Advies Onderwijsraad DOOR mirjam bakker en djoerd de graaf Kwaliteit Kiezen voor kwalitatief sterke leraren HO Voor alle sectoren van het onderwijs geldt dat een goede leraar veel invloed heeft op de onderwijsprestaties van leerlingen.1 In dit artikel staat het Onderwijsadvies Kiezen voor kwalitatief sterke leraren centraal. Daarnaast worden enkele voorbeelden uit de praktijk gegeven vanuit de regio Utrecht. pagina 18 april 2013 management G oed onderwijs staat of valt met goede leraren. De kwaliteit van de leraar bepaalt in hoge mate het niveau van het onderwijs. Die invloed zal in de toekomst in een kennisintensieve samenleving alleen nog maar groter worden. De toenemende complexiteit van het werk zal een steeds groter beroep doen op de (academische) kwaliteiten van de leraar. Tegelijkertijd staat de onderwijsarbeidsmarkt onder druk. Voldoende goede leraren in de klaslokalen blijkt een uitdaging de komende jaren. Bij ongewijzigd beleid wordt een oplopend tekort aan leraren verwacht. De voorspelde kwantitatieve tekorten verschillen per sector en regio. Naast deze kwantitatieve tekorten is de kwaliteit van leraren een punt van zorg. Er zijn grote verschillen tussen leraren. Aan de ene kant zijn er veel goede leraren, maar daartegenover staan twee minpunten: het aantal leraren dat (deels) onbevoegd voor de klas staat neemt toe en het aantal leraren met een academische opleiding neemt af.2 In januari 2013 heeft de Onderwijsraad het advies Kiezen voor kwalitatief sterke leraren uitgebracht. De centrale vraag in dit advies is: op welke manier kan het lerarentekort worden aangepakt? In het advies worden sturingsmogelijkheden verkend om nu en in de toekomst over voldoende goede leraren te beschikken. Voorheen was het beleid vooral gericht op een kwantitatieve aanpak van het lerarentekort. Dit heeft wel effecten gehad, maar niet voldoende. Sterker nog: om extra leraren aan het werk te krijgen, zijn juist concessies gedaan aan de kwaliteit. De Onderwijsraad vindt dit daarom niet de weg om lerarentekorten weg te werken en pleit voor meer sturing op kwaliteit. Maak van het docentschap een baan waaraan hoge eisen worden gesteld, in een professionele werkomgeving. Dit zal een aanzuigende werking hebben: door meer in te zetten op kwaliteit wordt het beroep aantrekkelijker voor hoogopgeleiden en nemen op langere termijn de tekorten af. De raad doet vier aanbevelingen die wij hieronder benoemen. maak meer gebruik Van werVing en selectie rond de lerarenopleiding Een betere werving en selectie, de eerste aanbeveling, is niet alleen goed voor de kwaliteit van leraren, maar ook voor de status en aantrekkelijkheid van de opleiding. Dergelijke werving en selectie kan plaatsvinden door actief goede kandidaten te zoeken voor de opleiding vanuit het voortgezet onderwijs en hoger onderwijs, door selectie aan de poort, door opleidingen op hoog niveau en door speciale trajecten voor excellente studenten. Verhoog de beroepsstandaard Stimuleer onderwijskundig schoolleiderschap Professioneel, onderwijskundig schoolleiderschap is essentieel voor een aantrekkelijke werkomgeving voor hoogopgeleide leraren. In de derde aanbeveling adviseert de raad dat schoolleiders hun bekwaamheden zouden moeten onderhouden en uitbreiden. Er wordt daarbij speciale aandacht gevraagd voor schoolleiderschap waarin professioneel hrm-beleid een hoofdzaak is. Beoordelings- en functioneringsgesprekken waarin persoonlijke ontwikkeling en doorgroeimogelijkheden aan de orde komen, zijn essentieel om carrièreperspectieven te creëren. En juist die perspectieven zijn een factor in de beslissing om leraar te worden of om het onderwijs te verlaten.3 Vervolgens moeten ook verschillende functies in de organisatie mogelijk zijn. Schoolleiders moeten over de competenties beschikken die nodig zijn voor deze gesprekken en voor functiedifferentiatie. Hetzelfde geldt voor afdelings- en teamleiders, die in de praktijk veelal de functioneringsgesprekken voeren. Een sterk personeelsbeleid gaat verder dan het houden van goede beoordelings- en functioneringsgesprekken. Het Regionale platforms onderwijsarbeidsmarkt Door Peter Lorist De afgelopen tien jaar is een landelijk vrijwel dekkend netwerk ontstaan van regionale platforms onderwijsarbeidsmarkt voor po, vo en mbo. Daarin werken schoolbesturen onderling en met lerarenopleidingen samen aan een sterke regionale onderwijsarbeidsmarkt: voldoende en kwalitatief hoogstaande leraren. Aanvankelijk lag de focus sterk op initieel opleiden (opleiden in de school), gaandeweg is de focus verbreed naar leven lang leren (postinitiële scholing) en onderzoek (academische opleidingsschool). De focus en prioriteiten verschillen per regio en per sector. In september 2013 is het Utrechtse platform gestart met het project ‘Aantrekkelijker Scholen’ waarin als speerpunten zijn opgenomen: inductie van startende leraren en hun verdere professionele ontwikkeling; anders leren –> anders doceren (blended onderwijs); schoolnabij opleiden (initieel en in het kader van professionaliseren; modules uit dan wel gehele master opleidingen); Ontfuiken (op weg naar een open onderwijsarbeidsmarkt). De uitvoering in de praktijk start in september 2014, dit voorjaar zijn de voorbereidingen dus in volle gang. Het regionale netwerk van hoofden P&O is een belangrijke schakel in dit en vele andere processen. En intussen loopt het ‘gewone’ werk door, ruim 2500 studenten van de lerarenopleidingen van Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht hebben leerwerkplekken in de regio waarbij de kwaliteit wordt geborgd in een gezamenlijk ontwikkeld en uitgevoerd keurmerk opleidingsschool. Zie www.samenopleiden.nl en het filmpje http://youtu.be/c-Duk34C4u8. Natuurlijk blijven er wensen en knelpunten over, maar in de regio versterken de partners elkaar en hebben we vertrouwen in de gezamenlijke toekomst. In vele andere regio’s is dit eveneens aan de orde en zodoende kan er landelijk de kwantiteit en kwaliteit van leraren versterkt worden – juist door een regionale aanpak. dr. Peter Lorist is beleidsmedewerker Hogeschool Utrecht, Faculteit Educatie HO management pagina 19 Als voorbeeld het Regionaal Platform Onderwijsarbeidsmarkt vo/mbo regio Utrecht. ‘Een regionale aanpak van knelpunten in de onderwijsarbeidsmarkt is in Utrecht vanzelfsprekend. Zowel voor de lerarenopleidingen (Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht) als de scholen (vo en mbo). Onze samenwerking is begonnen in 2000, in het kader van Educatief Partnerschap, en is Het Utrechts Model gaan heten.’ aldus Jelle Kaldewij en Peter Lorist, voorzitter4 en secretaris van het Regionaal Platform in een interview dat in 2009 door het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt is gepubliceerd5. Intussen zijn we ruim drie jaar verder en heeft het platform verdere stappen in de samenwerking gezet (zie onder andere www.utrechtsekansen.nl). Meer nog is het zichtbaar in de dagelijkse praktijk, waar de lijnen kort zijn tussen bestuurders, schoolleiders, opleiders, onderzoekers en leraren en het onderlinge vertrouwen groeit: partnerschap in de praktijk. Een belangrijke ontwikkeling van de afgelopen jaren is het ontwikkelen van een ‘Rekenmodel’, waarin scenario’s beschikbaar zijn voor leerlingaantallen en personeelsplanning (leraren naar vak en graad) voor termijnen van 5, 10, 15 jaar op regionaal, subregionaal, bestuurlijk en vestigingsniveau. In samenwerking met OCW en onderzoeksbureaus is een werkversie gemaakt die momenteel in vele regio’s wordt benut en wordt doorontwikkeld. Op de site van VOiON (www.voion.nl) zijn de regionale rapporten over de onderwijsarbeidsmarkt gebundeld. april 2013 De raad pleit in de tweede aanbeveling voor het verhogen van de beroepsstandaard. Daarvoor wil de raad hogere eisen stellen aan scholing. Het advies benoemt hiervoor vier wegen. Ten eerste zou bij- en nascholing verplicht moeten zijn, gekoppeld aan een publiekrechtelijk lerarenregister. Registratie is een voorwaarde voor het behouden van de lesbevoegdheid. De raad benadrukt hierbij het belang van het register voor leraren zelf. Opname in het register is een erkenning van hun bekwaamheid en kwaliteit: niet iedereen kan een leraar zijn. Bovendien gelden de eisen voor de registratie ook voor collega’s, waardoor de leraar wordt omringd door andere vakbekwame leraren. Deze kwaliteitsverbetering maakt de werkomgeving ook weer aantrekkelijker. Ten tweede pleit de raad ervoor dat het behalen van een masterdiploma de standaard wordt voor alle nieuwe havo- en vwo-leraren en de leraren in de algemene vakken in het vmbo en mbo door beschikbare tijd en middelen in dit perspectief te plaatsen. Op iedere basisschool zou tenminste een deel van het team een master moeten hebben. Hetzelfde geldt in het vmbo en mbo voor de beroepsgerichte vakken. Ten derde adviseert de raad te investeren in inductieprogramma’s (begeleidingsprogramma’s voor beginnende leraren). Om de beroepsstandaard te verhogen is het noodzakelijk om nieuwe leraren te helpen bij hun professionele ontwikkeling. Met goed gestructureerde inductieprogramma’s kunnen nieuwe leraren ondersteuning krijgen in hun groei naar volledige verantwoordelijkheid voor het lesgeven. Een sterkere begeleiding kan er bovendien voor zorgen dat zij meer plezier krijgen in het lesgeven en voor het onderwijs behouden blijven. Ten vierde geeft de raad aan dat een hrmbeleid waarbinnen serieuze beoordelings- en functioneringsgesprekken worden gehouden een essentieel aspect is van sturing op een hogere beroepsstandaard. HO pagina 20 april 2013 management omvat ook het vormgeven van een werkomgeving waarin leraren de professionele ruimte krijgen om binnen en buiten het klaslokaal hun vak uit te oefenen en om naar eigen inzicht kwaliteiten in te zetten en te ontwikkelen. Bovendien is het voor de aantrekkelijkheid van het beroep noodzakelijk dat het leraarschap niet beperkt wordt tot het uitvoeren van onderwijs binnen het klaslokaal dat door anderen is bedacht. Er moet ook ruimte zijn voor leraren om zelf vorm te kunnen geven aan het onderwijs. Werk in de regio nauw samen aan kwaliteit en kwantiteit In de vierde aanbeveling vraagt de raad aandacht voor het belang van een strategisch personeelsbeleid binnen de school en binnen regionale samenwerkingsverbanden. De problematiek rond lerarentekorten heeft een sterk regionaal karakter. Landelijke maatregelen werken niet altijd overal even goed. Kwantitatieve tekorten kunnen daarom het best op regionaal niveau worden aangepakt. Schoolbesturen zouden in een regio gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten dragen voor een strategisch personeelsbeleid. Om slagvaardiger te kunnen reageren op de ontwikkelingen op de onderwijsarbeidsmarkt, is het cruciaal dat scholen vooruitkijken en plannen. In samenwerking met andere scholen en de lerarenopleidingen in de regio zou strategische personeelsplanning gericht moeten zijn op het Professionaliteit schoolleiders Door Peter Lorist Leidinggevenden in het onderwijs (schoolleiders, teamleiders, bouwcoördinatoren, …) spelen een essentiële rol bij de kwaliteit van het onderwijs en de professionele ontwikkeling van leraren. De omslag van managen naar leidinggeven wordt de laatste jaren in toenemende mate gemaakt, maar is nog lang niet afgerond. Vanuit het hoger onderwijs wordt scholing, onder andere in de vorm van masters, verzorgd voor deze doelgroep. In het onderwijs gaat het steeds meer om het vermogen om te (blijven) leren en ontwikkelen, zelf initiatieven nemen voor vernieuwingen die je (leidinggevende, leraar ) weet uit te bouwen en te integreren in de eigen werksituatie. In een recente review studie6 worden zeven onderling samenhangende domeinen van schoolleiderschap benoemd: Visie & Richting; Curriculum & Instructie; Professionele ontwikkeling stimuleren; Coherente organisatie; Lerende organisatie; Strategisch omgaan met omgeving; Persoon van de leider. Uit een verkenning onder schoolleiders blijkt dat naar hun idee de excellente schoolleider een witte raaf is te midden van collega’s die overwegend op – en soms onder – basisniveau functioneren. Het lijkt niet ongepast dit te extrapoleren naar de gehele sector onderwijs. Dus het ontwikkelen en versterken van leiderschap binnen de sector onderwijs (inclusief het hoger onderwijs) is een wezenlijke opdracht. Van Initieel naar Inductie naar Leven Lang Leren signaleren van tekorten in de toekomst en het anticiperen op deze tekorten door het interesseren van (goede) mensen voor het leraarsvak, het behouden van hoogopgeleide professionals voor de regio en het bevorderen van mobiliteit in het onderwijs in de regio. Door Peter Lorist Integrale aanpak In de media is tot nu toe veel aandacht besteed aan de eerste aanbeveling over een betere werving en selectie rond de lerarenopleiding. Deze aanbeveling werkt echter alleen in combinatie met de andere drie aanbevelingen. De raad benadrukt dat een integrale aanpak van het lerarentekort het onderwijs aantrekkelijk maakt voor hoogopgeleiden. Strengere selectie aan de poort van de lerarenopleiding werkt alleen als er grotere groepen hoogopgeleiden geïnteresseerd zijn in de opleiding. Door een uitdagende opleiding op hoog niveau en het verhogen van de beroepsstandaard, stijgt het aanzien van de opleiding en het beroep, waardoor meer hoogopgeleiden interesse krijgen in het onderwijs. Professioneel, onderwijskundig leiderschap moet garant staan voor een aantrekkelijke werkomgeving, die ervoor zorgt dat hoogopgeleiden niet meer stoppen na een aantal jaar werken in de praktijk. Bovendien is de aanwezigheid van professionele collega’s een belangrijke factor die leraren langdurig bindt aan het onderwijs. Alleen geschikte mensen kunnen zich staande houden in een professionele werkomgeving en daarom is een betere selectie noodzakelijk. Voor het integrale advies van de Onderwijsraad zie www.onderwijsraad.nl/item5005 dr. Mirjam Bakker en drs. Djoerd de Graaf zijn beide stafmedewerker van de Noten 1Chetty, Friedman & Rockhoff (2011); Clotfelter, Ladd & Figdor (2010) 2 Inspectie van het Onderwijs (2011) 3Van Eck & Heemskerk (2009); Warps, Wartenbergh, Kurver, Muskens, Hoogeling & Pass (2010) 4Sinds 2012 is Nico de Jong (bestuurder Cals College) voorzitter 5SBO 2009. Regionale platforms onderwijsarbeidsmarkt. Samen werken in de praktijk (p.10) 6VO-raad 2012. Sietske Waslander, Michel Dückers, Gerda van Dijk. Professionalisering van schoolleiders in het VO Literatuur • Chetty, R., Friedman, J.N. & Rockhoff, J.E. (2010). The long-term impacts of teachers: teacher value-added and studetn outcomes in adulthood. Cambridge: National Bureau of Economic Research, Working paper. • Clotfelter, C.T. Ladd, H.F. & Vigdor J.L. (2010). Teachers credentials and student achievement in high school: a cross-subject analysis with student fixed effects. Journal of human resources, 45(3), 666681. • Inspectie van het Onderwijs (2011). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2010/2011. Utrecht, Inspectie van het Onderwijs. • Van Eck, E. & Heemskerk, I. (2009). Leraar worden; kiezen voor opleiding en beroep. Den Haag: SBO. • Warps, J., Wartenbergh, F., Kurver, B., Muskens, M., Hogeling, L. & Pass, J. (2010). Studiesucces en studieuitval bij eerstejaars in de hboonderwijsopleidingen. Nijmegen: ResearchNed. HO management pagina 21 Onderwijsraad april 2013 De overgang van opleiding naar de werkvloer is voor veel afgestudeerden nog (te) groot. Dit vraagt enerzijds om meer aandacht voor de praktijk in de opleiding zelf (opleiden in de school) en anderzijds een actief inductiebeleid van iedere school, ingebed in regionale afspraken waarbij scholen en lerarenopleidingen samenwerken. Begeleiding en mentoraat zijn instrumenten voor inductie, maar inductie is meer want is systematisch en integraal onderdeel van het personeelsbeleid in de scholen en van regionale afspraken tussen scholen en lerarenopleidingen. In een inductieprogramma gaat het zowel om integratie in de school- en beroepsgemeenschap van leraren (bijvoorbeeld in de vorm van intervisie) als om thuis raken in de werkomstandigheden, werkcultuur en werkafspraken binnen het team en de school. Hiermee is inductie de eerste stap binnen het leven lang leren van een professionele leraar. Voor het primair onderwijs is dit uitgewerkt in het rapport ‘Een goede basis’ (Commissie Meijerink, 2012). Rond de 30% van afgestudeerde leraren verlaat het onderwijs binnen de eerste vijf jaar na afstuderen, de aanpak van inductie is dus een urgente zaak. Daarnaast blijkt dat de beste leraren leraren zijn met 15 tot 20 jaar ervaring. Zij scoren gemiddeld zeer goed in het creëren van een veilig en stimulerend onderwijsleerklimaat, voor de wijze waarop zij hun lessen organiseren, voor goed en helder uitleggen, het activeren en bij de les te houden, uitleggen hoe leerlingen iets moeten leren. Voor het afstemmen van het onderwijs op verschillen tussen hun leerlingen, dat voor veel leraren het aller moeilijkst is, scoren deze leraren ruim voldoende. De leraar die net is afgestudeerd staat hier nog ver van af. Zo’n 80% van de leraren met tussen de 20 en de 30 jaar ervaring laat echter het zelfde vaardigheidsniveau zien als de beginnende leraren. Zij zijn om uiteenlopende redenen in een dip terecht gekomen. Deze dip doet zich niet voor bij leraren die meer dan 30 jaar ervaring hebben, die zijn bijna net zo goed als leraren die 15 tot 20 jaar ervaring hebben (Van de Grift & Helms-Lorenz, in voorbereiding). Uit onderzoek blijkt dat beginnende leraren het beroep verlaten, omdat zij in hun eerste jaren onnodige beroepsstress ervaren die gepaard gaat met een snel afnemend zelfvertrouwen in hun eigen functioneren. Door bij beginnende leraren te werken aan een versnelde ontwikkeling van hun pedagogisch didactische vaardigheden is de veronderstelling dat zij sneller zelfvertrouwen in hun eigen functioneren opbouwen en minder beroepsstress ervaren. Inductie in combinatie met certificering en koppeling met het lerarenregister is het begin van permanente professionalisering, individueel en als team, gedurende de loopbaan van de leraar, verbonden aan beroepstrots en erkenning via het lerarenregister. De inhoud van deze scholing is zowel vakmatig / vakdidactisch als onderwijskundig / pedagogisch; de vorm is schoolnabij en klasnabij (on the job) en op basis van genoemde regionale samenwerking van scholen en lerarenopleidingen. Het volgen van gecertificeerde nascholingsmodulen kan in een latere fase geoogst worden doordat dit kan worden ingebracht bij een academische of professionele master waardoor het adagium ‘elke meester een master’ concreet wordt. Lerarenbeurs en promotiebeurs zijn hiervoor uitstekende instrumenten.