16-22 JANUARI JESAJA 34-37 30 min. SCHATTEN UIT GODS WOORD ‘Hizkia’s (10 min.): geloof werd beloond’ (Jesaja 36:1) Nu geschiedde het in het veertiende jaar van koning Hizki̱ a, dat Sa̱nherib, de koning van Assy̱rië, optrok tegen alle versterkte steden van Ju̱da en ze vervolgens veroverde. (Jesaja 36:4-10) Bijgevolg zei Ra̱bsaké tot hen: „Zegt alstublieft tegen Hizki̱ a: ’Dit heeft de grote koning, de koning van Assy̱rië, gezegd: „Wat is dit voor een vertrouwen dat gij hebt gekoesterd? 5 Gij hebt gezegd (doch het is [louter] het woord van de lippen): ’Er is raad en macht tot de oorlog.’ Op wie hebt gij nu uw vertrouwen gesteld, dat gij tegen mij hebt gerebelleerd? 6 Zie! Gij hebt vertrouwd op de steun van die geknakte rietstengel, op Egy̱pte, die, indien een man daarop zou steunen, stellig in zijn handpalm zou dringen en die zou doorboren. Zo is Farao, de koning van Egy̱pte, voor allen die hun vertrouwen op hem stellen. 7 En ingeval gij tot mij zegt: ’Op Jehovah, onze God, hebben wij vertrouwd’, is hij het niet wiens hoge plaatsen en wiens altaren Hizki̱ a heeft verwijderd, terwijl hij tot Ju̱da en Jeru̱zalem zegt: ’Voor dit altaar dient GIJ U neer te buigen’?”’ 8 Nu dan, ga alstublieft een weddenschap aan met mijn heer, de koning van Assy̱rië, en laat ik u tweeduizend paarden geven [om te zien] of gij, van uw kant, in staat zijt daar berijders voor te leveren. 9 Hoe zoudt gij dan het aangezicht van één stadhouder uit de geringste knechten van mijn heer kunnen afkeren, terwijl gij, van uw kant, uw vertrouwen stelt in Egy̱pte voor wagens en voor ruiters? 10 En nu, ben ik soms zonder machtiging van Jehovah tegen dit land opgetrokken om het in het verderf te storten? Jehovah zelf heeft tot mij gezegd: ’Trek op tegen dit land, en gij moet het in het verderf storten.’” (Jesaja 36:15) En laat Hizki̱ a U niet op Jehovah doen vertrouwen, door te zeggen: „Jehovah zal ons zonder mankeren bevrijden. Deze stad zal niet in de hand van de koning van Assy̱rië worden gegeven.” (Jesaja 36:18-20) opdat Hizki̱ a U niet verlokt, door te zeggen: ’Jehovah zelf zal ons bevrijden.’ Hebben de goden van de natiën ieder hun eigen land uit de hand van de koning van Assy̱rië bevrijd? 19 Waar zijn de goden van Ha̱math en A̱rpad? Waar zijn de goden van Sefarva̱ïm? En hebben ze soms Sama̱ria uit mijn hand bevrijd? 20 Wie zijn er onder al de goden van deze landen die hun land uit mijn hand hebben bevrijd, zodat Jehovah Jeru̱zalem uit mijn hand zou bevrijden?”’” (ip-1 386-388 ¶7-14) Het geloof van een koning wordt beloond 7 Sanherib vaardigt Rabsake (een militaire titel, geen eigennaam) met nog twee hoogwaardigheidsbekleders naar Jeruzalem af om de overgave van de stad te eisen (2 Koningen 18:17). Buiten WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017 1 van 8 de stadsmuur worden zij opgevangen door drie van Hizkia’s vertegenwoordigers, namelijk Eljakim, de opzichter over Hizkia’s huishouding, Sebna, de secretaris, en Joah, de zoon van de geschiedschrijver Asaf. — Jesaja 36:2, 3. 8 Rabsake’s bedoeling is simpel — Jeruzalem overhalen zich zonder strijd over te geven. In het Hebreeuws roept hij eerst: „Wat is dit voor een vertrouwen dat gij hebt gekoesterd? . . . Op wie hebt gij nu uw vertrouwen gesteld, dat gij tegen mij hebt gerebelleerd?” (Jesaja 36:4, 5) Vervolgens hoont hij de bange joden door hen eraan te herinneren dat zij volkomen geïsoleerd zijn. Tot wie kunnen zij zich wenden om steun? Tot die „geknakte rietstengel”, Egypte? (Jesaja 36:6) Egypte lijkt inderdaad op een geknakte rietstengel; die voormalige wereldmacht wordt in feite al een tijdlang overheerst door Ethiopië, en Egyptes huidige farao, koning Tirhaka, is geen Egyptenaar maar een Ethiopiër. Bovendien zal hij weldra door Assyrië verslagen worden (2 Koningen 19:8, 9). Omdat Egypte zichzelf niet kan redden, zal het weinig voor Juda kunnen doen. 9 Rabsake voert nu aan dat Jehovah niet voor Zijn volk zal strijden omdat Hij boos op hen is. Rabsake zegt: „Ingeval gij tot mij zegt: ’Op Jehovah, onze God, hebben wij vertrouwd’, is hij het niet wiens hoge plaatsen en wiens altaren Hizkia heeft verwijderd?” (Jesaja 36:7) Natuurlijk hebben de joden Jehovah allerminst verworpen door de hoge plaatsen en de altaren in het land af te breken maar zijn zij juist tot Jehovah teruggekeerd. 10 Vervolgens wijst Rabsake de joden erop dat zij in militair opzicht hopeloos voor Assyrië onderdoen. Hij laat deze arrogante uitdaging horen: „Laat ik u tweeduizend paarden geven om te zien of gij, van uw kant, in staat zijt daar berijders voor te leveren” (Jesaja 36:8). Maar doet het er in werkelijkheid wel toe of Juda’s geoefende cavalerie al dan niet talrijk is? Nee, want Juda’s redding hangt niet af van superieure militaire sterkte. Spreuken 21:31 legt het zo uit: „Het paard is iets dat wordt gereedgemaakt voor de dag van strijd, maar redding behoort Jehovah toe.” Dan beweert Rabsake dat Jehovah’s zegen op de Assyriërs rust, niet op de joden. Anders, zo redeneert hij, hadden de Assyriërs nooit zo ver op Juda’s grondgebied kunnen doordringen. — Jesaja 36:9, 10. 11 Hizkia’s vertegenwoordigers maken zich zorgen over de uitwerking die Rabsake’s argumenten zullen hebben op de mannen op de stadsmuur die hem kunnen horen. Deze joodse functionarissen doen het verzoek: „Spreek alstublieft tot uw knechten in de Syrische taal, want wij luisteren; en spreek tot ons niet in de taal van de joden ten aanhoren van het volk dat op de muur is” (Jesaja 36:11). Maar Rabsake is helemaal niet van plan in de Syrische taal te spreken. Hij wil twijfel en angst in het hart van de joden zaaien, zodat zij zich zullen overgeven en Jeruzalem zonder strijd ingenomen kan worden! (Jesaja 36:12) En dus spreekt de Assyriër opnieuw in „de taal van de joden”. Hij waarschuwt de inwoners van Jeruzalem: „Laat Hizkia u niet bedriegen, want hij is niet bij machte u te bevrijden.” Vervolgens probeert hij degenen die luisteren te verlokken door een beeld te schilderen van het leven dat de joden onder de Assyrische heerschappij zouden kunnen hebben: „Geeft u aan mij over en komt uit tot mij, en ieder ete van zijn eigen wijnstok en ieder van zijn eigen vijgeboom, en ieder drinke het water uit zijn eigen regenput, totdat ik kom en u werkelijk breng naar een land gelijk uw eigen land, een land WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017 2 van 8 van koren en nieuwe wijn, een land van brood en wijngaarden.” — Jesaja 36:1317. 12 De joden zullen dit jaar niet kunnen oogsten — de Assyrische invasie heeft het hun onmogelijk gemaakt gewassen te verbouwen. Het vooruitzicht sappige druiven te eten en koel water te drinken, moet erg aantrekkelijk zijn voor de mannen die op de muur meeluisteren. Maar Rabsake heeft nog meer ondermijnende pijlen op zijn boog voor de joden. 13 Uit zijn arsenaal van argumenten trekt Rabsake een ander verbaal wapen. Hij waarschuwt de joden Hizkia niet te geloven als hij mocht zeggen: „Jehovah zelf zal ons bevrijden.” Rabsake herinnert de joden eraan dat de goden van Samaria niet in staat waren te voorkomen dat de tien stammen door de Assyriërs werden overwonnen. En wat te zeggen van de goden van de andere naties die Assyrië heeft bedwongen? „Waar zijn de goden van Hamath en Arpad?”, vraagt hij. „Waar zijn de goden van Sefarvaïm? En hebben ze soms Samaria uit mijn hand bevrijd?” — Jesaja 36:18-20. 14 Rabsake, een aanbidder van valse goden, begrijpt natuurlijk niet dat er een groot verschil is tussen het afvallige Samaria en Jeruzalem onder Hizkia. Samaria’s valse goden waren niet bij machte het tienstammenrijk te redden (2 Koningen 17:7, 17, 18). Jeruzalem daarentegen heeft onder Hizkia valse goden de rug toegekeerd en is Jehovah weer gaan dienen. Maar de drie Judese vertegenwoordigers doen geen moeite dit aan Rabsake uit te leggen. „Zij bleven zwijgen en antwoordden hem met geen woord, want het gebod van de koning luidde aldus: ’Gij moogt hem niet antwoorden’” (Jesaja 36:21). Eljakim, Sebna en Joah keren naar Hizkia terug en doen officieel verslag van de woorden van Rabsake. — Jesaja 36:22. (Jesaja 37:1, 2) Nu geschiedde het dat zodra koning Hizki̱ a [het] hoorde, hij onmiddellijk zijn klederen scheurde en zich met een zak bedekte en het huis van Jehovah binnenging. 2 Voorts zond hij E̱ljakim, die over de huishouding ging, en Se̱bna, de secretaris, en de oudere mannen van de priesters, bedekt met zakken, naar Jesa̱ja, de zoon van A̱moz, de profeet. (Jesaja 37:14-20) Toen nam Hizki̱ a de brieven uit de hand van de boden en las ze, waarna Hizki̱ a opging naar het huis van Jehovah en die voor het aangezicht van Jehovah uitspreidde. 15 En Hizki̱ a ging tot Jehovah bidden en zei: 16 „O Jehovah der legerscharen, de God van I̱ sraël, die op de cherubs zit, gij alleen zijt de [ware] God van alle koninkrijken der aarde. Gíȷ́ hebt de hemel en de aarde gemaakt. 17 Neig uw oor, o Jehovah, en hoor. Open uw ogen, o Jehovah, en zie, en hoor al de woorden van Sa̱nherib, die hij gezonden heeft om de levende God te honen. 18 Het is een feit, o Jehovah, dat de koningen van Assy̱rië alle landen, en hun eigen land, hebben verwoest. 19 En hun goden werden aan het vuur prijsgegeven, omdat het geen goden waren, maar het werk van mensenhanden, hout en steen, zodat zij ze vernietigd hebben. 20 En nu, o Jehovah, onze God, red ons uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde mogen weten dat gij, o Jehovah, alléén [God] zijt.” (ip-1 389-391 ¶15-17) Het geloof van een koning wordt beloond 15 Koning Hizkia moet nu een beslissing nemen. Zal Jeruzalem zich overgeven WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017 3 van 8 aan de Assyriërs? zijn krachten bundelen met Egypte? of voet bij stuk houden en vechten? Hizkia staat onder grote druk. Hij gaat naar Jehovah’s tempel en stuurt Eljakim en Sebna, samen met de oudere mannen van de priesters, naar de profeet Jesaja om via hem Jehovah te raadplegen (Jesaja 37:1, 2). Gekleed in zakken gaan de gezanten van de koning naar Jesaja toe en zeggen: „Deze dag is een dag van benauwdheid en van bestraffing en van smadelijke onbeschaamdheid ... Misschien zal Jehovah, uw God, de woorden van Rabsake, die door de koning van Assyrië, zijn heer, gezonden is om de levende God te honen, horen en zal hij hem werkelijk ter verantwoording roepen voor de woorden die Jehovah, uw God, gehoord heeft” (Jesaja 37:3-5). Ja, de Assyriërs tarten de levende God! Zal Jehovah aandacht schenken aan hun gehoon? Bij monde van Jesaja stelt Jehovah de joden gerust: „Wees niet bevreesd wegens de woorden die gij hebt gehoord, waarmee de bedienden van de koning van Assyrië schimpend over mij gesproken hebben. Zie, ik leg een geest in hem, en hij moet een bericht horen en naar zijn eigen land terugkeren; en ik zal hem stellig in zijn eigen land door het zwaard doen vallen.” — Jesaja 37:6, 7. 16 Intussen wordt Rabsake weggeroepen om Sanherib ter zijde te staan terwijl de koning oorlog voert bij Libna. Sanherib zal later met Jeruzalem afrekenen (Jesaja 37:8). Toch neemt de druk op Hizkia niet af met Rabsake’s vertrek. Sanherib stuurt dreigbrieven waarin beschreven wordt wat de inwoners van Jeruzalem kunnen verwachten indien zij weigeren zich over te geven: „Gij hebt zelf gehoord wat de koningen van Assyrië met alle landen gedaan hebben door ze aan de vernietiging prijs te geven, en zult gíj dan worden bevrijd? Hebben de goden van de natiën die door mijn voorvaders in het verderf zijn gestort, ze bevrijd? . . . Waar is de koning van Hamath en de koning van Arpad en de koning van de stad Sefarvaïm — van Hena en van Ivva?” (Jesaja 37:9-13) In wezen zegt de Assyriër dat het zinloos is zich te verzetten — verzet zal slechts tot meer moeilijkheden leiden! 17 Diep bezorgd over de gevolgen van de beslissing die hij moet nemen, spreidt Hizkia Sanheribs brieven in de tempel voor Jehovah uit (Jesaja 37:14). In een innig gebed smeekt hij Jehovah aandacht te schenken aan de dreigementen van de Assyriër en hij besluit zijn gebed met de woorden: „En nu, o Jehovah, onze God, red ons uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde mogen weten dat gij, o Jehovah, alléén God zijt” (Jesaja 37:15-20). Daaruit blijkt duidelijk dat Hizkia zich niet in de eerste plaats om zijn eigen bevrijding bekommert maar om de smaad die op Jehovah’s naam geworpen zal worden als Assyrië Jeruzalem verslaat. (Jesaja 37:33-38) Daarom heeft Jehovah aangaande de koning van Assy̱rië het volgende gezegd: „Hij zal deze stad niet binnenkomen en er geen pijl in schieten en er met geen schild vóór komen en er geen belegeringsdam tegen opwerpen.”’ 34 ’Langs de weg die hij gekomen is, zal hij terugkeren, en deze stad zal hij niet binnenkomen’, is de uitspraak van Jehovah. 35 ’En ik zal deze stad stellig verdedigen om haar te redden, ter wille van mij en ter wille van mijn knecht Da̱vid.’” 36 Toen ging de engel van Jehovah uit en sloeg in de legerplaats van de Assyriërs honderd vijfentachtig duizend [man] neer. Toen men ’s morgens vroeg opstond, wel, zie, zij allen waren dood, lijken. 37 Daarom WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017 4 van 8 brak Sa̱nherib, de koning van Assy̱rië, op en aanvaardde de terugtocht en ging in Ni̱ nevé wonen. 38 Nu gebeurde het dat toen hij zich neerboog in het huis van Ni̱ sroch, zijn god, Adramme̱lech en Sare̱zer, zijn eigen zonen, hem neersloegen met het zwaard, en zijzelf ontkwamen naar het land A̱rarat. En zijn zoon E̱sar-Ha̱ddon begon in zijn plaats te regeren. (ip-1 391-394 ¶18-22) Het geloof van een koning wordt beloond 18 Jehovah’s antwoord op Hizkia’s gebed komt via Jesaja. Jeruzalem mag zich niet aan Assyrië overgeven; het moet voet bij stuk houden. Jesaja geeft, alsof er nu tegen Sanherib gesproken wordt, Jehovah’s onverbloemde boodschap voor de Assyriër weer: „De maagdelijke dochter van Sion heeft u veracht, zij heeft u bespot. De dochter van Jeruzalem heeft achter u [spottend] het hoofd geschud” (Jesaja 37:21, 22). Jehovah voegt er dan in feite aan toe: ’Wie ben je wel, dat je de Heilige Israëls hoont? Ik ken je daden. Je hebt ambitieuze plannen; je veroorlooft je nogal wat grootspraak. Je hebt vertrouwd op je militaire macht en veel land veroverd. Maar je bent niet onoverwinnelijk. Ik zal je plannen dwarsbomen. Ik zal je verslaan. Dan zal ik met je doen wat jij met anderen hebt gedaan. Ik zal een haak in je neus slaan en je terugvoeren naar Assyrië!’ — Jesaja 37:23-29. „Dit zal voor u het teken zijn” 19 Welke waarborg heeft Hizkia dat Jesaja’s profetie vervuld zal worden? Jehovah antwoordt: „Dit zal voor u het teken zijn: Dit jaar zal men eten wat uit gevallen korrels opschiet, en in het tweede jaar koren dat vanzelf opkomt; maar zaait en oogst in het derde jaar, en plant wijngaarden en eet de vrucht ervan” (Jesaja 37:30). Jehovah zal de ingesloten joden van voedsel voorzien. Hoewel zij door de Assyrische bezetting niet kunnen zaaien, zullen zij van de nalezingen van de oogst van het voorgaande jaar kunnen eten. Het jaar daarop, een sabbatjaar, moeten zij hun velden braak laten liggen, ondanks hun wanhopige situatie (Exodus 23:11). Jehovah belooft dat als het volk zijn stem gehoorzaamt, er voldoende graan op de velden zal opkomen om hen in leven te houden. Het jaar daarop zullen de Judeeërs dan op de gebruikelijke manier zaaien en de vruchten van hun arbeid plukken. 20 Jehovah vergelijkt zijn volk nu met een plant die niet gemakkelijk te ontwortelen is: „Wie er van het huis van Juda ontkomen, . . . zullen stellig wortel schieten naar beneden en vrucht voortbrengen naar boven” (Jesaja 37:31, 32). Ja, zij die op Jehovah vertrouwen, hebben niets te vrezen. Zij en hun nakomelingen zullen stevig geworteld blijven in het land. 21 En de dreigementen die de Assyriër tegen Jeruzalem uit? Jehovah antwoordt: „Hij zal deze stad niet binnenkomen en er geen pijl in schieten en er met geen schild vóór komen en er geen belegeringsdam tegen opwerpen. Langs de weg die hij gekomen is, zal hij terugkeren, en deze stad zal hij niet binnenkomen” (Jesaja 37:33, 34). Het zal niet tot een veldslag tussen Assyrië en Jeruzalem komen. Verrassend genoeg zullen de Assyriërs, niet de joden, zonder strijd verslagen worden. 22 Jehovah doet zijn woord gestand en zendt een engel die het puikje van Sanheribs troepen — 185.000 man — neerslaat. Dat gebeurt blijkbaar bij Libna, en wanneer Sanherib zelf wakker wordt, blijken de leiders, oversten en sterke mannen van zijn leger dood te zijn. Beschaamd keert hij naar Nineve WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017 5 van 8 terug, maar ondanks zijn verpletterende nederlaag blijft hij koppig zijn valse god Nisroch vereren. Wanneer hij enkele jaren later voor aanbidding in de tempel van Nisroch is, wordt hij door twee van zijn zoons vermoord. Opnieuw blijkt de levenloze Nisroch niet bij machte te redden. — Jesaja 37:35-38. Graven naar geestelijke juweeltjes (8 min.): (Jesaja 35:8) En daar zal stellig een hoofdweg komen, ja, een weg, en de Weg der Heiligheid zal die worden genoemd. De onreine zal er niet langs trekken. En hij zal zijn voor degene die op de weg wandelt, en geen dwazen zullen [erop] ronddolen. (w08 15/5 26 ¶4; 27 ¶1) In de vrees voor God heiligheid nastreven Jehovah voorzei dat zijn volk na de Babylonische ballingschap naar hun vaderland zou terugkeren. De herstellingsprofetie bevatte de garantie: „Daar zal stellig een hoofdweg komen, ja, een weg, en de Weg der Heiligheid zal die worden genoemd” (Jes. 35:8a). Deze woorden tonen dat Jehovah niet alleen de weg opende voor de Joden om terug te keren, maar hen ook verzekerde van zijn bescherming op hun reis. In de vrees voor God heiligheid nastreven In 537 v.G.T. moesten de terugkerende Joden aan een belangrijk vereiste voldoen. Jesaja 35:8b zegt wie er op „de Weg der Heiligheid” mochten lopen: „De onreine zal er niet langs trekken. En hij zal zijn voor degene die op de weg wandelt, en geen dwazen zullen erop ronddolen.” Omdat de terugkeer van de Joden naar Jeruzalem ten doel had de zuivere aanbidding te herstellen, zou er geen plaats zijn voor personen die zelfzuchtige motieven hadden, die geen respect hadden voor heilige dingen of die geestelijk onrein waren. Degenen die terugkeerden moesten zich houden aan Jehovah’s hoge morele maatstaven. Hetzelfde vereiste geldt voor ons in deze tijd als we Gods gunst willen hebben. In de vrees voor God moeten we heiligheid nastreven (2 Kor. 7:1). Welke onreine gewoonten zouden we dan moeten mijden? (Jesaja 36:2, 3) En de koning van Assy̱rië zond ten slotte Ra̱bsaké vanuit La̱chis naar Jeru̱zalem, naar koning Hizki̱ a, met een zware krijgsmacht, en hij bleef vervolgens staan bij de waterleiding van de bovenvijver aan de grote weg van het veld van de wasman. 3 Toen kwamen uit tot hem E̱ljakim, de zoon van Hilki̱ a, die over de huishouding ging, en Se̱bna, de secretaris, en Jo̱ah, de zoon van A̱saf, de geschiedschrijver. (Jesaja 36:22) Maar E̱ljakim, de zoon van Hilki̱ a, die over de huishouding ging, en Se̱bna, de secretaris, en Jo̱ah, de zoon van A̱saf, de geschiedschrijver, kwamen met gescheurde kleren bij Hizki̱ a en meldden hem de woorden van Ra̱bsaké. (w07 15/1 8 ¶6) Hoofdpunten uit het boek Jesaja — II 36:2, 3, 22. Hoewel Sebna als beheerder ontslagen was, mocht hij als secretaris van zijn vervanger in dienst van de koning blijven (Jesaja 22:15, 19). Zouden wij om een bepaalde reden uit een verantwoordelijke positie in Jehovah’s organisatie worden gezet, moeten we God dan niet blijven dienen WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017 6 van 8 in ongeacht welke hoedanigheid hij toelaat? Wat leert dit Bijbelgedeelte me over Jehovah? Klik hier als u tekst wilt invoeren. Welke punten kan ik in de velddienst gebruiken? Klik hier als u tekst wilt invoeren. Bijbellezen: Jesaja 36:1-12 15 min. LEG JE TOE OP DE VELDDIENST Eerste gesprek (2 min. of korter) Nabezoek (4 min. of korter) Bijbelstudie (6 min. of korter) 60 min. LEVEN ALS CHRISTENEN 15 min: ‘Jehovah, ik vertrouw op u’ 30 min: Gemeentebijbelstudie 03 min: Samenvatting en vooruitblik op volgende week 15 min: Een wijkplaats voor de wind’ Vragen en antwoorden. Kijk eerst Jehovah, ik vertrouw op u — Fragment. (Psalm 25:1, 2) Tot u, o Jehovah, hef ik mijn eigen ziel op. 2 O mijn God, op u heb ik mijn vertrouwen gesteld; O moge ik niet beschaamd worden. Mogen mijn vijanden geen uitbundige vreugde over mij hebben. (Romeinen 15:4) Want alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben. . In welke moeilijke situatie kwam Hizkia terecht? Klik hier als u tekst wilt invoeren. Hoe paste Hizkia het principe uit Spreuken 22:3 toe bij zijn voorbereiding op een mogelijke belegering? (Spreuken 22:3) Schrander is degene die de rampspoed heeft gezien en zich vervolgens verbergt, maar de onervarenen zijn doorgelopen en moeten de straf ondergaan Waarom was het voor Hizkia geen optie om zich aan Assyrië over te geven of een verbond met Egypte te sluiten? Klik hier als u tekst wilt invoeren. Waarom is Hizkia een goed voorbeeld voor ons? Klik hier als u tekst wilt invoeren. Welke situaties kunnen een test zijn op ons vertrouwen in Jehovah? Klik hier als u tekst wilt invoeren. 30 min. Gemeentebijbelstudie: Gods Koninkrijk regeert. hfst. 7 ¶1-9 ¶1 (Markus 4:1, 2) En hij begon wederom te onderwijzen langs de zee. En een zeer grote schare verzamelde zich bij hem, zodat hij in een boot stapte en [daarin] neerzat op de zee, terwijl de gehele schare zich langs de zee aan de oever bevond. 2 Hij dan ging hun vele dingen leren door middel van illustraties en zei tot hen in zijn onderwijs: WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017 7 van 8 ¶2 (Mattheüs 24:14) En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen. ¶5 (Spreuken 15:22) Plannen zijn tot mislukking gedoemd waar geen vertrouwelijk gesprek is, maar in de veelheid van raadgevers komt iets tot stand. ¶6 (Hebreeën 4:12) Want het woord van God is levend en oefent kracht uit en is scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt zelfs zover door dat het ziel en geest, en gewrichten en [hun] merg scheidt, en het kan gedachten en bedoelingen van [het] hart onderscheiden. ¶8 (Spreuken 21:5) De plannen van de vlijtige leiden waarlijk tot voordeel, maar ieder die haastig is, stuurt waarlijk aan op gebrek. WERKBOEK LEVEN EN DIENEN ALS CHRISTENEN - JANUARI 2017 8 van 8