Sondevoeding

advertisement
info voor patiënten en thuisverpleegkundigen
bloed, ademhaling & spijsvertering
Sondevoeding
Inhoud
Info voor patiënten
Info voor thuisverpleegkundigen
02 Waarom sondevoeding?.............................. 04
02 Complicaties, mogelijke ......................................
oorzaken en oplossingen bij de..........................
toediening van sondevoeding....................... 14
01 Inleiding ...................................................... 04
03 Wat is sondevoeding?................................. 04
04 Soorten sondevoeding................................ 05
05 Mogelijke toedieningswegen........................ 06
06 Hoe wordt sondevoeding toegediend?.......... 07
07 Het toedieningsmateriaal............................. 08
08 Aandachtspunten bij de ..................................
toediening van sondevoeding...................... 08
09 Voorbereiding, planning en organisatie......... 10
10 Financiële tegemoetkoming bij de ...................
toediening van sondevoeding thuis ............. 10
11 Psychosociale aspecten.............................. 11
12 Wat doen bij eventuele problemen?............. 11
13 Veelgestelde vragen .................................... 12
01 Inleiding ....................................................... 14
03 Veelgestelde vragen...................................... 20
01.Inleiding
Vocht en voeding zijn essentiële behoeften van de mens. Wanneer vochtinname
onmogelijk is of u ondervoed bent, kan uw arts beslissen om een behandeling met
enterale vocht- en voedseltoediening in de thuiszorg verder te zetten. Deze brochure
kan voor u en de verpleegkundige aan huis hulp en zekerheid bieden op het vlak van
kennis en vaardigheden wat betreft sondevoeding.
U vindt er ook meer uitleg over basisprincipes, begrippen en aandachtspunten. Als
u nog bijkomende vragen hebt, kunt u daarvoor terecht bij de behandelende arts, de
verpleegkundige van de afdeling, de diëtist of de thuisverpleegkundige.
02. Waarom sondevoeding?
Na een ziekte, behandeling of ingreep is het mogelijk dat u geen of onvoldoende
voedsel kan innemen. In dat geval kan sondevoeding toegediend worden om het
verlies aan lichaamsgewicht te voorkomen of beperken.
Wanneer u te veel gewicht verloren hebt spreken we van malnutritie of ondervoeding.
Sondevoeding geeft u de mogelijkheid weer op krachten te komen. Goede voeding
is essentieel om in goede conditie te blijven.
Sondevoeding kan als supplement bovenop uw dagelijkse voeding toegediend
worden, maar kan ook de volledige voeding vervangen. Bespreek met uw arts of
diëtiste of u naast de sondevoeding mag eten en drinken.
03. Wat is sondevoeding?
Sondevoeding is dunne, kant-en-klare en volwaardige vloeibare voeding. Via een
flexibel slangetje - de voedingssonde - wordt de voeding in het maag-darmkanaal
gebracht. Ze bevat alle noodzakelijke voedingsstoffen, zoals energie, koolhydraten,
eiwitten, vetten, mineralen en water. Er bestaan verschillende soorten sondevoeding
(zie verder): de arts zal, eventueel na overleg met de diëtist(e), bepalen welke soort
voor u het best aangewezen is. Bij die keuze zal er rekening gehouden worden met
uw behoefte aan energie, uw ziektebeeld enzovoort.
04. Soorten sondevoeding
Standaardsondevoeding
Dat is een sondevoeding die 1kcal/ml energie bevat (isocalorisch). Deze sondevoeding is geschikt voor volwassenen met een normale vocht- en energiebehoefte
en bestaat zowel met als zonder voedingsvezels. Indien er geen sprake is van een
tegenindicatie, geniet de vezelverrijkte sondevoeding steeds de voorkeur.
Energierijke sondevoeding
Dat is een sondevoeding die 1,5kcal/ml energie bevat (hypercalorisch). Deze sondevoeding is geschikt voor volwassenen met een verhoogde energiebehoefte en voor
volwassenen die slechts een kleine hoeveelheid sondevoeding kunnen verdragen. Deze
sondevoeding bestaat zowel met als zonder voedingsvezels. Indien er geen sprake
is van een tegenindicatie, geniet de vezelverrijkte sondevoeding steeds de voorkeur.
Energie- en eiwitrijke sondevoeding
Dat is een sondevoeding die 1,25kcal/ml energie bevat (hypercalorisch). Deze sondevoeding is geschikt voor volwassenen met een verhoogde energie- en eiwitbehoefte, bijvoorbeeld na herstel van een operatie of bij verlies van spiermassa door
ondervoeding. Deze sondevoeding bestaat zowel met als zonder voedingsvezels.
Indien er geen sprake is van een tegenindicatie, geniet de vezelverrijkte sondevoeding
steeds de voorkeur.
Energiebeperkte sondevoeding
Dat is een sondevoeding die 0,5kcal/ml of 0,75kcal/ml energie bevat (hypocalorisch).
Deze sondevoeding is geschikt voor volwassenen met een lage energiebehoefte en
normale vochtbehoefte. Deze sondevoeding bestaat zowel met als zonder
voedingsvezels. Indien er geen sprake is van tegenindicatie, geniet de vezelverrijkte
sondevoeding steeds de voorkeur.
Semi-elementaire sondevoeding
Dat is een sondevoeding die 1kcal/ml (isocalorisch), 1,3kcal/ml of 1,5kcal/ml (hypercalorisch) energie bevat. Deze sondevoeding is geschikt voor volwassenen met een
stoornis in de vertering en/of opname van eiwitten en vetten en met al dan niet
een verhoogde energiebehoefte. Deze sondevoeding bevat geen voedingsvezels.
S O ND E V OEDI NG
INFO VOOR PATIËNTEN
5
Dat is een sondevoeding die 1kcal/ml energie bevat (isocalorisch). Deze sondevoeding is geschikt voor volwassenen met een stoornis in de vertering en/of opname
van vetten, bijvoorbeeld door lekkage van lymfevocht (chylelek) of door wegname
van lymfeklieren. Deze sondevoeding bevat geen voedingsvezels.
05.Toedieningswegen
Afhankelijk van de aandoening of ingreep die u heeft ondergaan kan de voedingssonde
op verschillende manieren worden ingebracht. De behandelende arts zal in overleg
met u bepalen welke voedingssonde geschikt is.
Sondes via de neus
De nasogastrische voedingssonde of neussonde wordt via de neus door de slokdarm
tot in de maag geschoven. De verpleegkundige of behandelend arts kan de sonde
aan bed inbrengen. Een nasojejunale sonde of neus-jejunumsonde wordt op de
endoscopieafdeling ingebracht en loopt via de neus, keel, slokdarm en maag tot in
de dunne darm of jejunum.
Sondes via de buik
De PEG-sonde of Percutaan Endoscopische Gastrostomiesonde
Dat is een voedingssonde die langs de huid in de maag wordt geplaatst. Dat gebeurt
onder lokale verdoving met behulp van een endoscoop, een flexibele slang die via
de mond en slokdarm tot in de maag gaat.
De voedingssonde verbindt uw maagholte met de buitenwereld door een opening in de
buikwand, ook fistel genoemd. De sonde of katheter is gefixeerd met een wit plaatje.
Het interne fixatieplaatje is niet zichtbaar. De sondevoeding wordt gekoppeld aan de
PEG-sonde en op die manier loopt de voeding in de maag. Deze voedingssonde
wordt geplaatst wanneer u voor lange tijd gevoed zal worden.
De PEJ of Percutaan Endoscopische Jejunostomiesonde
Dat is een voedingssonde die via de huid doorheen de buikwand tot in de dunne
darm wordt geplaatst. Zo zal de sondevoeding rechtstreeks in de dunne darm lopen.
Ze wordt net als de PEG-sonde geplaatst tijdens een ingreep.
06.Toediening
Sondevoeding kan op verschillende manieren worden toegediend: continu, intermittent of per portie. U kunt de sondevoeding laten inlopen met een handmatig toedieningssysteem door middel van de zwaartekracht of met behulp van een voedingspomp. Daarbij wordt de snelheid nauwkeurig ingesteld.
De nodige materialen (pomp, pompset, sondevoeding, staander,…) kunnen aan
huis geleverd worden. U kunt deze materialen huren bij een voedingsfirma of bij uw
ziekenfonds. De sociaal werker kan u daarbij ondersteunen en advies geven. Bij
gebruik van de zwaartekracht moet het voedingsrecipiënt ongeveer 1 meter boven het
hoofd van de patiënt opgehangen worden. Staanders met ophangsysteem kunnen
ook gehuurd worden.
Bij een continu voedingspatroon wordt de sondevoeding druppelsgewijs gedurende
24 uur toegediend. Afhankelijk van de hoeveelheid sondevoeding die u nodig hebt,
kan er een rustpauze worden ingelast.
Bij een intermittent voedingspatroon krijgt u gedurende een deel van de dag sondevoeding druppelsgewijs toegediend. Dat kan ook ’s nachts indien u sondevoeding als
aanvulling krijgt. Als u de sondevoeding ‘s nachts krijgt, wordt het systeem overdag
afgekoppeld en de sonde afgesloten.
Bij de portietoediening - ook wel ’per bolus’ genoemd - wordt een bepaalde hoeveelheid sondevoeding op meerdere momenten per dag toegediend met behulp van een
spuit of voedingspomp.
U kunt een speciale rugzak voor de voedingspomp aanschaffen. Dat geeft u een
comfortabele bewegingsvrijheid.
S O ND E V OEDI NG
Specifieke sondevoeding met gewijzigde
vetsamenstelling
7
Het toedieningsmateriaal wordt mede bepaald door de wijze waarop de voeding wordt
toegediend. Uw behandelende arts en/of diëtiste beslist welke toedieningswijze voor
u het meest geschikt is.
DDDe sondevoeding
DDDe voedingsleiding wordt aangepast aan de verpakking
van het product en aan de toedieningswijze
DDEen voedingspomp indien uw arts dat wenselijk vindt
DDEen perfusievoet of staander
DDEen lege zak of hydrobag
DDRugzakje
DDSpuit van 20 ml voor de eventuele toediening
van medicatie en het spoelen van de trousse
08. Aandachtspunten bij
de toediening
Het is belangrijk om een aantal maatregelen te nemen waardoor u de kans op
problemen vermindert.
Hygiëne
Een goede hygiëne is zeer belangrijk. De sondevoeding, de sonde en de bijbehorende
materialen zijn gevoelig voor groei van bacteriën. Te veel bacteriën kunnen complicaties veroorzaken en moeten vermeden worden.
Richtlijnen hierbij zijn:
DDWas zorgvuldig uw handen voor elke manipulatie
DDOntkoppel de sondevoeding niet onnodig
DDVervang iedere 24 uur het toedieningssysteem
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik
DDBewaar de enterale voeding tussen +4 en +25°C
DDDien de voeding toe op kamertemperatuur
DDLaat de enterale voeding maximaal 24 uur na aansluiting lopen
DDBewaar de enterale voeding na openen maximaal 24 uur in de koelkast
DDControleer voor het gebruik de verpakking en het product op eventuele beschadiging
Toedieningssnelheid
DDOverschrijd de voorgeschreven inloopsnelheid niet
DDIndien u niet over een exact voorschrift beschikt,
dient u ongeveer 500ml in 4 uur of 125 ml/uur toe
Houding bij de toediening van enterale voeding
U mag een rechtzittende of neerliggende houding aannemen, maar hou het bovenlichaam minstens 30° rechtop tijdens de toediening. Dat voorkomt een terugloop
naar de slokdarm.
Mond en gebit
Wanneer u tijdens het toedienen van sondevoeding amper eet of drinkt, wordt er
weinig speeksel aangemaakt. Daardoor kunnen mond, tong en lippen droog worden
en mondinfecties ontstaan.
Richtlijnen hierbij zijn:
DDSpoel regelmatig de mond of, indien de arts het toelaat, drink water
DDGebruik vaseline of balsem bij droge lippen
DDPoets geregeld de tanden met een zachte tandenborstel,
ook wanneer u een kunstgebit heeft
DDKauwgom zal de speekselklieren activeren en de mond vochtig houden
S O ND E V OEDI NG
07. Het toedieningsmateriaal
9
U neemt de medicatie bij voorkeur in door te slikken. Hebt u moeite met slikken of
heeft de arts het verboden, moet u de medicatie via de sonde innemen. Bespreek
het met uw arts, apotheker of verpleegkundige: niet elk geneesmiddel mag immers
geplet worden. Een vloeibare vorm verdient de voorkeur. Het wordt afgeraden om
zelf tabletten te malen. Indien u zelf de medicatie moet fijn maken, moet u ervoor
zorgen dat ze voldoende fijngemalen is om verstopping van de sonde te voorkomen.
Wanneer u medicatie moet innemen op nuchtere maag, mag u pas de sondevoeding
starten 30 min na de inname van de medicatie.
Richtlijnen hierbij zijn:
DDWas uw handen
DDSluit de rolregelklem of stop de pomp
DDTrek 20-40 ml water op in een spuit
DDVerwijder het afsluitdopje op de medicatiepoort en spuit de sonde door met het water
DDTrek het vloeibare medicijn op in een spuit
DDPlaats de spuit op de medicatiepoort en spuit het medicijn in de sonde
DDSpoel de sonde goed schoon met 20-40ml water na elke volgende toediening
DDSluit de medicatiepoort af met het dopje
DDOpen de rolregelklem of start de pomp
09.Voorbereiding,
planning en organisatie
Het opstarten van sondevoeding thuis vergt een multidisciplinaire aanpak. Uw thuissituatie zal in kaart gebracht worden om de nodige hulp te bepalen en het juiste
materiaal te voorzien. Daarvoor kan er een beroep gedaan worden op bedrijven en/
of toeleveranciers. Vraag raad aan uw verpleegkundige of sociaal werker.
10. Financiële tegemoetkoming
Voor de kostprijs van sondevoeding en de bijbehorende toedieningmaterialen is er
een gedeeltelijke terugbetaling voorzien. Uw behandelende arts of sociaal werker
zal nagaan of u daarvoor in aanmerking komt. De aanvraag voor tegemoetkoming
zal worden ingevuld door uw arts en verwerkt door uw ziekenfonds. Bij goedkeuring
krijgt u het attest opgestuurd. Dat zal jaarlijks vernieuwd worden.
11. Psychosociale aspecten
Sondevoeding kan een grote impact hebben op het psychosociale welzijn, zeker wanneer
de toediening over een lange termijn loopt. De draagkracht van mensen en hun naasten
wordt op de proef gesteld, bovenop een onderliggende aandoening of probleem.
Het dagdagelijkse leven verandert ingrijpend zowel voor de patiënt als voor de
naaste omgeving. Bij sondevoeding worden de dagelijkse eetrituelen verstoord.
Die momenten van gezellig samenzijn, sociale uitwisseling en zintuiglijk genieten,
verlopen fundamenteel anders. Spanningen kunnen een grote impact hebben op de
levenskwaliteit, zowel fysiek, emotioneel, sociaal, relationeel, functioneel als financieel.
Indien u daarover vragen of zorgen hebt, spreek uw behandelend arts of verpleegkundige aan. Zij of hij kan u doorverwijzen naar een psychosociaal werker.
12. Wat doen bij
eventuele problemen?
Indien u bij de toediening van sondevoeding klachten krijgt, neemt u het best contact op
met uw arts, verpleegkundige of diëtist(e). Heeft u last van kriebelhoest, benauwdheid,
braken, diarree, constipatie, duizeligheid, plast u weinig, komt u ongewenst gewicht
aan of valt u ongevraagd af, stop dan onmiddellijk met de sondevoeding en contacteer
uw arts. Twijfelt u over eventuele klachten, aarzel ook niet om uw arts te contacteren.
S O ND E V OEDI NG
Sondevoeding en medicatie
11
13. Veelgestelde vragen
Vragen? Noteer ze hier
Mag ik gewoon eten naast mijn sondevoeding?
De arts bepaalt afhankelijk van uw situatie wat mogelijk is:
DDniets eten of drinken
DDenkel fijngemalen voeding of alleen heldere vloeibare dranken
DDeten en drinken wat u kunt verdragen
Kan ik mijn dagelijkse activiteiten verderzetten?
Tijdens het toedienen van sondevoeding moet u niet bij uw dagelijkse activiteiten
belemmerd worden. De verpleegkundig kan indien u dat wenst een rugzakje
aanvragen. Zo kunt u de sondevoeding en pomp meenemen buitenshuis.
Mag ik de sonde ontkoppelen wanneer
ik niet gevoed word?
U kunt een afsluitdopje op de sonde bevestigen zodat u niet afhankelijk bent van de
sondevoeding.
Hoelang mag een PEG-sonde ter
plaatse blijven?
S O ND E V OEDI NG
Indien er na de eerste plaatsing geen complicaties optreden kan de PEG-sonde tot
3 jaar ter plaatse blijven zitten.
13
01.Inleiding
De vraag naar ondersteuning in de thuiszorg stijgt. Met deze brochure bieden we u
informatie over mogelijke complicaties die zich kunnen voordoen bij het toedienen
van sondevoeding, zowel op mechanisch, infectieus, gastro-intestinaal als metabool
niveau. We bespreken de mogelijke oorzaken, oplossingen en preventiemaatregelen.
Voor sommige complicaties zijn een consultatie en eventuele behandeling door de
huisarts cruciaal.
We hopen u voldoende inzicht en kunde aan te bieden om uw patiënt te helpen en
hem indien nodig te verwijzen naar zijn behandelende arts.
02. Complicaties, mogelijke oorzaken en oplossingen
De veelgestelde vragen bij verpleegkundigen over sondevoeding zijn gebaseerd op
een onderzoek van de Landelijke Multidisciplinaire Richtlijn Neusmaagsonde van
2011. Complicaties, mogelijke oorzaken en oplossingen bij de toediening
van sondevoeding
Mechanische complicaties
Roodheid en irritatie van de insteekplaats bij percutane sondes
Mogelijke oorzaken
DDLekkage maaginhoud
DDAllergie voor pleisters
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
bij vermoeden van infectie
DDControleer of het fixatieplaatje niet te los zit
DDLeg een gaasje tussen de fixatieplaat
en het insteekpunt
Preventie
DDPlaats een compres tussen de fixatieplaat
en het insteekpunt
Burried bumper-syndroom (wildgroei van maagslijmvlies
ter hoogte van het interne fixatieplaatje bij percutane sondes)
Mogelijke oorzaken
DDTe hoge tractie tussen de inwendige
en de uitwendige fixatieplaat
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
DDHet inwendige fixatieplaatje kan endoscopisch
of chirurgisch verwijderd worden
Preventie
DDDraai dagelijks de PEG-sonde
DDMaak wekelijks de uitwendige fixatieplaat los en
beweeg de sonde enkele keren op en neer
Granulatieweefsel bij percutane sondes
Mogelijke oorzaken
DDGebrek aan kwalitatieve zorg
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
DDStip 1x/dag aan met zilvernitraat
Preventie
DDGoede reiniging en hygiëne van de insteekplaats
DDSpan de fixatieplaat niet te strak aan
Lekkage bij percutane sondes
Mogelijke oorzaken
DDDiabetespatiënten
DDImmuungecompromitteerde patiënten
DDDe ondervoede patiënt
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
Preventie
DDLaat enige ruimte tussen het fixatieplaatje
en de buikwand en leg een gaasje
De sonde is verstopt
Mogelijke oorzaken
DDTe vezelrijke voeding
DDTe kleine diameter van de sonde
DDContinue toediening van sondevoeding
DDMedicatie
DDGecontamineerde sondevoeding
S O ND E V OEDI NG
INFO VOOR THUISVERPLEEGKUNDIGEN
15
Infectieuze complicaties
Oplossingen
Preventie
DDStop de toediening
DDProbeer maagvocht te aspireren
DDSpoel de sonde krachtig door met water (20ml)
DDSpuit 5-10 ml basische vloeistof in (natriumcarbonaat 8.4%) om de verstopping los te maken en
spoel vervolgens mat water
DDGa hygiënisch te werk en vermijd contaminatie
DDSpoel de sonde voor en na intermittente
toediening en om de 4 uur bij continue toediening
DDSpoel de sonde ook voor en na de toediening
van medicatie
De sonde valt uit
Mogelijke oorzaken
DDDefecte of niet opgeblazen ballon
bij de gastrostomiesonde
DDSlechte fixatie van de transnasale sonde
Oplossingen
DDPlaats zo snel mogelijk een vervangsonde om
de fistel open te houden. Dat kan eventueel een
blaassonde zijn.
Preventie
DDControleer dagelijks de lokalisatie
en de fixatie van de sonde
DDControleer dagelijks de markering
op de transnasale sonde
Irritatie, druknecrose bij de transnasale sonde
Mogelijke oorzaken
DDPleister werd verkeerd aangebracht
of niet correct vervangen
DDDe maximale verblijfsduur van de sonde
werd overschreden
Oplossingen
DDGebruik hypoallergene tape
DDPlaats een andere sonde in het andere neusgat
Preventie
DDVervang de pleister bij voorkeur dagelijks
Bacteriële contaminatie van de sondevoeding
Mogelijke oorzaken
DDSlechte handhygiëne
DDGecontamineerde voeding
Oplossingen
DDVervanging door een nieuwe steriele sonde
Preventie
DDCorrecte handhygiëne
DDGebruik toedieningsystemen niet langer dan 24 uur
Aspiratie
Mogelijke oorzaken
DDPatiënten met vertraagde maaglediging
DDZwakke kritieke patiënten
Oplossingen
DDPas preventieve maatregelen toe
Preventie
DDHoofdeinde 30-45°
DDGoede mondhygiëne
DDPostpylorisch voeden
DDGebruik sondes met een kleinere diameter
DDControleer maagretentie na 4 uur
DDControleer per 4 uur de positie van de maagsonde
Gastro-intestinale complicaties
Diarree
Mogelijke oorzaken
DDAntibiotica
DDInfectie
DDIntolerantie
DDFaecale impactie
DDToedieningswijze
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
DDZet antibioticabeleid stop of pas het aan
DDFermenteerbare vezels of probiotica
DDVraag een consult bij de diëtist(e) aan
DDOligomere voeding
DDVerwijder faecalomen
DDVerlaag de toedieningsnelheid
DDDien voeding toe op kamertemperatuur
S O ND E V OEDI NG
De sonde is verstopt
17
Mogelijke oorzaken
Oplossingen
Elektrolytenbalans is verstoord
DDLangdurige immobiliteit
DDMedicatie
DDVezelloze voeding
DDVerminderde gastro-intestinale activiteit
DDContacteer de behandelende arts
DDDien extra vocht toe
DDVezelrijke voeding
DDProkinetische medicatie
Hyponatriëmie
DDOvervulling
DDNatriuminname is te laag
Mogelijke oorzaken
Mogelijke oorzaken
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
DDVerminder de hoeveelheid en/of
snelheid sondevoeding
DDAnti-emetische of prokinetische medicatie
DDControleer de maagretentie
DDVraag een consult bij de diëtist(e)
Metabole complicaties
Refeeding syndroom:
een verzamelnaam voor een geheel aan complicaties die ontstaan na het herstarten van voeding bij ernstig ondervoede patiënten. De oorzaak van refeeding is
het stimuleren van de endogene insulineproductie, met als gevolg een verhoogde
opname van glucose, fosfaat en water en een stimulering van de eiwitproductie.
Mogelijke oorzaken
DDErnstig ondervoede patiënt
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
DDGebruik opklimschema bij het opstarten
van sondevoeding
DDDien vitamine B1 toe gedurende 1 week bij
DDhoogrisicopatiënten
DDOvervoeding
Hyperkaliëmie
DDTe hoge kaliuminname
DDNierinsufficiëntie
Nausea en braken
DDTe grote hoeveelheid sondevoeding
DDVerminderde of afwezigheid
van gastro-intestinale activiteit
Hypernatriëmie
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
DDBeperk de vochtinname en verhoog
de natriuminname bij hyponatriëmie
DDVerhoog de waterinname bij hypernatriëmie
DDInname van kaliumsupplementen bij hypokaliëmie
DDBeperk de kaliuminname bij hyperkaliëmie
Hyperglycemie
Mogelijke oorzaken
DDOnvoldoende insuline
DDOvervoeding
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
DDStart de insulinetherapie
DDPas de hoeveelheid sondevoeding aan
Dehydratatie
Mogelijke oorzaken
DDDiarree
DDOnvoldoende vochtinname
Oplossingen
DDContacteer de behandelende arts
DDGa de oorzaak van de diarree na en behandel die
DDDien extra vocht toe
S O ND E V OEDI NG
Constipatie > 5 dagen
19
Hoe breng ik een neusmaagsonde correct in?
DDBepaal de juiste lengte van de sonde. Neem de maagsonde en meet vanaf het
uiteinde van de neus tot de oorlel naar het xiphoid (NEX-methode) en markeer
die lengte. De sonde wordt ingebracht tot het markeerpunt .
DDControleer de doorgankelijkheid van het neusgat en vraag welke de voorkeur
geniet. Laat indien nodig de neus snuiten.
DDBevochtig de sonde met kraanwater om het inbrengen van de sonde
te vergemakkelijken.
DDBuig het hoofd van de patiënt naar achter.
DDWanneer de sonde zich in de keelholte bevindt, buigt u het hoofd van de patiënt
wat naar voor (in deze houding sluit het strottenklepje de luchtweg af).
DDVraag de patiënt slikbewegingen te maken, eventueel met behulp van een glas water.
DD Breng de sonde in tot de markering en controleer of de sonde niet opkrult in de mond.
DDFixeer de sonde.
DDControleer de positie.
Hoe wordt de neusmaagsonde gefixeerd?
U kunt hypoallergene tape gebruiken om irritatie te voorkomen. Als extra veiligheid
kunt u de sonde met een veiligheidsspeld vasthechten aan de kledij van de patiënt.
Er wordt geadviseerd de pleister dagelijks te vervangen om irritatie te voorkomen.
De neusvleugels worden dagelijks geobserveerd om zo druknecrose op te sporen
en te voorkomen.
Hoe en wanneer controleer ik de positie van
de neusmaagsonde?
Aspireer met een spuit maagvocht via de maagsonde en controleer de zuurtegraad
met een pH-stick.
De pH-methode is de meest betrouwbare controle om de zuurtegraad te beoordelen.
Een waarde tussen 1 -5.5 geeft aan dat de sonde (nog steeds) goed geplaatst is.
Een pH boven de 6 geeft aan dat de sonde verkeerd is geplaatst en dat ze in de
longen of slokdarm zit.
Men raadt aan om naast de pH van het aspiraat, ook het uitzicht ervan te observeren.
De pH wordt best herhaaldelijk gecontroleerd: vóór de toediening van sondevoeding,
minstens 1 keer per dag tijdens continue toediening, vóór het toedienen van medicatie
en bij verschillende periodes van hoesten.
Wat indien er geen aspiratie kan
opgetrokken worden?
Een veelvoorkomend probleem bij het bepalen van de pH, is dat men geen aspiraat
kan optrekken. Dat komt voor bij 5 -40% van de patiënten. In dat geval dient men de
patiënt op de zijde te leggen en het na 15 minuten opnieuw te proberen. Een ander
hulpmiddel is om de sonde 10-20 cm door te schuiven of terug te trekken naargelang
de lengte dat ze reeds werd ingebracht. De tip van de sonde ligt soms tegen de
maagmucosa waardoor het optrekken van maagvocht verhinderd wordt. Daarbij is
het ook aangewezen 10-20 ml lucht in te blazen. Indien helemaal geen aspiraat kan
verkregen worden, vraag dan om het advies van een arts.
Hoe dien ik medicatie toe via de maagsonde?
Het is belangrijk om de juiste dosis van de medicatie op het correcte tijdstip te geven.
Daarnaast moet het geneesmiddel ook correct bereid worden. Controleer of de
patiënt in staat is om op een juiste manier te slikken. Pas dan wordt de behandeling
voortgezet per os. De voorkeur gaat uit naar vloeibare geneesmiddelvormen. Indien
de patiënt niet kan slikken moet er gezocht worden naar een alternatief: rectaal, intramusculair, intraveneus, sublinguaal,… Indien ook dat niet mogelijk is, zal de medicatie
via de sonde moeten worden toegediend. Contacteer een arts of apotheker om te
voorzien in de meest aangepaste medicatie. Sommige medicatie mag bijvoorbeeld
niet verpulverd worden, omdat het kan zorgen voor een ongewenst effect waardoor
de medicatie niet of te vlug wordt geabsorbeerd. Vooraleer u de medicatie toedient,
spoelt u de sonde door met 20-30ml water om het risico op verstopping zo klein
mogelijk te houden. Stop met de sondevoeding indien het een continue toediening
is. Ook na de toediening spoelt u door.
S O ND E V OEDI NG
03. Veelgestelde vragen
21
Wanneer wordt sondevoeding continu,
intermitterend of in bolus toegediend?
Vragen? Noteer ze hier
Continue toediening komt meestal voor bij kritiek zieke patiënten bij wie de vochtbalans goed moet worden opgevolgd en bij wie de glycemie op peil moet gehouden
worden. Die patiënten hebben een hoger risico op aspiratie. Continue toediening
geniet in dat geval de voorkeur. Bij continue toediening wordt het gebruik van een
voedingspomp aangeraden. Daarmee wordt de inloopsnelheid bepaald.
Bij een intermitterend voedingspatroon krijgt de patiënt gedurende een deel van de
dag sondevoeding druppelsgewijs toegediend. Wanneer het gaat over bijvoeding, kan
ook ’s nachts voeding worden toegediend. Vaak wordt de voeding enkele uren voor
het ontbijt gestopt. Bij bolus toediening wordt de sondevoeding in 1 keer toegediend
met behulp van een 50 ml spuit. Dit is de meest gebruikt methode in de thuiszorg.
S O ND E V OEDI NG
Aangezien de patiënten in de thuissituatie hemodynamisch en respiratoir stabiel zijn, wordt
er meestal gewerkt met een intermitterend of bolus toedieningspatroon. Wel is het bij de
meeste patiënten aangewezen te werken met een opklimschema. Daarbij start men met
het gewenste sondevoedingsproduct en wordt de hoeveelheid geleidelijk opgedreven.
23
v.u.: Eric Mortier, afgevaardigd bestuurder UZ Gent, De Pintelaan 185, 9000 Gent
MODULO.be 338532 - januari 2015 - AS
Polikliniek Maag-, darm- en leverziekten
Gebouw K12E, 3de verdieping
Tel. 09 332 23 00
Deze brochure werd enkel ontwikkeld voor gebruik binnen het UZ
Gent. Alle rechten voorbehouden.Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het UZ Gent.
UZ Gent
Postadres
De Pintelaan 185
Toegang
C. Heymanslaan
B 9000 Gent
T: +32 (0)9 332 21 11
[email protected]
www.uzgent.be
volg ons op
Download