onze koninkrijksdienst

advertisement
16-22 JANUARI
JESAJA 34-37
30 min.
SCHATTEN UIT GODS WOORD
‘Hizkia’s
(10 min.):
geloof
werd
beloond’
(Jesaja 36:1) Nu geschiedde het in het
veertiende jaar van koning Hizki̱ a, dat
Sa̱nherib, de koning van Assy̱rië, optrok
tegen alle versterkte steden van Ju̱da en
ze vervolgens veroverde.
(Jesaja 36:4-10) Bijgevolg zei Ra̱bsaké
tot hen: „Zegt alstublieft tegen Hizki̱ a:
’Dit heeft de grote koning, de koning van
Assy̱rië, gezegd: „Wat is dit voor een
vertrouwen dat gij hebt gekoesterd? 5 Gij
hebt gezegd (doch het is [louter] het
woord van de lippen): ’Er is raad en
macht tot de oorlog.’ Op wie hebt gij nu
uw vertrouwen gesteld, dat gij tegen mij
hebt gerebelleerd? 6 Zie! Gij hebt
vertrouwd op de steun van die geknakte
rietstengel, op Egy̱pte, die, indien een
man daarop zou steunen, stellig in zijn
handpalm zou dringen en die zou
doorboren. Zo is Farao, de koning van
Egy̱pte, voor allen die hun vertrouwen
op hem stellen. 7 En ingeval gij tot mij
zegt: ’Op Jehovah, onze God, hebben
wij vertrouwd’, is hij het niet wiens hoge
plaatsen en wiens altaren Hizki̱ a heeft
verwijderd, terwijl hij tot Ju̱da en
Jeru̱zalem zegt: ’Voor dit altaar dient GIJ
U neer te buigen’?”’ 8 Nu dan, ga
alstublieft een weddenschap aan met
mijn heer, de koning van Assy̱rië, en laat
ik u tweeduizend paarden geven [om te
zien] of gij, van uw kant, in staat zijt daar
berijders voor te leveren. 9 Hoe zoudt gij
dan het aangezicht van één stadhouder
uit de geringste knechten van mijn heer
kunnen afkeren, terwijl gij, van uw kant,
uw vertrouwen stelt in Egy̱pte voor
wagens en voor ruiters? 10 En nu, ben ik
soms zonder machtiging van Jehovah
tegen dit land opgetrokken om het in het
verderf te storten? Jehovah zelf heeft tot
mij gezegd: ’Trek op tegen dit land, en
gij moet het in het verderf storten.’”
(Jesaja 36:15) En laat Hizki̱ a U niet op
Jehovah doen vertrouwen, door te
zeggen: „Jehovah zal ons zonder
mankeren bevrijden. Deze stad zal niet
in de hand van de koning van Assy̱rië
worden gegeven.”
(Jesaja 36:18-20) opdat Hizki̱ a U niet
verlokt, door te zeggen: ’Jehovah zelf zal
ons bevrijden.’ Hebben de goden van de
natiën ieder hun eigen land uit de hand
van de koning van Assy̱rië bevrijd?
19
Waar zijn de goden van Ha̱math en
A̱rpad? Waar zijn de goden van
Sefarva̱ïm? En hebben ze soms
Sama̱ria uit mijn hand bevrijd? 20 Wie
zijn er onder al de goden van deze
landen die hun land uit mijn hand
hebben
bevrijd,
zodat
Jehovah
Jeru̱zalem
uit
mijn
hand
zou
bevrijden?”’”
(ip-1 386-388 ¶7-14)
Het geloof van een koning wordt
beloond
7
Sanherib vaardigt Rabsake (een
militaire titel, geen eigennaam) met nog
twee hoogwaardigheidsbekleders naar
Jeruzalem af om de overgave van de
stad te eisen (2 Koningen 18:17). Buiten
WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017
1 van 8
de stadsmuur worden zij opgevangen
door
drie
van
Hizkia’s
vertegenwoordigers, namelijk Eljakim,
de opzichter over Hizkia’s huishouding,
Sebna, de secretaris, en Joah, de zoon
van de geschiedschrijver Asaf. — Jesaja
36:2, 3.
8 Rabsake’s bedoeling is simpel —
Jeruzalem overhalen zich zonder strijd
over te geven. In het Hebreeuws roept
hij eerst: „Wat is dit voor een vertrouwen
dat gij hebt gekoesterd? . . . Op wie hebt
gij nu uw vertrouwen gesteld, dat gij
tegen mij hebt gerebelleerd?” (Jesaja
36:4, 5) Vervolgens hoont hij de bange
joden door hen eraan te herinneren dat
zij volkomen geïsoleerd zijn. Tot wie
kunnen zij zich wenden om steun? Tot
die „geknakte rietstengel”, Egypte?
(Jesaja 36:6) Egypte lijkt inderdaad op
een geknakte rietstengel; die voormalige
wereldmacht wordt in feite al een tijdlang
overheerst door Ethiopië, en Egyptes
huidige farao, koning Tirhaka, is geen
Egyptenaar
maar
een
Ethiopiër.
Bovendien zal hij weldra door Assyrië
verslagen worden (2 Koningen 19:8, 9).
Omdat Egypte zichzelf niet kan redden,
zal het weinig voor Juda kunnen doen.
9 Rabsake voert nu aan dat Jehovah niet
voor Zijn volk zal strijden omdat Hij boos
op hen is. Rabsake zegt: „Ingeval gij tot
mij zegt: ’Op Jehovah, onze God,
hebben wij vertrouwd’, is hij het niet
wiens hoge plaatsen en wiens altaren
Hizkia heeft verwijderd?” (Jesaja 36:7)
Natuurlijk hebben de joden Jehovah
allerminst verworpen door de hoge
plaatsen en de altaren in het land af te
breken maar zijn zij juist tot Jehovah
teruggekeerd.
10 Vervolgens wijst Rabsake de joden
erop dat zij in militair opzicht hopeloos
voor Assyrië onderdoen. Hij laat deze
arrogante uitdaging horen: „Laat ik u
tweeduizend paarden geven om te zien
of gij, van uw kant, in staat zijt daar
berijders voor te leveren” (Jesaja 36:8).
Maar doet het er in werkelijkheid wel toe
of Juda’s geoefende cavalerie al dan
niet talrijk is? Nee, want Juda’s redding
hangt niet af van superieure militaire
sterkte. Spreuken 21:31 legt het zo uit:
„Het
paard
is
iets
dat
wordt
gereedgemaakt voor de dag van strijd,
maar redding behoort Jehovah toe.” Dan
beweert Rabsake dat Jehovah’s zegen
op de Assyriërs rust, niet op de joden.
Anders, zo redeneert hij, hadden de
Assyriërs nooit zo ver op Juda’s
grondgebied kunnen doordringen. —
Jesaja 36:9, 10.
11 Hizkia’s vertegenwoordigers maken
zich zorgen over de uitwerking die
Rabsake’s argumenten zullen hebben
op de mannen op de stadsmuur die hem
kunnen
horen.
Deze
joodse
functionarissen doen het verzoek:
„Spreek alstublieft tot uw knechten in de
Syrische taal, want wij luisteren; en
spreek tot ons niet in de taal van de
joden ten aanhoren van het volk dat op
de muur is” (Jesaja 36:11). Maar
Rabsake is helemaal niet van plan in de
Syrische taal te spreken. Hij wil twijfel en
angst in het hart van de joden zaaien,
zodat zij zich zullen overgeven en
Jeruzalem zonder strijd ingenomen kan
worden! (Jesaja 36:12) En dus spreekt
de Assyriër opnieuw in „de taal van de
joden”. Hij waarschuwt de inwoners van
Jeruzalem:
„Laat
Hizkia
u
niet
bedriegen, want hij is niet bij machte u te
bevrijden.” Vervolgens probeert hij
degenen die luisteren te verlokken door
een beeld te schilderen van het leven
dat de joden onder de Assyrische
heerschappij zouden kunnen hebben:
„Geeft u aan mij over en komt uit tot mij,
en ieder ete van zijn eigen wijnstok en
ieder van zijn eigen vijgeboom, en ieder
drinke het water uit zijn eigen regenput,
totdat ik kom en u werkelijk breng naar
een land gelijk uw eigen land, een land
WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017
2 van 8
van koren en nieuwe wijn, een land van
brood en wijngaarden.” — Jesaja 36:1317.
12 De joden zullen dit jaar niet kunnen
oogsten — de Assyrische invasie heeft
het hun onmogelijk gemaakt gewassen
te verbouwen. Het vooruitzicht sappige
druiven te eten en koel water te drinken,
moet erg aantrekkelijk zijn voor de
mannen die op de muur meeluisteren.
Maar Rabsake heeft nog meer
ondermijnende pijlen op zijn boog voor
de joden.
13 Uit zijn arsenaal van argumenten trekt
Rabsake een ander verbaal wapen. Hij
waarschuwt de joden Hizkia niet te
geloven als hij mocht zeggen: „Jehovah
zelf zal ons bevrijden.” Rabsake
herinnert de joden eraan dat de goden
van Samaria niet in staat waren te
voorkomen dat de tien stammen door de
Assyriërs werden overwonnen. En wat te
zeggen van de goden van de andere
naties die Assyrië heeft bedwongen?
„Waar zijn de goden van Hamath en
Arpad?”, vraagt hij. „Waar zijn de goden
van Sefarvaïm? En hebben ze soms
Samaria uit mijn hand bevrijd?” —
Jesaja 36:18-20.
14 Rabsake, een aanbidder van valse
goden, begrijpt natuurlijk niet dat er een
groot verschil is tussen het afvallige
Samaria en Jeruzalem onder Hizkia.
Samaria’s valse goden waren niet bij
machte het tienstammenrijk te redden
(2 Koningen 17:7, 17, 18). Jeruzalem
daarentegen heeft onder Hizkia valse
goden de rug toegekeerd en is Jehovah
weer gaan dienen. Maar de drie Judese
vertegenwoordigers doen geen moeite
dit aan Rabsake uit te leggen. „Zij bleven
zwijgen en antwoordden hem met geen
woord, want het gebod van de koning
luidde aldus: ’Gij moogt hem niet
antwoorden’” (Jesaja 36:21). Eljakim,
Sebna en Joah keren naar Hizkia terug
en doen officieel verslag van de
woorden van Rabsake. — Jesaja 36:22.
(Jesaja 37:1, 2) Nu geschiedde het dat
zodra koning Hizki̱ a [het] hoorde, hij
onmiddellijk zijn klederen scheurde en
zich met een zak bedekte en het huis
van Jehovah binnenging. 2 Voorts zond
hij E̱ljakim, die over de huishouding ging,
en Se̱bna, de secretaris, en de oudere
mannen van de priesters, bedekt met
zakken, naar Jesa̱ja, de zoon van A̱moz,
de profeet.
(Jesaja 37:14-20) Toen nam Hizki̱ a de
brieven uit de hand van de boden en las
ze, waarna Hizki̱ a opging naar het huis
van Jehovah en die voor het aangezicht
van Jehovah uitspreidde. 15 En Hizki̱ a
ging tot Jehovah bidden en zei:
16
„O Jehovah der legerscharen, de God
van I̱ sraël, die op de cherubs zit, gij
alleen zijt de [ware] God van alle
koninkrijken der aarde. Gíȷ́ hebt de
hemel en de aarde gemaakt. 17 Neig uw
oor, o Jehovah, en hoor. Open uw ogen,
o Jehovah, en zie, en hoor al de
woorden van Sa̱nherib, die hij gezonden
heeft om de levende God te honen.
18
Het is een feit, o Jehovah, dat de
koningen van Assy̱rië alle landen, en
hun eigen land, hebben verwoest. 19 En
hun goden werden aan het vuur
prijsgegeven, omdat het geen goden
waren,
maar
het
werk
van
mensenhanden, hout en steen, zodat zij
ze vernietigd hebben. 20 En nu,
o Jehovah, onze God, red ons uit zijn
hand, opdat alle koninkrijken van de
aarde mogen weten dat gij, o Jehovah,
alléén [God] zijt.”
(ip-1 389-391 ¶15-17)
Het geloof van een koning wordt
beloond
15 Koning Hizkia moet nu een beslissing
nemen. Zal Jeruzalem zich overgeven
WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017
3 van 8
aan de Assyriërs? zijn krachten
bundelen met Egypte? of voet bij stuk
houden en vechten? Hizkia staat onder
grote druk. Hij gaat naar Jehovah’s
tempel en stuurt Eljakim en Sebna,
samen met de oudere mannen van de
priesters, naar de profeet Jesaja om via
hem Jehovah te raadplegen (Jesaja
37:1, 2). Gekleed in zakken gaan de
gezanten van de koning naar Jesaja toe
en zeggen: „Deze dag is een dag van
benauwdheid en van bestraffing en van
smadelijke
onbeschaamdheid
...
Misschien zal Jehovah, uw God, de
woorden van Rabsake, die door de
koning van Assyrië, zijn heer, gezonden
is om de levende God te honen, horen
en
zal
hij
hem
werkelijk
ter
verantwoording roepen voor de woorden
die Jehovah, uw God, gehoord heeft”
(Jesaja 37:3-5). Ja, de Assyriërs tarten
de levende God! Zal Jehovah aandacht
schenken aan hun gehoon? Bij monde
van Jesaja stelt Jehovah de joden
gerust: „Wees niet bevreesd wegens de
woorden die gij hebt gehoord, waarmee
de bedienden van de koning van Assyrië
schimpend over mij gesproken hebben.
Zie, ik leg een geest in hem, en hij moet
een bericht horen en naar zijn eigen land
terugkeren; en ik zal hem stellig in zijn
eigen land door het zwaard doen vallen.”
— Jesaja 37:6, 7.
16 Intussen wordt Rabsake weggeroepen
om Sanherib ter zijde te staan terwijl de
koning oorlog voert bij Libna. Sanherib
zal later met Jeruzalem afrekenen
(Jesaja 37:8). Toch neemt de druk op
Hizkia niet af met Rabsake’s vertrek.
Sanherib stuurt dreigbrieven waarin
beschreven wordt wat de inwoners van
Jeruzalem kunnen verwachten indien zij
weigeren zich over te geven: „Gij hebt
zelf gehoord wat de koningen van
Assyrië met alle landen gedaan hebben
door ze aan de vernietiging prijs te
geven, en zult gíj dan worden bevrijd?
Hebben de goden van de natiën die door
mijn voorvaders in het verderf zijn
gestort, ze bevrijd? . . . Waar is de
koning van Hamath en de koning van
Arpad en de koning van de stad
Sefarvaïm — van Hena en van Ivva?”
(Jesaja 37:9-13) In wezen zegt de
Assyriër dat het zinloos is zich te
verzetten — verzet zal slechts tot meer
moeilijkheden leiden!
17 Diep bezorgd over de gevolgen van
de beslissing die hij moet nemen, spreidt
Hizkia Sanheribs brieven in de tempel
voor Jehovah uit (Jesaja 37:14). In een
innig gebed smeekt hij Jehovah
aandacht
te
schenken
aan
de
dreigementen van de Assyriër en hij
besluit zijn gebed met de woorden: „En
nu, o Jehovah, onze God, red ons uit
zijn hand, opdat alle koninkrijken van de
aarde mogen weten dat gij, o Jehovah,
alléén God zijt” (Jesaja 37:15-20).
Daaruit blijkt duidelijk dat Hizkia zich niet
in de eerste plaats om zijn eigen
bevrijding bekommert maar om de
smaad die op Jehovah’s naam
geworpen zal worden als Assyrië
Jeruzalem verslaat.
(Jesaja
37:33-38)
Daarom
heeft
Jehovah aangaande de koning van
Assy̱rië het volgende gezegd: „Hij zal
deze stad niet binnenkomen en er geen
pijl in schieten en er met geen schild
vóór komen en er geen belegeringsdam
tegen opwerpen.”’ 34 ’Langs de weg die
hij gekomen is, zal hij terugkeren, en
deze stad zal hij niet binnenkomen’, is
de uitspraak van Jehovah. 35 ’En ik zal
deze stad stellig verdedigen om haar te
redden, ter wille van mij en ter wille van
mijn knecht Da̱vid.’” 36 Toen ging de
engel van Jehovah uit en sloeg in de
legerplaats van de Assyriërs honderd
vijfentachtig duizend [man] neer. Toen
men ’s morgens vroeg opstond, wel, zie,
zij allen waren dood, lijken. 37 Daarom
WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017
4 van 8
brak Sa̱nherib, de koning van Assy̱rië,
op en aanvaardde de terugtocht en ging
in Ni̱ nevé wonen. 38 Nu gebeurde het dat
toen hij zich neerboog in het huis van
Ni̱ sroch, zijn god, Adramme̱lech en
Sare̱zer, zijn eigen zonen, hem
neersloegen met het zwaard, en zijzelf
ontkwamen naar het land A̱rarat. En zijn
zoon E̱sar-Ha̱ddon begon in zijn plaats
te regeren.
(ip-1 391-394 ¶18-22)
Het geloof van een koning wordt
beloond
18 Jehovah’s antwoord op Hizkia’s gebed
komt via Jesaja. Jeruzalem mag zich
niet aan Assyrië overgeven; het moet
voet bij stuk houden. Jesaja geeft, alsof
er nu tegen Sanherib gesproken wordt,
Jehovah’s onverbloemde boodschap
voor de Assyriër weer: „De maagdelijke
dochter van Sion heeft u veracht, zij
heeft u bespot. De dochter van
Jeruzalem heeft achter u [spottend] het
hoofd geschud” (Jesaja 37:21, 22).
Jehovah voegt er dan in feite aan toe:
’Wie ben je wel, dat je de Heilige Israëls
hoont? Ik ken je daden. Je hebt
ambitieuze plannen; je veroorlooft je
nogal wat grootspraak. Je hebt
vertrouwd op je militaire macht en veel
land veroverd. Maar je bent niet
onoverwinnelijk. Ik zal je plannen
dwarsbomen. Ik zal je verslaan. Dan zal
ik met je doen wat jij met anderen hebt
gedaan. Ik zal een haak in je neus slaan
en je terugvoeren naar Assyrië!’ —
Jesaja 37:23-29.
„Dit zal voor u het teken zijn”
19 Welke waarborg heeft Hizkia dat
Jesaja’s profetie vervuld zal worden?
Jehovah antwoordt: „Dit zal voor u het
teken zijn: Dit jaar zal men eten wat uit
gevallen korrels opschiet, en in het
tweede jaar koren dat vanzelf opkomt;
maar zaait en oogst in het derde jaar, en
plant wijngaarden en eet de vrucht
ervan” (Jesaja 37:30). Jehovah zal de
ingesloten joden van voedsel voorzien.
Hoewel zij door de Assyrische bezetting
niet kunnen zaaien, zullen zij van de
nalezingen van de oogst van het
voorgaande jaar kunnen eten. Het jaar
daarop, een sabbatjaar, moeten zij hun
velden braak laten liggen, ondanks hun
wanhopige situatie (Exodus 23:11).
Jehovah belooft dat als het volk zijn
stem gehoorzaamt, er voldoende graan
op de velden zal opkomen om hen in
leven te houden. Het jaar daarop zullen
de Judeeërs dan op de gebruikelijke
manier zaaien en de vruchten van hun
arbeid plukken.
20 Jehovah vergelijkt zijn volk nu met een
plant die niet gemakkelijk te ontwortelen
is: „Wie er van het huis van Juda
ontkomen, . . . zullen stellig wortel
schieten naar beneden en vrucht
voortbrengen naar boven” (Jesaja
37:31, 32). Ja, zij die op Jehovah
vertrouwen, hebben niets te vrezen. Zij
en hun nakomelingen zullen stevig
geworteld blijven in het land.
21 En de dreigementen die de Assyriër
tegen
Jeruzalem
uit?
Jehovah
antwoordt: „Hij zal deze stad niet
binnenkomen en er geen pijl in schieten
en er met geen schild vóór komen en er
geen belegeringsdam tegen opwerpen.
Langs de weg die hij gekomen is, zal hij
terugkeren, en deze stad zal hij niet
binnenkomen” (Jesaja 37:33, 34). Het
zal niet tot een veldslag tussen Assyrië
en Jeruzalem komen. Verrassend
genoeg zullen de Assyriërs, niet de
joden, zonder strijd verslagen worden.
22 Jehovah doet zijn woord gestand en
zendt een engel die het puikje van
Sanheribs troepen — 185.000 man —
neerslaat. Dat gebeurt blijkbaar bij
Libna, en wanneer Sanherib zelf wakker
wordt, blijken de leiders, oversten en
sterke mannen van zijn leger dood te
zijn. Beschaamd keert hij naar Nineve
WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017
5 van 8
terug, maar ondanks zijn verpletterende
nederlaag blijft hij koppig zijn valse god
Nisroch vereren. Wanneer hij enkele
jaren later voor aanbidding in de tempel
van Nisroch is, wordt hij door twee van
zijn zoons vermoord. Opnieuw blijkt de
levenloze Nisroch niet bij machte te
redden. — Jesaja 37:35-38.
Graven naar geestelijke juweeltjes
(8 min.):
(Jesaja 35:8) En daar zal stellig een
hoofdweg komen, ja, een weg, en de
Weg der Heiligheid zal die worden
genoemd. De onreine zal er niet langs
trekken. En hij zal zijn voor degene die
op de weg wandelt, en geen dwazen
zullen [erop] ronddolen.
(w08 15/5 26 ¶4; 27 ¶1)
In de vrees voor God heiligheid
nastreven
Jehovah voorzei dat zijn volk na de
Babylonische ballingschap naar hun
vaderland
zou
terugkeren.
De
herstellingsprofetie bevatte de garantie:
„Daar zal stellig een hoofdweg komen,
ja, een weg, en de Weg der Heiligheid
zal die worden genoemd” (Jes. 35:8a).
Deze woorden tonen dat Jehovah niet
alleen de weg opende voor de Joden om
terug te keren, maar hen ook verzekerde
van zijn bescherming op hun reis.
In de vrees voor God heiligheid
nastreven
In 537 v.G.T. moesten de terugkerende
Joden aan een belangrijk vereiste
voldoen. Jesaja 35:8b zegt wie er op „de
Weg der Heiligheid” mochten lopen: „De
onreine zal er niet langs trekken. En hij
zal zijn voor degene die op de weg
wandelt, en geen dwazen zullen erop
ronddolen.” Omdat de terugkeer van de
Joden naar Jeruzalem ten doel had de
zuivere aanbidding te herstellen, zou er
geen plaats zijn voor personen die
zelfzuchtige motieven hadden, die geen
respect hadden voor heilige dingen of
die geestelijk onrein waren. Degenen die
terugkeerden moesten zich houden aan
Jehovah’s hoge morele maatstaven.
Hetzelfde vereiste geldt voor ons in deze
tijd als we Gods gunst willen hebben. In
de vrees voor God moeten we heiligheid
nastreven (2 Kor. 7:1). Welke onreine
gewoonten zouden we dan moeten
mijden?
(Jesaja 36:2, 3) En de koning van
Assy̱rië zond ten slotte Ra̱bsaké vanuit
La̱chis naar Jeru̱zalem, naar koning
Hizki̱ a, met een zware krijgsmacht, en hij
bleef
vervolgens
staan
bij
de
waterleiding van de bovenvijver aan de
grote weg van het veld van de wasman.
3
Toen kwamen uit tot hem E̱ljakim, de
zoon van Hilki̱ a, die over de huishouding
ging, en Se̱bna, de secretaris, en Jo̱ah,
de zoon van A̱saf, de geschiedschrijver.
(Jesaja 36:22) Maar E̱ljakim, de zoon
van Hilki̱ a, die over de huishouding ging,
en Se̱bna, de secretaris, en Jo̱ah, de
zoon van A̱saf, de geschiedschrijver,
kwamen met gescheurde kleren bij
Hizki̱ a en meldden hem de woorden van
Ra̱bsaké.
(w07 15/1 8 ¶6)
Hoofdpunten uit het boek Jesaja — II
36:2, 3, 22. Hoewel Sebna als
beheerder ontslagen was, mocht hij als
secretaris van zijn vervanger in dienst
van de koning blijven (Jesaja 22:15, 19).
Zouden wij om een bepaalde reden uit
een
verantwoordelijke
positie
in
Jehovah’s organisatie worden gezet,
moeten we God dan niet blijven dienen
WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017
6 van 8
in ongeacht welke hoedanigheid hij
toelaat?
Wat leert dit Bijbelgedeelte me over
Jehovah?
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Welke punten kan ik in de velddienst
gebruiken?
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Bijbellezen: Jesaja 36:1-12
15 min.
LEG JE TOE OP DE VELDDIENST



Eerste gesprek (2 min. of korter)
Nabezoek (4 min. of korter)
Bijbelstudie (6 min. of korter)
 60 min.
LEVEN ALS CHRISTENEN
15 min: ‘Jehovah, ik vertrouw op u’
30 min: Gemeentebijbelstudie
03 min: Samenvatting en vooruitblik op
volgende week
15 min: Een wijkplaats voor de wind’
Vragen en antwoorden.
Kijk eerst Jehovah, ik vertrouw op u —
Fragment.
(Psalm 25:1, 2) Tot u, o Jehovah, hef ik
mijn eigen ziel op. 2 O mijn God, op u
heb ik mijn vertrouwen gesteld; O moge
ik niet beschaamd worden. Mogen mijn
vijanden geen uitbundige vreugde over
mij hebben.
(Romeinen 15:4) Want alle dingen die
eertijds werden geschreven, werden tot
ons onderricht geschreven, opdat wij
door middel van onze volharding en door
middel van de vertroosting uit de
Schriften hoop zouden hebben.
.
In welke moeilijke situatie kwam Hizkia
terecht?
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Hoe paste Hizkia het principe uit
Spreuken 22:3 toe bij zijn voorbereiding
op een mogelijke belegering?
(Spreuken 22:3) Schrander is degene
die de rampspoed heeft gezien en zich
vervolgens
verbergt,
maar
de
onervarenen zijn doorgelopen en
moeten de straf ondergaan
Waarom was het voor Hizkia geen optie
om zich aan Assyrië over te geven of
een verbond met Egypte te sluiten?
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Waarom is Hizkia een goed voorbeeld
voor ons?
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Welke situaties kunnen een test zijn op
ons vertrouwen in Jehovah?
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
30 min. Gemeentebijbelstudie:
Gods Koninkrijk regeert. hfst. 7 ¶1-9
¶1
(Markus 4:1, 2) En hij begon wederom
te onderwijzen langs de zee. En een
zeer grote schare verzamelde zich bij
hem, zodat hij in een boot stapte en
[daarin] neerzat op de zee, terwijl de
gehele schare zich langs de zee aan de
oever bevond. 2 Hij dan ging hun vele
dingen leren door middel van illustraties
en zei tot hen in zijn onderwijs:
WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017
7 van 8
¶2
(Mattheüs 24:14) En dit goede nieuws
van het koninkrijk zal op de gehele
bewoonde aarde worden gepredikt tot
een getuigenis voor alle natiën, en dan
zal het einde komen.
¶5
(Spreuken 15:22) Plannen zijn tot
mislukking
gedoemd
waar
geen
vertrouwelijk gesprek is, maar in de
veelheid van raadgevers komt iets tot
stand.
¶6
(Hebreeën 4:12) Want het woord van
God is levend en oefent kracht uit en is
scherper dan enig tweesnijdend zwaard,
en het dringt zelfs zover door dat het ziel
en geest, en gewrichten en [hun] merg
scheidt, en het kan gedachten en
bedoelingen
van
[het]
hart
onderscheiden.
¶8
(Spreuken 21:5) De plannen van de
vlijtige leiden waarlijk tot voordeel, maar
ieder die haastig is, stuurt waarlijk aan
op gebrek.
WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017
8 van 8
Download