. Gods wil: zijn Tora, zijn woorden ten leven die ons de weg wijzen. Gods Naam, zijn Koninkrijk, zijn wil: dat die ‘geschieden, op aarde als in de hemel’. Dat wij die woorden ter harte nemen. Dat wij bouwen aan die samenleving van gerechtigheid en vrede. Dat wij die Naam waarmaken door er-te-zijn voor anderen. Geef ons heden ons dagelijks brood Geen rijkdom vragen wij, geen overvloed, maar ‘genoeg om van te leven’, voor elke dag, en voor iedereen. Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren Wij vragen iets wat wij zelf moeilijk kunnen: vergeven. Wat ons wel goed afgaat is omzien in wrok, gevangen als wij zijn in onze angst en onze trots. Vergeef ons dat wij niet liefhebben met hart en ziel. Breng ons te binnen hoezeer wij zelf op vergeving zijn aangewezen en maak ons even ruimhartig als U bent in onze dromen (Nico ter Linden). En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwaad ‘Leid ons niet in bekoring’, dat klinkt vreemd en dat is ook niet de beste vertaling. Ieder mens kent momenten van bekoring en beproeving, ieder mens twijfelt wel eens. Maar eigenlijk staat er: ‘Laat ons in de beproeving niet bezwijken’. Wanneer wij op de proef gesteld worden, geef ons dan de kracht de beproeving te doorstaan. Leid ons zo dat wij niet afdwalen. Dat wij niet stikken in vertwijfeling en wanhoop. Geef dat het kwade ons niet gevangen houdt. Amen Zo is het. Zo zij het. Dit wil ik beamen. Dat ik het waar mag maken in mijn leven. Paul Kevers 6 Het Aramese Jezus-gebed Bron van Zijn, die ik ontmoet in wat mij ontroert, Ik geef u een naam opdat ik u een plaats kan geven in mijn leven. Bundel uw licht in mij - maak het nuttig. Vestig uw rijk van eenheid nu, uw enige verlangen handelt dan samen met het onze. Voed ons dagelijks met brood en met inzicht. Maak de koorden van fouten los die ons vastbinden aan het verleden, opdat wij ook anderen hun misstappen kunnen vergeven Laat oppervlakkige dingen ons niet misleiden. Uit u wordt geboren: de alwerkzame wil, de levende kracht om te handelen, en het lied dat alles verfraait, en zich van eeuw tot eeuw vernieuwt. Bram Moerland 11 7 Het kindschap van God Door Jezus worden wij teruggegeven aan de Vader. Dat is ook wat Paulus schrijft aan de christenen van Galatië: “U bent geen slaaf meer, maar een zoon” (Gal 4,7). Ook in de Romeinenbrief schrijft Paulus hierover iets: Dus, broeders en zusters, zijn wij niet langer verplicht om een zondig leven te leiden. Als u een zondig leven leidt, zult u zeker sterven. Maar als u door de Geest de praktijken van het lichaam doodt, zult u leven. Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God. De Geest die u ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. U hebt een Geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader! De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat wij kinderen zijn van God. Maar als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God tezamen met Christus, omdat wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verheerlijking. (Rom 8,12-17) 11 GODSDIENSTONDERWIJS THOMAS, Paster Noster kerk Jeruzalem: Het Onze Vader in het Aramees (taal van Jezus) en het Hebreeuws, 3/1/2013, (http://www.kuleuven.be/thomas/page/fotodatabank/view/27917/) HOOFDSTUK II Benodigdheden - Leerbundel: eigen cursusmateriaal Extra document met tekst Lc 7, 11-17 Videofragment over WJD in 2011 in Madrid Mogelijk lesverloop met achtergrondinformatie en alternatieven 1 Ontmoeting met Jezus in het Nieuwe Testament Oefening 1: Bijbelvierkant met gedicht van Robert Juarroz en Lc 1,26-38 Indien de leerlingen geen ervaring hebben met deze werkvorm, legt de leerkracht de werkwijze en de bedoeling ervan kort uit. Op deze manier wordt de medewerking van de leerlingen mogelijks verhoogd. Vooraf geeft de leerkracht een kort woordje uitleg over het geloof van de auteur (zie kernervaring van de schrijver, onderaan de pagina). Omdat het interpreteren van gedichten enige affiniteit vraagt, wordt er aan de leerlingen gevraagd om het gedicht eens uit te tekenen. Dit vergemakkelijkt het interpreteren van het gedicht. De leerkracht doet dit (vooraf) ook om mogelijks zo het leerproces van de leerlingen beter te begrijpen en in te schatten (achtergrondinfo 1). De leerkracht vraagt wat de leerlingen opvalt als ze het gedicht uittekenen, waarover zij denken dat het gedicht gaat,… . Het gedicht wordt vervolgens de ‘gesprekspartner’ van de Bijbeltekst over de aankondiging van de geboorte van Jezus (achtergrondinfo 2). Ter variatie van de les kan de Bijbeltekst eventueel online beluisterd worden of via een mp3-bestand. (link: http://www.voorleesbijbel.nl/bijbel/perikoop.asp?lIntPerikoopId=1904) Oplossing Bijbelvierkant volgens Angelique Vlieghe: Kernervaring van de schrijver van het gedicht: Juarroz niet geïnteresseerd in het aardse en het anekdotische, maar reikt zijn poëzie naar het hogere, het sacrale. In die zin zou je zijn gedichten religieus kunnen noemen, met dien verstande dat bij Juarroz God geen aanwezigheid is maar juist een afwezigheid 12, wat echter niet uitsluit dat Hij niet bestaat… Met deze informatie in het achterhoofd interpreteer ik de kernervaring van de schrijver als volgt: de auteur is zoekend naar antwoorden rond het transcendente in het leven. Hij wil zien wat het is. Hij wil het van bovenaf kunnen bekijken, zoals vogels dat kunnen, maar hij weet dat NBD BIBLION, Korte bespreking ‘elfde verticale poëzie’, 2002-2012, (http://mom.biblion.nl/olifant/olifant.dll?doctype=AI&bibliotheek=theek5&style=0&ppn=&isbn=9076895201&l id=&aut=&ti=) 12 het onmogelijk is om te zien (achtergrondinfo 3). Maar zolang de schrijver het niet ziet, durft hij er de deur niet voor te openen. Hij durft er niet in te stappen en te vertrouwen op God. Kernervaring van Maria in Lc 1, 26-38: Wanneer de engel Maria de boodschap brengt, is ze vooreerst verward en geschrikt. Ze begrijpt niet wat de engel bij haar komt doen. De zwangerschap die de engel voorspelt, is eigenlijk onmogelijk, want Marie heeft nog geen seksuele gemeenschap. Toch reageert Maria niet zozeer ongelovig, maar eerder terughoudend. Dit leid ik af uit haar reactie in vers 34. Ze zegt niet dat de engel ongelijk heeft, maar wijst op de biologische onmogelijkheid. Hierop antwoordt de engel dat voor God niks onmogelijk is. Maria is overtuigd vanuit de ontmoeting en beloofd haar trouw aan God. Verschillen en gelijkenissen: 1) Een duidelijk verschil in vertrekpunt is het geloof: Maria was een gelovige vrouw, terwijl Roberto Juarroz zoekend is. Om de link met het gedicht beter te kunnen leggen, kan je iemand zijn geloof beschouwen als deuren, waardoor God jou kan bereiken, waardoor Zijn Geest op jou kan inwerken en iets bewerken. Roberto tekende verschillende ramen, maar op onmogelijke plaatsen, waardoor Gods Geest de mens niet kan bereiken. Hij durft zich ook niet over te geven aan Gods genade, zonder het eerst te zien, want hij tekende nooit een deur. 2) Maria ziet de engel Gabriël die haar de boodschap van God brengt. Vanuit deze visuele ontmoeting beloofd Maria God trouw om mee te werken aan het heilsgebeuren. Roberto wil ook deze visuele ontmoeting. 3) Zowel Roberto Juarroz, als Maria zitten in wat op het eerste zicht een onmogelijke situatie lijkt. Voor Maria is de maagdelijke ontvangenis onmogelijk en voor Roberto is het onmogelijk God te zien in het aardse leven. Beide uiten de onmogelijk ook in de tekst. Weliswaar zit er hierin toch een verschil! 4) Gezien Maria een gelovig vrouw is (en de ramen zogezegd openstaan), kan God haar bereiken en haar meedelen en tonen dat voor God niks onmogelijk is. Roberto Juarroz doet de deur dat toegang geeft tot het geloof niet open, waardoor het voor God onmogelijk is hem te tonen dat voor God niks onmogelijk is. Roberto is zoekende en wil God bereiken (van buiten het geloof), maar zo werkt het niet. Het is God die op zoek gaat naar een manier om de mens te bereiken (van binnen het geloof). 5) Roberto tekent altijd ramen en nooit geen deur. ‘Hij wil niet naar binnen en niet naar buiten’. Hieruit leid ik af dat hij schrik heeft van het geloof in God, van u over te geven aan zijn genade, van een Schepper die almachtig is,… . Ook Maria is eerst bevreesd wanneer ze engel die door God gezonden is, ziet. Consolideren: Door deze vergelijking ben ik twee inzichten op het spoor gekomen die ik niet meteen zag bij het lezen van de teksten apart. Enerzijds dat het geloof zichzelf verklaart van binnenuit. Dat je door de rede van buitenaf het geloof niet kunt begrijpen, maar dat je de deur voor God moet openzetten zodat Hij zich kan openbaren en je kan uitnodigen voor een ontmoeting, zoals in het verhaal van Lucas. Anderzijds ben ik er ook op terechtgewezen hoe moeilijk en beangstigend geloven wel niet is: jezelf toevertrouwen aan een mysterie, dat je nooit volledig kan vatten Opmerking: Leerlingen kunnen perfect andere dingen zien dan de leerkracht, want dit is geen gemakkelijke opgave gezien de leerlingen weinig tot geen bijbelse en theologisch achtergrond hebben. Dit is helemaal geen probleem. Deze werkvorm creëert een open leerproces, waarbij leerkracht en leerling samen hun weg zoeken in beide teksten. De weg naar het gekozen terreindoel: Lucas vertelt het verhaal van Maria die uiteindelijk zwanger zal zijn van Jezus, de jongeman die gezien wordt als de Zoon van God. In Jezus is God afgedaald om Zijn tent onder de mensen op te slaan. Hiermee toont God aan het joodse volk, maar ook aan alle andere volken dat Hij ons niet in de steek laat. God geeft ons Zijn enige Zoon uit pure liefde voor de mens. Het besef van pure liefde en dat Hij ons niet in de steek laat, ondanks de fouten die we maken, maakt de christenen vandaag nog steeds vrij. Dat besef krijgen we niet door een intellectueel proces, maar door de geloofservaring. Oefening 2: Bijbeltekst Lc 7,11-17 in stukjes De leerkracht projecteert slechts enkele verzen uit de tekst per keer en stelt daarbij de vragen in het groene lettertype. Mijn voorkeur gaat uit naar de verdeling van de tekst zoals hieronder het geval is, maar andere mogelijkheden zijn uiteraard ook mogelijk. [11] Naderhand ging Jezus naar een stad die Naïn heette; zijn leerlingen en een grote menigte gingen met Hem mee. [12] Toen Hij de stadspoort naderde, werd er juist een dode uitgedragen, de enige zoon van een weduwe. Een talrijke menigte uit de stad was bij haar. Wat zal er nu gebeuren? Wat verwachten we? Waarom verwachten we dat? [13] Toen de Heer haar zag, was Hij ten diepste met haar begaan. ‘Huil niet’, zei Hij tegen haar. [14] Hij liep naar de lijkbaar toe en raakte die aan. De dragers bleven staan en Hij zei: Wat zou er nu gebeuren, denk je? Wat zou Jezus zeggen en tegen wie? ‘Jongeman, kom overeind, zeg Ik je!’ Wat zal er gebeuren met de dode jongeman? Waarom verwachten we dat? [15] En de dode ging rechtop zitten en begon te praten, en Hij gaf hem aan zijn moeder. Wat is er net gebeurd? Waarom geeft Jezus de jongeman terug aan zijn moeder? Welke andere stappen kon Jezus ondernomen hebben? [16] Ontzag vervulde allen en ze prezen God. Ze zeiden: ‘Een groot profeet is onder ons opgestaan’, en: ‘God heeft naar zijn volk omgezien.’ [17] Dit verhaal over Hem verbreidde zich in heel het Joodse land en in de wijde omtrek. Wat voor effect zou Jezus zijn handelingen hebben op de omstaanders? Wat voor effect zou dit verhaal de dag van vandaag nog kunnen hebben op de luisteraard? De bedoeling hiervan is om andere mogelijkheden van de tekst te verkennen en stil te staan bij waarom Jezus bepaalde handelingen stelt. Hopelijk komen de leerlingen zo dichter bij wie Hij is en waarom Hij gekomen is. Namelijk, om mensen Gods liefde te laten ervaren. Want van deze mensenliefde is Jezus de parabel in persoon. God komt in Jezus als liefde, genade en vergeving 13. Voor de leerlingen is het eveneens van belang om het effect op de omstaanders te begrijpen dat de leerkracht kort een woordje uitleg geeft over het gevoel van crisis in de tijd van Jezus en welk belang een profeet daarin speelt (achtergrondinfo 4). - De leerlingen kunnen hier mogelijk blijven steken in de letterlijke onmogelijkheid van het verhaal. Daarom is er ook bij dit fragment plaats voorzien waar de leerlingen hun vragen/moeilijkheden kunnen noteren. De leerkracht probeert de leerlingen tot het niveau van de symbolische taal te verheven (achtergrondinfo 5). Hier kan ook volgend hermeneutisch knooppunt gebruikt worden als tussentijdse evaluatie: leidt de ontmoeting met Jezus doorheen het lezen van de Bijbel tot inspiratie voor ommekeer of tot ongeloof? Alternatieve werkvorm: Lege stoel(en) bij Lc 7,11-17 De leerlingen schrijven twee vragen op die ze graag aan Jezus, de moeder of de jongeman zouden willen stellen, waarna die één voor één besproken worden aan de hand van ‘de lege stoelen’. Wie een mogelijk antwoord weet op die bepaalde vraag, kan naar voren gaan en plaatsnemen op de lege stoel om te antwoorden. Alternatieve lesimpuls: Joh 8,1-11 De vrouw op overspel betrapt. Voor het verwerken van deze Bijbeltekst kan de leerkracht volgende vragen stellen aan de leerlingen: 13 AERTS L.,Geloofsleer: De God van de Schriften, HDGI Gent, 2011-2012, p. 74 - Hoe zou die vrouw zich voelen na haar ontmoeting met Jezus? - Zal haar leven er na de ontmoeting anders uit zien? - Waarom handelt Jezus zo? - Vind je dat Hij gelijk heeft? - Wat haal jij uit deze tekst als waardevol voor je eigen leven? De bedoeling is dat leerlingen beseffen dat mensen vrij worden door de ontmoeting met Jezus, die de parabel in persoon is van Gods mensenliefde en mogelijks zelfs een ommekeer in het leven nastreven, waarbij ze in de navolging van Jezus gaan leven. 2. Ontmoeting met Jezus in het Nieuwe Testament Smaakmaker Brainstorm: De leerkracht vraagt aan de leerlingen hoe je vandaag christenen kunt herkennen. Hierbij wijst de leerkracht op het nastreven van de christelijke waarden, kledij of juwelen met kruisje dragen, sacramenten ontvangen,… Vanuit de sacramenten gaat de leerkracht over tot de biecht. De leerkracht geeft kort een woordje uitleg over de biecht (achtergrondinfo 6) Kern Voorbeeld 1: biecht tijdens WJD 2011 in Madrid Illustratief demonstreren: De leerkracht toont het videofragment en geeft vooraf de opdracht om antwoorden te zoeken op volgende vragen: Wanneer gaat iemand naar de biecht? Geef twee redenen waarom gelovigen biechten? Geef 1 mogelijk probleem tijdens het biechtgesprek? Eventueel kan het (korte) videofragment nogmaals bekeken worden, indien de leerlingen of de leerkracht dat nodig achten. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen enkel luisteren om de antwoorden op de vragen te vinden, maar dat ze ook bewust en kritisch luisteren, zodat ze er mogelijks zelf iets uithalen dat hen kan helpen bij hun gelovige positie in het leven. Klasgesprek: Leerkracht vraagt of iemand al eens gaan biechten heeft en welk gevoel hem/haar dat nadien gaf? Of de leerlingen de getuigenissen van in het fragment kunnen begrijpen? Hermeneutisch knooppunt: Biecht zien als vergeving van de zonden of zonde van je tijd? Voorbeeld 2: Poverello, opgericht door Jan Vermeire Onderwijsleergesprek: Leerkracht vraagt of iemand Poverello (in Kortrijk) kent? Wat zij doen? Dit leergesprek heeft geen cognitieve doelen. Het is louter ter inleiding van de getuigenis van Jan Vermeire en kan bij sommige leerlingen misschien leiden tot nieuwsgierigheid om de organisatie eens een bezoekje te brengen en letterlijk een handje te helpen. Klassikale opdracht: De tekst wordt klassikaal voorgelezen en nadien worden de antwoorden op vragen in de cursus klassikaal besproken. Vooral de laatste vraag over wat de leerling aangrijpt is van belang. Hier kan eventueel de onderlijnde zin in de tekst gebruikt worden om de leerlingen op weg te helpen. Hopelijk komen de leerlingen door deze getuigenis en verwerking tot het inzicht dat de agapè het allermooiste geschenk is voor jezelf als voor je naaste, en dat we in het spoor van Jezus hiertoe aangemoedigd worden. Alternatieve werkvorm14: DVD ‘Poverello – een levensschool’ (29’) De leerlingen kijken naar de reportage en lossen onderstaande vragen op: - Waar komt de naam ‘Poverello’ vandaan? - Probeer in één zin de kernboodschap van Poverello weer te geven - Wat vind je zelf van dit initiatief - Wie is Jan Vermeire? Daarna maken de leerlingen als afsluitende opdracht een reclameaffiche voor Poverello en het geheel op een creatieve manier voorstellen. Voorbeeld 3: Franciscus en de melaatse Individuele opdracht met klassikale bespreking: Leerkracht leest het stukje tekst over Franciscus met veel intonatie en enthousiasme voor. Nadien krijgen de leerlingen enkele minuten de tijd om de bijhorende vragen individueel op te lossen. Nadien wordt het geheel besproken. De leerkracht stelt hierbij volgende bijkomende vragen: Kan je het onvervulde verlangen van Franciscus begrijpen? Kan het zijn dat je al het materiële hebt van de wereld, maar nog iets (onbetaalbaars) mist? Wat kan dat onbetaalbare zijn? Hoe voelt Franciscus zich nu hij gedaan heeft wat God hem vroeg? Hoe denk je dat Franciscus nu zal verder leven? Extra vraag, mogelijks ter evaluatie: Leerkracht vraagt aan de leerlingen om ze nog mensen kennen die in het spoor leefden/leven van Jezus en op deze manier zich vrij voelden? Alternatieve werkvorm: complementair groepswerk Leerlingen zoeken in groepjes van drie een getuigenis/verhaal op van mensen die vrij worden in het spoor van Jezus vanuit de ervaring van Gods liefde. Dit verhaal komen ze vooraan in klas presenteren. Hierbij komen sowieso nieuwe impulsen naar boven. De leerkracht kan de leerlingen eventueel ook een lijst geven met 14 MOTMANS L., CORRIETTE K,…., Handleiding Theo 3, Van In, Wommelgem, 2010, DVD personen/organisaties waaruit ze kunnen kiezen. Bijvoorbeeld: Missio, Moeder Theresa, de ervaring van Augustinus, Oscar Arnulfo Romero, uit de regel van Benedictus,… Achtergrondinformatie 1 Voorbereiding op Bijbelvierkant 2 Uitleg bij de tekst over de aankondiging van de geboorte van Jezus15 De tekst van Lucas is verzadigd van toespelingen op cruciale passages uit de Schrift. 1,26-27. Diezelfde engel Gabriël wordt nu naar Nazareth in Galilea gezonden: de woonplaats van Maria en Jozef. Maria’s naam herinnert aan Mirjam, de zus van de profeet Mozes. Met het oog op Jezus’ wonderbaarlijke conceptie wordt beklemtoond dat Maria maagd is. Zij is weliswaar verloofd met Jozef, die van davidische afkomst is, maar woont nog niet met hem samen. Maria hoort ‘De Heer is met u’, wat in het Oude Testament refereert aan Gods hulp bij moeilijke opdrachten. Maria krijgt Gods steun toegezegd voor de heilstaak die zij te vervullen heeft. Maria is zeer bevreesd. Huiver overvalt haar, want zij weet de betekenis en consequentie van de begroeting van de engel niet precies in te schatten. De engel brengt Maria de hemelse boodschap van haar nakende zwangerschap en geeft aan welke naam het kind zal krijgen. Vervolgens omschrijft de engel de opdracht van het kind. Jezus zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. Hij wordt beschouwd als de toekomstige hersteller van het davidische messiaanse koningschap, maar aan Zijn Rijk zal geen einde komen. Maria regeert niet zozeer ongelovig, maar terughoudend. Aangezien zij slechts verloofd is, heeft zij nog geen seksuele betrekkingen met haar toekomstige echtgenoot. De engel geeft Maria daarop een tweevoudig teken: (I) De ontvangenis van een Kind is van bovennatuurlijke aard. De ‘Heilige Geest’ en de ‘Kracht van de Allerhoogste’ worden dan parallel gebruikt en leggen elkaar uit. Lucas geeft literair gestalte aan de traditionele overtuiging van de maagdelijke ontvangenis van Jezus. De focus is daarbij allereerst christologisch: Jezus is vanaf Zijn ontvangenis vervuld van Gods Geest. Daarom wordt Hij ‘Heilig’ genoemd en ‘Zoon van God’. (II) De engel verwijst naar Elisabets wonderlijke zwangerschap. Voor God is immers geen woord onmogelijk. Maria drukt haar onvoorwaardelijke bereidheid uit: zij wil de rol van een slavin op zich nemen in dienst van Gods heilwerkzaamheid. Waarom een engel erbij gehaald? Leren begrijpen van geloofstaal.16 De engel is een signaal, een herkenningsteken. Er zijn boodschappen, zegt de bijbel, die van God komen. Die worden herkenbaar gemaakt: Een engel is zulk een herkenningsteken. De boodschappen die door een engel gebracht worden in het leven van een bijbels personage, blijken achteraf diep te hebben ingewerkt op het leven van dat personage. De vertellers van het bijbelverhaal hebben achteraf begrepen, dat deze boodschappen iets met God te maken hebben. Zij willen die boodschappen doen MOTMANS L., CORRIETTE K,…., Handleiding Theo 3, Van In, Wommelgem, 2010, p. 71-72 THOMAS, Op stap met de engel(en) van Lucas in het geboorteverhaal, 4/1/2013, (http://thomas.theo.kuleuven.be/page/op-stap-met-de-engel-van-lucas-in-de-geboorteverhalen/) 15 16 opvallen, markeren met fluorstift, zorgen dat ze in het geheugen gebrand worden van de toehoorders of lezers! Zo is het bezoek van een engel een markeringsteken. Als er een engel verschijnt, weet je als lezer of toehoorder: opgepast, hier, dit idee, deze droom, dit verlangen, dit gevoel wat hier door de engel uitgesproken wordt, dat is in het leven van die persoon een boodschap van God gebleken. We houden dat vast en we 'markeren' het, omdat we eruit kunnen leren hoe God mensen aanraakt, beroert, aanspreekt in hun ideeën, dromen, verlangens,... De vertellers willen ons waarschuwen: beluister deze boodschap zorgvuldig, want ze komt van God. 3 Op zoek naar waarheid17 God wil vriendschap sluiten met de mens. Vandaar dat God zichzelf probeert bekend te maken aan de mens. Deze openbaring van God is een aanbod van liefde en een uitnodiging. Openbaring vraagt dus niet zozeer om inzicht, maar om instemming ‘ja, ik wil, ik ga mee’. Natuurlijk, ‘om dit geloof te kunnen geven, is de helpende genade van God nodig en de innerlijke bijstand van de Geest die het hart moet bewegen en tot God bekeren de ogen van de geest openen en ‘aan alle smaak geven om met de waarheid in te stemmen en erin te geloven (Dei Verbum 5). God leren kennen is dus onmogelijk zonder de bereidheid je aan Hem toe te vertrouwen. God leer je gaandeweg kennen, zoals elke ‘kennis’ die eigen is aan een liefdesverhouding. Je kan niet ‘buiten blijven staan’ en God leren kennen. Je moet binnengaan door de deur van het geloof (cf. Porta Fidei). De kennis van God komt niet voort uit het denken, maar wel uit het luisteren naar Gods Woord. 4 Leven in de tijd van Jezus18 In de tijd waarin Jezus leefde heerste een algemeen levensgevoel van crisis. De bezetting door de Romeinen- de zoveelste in een lange rij- viel de bevolking van Palestina aan het begin van onze jaartelling zwaar. Het slechte bestuur, de belastingsdruk vanwege de bezetter (opvoering van Herodes Antipas), de verarming van een groot deel van de bevolking, kon niet blijven duren. Door de verschillende oorlogen was reeds langer –sinds de 2e eeuw voor Christus- de stroming van de apocalyptiek ontstaan. In de toenmalige joodse samenleving vinden we een aantal groepen van religieuze strekkingen met een sociaal-politieke dimensie terug die elk een eigen antwoord hadden op deze situatie. Voorbeelden zijn de Zeloten, Farizeeën, Essenen,… . Deze partijen omvatten uiteindelijk slechts een minderheid van de mensen. Maar ze geven wel aan hoe, in een verschillende analyse en oplossing, toch een algemene 17 18 RAES P., Geloof op zoek naar rede, HDGI Gent, 2011-2012, p. 37- 42 RAES P., Geloof op zoek naar rede, HDGI Gent, 2011-2012, p. 34 - 35 verwachting heerst van het herstel van Israël. Bij velen heerst de hoop dat God het verbond met zijn volk op nieuwe wijze zal bekrachtigen. 5 Uitleg bij de opwekking van de zoon van de weduwe uit Naïn19 In het verhaal zijn drie fasen te onderscheiden. 1 Een vraag om hulp: een weduwe die met een grote menigte al weeklagend haar enige zoon gaat begraven. 2 Geraakt en bewogen worden: ‘Toen de Heer haar zag, werd Hij door medelijden bewogen. Hij stapt naar de lijkbaar. 3 Iets doen: ‘Jongeman, ik zeg je: ‘Sta op’. Deze fasen komen we vaker tegen in allerlei (wonder)verhalen waarin Jezus de mensen niet in de steek laat. Geen mens doet tevergeefs beroep op Hem. Voor elkeen die ‘dood’ was op één of andere wijze, biedt Hij opnieuw toekomst. In het leven van Jezus was Gods’ kracht werkzaam. 6 Het sacrament van de verzoening20 Het sacrament van de verzoening, dat nog vaak ‘de biecht’ of ‘het boetesacrament’ wordt genoemd, is één van de zeven centrale liturgische vieringen uit de roomskatholieke traditie. Dat één sacrament de verzoening centraal stelt, is niet toevallig. Verzoening is een kernbegrip is het christelijk geloof, gezien het als rode draad door het leven van Jezus loopt. Het bereikt een hoogtepunt op Pasen en waarna de eerste woorden die de verrezen Heer bij Johannes tot zijn leerlingen richt, geen verwijten zijn maar een boodschap van verzoening: ‘sjaloom’. Als christenen worden opgeroepen in Christus’ naam: “laat u met God verzoenen!” (2 Kor. 5, 19-20) Dat God bereid is naar ons te luisteren en ons verzoening te schenken is geen overbodige luxe, want momenten van vergeving en verzoening zijn heel kosbaar. Wie volwassen wil worden, moet met vallen en opstaan leren dat ons leven een mengeling is van gelijk en pijn, van licht en van donker. In ons dagelijks handelen blijven wij mens niet gespaard van ruzie en/of wrok,… . Toch zijn er enkele voorwaarden verbonden aan de verzoening. Eerst en vooral moet de dader besef hebben zijn schuld en berouw tonen. Vervolgens spreekt de dader zijn schuld uit. Dit is eigenlijk een vraag om vergeving. Want ik kan me niet verzoenen op mijn eentje: vergeving moet ik ontvangen van iemand anders. Eventueel kan de dader ook boete doen. Het slachtoffer moet uitzoeken of de wil tot bekering van de ander oprecht is. Pas wanneer dit geval is, kan het slachtoffer uiteindelijk het geschenk van de vergeving schenken aan de dader. Hier moeten we echter wijzen op het verschil tussen vergeving en verzoening. De vergeving komt vanuit het slachtoffer, terwijl voor christenen de verzoening van “verder komt”. DEBLAERE P., MECHELMANS J. … , Handleiding Echo 5, Pelckmans, Kapellen, 2008 POLFLIET J., Sacramenten en liturgie: het verbond vieren – eucharistie en verzoening, HDGI Gent, 20112012 19 20 Hoewel het sacrament van de verzoening voor meerdere boetelingen tezelfdertijd kan plaatsvinden, vindt het sacrament vandaag de dag meer plaats in de privésfeer tussen boeteling en priester. Het verloopt als volgt: - De biecht begint met een biddende voorbereiding door zowel de priester als de boeteling. - De boeteling (eventueel ook de priester) maakt het kruisteken. - Het dienstboek voorziet verschillende korte openingsformules die de boeteling moeten uitnodigen om zijn/haar vertrouwen op God te richten. - Schriftlezing - Na de lezing van Gods Woord volgt de zondebelijdenis en eventueel het opleggen van de boete. - De boeteling spreekt een gebed uit waarin hij/zij zijn berouw en wil tot levenshernieuwing uitdrukt. (Dit wordt vergezeld met een dubbel gebaar: de uitstrekking van één of beide handen over het hoofd van de boeteling en het kruisteken.) De biecht is begonnen met gebed en eindigt er ook mee nadat de biechtvader aan de boeteling de verzoening met God heeft aangezegd. De boeteling wordt nu uitgenodigd om de barmhartigheid van God te belijden door het opzeggen van een korte dialoog, opgebouwd uit psalmverzen.