Maart 2013 Sociale netwerken Bevraging bij voorzieningen en diensten in de sector voor personen met een beperking 2 Inhoudstafel Dankwoord 4 Inleiding 5 1. Bevraging adhv beperkte vragenlijst 1.1 Respondenten 1.2 Informatie rond sociale netwerken 1.2.1 Welke betekenis geven voorzieningen en diensten aan sociale netwerken? 1.2.2 Wat gebeurt er reeds rond sociale netwerken? 1.2.3 Bouwstenen van een sociaal netwerk. 2. Diepte-interviews 2.1 Theoretisch kader 2.1.1 Methodieken 2.1.2 Instrumenten 2.2 Gesprekken 2.2.1 Ado Icarus 2.2.2 Baken vzw 2.2.3 De Hagewinde SOC 2.2.4 De Hoeve 2.2.5 De Ketelberg 2.2.6 De Okkernoot 2.2.7 Mariënstede 2.2.8 ’t Veldzicht 2.2.9 Tevona 2.2.10 Huize Tordale 6 6 7 7 8 10 13 13 13 15 18 18 20 23 25 28 31 34 37 40 42 3. Conclusie 46 4. Bibliografie 48 Bijlage 1: Vragenlijst Bijlage 2: Talentenmarkt 3 Dankwoord Graag willen we vooraf iedereen die aan het onderzoek meewerkte bedanken. In het bijzonder danken we de mensen die tijd vrij maakten voor een uitgebreid gesprek. Zij waren allen bereid om informatie, kennis en knowhow te delen met andere collega’s. Bedankt Alex Verheyden (Ado-Icarus), Fara Van Maele (NOC), Maarten Carmans (NOC), Hariette Ten Kate (Baken vzw), Sofie De Munynck (Baken vzw), Gaia Defer (Baken vzw), Stien Ongena (SOC De Hagewinde), Nele Vranckx (De Hoeve vzw), Joris Van Camp (WOC De Ketelberg), Laura De Dobbeleer (De Okkernoot), Lieve Maveau (‘t Veldzicht), Linda Baps (Tevona), Joke Roels (Huize Tordale), Griet Pitteljon (Huize Tordale), Patriek Prinsie (Huize Tordale) en Riet Seynaeve (Mariënstede). Lieve Van Dooren Stafmedewerker SEN 4 Inleiding Sociale netwerken is een zeer actueel thema. Vele voorzieningen en diensten voelen de nood om op zoek te gaan naar andere manieren om hun cliënten te ondersteunen. Deze nood wordt vanuit verschillende hoeken gevoed. Ten eerste is er het tekort aan plaatsen en middelen in de gehandicaptenzorg. Door het inschakelen van het sociale netwerk kunnen meer mensen op alternatieve manieren ondersteund worden. Ook vanuit het beleid wordt er steeds meer aangestuurd op community based living. Dit is een tendens die we zeker terugvinden in perspectief 2020. In deze nota over een nieuw ondersteuningsbeleid voor personen met een handicap geeft Vlaams minister van welzijn, volksgezondheid en gezin, Jo Vandeurzen, aan dat het Vlaamse beleid moet evolueren naar een echt inclusiebeleid en moet investeren in een volwaardige maatschappelijke participatie van personen met een handicap. Eén van de kritische succesfactoren om dit te bereiken, is het bieden van handvaten aan professionelen en vrijwilligers die mensen met een handicap ondersteunen zodat mensen met een ondersteuningsvraag de regie over hun leven in handen houden en hun ondersteuning zo inclusief en zo dicht mogelijk in hun eigen omgeving kunnen organiseren. In de praktijk is het voor voorzieningen en diensten niet evident om hun dienstverlening op een andere manier te organiseren en samen met het sociale netwerk de ondersteuning van hun cliënten op te nemen. Werken volgens de principes van community based living vraagt een andere manier van denken over de ondersteuning bij professionelen, bij cliënten en bij hun netwerk. Om deze omslag te maken zijn vele professionelen op zoek naar informatie en goede praktijken omtrent het werken met het sociale netwerk. Vanuit deze vaststelling groeide binnen de Vlaamse stuurgroep autisme spectrumstoornis (SEN) het idee om voorzieningen en diensten voor personen met een handicap te bevragen rond hun ervaringen met ‘netwerken’. Met deze bevraging willen we een beeld geven van wat er in een aantal Vlaamse voorzieningen en diensten reeds gebeurt met betrekking tot sociale netwerken. Deze bevraging bevat twee delen. Een eerste deel waarin aan de hand van een beknopte vragenlijst gepeild wordt naar wat verschillende organisaties verstaan onder sociale netwerken. 82 voorzieningen en diensten vulden een vragenlijst in. Voor het tweede deel selecteerden we uit deze respondenten 10 organisaties die reeds een hele weg aflegden met het sociale netwerk van hun cliënten. We nodigden hen uit voor een diepte-interview en reconstrueerden hun verhaal. We hopen dat deze praktijkvoorbeelden en good practices inspirerend werken voor voorzieningen en diensten die (verder) met sociale netwerken aan de slag willen. Graag willen we, nog voor u het lezen aanvat, aangeven dat dit rapport slechts een vertrekpunt is. SEN plant in de loop van 2013 en 2014 nog verdere acties rond dit thema. Meer informatie hierover vindt u op de website van SEN (www.senvzw.be). 5 1. Bevraging adhv een beperkte vragenlijst Het eerste deel van de bevraging bestaat uit een beperkte vragenlijst (zie bijlage 1). Hierin peilen we naar de betekenis die organisaties aan het begrip sociale netwerken geven, naar de acties die reeds rond netwerken gebeuren en naar de belangrijkste bouwstenen van een sociaal netwerk. De vragenlijst werd verspreid via de website van SEN vzw en via de werkgeverskoepels (Federatie Sociale Ondernemingen en Vlaams Welzijnsverbond). 1.1 Respondenten 82 respondenten vulden de vragenlijst in1. Deze respondenten hebben een diverse achtergrond. Meer informatie over het type organisatie of voorziening en de doelgroepen vindt u in tabel 1 en 2. Tabel 1: Respondenten naar type organisatie of voorziening Type organisatie of voorziening Aantal Onderwijs 3 Thuisbegeleiding 5 Begeleid wonen 6 Beschermd wonen en tehuis voor werkenden 3 Multifunctioneel centrum 1 (Semi-)internaat 6 Tehuis niet werkenden 21 Dagcentrum 2 Pleegzorg 1 Revalidatie 2 VAPH-voorziening met meerdere zorgvormen 17 Psychiatrie 5 Andere 10 Totaal 82 21 of 25,6% van de respondenten zijn tehuizen voor niet werkenden. 17 hiervan zijn bezigheidstehuizen, de andere 4 zijn nursingstehuizen. Een tweede grote groep van respondenten zijn VAPH-voorzieningen die meerdere zorgvormen aanbieden (17 respondenten of 20,7%). De respondenten uit de onderwijssector zijn zowel scholen als CLB’s. Onder de categorie anderen zit een groepspraktijk, 2 organisaties die vormingswerk doen, een provinciebestuur, een multidisciplinair team, een dienst voor aangepast vervoer, een dienst begeleid werken, 2 diensten voor gezinsondersteuning en een ziekenhuis. 1 Niet bij elke tabel wordt het eindtotaal van 82 respondenten weergegeven. De reden hiervoor is dat voor verschillende vragen meerdere antwoorden mogelijk waren. 6 Tabel 2: Respondenten naar doelgroep Doelgroep Visuele beperking Autisme Verstandelijke beperking Motorische beperking Niet aangeboren hersenletsel Meervoudige beperking Gedragsproblemen Geen doelgroep gespecifieerd Anderen Totaal Aantal 3 11 34 3 5 3 1 16 6 82 Een grote meerderheid van de respondenten, 41,5%, werkt voor personen met een verstandelijke beperking. 11 respondenten of 13,4% werken met personen met een autismespectrumstoornis. De organisaties waarvoor geen doelgroep gespecifieerd werd, zijn veelal organisaties die zorg en ondersteuning bieden aan meerdere doelgroepen. 1.2 Informatie rond sociale netwerken 1.2.1 Welke betekenis geven voorzieningen en diensten aan sociale netwerken? De eerste vraag peilt naar wat in de organisatie verstaan wordt onder sociale netwerken. Volgende begrippen komen zeer regelmatig terug: betekenisvolle persoon, relatie, aanvaard door de cliënt, meerwaarde bieden en steunfiguren. Een aantal organisaties hanteert geen definitie omdat er geen eensgezindheid bestaat over het begrip ‘sociale netwerken’. Meer informatie over wat de respondenten verstaan onder sociale netwerken vindt u in tabel 3. Tabel 3: Betekenis sociale netwerken Betekenis Het geheel van professionele en natuurlijke netwerk van een persoon Netwerk van familie, kennissen, buren, vrienden, … geen professionelen Deelnemen aan activiteiten gericht op sociale contacten, het uitwisselen van ervaringen en ontmoeting van mensen Een netwerk van professionelen Contacten rond een cliënt met andere organisaties Aantal 30 28 8 3 4 In de betekenis die organisaties aan sociale netwerken geven, vinden we een duidelijke tweedeling terug. Enerzijds ligt de klemtoon op vrijetijd en ontspanning, anderzijds op ondersteuning en hulp zowel op praktisch, psycho-sociaal, … vlak. Deze dualiteit hangt deels samen met het al dan niet opnemen van professionelen in een netwerk. Naarmate er meer professionelen deel uitmaken van het netwerk van een cliënt, zien we de klemtoon verschuiven naar de ondersteuning van de persoon met een handicap. 7 1.2.2 Wat gebeurt er reeds rond sociale netwerken? In tabellen 4, 5 en 6 verneemt u meer over wat er reeds rond sociale netwerken gebeurt, wie er actief is in deze netwerken en voor welk deel van de cliëntpopulatie er een sociaal netwerk opgebouwd is. Tabel 4: Wat gebeurt er reeds rond sociale netwerken? Handeling Sociale netwerken is een item in het ondersteuningsplan Sociale netwerken is een item op het hulpverlenersoverleg Personeel gaat actief vrijwilligers rekruteren, (familiale) contacten herstellen en onderhouden Nieuwe contacten worden gestimuleerd, de deelname aan externe activiteiten wordt gestimuleerd Het sociale netwerk wordt warm onthaald, op regelmatige basis activiteiten voor het sociale netwerk organiseren Het sociale netwerk betrekken in de zorg en ondersteuning Het sociale netwerk in kaart brengen Nadenken met een steungroep of in een ronde tafelgesprek met het netwerk rond de ondersteuning en de toekomst van de cliënt Uitwisselen en samenwerken met sleutelfiguren Het netwerk informeren, infoavonden voor sportclub of jeugdbeweging rond de beperking van de cliënt Promoten van methodieken rond sociale netwerken Contacten met het sociale netwerk enkel in functie van de begeleiding Geen inspanningen naar het sociale netwerk Aantal 9 8 20 10 15 11 8 3 2 3 4 8 4 De handelingen rond sociale netwerken die bij de respondenten het vaakst voorkomen zijn: het actief op zoek gaan naar nieuwe contacten en het herstellen van oude relaties, het warm onthalen en activiteiten organiseren voor het netwerk van de cliënten, het reeds aanwezige sociale netwerk betrekken in de zorg en ondersteuning van de cliënten, het stimuleren van externe activiteiten, … Ook hier zien we opnieuw de dualiteit tussen de handelingen die gesteld worden ivf van de vrijetijd van de persoon met een handicap en het netwerk ifv de ondersteuning en de begeleiding van de cliënten. Bij cliënten met een zeer zware zorgvraag is het moeilijk om een netwerk op te bouwen. Voor hen is er vaak geen andere optie dan het netwerk te betrekken bij de zorg. 8 Tabel 5 geeft een overzicht van wie betrokken wordt in het sociale netwerk. Tabel 5: Wie is actief in het sociale netwerk? Persoon Aantal Partner 1 Ouders 27 Broer(s) en Zus(sen) 9 Kinderen 2 Andere familieleden 8 Vrienden 4 Personen uit de buurt 4 Begeleiding 2 Vrijwilligers 3 Collega's 1 Alle, afhankelijk van de situatie en cliënt 38 Voor de grootste groep van respondenten bestaat het sociale netwerk van hun cliënten uit meerdere, verschillende personen. Wie deze mensen zijn, is afhankelijk van de cliënt en van de situatie. In bijna de helft van de gevallen (47,5%) bestaat het sociale netwerk uit familie. Vooral ouders (27,3%) en broers en zussen in mindere mate (9,1%) zijn het actiefst. Sporadisch bestaat het netwerk uit vrienden (4%), buren (4%), vrijwilligers (3%), begeleiding (2%) of collega’s (1%). Tabel 6: Percentage van de cliënten waar een sociaal netwerk actief is Percentage Aantal 0 % - 24% 5 25% - 49% 1 50% - 74% 6 74% - 99% 12 100% 37 Het grootste deel van de cliënten van de bevraagde voorzieningen en diensten kan steunen op een sociaal netwerk. De omvang van het netwerk en de intensiteit van de contacten met de leden van het netwerk verschilt sterk is. Bij 47,5% van de cliënten bestaat het netwerk uitsluitend uit de ouders en eventueel andere familieleden. Zeker bij minderjarige cliënten is dit het geval. 9 1.2.3 Bouwstenen van een sociaal netwerk Met de laatste vragen peilden we naar wat professionelen zien als belangrijke bouwstenen voor een sociaal netwerk. Hoe gaan ze te werk om een netwerk rond een cliënt op te bouwen of te verstevigen? Tabel 7 geeft een overzicht van de handelingen die de respondenten opzetten om een sociaal netwerk te creëren. Tabel 7: Hoe een sociaal netwerk uitbouwen (aanpak) Handeling Bekeken ikv het ondersteunings- of handelingsplan Via het opbouwen van een vertrouwensrelatie Via een methodiek (PTP, methodiek van VVA, …) Ontmoeting en contacten stimuleren Via (activering van) het bestaande netwerk Actief op zoek naar mensen/vrijwilligers die eenzelfde activiteit uitoefenen Via het professionele netwerk Via een persoonlijke buddy Vertrekken vanuit de behoefte van de cliënt Geen actieve rol Tips aan cliënten geven Inspelen op opportuniteiten Aantal 8 3 7 8 27 6 4 1 4 2 2 2 De meeste voorzieningen zetten in op de activering van het bestaande netwerk (36,5%). Dit is uiteraard de meest logische start voor de opbouw van een netwerk rond een persoon. Vervolgens bekijken 10,8% van de respondenten hoe ze het sociale netwerk kunnen inschakelen in het handelings- of ondersteuningsplan. Een even grote groep stimuleert ontmoetingen en contacten om zo op een spontane wijze een netwerk op te bouwen. Meestal gaat het hier over de deelname aan externe activiteiten, lidmaatschap bij een vereniging, … En een iets kleinere groep (9,5%) hanteert een bestaande methodiek (PTP, EEP, …) om een netwerk op te bouwen. Welke handelingen gekozen worden is voor verschillende respondenten afhankelijk van de mogelijkheden en de behoefte van de cliënt. 10 Tabel 8 geeft een overzicht van wat de respondenten als basis of voorwaarde voor een sociaal netwerk zien. Tabel 8: Basis of voorwaarde voor een sociaal netwerk Basis of voorwaarde Aantal Inbedding in de organisatie, professionaliteit van de aanpak 5 Vertrouwensrelatie 15 Samenwerking hulpverlener en netwerk, goede communicatie met de hulpverlener en het netwerk 10 Gedeelde interesse, een gemeenschappelijke activiteit 19 Dezelfde basis als elke andere relatie 4 Bereidwilligheid en motivatie van de cliënt 11 Mensen moeten zich nuttig voelen 1 Variatie en differentiatie in het netwerk 4 Betrokkenheid 6 Deskundigheid en beschikbaarheid van methodieken 5 Stabiliteit, continuïteit en betrouwbaarheid 4 Klein beginnen (sneeuwbaleffect) 1 Vertrekken vanuit de noden van de cliënt 3 Motivatie van de hulpverlener 1 Persoon goed kennen 1 Vrijwilligheid 1 In 20,9% van de gevallen wordt een gedeelde interesse of een gemeenschappelijke activiteit als basis van het netwerk vooropgesteld. Daarnaast zijn een vertrouwensrelatie (16,5), de bereidwilligheid en motivatie van de cliënt (12,1%) en een goede communicatie tussen de hulpverlener en het netwerk (11%) belangrijke basisvoorwaarden. Opnieuw zijn de voorwaarden voor het slagen van het netwerk afhankelijk van cliënt tot cliënt. Tot slot bekijken we in welke mate het handicapspecifieke een rol speelt bij de opbouw van het netwerk. Tabel 9 geeft een overzicht. Tabel 9: Rekening houden met het handicapspecifieke Handicapspecifieke Neen Het handicapspecifieke kaderen voor het netwerk, want de handicap bepaalt de mogelijkheden De persoon en zijn vraag komen op de eerste plaats, daarna wordt er pas naar de handicap gekeken In het netwerk worden ifv de handicap ook professionelen opgenomen Op zoek naar activiteiten op maat van de cliënten (VB: prikkelarme ruimten) Het handicapspecifieke is het vertrekpunt In de opvolging van de activiteiten van het netwerk Aantal 9 16 9 5 3 10 1 11 Slechts bij 17% wordt er geen rekening gehouden met het handicapspecifieke bij het creëren van een netwerk rond een persoon met een handicap. In de overige gevallen wordt de handicap in mindere of meerdere mate in rekening gebracht. 12 2. Diepte-interviews Uit de beantwoorde enquêteformulieren selecteerden we 10 organisaties op basis van hun ervaring met sociale netwerken. Dit zijn allen organisaties die reeds geruime tijd actief werken aan en met de sociale netwerken van hun cliënten. Daarbij laten we we ervaringen van medewerkers van verschillende types voorzieningen en diensten aan bod komen. Tijdens de weerslag van de interviews gaan we niet te diep in op methodieken en instrumenten. Daarom geven we eerst een kort overzicht van de methodieken en instrumenten die tijdens de gesprekken aan bod komen. 2.1. Theoretisch kader 2.1.1. Methodieken Vanuit verschillende hoeken, stromingen in het welzijnswerk werden er methodieken ontwikkeld die de persoon met een beperking in staat stellen om samen met zijn omgeving een persoonlijk levensplan uit te stippelen en vorm te geven. Afhankelijk van de leeftijd, de situatie, de handicap, … worden andere methodieken gehanteerd of worden andere accenten gelegd. We stellen hier een aantal methodieken kort voor. Persoonlijke toekomstplanning (PTP) - netwerkstrategieën PTP is er voor iedereen die verandering wil in zijn leven en die de ondersteuning van een groep kan gebruiken om zijn toekomstverwachtingen te realiseren. Netwerkstrategieën vervangt de oude benaming PTP en dekt ook meer de lading. Nertwerkstrategieën start met het samenstellen van een steungroep van mensen die een deel uit maken van het leven van de centrale persoon en die mee wil nadenken over de organisatie van zijn leven. De centrale persoon kiest zelf wie in de steungroep opgenomen wordt. De steungroep komt een aantal keer samen en bespreekt volgende thema’s: - Opstellen van een persoonlijk profiel, hoe ziet het leven er nu uit? - Opstellen van een persoonlijke toekomstvisie, wat zijn de toekomstdromen? - Opstellen van persoonlijke toekomstplannen. In principe eindigt netwerkstrategieën nooit. Af en toe, bijvoorbeeld bij de aanvang van een nieuwe levensfase, komt de steungroep opnieuw samen en bekijkt de kwaliteit van leven van de centrale persoon. In Vlaanderen wordt PTP - netwerkstrategieën ondersteund door Plan vzw. Meer informatie vindt u op www.planvzw.be. 13 McGill Action Planning System (MAPS) MAPS is een strategie die ouders van jonge kinderen helpt bij het uitstippelen en vorm geven van het leven en de toekomst van hun kinderen. Het vertrekpunt van MAPS is het zoeken naar de hoogst mogelijk kwaliteit van leven voor het kind en het netwerk. Hierbij gaat men uit van een leven in de gewone samenleving. MAPS wordt bijgevolg veel gebruikt om inclusief onderwijs vorm te geven. Essential Lifestyle Planning (ELP) ELP is een methodiek die doorgaans wordt gebruikt voor het uitbouwen van de omkadering van personen die veel ondersteuning nodig hebben. Het ondersteuningsplan vertrekt van de mogelijkheden en wensen van de persoon met een beperking. De centrale vraag is: “Wat is er nodig om te zorgen dat de persoon met een handicap gelukkig is?” Tegelijk geeft het alle betrokkenen een stem. Op deze manier krijgt veiligheid, ontwikkelingsstimulatie, … een plaats in deze methodiek. ELP bestaat uit 4 grote delen: - Een informatief luik met de persoonlijke gegevens van de centrale persoon en de reden waarom rond deze persoon een ondersteuningsplan opgesteld wordt. - Een persoonlijk luik met de sterke kanten van de centrale persoon, een communicatieluik en een beschrijving van wat belangrijk is in de het leven van de centrale persoon. - Een ondersteuningsluik met een beschrijving van de ondersteuningsnoden. - Een actieluik Meer informatie vindt u op www.planvzw.be. Planning Alternative Tomorrows with Hope (PATH) Deze strategie vertrekt vanuit de toekomstverwachtingen van een persoon met een ondersteuningsnood en leidt tot een concreet actieplan. PATH is geschikt voor adolescenten omdat het in een korte tijdspanne (3 tot 6 uur) een te volgen weg uitstippelt. Eigenhandig Ervaringsdeskundig Plan (EEP) Deze methodiek werd door VFG ontwikkeld. EEP brengt een groep personen met een beperking samen rond het verduidelijken van de ondersteuningsvraag. De groep wordt begeleid door een ervaringsdeskundige. Iedere persoon in de groep stelt tijdens een zevental sessies een eigen toekomstplan op. Doorgaans bestaat een traject uit 6 sessies. Eén van de sessies handelt specifiek over het netwerk van de persoon met een handicap. Een overzicht van de sessies: - Hoe ziet de huidige ondersteuning van een cliënt er uit? Wat kunnen we hieraan aanvullen? Wat kan er beter? - Ervaringen uitwisselen rond hulpmiddelen en aanpassingen. 14 - Mijn persoonlijk netwerk: het opmaken van netwerkcirkels en de blinde vlekken opsporen. Mensen integreren in verenigingen en in de buurt. Toekomstdromen en wenselijke ondersteuning. Wenselijke aanpassingen en hulpmiddelen. Dit ben ik en communicatie over mijn handicap en het kostenplaatje: ondersteuning, hulpmiddelen, … Soms is er een 7de sessie rond wat er in je ondersteuning ontbreekt. Het uiteindelijke doel van EEP is een persoonlijk dossier waarin vermeld is welke ondersteuning en hulpmiddelen iemand nodig heeft, welke de mogelijkheden en beperkingen zijn van die persoon en hoe zijn netwerk eruit ziet. Voor meer informatie kan u terecht bij VFG, www.vfg.be. Eigen Kracht-conferentie (EKC) In een Eigen Kracht-conferentie komen familie en vrienden bijeen om samen een plan te bedenken. Een onafhankelijk coördinator helpt de familie bij de voorbereiding van de conferentie. In het plan staat welke eigen krachten de familie wil inzetten, en op welke professionele hulp ze eventueel beroep willen doen. Door deze werkwijze behouden mensen maximaal zelf de regie over hun eigen leven. Eigen Kracht-conferentie is een besluitvormingsmodel, dat belangrijke burgerrechten wil garanderen: het recht om eerst zelf, met de mensen die jou goed kennen, een plan te bedenken om moeilijkheden aan te pakken. Meer informatie vindt u op www.eigen-kracht.be. Key-ring Key-ring ondersteuning verzamelt een groep, een netwerk van mensen in een buurt. Het gaat om mensen die zelfstandig wonen. Iedereen in dit netwerk deelt zijn vaardigheden en talenten met de anderen. Key-ring heeft tot doel om de levenskwaliteit van (kwetsbare) mensen in het netwerk te verhogen. In ieder netwerk is een vrijwilliger actief. Deze vrijwilliger ziet de leden van het netwerk regelmatig en weet ook waar zij behoefte aan hebben. De vrijwilliger stimuleert ook de samenwerking in het netwerk. Plan vzw ondersteunt de ontwikkeling van key-ringnetwerken in Vlaanderen. Voor meer informatie kan u terecht op www.keyring.org of www.planvzw.be. 2.1.2. Instrumenten om sociale netwerken in kaart te brengen Genogram Een genogram is een stamboom die de familie over verschillende generaties in beeld brengt. Met verschillende lijnen en kleuren geeft de cliënt aan hoe hij de relatie met de verschillende 15 familieleden ervaart. Zo wordt op een overzichtelijke manier weergegeven hoe de familie is opgebouwd en wie belangrijk is voor de persoon met een handicap. Een genogram is echter meer dan een stamboom. Naast de biologische verwantschappen en relaties worden ook andere kenmerken van personen en de emotionele lading van hun onderlinge relaties in beeld gebracht. Tijdens het tekenen van een genogram komen vaak verrassende verhalen naar boven. Onderstaande figuur geeft een voorbeeld van een genogram. Levenslijn Een begeleider en een cliënt tekenen samen de levenslijn van de cliënt. In chronologische volgorde noteren zij alle ingrijpende levensgebeurtenissen, zowel de leuke als onaangename. Soms ziet de cliënt verbanden tussen verschillende levensgebeurtenissen. Ook krijgt een cliënt door het verleden soms inzicht in zijn huidige problemen. Ecogram Het ecogram inventariseert alle sociale contacten van een cliënt. Dit is zowel familie als vrienden, kennissen, buren, collega’s, leden van een club, … Soms biedt het maken van een ecogram aanknopingspunten om verloren contacten weer in beeld te krijgen en te herstellen. Onderstaande figuur geeft een voorbeeld van een ecogram. 16 Sociogram Het sociogram is een verdieping van het ecogram en het genogram. Er wordt dieper ingegaan op de betekenis en inhoud van de contacten. Een begeleider spreekt geen waardeoordeel uit over de inhoud van een sociogram, maar vraagt de cliënt of gezinsleden wat hen opvalt. Vaak geeft een sociogram nieuwe inzichten, bijvoorbeeld dat voor een gezinslid de meest belangrijke personen allemaal professionals zijn. 17 2.2. Gesprekken 2.2.1. Ado Icarus – Centra voor zelfstandig leven Als dienst voor zelfstandig wonen heeft Ado Icarus niet de gewoonte om in het leven van zijn cliënten te interveniëren. De dienst gaat er van uit dat de cliënt zelf zijn ondersteuning aanstuurt. Daarom helpt de dienst (partner in het Netwerk Onafhankelijke Cliëntondersteuning2) ook gebruikers die reeds in de zorg zijn met het verduidelijken van hun ondersteuningsvraag. Op die manier kunnen gebruikers hun blikveld verruimen. De laatste jaren stelt Ado Icarus vast dat steeds meer cliënten een zeer beperkt of geen netwerk hebben en willen zij ook inzetten op sociale netwerken. Gebruikte methodieken In veel organisaties is het sociale netwerk een element in het ondersteuningsplan. Omdat een dienst voor zelfstandig wonen niet met ondersteuningsplannen werkt is Ado Icarus op zoek gegaan naar andere manieren om met sociale netwerken aan de slag te gaan. Zij vonden een antwoord in de EEP-methode (Eigenhandig Ervaringsdeskundig Plan). Ado Icarus is niet de enige dienst die werkt met EEP. In Limburg ondersteunt NOC de EEP processen. Dit verklaart het succes van de methodiek in de regio. NOC heeft de tijd en middelen om dit proces te ondersteunen. Daarnaast wijzen ze op de ondersteunende rol die ze zelf opnemen, onder meer door het voorzien van huiswerkbegeleiding tussen twee sessies. Het uitvoeren van opdrachten ter voorbereiding van de infosessies is noodzakelijk voor het welslagen van de methodiek. 2 NOC is een organisatie bestaande uit voorzieningen (alle verschillende zorgvormen), gebruikersorganisaties, verwijzers en reguliere zorgverleners Eén van de kernopdrachten van NOC is vraagverduidelijking. Hiervoor worden verschillende methodieken gehanteerd: 1 op 1 begeleiding Online Groepsbegeleiding (EEP) 18 NOC wil de EEP-methode verder bekendmaken en uitbreiden. Zij willen de methode ook bij personen met een verstandelijke beperking toepassen. Dit is niet evident omdat de begeleiding gebeurt door een ervaringsdeskundige. De sessies duren bovendien 2,5 tot 3 uur. Vanuit NOC worden naast groepssessies ook individuele trajecten uitgestippeld. De thema’s die in een individueel traject aan bod komen, zijn dezelfde als in de EEP-sessies: - Wie ben ik, hoe woon ik, wat is mijn dagbesteding, hoe ziet mijn mobiliteit er uit, hoe zit ik er emotioneel gezien bij? Dit is een analyse van de huidige situatie. - Dezelfde vragen worden gesteld met zicht op de toekomst. - Opstellen van een toekomst gericht actieplan. Netwerkontwikkeling en uitbreiding Het is van groot belang dat het opbouwen of uitbreiden van een netwerk steeds op vraag van de cliënt gebeurt. Komt de vraag niet van de cliënt, dan zal zijn motivatie niet optimaal zijn en is de kans groter dat reeds gelegde contacten weer verloren gaan. Het netwerk uitbreiden gebeurt meestal via het verenigingsleven of via hobby’s. Omdat integratie in de omgeving erg belangrijk is, werkt Ado Icarus zo veel mogelijk via reguliere diensten. Hebben cliënten een vraag om hun netwerk uit te breiden, dan starten de begeleiders altijd met het in kaart brengen van het huidige netwerk. Ze vragen wie cliënten graag in hun netwerk willen opnemen. Zo komen namen van vrienden en verwaterde contacten boven. Dikwijls zijn deze vrienden nog niet aangesproken om een activiteit met de cliënt te doen terwijl ze toch bereid zijn om een engagement op te nemen. Vrijwilligers Ado Icarus werkt veel met vrijwilligers die ze rekruteren via vrijwilligersvacatures en mondaan-mond-reclame. Om de vrijwilligers te motiveren maken ze onder meer gebruik van: - Een onkostenvergoeding. - Een kennismakingsgesprek zowel met NOC als met de cliënt. Indien nodig volgen er opvolggesprekken. - Opvolgen bij cliënt én vrijwilliger of alles nog naar wens verloopt. Vaak gebeurt dit door een eenvoudig mailtje te sturen. Professionele netwerken NOC is een netwerk en kan daardoor beroep doen op een waaier van voorzieningen. Dat heeft als grote voordeel dat heel wat diensten op een vlotte manier verstrekt worden. 19 Tips - Het opbouwen van een sociaal netwerk is een langzaam proces. Wie met netwerken aan de slag wil, moet geduld hebben. Start met gemotiveerde cliënten. Zij zullen zelf een engagement opnemen. Valkuilen - - Motivatie van de cliënt is erg belangrijk. Is een cliënt niet gemotiveerd, dan lukt het werken met een sociaal netwerk meestal niet. Mobiliteit is voor cliënten die zelfstandig wonen een probleem. Zij moeten naar hun activiteiten geraken op een betaalbare manier. Het is geen evidentie dat ADL-assistentie gegeven wordt door de vrijwilligers. Zij zijn hier niet voor opgeleid. Je vindt bijvoorbeeld sneller een chauffeur als hij geen ADLassistentie moet verlenen. Voor bepaalde doelgroepen is het werken met netwerken moeilijker, bijvoorbeeld voor mensen met een NAH. Een doelgroepspecifieke benadering is soms noodzakelijk. Meer informatie? Netwerk Onafhankelijk Cliëntondersteuning: www.fokus-op-emancipatie.be 2.2.2. Baken vzw – dienst voor begeleid wonen Baken vzw is een ambulante dienst (begeleid wonen). Als ambulante dienst komen zij heel vroeg in de begeleiding in contact met het netwerk en gaan er ook mee aan de slag. Als er een sociaal netwerk aanwezig is, probeert de begeleiding dit - in samenspraak met de cliënt – zo veel mogelijk te betrekken. Zo organiseren ze voor sommige cliënten systematisch of met een vaste frequentie een familieraad. Op deze familieraad worden veel verschillende thema’s besproken: - De financiële situatie van de cliënt - Kinderwens, hoe gaan we hiermee om, welke emoties komen hierbij kijken? - Bezoekrecht van kinderen - Zelfstandigheid van de cliënt, hoe bouwen we de taken van de ouders af? - Meer uitleg geven over de manier van werken van begeleid wonen. Maar vaak verlopen de contacten met het sociale netwerk informeler. Soms doet de dienst begeleid wonen gewoon een telefoontje naar iemand uit het netwerk over hoe het met de cliënt gaat. Of het betrekken van het sociale netwerk formeel of informeel gebeurt, terugkoppeling naar de cliënt is altijd voorzien. Hoe gewerkt wordt met het sociale netwerk en wat daarmee gerealiseerd kan worden hangt af van cliënt tot cliënt. Soms ervaren ze het betrekken van het netwerk als zeer positief of 20 zelfs als voorwaarde om de begeleiding te laten slagen. Maar soms leidt dat ook tot te veel drukte waardoor de ondersteuning van de cliënt in het gedrang komt. Voorwaarden om met een netwerk aan de slag te gaan De vertrouwensband tussen de begeleiders van Baken vzw en het netwerk is erg belangrijk. Dit is een voorwaarde om met het netwerk te kunnen werken. Ze aanzien het netwerk als een partner waarmee ze samen de zorg voor een cliënt opnemen. Zo komen ze samen tot oplossingen. Wederkerigheid is zeer belangrijk. Voor beide partijen moet er iets inzitten. Een mooi voorbeeld is een cliënt die op een paardenhoeve gaat werken. De cliënt verricht er goed werk en de eigenaars van de hoeve zijn erg geëngageerd. Maar deze voorbeelden zijn eerder uitzonderingen. Gebruikte methodieken De gebruikte methodiek is afhankelijk van de begeleider. Sommige begeleiders zijn meer vertrouwd met het werken met specifieke methodieken dan anderen. Bovendien moet een methodiek een begeleider ook liggen vooraleer hij er mee aan de slag kan. Bij Baken vzw worden volgende methodieken gehanteerd: - De steuncirkels van PLAN vzw werken goed. Samen met de cliënt wordt een lijst gemaakt van mensen die hij kent. Ook contacten uit het verleden worden opgenomen met een concrete vraag om samen met de cliënt iets te doen. En veel mensen stemmen hiermee in. - Key-ring: deze methodiek richt zich niet op een persoon, maar op een regio. Deze methodiek heeft tot doel om mensen in een buurt samen te brengen. Iedereen heeft zijn sterktes en daarom kunnen mensen elkaar goed ondersteunen. Om dit in goede banen te leiden, neemt een vrijwilliger dit in handen. - Netwerktekeningen maken. - Werken met Dulpo-popjes: de cliënt krijgt popjes en hij kiest een popje voor iedereen in zijn netwerk en positioneert deze popjes dan. Op deze manier polsen we ook naar wat cliënten graag willen veranderen. Dit praat gemakkelijker. Hier komt veel informatie uit. Dit is een methodiek uit het contextueel denken. Netwerkontwikkeling en uitbreiding Begeleid wonen stimuleert nieuwe contacten. Dit gebeurt in de eerste plaats via het reguliere netwerk. Op deze manier hoopt Baken vzw zijn cliënten te kunnen verankeren in hun eigen buurt via: - Het aanbod in dienstencentra en buurtcentra - Fuiven - Groepsreizen - Sportverenigingen en vrijetijdsverenigingen. 21 Naast het reguliere aanbod doet Baken vzw een beroep op handicapspecifieke initiatieven: - Het aanbod van Handicum en Spoor 51. - Jaarlijks organiseert Baken vzw een nieuwjaarsreceptie en een daguitstap. Op deze activiteiten gebeurt het dat cliënten contact leggen. De begeleiding zal de nodige ondersteuning bieden om deze contacten verder te zetten. - Dottie.be. Dit is een initiatief van VMG, een vormingsorganisatie voor personen met een verstandelijke handicap. Op deze website kunnen personen met een beperking contact zoeken met anderen, op zoek gaan naar een relatie. Dit initiatief is laagdrempelig en contact leggen gebeurt op een veilige manier. De roze joker is een gelijkaardig initiatief voor holebi’s. Vrijwilligers Baken vzw gaat niet zelf op zoek naar vrijwilligers, zij schakelen hiervoor organisaties in. Dit blijft op niveau van het semi-professionele: - VZW Mantelzorg is een organisatie verbonden aan de socialistische mutualiteit. Iedereen kan hier een beroep op doen. Dit is eigenlijk een vervoersdienst, maar zij zoeken ook vrijwilligers om een bepaalde taak uit te voeren. - Metawonen is een gelijkaardige organisatie. Hun doelpubliek zijn personen met een psychische problematiek. Een aantal voorbeelden: o Een cliënt die een dochtertje heeft dat in een pleeggezin verblijft. Af en toe komt het dochtertje op bezoek onder begeleiding van iemand van Mantelzorg. o Samen gaan wandelen met de hond. o Een cliënt met een ziekte waarvoor hij iedere 3 maanden een week naar het ziekenhuis moet. Iemand van Mantelzorg gaat dan bij hem op bezoek zodat hij in het ziekenhuis niet eenzaam is. Professionele netwerken Een dienst voor begeleid wonen begeleidt mensen die zelfstandig leven. Daarom werkt Baken vzw vaak samen met andere professionele organisaties. Hierin heeft begeleid wonen een zeer bepalende en coördinerende rol. Begeleid wonen is de drijvende kracht achter dit netwerk. Het werken met professionele netwerken heeft voor Baken positieve en negatieve kanten. - Voordelen: het makkelijke aan werken met een professioneel netwerk is dat je weet waar je terecht kan voor poetshulp, … - Minpunten: een professioneel netwerk is niet flexibel. Deze diensten werken vaak tussen 9.00 en 17.00. Buiten deze uren kan je geen beroep op hen doen. Bovendien 22 - zijn deze professionelen meestal niet geschoold om met personen met een handicap om te gaan. Wanneer er meerdere diensten bij een cliënt komen, hebben zij vaak een verschillende visie over de cliënt. Er spelen verschillende belangen. Rol van de begeleider Om te werken met het sociale netwerk van een cliënt heeft een begeleider bepaalde competenties nodig: - Verbindend werken, de hele context van een cliënt meenemen. - Niet veroordelend zijn, cliënten en personen uit het netwerk aanvaarden zoals ze zijn. - Een begeleider ziet vaak onmiddellijk knelpunten, maar moet ook oog hebben voor de sterktes van een cliënt en zijn netwerk. - Diplomatie - Relativeren Tips - Werken met steuncirkels van PLAN vzw. Maar dit kan ook in samenwerking met PLAN vzw. In sociale netwerken kruipt zeer veel tijd. Veel is ook gebaseerd op toevalligheden. Dus geduld hebben is noodzakelijk. Werken met het semi-professioneel netwerk is een aanrader om het netwerk van cliënten uit te breiden. Valkuilen - - - Sommige cliënten willen geen betrokkenheid van hun netwerk en dat moet gerespecteerd worden. Een aantal cliënten van begeleid wonen leeft in kansarmoede. Dit is een bijkomende moeilijkheid. Het netwerk van deze mensen heeft ook ondersteuningsnoden. Soms is het een absolute noodzaak om ook de partner te ondersteunen voor je met de cliënt zelf aan de slag kan. De relatiepatronen van cliënten zijn vaak erg ingewikkeld (bijvoorbeeld wisselende partners, …). Het is niet altijd makkelijk om te gaan met het netwerk van cliënten. Niet alle netwerken zijn betrouwbaar en stabiel en hebben soms een negatieve invloed op de ondersteuning van cliënten. Ook misbruik komt soms voor. Semi-professionele vrijwilligers kunnen niet met alle cliënten van begeleid wonen even makkelijk aan de slag. Zo zoekt Baken al een tijd vergeefs iemand om met een cliënt met een genderproblematiek op te trekken. Dat kan een hele teleurstelling zijn voor cliënten die daarna niet zo snel de stap te zetten naar andere vrijwilliger (angst voor een nieuwe teleurstelling). 23 - Vele cliënten hebben onrealistische verwachtingen. Zij verwachten soms een relatie of onmiddellijk een diepe vriendschap. 2.2.3. De Hagewinde SOC – Tehuis niet werkenden De Hagewinde legt in de lange termijnplanning de nadruk op sociale netwerken. Dit moet vertaald worden in de concrete actieplannen. De Hagewinde heeft geen aparte visie rond netwerken uitgebouwd, maar ïntegreerde deze in de visietekst van het tehuis. Gebruikte methodieken De begeleiders in De Hagewinde hanteren geen vooropgestelde methodieken. De manier waarop zij het netwerk betrekken bij de zorg voor hun cliënten is gegroeid uit praktijkervaring. Netwerkontwikkeling en uitbreiding Omdat het opbouwen van een netwerk niet makkelijk is, zet De Hagewinde op verschillende vlakken in op sociale netwerken: - In het ondersteuningsplan - Activiteiten en organisaties uit het reguliere circuit - Activiteiten in samenwerking met andere organisaties voor personen met een handicap. Werken aan netwerken is een onderdeel in het ondersteuningsplan van de cliënten. Jaarlijks wordt dit ondersteuningsplan geëvalueerd en bijgestuurd. Bij de opmaak en de evaluatie staat de wens van de persoon met een handicap centraal. Deze wens wordt aangevuld met elementen die de begeleiders belangrijk vinden. Begeleiders ondersteunen cliënten bij het zetten van de stappen die moeten leiden naar het vooropgestelde doel. Waar vroeger bijvoorbeeld het behalen van een rijbewijs een minder evidente wens was (te duur, examens te moeilijk, auto, ….) worden nu de noodzakelijke stappen gezet in het realiseren van het rijbewijs. Soms realiseren cliënten onverwacht toch de vooropgezette doelen, op andere momenten komen zij zelf tot de conclusie dat wat ze willen niet haalbaar is. Het opstarten van een netwerk kan op vraag van een cliënt , maar ook op initiatief van de begeleiding. Sommige cliënten zijn helemaal geen vragende partij om meer netwerk te ontwikkelen. Dit kan samenhangen met hun handicap (bijvoorbeeld een persoon met ASS die liever weinig contacten heeft), maar de oorzaak kan ook in het verleden liggen. Een aantal cliënten willen geen contact meer met hun natuurlijk netwerk omwille van problemen uit het verleden. 24 Wanneer cliënten geen contacten meer willen onderhouden met hun natuurlijk netwerk dan gaat het personeel in de omgeving van De Hagewinde op zoek naar vrijwilligers. In tegenstelling tot sommige voorzieningen plaatsen ze geen advertenties in de krant. De Hagewinde vindt dit niet opportuun. Ze gaan eerder op zoek bij lokale clubs en verenigingen (bijvoorbeeld bij een fietsclub voor iemand die graag wekelijks wil gaan fietsen). In Lokeren is er een hoge concentratie aan VAPH-voorzieningen. Dit toeval opent perspectieven in het kader van samenwerking (zowel op de vloer als op het niveau van beleid). Hierdoor ontstaat er een netwerk tussen verschillende organisaties. Bijvoorbeeld donderdag is er een café voor mensen met een beperking. Hier leggen cliënten contacten met lotgenoten. Omdat dit café wekelijks doorgaat is het onderhouden van deze contacten relatief makkelijk. Dit is geen inclusief verhaal, maar daarom niet minder waardevol. Wanneer er een netwerk actief is rond een cliënt, tracht de Hagewinde dit te onderhouden door: - Het netwerk uit te nodigen bij activiteiten in de voorziening. - Bepaalde personen krijgen een vrijwilligersstatuut. - Op de dag van de vrijwilliger voorziet De Hagewinde een attentie voor de mensen uit de netwerken van hun cliënten. - Onkosten van de vrijwilligers uit het netwerk worden terugbetaald. Rol van de begeleider Het werken met netwerken is langzaam aan geïntroduceerd. Zo is de begeleiding gemakkelijk mee geëvolueerd. Toch stelt De Hagewinde vast dat jonge begeleiders meer open staan om met het netwerk aan de slag te gaan. Zij vangen vaak makkelijker signalen op en spelen hierdoor sneller in op opportuniteiten. Het valt ook op dat vooral jongere gebruikers sterker vragende partij zijn voor netwerkontwikkeling. Tips - Overleg is zeer belangrijk. Zowel met de cliënt, met het netwerk als met de begeleiding. Leren om breder te kijken. Werken met mentorschap geeft een boost aan het ondersteuningsplan. Persoonlijke begeleiding speelt een rol. Netwerkverbreding werkt best in de eigen regio. Contacten die gelegd werden op een reis zijn moeilijker te onderhouden. Contacten in de buurt blijven langer behouden. Mensen mogen falen. Begeleiders moeten dit ook durven. Dit is niet makkelijk. Respecteer de wensen van de cliënt. Dingen oppikken en ermee aan de slag gaan. Openstaan voor het moment, inspelen op opportuniteiten. Risico’s durven nemen. 2.2.4. De Hoeve 25 Bij De Hoeve is het werken met sociale netwerken nog in volle ontwikkeling. Reeds een jaar heeft De Hoeve een netwerkopbouwer in dienst. Het afgelopen jaar verzamelde de netwerkopbouwer veel info, ontwikkelde een visie rond sociale netwerken en zette de eerste stappen om meer te werken met sociale netwerken door onder meer verschillende processen uit te werken. De Hoeve staat nu voor de grote stap om deze processen toe te passen. De Hoeve voelt na dit jaar aan dat dit een werk van lange adem zal zijn, omdat het van alle partijen (cliënten, sociale netwerk en begeleiders) een verandering in het denken én handelen vraagt. De Hoeve wil aan de slag met sociale netwerken in de brede zin. Zij willen zich niet beperken tot de vrije tijd, maar het sociale netwerk ook betrekken in de begeleiding van hun cliënten. Een netwerk is bovendien ruimer dan ouders en familie. Iedere belangrijke derde, vertrouwenspersoon zit in dit netwerk. Gebruikte methodieken De Hoeve baseert het werken aan sociale netwerken op verschillende methodieken en gebruikt verschillende instrumenten: - De methodiek die de Vlaamse Vereniging Autisme(VVA) ontwikkelde rond vrije tijd - Genogram - Levensverhaal – gebaseerd op de PLAN-methodiek. Dit is geen vaste vragenlijst. Maar op basis van open vragen reconstrueert de begeleider de levensloop van een cliënt. Ging hij naar de jeugdbeweging? Wie waren zijn contacten? Wat deed hij er graag? Welke plaatsen zijn zijn favoriete plaatsen? Is er in zijn leven een belangrijk persoon overleden? … De focus ligt steeds op het positieve. - Buurtvervlechting – Deze methodiek werd in Tordale uitgewerkt. De Hoeve hanteert dit principe als aanvulling op de andere acties. Netwerkontwikkeling en uitbreiding De Hoeve wil als volwaardige partner samen met de cliënt en zijn netwerk vorm geven aan het zorgtraject. Zeker voor de cliënten in overbruggingszorg lukt dit. Wanneer cliënten een reguliere plaats krijgen, botst het principe van werken met het sociale netwerk met de klassieke structuur van een voorziening. Het betrekken van het netwerk vervalt dan in het curatieve, terwijl het preventief zou moeten ingezet kunnen worden. Dit geldt zowel voor ambulante settings (in mindere mate) als voor residentiële voorzieningen. Voor cliënten die reeds langere tijd in de voorziening verblijven is het extra moeilijk om het netwerk te betrekken omdat zij gewend geraakt zijn aan de klassieke structuren. Hun hele leven is daar op afgestemd. Idealiter wil De Hoeve voor elke nieuwe cliënt starten met het opmaken van een genogram en reconstrueren van het levensverhaal. De (context)begeleider kijkt dan samen met de cliënt en zijn netwerk wat belangrijk is. Het feit dat de cliënt naar De Hoeve komt, maakt niet dat zijn hele leven verandert. De persoonlijke wensen van de cliënt staan centraal, maar dat botst ook op de grenzen van de organisatie. Een cliënt die ieder weekend ‘een pintje gaat drinken’ kan dat blijven doen, maar dat vraagt ook veel van de begeleiding. Om 22.00 stopt de begeleiding en is er een slapende nacht. Wanneer de slapende begeleider om 23.00, om 26 1.00 en om 1.30 de poort moet open doen voor cliënten die thuis komen, is dit niet ideaal. Om 6.30 moet de begeleiding er wel weer staan om de dag te beginnen. Om een netwerk van een cliënt uit te breiden, tracht De Hoeve de cliënten in te zetten in het cultureel centrum in de buurt, in De Roma, bij Opsinjoren, … Zo trachten zij voorwaarden de scheppen die het leggen van contacten bevorderen. Dit gaat met vallen en opstaan. Soms lukt dit, andere keren niet. Dit heeft veel raakvlakken met begeleid werken. Voor sommige cliënten wordt er ook echt gewerkt met een contract. Bijvoorbeeld in groene zorg, in een school in de buurt, iemand die de soep maakt in het buurtcentrum, … De netwerkopbouwer begeleidt geen cliënten. Wel stippelt zij trajecten uit voor cliënten. Bijvoorbeeld een cliënt gaat helpen op een ezelboerderij: welke tram moet hij nemen, om hoe laat, … Dit is een succesverhaal, de ouders van die cliënt zijn nu ook vrienden geworden van de boer en boerin. Maar wanneer een traject uitgestippeld is en de netwerkopbouwer dit doorgeeft aan de begeleiding loopt dit wel eens mis en stopt het traject door een gebrek aan opvolging van de begeleider. Zo was er een cliënt die de bestelling voor de bakker opnam en dan naar de bakker bracht. De begeleiding zag echter onvoldoende toe of de cliënt ook effectief de bestellingen opnam en zo stopte de samenwerking. De Hoeve wil nu een lijst maken van hun cliënten zonder of met heel beperkte contacten met mensen buiten de voorziening. Acties opzetten om ook hun netwerk te verbreden is een uitdaging voor de toekomst. Buurtvervlechting is een zorgvernieuwingsproject van Huize Tordale om de sociale cohesie in de buurt te verhogen. Dit brengt met zich mee dat de participatie van cliënten aan de buurt verhoogt en dat de voorziening meer verankert in de buurt. (Voor meer info over het project lees ook fiche van Huize Tordale onder 2.2.10.) De Hoeve speelt met het idee om een talentendatabank op te zetten. In deze databank zitten de mensen uit de buurt. Voor iedereen is aangegeven wat zij goed kunnen en waar zij naar op zoek zijn. Zo weten de buurtbewoners wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Voor buurtvervlechting is wederkerigheid zeer belangrijk: dingen kunnen vragen aan elkaar, dingen doen voor elkaar. De Hoeve vat dit zeer lokaal op. Om dit te realiseren werkt De Hoeve samen met een aantal partners (buurthuis 't Pleintje en Transitie Deurne) uit de buurt. In het voorjaar 2013 wil De Hoeve dit lanceren tijdens bijvoorbeeld een buurtfeest of eventueel met een bevraging. Buurtvervlechting is een aanvulling op het netwerk en kan het netwerk niet vervangen. Vrijwilligers De Hoeve heeft door de jaren heen een vrijwilligerswerking opgebouwd. Nieuwe vrijwilligers rekruteert De Hoeve op verschillende manieren: - Het verspreiden van zoekertjes. Deze advertenties worden niet in de krant geplaatst, maar uitgehangen op relevante plaatsen. Voor iemand die graag wil gaan zwemmen hangen we een zoekertje in een zwembad, voor andere dingen in de bibliotheek, in een cultureel centrum, … - De contacten die via via tot stand komen zijn vaak de duurzaamste. Daarom bevraagt De Hoeve haar vrijwilligers of zij niet nog iemand kennen voor een bepaalde specifieke activiteit. 27 De Hoeve gaat niet uit van de handicap van de cliënt. Wanneer mensen uit een netwerk vragen hebben over ASS, wordt uiteraard (basis)info gegeven, maar De Hoeve vindt het veel belangrijker dat er gezocht wordt naar een match tussen mensen. Wanneer een cliënt niet graag heeft dat iemand veel praat, of rookt, dan wordt er ook gezocht naar iemand die stiller is of niet rookt. De Hoeve tracht de contacten met de vrijwilligers op verschillende manieren te onderhouden: - De begeleiders bellen de vrijwilligers af en toe op om te vragen hoe het gaat. Deze telefoontjes staan los van een eventueel probleem. Zo polsen de begeleiders naar wat het voor de vrijwilligers nog aangenamer kan maken. Af en toe een gesprek doet wonderen. - De cliënten sturen een kaartje met verjaardagen en kerst. - Cliënten leren dat zij eens terug moeten trakteren. - Begeleiding gaat op huisbezoek. Rol van de begeleider Het werken met sociale netwerken vraagt een verandering in de benadering van de begeleiding. Ze zijn opgeleid om en voelen zich verantwoordelijk voor het zoeken van oplossingen, van antwoorden op de vragen van de cliënten. Dat staat haaks op werken met en betrekken van het sociale netwerk omdat er dan de ingesteldheid moet zijn om de antwoorden uit het netwerk te laten komen. Bovendien moet de begeleider loskomen van zijn eigen waarden en normen (contextuele modellen). Dit is zeer belangrijk om tot een open dialoog te komen en het zit vaak in op het eerste zicht kleine, alledaagse dingen. Zo vindt een begeleider dat iemand iedere dag een bad moet nemen terwijl de cliënt of zijn netwerk vindt dat twee keer per week voldoende is. Dialoog is ‘het magische woord’. Een zeer interessante methodiek is geweldloos communiceren (Marchal Rosenberg). Niet enkel naar de inhoud kijken, maar ook naar wat zit er achter, waar komt iets vandaan. Zit er een bezorgdheid van de ouders achter, zit er een gevoel achter? Zo komt men tot verbindingen. Dit geweldloos communiceren is een zeer belangrijke houding voor begeleiders die met sociale netwerken aan de slag gaan. Tips - - Directie en stafleden moeten de visie rond sociale netwerken ondersteunen. Goede info voor alle partijen (cliënten, mensen uit het netwerk en begeleiding) is cruciaal. De organisatie zelf moet ook netwerken in de buurt en niet als een eiland bestaan. Bijvoorbeeld als er lentepoets is in de straat moet de organisatie hieraan deelnemen. De buurt heeft heel wat mensen die potentieel deel kunnen uitmaken van het netwerk van één van de cliënten. Voor je met netwerken aan de slag gaat, je goed informeren, weten wat je wil doen en een visie ontwikkelen Geen angst hebben om fouten te maken. Valkuilen 28 - - Veel verloop in de organisatie. Het netwerk heeft behoefte aan vaste gezichten. Daarom is de selectie van het personeel erg belangrijk. Communicatie is erg belangrijk. Uitwisseling met collega’s, met netwerk, … Hier knelt het schoentje wel eens. Sociale netwerken is geen prioriteit, als er nog tijd is op een teamoverleg komt het aan bod. Om echt met netwerken aan de slag te gaan, moet dit een vast agendapunt zijn op de vergaderingen. Cliënten hebben door de structuur van de voorzieningen vaak een aangeleerde hulpeloosheid. Hierdoor is keuzes maken niet evident. 2.2.5. WOC De Ketelberg – Ter Linde – Tehuis voor werkenden en beschermd wonen Het Woon- en ondersteuningscentrum wordt gevormd door De Ketelberg (Lennik en Pamel), Ter Linde (Asse en Anderlecht) en Beschermd wonen De Boei (Anderlecht) en staat voor ongeveer 90 begeleidingen. Vroeger werd het netwerk van bewoners in de Ketelberg bijna niet betrokken. Maar de laatste 10 jaar is de visie hieromtrent sterk gewijzigd. Nu doet men in het WOC ernstige inspanningen om het sociale netwerk van de cliënten te betrekken. Het WOC heeft een diverse populatie met zowel oudere als jongere personen met een handicap en die diversiteit weerspiegelt zich ook in een verschillende betrokkenheid van hun netwerk. Veel van de oudere cliënten die reeds lange tijd in het WOC verblijven hebben hun contacten verbroken. Deze oude contacten terug opbouwen is moeilijk. Het netwerk neemt niet onmiddellijk taken terug over. Dit vraagt tijd. Bij de jongere en nieuwere cliënten tracht men van bij de aanvang het netwerk blijvend te betrekken zodat bestaande contacten niet verloren gaan en de leden van het netwerk hun engagementen t.a.v. de cliënt blijven opnemen. Gebruikte methodieken - - - De Ketelberg (Pamel) volgde de opleiding bij PLAN vzw maar vindt de methodiek niet zomaar toepasbaar in een residentiële voorziening. Ze maken wel gebruik van delen van de methodiek. Om de 2 jaar stelt men in het WOC in het kader van een ondersteuningsplan voor iedere bewoner de netwerkcirkels op. De personen die hierop staan worden aangesproken. De begeleiding bekijkt dan welke ondersteunende rollen deze mensen kunnen opnemen. Soms wordt een ecogram opgemaakt. Dit ecogram geeft een overzicht van de relaties die de cliënt heeft. Het levensboek opmaken. Aan de hand van het levensverhaal opnieuw contacten leggen met mensen uit het verleden. Netwerkontwikkeling en uitbreiding 29 In het ondersteuningsplan bekijkt het WOC samen met de cliënt wie zij kunnen vragen of betrekken om de wensen van bewoners waar te maken. Zo zochten ze voor een bewoner die graag gaat fietsen iemand die met hem met de tandem wilde rijden. Het uitbreiden van het netwerk gebeurt heel vaak ‘via via’. Het WOC gaat op zoek naar mensen aan de hand van activiteiten maar ook door de organisaties uit de buurt aan te spreken en te bekijken wat de cliënten binnen een organisatie kunnen doen. Een aantal cliënten gaat op zoek naar vriendschap via Dottie.be. Op deze website kunnen personen met een beperking contact zoeken met anderen, op zoek gaan naar een relatie. Dit initiatief is laagdrempelig en contact leggen gebeurt op een veilige manier. Om de gemaakte contacten te onderhouden stimuleert de begeleiding om: - Te mailen, telefoneren, … - Kaartjes te sturen met verjaardagen of met Kerst. - Oog hebben voor de sterfdag van belangrijke derden. - Netwerk uitnodigen op tuinfeesten, recepties, verjaardagsfeestjes, … - Ter Linde Asse organiseert een familiedag per leefgroep. Op deze dag zorgen ze ervoor dat voor iedere bewoner iemand aanwezig is. - Bij uitstappen kunnen mensen mee worden gevraagd. Vrijwilligers Bij WOC wordt er zeer weinig met vrijwilligers gewerkt. Er is wel vraag naar, maar de tijd ontbrak om een vrijwilligerswerking op te zetten. Daardoor haakten vrijwilligers die toch aan de slag gingen af (gebrek aan erkenning). De enige stabiele vrijwilligers zijn de chauffeurs van de minder mobielen centrale die ondersteund worden vanuit de gemeente. Professionele netwerken Het WOC werkt samen met een netwerk van professionelen. In dit netwerk zijn zowel reguliere als handicap specifieke diensten opgenomen: - Reguliere diensten (uiteraard meer bij cliënten uit beschermd wonen): o Minder mobielen centrale o Vakantieorganisaties o Lokale dienstencentra - Handicapspecifieke organisaties: o Indivo o Het Grote Plein o DAIS en Gsport o Dagcentra VAPH Rol van de begeleider 30 Het netwerk betrekken in de ondersteuning van cliënten is niet evident en gebeurt zeker niet automatisch. Daarom vraagt dit veel van de begeleiding. Bij minderjarigen is de begeleider vaak een gezinsbegeleider, bij de meerderjarigen zijn ze vaker een mediator naar het netwerk. Bij een professioneel netwerk is dit evident, bij het sociale netwerk vraagt dit tijd en moet dit groeien. Soms lukt het de begeleiding niet om het netwerk te betrekken. Dit is niet uit onwil of weerstand, maar eerder door tijdsgebrek. Bij mensen met een hechtingsproblematiek is het netwerk vaak beperkt tot de begeleiding of ex-begeleiding. Tips - Het informele gebeuren zoals feestjes is erg belangrijk. Goed afspraken maken, verwelkomend zijn, … Het netwerk moet voelen dat er geen drempel is om bij de voorziening langs te gaan. Bij de opname niet alle taken overnemen. Bekijken welke taken nog door het netwerk uitgevoerd kunnen worden. Een belangrijke invalshoek is tewerkstelling. Als tewerkstelling wegvalt, valt ook een groot deel van sociale contacten weg. Wederzijdse interesse: een activiteit, gemeenschappelijke vrienden, … is belangrijk. Deze zorgt voor het duurzame karakter van de contacten. De cliënten moeten zich goed bij voelen bij de contacten met het netwerk. Dit weet je uiteraard vooraf niet. Buren kunnen belangrijke personen worden uit een netwerk. Valkuilen - - - - Partijdigheid is een belangrijke struikelblok. Dit kan in twee richtingen: de kaart van de bewoner trekken en de gemeenschappelijke belangen niet meer zien. Of volledig het standpunt van de familie volgen. Er moet een evenwicht tussen de twee gezocht worden. De familie is gewend dat de voorziening alles opneemt. Zo draagt de familie geen verantwoordelijkheid meer en de begeleiding krijgt positieve feedback ‘jullie doen dat goed’. De begeleiding moet ook kunnen omgaan met kritiek van het netwerk. Vaak duidt deze op een bezorgdheid van het netwerk. Het is belangrijk van het team hierin te ondersteunen op bijvoorbeeld teamvergaderingen. Dit kan door casusbesprekingen te doen. Vele bewoners hebben drempelvrees. Dus zij hebben ondersteuning nodig om de contacten te onderhouden. Interessante publicaties - Boek: ‘Ouders op hun plek’ – Chiel Egberts Boek: ‘Wederzijdse emotionele beschikbaarheid’ van Erik De Belie 31 2.2.6. De Okkernoot–Tehuis voor niet werkenden De Okkernoot is al lang actief rond sociale netwerken omdat zij vaststelden dat mensen met ASS het enerzijds sociaal heel moeilijk hebben en anderzijds toch veel belang hechten aan sociale contacten, aan interactie met anderen. Voor jongvolwassenen met ASS is vrienden maken erg moeilijk. Zij kunnen vaak niet meer overweg met jongeren van hun eigen leeftijd en contacten leggen met jongere kinderen is moeilijk. Heel wat bewoners van De Okkernoot hebben een klein netwerk dat vooral gevormd wordt door andere bewoners en hun ouders. De Okkernoot ontwikkelde door de jaren heen een eigen visie op sociale netwerken. Ze zijn blijvend op zoek naar nieuwe manieren om te investeren in het sociale netwerk van de cliënten. Sociale netwerken worden niet alleen gebruikt om de vrije tijd van cliënten in te vullen maar ook aangesproken voor praktische dingen. Recent startte De Okkernoot met het halfjaarlijks evalueren van de sociale aspecten in het handelingsplan. Jaarlijks wordt dit ook besproken met het netwerk. Vroeger waren dit enkel de ouders, maar nu betrekken zij meer en meer belangrijke derden. Gebruikte methodieken De Okkernoot gebruikte aanvankelijk de PTP-kaarten. Maar deze waren soms te abstract voor de bewoners van De Okkernoot. Nu hanteren zij netwerkkaarten (concentrische cirkels). Op basis van deze kaarten wordt de huidige situatie in kaart gebracht. De wensen van de cliënten worden geformuleerd om zo doelen te stellen. Dit vult de begeleiding samen met de bewoner en de ouders in. Andere methodieken: deze methodieken gebruiken zij niet in het kader van visieontwikkeling is wel literatuur hierrond geraadpleegd. - MAPS (Mac Gillis Action Planning) - PATH (Planning Alternative Tomorrows with Hope) - ELP (Essential Lifestyle planning) - Planning for later life Netwerkontwikkeling en uitbreiding Om het netwerk uit te breiden start De Okkernoot met de contacten uit het bestaande netwerk. Voor alle bewoners wordt een netwerkkaart opgemaakt. Bij schoolverlaters probeert de begeleiding het netwerk van de school of het netwerk van een andere voorziening mee te nemen. Dit kan via telefonisch contact, mail, brief, … Het is ook zeer belangrijk om naar de wensen van cliënten te luisteren maar veel is ook afhankelijk van het beschikbare aanbod in de omgeving van de cliënt. Ook de beschikbaarheid van vervoer is een belangrijke factor. Om het netwerk uit te breiden onderneemt De Okkernoot volgende acties: - Deelnemen aan externe activiteiten, zowel binnen het normale circuit als binnen het circuit voor personen met een handicap. Ook op reis gaan met andere organisaties, deelnemen aan praatcafés, … 32 - - Jobcoaching en begeleid werken: bewoners van De Okkernoot werken op een boerderij, in de bibliotheek, in een winkel, in het rusthuis, … Sommigen worden permanent ondersteund, anderen ½ van de tijd dat ze werken. Cliënten voorbereiden, verduidelijken wie er komt, wat er gaat gebeuren, … Ook gebruik maken van het boek Vriendschap een GSP op Mars. Contacten via brief of mail kunnen heel waardevol zijn. We mogen deze contacten niet minimaliseren. Buurtvervlechting: kunnen onze mensen iets doen voor mensen in de buurt? Boodschappendienst? De jobcoach informeert hiervoor in het rusthuis ed. De buurt uitnodigen. Binnenkort wordt het ervaringsparcours ASS opgesteld tijdens een bezoekdag. Vrijwilligers De Okkernoot werkt met vrijwilligers. Dit gebeurt steeds op vraag van de bewoners. De begeleiding gaat dan zeer gericht op zoek naar een vrijwilliger. Dit kan op verschillende manieren: - Een foto en een tekstje van de cliënt (ik ben … ik hou van … ik zoek …) op de website van De Okkernoot plaatsen. Dit gebeurt steeds met toestemming van de ouders. Dit materiaal wordt bewerkt voor het op de site of in de nieuwsbrief komt. - Op feestjes kunnen vrijwilligers zich steeds melden. - Via mond-aan-mond-reclame worden vrijwilligers geworven. - De Okkernoot staat op de standenmarkt van sociale organisaties van de buurt. - Stagiaires of jongeren die hier vakantiewerk deden, blijven vaak achteraf nog komen op iets met bewoners te doen. Vrijwilligers krijgen een introductiecursus ASS met een theoretische inleiding over ASS en hoe ze er mee kunnen omgaan. Daarnaast krijgen zij uitleg over de persoon waar zij mee optrekken en waar zij terecht kunnen met problemen, vragen, … Rol van de begeleider Door aan de slag te gaan met sociale netwerken is de rol van de begeleiding niet veranderd. Toch zijn er een aantal thema’s die extra aandacht vragen: - Contacten moeten voorbereid worden. Gesprekken worden soms zelfs ingeoefend. - Relaties en seksualiteit zijn belangrijke, maar moeilijke thema’s. Het verlangen naar een relatie is bij de meeste jongeren erg groot. Maar wanneer zij een relatie hebben is de druk erg groot, zowel op zichzelf als op hun omgeving. De begeleiding is in deze situatie vaak noodgedwongen relatietherapeut. Tips - Respect voor de eigenheid van de cliënt. Coaching van de cliënt. Sociale netwerken integreren in de gewone werking. Wederkerigheid van relatie is een belangrijk element. Dit bereik je door te zoeken naar een match tussen personen, een gemeenschappelijke interesse. 33 - - Steeds werken op vraag van de bewoner. Beginnen met kleine dingen, geen te hoge verwachtingen stellen. Van het een komt het ander ( sneeuwbaleffect). De houding van de cliënten is zeer belangrijk. Cliënten moeten keuzes kunnen maken en betrokken zijn. Het niveau van functioneren van de cliënt speelt een belangrijke rol. Omgevingsfactoren spelen een rol. Cliënten betrekken binnen de eigen werking. Een interactie met een werkman is ook belangrijk, dit is positief omdat deze interactie voor vele van onze bewoners moeilijk is. Aan de slag gaan met sociale netwerken is een intensief proces. Neem er de tijd voor. Wissel ervaringen uit met anderen. Er bestaat al materiaal. Ga hier inspiratie opdoen. Bijvoorbeeld in boeken en werkblaadjes. Valkuilen - - - Personen met autisme leven in sociale isolatie door een beperking van communicatie, inlevingsvermogen, sociale vaardigheden, sociaal inzicht en probleemoplossend gedrag. Dit zijn allemaal elementen die het werken met een netwerk bemoeilijken. Het probleemgedrag van sommige personen met een handicap heeft een negatieve invloed. Negatieve houding of gedrag van anderen, lage sociale acceptatie. Vriendschapsrelaties blijven erg contextgebonden, bijvoorbeeld gelinkt aan de werkplek of de sportclub, wanneer ze niet meer sporten of ander werk hebben is de vriendschap ook gedaan. Contacten met lotgenoten niet devalueren. Geduld, dit is een langzaam proces. Praktische hulp en samen een activiteit doen is niet hetzelfde als wederkerigheid en gebondenheid Confrontatie met nieuwe teleurstellingen kan zeer demotiverend zijn. Een beperkt aantal contacten geeft een gevaar voor overwaardering van deze contacten. Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit. Sommige mensen zijn ook tevreden met hun huidige situatie, dit moet dan niet veranderd worden. In het formeel organiseren van contacten schuilt een gevaar. Hierdoor gaat heel wat spontaniteit verloren. Personen met ASS hebben weinig mogelijkheden om sociale vaardigheden te oefenen en om hun probleemoplossend vermogen te vergroten. De maatschappij is niet steeds afgestemd of bereid om hieraan mee te werken. Interessante publicaties ‘Vriendschap een GPS op mars’ (Kathleen Peeters – Tanderuis) is een boek dat de begeleiding vaak gebruikt om met bewoners aan de slag te gaan rond hun sociaal netwerk. 34 Dit boek bevat onder meer concrete werkblaadjes om personen met ASS te ondersteunen in hun ontwikkeling van sociale vaardigheden. Hoewel het boek voor personen met ASS geschreven is, is het ook bruikbaar bij personen met een verstandelijke beperking. 2.2.7. Mariënstede – Tehuis niet werkenden Mariënstede kreeg in het kader van de zorgvernieuwingsprojecten van het VAPH een projectsubsidie om een experiment rond sociale netwerken uit te bouwen. Dit project kreeg de naam Bruggensteun. Het idee voor Bruggensteun groeide uit de vaststelling dat Mariënstede reeds vele jaren aan haar maximum bezetting werkt. Bruggesteun wil op een creatieve manier zoeken naar ondersteuningsmogelijkheden voor mensen die niet meer in het tehuis terecht kunnen of willen wonen. Het burgerschapsmodel vormde de basis voor dit project. Gebruikte methodieken Bruggesteun gebruikt de methodiek van persoonlijke toekomst planning (PLAN vzw). Bruggensteun Het uitgangspunt van Bruggensteun is de wens om zelfstandig te kunnen wonen: wat wil de cliënt in de toekomst? Om deze vraag te beantwoorden bekijkt de projectverantwoordelijke samen met de persoon met een handicap wie in het netwerk daarover mee wil nadenken. Deze mensen (6 tot 10 personen) vormen de steungroep. Het is niet evident, maar toch gaat Bruggensteun niet zelf op zoek naar mensen, maar sturen zij hun cliënt met gerichte vragen zoals ‘ken je nog iemand uit de buurt? Zijn er nog mensen die je graag ziet? Wie zou jij uitnodigen als je een feest geeft? ….’ Het is positief wanneer er in de steungroep naast familieleden ook vrienden, buren of kennissen zitten. Soms kunnen ook professionelen een meerwaarde zijn. De kijk van een professioneel iemand kan een aanvulling zijn op de visie van het netwerk. Voorbeelden van cliënten of cliëntsystemen waarrond een steungroep werd gevormd: - Een gezin met 3 volwassen zonen met een handicap, de ouders hebben hun huis door de jaren heen aangepast ed. Maar de ouders worden een jaartje ouder en de broers wensen thuis te blijven wonen, ook als hun ouders er niet meer zijn. - Een persoon die zelfstandig in de buurt wil blijven wonen. - Een persoon met een psychische problematiek die door de mazen van het net valt, zowel in VAPH-voorzieningen als in de psychiatrie. Een steungroep is in de eerste plaats een engagement om mee te denken, niet om praktisch dingen op te nemen of te regelen. Voor praktische zaken worden ook vrijwilligers en reguliere diensten ingeschakeld. Een steungroep wordt ondersteund door de projectverantwoordelijke en een facilitator. Deze facilitator is niemand uit de steungroep maar een neutrale persoon. 35 Bruggensteun heeft deze facilitatoren gezocht in de omgeving van de voorziening, in de gemeente, en via hun vrijwilligerswerking. Affiches werden niet gebruikt omdat de ervaring al had geleerd dat dat niet werkt. Deze facilitatoren hebben een vorming gevolgd via PLAN. De projectverantwoordelijke zorgt ervoor dat de steungroep bijeengebracht wordt. Zij zorgt (i.s.m. de facilitator) voor de voorbereiding en de verslaggeving van de bijeenkomsten. Een steungroep start met via tekeningen en posters het levensverhaal van de persoon met een handicap te reconstrueren. Hierin wordt er aandacht besteed aan zijn talenten en mogelijkheden, zijn dagindeling, … Deze eerste gesprekken zijn erg verkennend. De gesprekken met de steungroep gebeuren best niet in de voorziening maar thuis in een vertrouwde omgeving. In de voorziening liggen de machtsverhoudingen anders, de professioneel zit er in de dominante positie en kan meer zijn eigen mening doordrukken. Of mensen gaan er dan soms meer vanuit dat alles wel geregeld wordt door de voorziening. De ervaring leert dat in een thuiscontext daarentegen mensen spontaner zelf mee gaan denken en acties ondernemen. De steungroep neemt meer zelf initiatief. In een voorziening gaat de begeleiding mee sturen of beslissen. Om een steungroep actief te houden, neemt de projectverantwoordelijke af en toe contact op om te kijken hoe alles verloopt. Ongeveer om de 6 weken komt de steungroep samen. Halfjaarlijks wordt een evaluatievergadering gepland. Op zich zijn er geen handicap- of leeftijdspecifieke vereisten om een steungroep op te starten. Dit is een zeer flexibel systeem om met mensen op weg te gaan.Toch zijn er enkele voorwaarden gesteld aan kandidaat-Bruggensteuners: - De persoon met een handicap moet wonen in Dadizele of randgemeente. Dit is de gemeente waar hij altijd of lange tijd al woonde, in zijn ‘natuurlijk habitat’, opdat hij de buurt kent en omgekeerd. - De nabijheid van het netwerk is ook belangrijk. Enkele mensen uit de steungroep moeten in de buurt wonen. - Beschikbaarheid van het netwerk is een volgend belangrijk element. De persoon met een handicap moet bij het netwerk terecht kunnen. - De mensen uit de steungroep moeten achter deze manier van werken staan. Dit is niet evident, want zij zijn niet gewoon om zo te denken. Er zijn geen professionelen die aangeven hoe het zal gaan. Daarom is de functie van de projectverantwoordelijke in het begin niet steeds duidelijk. Bovenstaande voorwaarden vloeiden voort uit de overtuiging dat deze zaken succesvol bijdragen tot het slagen van het project en sociale inclusie in een gemeenschap. De betrokkenheid van de persoon met een handicap is erg belangrijk voor Bruggesteun. Dit project is positief georiënteerd. Het zorgt ook voor een kanteling in het denken binnen de voorziening. Mariënstede speelt met het idee om voor iedereen een steungroep op te richten. Maar vele cliënten hebben een erg klein netwerk omdat ze uit hun context gehaald worden wanneer zij in Mariënstede komen wonen. Ideaal zou zijn wanneer enkel mensen uit de buurt opgenomen worden. Dit is uiteraard niet mogelijk. 36 Netwerkontwikkeling en uitbreiding Voor bewoners van Mariënstede wordt er niet met een steungroep gewerkt. Wel bekijkt Mariënstede of de methodiek in de toekomst op bredere schaal gebruikt kan worden. 1 keer per jaar zitten begeleiders samen met de familie van de cliënten en 2-jaarlijks bekijken zij het ondersteuningsplan met het netwerk. Dan kan de familie ook de wensen en noden van hun familielid aankaarten. Dat kan onder de vorm van een huisbezoek, maar vaak wordt de familie uitgenodigd in Mariënstede. Als vanuit Mariënstede gewerkt wordt met het sociale netwerk, starten zij met het bestaande netwerk. Maar als de persoon met een handicap de wens heeft om zijn netwerk uit te breiden zijn er verschillende opties: lid worden van een vereniging, op reis gaan, misschien kan een cliënt iets doen voor zijn buur (vuilzakken buiten zetten, rolluiken optrekken, zijn boodschappen bij de plaatselijke bakker, slager en kruidenier doen, …) Eventueel zoekt Mariënstede vrijwilligers om samen iets te doen: tuinieren, gezelschapspelen doen, wandelen, … Ook op het werk kunnen mensen nieuwe contacten leggen. Zoeken naar competenties en talenten van de persoon is hier het uitgangspunt. We zoeken hierbij een match met andere gelijkgestemde mensen. In Mariënstede vindt men het belangrijk dat bewoners bezoek kunnen ontvangen. Liefst op de eigen kamer, dit is veel persoonlijker dan in een bezoekersruimte. Op deze manier proberen zij het voor hun bewoners mogelijk te maken om contacten te onderhouden. Rol van de begeleider Wanneer een steungroep rond een persoon met een handicap geïnstalleerd is, verandert de taak van de begeleider. Hij is geen organisator meer, maar een coach. De begeleider gaat niet meer zelf op zoek naar een antwoord op de vragen van zijn cliënten, maar hij ondersteunt de steungroep hierin. Zowel bij de leden van de steungroep als bij het personeel is een mentaliteitswijziging nodig. Bij het personeel leeft angst omdat de klassieke rol van de begeleider in het gedrang komt. Allicht is dat de reden waarom voorzieningen het niet makkelijk vinden om met steungroepen te starten. Daarnaast moet een begeleider de eigen normen en waarden relativeren. Zo vermijdt een begeleider dat hij zijn eigen waarden en normen oplegt. Tips - De PLAN-methodiek werkt niet voor iedereen. Sommige steungroepen werken niet met posters en tekeningen. Zij willen alles meteen praktisch aanpakken. In zo een situatie moet je de methodiek lossen, maar de visie bewaren. Dit is een goede kapstok. 37 - Het uitgangspunt is het samenbrengen van een groep mensen. Je moet niet starten met het individueel bevragen van mensen, maar meteen starten met de groep. Werken vanuit de mensen geeft energie. In moeilijke situaties ook mensen uit een dienstencentrum, dagcentrum, … betrekken. Dan heb je deze professionaliteit nodig. Valkuilen - Opletten dat de beslissingen genomen worden door de steungroep. Begeleiding heeft vaak de neiging om te sturen. Dit is niet de bedoeling. Het is een traag proces. Het is belangrijk om het nodige geduld op te brengen. Emancipatorische gedachtengoed kan je niet opleggen. Zelfredzaamheid is soms een probleem wanneer je werkt met een netwerk. Zij gaan soms bemoederen. Bijvoorbeeld blijven boodschappen doen, terwijl dit dingen zijn die de persoon met een handicap perfect zelf kan doen. 2.2.8. ’t Veldzicht VZW- dagcentrum (en een kleinschalig woonhuis) ’t Veldzicht is een dagcentrum. Daarom zijn ouders meestal de eerste gesprekspartner. Toch is een netwerk voor ’t Veldzicht ruimer dan de ouders alleen. ’t Veldzicht heeft de ervaring dat wanneer je met het sociale netwerk werkt, cliënten meer kunnen openbloeien. Daarom is netwerking opgenomen in het kwaliteitshandboek. Ook in het individueel ondersteuningsplan van de cliënten komt het sociale netwerk aan bod. De visie omtrent sociale netwerken binnen ’t Veldzicht is opgebouwd rond de 8 domeinen van kwaliteit van leven (Shalock). Via een gesprek met het netwerk kan ieder domein gescoord worden. Zo krijgt de begeleiding een beter zicht op de kwaliteit van leven van de cliënten. Voorwaarden om met een netwerk aan de slag te gaan Om het netwerk te betrekken bij de ondersteuning van de cliënten moet volgens dit dagcentrum aan een aantal voorwaarden voldaan zijn: - Je hebt een mandaat nodig van de directie. Die moet achter het principe van netwerken staan. De directie moet dit stimuleren en het team motiveren hieromtrent. Zo brengt netwerken een nieuwe dynamiek binnen het team en de organisatie. - De begeleiding moet kritiek kunnen verdragen en relativeren. Soms vinden ouders het beter zoals het vroeger was. Alle activiteiten binnen het dagcentrum, dit is veiliger en eenvoudiger. Alles op maat maakt dat het niet altijd even makkelijk is om te volgen wat je kind wanneer doet. - Het personeel en de ouders moeten flexibel (willen) zijn. Gebruikte methodieken 38 Wanneer een nieuwe cliënt start in het dagcentrum, probeert de sociale dienst zicht te krijgen op het netwerk rond de deelnemer. Ze brengt de relaties van de persoon met een handicap in kaart. Dit gebeurt zowel tijdens het kennismakingsbezoek als later in de begeleiding. Familiestructuur (ook overleden familieleden) en belangrijke anderen zoals buren, vrienden, een juf, … brengen zij samen in en een schema en tijdens het eerste huisbezoek wordt dit mogelijks besproken met de ouders. Zo kunnen ouders aanvullen als ze dat wensen. Deze familie en relatiestructuur wordt doorgegeven aan de begeleiders. Ieder anderhalf jaar wordt het individueel ondersteuningsplan besproken met het netwerk. In eerste instantie met de ouders, maar graag heeft ’t Veldzicht nog andere personen (broers of zussen, begeleider van een thuisbegeleidingsdienst, vertrouwenspersoon,…) mee rond de tafel. Hier polst de aandachtbegeleider van de deelnemer van ’t Veldzicht naar veranderingen op medisch en sociaal vlak, op vlak van activiteiten, op vlak van wensen van de cliënt. Essential Lifesyle planning (ELP) is een methodiek die de laatste jaren ook door ’t Veldzicht gehanteerd wordt voor enkele bewoners en deelnemers. ELP brengt in kaart wie de persoon is en wie er in het netwerk van deze persoon zit. ELP focust op het hier en nu, de sterke kanten en de kwaliteiten van een cliënt staan centraal. Om een ELP op te maken zijn er meer mensen nodig dan de ouders van de cliënt. Iedere 6 maanden komen alle betrokkenen samen bij de ouders van de cliënt en wordt samen met de cliënt zijn ‘kwaliteit van leven’ besproken. Hiervan wordt geen klassiek verslag gemaakt, maar een eenvoudig document of zelf een foto van de mindmap die gemaakt wordt tijdens de vergadering. Omdat men frequent samenkomt, schept dit een band. Er wordt een netwerkkaart (cirkels die duiden hoe dicht iemand bij de cliënt staat)opgemaakt. Kwalival is een gespreksmethodiek die ’t Veldzicht gebruikt in evaluatiegesprekken met deelnemers en die is gebaseerd op de levensdomeinen van Shalock. Kleine groepjes van cliënten brengen zij samen om hun 8 domeinen van kwaliteit van leven te bespreken. Dit gebeurt op een zeer eenvoudige manier. Van deze gesprekken wordt een verslag gemaakt. Deze verslagen worden gebruikt en besproken samen met het netwerk van de betrokkenen. Een laatste instrument dat in ’t Veldzicht wordt gebruikt is levensgeschiedenis (levensboek): het in kaart brengen van iemands geschiedenis, van zijn netwerk en van de activiteiten die die persoon graag doet. Dit wordt gedaan met oog op het ouder worden van de cliënt wanneer zijn netwerk begint weg te vallen, of tegen wanneer hij naar een residentiële voorziening zou gaan. Zo weten de (nieuwe) begeleiders wat de achtergrond van de cliënt is. Soms komt dit alles bedreigend over bij ouders. Zij krijgen het gevoel dat zij hun kind niet goed begeleiden en dat daarom het netwerk verbreed moet worden. Dit is uiteraard niet de bedoeling. De ouders moeten je een mandaat geven. Soms krijg je dit vlot, soms loopt dit zeer moeizaam. Netwerkontwikkeling en uitbreiding 39 Om het netwerk van een cliënt te verruimen, onderneemt ’t Veldzicht verschillende acties: - Deelnemers met een zorgvraag rond wonen, maar die nog geen plaats hebben, motiveren voor een kortverblijf. Zo leren zij daar andere mensen kennen. - Dienst vorming en vrije tijd (wordt georganiseerd door ’t Veldzicht): de cliënten kunnen extern vorming gaan volgen of kunnen aan externe activiteiten deelnemen. Zo leggen zij nieuwe contacten. - Mensen met het openbaar vervoer (belbus) naar het dagcentrum laten komen (indien haalbaar). Maar voor andere cliënten blijft vervoer een probleem. ’t Veldzicht probeert hier zo veel mogelijk een beroep te doen op het netwerk. Een paar keer per jaar wordt er via familieactiviteiten zoals een BBQ, een kerstmarkt, … gepoogd om het netwerk verder te leren kennen en te betrekken bij de werking van het dagcentrum. Rol van begeleider Netwerken betrekken vraagt een ‘open’ houding van het personeel. Zij moeten bijvoorbeeld bereid zijn om ook na de uren in het dagcentrum te vergaderen. Het begeleiden van de gesprekken rond en met het netwerk van een cliënt verschilt van het organiseren van activiteiten in het dagcentrum. Vaak is het de orthopedagoog of de aandachtsbegeleider van de deelnemer die de gesprekken voert of contacten met gezin legt. Sommigen hebben bij PLAN vzw de opleiding rond ELP gevolgd. Deze manier van werken met netwerken, vergt een mentaliteitsverandering. Vrijwilligers ’t Veldzicht trekt vrijwilligers aan. Op deze manier krijgen cliënten 1 op 1 aandacht. Vele cliënten genieten hiervan. Samen met vrijwilligers doen cliënten verschillende activiteiten, bijvoorbeeld: gaan wandelen met de hond van de buren, samen gaan fietsen met de tandem, … Binnen het team van ’t Veldzicht is een personeelslid vrijgesteld om een vrijwilligerswerking op poten te zetten. Vrijwilligers worden via verschillende kanalen gezocht: via een flyer te bussen in de buurt van het dagcentrum, affiches in de buurt, vacature op websites voor vrijwilligers, via de provincie, … Voordat een vrijwilliger aan de slag gaat, voert de begeleiding een gesprek met de vrijwilliger. Af en toe brengt ’t Veldzicht alle vrijwilligers samen. Zo krijgen zij ook een band met het dagcentrum. Ouders appreciëren vaak wat een vrijwilliger met hun kind doet zeer erg. Zij geven eens een kleine attentie mee en zo ontstaan ook nieuwe banden. Tips - Een informatieavond voor het netwerk organiseren rond de methodieken die je rond netwerking gebruikt. 40 - - Respect hebben voor mensen die het niet zien zitten dat er een netwerk rond hun kind gebouwd wordt. Bij deze cliënten trachten we op andere manieren het netwerk te verruimen, bijvoorbeeld via externe activiteiten. Zorgen dat de relaties met belangrijke derden onderhouden blijven. Centraal staat wat de cliënt wil en waar of hoe dit kan? Cliënten begeleid laten werken. Zo komen zij in een andere omgeving en leren nieuwe mensen kennen. Niet alle ouders staan hier voor open. Ook dit moeten we respecteren. 2.2.9. Tevona– Begeleid wonen Eén van de doelstellingen van begeleid wonen is een zo groot mogelijk deel van de ondersteuning te laten opnemen door het sociale netwerk. De begeleiding neemt enkel het handicapspecifieke op. In de praktijk is deze doelstelling moeilijk haalbaar. Vele cliënten hebben een klein of beperkt sociaal netwerk en vallen voor hun ondersteuning dus terug op professionelen. Voor een groot deel zijn dit diensten zoals familiehulp, … Vanuit deze vaststelling probeert de dienst begeleid wonen van Tevona zo veel mogelijk contacten te onderhouden of te herstellen, zodat de cliënten niet vereenzamen en sociaal contacten blijven behouden. Binnen begeleid wonen zijn er enerzijds cliënten met een zeer stevig netwerk die zeer zelfstandig willen leven en daarmee soms moeite hebben met het aanvaarden van steun van de familie. Anderzijds zijn er cliënten die enkel mensen van begeleid wonen over de vloer krijgen. Gebruikte methodieken In het ondersteuningsplan wordt een ecogram en een genogram toegevoegd. Deze instrumenten geven een zicht op het sociale netwerk en de relaties binnen dit netwerk. Dit is belangrijk om te kunnen inschatten welke betekenis en rol een bepaalde persoon kan of wil spelen. Netwerkontwikkeling en uitbreiding Voor de begeleiding zijn een aantal punten essentieel om aan de slag te gaan met het netwerk van de cliënten: - De motivatie van de cliënt is erg belangrijk. Als een cliënt geen contact wil, stopt het. Begeleid wonen werkt steeds op vraag van de cliënt. Deze vragen leidt de begeleiding af uit de verhalen die cliënten vertellen. - Begeleid wonen doet zelf weinig acties om het netwerken op te bouwen. Wel organiseert begeleid wonen enkele keren per jaar een activiteit zodat cliënten daar de kans krijgen elkaar te leren kennen. 41 - Inspelen op het bestaande aanbod rond vrijetijd, sport, … De stap naar een organisatie blijft voor vele cliënten zeer moeilijk. Hierin moet de cliënt ondersteund worden. Om contacten te onderhouden, informeert de begeleiding tijdens een huisbezoek naar hoe de contacten lopen. Bovendien hebben cliënten vaak geen sociale attitude om contacten te onderhouden. Daarom wil begeleid wonen hun cliënten hierin ondersteunen. Maar de cliënt moet dit uiteindelijk zelf doen. Begeleid wonen schrijft cliënten in op cursussen contactvaardigheid, assertiviteit, … Tot slot is het zeer belangrijk dat beide partijen weten wat ze van elkaar mogen verwachten. Is dit louter vriendschap of is er ook een taak aan verbonden. Veel hangt af van de cliënt zelf, verschillende elementen spelen bij het leggen van contacten. - Zijn achtergrond, opvoeding, gebeurtenissen uit het verleden,… - Aard van de handicap en hoe deze handicap zich uit. - Sociale vaardigheden waarover hij beschikt. - Financiële mogelijkheden. De rol van begeleider Begeleiding moet heel alert zijn voor opportuniteiten. En hierop inspelen. Dit geldt voor het leggen van contacten, voor het opnemen van taken, … Voor begeleiding is het werken met een netwerk niet steeds evident. Wat betekent het om te werken met familie? Het is een blijvende opdracht. Valkuilen - Alert zijn voor misbruik. Contacten via media als facebook ed. scheppen vaak valse verwachtingen. Bovendien is er geen enkele zekerheid dat de persoon is wie hij zegt te zijn. Dit is zeer moeilijk. 2.2.10. Huize Tordale – tehuis niet werkende Binnen Tordale wordt op 2 manieren aan sociale netwerken gewerkt: - Buurtvervlechting - Binnen de algemene organisatie in samenwerking met een woonzorgcentrum De basis voor het werken met netwerken vindt Tordale in de domeinen van kwaliteit van leven (Shalock en O’Brain) 42 Wanneer voorzieningen willen werken in de geest van perspectief 2020, moeten zij niet enkel binnen hun voorziening werken, maar moeten zij ook werken met de rest van de gemeenschap. Inclusief werken is geen nood en geen vraag van de samenleving. Daarom moeten voorzieningen investeren in de samenleving. Zo wordt dit een win-winverhaal. Om dit te kunnen realiseren moet het beleid binnen de gemeente hiervoor openstaan. Buurtvervlechting Tordale realiseerde dit project met subsidies van het VAPH in het kader van de projecten zorgvernieuwing. Het is een zeer breed verhaal. Niet alleen de bewoners van Tordale zijn hierin betrokken, maar verschillende buurten in Torhout (en Lichtervelde in de loop van 2013) nemen deel aan dit project. Daarom is de samenwerking met de stad Torhout en het OCMW van Torhout essentieel. Centraal in buurtvervlechting staan de capaciteiten van de cliënten en de buurtbewoners, iets kunnen betekenen voor anderen en mensen in contact brengen met mekaar. Buurtvervlechting is niet gericht op een activiteit op zich, maar op sociale netwerken. Bij de start van het project werd de nadruk gelegd op wederkerigheid. Zo werd er ook gewerkt met een symbolische vergoeding (dit gebeurt nu niet meer). Gaandeweg besefte Tordale dat sociale contacten belangrijker zijn dan wederkerigheid. Het uiteindelijke doel van buurtvervlechting is het vergroten van de kwaliteit van leven en het verhogen van de inclusie van personen met een handicap. De focus ligt niet op de klassieke zorgvraag, maar op de competenties van de cliënten. Op deze manier horen cliënten er meer bij. Zij krijgen het gevoel van evenwaardig te zijn doordat zij een maatschappelijke rol opnemen. Binnen het project is men gestart met het in kaart brengen van de capaciteiten van de cliënten en de buurtbewoners. Dit gebeurde aan de hand van een vragenlijst met dezelfde vragen voor cliënten als voor buurtbewoners. - Cliënten vullen de vragenlijst in samen met een persoonlijke coach. Deze coach bekijkt of de antwoorden van de cliënt realistisch zijn. Want vele cliënten overschatten zichzelf. - Voor de buurtbewoners werd er samengewerkt met de stad. Er werd gekeken of de vestigingen van Tordale in bepaalde wijken lagen. Tordale nodigde deze wijken uit op een buurtvergadering waar het principe van buurtvervlechting uitgelegd werd. Daarna werden mensen gevraagd of zij geïnteresseerd waren en of zij een vragenlijst wilden invullen. Deze buurtvergaderingen gingen door in alle wijken waar Tordale een vestiging heeft. 3-maandelijks verschijnt er een artikel in de stedelijke krantjes van Torhout. Dit werkt, regelmatig wordt Tordale gecontacteerd door iemand die over het project las in één van de krantjes. Er worden geen voorwaarden gesteld om deel te nemen. Uiteraard moet iemand wel gemotiveerd zijn om iets voor iemand te willen doen en om contacten te leggen met anderen. Op basis van de vragenlijsten werd het profiel van bewoners van Tordale en van buurtbewoners in kaart gebracht. Deze profielen werden bijeengebracht in een boekje: Talentenmarkt. De Talentenmarkt is opgedeeld in verschillende thema’s. Per thema wordt 43 aangegeven wie iets kan en wil doen binnen dit thema. Cliënten en buurtbewoners staan door elkaar. Achteraan het boekje vind je alle gegevens van de mensen die erin staan. De talentenmarkt wordt door de medewerkster bezorgd aan de buurtvervlechters. Daarnaast vinden ze de gegevens ook op een beschermde website. Zo kunnen enkel begeleiders of mensen die in het boekje staan de gegevens consulteren. In bijlage 2 vindt u een geanonimiseerd voorbeeld van de talentenmarkt (Buurtvervlechting – Joke Roels). Via buurtvervlechting komen niet enkel cliënten in contact met anderen. Het is perfect mogelijk dat 2 buurtbewoners een beroep doen op elkaar. Maar mensen nemen niet zomaar contact op met iemand die aangeeft ergens goed in te zijn om hulp te vragen. Daarom organiseert Tordale maandelijks een buurtvervlechtingscafé. Zo leren de mensen uit de buurt elkaar kennen. Zo worden laagdrempelige omstandigheden gecreëerd om een beroep op iemand te doen. Voor deze cafés moeten mensen niet inschrijven. Bovendien zijn deze cafés een stimulans om mensen blijvend te betrekken. Binnen het project merkt Tordale dat de context, de omgeving een belangrijke rol speelt: - Torhout: een stedelijke omgeving, residentieel, vele mensen wonen er maar hebben hun netwerk elders. Er is weinig sociale cohesie in de stad. Weinig teamleden van Tordale hebben er hun roots, … Het opzetten van buurtvervlechting vraagt veel inspanningen - Lichtervelde: een kleine landelijke gemeente waar veel sociale cohesie is. Bovendien hebben een aantal teamleden hun roots in Lichtervelde. Hier ging het opzetten van buurtvervlechting zeer vlot. Tordale neemt buurtvervlechting ook op in de ondersteuningsplannen van de cliënten: - Vele cliënten van Tordale zijn opgenomen in de Talentenmarkt, ook cliënten met gedragsmoeilijkheden of mensen met een hoge zorgnood. Daarom is het noodzakelijk dat een persoonlijke coach de focus op de competenties houdt en bekijkt of de wensen van de cliënt haalbaar zijn. - Voor iedere cliënt wordt een netwerkkaart opgemaakt. Niet alleen het netwerk wordt in kaart gebracht, maar ook de functies die een bepaalde persoon opneemt, bijvoorbeeld: zus regelt de financies, broer doet de boodschappen, … Deze functies zijn belangrijk ifv de matching met andere deelnemers aan buurtvervlechting. Het is zeker niet de bedoeling van de taken van het netwerk af te bouwen, maar om het netwerk te verstevigen. Wanneer ouder wordende ouders nog veel taken opnemen, is het wel mogelijk om hun taken over te nemen. Op deze manier blijven personen met een handicap zo lang mogelijk verankerd in de samenleving. Tordale wil met het project een voorbeeld zijn voor anderen, inspirerend werken, … Daarom volgt de HO Gent het project op en onderzoeken zij onder meer de effecten op het sociale weefsel. Tordale maakt samen met VSPW (Vormingsleergang voor Sociaal en Pedagogisch Werk) een draaiboek op rond buurtvervlechting. Meer informatie over het draaiboek kan u opvragen bij Joke Roels ([email protected]). Netwerkontwikkeling en uitbreiding 44 Het bereiken van mensen is niet evident. Tordale probeert dit via: - Verenigingen - Verschillende partners: woonzorgcentrum, thuiszorg, … Maar voor professionelen is het zeer moeilijk om taken af te geven en op een andere manier over ondersteunen van mensen na te denken. Bijvoorbeeld: een thuisverpleegster komt om 9.00 bij een patiënt en trekt de rolluiken open. Het openen van de rolluiken zou door een buur kunnen gebeuren, zodat dit in de zomer wat vroeger kan en in de winter wat later. Maar het veranderen van deze routine is voor vele thuisverpleegkundigen moeilijk. - Het netwerk van de buurtvervlechters: zij delen folders uit en nodigen mensen mee uit op activiteiten van buurtvervlechting. Maar Tordale merkt dat de mensen die zich engageren binnen buurtvervlechting vaak mensen zijn die weinig contacten hebben. Vrijwilligers Tordale heeft ook een vrijwilligerswerking. Deze integreert zij in buurtvervlechting. Omwille van verschillende redenen, oa financiële. De rol van de begeleider Voor de begeleiding betekent buurtvervlechting een hele andere manier van werken. Vele begeleiders en andere professionele krachten steunen het idee. In de praktijk wordt een begeleider coördinator, hij is geen uitvoerder meer. Het is voor vele begeleiders zeer moeilijk om taken af te geven. Tips - - Niet top down werken. Start met een groep die er zin in heeft, breid lopende zaken uit. Dit is veel makkelijker, je gebruikt de aanwezige dynamiek. Volg het draaiboek. Dit geeft de nodige sturing. Zo kan je doelgericht werken. Communiceer goede voorbeelden zo veel mogelijk. Investeer in de maatschappij, door de stad of gemeente actief te betrekken. De organisatie moet de visie rond netwerken dragen. De inspiratie moet uit de voorziening komen. Buurtvervlechting schakelt personen met een handicap in in de maatschappij. Dit kan enkel slagen wanneer zij de juiste ondersteuning krijgen. Zo creëer je de voorwaarden om deze persoon in te schakelen. Binnen buurtvervlechting is er voor de cliënten een tussenpersoon nodig. Het is belangrijk om de faalervaringen te beperken. Zeker bij de opstart van buurtvervlechting. Wanneer er in de eerste fase te veel faalervaringen of tegenslagen zijn, haakt de buurt af. Valkuilen Buurtvervlechting kent vele drempels: - Contact opnemen met mensen die je niet kent, is voor vele cliënten en buurtbewoners zeer moeilijk. Zij moeten hierin ondersteund worden. 45 - - Een hulpvraag stellen is niet voor iedereen evident. Het verduurzamen van het project is niet evident. Er is steeds iemand nodig dit het geheel aanstuurt, een aanspreekpersoon. Deze persoon ondersteunt zowel de buurt als de medewerkers binnen Tordale. In Tordale zijn er middelen vrijgesteld om dit te doen. Maar zij werken ook samen met de stad en het OCMW. Daar is ook een beroepskracht bezig met buurtvervlechting. Tordale ijvert sterk om buurtvervlechting op te nemen in het lokaal sociaal beleid. In kleine organisaties moet het werken met buurtvervlechting eenvoudiger zijn. Tordale wordt op dit ogenblik geconfronteerd met een saturatiepunt. In principe mogen er maar zoveel personen met een beperking deelnemen aan de samenleving als in de prevalentiecijfers. Dan is er een juiste verhouding en is er voldoende draagkracht en draagvlak. Inbedding in woonzorgproject Focus van dit project is mensen op een kwalitatieve manier in de samenleving laten functioneren. De gebeurt op verschillende manieren: - Dienstenmaatwerkpunt: deze pijler richt zich vooral naar kwetsbare mensen in de samenleving. Bij deze mensen komen vaak verschillende dienstverleners aan huis. Via een sjabloon weten alle dienstverleners wie er komt en welke taken zij opnemen. Zij kunnen ook op zoek gaan naar de leemtes in de hulpverlening. Ook professionelen zien soms door het bos de bomen niet meer. Deze ontsluiting leert hen andere diensten kennen. - Vrije tijd: kwetsbare groepen zijn vaak ondervertegenwoordigd in vrije tijd en culturele activiteiten. Deze participatie wil Tordale optrekken door: o Te werken op maat, activiteiten voor doelgroepen in laagdrempelige inloopcentra. o Vlotte toeleiding op maat van deze mensen. Een krantje is hiertoe geen optie. Tordale gaat op zoek naar andere kanalen om deze doelgroep te bereiken. o Laagdrempelige vrijetijdswinkel, een vrijetijdspas die prijsverlagend en stimulerend werkt. - Buurtvervlechting - Betaalbaar wonen: een woonplan en een toewijzingsbeleid. 3. Conclusie Uit deze bevraging blijkt dat heel wat voorzieningen en diensten werken met het sociaal netwerk van hun cliënten. Op welke manier zij dit doen, wordt bepaald door verschillende 46 factoren zoals de aard van de problematiek en de handicap, de zorgvorm en de voorkeuren van de voorziening. Zo ligt de klemtoon bij personen met een zwaardere handicap in residentiële settings op het betrekken van het netwerk bij de zorg. Bij personen in ambulante zorgvormen wordt het netwerk betrokken bij de ondersteuning, bij de vrije tijd, ... Deze tweedeling zien we regelmatig terugkeren tijdens de bevraging. Waar mogelijk kiezen diensten en voorzieningen ervoor om in te zetten op beide vlakken. Toch willen we hier onderstrepen dat het betrekken van het netwerk voor iedere doelgroep in iedere zorgvorm mogelijk is en een meerwaarde biedt. Een tweede vaststelling is dat vele voorzieningen en diensten op zoek zijn naar goede manieren om het netwerk te betrekken. Twee decennia geleden kwam een persoon in een voorziening wonen en namen de professionelen alle taken van familie en vrienden over. Nu willen voorzieningen dit omkeren en het netwerk blijvend betrekken. Dit vraagt een switch in denken bij voorzieningen, bij personeel en bij het netwerk van personen met een handicap. Alle partijen moeten vertrouwen hebben in de persoon en zijn netwerk. Ook de uitwisseling van informatie tussen begeleiding, cliënt en netwerk is essentieel. Door in dialoog te gaan wordt het netwerk een partner in de zorg en ondersteuning van de cliënt. Daarnaast is de huidige structuur van voorzieningen niet afgestemd op het werken met een sociaal netwerk. Dit zorgt ervoor dat werken met sociale netwerken geen evidentie is. Het inschakelen van het sociale netwerk bij de ondersteuning van personen met een handicap vraagt specifieke competenties van de begeleiding. In eerste plaats moeten zij flexibel zijn. Begeleiding moet de eigen waarden en normen kunnen loslaten om zo geen oordeel te vellen over een cliënt of over zijn netwerk. Bovendien wordt een begeleider eerder ‘coördinator’ in het leven van zijn cliënten in plaats van de persoon die een antwoord biedt op zijn vragen. Deze antwoorden komen uit het netwerk, de begeleider zorgt voor de afstemming ervan. Een andere belangrijke eigenschap van een begeleider is het kunnen relativeren en om kunnen gaan met kritiek van het netwerk. Tot slot moet een begeleider opportuniteiten zien en erop kunnen inspelen om het netwerk van de cliënt te kunnen verstevigen en uitbouwen. Niet alleen de inspanningen van de begeleider en het netwerk bepalen het succes van een netwerkverhaal. De motivatie van de persoon met een handicap is minstens even belangrijk. Wanneer een cliënt niet wil dat het netwerk betrokken wordt in de ondersteuning, zullen pogingen hiertoe niet slagen. Meerdere respondenten haalden aan dat het werken met het sociale netwerk tijd vraagt. Het is zeer belangrijk om het nodige geduld aan de dag te leggen wanneer een voorziening of dienst de stap zet en het netwerk betrekt bij het ondersteunen van zijn cliënten. Het inschakelen van familie, vrienden, buren of andere sleutelfiguren is een zeer langzaam proces. Starten met enkele kleine acties en langzaam uitbouwen is een must. Nieuwe contacten opbouwen gebeurt best in de buurt van de dienst of voorziening. De nabijheid en bereikbaarheid van het netwerk zijn een voorwaarde. Dit is niet alleen belangrijk voor de cliënten, idealiter is ook de dienst of voorziening verankerd in de buurt. Goede contacten tussen voorzieningen en andere organisaties, kleine bedrijven en zelfstandigen in de buurt bieden heel wat opportuniteiten. Tewerkstelling, ook begeleid werken, heeft een zeer positieve invloed op het leggen en onderhouden van nieuwe contacten. Bij het 47 uitbouwen van een netwerk mogen contacten met lotgenoten niet gedevalueerd worden. Ook deze contacten zijn erg waardevol. Een ander aspect bij de uitbouw van het sociale netwerken is de wederkerigheid. Wanneer er voor beide partijen winst verbonden is aan het contact, is de kans groter dat er een duurzame relatie ontstaat. Tot slot stellen we vast dat er heel wat methodieken ontwikkeld zijn om aan de slag te gaan met een netwerk. De verschillende methodieken komen vanuit verscheidene achtergronden en sectoren. Wanneer we deze methodieken nader bekijken, komen we veelal dezelfde bouwstenen tegen. Geen van deze methodieken heeft de absolute sleutel tot succes. Dit is afhankelijk van de voorkeur en ervaring van de begeleiding, het netwerk en de persoon met een handicap. Deze bevraging focust op de sector personen met een handicap. Bijgevolg komen de aangereikte methodieken voor een groot deel uit deze sector. Het loont ongetwijfeld de moeite om hier eens over het muurtje te kijken. 4. Bibliografie http://www.eigen-kracht.be/ gelezen op 8/1/2013 http://www.vfg.be/informatie/EEP/Pages/default.aspx gelezen op 8/1/2013 Steyaert J. (2012), ‘Sociaal werk en sociale netwerken, Hoog tijd voor een nieuwe verbinding’ uit Alert juni 2012 Schrooten M, De Brouwer S. (2012), ‘Werk aan netwerken in de hulpverlening aan migranten’ uit Tijdschrift voor Welzijnswerk april – mei 2012 De Haas A, van ’t Hoenderdaal C en Aartsen d (red), (2010), Sociale netwerkstrategieën: een leergeschiedenis – Mee Brabant Noord Schiltmans c, Fiems A (red), (X) Leven als (g)een ander – VVA Boone M, Vandelanotte G (2008), Beter anders – Plan vzw 48