Eindejaar correcties omzetbelasting 2015

advertisement
december 2015
Eindejaar correcties
omzetbelasting 2015
- Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (‘BUA’)
- Correctie privégebruik auto (‘PGA’)
Inhoudsopgave
Inleiding
3
1
De Wet op de omzetbelasting 1968 vanaf 1 januari 2007
3
2
BUA - Goederen en diensten voor het voeren van een zekere staat
4
3
BUA - Relatiegeschenken en andere giften
5
4
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
4.6
4.7
BUA - Verstrekkingen aan personeel voor persoonlijke doeleinden
5
Verlenen van huisvesting
5
Gelegenheid geven tot sport en ontspanning
5
Vervoer vanwege de werkgever
6
4.3.1 Inleiding ......................................................................................................... 6
4.3.2 Vergoeding werkgever voor het gebruik van een eigen auto werknemer............. 6
4.3.3 Openbaar vervoer ........................................................................................... 6
4.3.4 Fiets of een vergoeding voor een fiets verstrekt door de werkgever ................... 7
4.3.5 De werkgever draagt zorg voor groepsvervoer ................................................. 7
Outplacement
8
Telefoonkosten
8
4.5.1 Telefoon (huis)aansluiting ............................................................................... 8
4.5.2 Mobiele telefoon / GSM ................................................................................... 8
Loon in natura of andere verstrekkingen voor persoonlijke doeleinden
8
Recht op aftrek van voorbelasting indien bijzondere omstandigheden dit
rechtvaardigen
9
5
5.1
5.2
5.3
5.4
5.5
5.6
BUA - Het verstrekken van spijzen en dranken aan personeel (‘kantineregeling’)
Algemeen
Tarief
Aangifte
Jaarlijkse afrekening, uitsluiting van de aftrek
Kantine beheerd door derden
Recepties, feestavonden en dergelijke
9
9
9
9
10
10
11
6
6.1
6.2
De vaststelling van de € 227-grens
Algemeen
Toetsing personeelsverstrekkingen aan de € 227-grens
11
11
12
7
Investeringsgoederen
13
8
8.1
8.2
8.3
8.4
Auto van de zaak
Auto van de zaak (regeling tot 1 juli 2011)
Forfaitaire regeling vanaf 1 juli 2011
Bepaling privégebruik auto op basis van administratie
Bepaling privégebruik auto op basis van statistische gegevens (voor en na 1 juli
2011)
14
14
14
15
16
2
8.5
Vergoeding werknemer voor privégebruik auto van de zaak
16
9
Voorbeelden
17
3
Inleiding
Indien een ondernemer kosten maakt in het kader van zijn onderneming, is de aan hem over
deze kosten in rekening gebrachte btw (de zogenoemde inkoop-btw of voorbelasting) in
beginsel aftrekbaar voor zover deze btw toerekenbaar is aan btw-belaste prestaties. De
wetgever heeft echter voorgeschreven dat een aantal in het kader van de onderneming
gemaakte kosten een dusdanig privé-element heeft dat recht op aftrek van voorbelasting in
strijd zou zijn met doel en strekking van het btw-stelsel.
Daarom heeft de wetgever in het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: ‘BUA’)
voor een aantal kostenposten bepaald dat de inkoop-btw op deze kosten niet aftrekbaar is.
Deze regels leiden tot een correctie, welke de ondernemer in de aangifte van het laatste
belastingtijdvak van het boekjaar aangeeft.
Deze brochure geeft een overzicht van de regels zoals deze gelden voor het jaar 2015. De
hoogste EU rechter, het Hof van Justitie van de EU en de Hoge Raad hebben in een reeks
procedures geoordeeld dat het BUA in overeenstemming is met Europees recht.
Ingeval een organisatie in de afgelopen jaren geen BUA-correcties heeft aangegeven (gelet op
de gerechtelijke procedures over mogelijke onverbindendheid van het BUA), bestaat het risico
dat de Belastingdienst een naheffingsaanslag oplegt.
Voor zover een organisatie wel BUA-correcties heeft aangegeven en daartegen bezwaar heeft
gemaakt, zullen deze bezwaren door de Belastingdienst worden afgewezen, of de
Belastingdienst zal vragen om de bezwaren in te trekken.
Er zijn over de toepassing van het BUA en correctie privégebruik auto (PGA) vele procedures
gevoerd. Een aantal zaken is nog onbeslist. De nog onbesliste zaken hebben vooral betrekking
op de correctie PGA vanaf 1 juli 2011. In verband hiermee kan het met name nuttig zijn om in
geval van een aanzienlijk belang ter behoud van rechten bezwaar aan te tekenen tegen de
correctie PGA van de zaak, dan wel lopende bezwaren nog niet in te trekken.
1
Algemeen: Wet op de omzetbelasting
In de loop van de jaren is de Wet op de omzetbelasting onder meer op de volgende punten
aangepast.
1.
Ondernemers mogen slechts de voorbelasting aftrekken op ingekochte diensten en
goederen die worden gebruikt voor belaste prestaties.
2.
De onttrekking van goederen aan het bedrijfsvermogen (daaronder begrepen de
onttrekking voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, de
verstrekking om niet, en de bestemming voor andere dan bedrijfsdoeleinden) vormt in
beginsel een (fictieve) belaste levering van deze goederen. Een uitzondering wordt
gemaakt voor de verstrekking van geschenken van geringe waarde en van monsters
(waarde maximaal € 35).
3.
Het gebruik van een tot het bedrijfsvermogen behorend goed voor privédoeleinden (van
de ondernemer of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan
bedrijfsdoeleinden), wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van
voorbelasting is ontstaan, kwalificeert als een (fictieve) belaste dienst. Hierbij kan
4
worden gedacht aan het privégebruik van een jacht, een vakantiewoning of een dergelijk
goed, terwijl het betrokken goed is bestemd voor de onderneming (bijvoorbeeld verhuur
tegen vergoeding aan derden).
4.
Het gratis verrichten van diensten door de ondernemer voor privédoeleinden van de
ondernemer zelf of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan
bedrijfsdoeleinden (ingekochte diensten vallen niet onder deze bepaling), is een (fictieve)
belaste dienst.
Voor genoemde fictieve diensten (zie 3 en 4 hierboven) wordt de vergoeding gesteld op de
uitgaven gemaakt door de ondernemer voor het verrichten van de dienst. Het gaat daarbij om
het totaal van de uitgaven in een boekjaar1, de omzetbelasting niet daaronder begrepen, in
verband met:
a.
de verwerving of de vervaardiging van het goed, naar tijdsevenredigheid berekend;
b.
het onderhoud, de verbetering en dergelijke van het goed in het jaar van dat gebruik,
naar tijdsevenredigheid berekend;
c.
het feitelijke gebruik van het goed.
De omzetbelasting over deze uitgaven wordt aan het einde van het kalenderjaar verschuldigd.
Het BUA blijft van toepassing
Na een aanvankelijke onduidelijkheid over de samenloop tussen het BUA en deze wettelijke
bepalingen die privégebruik belasten, is door de Belastingdienst gemeld dat het BUA onverkort
van toepassing blijft. Dit betekent dat in alle gevallen waarin het BUA de aftrek van
voorbelasting uitsluit, deze uitsluiting blijft bestaan. In deze gevallen wordt dus geen btw
geheven over de waarde van het privégebruik (fictieve dienst of levering). Het BUA sluit
bijvoorbeeld de aftrek van btw op personeelsvoorzieningen, zoals het gratis gelegenheid
geven tot sport, uit. In deze situaties is de voorbelasting in principe niet aftrekbaar en wordt
dus geen btw geheven over de fictieve dienst die de werkgever wordt geacht te verlenen.
Overigens is de correctie voor privégebruik auto (“PGA”) per 1 juli 2011 uit het BUA gehaald
en in een aparte PGA-regeling opgenomen.
Hierna volgt een uiteenzetting van de regelingen zoals opgenomen in het BUA en de regeling
van de btw-correctie voor het privégebruik van personenauto’s – de ‘auto van de zaak’.
2
BUA - Goederen en diensten voor het voeren van een zekere staat
De aftrek van voorbelasting wordt uitgesloten voor goederen en diensten die worden gebruikt
voor het voeren van een zekere staat. Van uitgaven voor goederen en diensten voor het
voeren van een zekere staat is slechts sprake bij persoonlijk gebruik, waarin de ondernemer
het maatschappelijk aanzien of gewicht van zijn functie tot uitdrukking tracht te brengen.
Deze omschrijving brengt met zich mee dat de uitsluiting van aftrek wegens het gebruik van
goederen of diensten voor het voeren van een zekere staat zich in de praktijk in beginsel niet
snel zal voordoen. Wanneer sprake is van persoonlijk gebruik wordt aan aftrek van
voorbelasting immers niet toegekomen.
1
Bij een boekjaar van > 12 maanden geldt kalenderjaar
5
3
BUA - Relatiegeschenken en andere giften
Het BUA sluit de aftrek van voorbelasting uit die betrekking heeft op het geven van
relatiegeschenken. Relatiegeschenken zijn geschenken die een ondernemer om zakelijke
redenen aan zijn afnemers, leveranciers e.d. verstrekt. Hieronder vallen mede de
verstrekkingen tegen een vergoeding die lager is dan de kostprijs van die
geschenken. Er kan slechts sprake zijn van een relatiegeschenk indien tussen de schenker en
de begunstigde (reeds) een zakelijke relatie bestaat naast de verhouding die ontstaat tussen
partijen door de schenking.
Onder giften wordt gewoonlijk verstaan de bevoordeling van stichtingen en dergelijke
instellingen die geen recht op aftrek van voorbelasting hebben.
Hieruit volgt dat in beginsel de aftrek van voorbelasting is uitgesloten van:
•
geschenken aan particulieren;
•
geschenken aan ondernemers of instellingen die geen recht op aftrek van btw hebben
(omdat ze bijvoorbeeld vrijgestelde prestaties verrichten), zoals ziekenhuizen, het Rode
Kruis, e.d.;
•
geschenken aan ondernemers die de belasting niet zouden hebben kunnen aftrekken,
indien zij de goederen zelf zouden hebben aangeschaft (bijvoorbeeld o.g.v. het BUA);
•
giften aan bijv. stichtingen e.d. die geen recht op aftrek van voorbelasting hebben.
Ten aanzien van deze verstrekkingen geldt dat de aftrek van voorbelasting niet wordt
uitgesloten indien deze verstrekkingen per ‘relatie’ c.q. begunstigde per boekjaar minder
bedragen dan € 227 (exclusief btw).
Dit is anders bij het verstrekken van relatiegeschenken aan aftrekgerechtigde ondernemers. In
dat geval is de drempel van € 227 niet van toepassing, tenzij de goederen naar hun aard
uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik (bijvoorbeeld bepaalde boeken, dranken,
huishoudelijke apparaten, kaarten voor concerten, business seats, e.d.).
4
BUA - Verstrekkingen aan personeel voor persoonlijke doeleinden
4.1
Verlenen van huisvesting
Bij het verlenen van huisvesting moet onder meer worden gedacht aan het beschikbaar stellen
van woningen en het huisvesten van (buitenlandse) werknemers zonder dat hiervoor een reële
vergoeding van de werknemer wordt gevraagd. Aftrek en dus ook de correctie van de aftrek
komt niet aan de orde wanneer het verstrekken van huisvesting ziet op woningen die
vrijgesteld van btw zijn gehuurd.
4.2
Gelegenheid geven tot sport en ontspanning
Bij het gelegenheid geven tot sport en ontspanning wordt gedoeld op bijvoorbeeld het
beschikbaar stellen van sportaccommodaties (zoals bijvoorbeeld een fitnessruimte) aan het
personeel, vakantieoorden, het maken van niet-zakelijke excursies en uitstapjes door het
personeel voor rekening van de werkgever.
6
4.3
Vervoer vanwege de werkgever
4.3.1 Inleiding
Vervoer vanwege de werkgever kan op verschillende manieren worden vormgegeven, zoals:
1.
ter beschikking stellen van een “auto van de zaak” (zie hierna § 8);
2.
verstrekken van een vergoeding voor het gebruik van een eigen auto van de werknemer
(§ 4.3.2);
3.
verstrekken van plaatsbewijzen of een vergoeding voor openbaar vervoer (§ 4.3.3);
4.
verstrekken van een fiets of een vergoeding voor een fiets (§ 4.3.4);
5.
zorgdragen voor groepsvervoer (§ 4.3.5);
a.
werkgever verzorgt vervoer met eigen vervoermiddelen;
b.
werkgever draagt vervoer op aan een derde.
Voor de btw wordt woon-werkverkeer in beginsel beschouwd als privévervoer. Btw op kosten
die betrekking hebben op privévervoer is niet aftrekbaar. De btw op kosten in verband met
zakelijk vervoer is in het algemeen wél aftrekbaar.
Op 20 december 2011 heeft de staatssecretaris in een besluit het woon-werkverkeer
gedefinieerd. Onder woon-werkverkeer wordt verstaan: het reizen van de woon- of
verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst tot het verrichten van arbeid
overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of meerdere dagen) zijn
werkzaamheden verricht. Deze definitie heeft tot gevolg dat reizen naar andere plaatsen dan
de hiervoor bedoelde vaste werkplaats of het bedrijfsadres niet wordt aangemerkt als woonwerkverkeer.
4.3.2 Vergoeding werkgever voor het gebruik van eigen auto werknemer
4.3.2.1 Vergoeding voor woon-werkverkeer en andere privé kosten
Btw begrepen in aan personeel betaalde kostenvergoedingen voor privévervoer (eigen auto
personeelslid) komt niet voor aftrek in aanmerking.
4.3.2.2 Vergoeding voor zakelijke kosten
Het is voor de werkgever niet mogelijk om btw begrepen in kostenvergoedingen in aftrek te
brengen. Overigens achten wij aftrek van voorbelasting voor vergoedingen van zakelijke
kosten niet geheel onmogelijk, mits aangetoond kan worden dat de kosten namens en voor
rekening van de werkgever zijn gemaakt (de facturen bevatten de naam en het adres van de
werkgever, en de levering of dienst is aan de werkgever verricht).
4.3.3 Openbaar vervoer
4.3.3.1 Vergoeding voor privékosten
Btw begrepen in kostenvergoedingen voor privévervoer komt niet voor aftrek in aanmerking
(vergelijk hierboven vergoeding voor kosten gebruik eigen auto werknemer).
4.3.3.2 Vergoeding voor zakelijke kosten
Tegen overlegging van vervoersbewijzen (gebruikt voor zakelijke doeleinden) kan de
werkgever aftrek claimen van 6/106e deel van de prijs van het vervoersbewijs. Is niet helder
dat de werkgever de afnemer is, dan kan de fiscus de aftrek weigeren.
7
4.3.3.3 Werkgever verstrekt vervoersbewijzen openbaar vervoer
In plaats van het verstrekken van een vergoeding voor kosten van openbaar vervoer kan de
werkgever er voor kiezen om vervoersbewijzen te verstrekken aan zijn werknemers. Vanaf
1 juli 2011 geldt dat als de werkgever vervoersbewijzen verstrekt aan zijn werknemers ten
behoeve van privéverkeer en woon-werkverkeer de btw die hier op drukt niet voor aftrek in
aanmerking komt2.
Als de werkgever echter een vergoeding in rekening brengt voor het verstrekken van het
vervoersbewijs, is de aftrek van btw niet uitgesloten tot het bedrag van de ter zake van die
prestatie verschuldigde btw.
4.3.4 Fiets of vergoeding voor een fiets verstrekt door de werkgever
Als een werkgever een fiets verstrekt aan zijn werknemers, dan kan de werkgever de btw op
de aanschaf van de fiets (deels) in aftrek brengen. De aftrek van btw is gemaximaliseerd op de
btw begrepen in € 749 per fiets per werknemer.
Bij de verstrekking van een fiets dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
•
de werkgever moet aannemelijk maken dat de fiets is verstrekt voor woon-werkverkeer;
•
in het kalenderjaar en de twee voorafgaande kalenderjaren is aan de werknemer geen
fiets verstrekt of ter beschikking gesteld;
•
vanaf het verstrekken of ter beschikking stellen, is tot het einde van het kalenderjaar en
in elk van de twee daarop volgende kalenderjaren niet voor 50% of meer van het aantal
dagen dat de werknemer pleegt te reizen tussen zijn woon- en verblijfplaats en de plaats
waar zijn werkzaamheden worden verricht, voorzien in een vergoeding of ander vervoer
dan het vervoer per fiets.
Indien de werkgever de gehele kostprijs van de fiets verrekent met het loon van de
werknemer, is er geen sprake van een bevoordeling. De werkgever heeft dan volledig recht op
aftrek van btw (ook als de fiets meer kost dan € 749), maar dient dan wel btw af te dragen van
hetgeen de werkgever op het loon van de werknemer inhoudt.
Indien de werkgever niet de gehele kostprijs van de fiets verrekent met het loon van de
werknemer, maar het saldo van de inkoopprijs en de eigen bijdrage van de werknemer niet
meer bedraagt dan € 749, komt de voor de inkoop van de fiets in rekening gebrachte btw
volledig voor aftrek in aanmerking.
Als de fiets gratis wordt verstrekt door een ondernemer die btw-vrijgestelde prestaties
verricht, kan de btw die betrekking heeft op de aanschaf van de fiets niet in aftrek worden
gebracht.
4.3.5 De werkgever draagt zorg voor groepsvervoer
Wanneer het gaat om vervoer door de werkgever (met eigen vervoermiddelen, of via
inschakeling van een derde) van personeelsleden tussen de woonplaats en de vaste plaats van
de werkzaamheden, dan heeft het vervoer als privévervoer te gelden. De btw op de kosten van
dit vervoer is dan in beginsel niet aftrekbaar.
Betreft het door de werkgever georganiseerd vervoer in de vorm van besloten busvervoer,
dan is de hierop drukkende btw aftrekbaar. Van besloten busvervoer is sprake indien:
•
de vervoermiddelen meer dan acht zitplaatsen (de bestuurder daar niet onder begrepen)
hebben;
2
NB: Tot 1 juli 2011 kon de werkgever de btw hierop wel aftrekken, ook indien de werknemer voor
privédoeleinden reisde.
8
•
het geen voor een ieder openstaand vervoer volgens een dienstregeling betreft. Voor
het vervoer is een vergunning afgegeven krachtens de Wet personenvervoer.
De vervoermiddelen mogen dus uitsluitend werknemers in opdracht van hun werkgever(s)
vervoeren. Wel mogen meerdere ondernemers opdracht geven aan een vervoersonderneming
(of collega-ondernemer) om werknemers van meerdere bedrijven te vervoeren.
Bij andere vormen van groepsvervoer tussen de woonplaats en vaste plaats van
werkzaamheden verzorgd door de werkgever, heeft de werkgever geen recht op aftrek van
voorbelasting. Hiervan is sprake bij vervoer met gebruikmaking van een vervoermiddel met
acht of minder zitplaatsen, of vervoer waarvoor geen vergunning krachtens de Wet
personenvervoer is afgegeven.
Onder specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld vervoer naar afgelegen bouwterreinen) is
verdedigbaar dat de aftrek niet wordt gecorrigeerd. Zie ook hierna. Graag zullen wij u nader
adviseren indien u te maken hebt met een dergelijke situatie.
4.4
Outplacement
Aftrek van voorbelasting voor outplacementkosten is mogelijk. Onder outplacementkosten
dient te worden verstaan het geheel van diensten en adviezen ten behoeve van een
werknemer teneinde op zo kort mogelijke termijn een passende nieuwe betrekking te vinden.
Daarbij kan worden gedacht aan individuele advisering met betrekking tot sollicitatieadviezen,
carrièreadviezen, psychologische tests, ondersteunende workshops, (video)training, etc.
Trainingen zoals presentatietechniek, workshops, themabijeenkomsten en dergelijke die zich
richten op het verbeteren van de persoonlijke uitrusting van de betrokkenen en het
ondersteunen van de sollicitatieprocedure, kunnen onderdeel uitmaken van outplacement.
4.5
Telefoonkosten
4.5.1 Telefoon (huis)aansluiting
Bij de meeste werknemers staat de telefoon huisaansluiting op eigen naam. De Belastingdienst
en ook de rechter staan btw-aftrek niet toe.
4.5.2 Mobiele telefoon / GSM
Bij mobiele telefoons die op naam van de werkgever staan, staat de Belastingdienst wel btwaftrek toe voor zover de werkgever geen btw-aftrek claimt ter zake van privégebruik. De
werkgever moet het zakelijk gebruik wel aannemelijk maken. Het is aan te bevelen hierover
met de fiscus tot een afspraak te komen.
4.6
Loon in natura of andere verstrekkingen voor persoonlijke doeleinden
Loon in natura is loon dat niet in geld wordt uitbetaald en is een voordeel uit dienstbetrekking.
Onder verstrekkingen voor persoonlijke doeleinden kunnen allerlei andere vormen vallen van
(mede)gebruik van bedrijfsgoederen en diensten ter bevrediging van persoonlijke behoeften.
Zo kan de aftrek van voorbelasting op grond van het BUA worden uitgesloten bij het
verstrekken van kerstpakketten, boeken en bij bijvoorbeeld het verstrekken van
toegangskaarten voor concerten en andere evenementen. Uiteraard zijn de hiervoor
genoemde verstrekkingen die tot beperking van de aftrek leiden slechts voorbeelden en is
deze opsomming niet uitputtend.
9
Het Hof van Justitie heeft op 18 juli 2013 in een Bulgaarse zaak geoordeeld dat in beginsel
btw kan worden verrekend voor personeelsvoorzieningen voor ingeleend personeel als kosten
ten behoeve van economische activiteiten. Echter, dan zal in een Nederlandse situatie ook het
BUA van toepassing kunnen zijn.
4.7
Recht op aftrek van voorbelasting bijzondere omstandigheden
Wanneer een ondernemer voordelen (in natura) doet toekomen aan zijn personeel, dan wordt
de aftrek van btw op de kosten die gemaakt zijn om deze voordelen te kunnen verstrekken, in
beginsel uitgesloten op grond van het BUA. Echter, onder bijzondere omstandigheden is
volledige aftrek van btw toch gerechtvaardigd (i.e. als het noodzakelijke kosten zijn en er geen
keuze voor de werknemers is). Wij attendeerden hierboven wat betreft groepsvervoer al op
het voorbeeld van vervoer naar afgelegen bouwterreinen.
5
5.1
BUA - Het verstrekken van spijzen en dranken aan personeel
(‘kantineregeling’)
Algemeen
In veel ondernemingen worden spijzen en dranken aan het personeel verstrekt. Dit kan
gebeuren in de vorm van een bedrijfsrestaurant of via automaten. Beide vormen van
verstrekkingen van spijzen en dranken kunnen onder de werking van het BUA vallen. De
vergoeding die de ondernemer van de personeelsleden hiervoor ontvangt is belast met btw en
de in rekening gebrachte voorbelasting op de investeringen, kosten en inkoop van producten
is in principe aftrekbaar. In bepaalde situaties kan echter de aftrek van in rekening gebrachte
btw op de inkopen (gedeeltelijk) worden uitgesloten. Dit doet zich in algemene zin voor, indien
de spijzen en dranken gratis of tegen een geringe vergoeding aan de personeelsleden worden
verstrekt. Deze mogelijke uitsluiting van de aftrek vindt haar grond in het consumptieve
karakter van deze personeelsverstrekkingen. 3
5.2
Tarief
Het grootste deel van de verstrekkingen betreft etenswaren en non-alcoholische dranken en is
belast tegen het verlaagde tarief. De levering van alcoholhoudende dranken is daarentegen
onderworpen aan het algemene tarief. De uitsplitsing van de goederen naar de verschillende
tarieven geeft in de praktijk nog wel eens problemen. De Staatssecretaris van Financiën heeft
toegestaan4 om in plaats van voldoening naar artikel met het daarbij behorende tarief, over de
omzet van alle verstrekkingen, een forfaitair tarief van 6% toe te passen.
5.3
Aangifte
Gedurende de loop van het boekjaar wordt de btw over de kantineomzet op de periodieke
aangifte voldaan. De btw die ter zake van de kosten van de kantine in rekening is gebracht,
wordt hierop in mindering gebracht. De voorbelasting die in mindering wordt gebracht, betreft
3
Rechtbank Noord-Holland 23 januari 2015 (publicatie 18 mei 2015) heeft geoordeeld dat btw op kosten van
spijzen en dranken verstrekt aan personeel tijdens vaktechnisch overleg niet integraal aftrekbaar is op grond van
artikel 3 van het BUA. Gerechtshof Amsterdam 12 november 2015 heeft de uitspraak van de Rechtbank
bevestigd. Mogelijk wordt nog cassatie ingesteld. Afhankelijk van het belang kan het zinvol zijn bezwaar te
maken. U kunt hiervoor contact opnemen met uw EY btw-adviseur.
4 Besluit Fondswerving en kantines, 23 december2013, stcrt-2013-35894
10
zowel de btw op de kosten van de aanschaf van de ingrediënten, grondstoffen en producten
voor de kantineomzet als ook de btw op de investeringen in gebouw en inventaris, alsmede op
overige exploitatiekosten.
5.4
Jaarlijkse afrekening, uitsluiting van de aftrek
Aan het eind van het boekjaar dient te worden bezien of de in aftrek gebrachte voorbelasting
op de inkopen moet worden gecorrigeerd, omdat een bevoordeling van het personeel heeft
plaatsgevonden.
De aftrek op de overige kantinekosten zoals investeringen in het gebouw, inventaris en
beheersvergoedingen blijft van kracht. Deze btw behoeft geen correctie. Om de correctie te
berekenen moet in aanmerking worden genomen:
•
de aanschaffingskosten, exclusief btw van de spijzen en dranken c.q. de grondstoffen
voor de kantineverstrekkingen;
•
de totale kantineomzet, inclusief btw.
Indien spijzen en dranken beneden de kostprijs aan het personeel worden verstrekt, vindt een
bevoordeling van het personeel plaats. Om de bevoordeling vast te stellen wordt uitgegaan
van de kostprijs van de ingrediënten en grondstoffen van de spijzen en dranken (en dus niet
andere kosten/investeringen). Deze kostprijs excl. btw dient te worden vermeerderd met een
forfaitaire opslag van 25% (voor overige kosten/investeringen). De uitkomst hiervan dient te
worden vergeleken met de werkelijke omzet incl. btw. Indien deze lager is, dient de
voorbelasting in beginsel te worden gecorrigeerd met 6% over dit verschil. Bij de aangifte over
het laatste tijdvak van het boekjaar moet dit bedrag als verschuldigde belasting worden
aangegeven. Dit kan echter achterwege blijven ingeval dit bedrag samen met de andere BUAverstrekkingen niet meer bedraagt dan € 227 per persoon. Uiteraard dient over de
gerealiseerde omzet wel btw (6%) te zijn voldaan.
5.5
Kantine beheerd door derden
Het komt regelmatig voor dat een ondernemer het beheer van zijn kantine uitbesteedt aan een
cateringbedrijf. Dit bedrijf koopt dan meestal zelf alle benodigdheden in, stelt
kantinepersoneel ter beschikking en voert de kantineadministratie. Alle kosten en eventuele
exploitatietekorten worden vervolgens aan de ondernemer doorberekend. Naast deze
doorberekening van kosten brengt het cateringbedrijf een beheersvergoeding in rekening. In
dat geval gelden voor de aftrek en de uitsluiting van de aftrek dezelfde regels als hiervoor
genoemd. De ondernemer mag dus de door het cateringbedrijf in rekening gebrachte btw in
aftrek brengen, maar moet ook aan het eind van het jaar beoordelen of de aftrek op de
inkopen (gedeeltelijk) dient te worden gecorrigeerd. Onder de door het cateringbedrijf
doorberekende kosten bevinden zich ook personeelskosten. Op deze kosten hoeft, blijkens een
resolutie van de Staatssecretaris van Financiën, geen btw in rekening te worden gebracht,
tenzij het uitzendkrachten betreft.
Wordt de kantine verpacht aan een derde, hetgeen inhoudt dat de kantine voor rekening en
risico van die derde wordt geëxploiteerd, dan heeft de verpachter/werkgever geen bemoeienis
meer met het BUA voor de verstrekking van spijzen en dranken aan zijn personeel. NB:
Verpachten of ter beschikking stellen van de kantineruimte tegen vergoeding is in beginsel
vrijgesteld van btw. Om aftrek van toerekenbare btw veilig te stellen, is het raadzaam om te
opteren voor btw-belaste verhuur.
De regelingen met betrekking tot beheer van de kantine door derden zijn zeer divers.
Kortheidshalve laten wij die regelingen in deze brochure dan ook verder onbesproken.
11
5.6
Recepties, feestavonden en dergelijke
Voor de beoordeling of en in hoeverre de aftrek van voorbelasting is uitgesloten ter zake van
recepties, feestavonden e.d., welke door de werkgever worden aangeboden, kan onderscheid
worden gemaakt in de verstrekkingen van spijzen en dranken en de overige verstrekkingen.
Tevens speelt daarbij een rol of de werkgever zelf de spijzen en dranken verstrekt of dat dit
door een derde wordt verzorgd.
De volgende twee mogelijkheden ten aanzien van spijzen en dranken kunnen zich voordoen.
1.
De werkgever verstrekt de spijzen en dranken in een voor zijn rekening geëxploiteerde
bedrijfskantine.
2.
De spijzen en dranken worden door een derde verstrekt in een andere ruimte dan de
bedrijfskantine.
Ad 1. In de voor eigen rekening gedreven bedrijfskantine
Ter zake van de verstrekking van spijzen en dranken is de regeling van bedrijfskantines van
toepassing. Voor de berekening van de waarde van de verstrekking per persoon moet het
totaal van de verstrekkingen worden gedeeld door het aantal bezoekers (werknemers en
overige gasten, niet zijnde de partners van de werknemers of gasten).
Ad 2. Door derden verstrekt in andere ruimte dan de bedrijfskantine
Voorbeelden van deze categorie zijn onder meer het houden van feestavonden e.d. op boten,
in restaurants, in een sporthal etc. In deze situaties wordt de aftrek van de btw op spijzen en
dranken niet op grond van het BUA, maar op basis van een andere wettelijke bepaling
uitgesloten.5 De btw op spijzen en dranken komt dan dus geheel niet voor aftrek in
aanmerking. Dit geldt ook voor de btw in de toerekenbare kosten van het personeel, zelfs
wanneer deze kosten afzonderlijk van de spijzen en dranken in rekening worden gebracht.
De btw is ook niet aftrekbaar als een ondernemer voor bedrijfsfeesten, recepties en dergelijke
op eigen bedrijfslocatie een (derde) externe cateraar inhuurt.
Voor het bepalen of sprake is van overschrijding van de BUA-grens ad € 227 hoeft geen
rekening te worden gehouden met de btw op horecabestedingen, zie ook hierna.
6
De vaststelling van de € 227-grens
6.1
Algemeen
De uitsluiting van de btw-aftrek vindt niet plaats als de totale waarde van de daarvoor in
aanmerking komende prestaties/verstrekkingen slechts van geringe omvang is. Bedraagt de
kostprijs (de aanschaffings- of voortbrengingskosten) van de relatiegeschenken, overige giften
of de personeelsvoorzieningen per persoon per boekjaar niet meer dan € 227 exclusief btw,
dan vindt er geen uitsluiting van de aftrek van btw op deze kosten plaats.
Let op!
Voor het bepalen of sprake is van overschrijding van deze BUA-grens (de BUA-waarde) hoeft
in beginsel alleen rekening te worden gehouden met kosten met in beginsel aftrekbare btw. Is
de in rekening gebrachte btw op andere gronden dan het BUA reeds niet aftrekbaar, dan
hoeven de kosten waarover deze btw in rekening is gebracht niet bij de bepaling van de
€ 227-grens te worden meegenomen. Hierbij kan gedacht worden aan:
5
Art 15, lid 5 Wet op de omzetbelasting 1968; horecabestedingen.
12
•
•
niet-aftrekbare btw in verband met een (gedeeltelijke) vrijstelling;
btw in rekening gebracht ter zake van horecabestedingen (artikel 15, lid 5 Wet OB).
Bij de aanschaf van duurzame personeelsvoorzieningen, zoals een sportzaal of inventaris voor
een kindercrèche, moet blijkens de jurisprudentie de grens van € 227 worden bepaald aan de
hand van een op reële wijze berekende kostprijs van de voorziening. Dit betekent ons inziens
dat voor:
•
roerende investeringsgoederen, de aan het jaar van ingebruikneming en daarop
volgende 4 jaren toe te rekenen kosten 20% van de aanschaffingskosten bedragen; hier
volgt men derhalve in de praktijk de periode die ook wordt gehanteerd voor de
herziening van btw op roerende zaken;
•
onroerende investeringsgoederen, het bedrijfseconomische afschrijvingspercentage
mag worden genomen. De Hoge Raad heeft in het verleden voor een bepaald geval een
gehanteerde afschrijvingsperiode van 25 jaar als reëel aangemerkt.
De aldus berekende BUA-waarde per jaar dient dan te worden omgerekend per
personeelslid/relatie. Dit kan naar onze mening worden vastgesteld per personeelslid/relatie
dat/die voor gebruikmaking van de faciliteit in aanmerking komt, ongeacht het werkelijk aantal
personen dat hiervan feitelijk gebruik maakt. Deze uitkomst is dan bepalend voor de toetsing
aan de € 227-grens.
Bij collectieve personeelsverstrekkingen, zoals personeelsfeesten, moeten voor de bepaling
van de € 227-grens, de totale kosten worden gedeeld door het aantal aanwezige
personeelsleden/gasten, zonder rekening te houden met de vraag of zij al dan niet vergezeld
waren van een partner.
6.2
Toetsing personeelsverstrekkingen aan de € 227-grens
Aan het einde van het boekjaar dient te worden beoordeeld of de totale bevoordeling aan
werknemers meer dan € 227 per persoon per jaar bedraagt. Voor de beoordeling hiervan
dienen alle personeelsvoorzieningen in aanmerking te worden genomen. De voorbelasting op
de kosten gemaakt voor spijzen en dranken voor nuttiging in horecagelegenheden (eten buiten
de deur, bedrijfsfeesten e.d.) is nooit aftrekbaar. Deze kosten tellen niet mee voor de
berekening van de € 227-grens.
Vervolgens dient de ondernemer – wat de overige kosten betreft – op de eerste plaats vast te
stellen of hij zijn personeel (per persoon) heeft bevoordeeld bij het verstrekken van spijzen en
dranken binnen het kader van de kantineregeling. Daarna telt hij bij het aldus verkregen
bedrag alle overige personeelsvoorzieningen op welke de personeelsleden in dat jaar per
persoon hebben verkregen.
Mocht nu blijken dat de som van “kantineverstrekkingen” en “overige verstrekkingen” per
persoon beneden de € 227 ligt, dan vindt geen correctie van de voorbelasting plaats. Ligt de
som wel hoger dan moet de ondernemer de personeelsvoorzieningen splitsen in een
“kantinedeel” en een “overig” deel. In dit geval vindt ter zake van de kantineverstrekkingen in
ieder geval een correctie plaats: de ondernemer dient dan alsnog 6% van het verschil tussen
de kantineontvangsten en 125% van de netto inkopen van spijzen en dranken te voldoen.
Indien (na de splitsing) blijkt dat de grens van € 227 voor de “overige
personeelsvoorzieningen” niet is overschreden, vindt ter zake van deze voorzieningen geen
correctie plaats. Ingeval de ondernemer een personeelslid echter wat betreft deze
voorzieningen voor meer dan € 227 heeft bevoordeeld, dan wordt de toerekenbare
13
voorbelasting op de overige voorzieningen van aftrek uitgesloten en is de ondernemer
gehouden de in aftrek gebrachte btw te corrigeren.
Schematisch kan de berekening van de grens als volgt in vier stappen worden weergegeven:
Kantine + overige verstrekkingen ≤ € 227 Geen correcties
Kantine + overige verstrekkingen > € 227 Kantineregeling toepassen
Overige verstrekkingen opnieuw beoordelen
Overige verstrekkingen
≤ € 227 Geen correcties
Overige verstrekkingen
> € 227 Correctie toepassen
De totale bevoordelingen per werknemer op jaarbasis dienen per werknemer te worden
vastgesteld. Aangezien dit in de praktijk vrijwel altijd op praktische problemen stuit, wordt
meestal gewerkt met min of meer uniforme categorieën van werknemers.
Sinds 1 juli 2011 valt het ter beschikking stellen van een auto aan een werknemer of aan de
ondernemer zelf niet meer onder het BUA, maar wordt dit in principe aangemerkt als een
fictieve dienst op grond van artikel 4, lid 2, van de Wet OB (zie hierna). Dit heeft als voordeel
dat de BUA-grens van € 227 minder snel overschreden wordt.
7
Investeringsgoederen
Ondernemers (eenmanszaken) die investeringsgoederen gemengd gebruiken (voor zowel
bedrijfs- als voor andere doeleinden zoals privégebruik), mogen vrij kiezen om deze goederen
hetzij geheel aan hun bedrijfsvermogen, dan wel geheel aan hun privévermogen, dan wel deels
aan hun bedrijfs- en deels aan hun privévermogen toe te rekenen. Zij mogen de voorbelasting
op de aanschaf aftrekken voor zover zij de goederen toerekenen aan hun bedrijfsvermogen en
met de goederen belaste prestaties verrichten. Een ondernemer die een roerende of een
onroerende zaak aanschaft deels voor zakelijke en deels voor privédoeleinden, verkrijgt dus
alle vrijheid bij de etikettering van deze goederen voor de btw. Aan de keuze zijn gevolgen
verbonden voor het privégebruik. Zo is een ondernemer die een investeringsgoed geheel aan
zijn bedrijfsvermogen toerekent en alle voorbelasting op de aanschaf aftrekt, btw verschuldigd
over het privégebruik. Deze btw wordt aan het einde van het kalenderjaar verschuldigd. Tot
het bedrag waarover de btw verschuldigd is, behoort ook een deel van de aanschafkosten van
het goed. Dit deel wordt berekend in overeenstemming met de herzieningsregels.
Wij merken op dat ondernemers vanaf 1 januari 2011 niet meer de keuze hebben om
onroerende zaken, die zowel voor zakelijke als voor privédoeleinden worden gebruikt, volledig
tot het bedrijfsvermogen te rekenen. Vanaf 1 januari 2011 mag uitsluitend de inkoop-btw in
aftrek worden gebracht ter zake van het gedeelte van de onroerende zaak dat voor btwbelaste prestaties wordt gebruikt. Indien het btw-belaste gebruik vervolgens wijzigt, dient een
ondernemer dit via de herzieningsregeling6 te corrigeren.
6
Regeling op grond waarvan het werkelijk gebruik van een (on)roerende zaak gedurende een bepaalde termijn
wordt gevolgd om te beoordelen of het in eerste instantie afgetrokken bedrag aan btw juist blijkt.
14
8
Auto van de zaak
8.1
Auto van de zaak (regeling tot 1 juli 2011)
Tot 1 juli 2011 mocht voor de correctie privégebruik auto (gebaseerd op het BUA) worden
aangesloten bij de forfaitaire regeling in de loonbelasting en inkomstenbelasting. Dit leidde
dan tot een correctie privégebruik van 12% van 25%/20%/14% van de catalogusprijs van de
auto. Indien de auto niet of minder dan 500 km per jaar privé werd gebruikt (verklaring geen
privégebruik), hoefde er zelfs geen correctie privégebruik plaats te vinden.
De mate van privégebruik kon ook worden vastgesteld aan de hand van een sluitende
kilometeradministratie. De keus was aan de werkgever. In de praktijk werd meestal de
forfaitaire regeling toegepast. Ook kon de ondernemer nog gebruik maken van een
statistische methode bij de bepaling van het privégebruik van de auto.
8.2
Forfaitaire regeling vanaf 1 juli 2011
Per 1 juli 2011 is de koppeling met de loonbelasting helemaal losgelaten. De forfaitaire
regeling houdt in dat voor iedere auto die door de onderneming voor privégebruik om niet ter
beschikking wordt gesteld aan de ondernemer of aan personeelsleden een forfaitaire correctie
moet worden toegepast van 2,7% van de catalogusprijs inclusief btw en bpm.
De regeling vervangt alle oude regelingen. Speciale regelingen voor bestelauto’s, ambulanten,
en autodealers zijn met ingang van 1 juli 2011 vervallen.
Woon-werkverkeer
Woonwerkverkeer wordt beschouwd als privévervoer. Onder woon-werkverkeer wordt
verstaan: het reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in het kader van een overeenkomst
tot het verrichten van arbeid overeengekomen vaste werkplaats(en) waar men (één of
meerdere dagen) zijn werkzaamheden verricht. Deze definitie heeft tot gevolg dat reizen naar
andere plaatsen dan de hiervoor bedoelde vaste werkplaats of het bedrijfsadres niet wordt
aangemerkt als woon-werkverkeer.
Goedkeuring voor auto’s aangeschaft zonder btw
Het kan voorkomen dat de werkgever de btw die ‘drukt’ op de aanschaf van auto’s niet in
aftrek kan brengen (bijvoorbeeld bij een marge-auto, of een auto die hij aanschaft en in zijn
administratie voor de btw als niet-ondernemingsvermogen bestempelt). Op basis van een
kilometeradministratie kan wel aftrek worden geclaimd van btw op brandstof- en
onderhoudskosten.
Mocht geen kilometeradministratie zijn bijgehouden, dan wordt de hierna beschreven
forfaitaire regeling toegepast:
In het besluit van 20 december 2011 van de staatssecretaris is goedgekeurd dat de btw die
drukt op autokosten in aftrek kan worden gebracht (alsof de auto niet voor privédoeleinden
wordt gebruikt). Hieraan zijn de voorwaarden verbonden dat de ondernemer in de aangifte
over het laatste belastingtijdvak van een jaar een btw-bedrag voldoet dat gelijk is aan 1,5% van
de catalogusprijs (incl. btw en bpm) en dat niet uit de administratie blijkt in hoeverre de auto
voor privédoeleinden is gebruikt en/of welke kosten daaraan zijn toe te rekenen.
Toepassing van deze goedkeuring betekent overigens niet dat alle ondernemers integraal
recht op aftrek hebben van de btw op kosten van auto’s die zowel voor privédoeleinden
worden gebruikt als voor niet belaste handelingen. Indien een ondernemer de btw niet
volledig in aftrek kan brengen in verband met toepassing van een btw-vrijstelling, heeft dit tot
gevolg dat het forfait van 1,5% daarmee procentueel evenredig wordt verlaagd.
15
Bij toepassing van deze goedkeuring brengt de werkgever gedurende het jaar steeds de aan
hem in rekening gebrachte voorbelasting op autokosten (brandstof, onderhoudskosten, etc.)
op zijn aangifte volgens de normale regels in aftrek. Vervolgens moet in de laatste aangifte
van het boekjaar een correctie worden gemaakt voor het privégebruik.
Goedkeuring voor auto’s ouder dan vier jaar na het jaar van ingebruikneming
Als de wettelijke regeling van de fictieve heffing wordt toegepast, heeft dit tot gevolg dat de
aanschaf-btw na het vierde jaar na het jaar van ingebruikneming van de auto niet meer
meetelt bij het bepalen van de verschuldigde btw wegens privégebruik. Op grond hiervan is
ook goedgekeurd dat na het vierde jaar na het jaar van ingebruikneming van een auto het
verlaagde forfait van 1,5% wordt toegepast.
Geen regeling voor beperkt privégebruik
Door het loslaten van de koppeling met de loonbelasting is het woon- werkverkeer vanaf 1 juli
2011 aangemerkt als privévervoer. Ook voor de werknemers die een “verklaring geen
privégebruik“ hebben aangevraagd bij de Belastingdienst maar wel woon-werkverkeer hebben
(zelfs al is dat minder dan 500 km), moet vanaf 1 juli 2011 in principe een forfaitaire correctie
van 2,7% van de catalogusprijs worden gehanteerd.
Samenhang met vergoeding voor privégebruik
Zie hierna.
Uitsluitend woon-werkverkeer
Goedgekeurd is dat indien het privégebruik van een auto uitsluitend bestaat uit woonwerkverkeer het niet nodig is om een sluitende kilometeradministratie bij te houden om de
verschuldigde btw te berekenen. Er mag worden uitgegaan van een vast aantal werkdagen van
214 per kalenderjaar (bij dit aantal is uitgegaan van incidenteel thuiswerken, ziekte, vakantie
en zorgverlof). Dit aantal werkdagen kan naar evenredigheid worden toegepast in geval dat:
- de werknemer op minder dan 5 dagen per week werkt;
- de dienstbetrekking begint of eindigt in de loop van het kalenderjaar.
Vanzelfsprekend is in het geheel geen correctie nodig wanneer een auto in het geheel niet, dus
noch voor woon-werkverkeer noch anderszins voor privédoeleinden, wordt gebruikt. Dit moet
wel deugdelijk worden onderbouwd.
8.3
Bepaling privégebruik auto op basis van administratie
Doorgaans zal worden aangesloten bij de hiervoor beschreven forfaitaire regeling vanaf 1 juli
2011. Er kan echter ook gekozen worden om het privégebruik van de auto op basis van de
uitvoeringsregeling vast te stellen. Ter vaststelling van het privégebruik is een adequate
kilometeradministratie en kostenadministratie vereist.
Een auto die door de werkgever in gebruik wordt gegeven voor privédoeleinden, is vanaf 1 juli
2011 formeel belast als een zogeheten fictieve dienst. De vergoeding voor deze fictieve dienst
waarover btw is verschuldigd bedraagt het totaal van de uitgaven, de omzetbelasting
daaronder niet begrepen, die door de ondernemer worden gedaan voor het privégebruik. Het
betreft de volgende kostencategorieën:
· kosten van de aankoop
· kosten in verband met het onderhoud, het herstel, de verbetering
· kosten van het feitelijke gebruik brandstof e.d.
16
In dit kader heeft de Rechtbank Gelderland7 in 2014 een aantal uitspraken gedaan waarin
eiseres bezwaar had gemaakt tegen haar eigen aangifte. Zij had (voor de tweede helft van
2011) de forfaitaire regeling toegepast, maar was van mening dat het privégebruik lager
moest worden vastgesteld. Nu zij geen sluitende adequate kilometeradministratie had, was er
niet voldoende bewijs volgens de rechtbank.
Uit de arresten van de rechtbank volgt dat indien met betrekking tot de periode na 1 juli 2011
bezwaar/beroep is aangetekend tegen de aangifte omdat de forfaitaire regeling uit zou gaan
van een te hoog privégebruik, de bewijslast bij de belastingplichtige rust. Om dit
bezwaar/beroep te laten slagen moet in ieder geval een adequate kilometeradministratie zijn
bijgehouden. In hoger beroep is het oordeel van de rechtbank bevestigd8. Partijen gaan in
cassatie bij de Hoge Raad, over de status hiervan is op dit moment nog niets bekend.
8.4
Bepaling privégebruik auto op basis van statistische gegevens
Naast de hiervoor beschreven methoden om het privégebruik te bepalen, kan mogelijk ook
gebruik worden gemaakt van een methode gebaseerd op statistische gegevens. De correctie
privégebruik kan als gevolg hiervan een percentage bedragen van de btw op de totale
werkelijke autokosten.
Bij leaseauto’s kon het voordeel voor 1 juli 2011 oplopen tot circa € 250 per auto.
Vanaf 1 juli 2011 wordt woon-werkverkeer gekwalificeerd als privégebruik en niet langer als
zakelijk. Hierdoor zal het waarschijnlijk vanaf 1 juli 2011 niet langer voordelig zijn om de
statistische methode te hanteren. Daarnaast is het ook een administratieve lastenverzwaring
ten opzichte van het forfait.
Aandachtspunten bij toepassing van de statistische methode zijn:
· de werkelijk gemaakte kosten moeten inzichtelijk zijn/worden gemaakt;
· auto's in eigen beheer kennen een ander kostenverloop dan lease-auto's waardoor de
toerekening lastiger kan zijn;
· afstemming met de Belastingdiensteenheid competent voor het bedrijf is raadzaam.
Bij het toepassen van deze statistische methode raden wij u aan contact met ons op te nemen.
De staatssecretaris heeft in een besluit van 20 december 2011 goedgekeurd om voor de btwcorrectie tot 1 juli 2011 een vast percentage te hanteren ter bepaling van het privégebruik
van auto’s die aan de werknemers ter beschikking zijn gesteld. In nog niet onherroepelijk
vaststaande tijdvakken in de periode van 1 januari 2008 tot 1 juli 2011 kan 27% van de
werkelijk gemaakte en geadministreerde kosten waarop btw drukt worden aangemerkt als
toerekenbaar aan privé gereden kilometers (als deze auto’s zakelijk en privé worden gebruikt).
Voor grote wagenparken kan het lonen om de correctie voor privégebruik op een specifieke
wijze te berekenen en hierover vooraf afspraken te maken met de Belastingdienst.
Vanzelfsprekend zijn wij u hierbij graag van dienst.
8.5
Vergoeding werknemer voor privégebruik auto van de zaak
De forfaitaire regeling geldt in principe alleen indien een auto om niet ter beschikking wordt
gesteld aan de werknemer. Ter voorkoming van het ter beschikking stellen van auto’s tegen
7
8
Rechtbank Gelderland, 3 april 2014, nr.13/2856, 13/2857, 13/2858
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 31 maart 2015, nr. 14/00453
17
lage (niet symbolische) vergoedingen (met aftrek voorbelasting - zonder forfaitaire correctie)
wordt aangesloten bij artikel 8, lid 4, van de Wet OB. In de kern houdt dit in dat werkgevers
btw zullen moeten betalen over een normale (zakelijke) vergoeding voor het privégebruik. Het
vaststellen van een normale vergoeding leidt tot de nodige administratieve rompslomp.
Indien de werknemer een vergoeding betaalt aan de werkgever voor het privégebruik, dan is
deze vergoeding belast tegen het algemene tarief. Voor de praktijk is goedgekeurd dat de
volgende werkwijze wordt gehanteerd. Hierbij zijn drie situaties te onderscheiden.
1.
De vergoeding voor het privégebruik (vaak ingehouden op het salaris) is een reële
kostenvergoeding. In dit geval kan de voorbelasting op de toerekenbare kosten door de
werkgever geheel in aftrek worden gebracht. Uit de ontvangen vergoeding moet btw
worden aangegeven (21/121).
2.
De vergoeding is geen reële (een te lage) kostenvergoeding. Het forfaitaire percentage
van 2,7% mag worden gehanteerd indien de aan de werknemer berekende vergoeding
voor het privégebruik minder bedraagt dan de normale kilometerprijs.
Goedgekeurd is dat het forfait van 2,7% eenmaal per jaar in de laatste aangifte van het
boekjaar op aangifte wordt voldaan. Afdracht over de maandelijks van het personeelslid
op het salaris ingehouden vergoeding voor privégebruik kan dan achterwege blijven.
3.
Is de aan de werknemer berekende vergoeding voor het privégebruik hoger dan de
normale kilometerprijs dan is btw maandelijks verschuldigd over de hogere berekende
vergoeding.
9
Voorbeelden
a. Kerstpakketten aan relaties en personeel
Aan zakelijke relaties en eigen personeel wordt een kerstpakket verstrekt. Verder worden er
dat jaar geen verstrekkingen gedaan. De aanschaffingsprijs bedroeg per stuk € 100 + € 21
aan btw. De voorbelasting is aftrekbaar, daar de € 227-grens niet wordt overschreden.
b. De btw telt niet mee bij de vaststelling van de € 227-grens
Een werknemer krijgt bij zijn jubileum een geschenk van € 227 + € 47,67 aan btw. Verder
vinden er dat jaar geen verstrekkingen plaats. De voorbelasting is aftrekbaar. De € 227-grens
wordt namelijk niet overschreden, daar voor de toetsing aan de € 227-grens de btw niet
meetelt.
c. De ene werknemer boven, de ander onder de € 227-grens
Een werknemer A krijgt bij zijn jubileum een geschenk van € 227 + € 47,67 aan btw.
Daarnaast krijgen alle werknemers een kerstpakket van € 50 + € 9 btw (zowel goederen belast
tegen het algemene als verlaagde btw-tarief). De aftrek van de voorbelasting betrekking
hebbende op de verstrekking aan werknemer A is uitgesloten daar met betrekking tot
werknemer A de € 227-grens wordt overschreden (correctie € 47,67 + € 9 = (€ 56,67)). De
voorbelasting op de pakketten van de overige werknemers is aftrekbaar, daar dit voor hen de
enige verstrekking is wordt de € 227-grens niet overschreden.
18
d. Kantineverstrekkingen.
Een ondernemer verstrekt aan zijn 50 personeelsleden spijzen en dranken. De
aanschaffingskosten bedragen € 22.000 (exclusief btw). De omzet bedraagt € 20.000
inclusief btw. Uit de omzet wordt bij de periodieke aangifte 6% btw (6/106) aangegeven.
De btw op de aanschaffingskosten wordt op de periodieke aangifte in aftrek gebracht. Om te
beoordelen of de voorbelasting daadwerkelijk geheel in aftrek kan worden gebracht, dient de
volgende berekening te worden gemaakt.
Berekening:
Aanschaffingskosten
Opslag 25%
Berekende omzet
Werkelijke omzet
Verschil
€
€
€
€
€
22.000
5.500
27.500
20.000
7.500
Bevoordeling per werknemer € 7.500: 50 = € 150. De verstrekkingen bedragen minder dan
€ 227, dus geen uitsluiting van aftrek voorbelasting.
e. Kantineverstrekkingen en een receptie
Als onder d., maar ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de onderneming organiseert
de ondernemer zelf een receptie (hij schakelt geen cateraar in).
De aanschaffingskosten van de spijzen en dranken voor de receptie bedragen € 2.000
(exclusief btw). Er zijn 75 bezoekers geweest, waaronder alle werknemers. De overige 25
gasten waren zakelijke relaties. Verder worden er dat jaar geen verstrekkingen gedaan.
Berekening:
Aanschaffingskosten
Opslag 25%
Berekende omzet
Werkelijke omzet
Verschil
€
€
€
€
€
22.000
5.500
27.500
20.000
7.500
Voor receptie
Opslag 25%
€
€
€
€
€
2.000
500
2.500
0
€ 2.500
Bevoordeling per werknemer: (€ 7.500: 50) + (€ 2.500: 75) = € 183,33.
De verstrekkingen zijn minder dan € 227 dus geen uitsluiting van aftrek van voorbelasting.
f. Kantineverstrekkingen, een receptie en een geschenk
Als onder e. en tevens wordt aan de jubilaris een geschenk gegeven ter waarde van € 600,
exclusief btw (€ 126). De verstrekkingen aan de jubilaris bedragen nu € 183 + € 600 = € 783.
De kantineverstrekkingen dienen nu apart te worden genomen.
De aftrek van voorbelasting op de kantineverstrekkingen aan hem is uitgesloten voor een
bedrag van 6% van € 183 = € 10,98. Daarnaast bedragen de overige verstrekkingen aan hem
meer dan € 227. De voorbelasting van € 126 daarop is derhalve niet aftrekbaar. Voor de
overige werknemers hoeft geen correctie te worden aangebracht, omdat deze beneden de
€ 227-grens blijven (zie voorbeeld e.).
19
g. Auto correctie
Een werknemer krijgt door de werkgever een auto ter beschikking gesteld met een
catalogusprijs van € 32.000 (incl. btw) en moet daarvoor maandelijks een vergoeding van
€ 300 aan de werkgever betalen. De werkgever geniet volledige aftrek van voorbelasting ten
aanzien van de btw op de leasetermijnen. De gevolgen voor de btw zijn als volgt.
Goedgekeurd is dat de btw aan het eind van het jaar in één bedrag wordt aangegeven indien
op basis van het forfait wordt gecorrigeerd.
Einde boekjaar:
Correctie privégebruik auto (stel: 2,7% x cat. pr.) = € 864.
Btw over de maandelijkse vergoedingen verschuldigd: € 300 x 21/121 = € 52.
Per jaar is dit (12 x € 52) = € 624. Dit is minder dan het forfaitaire bedrag. Volstaan kan
worden met betaling van het forfait ad € 864.
Indien echter de btw over maandelijkse vergoedingen hoger is dan het forfaitaire bedrag, is dit
hogere bedrag aan btw verschuldigd.
h. Auto correctie II
Door onderneming A met 100 werknemers worden de volgende zaken verstrekt:
· auto van de zaak (10 werknemers);
· kantine (€ 90 per werknemer);
· bedrijfsfeest (€ 35 per werknemer);
· kerstpakketten (€ 50 per pakket).
De berekening van de € 227-grens verloopt als volgt:
kantine
€
90
bedrijfsfeest
€
35
kerstpakket
€
50
Totaal
€
175
Uit dit overzicht komt naar voren dat de drempel van € 227 niet wordt gehaald. Er hoeft dan
ook geen correctie plaats te vinden voor deze werknemers. De waarde van de auto wordt niet
meer meegenomen in de berekening.
i. Correctie gebruik bedrijfsmiddel
Een verhuisbedrijf waar een directeur groot aandeelhouder (“DGA”) en 50 werknemers
werkzaam zijn, beschikt onder andere over 10 verhuiswagens en 5 boedelbakken
(aanhangwagens). Indien een werknemer of één van zijn directe familieleden gaat verhuizen,
mag de werknemer gebruik maken van de verhuiswagens, boedelbakken en/of verhuisliften.
De DGA en zijn werknemers maken over het gehele boekjaar 2014 in totaal 17 dagen gebruik
van de 10 verhuiswagens. In dit geval zal de BUA-grens van € 227 worden overschreden. Er
wordt immers 170 dagen (10 auto’s, 17 dagen) privé gebruikt gemaakt van de verhuiswagens.
Dat is dus gemiddeld bijna 3,5 dag per personeelslid.
De verhuiswagens zijn aangekocht in het jaar 2013 voor een bedrag van € 150.000 exclusief
21% btw en hebben een herzieningstermijn van vijf jaar. Het betaalde btw bedrag bedroeg
derhalve € 31.500 per stuk. Voor de 10 verhuiswagens is dus in totaal een bedrag à
€ 315.000 aan btw betaald. Dit bedrag is in het jaar 2013 volledig afgetrokken als
voorbelasting. De gevolgen voor de btw zijn als volgt.
20
Aan het jaar 2014 valt € 63.000 (1/5 * € 315.000) toe te rekenen. Van de verhuiswagens is
17 van de 365 dagen in privé gebruik gemaakt. De btw-correctie die aan het einde van het
boekjaar gemaakt moet worden bedraagt derhalve € 2.934 (17/365 * € 63.000).
21
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Amsterdam
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Groningen
Telefoon:
088–40 71390
Postadres:
Postbus 7883
1008 AB AMSTERDAM
Telefoon:
088–4072738
Postadres:
Postbus 997
9700 AZ GRONINGEN
Bezoekadres:
Antonio Vivaldistraat 150
1083 HP AMSTERDAM
Bezoekadres:
Leonard Springerlaan 17
9727 KB GRONINGEN
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Arnhem
Telefoon:
088–40 76100
Postadres:
Postbus 30116
6803 AC ARNHEM
Bezoekadres:
Meander 861
6825 MH ARNHEM
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Den Haag
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Rotterdam
Telefoon:
088–40 73793
Postadres:
Postbus 90 636
2509 LP DEN HAAG
Telefoon:
088–40 78382
Postadres:
Postbus 2295
3000 CG ROTTERDAM
Bezoekadres:
Wassenaarseweg 80
2596 CZ DEN HAAG
Bezoekadres:
Boompjes 258
3011 XZ ROTTERDAM
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Eindhoven
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP Utrecht
Telefoon:
088–40 74534
Postadres:
Postbus 455
5600 AL EINDHOVEN
Telefoon:
088–40 74555
Postadres:
Postbus 3053
3502 GB UTRECHT
Bezoekadres:
Prof.Dr. Dorgelolaan 12
5613 AM EINDHOVEN
Bezoekadres:
Euclideslaan 1
3584 BL UTRECHT
De in deze brochure genoemde tarieven en percentages hebben betrekking op het jaar 2015.
EY
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP
Ernst & Young Belastingadviseurs LLP is een limited liability partnership naar het recht van Engeland en Wales met
registratienummer OC335596. Ernst & Young Belastingadviseurs LLP is statutair gevestigd te Lambeth Palace Road 1, London
SE1 7EU, Verenigd Koninkrijk, heeft haar hoofdvestiging aan Boompjes 258, 3011 XZ Rotterdam, Nederland en is geregistreerd
bij de Kamer van Koophandel Rotterdam onder nummer 24432939.
www.ey.nl
© Ernst & Young 2015
Deze publicatie bevat informatie in samengevatte vorm en is daarom enkel bedoeld als algemene leidraad. Ze is niet bedoeld om te dienen als een
substituut voor gedetailleerd onderzoek of voor het aanwenden van een professioneel oordeel. Noch EYGM Limited noch enig ander lid van de
wereldwijde Ernst & Young organisatie kan aansprakelijk worden gesteld voor het verlies van iemand die handelde of die ervan afzag te handelen ten
gevolge van enige informatie in deze publicatie. Bij elke specifieke aangelegenheid, dient steeds een geschikte adviseur geraadpleegd te worden.
Download