VITRINE EN ZAAL TEKSTEN Oude Nabije Oosten 1. Hoofd Oorhangers; goud, granaat; Palestina en Syrië; ca.1325 v.Chr., 200-300 n.Chr. Schrijvers uit de vierde en vijfde eeuw v.Chr. refereerden aan de oriëntaalse luxe en met name de liefde van de dames voor grote en vele sieraden. De edelsmeedkunst uit Syrië was in de oudheid al legendarisch: men denkt dat in dit gebied gecompliceerde technieken zoals granulatie en filigraan zijn ontwikkeld. Er bestond een levendige handel in de sieraden. Zo zijn de schijfvormige oorbellen waarschijnlijk van Egyptische voorbeelden afgeleid, zij verbeelden de koninklijke en goddelijke valk. De twee paar gouden oorhangers op een gouden vlechtband dateren uit de derde eeuw n.Chr. 1. Hals Ketting en hangers; diverse steensoorten, goud; Syrië; 3100-2900 v.Chr., 600-400 v.Chr. Vele sieraden zijn teruggevonden in graven. De kleurrijke ketting is afkomstig uit een graf in het dal van de Eufraat in Noordoost-Syrië en ruim 5000 jaar oud. Hij bestaat uit kralen van kornalijn, chalcedon, agaat, calciet, kalksteen, bergkristal en opake kristalsoorten in verschillende pastelkleuren. De ronde hangers zijn afkomstig uit Syrië maar zijn teruggevonden in Egypte. Ze kunnen zijn bedoeld als hangers aan een halsketting. De pendanten verschillen in afmeting; een verklaring kan zijn dat de grootste de centrale hanger was, die samen werd gedragen met meerdere schijven in aflopend formaat. 1. Torso Gordel; brons; Noordwest-Iran; ca. 740-700 v.Chr. Deze bronzen gordel uit de late achtste eeuw v.Chr. komt naar alle waarschijnlijkheid uit een graf in de omgeving van het Urmia-meer in Iran. Honderden van dit soort riemen, of fragmenten daarvan, zijn bekend. Ze zijn karakteristiek voor de smeedkunst in het oude koninkrijk Urartu dat zich van de negende tot de zevende eeuw v.Chr. uitstrekte over OostTurkije, Armenië, Azerbaidjan en Noordwest-Iran. Oorspronkelijk was de gordel als sierstuk bevestigd op een leren onderriem: let op de vele kleine perforaties langs de randen van de riem. Zowel mannen als vrouwen droegen de gordels. De met veel oog voor details uitgewerkte decoratie toont jachtscènes. Arm/Hand Armbanden en ringen; goud, brons, zilver, diverse steensoorten; Palestina, Iran; 900 v.Chr.200 n.Chr. De gouden armband, afkomstig uit Palestina, was bestemd voor een kind. De twee zilveren armbanden uit Iran dateren uit het begin van onze jaartelling; ze tonen een stijl die nog altijd populair is in de islamitische wereld. De bronzen ring en armbanden zijn gevonden in graven uit de negende tot en met de zevende eeuw v.Chr., in het bergachtige noorden van het huidige Iran. De zegelringen waren (en zijn) een teken van rechtmatigheid en persoonlijkheid. Zegels benadrukken identiteit, positie en status. De vroegste zegels werden in klompjes klei gedrukt en bevestigd op manden, potten en zakken: de verzegeling moest het persoonlijk bezit waarmerken en beschermen tegen ongeoorloofde opening. Vanaf de Romeinse tijd werden persoonlijke zegels vooral gebruikt door hooggeplaatste personen op belangrijke berichten. 2. Hoofd Oorbellen en gietvorm; goud, steen; Iran, Palestina; 1200-300 v.Chr. De verschillende streken van het uitgestrekte Perzische rijk kenden een rijkdom aan materialen, technieken en motieven. Hieruit ontwikkelde de Perzische edelsmeedkunst een verfijnde, eclectische eigen stijl, die zich in deze sieraden weerspiegelt. De stenen gietvorm uit Palestina bestond oorspronkelijk uit twee identieke delen; de andere helft is helaas niet teruggevonden. In de mal zijn uitsparingen gemaakt in de vorm van het te vervaardigen ornament, een tweede mal omsloot nauwgezet de gietstukken. Via één of meerdere openingen werd vervolgens het metaal (goud, zilver of brons) in de vorm gegoten. 2. Hals Kettingen, cilinder- en stempelzegels; diverse steensoorten en brons; Syrië, Irak, Iran; 3400 v.Chr.- 600 n.Chr. Niet iedereen kon zich sieraden van edelmetaal veroorloven. Als alternatief werden materialen gebruikt als steen, brons, koper, ivoor, been, glas, parelmoer en schelpen. De kralen en hangers in alle vormen en maten zijn zorgvuldig afgewerkt en gewoonlijk glanzend gepolijst. Cilinderzegels en stempelzegels zijn eeuwenlang gebruikt voor het verzegelen en waarmerken van eigendom. Ze werden meestal gemaakt van steen of halfedelsteen en dragen een ingekraste afbeelding van vaak mythologische of religieuze aard. Cilinderzegels of rolzegels werden voor het eerst rond 3400 v.Chr. in Mesopotamië vervaardigd en bleven gedurende duizenden jaren in gebruik. Men droeg de zegels aan een ketting of koord rond de hals. 2. Torso Kledingspelden; verguld zilver, zilver en brons; Turkije en Iran; 1000-400 v.Chr. De leeuw en de steenbok zijn de meest geliefde motieven in de Perzische edelsmeedkunst. De mantelspelden met majestueuze leeuwenkoppen zijn gestanst uit dunne plaatjes verguld zilver. Ze dateren net als de zilveren spelden uit de Achaemenidische periode (550-331 v.Chr.). Lange sierspelden met grote kop werden gebruikt om kledingstukken vast te zetten maar dienden ook voor rituele doeleinden. De platen met de bevestigingsgaatjes langs de buitenrand dienden ter versiering van ofwel kleding, ofwel de buitenzijde van een schild. De zilveren sierschijf, of tondo, uit de achtste eeuw v.Chr., stamt uit Centraal-Turkije, het land van de legendarische koning Midas. De bronzen schijf is afkomstig uit West-Iran en toont een mythologische scène. Bijschriften vitrines Egypte: nb onderstreepte kopjes niet mee afdrukken Klassieke Wereld 1. Hoofd Oorbellen, diademen en haarspeld; goud, ivoor en granaat; Klassieke Wereld; 300 v.Chr.- 100 n.Chr. In de Klassieke Oudheid versierde men het hoofd met diademen, haarpinnen en oorbellen. De ronde oorringen met een dierenkopje zijn bijzonder populair in de hellenistische periode (ca. 330-100 v.Chr.). Het dierenkopje is ontleend aan de Perzische kunst. Opvallend is dat de kopjes bij het dragen naar beneden hangen. De haarspeld van ivoor heeft een gouden knop, die gedecoreerd is met fijne goudkorreltjes: granulatie. De gouden ‘Heraklesknoop’ is een onderdeel van een hoofdsieraad. De knoop staat symbool voor de huwelijksband en heeft een beschermende functie. Speciaal voor het graf zijn sieraden van bladgoud, zoals het fijn bewerkte gouden diadeem. 1. Hals Halskettingen en hangers; goud, glas en cornalijn; Klassieke Wereld; 300 v.Chr.- 200 n.Chr. Vrouwen accentueerden de halslijn met kettingen, die zijn samengesteld uit kralen van goud, glas of sierstenen. Hangertjes zoals vaasjes of vogels versierden het uiteinde. Soms hadden deze hangers een kwaadafwerende functie. In de Etruskische en Romeinse cultuur kregen jongetjes een bulla, een hanger waarin een beschermend amulet was opgeborgen. Godenbeeldjes werden als talisman om de hals gedragen. Een mooi voorbeeld is het gouden hangertje, dat het Grieks-Egyptische kindgodje Harpocrates voorstelt. Harpocrates zelf draagt ook een bescherming om de hals: een kleine bulla. 1. Tors Kledingappliques, broche en fibula’s; goud en robijn; Klassieke Wereld; 600 v.Chr.- 200 v.Chr. Sieraden waren op verschillende manieren op kledingstukken bevestigd. Opvallend zijn de gouden appliques, die in honderdtallen in verschillende patronen op de kleding waren vastgemaakt. Voorbeelden zijn de Griekse Gorgo-kopjes en het Skythische hertje. De Etrusken waren meesters in het werken met filigraan en granulatie. De grote gouden broche is met een ingewikkeld patroon van filigraan versierd en heeft als centrale decoratie een robijn. De Etruskische mantelspelden (fibula’s) werken als een veiligheidsspeld. De kleine fibula met duif is versierd met gouden ‘stofkorreltjes’, een technisch meesterwerk. 1. Arm/hand Armbanden en ringen; goud, zilver, electrum en edelstenen; Klassieke Wereld; 600 v.Chr.300 n.Chr. Grieken en Romeinen droegen armbanden om de pols, maar ook rond de bovenarm. Om de armband gemakkelijker te kunnen buigen, waren zij vaak open. Dit gaf gelegenheid om de uiteinden fraai te bewerken: leeuwenkopjes waren favoriet, maar bij ‘kronkelende’ armbanden hadden slangenkopjes de voorkeur. Ringen zijn zeer persoonlijke sieraden. Materiaal en decoratie werden met zorg gekozen: edelstenen en inscripties beschermden tegen het kwaad. De gegraveerde voorstelling in de zegelringen was nauw verbonden met de drager. Met deze ringen werden belangrijke documenten gewaarmerkt. De ring in de vorm van twee ineengeslagen handen is een Romeinse trouwring. 2. Hoofd Oorbellen, diademen en haarspelden; goud, zilver, diverse steensoorten; Klassieke Wereld; 500 v.Chr.- 450 n.Chr. Oorbellen uit de klassieke oudheid vertonen een grote rijkdom aan decoratie. De ‘hoepeloorringen’ lopen uit in exotische dierenkopjes: gazelles, lynxen en griffioenen. Sieraden hebben alles te maken met verleiding. Het is daarom geen wonder dat veel versieringsmotieven stammen uit het rijk van de godin van de liefde Aphrodite, zoals de kleine Eros-figuurtjes. Oorhangers in de vorm van een halvemaan (‘lunula’) hebben magische kracht: zij weren het kwaad af. Soms zijn kleurige steentjes uitgewerkt in de vorm van hangende vaasjes, of zelfs als een camee. De haarspelden, groot en klein, zetten het haar vast. De bladgouden diademen bedekten het hoofd van een overledene. 2. Hals Halskettingen en hangers; goud, glas, diverse steensoorten; Klassieke Wereld; 600 v.Chr.300 n.Chr. Het oudste voorwerp in deze vitrine is de gouden ketting met gestileerde bladeren. Hij stamt uit de Midden-Europese ‘Hallstatt-cultuur’ (800-500 v.Chr.). De kettingen zijn meestal puur decoratief, met combinaties van goud en glas of edelstenen. Soms echter hebben de hangers een diepere betekenis: zo konden bikkels, kinkhoorns of een vuistje met een obsceen gebaar (‘fica’) geluk brengen of het kwaad afweren. Hier zijn zij in miniatuur uitgevoerd en in goud gevat. Heel curieus zijn de beschermende hangers met fallussen, ‘fica’ en halvemaan (‘lunula’). Zij werden door mensen én dieren (paarden) gedragen. 2. Torso Fibula’s en appliques; goud, zilver, email en agaat; diverse herkomsten; 600 v.Chr. – 400 n.Chr. Op het lichaam werden spelden (‘fibula’s’) gedragen, die bedoeld waren om de kleding bijeen te houden. In de Romeinse tijd is er een veelvoud aan vormen. Sommige hebben de vorm van een dier (bijvoorbeeld een kikker), andere zijn abstract en kleurig versierd met email. Hoge Romeinse officieren droegen een fibula in de vorm van een kruisboog. Een van dergelijke fibula’s is ingelegd met zilver. Appliques voor de kleding hebben velerlei decoratie: eenvoudige druiventrosjes, hazen, griffioenen, leeuwen en menselijke figuren. Met rinkelende mantels toonde men zijn rijkdom. 2. Hand/Arm Ringen en armbanden; goud, zilver, brons, glas, agaat, onyx, carneool, amethist; Klassieke Wereld; 500 v.Chr.- 400 n.Chr. Het dragen van gouden ringen was in de Romeinse republiek aanvankelijk voorbehouden aan de hoogste klassen. De lagere standen moesten het stellen met ijzeren ringen. Gouden ringen werden wel bij speciale gelegenheden uitgedeeld, bijvoorbeeld als militaire onderscheiding. In de keizertijd verdwijnt dit onderscheid en pronkt bijna iedereen met (soms vergulde) luxe. Veel ringen hebben zegelstenen of zijn direct in het metaal gedecoreerd met inscripties of afbeeldingen. De steensoorten hebben soms een heilzame werking. Zo zou amethist helpen tegen de effecten van teveel alcoholgebruik. Bijschriften vitrines Klassieke Wereld: topstukken Egypte 1. Hoofd Diadeem en halssnoer van farao Antef V; zilver, goud, faience en glas; Thebe (Egypte); ca. 1650 v.Chr. Speciale hoofdsieraden onderscheidden de Egyptische farao van zijn onderdanen. Dit unieke diadeem werd in 1827 gevonden op het hoofd van een mummie, vermoedelijk van koning Antef V (ca. 1650 v.Chr.). Het is een zilveren imitatie van een linnen hoofdband. De strik achter op het hoofd bestaat uit twee ingelegde lotusbloemen. Op het voorhoofd prijkt een gouden uraeusslang of cobra. Het dragen van dit symbool was een privilege van de farao. Het kralensnoer met druppelvormige ornamenten zat bij aankoop vast om het diadeem. Oorspronkelijk is het waarschijnlijk onderdeel geweest van een breed halssieraad. 1. Hals Kraagsluiting, halsketting en gouden ringetjes; goud, glas en steen; Sakkara (?) (Egypte), ca. 1450 v.Chr. Rond de hals van Egyptische militairen en ambtenaren zien we vaak ‘eregoud’ afgebeeld. Hiermee beloonde de farao zijn meest verdienstelijke onderdanen. Kleine gouden ringetjes werden tot zware kettingen geregen, de zogeheten sjebioe. Deze kettingen werden in de nek vastgezet met een sluiting. Het gouden sieraad in de vorm van een lotusbloem is daar een voorbeeld van. Het is gegraveerd met de naam van farao Thoetmosis III en is vermoedelijk een geschenk geweest aan zijn generaal Djehoety. Ook de halsketting met ingelegde hangers in de vorm van vruchten behoorde waarschijnlijk toe aan de generaal. 1. Tors Mummiesieraden; goud, zilver en steen; Egypte; ca. 1900-1450 v.Chr. Borstsieraden maakten de Egyptenaren speciaal voor mummies. Een hartscarabee werd op de borst geplaatst, nabij het hart. Het moest verzekeren dat de eigenaar ongeschonden door het zogenaamde dodengericht kwam. Dit prachtexemplaar van groene steen aan een ketting van in elkaar gehaakte gouden ringetjes behoorde toe aan generaal Djehoety. Deze leefde ten tijde van farao Thoetmosis III. De zilveren valkenkoppen uit een ander graf vormden de uiteinden van een brede halskraag. De halfedelstenen waarmee de kopjes waren ingelegd, zijn verdwenen. Vergelijkbare kopjes komen uit prinsessen- en koninginnengraven van Middenrijk (2040-1640 v.Chr.) en Nieuwe Rijk (1550-1070 v.Chr.). 1.1. Arm/handArmbanden; goud; Sakkara (Egypte), ca. 1450 v.Chr. Ook armbanden behoorden tot het ‘eregoud’ dat de farao schonk aan zijn meest succesvolle ambtenaren en militairen. Er waren twee typen: bolle banden rond de pols en platte voor de bovenarmen. Deze armbanden stammen wellicht uit één graf. Op één van de bolle exemplaren staat de cartouche van farao Thoetmosis III. Dit doet vermoeden dat de armbanden van Djehoety waren, de meest succesvolle generaal van deze farao. Nog eeuwen later vertelden de Egyptenaren over zijn verovering van Jaffa in Palestina, waarbij Djehoety zijn soldaten in manden de belegerde stad in smokkelde. 1.2. Arm/hand Zegelringen; goud, faience en steen; Egypte; ca. 1400-1200 v.Chr. ‘Zegeldrager van de koning’ was een veelgebruikte eretitel in het Oude Egypte. Ambtenaren met deze titel mochten namens de koning brieven schrijven of voorraden verzegelen. Aan hun vinger droegen zij daartoe een zegel met koningsnaam. Vaak hadden deze zegels de vorm van een stenen scarabee (mestkever) aan een koordje of metaaldraad. Ook rechthoekige draaibare zegelstenen komen voor. Uit deze vorm ontwikkelde zich later een ring uit één stuk. Officiële zegelringen waren vaak van goud. Deze ringen dragen de namen van de koningen Snofroe, Eje en Neferkare. 2. Hoofd Oorsieraden; goud en steen; Egypte; ca. 1400 v.Chr.- 800 n.Chr. Oorsieraden raakten in Egypte pas rond 1500 v. Chr. in de mode, vermoedelijk door buitenlandse invloeden. Vooral vrouwen en kinderen droegen oorringen en oorknoppen, maar ook mannen van hoge rang toonden hun rijkdom door het dragen van gouden oorsieraden. Voor het dragen van bepaalde types (zoals de oorstekers in de vorm van een paddenstoel) moesten er grote gaten in de oorlel zitten! Sommige oorringen hebben echter een heel nauwe opening en zijn nauwelijks aan het oor te schuiven. Toch zijn het geen haarringen, want in haar blijven ze niet goed zitten. In grafvondsten liggen ze ook wel degelijk bij de oren van mummies. 2. Hals Halskettingen; goud, steen en faience; Egypte; ca. 3000-1070 v.Chr. Om hun hals droegen de Egyptenaren graag brede kragen van bloemen, bladeren en vele rijen kralen. Toch zijn er ook losse snoeren bekend van allerlei vormen en kleuren. Kralen maakte men van goud, gekleurde halfedelstenen, faience en glas. Vooral het rode kornalijn en het paarse amethist waren favoriet voor de productie van kralen. Twee van de hier getoonde kettingen bevatten gouden kralen met granulatie-techniek: ze zijn bedekt met kleine korreltjes goud. Aan veel kettingen zijn ook amuletten zoals scarabeeën en godenbeeldjes geregen om de drager te beschermen. 2. Arm Armbanden en ringen; goud, brons, ijzer, ivoor, been, schelp, steen en faience; Egypte; ca. 3000 v.Chr.- 800 n.Chr. De Egyptenaren droegen armbanden zowel om hun pols als om de bovenarm. De vroegste bewoners van het Nijldal maakten al armringen van ivoor, been, schelp en steen. Daarnaast regen ze natuurlijk ook kralen, schelpen of slakkehuizen tot polskettinkjes. In de faraonische tijd maakten de Egyptenaren ook armbanden versierd met inlegsels en inscripties. Een voorbeeld is een fragment van een ivoren armband met de namen van farao Amenhotep III. Uit de christelijke periode stamt de ijzeren armband met vier medaillons. Egypte verarmde tijdens deze periode en de nieuwe godsdienst schreef ook soberheid voor. 2. Hand Vingerringen; goud, brons, steen, faience en ebbenhout; Egypte; ca.1550-712 v.Chr. Vingerringen hadden in Egypte vaak de vorm van een zegelring met scarabee (mestkever). De scarabee deed dienst als amulet. Van oudsher werd de scarabee in de lengte doorboord en zat draaibaar aan de metalen ring. Bij een luxueuzer type zat de scarabee in een gouden vatting en werd met gouddraad bevestigd. Op de buik van de kever was bovendien nog ruimte voor het aanbrengen van een heilzame inscriptie of godenafbeelding. Later kwamen er allerlei andere typen van vingerringen bij: brede gladde banden van steen of faience, dunne ringen met amuletten zoals het Horusoog, en het type zegelringen dat tegenwoordig nog steeds bestaat. Nederland Prehistorie/ Middeleeuwen 1.Hoofd Vogelhangertje; goud en glas; waarschijnlijk Maastricht (Nederland), 950-1100 n.Chr. Dit vogeltje, waarschijnlijk een duif, is gemaakt van dunne ineengerolde gouddraadjes, ingelegd met twee kleuren glas. Langs de rand zitten zes oogjes, waaraan het sieraad opgehangen of vastgemaakt kan worden. Het is als oorhanger gedragen, hoewel niet zeker is dat het kettinkje er oorspronkelijk bij hoorde. Volgens de papieren maakt de vogel deel uit van een groep vijfde-eeuwse grafvondsten uit Maastricht. Maar stilistisch onderzoek wijst uit dat dit een Fatimidisch kleinood uit de tiende of elfde eeuw moet zijn; we kennen gelijkvormige voorwerpen uit Andalusië, Syrië en Israël. Dat levert een spannende vraag op: wie hebben deze vogel ooit (allemaal) gedragen? 1. Hals Halsringen, collier en tand van everzwijn; brons, goud en ivoor; Herten, Vechten, Olst en Hekelingen (Nederland); ca. 2900-2500 v.Chr. tot ca. 400 n.Chr. Sieraden worden bij voorkeur gedragen op de blote huid. In relatief koude streken zoals Nederland, waar mensen veel kleding aan hebben, worden dan ook vooral vingers, polsen, oren en hals voorzien van juwelen en hangers. Mannen droegen vaak ‘stoere’ harde ringen om hun nek, die ze als geschenk van hun leider kregen en die aangaven bij welke groep ze hoorden. De halsring uit Olst is er één van vier, die waarschijnlijk tegelijkertijd door vier mannen aan de goden zijn geofferd. Ook de millennia oude tand is door een man gedragen. Vrouwen droegen vaker soepele kettingen, zoals deze van aan elkaar geregen palmblaadjes, die de fraaie lijn van de hals benadrukken. 1. Tors Gespen en schijffibula; goud, zilver, almandijn, email en brons; Maastricht, Rijnsburg en Alem (Nederland), vijfde-zevende eeuw n.Chr. Ook kleding is geschikt om te versieren en zo de identiteit uit te dragen. Het meest gedecoreerd werden riemen en mantelspelden, omdat die bovenop de kleren zichtbaar blijven. De gesp op de buik is in de Vroege Middeleeuwen vaak het meest luxueuze deel van de uitrusting. Deze gesp met rechthoekige gespplaat uit Rijnsburg toont een absoluut toppunt van vakmanschap: kostbare materialen en ingewikkelde technieken (zoals vlechtwerk van filigraandraden) zijn door elkaar gebruikt. De eigenaar moet zelf ook aan de top hebben gestaan. Een ander kijkje in de Middeleeuwen biedt het kleine speldje, dat het grappige idee geeft dat er een vlieg op je mantel is gaan zitten. 1. Arm/hand Armbanden en ringen; goud, zilver en brons; Uddelermeer, Drenthe, Pingjum, Utrecht en Nijmegen (Nederland); ca.1200 v.Chr.- ca. 900 n.Chr. Een eenvoudige manier om armen en vingers te versieren is er metalen draden omheen te draaien, die de bewegingen benadrukken maar niet onhandig uitsteken. Spiraalringetjes behoren dan ook tot de oudst bekende gouden sieraden uit Nederland. Sommige zijn zo smal, dat ze mogelijk zijn bedoeld voor om pinken, kindervingertjes of haarvlechten. Ook armbanden uit later tijd zijn vaak open gelaten, om ze makkelijker af en aan te kunnen doen. De uiteinden zijn dan ideale punten om te versieren, bijvoorbeeld met dierenkoppen. Sommige ringen zijn onhandig groot gedecoreerd, zoals deze ring met een rond doosje (pyxis) erop, een voorloper van de gifring. 2. Hoofd Haarnaalden; brons, been, zilver, almandijn; diverse plaatsen Nederland; ca.1700-1200 v.Chr.tot ca. 800 n.Chr. In de meeste culturen uit de oudheid droegen vrouwen het haar lang. Soms was lang haar ook mode voor mannen: Bataven en Vikingen stonden bekend om hun ‘wilde manen’. Deze lange naalden zijn gebruikt om het haar op te steken of, bijvoorbeeld de grote prehistorische ‘Bombenkopfnadel’, om kleding dicht te spelden. Het uiteinde is verbreed en versierd, zodat de naald niet wegzakt. Haarnaalden zijn gemaakt van gladde materialen, opdat het haar er niet aan blijft haken. Daarvoor is metaal geschikt, maar ook been en ivoor, dat wel glad maar niet zwaar is, want het kapsel moet ‘draagbaar’ blijven. Veel van deze haarnaalden stammen uit merovingische en Frankische vrouwengraven. 2. Hals Halsringen, kralen, kralensnoeren, munthangers en amuletten; glas, aardewerk, barnsteen, metaal en dierlijk botmateriaal; diverse plaatsen Nederland; 3400-2900 v.Chr. tot negende eeuw n.Chr. De hals gold als de beste plek om iets te dragen met een beschermende functie. Die kwaadafwerende waarde werd toegekend aan individuele voorwerpen, zoals de tanden van groot wild en fossielen, maar ook aan materialen zoals bergkristal en barnsteen. Hiervan werden zowel losse hangers gemaakt als kralen, die al in de prehistorie voorkomen. In de Middeleeuwen worden ze vaak met kralen van andere grondstoffen aan een snoer geregen: een aantal van de hier getoonde merovingische kralensnoeren uit Rhenen heeft barnstenen onderdelen. In hetzelfde Rhenen werden Romeinse munten tot sieraad vermaakt door er een gaatje in te boren. Op die manier kon je je tooien met ‘oud geld’. 2. Tors Fibula’s, gespen, riembeslag en heupketting; metaal, glas en almandijn; diverse plaatsen Nederland; 1200-800 v.Chr. tot ca. 850 n.Chr. De meeste sieraden uit de Vroege Middeleeuwen stammen uit graven, waar ze de overledene sierden. Uit de plaats van zo’n voorwerp in het graf is vaak af te leiden hoe het gedragen werd. Fibula’s, mantelspelden, liggen vaak op schouderhoogte, terwijl gespen en riemplaatjes op het bekken worden aangetroffen. Deze koperen ketting van 99 cm lang lag onder de heupbeenderen van een skelet uit Domburg, gedateerd tussen 750 en 850 n.Chr. Daaruit weten we dat de ketting om de heupen werd gedragen, waarbij je hem op verschillende lengtes kon dichthaken. Fibula’s zijn zeer aan mode onderhevig en worden vaak vernoemd naar hun vorm, zoals de grote prehistorische ‘brilfibula’. 2. Arm/hand Armbanden, ringen en zegelstenen; goud, zilver, brons en edelstenen; diverse plaatsen Nederland; achtste eeuw v.Chr. tot negende eeuw n.Chr. Armbanden hebben variabele doorsneden, evenals menselijke polsen. Als de band groter is dan de breedte van een hand, bijvoorbeeld de ring met rechthoekige ‘flappen’ uit de Maas bij Megen, kun je aannemen dat die om de bovenarm gedragen zal zijn. Ook vingerringen hebben uiteenlopende maten, afhankelijk van de verschillende vingerdiktes en eventueel wat breder als ze over een handschoen heen gedragen werden, zoals bisschopsringen. De versiering van ringen verbeeldt waar de eigenaar bijhoort: die toont christelijke symbolen, familiewapens of de naam van de echtgenoot. Romeinse militairen in Nederland droegen ringen met edelstenen waarin toepasselijke goden zoals Hercules, Mars en de overwinningsgodin Victoria zijn gesneden. SCHITTEREND SIERAAD Sieraden uit de oudheid zijn fascinerend. Het niveau van de edelsmeedkunst in de oudheid was zodanig dat het duizenden jaren later nog steeds bewondering oogst: vooral als men stilstaat bij het feit dat de kleine kunstwerkjes tot stand zijn gekomen in een wereld zonder gas, elektriciteit, verfijnde stalen instrumenten of goede lenzen. De antieke edelsmeden ontdekten technieken zoals het granuleren, het filigraan en het cloissoné. Het geheim van de smid heeft ook zijn nadelen voor de onderzoeker: vele technieken die toegepast werden in de oudheid zijn verloren gegaan of pas recent gereconstrueerd. Er is voor de moderne mens veel herkenning in de functie van het antieke sieraad. Het diende immers om man en vrouw mooier te maken. Maar het sieraad gaf ook signalen af. De drager van goud en zilver werd letterlijk omgeven door weelde en rijkdom; een ring kon duiden op de band met een echtgenoot, een familie of een geheim genootschap. In moeilijke tijden was het sieraad weer te ‘verzilveren’. Antieke sieraden hebben ook mysterieuze kanten. Voor het lichaam van de dode werden speciale sieraden gemaakt van dun bladgoud. Magische ringen en amuletten beschermden de drager door symbolen of het gebruik van speciale materialen. Door al deze facetten biedt het antieke sieraad ons een blik op het vreemde, én het eigene. HOOFDZAAK Het hoofd is het meest individuele deel van het menselijk lichaam. Het wordt soms letterlijk bekroond door een krans of diadeem van edelmetaal. Hieruit blijkt de status van de drager of draagster: een vorst, een winnaar, een bruid. Andere hoofdsieraden hebben een meer praktisch nut, zoals de haarspelden. Deze zetten het lange haar van vrouwen vast in een knot. De knoppen zijn vaak prachtig versierd. Het oor is de uitgelezen plaats voor stekers en hangers in alle soorten en maten. Deze variëren van eenvoudig gebogen gouddraadjes tot ingewikkelde constructies met glanzende sierstenen. Het hoofd werd ook na de dood nog versierd. Van bladgoud werden hoofdtooien en mondplaatjes gemaakt, die de overledene een goddelijk uiterlijk gaven. HALSLIJN De hals is bij uitstek geschikt voor magische kettingen en amuletten, die het hart - voor de antieke mens het centrum van het leven - moesten beschermen. Egyptische mummies droegen een hartscarabee met rituele teksten. De Etrusken en Romeinen gaven hun kinderen bij de geboorte een bulla, een holle hanger aan een ketting. Deze was van leer, brons, zilver of goud gemaakt. In de bulla stopten zij een talisman, een gewijde tekst, die het kind tegen gevaar moest beschermen. Maar ook een eenvoudige ketting met glazen oogjes kon dienen om het kwaad, het boze oog, af te weren. Halssieraden waren ook een symbool van aristocratische afkomst. Zo droegen fiere Keltische strijders de torque, een gedraaide open ring, die om de hals werd gebogen. Romeinse soldaten speldden buitgemaakte torques op hun uniform. Halssieraden hoeven echter geen diepere betekenis te hebben: de meeste zijn gewoon mooi en benadrukken de vrouwelijke halslijn. OM HET LIJF Kleding was vaak versierd met edelmetaal. Aangezien het organische materiaal van de stof in de loop der tijd is vergaan, weten we vaak niet meer in welke patronen de gouden of zilveren plaatjes op de kleding waren bevestigd. Dergelijke kledingstukken moeten een schitterende indruk hebben gemaakt. In het Nabije Oosten hadden fraai bewerkte riemen meestal een ceremoniële functie. Met name de gespen vormden meesterwerkjes van edelsmeedkunst. Middeleeuwse gespen in het westen zijn met ingewikkelde patronen versierd en ingelegd met almandijn en gekleurd glas. De veiligheidsspeld (fibula) is een uitvinding uit de oudheid. Hiermee werd vrijwel overal in Europa kleding bijeengehouden en de mantel dicht gespeld. In Noord-Afrika is deze traditie nooit verloren gegaan. Eenvoudige fibula’s ontwikkelden zich tot prachtig versierde exemplaren. In de Romeinse tijd dienden bepaalde grote spelden ook als aanduiding van een militaire rang. HANDREIKING Veel volken in de oudheid droegen armbanden zowel aan de bovenarm als aan de pols. Deze duidden vaak op status en macht. De Egyptische farao’s schonken bijvoorbeeld gouden armbanden als ereteken aan hun trouwste generaals en hoge ambtenaren. In die armbanden staat de naam van de farao te lezen. Om armbanden makkelijk om de pols te buigen, waren zij vaak niet gesloten. Dit gaf de mogelijkheid de uiteinden mooi te versieren. Dierenkopjes waren hiervoor heel geliefd. Een flexibele vorm kon ook verkregen worden door het metaal als een spiraal te draaien. Versierd met slangenkopjes leek het dan alsof een slang zich om de pols had gewonden. Mannen zowel als vrouwen droegen ringen om hun vingers, soms wel meerdere exemplaren per vingerkootje. Zij waren bijna onlosmakelijk met de drager verbonden. De edelstenen werden met zorg uitgezocht en vaak gegraveerd met een uniek symbool: een mythologische afbeelding of een magische spreuk.