Rechtssociologie les 1 Tom Daems Wat is rechtssociologie? Teksten uit de e-reader: Raes, K. (1999). Het belang van de sociologie voor de beoefening van het recht. In: Het recht van de samenleving. Brussel: VUBPress, 19-48. Schuyt, C.J.M. (1981). Sociologie van het recht. In: L. Rademaker (ed.), Toegepaste sociologie. Utrecht: Het Spectrum, 318-333 (“2. Karakteristiek van de rechtssociologie”) 1. Inleiding: het recht en de samenleving ‘Salduz-wet is ideologische ingreep in ons rechtssysteem’ (Knack, 11 januari 2012) Waarom ontstaan er verschillende rechtssystemen? = sociale genese waarom recht Effectiviteitsonderzoek Implementatieprobleem Capaciteit ( gerecht en politie ) Juridiseringsvraagstuk Rol van de bovenstatelijke regelgeving. ‘Rekenhof doet aanbevelingen voor meer planmatige aanpak’ (DS, 1 februari 2012) Rekenhof doet een studie, de gevangenissen zijn onvoldoende en niet onderbouwd, de effecten worden niet berekend, er is geen geld en geen personeel en er zijn geen middelen voor tenuitvoerlegging van het beleid. Men kon al berekenen dat de effecten minimaal zouden zijn. Sociale werking van het recht? Beleidsmaatregelen voor beter maatschappij, maar hoe? Door een grote hervorming in het strafrecht? Hoe moeten bepaalde praktische problemen dan worden opgelost? Juridisering van de samenleving (1) Alomtegenwoordigheid van recht = menselijk activiteit veelal onderworpen aan recht (2) Groeiende groep ‘mensen van het recht’ = verzamelterm (3) Groeiende consumptie van recht = meer mensen maken er gebruik van >>>> Juridisering Maar ook: (1) omzeilen, overtreden, negeren, …van wetten (2) scepsis over het sturend vermogen van het recht Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 1 2. Wat is rechtssociologie? Sociologie van het recht Specialisatie in de sociologie Sociologie = gaan kijken naar groepsgedrag en kijken naar de regelmatigheden, op sociaal niveau, dus niet het individu op zich ! Bv. Eigendom, door een jurist bekeken is dit het Burgerlijk Wetboek, door een socioloog bekeken, kan dit verschillende betekenissen hebben, bijvoorbeeld de betekenis gegeven door havenarbeiders. Havenarbeiders weten dat de ondernemers verzekerd zijn en hebben daardoor een andere kijk op het begrip eigendom. Zij zien het wegnemen van eigendom niet als diefstal, waardoor uiteindelijk de sociale interne controle wegvalt. Law in books vs law in action (Pound 1910) ‘De jurist zoek uit wat de regel is, de socioloog kijkt wat er van terecht komt. Zo zou men in een bondige zin het karakter van de rechtssociologie kunnen weergeven’ (Schuyt 1981: 318) Tweerichtingsverkeer tussen recht en samenleving • Sociale genese van het recht: invloed samenleving => recht – Bv waarom juridisering? • Modernisering: vnl. kleinschalige gemeenschappen, vroeger geen regulering nu wel, bv. Kindercrèches, voedselveiligheid. • Emancipatie: einde 2de helft 19e E, sociaal recht naar verzorgingstaat • Verhoogde scholingsgraad • Aanbod juristen: groei van het aantal juristen is niet louter een antwoord op de vraag naar, maar ook door groei in het aanbod, zorgt dat er meer geconsumeerd wordt. • Sociale werking van het recht: invloed recht => samenleving In welke mate bereikt het recht de doelen die in het recht vervat liggen? Soms houden mensen zich niet altijd aan de wet omdat de wet er is. De informele beleefdheidsregels die eigenlijk de wet al hebben gemaakt. Karakteristiek van de rechtssociologie Ideële karakter van de rechtsnormen vs actuele karakter van de sociale feiten maar tegenstelling ook nuanceren want werkelijk gedrag is vaak ook deels al reflectie van de rechtsregel. (Oriënteren naar de rechtsregel) Rechtswetenschappelijke benadering weergave en bestudering van de normen in hun onderlinge relatie tot elkaar Sociologische benadering bestudering van de normen in hun relatie met alle mogelijke andere sociale verschijnselen (dogmatische aanpak) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 2 Vergelijking met taal (1) Syntaxis van het recht (dogmatiek) ( = orde van de woorden ) (2) Semantiek (rechtslogica en rechtsmethodologie) ( = betekenis ) (3) Pragmatiek (rechtssociologie) ( = gebruik van de woorden ) >> geen conflict tussen dogmatische kijk en sociologische kijk op het recht ‘De rechtssociologie kijkt naar andere dingen en verschijnselen dan de dogmatiek en als ze wel dezelfde verschijnselen in ogenschouw neemt, zal de rechtssociologie andere samenhangen gaan leggen dan de dogmatiek. De rechtssociologie is iets anders, niet iets beters of slechters dan de traditionele rechtsdogmatiek’ (Schuyt 1981: 319) Thema 1: De effectuering van regels en recht • Studie van het actuele gebruik van rechtsregels – gebruikswaarde van het recht (EVALUATIE) • Dit kan verschillende vormen aannemen: – (1) Onderzoek naar één regel – (2) Onderzoek naar een bepaald regelcomplex – (3) Onderzoek naar juridische idealen – rechtsbeginselen Thema 2: Rechtsverhoudingen en machtsverhoudingen • Spanning tussen recht en macht als onderzoeksterrein voor rechtssociologie • >> Recht als ideologie (neomarxistische interpretatie) • Maar: wat is doel en wat is effect? • >> Onderzoek op gebied van klassejustitie en rechtsongelijkheid Thema 3: Recht en organisatie • Formele vs informele organisatie Bv. In fabriek wordt vergoed ahv stuk loon: per stuk verdienen, volgens simulus van de werkgever, maar informele organisatie dat er niet te zot wordt gewerkt. • Spanningen tussen rechtsregels en informele normenpatronen Thema 4: Recht en sociale verandering (1) rechtsregels die ‘achter’ lopen bij maatschappelijke ontwikkeling ( bv. Abortus, euthanasie,..) (2) vraagstuk in hoeverre het recht sociale verandering kan bewerkstelligen (3) studie van rechtssystemen in ontwikkeling 3. Waarom rechtssociologie? • • ‘De jurist moet een sociaal deskundige zijn’ (Raes 1999: 42) ‘Let us not become legal monks’ (Pound 1910: 36) Koen Raes: Het belang van de sociologie voor de beoefening van het recht Koen Raes (1954-2011) Willy Calewaert Leerstoel VU Brussel, lezingen gebundeld als Het recht van de samenleving (VUBPress, 1999) Provocerende openingsles, over juridisch onderwijs, sociologie, etc Belang van de toenmalige context: justitie onder vuur, rol van intellectueel in openbaar debat, … Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 3 Veertigduizend juristen: om wat te doen? ‘De veertigduizend gediplomeerden in het recht die ons land rijk is, zijn daarom nog geen ‘juristen’, die zich in een bepaalde ‘deontologie’ zouden (h)erkennen. Zij worden in de meest diverse beroepstakken ingezet en beschouwen ‘het recht’ daarbij eerder als een bruikbaar instrument, dan als een ordeningsmechanisme met een eigensoortige finaliteit. ‘Het recht’ is niet meer dan een verzameling regels die, al naar gelang het geval, met succes kunnen worden ingezet om concrete belangen vooruit te helpen. De jurist beschikt over de vaardigheid daartoe en meer heeft hij niet om het lijf’ (Raes 1999: p. 20) Maar ook andere beroepsgroepen: hoogleraren, journalisten, etc !! Ralf Dahrendorf (1964) over rechtenstudenten in Duitsland (1) In verhouding tot andere opleidingen volgen meer studenten uit de hogere klassen de rechtenopleiding (2) Van alle faculteiten heeft de rechtsfaculteit het minst specifieke wetenschappelijk imago, waardoor het erop lijkt dat Those who do not know what they want will take up law (3) Opmerkelijk weinig vrouwelijke studenten volgen de rechtenopleiding (4) Rechtenstudenten zijn beter gekleed, hebben vaker een eigen auto en hebben zeer actieve studentenclubs, die hun maatschappelijke elitaire status accentueren. De organisatie van dure galabals is hiervan een voorbeeld (5) Ze zijn meer geïnteresseerd in (partij)politiek en maatschappij dan in kunst en hard werken (6) Ze hebben, in tegenstelling tot hun hoogleraren, nauwelijks enige theoretischwetenschappelijke belangstelling voor het recht en gaan er soms zelfs prat op dat het recht hen niet echt interesseert (7) Ze zijn aldus meer geïnteresseerd in wat ze maatschappelijk met hun diploma kunnen ‘doen’, dan in de theoretisch-wetenschappelijke ‘kennis’ die dit diploma dekt Raes: buiten punt (3) is er nog niet veel veranderd sinds het onderzoek. Rechtenstudie als beroepsopleiding Onderwijs in nuttigheidsperspectief (1) Opleiding instrumentaliseert (rechten studies meer afgedwaald naar beroepsopleiding) (2) Onderwijsgebeuren instrumentaliseert (studenten krijgen voorgekauwde leerstof) Het belang van de rechtssociologie: ‘Ik meen ….dat de moderne jurist juist veel te weinig met het recht als globaal ordeningsmechanisme wordt geconfronteerd, met het recht als ‘systeem’ van regels en beginselen, dat eigensoortige implicaties heeft, en een eigensoortig maatschappelijk ordeningsideaal incorporeert. Meer in het bijzonder ontbreekt het hem aan inzicht in ‘de sociale werking van recht’, het studieobject bij uitstek van de rechtssociologie’ (Raes 1999: 27) Waar zit dit belang? >> Sociologisch anti-instrumentalisme Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 4 4. Hoe gaat de rechtssocioloog tewerk? Alledaags vs. wetenschappelijk onderzoek Verschil tussen alledaags en wetenschappelijk onderzoek: (1) Zoektocht naar waarheid en steeds weer ter discussie stellen onderzoeksresultaten (2) Gebruik van systematische methoden (3) Onderzoek is een georganiseerd sociaal proces (bekendmaking resultaten) van Theoretisch en praktijkgericht onderzoek Theoretisch: gericht op vernieuwen van inzicht om bepaal theoriën te ontwerpen van nieuwe of toetsen van het bestaande ( verwerpen of bevestigen ) Praktijk: gericht om bepaalde praktijkproblemen op te lossen Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek Kwantitatief (cijfers) vs. Kwalitatief (betekenis) onderzoek (1) interview = verschillende vragen voorgelegd aan een correspondent, geen beperking van antwoorden, maar ruimte. (2) survey = grootscheepse ondervraging en meestal lange lijst van vragen. Standarisatie zorgt ervoor dat het meer kwantitatief wordt en de beperkte variatie doet de kwaliteit van het onderzoek dalen. (3) experiment = Een bepaalde groep als controle en een bepaalde groep als experiment. Bv. Hoe beïnvloedt doden/slachtofferbemiddeling op de perceptie van het slachtoffer tegenover justitie. ( experimentgroep en controlegroep zonder bemiddeling ) (4) observatie = observeren in het dagdagelijkse leven of participerende observatie, nl. als onderzoeker undercover deelnemen aan een experiment. (5) bronnen = moet veelzijdig zijn, bv. Literatuuronderzoek, dossieronderzoek, documentanalyse,.. Wat is goed onderzoek? Criteria voor kwaliteitsbeoordeling (1) controleerbaarheid (2) weerlegbaarheid of falsifieerbaarheid (=toetsbaarheid) (3) betrouwbaarheid ( = stabiliteit van een bepaald antwoord ) (4) generaliseerbaarheid ( = veralgemeenbaar?) (5) representativiteit ( = survey onderzoek: grootscheepse enquête steekproef ) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 5 Rechtssociologie les 2 Tom Daems De ontwikkeling van de Rechtssociologie I: Wetenschapstheoretisch perspectief Teksten uit de e-reader: Schuyt, C.J.M. (1981). Sociologie van het recht. In: L. Rademaker (ed.), Toegepaste sociologie. Utrecht: Het Spectrum, 313-317 (‘1. Ontwikkeling van de rechtssociologie’) Aubert, V. (1971). Enkele sociale functies van wetgeving. In: B. Peper & K. Schuyt (eds.), Proeven van rechtssociologie. Uit het werk van Vilhelm Aubert. Rotterdam: Universitaire Pers Rotterdam, 46-66 (niet: paraf ‘Het vervolgonderzoek van de wet op het huishoudelijk personeel’) Inleiding Twee manieren om naar de ontwikkeling van de rechtssociologie te kijken (I) Vanuit wetenschapstheoretisch perspectief – Vier grote invloeden – + lezing / bespreking van een aantal klassieke teksten van Aubert, Macaulay en Podgorecki – >>>> College van 27/2 + eerste deel van college 6/3 (II) Vanuit wetenschapssociologisch perspectief – >>>> Tweede deel college van 6/3 1. Wetenschapstheoretisch perspectief (1) De rechtswetenschap Einde 19e – begin 20e eeuw Een wegbereider voor de rechtssociologie sociologie als bondgenoot in kritiek op een sterk normatief-deductieve, dogmatische rechtswetenschap Vroege vertegenwoordigers (DL): o Jhering (1818-1892) en kritiek op ‘Begriffsjurisprudenz’ ( term zelf uitgevonden !) o Kantorowicz (1877-1940): Freie Rechtslere: denkrichting begin 20e E in Duitsland, het recht zoals het in de maatshchappij leeft. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 6 Eugen Ehrlich (1862-1922) Grundlegung der Soziologie des Rechts (1913) = verzamelt alle kritieken over recht ‘Levend Recht‘ Kritiek mondt uit in pleidooi voor nieuwe rechtswetenschap. MAAR hij is zelf een jurist die een voorstel doet voor iets nieuws, maar hij is geen socioloog Roscoe Pound (1870-1964) ‘Sociological jurisprudence’ = het recht als een proces zien ( niet statisch, maar dynamisch) Recht en ‘social engineering’ = Het recht als middel om een bepaald doel te verwezenlijken. 1920: Beurscrash 1930: Roosevelt geen beleid = opmars voor het recht als sturingsmiddel ! = Programma sociological jurisprudence (1) to make study of the actual social effects of legal institutions and legal doctrines (2) to promote sociological study in connection with legal study in preparation of legislation (3) to make study of the means of making rules effective and to lay stress upon the social purposes which law subserves rather than upon sanctions (4) study a sociological legal history, that is what social effects the doctrines of law have produced in the past and how they have produced them (5) to stand for what has been called equitable application of law (6) finally the end towards which the foregoing points are, but some of the means is to make effort more effective in achieving the purposes of law (Pound 1912, Harvard Law Review, geciteerd in Schuyt 1971: 51) DUS: 1) De actuele sociale effecten = reële effect dat onze instituties teweeg brengen. 2) Hoe komt de wetgeving tot stand? Inzicht in de maatschappij kan ons helpen 3) De middelen kunnen meer efficiënt 4) Welke sociale objectieven zitten in recht vervat. => SOCIOLOGIE INGANG DOEN VINDEN IN RECHT Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 7 Rechtswetenschap en sociologie Rechtswetenschappers die een rechtstheorie op sociologische wijze willen grondvesten – Normatief = ‘voortdrijven van..’ – Sociologie als hulpwetenschap Sociologen die streven naar een sociologische theorie over het recht – Descriptief = bekijken en bepaalde verklaringen uitbouwen – Zelfstandige rol voor sociologie (2) Marxisme = kritiek op klonenbasis van de samenleving Karl Marx (1818-1883) Recht werd als instrument gehanteerd om grondbezitters te vrijwaren, dus geen uitgewerkte rechtstheorie, maar vnl. anderen die met zijn opvattingen aan de slag zijn gegaan. Invloed op analyses van privaatrecht, o.m. Renner (Die Instituten des Privatrechts und ihre soziale Funktion (1902)) en Menger (Das bürgerliche Recht und die besitzlose Volksklassen (1890)) Vroegere Marx: het recht moest vrijheid en gelijkheid vrijwaren. Hij zag dat dit in de praktijk niet het geval was, het was maar een idealistische visie. Latere Marx: Recht bekijken in maatschappijtheorie. Het recht is een bovenbouwfenomeen. De onderbouw wordt gevormd door de economie ( productierelatie, kapitalisme,.. ), maar door de bovenbouw ontwikkelt zich het recht. Marx’s determinisme Relatie recht- macht ( thema van de klassenjustitie ) Drie benaderingen van Marx zijn theorieën 1) Instrumentalistische benadering: Het recht wordt een instrument. Recht weerspiegelt de belangen van de levensklassen ( bezitters vs. Productiemiddelen) 2) Structuralistische benadering: kijken naar de basis, de structuur van de samenleving. Bv. Wat is de impact van winst op de verdere ontwikkeling van de samenleving. Staat die instaat voor de waarborgen van de economie? 3) Gramsciaanse benadering: culturele hegemonie = hoe bepaalde klasse bepaalde woorden gebruiken die enkel gelden voor die klasse. Het wordt op zo’n manier voorgesteld dat ze voor iedereen lijken te gelden, iedereen heeft er belang bij. Het individueel/particulier belang wordt veralgemeen naar publiek belang. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 8 (3) Algemene sociologie Directe invloed: Durkheim en Weber schrijven direct over recht. Indirecte invloed: de sociologie die Durkheim en Weber zelf hebben ontwikkeld, was later een grote invloed en dus een grote bijdrage aan de ontwikkeling van de sociologie. Emile Durkheim (1858-1917) De la division du travail social (1893) = Integratie en cohesie, kijkt naar wat mensen bindt. ( Marx : Conflict) Relatie recht en sociale solidariteit - Mechanische : repressief - organische solidariteit : restitutief Repressief vs. restitutief recht Mechanische solidariteit (primitief) De algemene normen die gelden heel sterk. Het is een homogene samenleving, dus weinig differentiatie = conscience collectif. Bij overtreding van de normen, sterke reacties, dus repressief recht. WEL arbeidsverdeling zoals in moderne samenleving. Organische solidariteit (moderne) Arbeidsverdeling zet zich verder door. De algemene normen gaan veel minder hun stempel trekken, waardoor zich een evolutie voordoet, nl. recht wordt eerder herstellend dan repressief. Het conscience collectif wordt afgezwakt door het restitutieve recht. Sociale genese van het recht, de theorie van Durkheim: EVOLUTIE Max Weber (1864-1920) Recht in relatie tot beheersingsrationaliteit en ontstaan van het kapitalisme (lijkt enkel naar moderne westerse maatschappij, moderne samenleving tracht natuur en samenleving te beschermen) Kapitalisme en protestantse ethiek = productie van goederen met als doel WINST om opnieuw te investeren. Bij Weber invloed van religie, nl. protestantisme, arbeidsmoraal en winningsmoraal ( Marx ) Formele juridische rationaliteit als voorwaarde voor ontstaan kapitalisme: vormelijke aspecten van het recht, niet de inhoud, kapitalistische maatschappij heeft nood aan voorspelbaarheid, vaste procedures. Verschilpunt tussen Durkheim en Weber Indirect hebben ze beiden veel invloed gehad op sociologie. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 9 Weber: ‘verstehen’ Sociale verschijnselen verklaren door sociale actoren, interpretatie methodologisch individualisme: actoren centraal staan. ( kwalitatief) en Durkheim: structureel functionalisme Betekenis veel minder van belang, maar sociale structuren. Hoeveelheid communicatie en interactie tussen mensen, hiërarche in de samenleving. Methodologische collectivisme.( kwantitief ) (4)Naoorlogse sociologie Tekst: Vilhelm Aubert (1922-1988) Noors rechtssocioloog, Universiteit Oslo Mede-oprichting van Norwegian Institute for Social Research (1950) Enkele sociale functies van wetgeving Waarom is deze tekst interessant? 1) Eerste belangrijk empirisch-rechtssociologisch onderzoek van Vilhelm Aubert 2) Discrepantie tussen wet en praktijk ( ~ sociale werking van het recht ) 3) De impliciete invloed van Robert Merton (p.46) Manifeste functies = beoogde gevolg, het doel dat men wil verwezenlijken Latente functies = niet-beoogde gevolg (Bv. Een wet zegt op manifeste wijze: arbeidsomstandigheden verbeteren, maar kan zijn dat latent iets anders op de voorgrond treedt) 4) Brede waaier aan methoden => heel concreet zien hoe met de verschillende methodes wordt omgegaan. => methodologische kwesties ( enquête, experiment, documentanalyse en opvolgonderzoek ) Opmerking: Huisvrouw = bazin, diegene die het dienstmeisje in dienst neemt. De manifeste functies van de wet op het huishoudelijk personeel Case-studie over ‘Wet op het huishoudelijk personeel’ (1948) ‘…laten zien welke mechanismen er werken wanneer men door middel van wetgeving het gedrag van mensen wil beïnvloeden’ (p. 46) Doel van de wet: bescherming van de dienstboden Maar: praktijk is weerbarstig ‘De resultaten m.b.t. het gedrag kunnen gemakkelijk in één zin worden samengevat: niet meer dan 1/10 van de geïnterviewde paren gedroeg zich volledig volgens de eisen van de wet’ (p. 48) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 10 Wat is de kennis van de rechtsonderhorigen? Er bestaat een redelijke mate van kennis over de regels die gaan over beëindiging van het dienstverband, vrije dagen en vakantie. Maar de normen van de arbeidsduur en vooral die van overwerk en betaling, schijnen meer ‘law in the books’ te zijn dan ‘law in action’’ (p. 51) Wat is de mate van ervaring met de wet zelf? ‘Tabel 2 laat zien dat een juist beeld van de normen erg afhankelijk is van de mate waarin de respondent ervaring heeft met de wet. Zij die de wet gelezen hebben, kennen vaker de bepalingen in kwestie dan zij die alleen iets over de wet gehoord hebben, terwijl degenen, die zelfs niet van de wet gehoord hebben, in mindere mate de geldende bepalingen kennen’ (p. 51) Waarom die (ineffectieve) wet? Eigenlijk had het parlement al kunnen inschatten dat de wet ineffectief zou zijn, hier zijn 5 verschillende redenen voor, specifiek mbt deze wet. 1) Doel publiek heeft weinig met de wet/het openbaar bestuur te maken. ( karakteristiek van het doel publiek, ongeorganiseerde vrouwen) 2) Terrein waarop deze wetgeving zich beweegt: private sector = weinig overheidsinspectie getolereerd 3) Werkplek is geïsoleerd i/c dienstmeisjes die op zelfstandige basis in huizen werken 4) De arbeidsverhouding tussen meisjes en bazinnen is moeilijk te regelen 5) Veel van die meisjes zijn jong, onervaren meisjes die naar de stad trekken. & algemeen: latente functies Het juridisch taalgebruik ( technische opstelling wet ) Graad van begrijpelijkheid Aubert onderzoekt dit via experiment in wetsinterpretatie: weinig begrijpen het uitgekozen wetsartikel. Wet heeft als functie het beïnvloeden en informeren van leken, maar is geschreven in taal van de jurist…en dit ondanks het feit dat geschillenoplossing voor de rechter niet werd verwacht ( meisjes hadden andere makkelijkere opties en geen toezichtsorgaan en daarom werd ook niet naar de rechter gestapt. De wet wil hen beïnvloeden maar is geschreven door juristen en wordt niet gebruikt door juristen. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 11 Wetgeving en groepsconflicten Het functioneren van de wet wordt ook gehinderd door: Zwak ontwikkeld handhavingsapparaat (geen toezichtsorgaan) Vaagheid van de sancties (herhaardelijk ondanks protesten,..) Welke (latente) functie vervult ze dan wel? ‘Het antwoord moet gezocht worden in de analyse van een functie van de wetgeving, die niets te maken heeft met het proces van het overdragen van de normen en het bereiken van conformiteit aan die normen bij een bepaalde bevolkingsgroep. Deze functie heeft te maken met de noodzaak om compromissen te sluiten in de wetgevende vergadering. Daarmee wordt de wetgeving gemaakt tot een middel om groepsconflicten op te lossen of te verzachten’ (p. 61) Studie van parlementair debat, ambivalentie: (documentenstudie) – Wet is codificatie van bestaande praktijk = stempel op wat veranderd is ( conservatieve partij ) – Wet is uit op verandering en hervorming = socialistische partijen Uiteindelijk wel wet waar iedereen mee kan instemmen verschillende meningen/visies ‘Dit bijzondere en unieke compromis, zoals geformuleerd in de strafbepaling, kan slechts begrepen worden als een resultaat van twee tegengestelde krachten. Aan de ene kant wilde de wetgever zijn serieuze bedoelingen demonstreren door de wet uit te vaardigen. Traditioneel wordt dit gedaan door met sancties te dreigen, door de wet ‘tanden te geven’; dit moest vooral dienen ter geruststelling van degenen, die de hervormingsfunktie van de wet benadrukten en die het op zich genomen hadden het standpunt van de dienstboden te vertegenwoordigen. De andere kant echter kreeg zijn deel met de overduidelijke inefficiëntie van de strafbepaling, en de grote onwaarschijnlijkheid dat deze ooit toegepast zou worden. Zo zouden het privédomein (het huis) en de belangen van de huisvrouwen in praktijk beschermd worden, hoewel deze op papier in principe aan een lichte bedreiging waren blootgesteld. De inhoud van de wet is geheel ten gunste van de huishoudelijke hulpen, terwijl de procesregels de huisvrouwen beschermen. Het idee van wetshandhaving is in ere gehouden, terwijl zij in praktijk zonder effect blijft’ (p. 66) => Latente functie van de wet. Materici in de wet => dienstmeisjes Formele/processuele in de wet => bazinnen Wet wordt hierdoor ineffectief Belang van de wet: pacificatie (=universele compromis om de 2 groepen te verzoenen) Vervolgonderzoek 1956: niet te kennen Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 12 Rechtssociologie les 3 Tom Daems De ontwikkeling van de Rechtssociologie II: Wetenschapssociologisch perspectief Teksten uit de e-reader: Macaulay, S. (1963). Non-contractual relations in business: a preliminary study. American Sociological Review, 28(1), 55-67. Podgorecki, A. (1962). Law and social engineering. Human Organization, 21(3), 177-181. Tekst: Stewart Macaulay Aangesteld tot docent contractenrecht aan Universiteit van Wisconsin 1957 ‘Non-contractual relations in business: rechtssociologische klassieker a preliminary study’ is ~ Weber: formele rationale formaliteit model voor kapitalisme, recht moest voor berekenbaarheid zorgen. Start empirische studie: gesprek met schoonvader, gepensioneerd bedrijfsleider. Schoonvader wijst hem op de praktijk, die totaal anders is dat wat hij doceerde. Opzet en inzet van het onderzoek Onderzoeksopzet: (empirisch onderzoek ) wanneer= beschrijvend – Interviews met 68 zakenlieden en advocaten waarom= verklarend Vraag: Wanneer wordt het contractenrecht (niet) gebruikt? Waarom (niet)? – ‘This study represents the effort of a law teacher to draw on sociological ideas and empirical investigation. It stresses, among other things, the functions and dysfunctions of using contract to solve exchange problems and the influence of occupational roles on how one assesses whether the benefits of using contract outweigh the costs’ (p. 56) Wat is een ‘contract’? Bepaald type verhouding, twee elementen: – Rationele planning van een transactie, waarbij o.m. rekening wordt gehouden met bepaalde onzekerheden. – Juridische sancties ofwel om contract te doen naleven, ofwel bij niet-naleving SV ! Opm: contract: transacties kunnen meer of minder dan een contract zijn. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 13 Het aangaan van ruilrelaties In eerste instantie twee voorafgaande vragen: a) Wat kan er gepland worden? 1) wat ieder moet doen of nalaten te doen 2) welke gevolgen bepaalde onzekere gebeurtenissen zullen hebben voor d aangegane verplichtingen 3) wat er moet gebeuren als één van de partijen gebrekkig presteert 4) juridisch afdwingbaar maken van de overeenkomst b) In welke mate kan er gepland worden? 1) zorgvuldig en uitdrukkelijk plannen 2) partijen zijn het stilzwijgend eens over een bepaald punt 3) partijen hebben strijdige, onuitgesproken veronderstellingen 4) geen van beide partijen heeft gedacht aan een bepaalde kwestie Vaststellingen ‘Thus one can conclude that (1) many business exchanges reflect a high degree of planning about the four categories – description, contingencies, defective performances and legal sanction – but (2) many, if not most, exchanges reflect no planning, or only a minimal amount of it, especially concerning legal sanctions and the effect of defective performances. As a result, the opportunity for good faith disputes during the life of the exchange relationship often is present’ (p. 60) Belangrijke transacties => hoge graad van planning => niet alledaagse transacties Gestandaardiseerde transacties => routinematig => vaste vorm Macauly: zakenlieden hebben de mogelijkheid om te plannen, maar doen dat heel vaak niet. Ze geven de voorkeur aan het woord van de medecontractant of gaan uit van de normale normen van waarheid/eerlijkheid/… Zakenlieden willen enkel prijs en product kennen. DUS: Heel wat overheden hebben hoge graag van planning, maar meeste transacties hebben op vlak van juridische sancties of het gebrekkige uitoefenen van de tegenpartij geen planning. Het aanpassen van ruilrelaties en het regelen van geschillen Aanpassen: verplichtingen van een van beide partijen zijn gewijzigd tijdens overeenkomst (mits toestemming) Regelen van geschillen: een van beide partijen blijkt in gebreke te zijn en wat moet er aan worden gedaan? Macauly: Het contractenrecht speelt weinig rol bij het aangaan van een contract, maar het speelt nog een kleinere rol bij het regelen van geschillen. Zo vormt aanpassen van een overeenkomst vaak geen probleem, geschillen worden vaak zonder verwijzing naar het contract geregeld. Er wordt vaak zelfs geaarzeld om over rechten te spreken, veel vaker zal men het onderling proberen oplossen. ‘Je loopt niet naar advocaten als men nog handel wil drijven’ = opbouw duurzame relaties ‘Advocaten begrijpen de zakenwereld niet’ = ROL CONTRACT KLEIN Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 14 Waarom komen tamelijk niet-contractuele praktijken veelvuldig voor? (1) ‘contract’ is meestal niet nodig o.w.v. – Voorkomen van problemen – Risicomijding en –spreiding (door deze toe te passen, worden evt. wanprestaties geneutraliseerd. Bv. Enkel handeldrijven met bedrijven met goede naam, verzekering afsluiten, koper zal zijn bestellingen bij 2 of meer leveranciers bestellen,…) – Niet-juridische sancties ( de normen van de bedrijfswereld, verplichtingen moeten onder bijna alle omstandigheden worden nagekomen en men moet een goed product afleveren, men moet achter zijn product staan ) • Intern: verkoopseenheid/productie-eenheid • Extern: relaties tussen bedrijven, slechte naam (2) vaak is ‘contract’ niet wenselijk want – Omdat het bepaalde disfuncties in de wereld heeft geroepen – Het vraagt veel tijd, energie hoewel het vaak vlug moet gaan – Heel stipte uitvoering van het contract kan door andere partij als wantrouwig worden aangevoeld – Als je dreigt met rechtszaak, dan zet dit je relaties onder druk Waarom komen tamelijk ‘contractuele’ praktijken wél voor? • Voordelen > nadelen (rationeel) • Gedetailleerd contract kan een duidelijke planning vormen voor de verschillende afdelingen in het bedrijf. • Over (mid)lange termijn hebben bepaalde acties veel gevolgen ( groot risico) Bv. Luchtvaartmaatschappij: koper van vliegtuigen vraagt aan constructeur bepaalde garanties inzake veiligheid, duurzaamheid,… • Irrationele factor • Bedrijfsleider voelt aan dat men met zijn voeten speelt, daarom contract om te kunnen produceren Een weerlegging van Weber? Cf het college van vorige week: Formele juridische rationaliteit is volgens Weber een noodzakelijke voorwaarde voor het ontstaan van het kapitalisme ‘(E)conomic exchange is quite overwhelmingly guaranteed by the threat of legal coercion …(A) stable private economic system of the modern type …(would be) unthinkable without legal guarantees’ (Weber 1954: 29-30) Macaulay lijkt het hiermee oneens te zijn: ‘Longterm continuing relations, extended family ties and what Sally Moore calls ‘fictive friendships’ …play a more important role in modern economies than Weberian formally-rational systems of contract law’ (Macaulay 1996: 117) Recht niet zo belangrijk in het bedrijfsleven. Er zijn andere niet-juridische ordeningssystemen actief, vnl. de duurzaamheid. Daarmee reageert hij ook dat de berekenbaarheid niet zozeer nodig is. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 15 Waarom toch geen weerlegging van Weber? Risiciomijding & –spreiding: gebeurt vaak door aangaan van nieuwe contracten en op rationele wijze. Reden waarom men andere partij niet aan contract houdt: economische rationaliteit, duurzame relatie in stand houden of de zeer hoge kosten op KT niet opwegen tegenover proces MACAULY IS GEEN WEERLEGGING VAN WEBER! Wat met Macaulay’s bevindingen voor het huidige tijdperk? Tekst in context: artikel van Macaulay is bijna halve eeuw geleden gepubliceerd Zakenwereld is veranderd – Hele reeks aanwijzingen die wijzen op toegenomen gebruik van het recht bij contractuele verhoudingen – Waarom? Externe omgeving voor bedrijven verandert: stabiliteit (ten tijde van Macaulay’s analyse) maakt plaats voor toegenomen instabiliteit, t.g.v. (internationale) concurrentie – Meer juridische sancties • Bedrijven maken veel meer gebruik van juridische dienstverlening • Groei van de advocatenkantoren, in bijzonder groei procesvoering • Ook bij bedrijven aangroei van de bedrijfsjuristen • Het aantal zaken dat aanhangig gemaakt wordt in contractenrecht verveelvoudigd • Toename gebruik arbitrage/bemiddeling Dus veel minder als gentlemen oplossen via telefoontjes, waarom? – Omgeving bij Macauly werd gekenmerkt door stabiliteit, verhoudingen bedrijven product/prijs. Concurrentiepositie weinig druk. – Huidig tijdperk: internationale concurrentie leidt tot instabiliteit en veel meer eenmalige transacties, ipv duurzaamheid. Bedrijven zijn kwetsbaarder in de wereldwijde concurrentie. Wat betekent dit voor zijn analyse? Geen weerlegging, maar thans zijn de duurzame relaties veel minder aanwezig in de zakenwereld. Deze duurzame relaties zijn net de voedingsbodem van Macauly’s theorie. De theorie blijft, maar het menselijke gedrag is veranderd. Tekst: Adam Podgorecki (1925-1998) Rechtsonderzoek in het communistische Polen, maar zeker geen slaaf van het overheidsapparaat ! Recht en ‘social engineering’ of ‘sociotechnique’ ~ Roscou Pound ( social prudence ) Recht meer en meer zien als een beleidinstrument. Social engineering: sturen/vormen van de samenleving door recht ‘Sociotechnique is an applied (or practical) social science which serves to inform the practitioner on how to find effective means to realize intended social goals when a given set of values is accepted and a given body of tested propositions describing human behavior is accessible’ (Podgorecki en Schulze 1968: 142-3) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 16 Wetenschap en rationeel beleid: wetenschap moet de wetten van de samenleving bloot leggen, dus een positivistische benadering. Via technologie bekijken hoe men deze samenleving kan sturen door middel van recht. Dus geen empirische studie maar eerder een programmatorische met een teleologische kijk op recht. ‘Law and social engineering’ • Retrospectieve houding = de neiging om elke toestand van onevenwicht te transformeren naar vroegere toestand van evenwicht ( achteruitkijken ) • Prospectief-accidentele houding = bij onevenwichtsitutatie hier en nu gaat men via ‘trail and error’ voor de toekomst een oplossing zoeken ( vooruitkijken/ad hoc benadering) • Prospectief-rationele houding = toekomstgericht, maar op een meer systematische wijze. Doelgericht laat men zich inspireren door de bevindingen van wetenschappelijk onderzoek. ‘Presently legislators have a ‘retrospective’ or a ‘prospective-accidental’ attitude toward legal decision-making. These attitudes are based on practical experience which is far from a systematic or reliable guide to action. Thus it is necessary to provide the legislator with the means to think in a prospective-rational and teleological way’ (p. 177) Opm: Podgorecki is voorstander van prospectief-rationele houding, hoewel de andere twee houdingen meer aanwezig zijn in de maatschappij. De vier principes van Podgorecki (1) Het principe van de goede beschrijving van de situatie Voordat je overweegt in te grijpen met recht, moet je eerst voldoende geïnformeerd zijn. Bv. Nieuwe regeling loonbereking bij openbare sector, vroeger was het loon afhankelijk van de beroepscategorie, nu is het loon afhankelijk van enerzijds de formele kwalificatie en anderzijds de anciënniteit. Het draait negatief uit voor de meeste mensen, want heel wat actieve mensen beschikten niet over de formele kwalificatie. PODGORECKI: werkgever had een studie moeten doen naar de doelgroep en hun kenmerken. (2) Het principe van waarde oordelen Het kan zijn dat de waarde die de wetgever beoogt in conflict staat met andere warden die de wetgever ook beoogt; onverwachte negatieve neveneffecten. (3) The principle of verification of hypotheses Het causale element van de wet bloot leggen. Een verklaring waarom bepaalde veranderingen tot stand zouden komen. Bv. Stijging van industriële ongevallen, hoe gaan we dit oplossing? Dmv veiligheidskledij, maar hoe? Er zijn 3 manieren om dit aan te pakken: 1) Werknemers krijgen som geld waarmee ze die kledij kopen. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 17 2) Bedrijf koopt zelf kledij en blijft die ook bezitten, dus gaat over op nieuwe werknemer. 3) Bedrijf geeft kledij aan werknemer en werknemer wordt eigenaar. PODGORECKI: We kunnen stellen dat in het laatste geval de werknemer het meeste zorg zal dragen voor de kledij. Want in de eerste hypothese zullen ze het geld ergens anders aan spenderen en in de tweede hypothese zullen de nieuwe werknemers de (gebruikte) kledij weigeren en bedrijven willen niet stockeren/onderhouden. Deze hypothese kan je in acht nemen bij het opstellen van de wet. (4) Het principe van onderzoek naar effecten van bestaande wetten. Bv. Tussen 1945-1959: bestonden er in Polen 6 verschillende systemen om het loon van ober te berekenen. 1) Obers kregen 10% van de rekening (fooi) + basissalaris. Dit systeem bestond voor de oorlog, maar werd geacht in strijd te zijn met de socialistische samenleving. 2) Gedeelde van het loon werd bepaald door omzet van het restaurant. Dit was een inefficiënte maatregel, omzet steeg niet en het loon ook niet, waardoor er geen groepsprikkel is. 3) Deel van het loon werd berekent door de individuele omzet van de obers. Obers zouden dure producten en alcoholische producten aansmeren officiële beleid 4) Variabele deel van het loon afhangen van het aantal borden, hierdoor is er een individuele prikkel, maar het feit dat men maaltijden probeerde te versnipperen op verschillende borden, zorgde ervoor dat ook dit niet efficiënt was. 5) Individuele omzet met aftrek van de alcoholconsumptie. Het probleem was dat het niet overal werd ingevoerd. 6) Bepaald gedeelte van de individuele omzet + vast bedrag voor bedeling van alcohol. Deze systemen vormen een duidelijk voorbeeld van ‘Trail and error’, dus prospectief-accidentieel en daarom wil Podgorecki overgaan tot een prospectief-rationele houding. Enkele kanttekeningen bij recht en ‘social engineering’ Rechtssociologie of wetssociologie? Het gaat om de studie van bepaalde rechtsregels, dus meer wetssociologie. Weinig over rechtsbeginselen, juridische organisatie, etc. Dit kan een nadeel zijn, want weinig structuur want door focus verliest men de samenhang. Probleem van generalisatie Het gaat voornamelijk om case-studies. In welke mate zijn de bevindingen veralgemeenbaar, Hypotheses gelden vaak maar voor één wet, de wetenschap wil een algemene kijk! Recht als middel én recht als doel Niet alle wetten zijn teleologisch/doelgericht.. Cf zie het college na het paasreces ‘Autonoom recht en totale instellingen’ (8 mei 2012) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 18 Het vraagstuk van wetsevaluatie Zijn worsten zoals wetten? Je wil liever niet weten hoe ze gemaakt worden. Wetsevaluatie: waarom, hoe? Aandacht voor kwaliteit van wetgeving o.w.v. klachten m.b.t. – Kwantiteit van regelgeving is sterk toegenomen – Kwaliteit van regelgeving is sterk gedaald. Implicaties voor het functioneren van de Rechtstaat ! - rechtszekerheid? - toegankelijkheid? Twee soorten evaluatie – Prospectieve of ex ante-evaluatie: evaluatie gebeurt voor dat wetsontwerp een wet wordt, bv. Wet begrijpelijk, uitvoerbaar, normen handhaafbaar? – Retrospectieve of ex post-evaluatie: evaluatie gebeurt na invoering wet, bv. Worden de normen nageleefd, wordt het doel bereikt (instrumentele opzet), zijn de wetten toegankelijk en bieden ze rechtszekerheid (rechtsbeschermende opzet), treden er neveneffecten op? Het evaluatieproces 1) Juridische en legistieke maatstaven = van technische aard, tegenstrijdigheden, formulering? Deze juridische zaken worden vnl. ex-ante worden geanalyseerd, maar Kan ook ex-post, problemen in de praktijk, waardoor er vragen rijzen. 2) Samenhang = bestudering van wettekst met aanleunende wetteksten, de relatie Met andere relevante wetgeving, maar ook andere rechtsbeginselen. Juridisch 3) Doeleinden = in hoeverre worden de beoogde effecten bereikt en in welke mate zijn deze ook toe te schrijven aan de wet. Deze sociologische wetenschap zal ex-post Sociaalworden geëvalueerd. Bij bestudering van doeleinden kan je langs 2 stappen werken, nl. Wetentoepassing, naleving en handhaving of doeltreffendheid, effectiviteit, efficiëntie, impact. Schapp. – Toepassing – Naleving – Handhaving – Doeltreffendheid(mate realisatie doel) – Effectiviteit(causaal element verandering- wet?) Vier beoordeling 4 Beoorderlings– Efficiëntie (in welke mate zijn middelen goed ingezet?) criteria – Impact (alles + neveneffect ( gewenst/ongewenst) ) Bron: M. Adams & K. Van Aeken (1998). ‘Evaluatie van wetgevingskwaliteitsbeleid’, Parl. St. Senaat 1998-99, 1-955/3, p. 107. wetgeving. Element van een België: parlementair comité belast met wetsevaluatie ( ex post ), 11 senatoren, 11 leden van de Kamer. Wetten moeten reeds 3 jaar geldig zijn, nodig opdat de impact duidelijk is. Buigt zich over zaken als: leemtes, gebrek aan precisering, gebrek aan samenhang, .. ( opgericht bij wet van 25 april 2007 ) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 19 Interuniversitair Centrum voor Wetgeving (ICW) Het ICW heeft als voornaamste doelstelling het wetenschappelijk onderzoek inzake wetgeving te bevorderen. Het beoogt daartoe: – 1° het onderzoek aan te moedigen of zelf te ondernemen, dat kan bijdragen tot de bevordering van de kwaliteit van wetgeving; – 2° te voorzien in een betere doorstroming van informatie over wetgeving en wetgevingsonderzoek; – 3° het bevorderen van de contacten tussen onderzoekers, centra en overheidsinstellingen; – 4° de coördinatie van wetenschappelijke initiatieven en onderwijs- en vormingsinitiatieven. Zie: www.centrumwetgeving.be 2. Wetenschapssociologisch perspectief Maatschappelijke context waarbinnen rechtssociologie tot stand kwam: 3 Illustraties van hoe een bepaald conflict/spanning vragen doet opwerpen en zo als motor werkt. a. Scandinavië: onmiddellijk na WO II (1948-1952), op dat moment was een socialistische regering aan de macht. Deze wou via een aantal wettelijke maatregelen, hervormingen door voeren (social engineering). Deze kwamen in conflict met het liberale rechtsdenken. (~spanningen bij Aubert) b. Verenigde Staten: jaren ’50-60. Bepaalde gelijksheidideologie, die sterk wordt gepropageerd. Meritocratische ideologie: the self made man; deze ideologie botst met de praktijk, niet iedereen die hard werkt, bereikt de top ! Belangrijk hierbij zijn: civil rights movements, emancipatie van zwarten, ook recht als instrument zien of als obstakel. c. Duitsland: na WOII, eerder een verwerking van het nazi-regime. Hierbij gaat er veel aandacht naar de kerken, rechterlijk macht, … omdat deze ook bleven functioneren tijdens het naziregime. Institutionalisering van rechtssociologie in Vlaanderen • Onderzoek aan de Vlaamse universiteiten • Vereniging voor de Sociaal Wetenschappelijke Bestudering van het Recht (VSR) • Tijdschrift: Recht der Werkelijkheid • Recent: eerste handboek Dialogen tussen recht en samenleving: Een handboek over het rechtssociologisch onderzoek in Vlaanderen (Hubeau e.a. (eds), Acco, 2012) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 20 Rechtssociologie les 4 Tom Daems De mensen van het recht Teksten uit de e-reader: Ponsaers, P. & Parmentier, S. (2009). De Vlaamse advocatuur, een empirisch onderzoek. In : G. Martyn, G. Donker, S. Faber & D. Heirbaut (eds.), Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen. Hilversum: Uitgeverij Verloren, 371-398 (NIET: punt 1 ‘De stand van het rechtssociologisch onderzoek over de advocatuur in België’, pp. 371-384). 1. Inleiding: Wie zijn de mensen van het recht? Rechtssociologisch: kijken naar ‘Law in action’, wie er alle dagen bezig met recht? 2. Juristen in België De analyse in: Huyse, L. & Sabbe, H. (1997). De mensen van het recht. Leuven: Van Halewyck. Spectaculaire aangroei van juristen (a)Evolutie nieuw-gediplomeerden: master in de rechten (BRUTO) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 21 Er is geen ononderbroken ontwikkeling: m.a.w. periodes van expansie, stagnatie en terugval. Einde van de 19e Eeuw is er een eerste fase van groei en een stijging richting 200. In 1920 worden er minder diploma’s uitgereikt met vervolgens in 1940 opnieuw een lichte stijging. Onmiddellijk na WOII een stijging, met daarop volgend een langzame terugloop. In 1963 is er een dieptepunt met daaropvolgend vanaf 1970 een exponentiële groei. Vanwaar die toename vanaf 1970? (1)Ontwikkelingen in hoger onderwijs A) Babyboom van na WO II levert studenten aan B) Investeren in hoger onderwijs want belang verhoogt. C) Omnivalentie van humanioradiploma’s: vroeger konden enkel klassieke latijngrieks geschoolden deelnemen aan een opleiding rechten, nu kan iedereen met een secundair diploma deelemen aan een opleiding rechten. ( formele vereisten werden opengetrokken) (2)Twee emancipatiebewegingen A) Vlaamse ontvoogding: een groter aandeel van de Vlaamse studenten studeert af. 1960: 40% Ndl. / 60% Fr. 1990: 65% Ndl. / 35% Fr. B) Emancipatie van de vrouw 1965: amper 50 vrouwen 1975: 385 2012: meer vrouwen dan mannen (b)Economisch actieve juristen (NETTO) Deze worden afgezet tegenover de ontwikkelingen in de bevolking, het gaat om relatieve cijfers, nl. per 100.000 inwoners. Men kan 3 verschillende fases onderscheiden: – 1850-1920: in de functie van de jurist verandert er weinig, enkel een lichte stijging aan het einde van de 19e eeuw, dit kwam door lichte sociale onrusten en start van sociale wetgeving. – 1920-1970: zacht stijging, verdubbeling over 50jaar. ( van 70 naar 139 juristen ) – Na 1970: explosieve stijging van economisch actieve juristen. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 22 De economische actieve juristen bevatten verschillende subgroepen: – Notariaat: schijnbare daling, maar dat komt door de grote kantoren Dragen NIET met juridisch geschoold personeel. Bij tot de – Magistraten: lang stabiel, pas vanaf 1970 een groei enorme stijging – Advocaten Dragen WEL bij tot de – Overige juristen, reeds stijging vanaf 1950 enorm stijging Waarom is er behoefte aan zoveel juristen? Waaruit bestaat de vraag naar juridische bijstand? – Advies – Relaties contractueel vastleggen – Procedurele bijstand Ontwikkelingen die de vraag stimuleren: – Culturele factoren Bv. Geschiedenis van de echtscheiding, groei van het verkeer, scholingsgraag, de media, de opmars van de consumentenverenigingen, toename van het aanvechten van beslissingen,.. – Economische factoren = wijst op hoe er in de bedrijfswereld, industrie, financiële sectoren een grotere behoefte bestaat aan juristen – Politieke factoren = allerhande processen, interstatelijk en supranationaal, die nieuwe regelgeving uitvaardigen – Juridisering = nieuwe aspecten in ons leven die vroeger niet waren beschermd, bv. Milieu, consumenten, digitale wereld, … 3. Het profiel van de Vlaamse advocaat Tekst uit e-reader: Ponsaers, P. & Parmentier, S. (2009). ‘De Vlaamse advocatuur, een empirisch onderzoek’ Verslag van onderzoek (K.U. Leuven & Universiteit Gent) naar het profiel van de Vlaamse advocatuur (juli 2006 – juni 2007) Volledige verslag: Parmentier, S. & Ponsaers, P. (eds.) (2008). De Vlaamse advocaat. Wie, wat, hoe? Den Haag: Boom Juridische uitgevers Opbouw en methodologie van het onderzoek Vier onderzoeksfasen: – De voorbereidingsfase (juli 2006-november 2006) • Vragenlijst op punt stellen • Vragenlijst ging initieel uit van de Vlaamse Balie, die het onderzoek hadden besteld • Eerst aantal testen op de vragenlijst • Definitieve versie werd online geplaatst – De fase van de dataverzameling (november 2006-januari 2007) (Elektronische vragenlijst) – De analysefase (februari-mei 2007) (onderbrengen in computerprogramma) – De rapportagefase ( mei-juni 2007) ( cijfermateriaal bespreken in verslag ) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 23 De internetenquête Een onlinebevraging via internetenquête – Voor- en nadelen Voordelen Nadelen - Bereikbaarheid van veel meer – Methodologie correspondenten kinderschoenen - Lage kostprijs postenquête - Makkelijke verwerking nog in – Waarom wordt geopteerd voor dergelijke enquête? • Omvang vragenlijst: veel correspondenten haken af bij grote vragenlijst • Comfort voor respondenten: doelgroep is veel bezig met de pc. Representativiteit van de enquête – Geen steekproef, wel bevraging volledige populatie • Onlinebevraging maakt dit mogelijk (mbv. Vlaamse Balie ) • Gebrek aan achtergrondgegevens voor steekproef maakt dit wenselijk Onderzoeksresultaten LET OP: fout in één van de noten in tekst e-reader: noot 47, p. 389 bevat verkeerde verwijzing naar een tekst van Vilhelm Aubert, NIET ‘Enkele sociale functies van wetgeving’, WEL: ‘Aubert, V. (1970) Law as a way of Resolving Conflict: The Case of a Small Industrial Country' in Laura Nader (ed) Law in Culture and Society, Chicago: Aldine. RESULTAAT: 37% VAN DE AANGESCHREVENEN HEEFT DEELGENOMEN = GOED !! Groeiende beroepsgroep, feminisering en vernederlandsing Vilhelm Aubert heeft in 1970 een artikel geschreven over advocaten in Noorwegen. Hij kijkt terug in de tijd naar de juridische beroepen in de periode van 1815-1965 en hun ontwikkeling. Het artikel is in 1970 gepubliceerd. Aubert stelt vast dat in die 150jaar: de groep juristen belangrijker en groter wordt en hij linkt dit aan de industriële evolutie. Maar hij denkt dat in de toekomst de rol van de advocaat zal dalen om twee redenen: 1) Wetenschappelijke experten zullen de rol van de advocaat overnemen. 2) Rechterlijke besluitvorming wordt minder belangrijk door o.a. compromissen, bemiddeling, .. Nu blijkt dit echt niet waar te zijn, want: 1) Enorme groei van de advocaten in België 2) Feminisering: in 1922 werd de eerste vrouw toegelaten en nu zijn er al heel veel vrouwen. 3) Vernederlandsing: 1997-2006: Vlaamse Balies hebben een gemiddelde aangroei van 22% Andere relevante bevindingen: Going solo vs. samenwerking – Advocaat als ‘organizational (wo)man’ of ‘team player’, 7/10 van de advocaten functioneert in één of andere samenwerking. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 24 ‘Waarde’ van bijkomende (buitenlandse) diploma’s – 4/10 heeft een 2e universitair diploma en 1/10 heeft een buitenlands diploma. Deze laatst 10% verdient meer dan diegene zonder buitenlands diploma. Specialisatie – Specialiseren: • Man: administratief recht, handelsrecht, fiscaalrecht en vennootschapsrecht. • Vrouw: sociaal recht en familierecht – Des te groter het kantoor, des te kleiner het aantal rechtsgebieden waarop men werkzaam is Verloning – Berekening ereloon doorgaans op basis van combinatie van methoden Bv. Uurtarief + waarde van de zaak Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 25 Rechtssociologie les 5 Tom Daems Meningen over recht Teksten uit de e-reader: Van Damme, A., Pauwels, L., Pleysier S. & Van de Velde, M. (2010). Beelden van vertrouwen: het vertrouwen in politie en justitie in perspectief geplaatst. Orde van de dag , 52, 7-20. Wyseur, L., Schoffelen, J., Vervaeke, G., Parmentier, S. & Goethals, J. (2005). Justitie onder de loep. De publieke opinie ten aanzien van justitie. Rechtskundig Weekblad 68(22), 841-851. 1. Inleiding Dit rechtscollege gaat over rechtssubjecten, de relatie burger-recht. Deze relatie kan in twee richtingen gaan, nl. – van boven naar beneden: vraagstuk van gehoorzaamheid ( topdown ) – van beneden naar boven: vraagstuk van participatie, in welke mate neemt de burger deel aan de rechtsvorming ( bottom up ) 2. Legitimiteit, effectiviteit en publieke opinie Oud vraagstuk: openbaarheid en verantwoording naar het publiek toe moeten de actoren het recht verantwoorden. Bijvoorbeeld: Jeremy Bentham (1748-1832) en het zgn ‘PANOPTICON’ = Utilitarisme 18e eeuw PANOPTICON: De ideale gevangenis is een cirkelvormige gevangenis met in het midden een toren die het mogelijk maakt om iedereen te kunnen observeren die in individueel gevangenschap zit. De gevangenen kunnen niet van hun individuele cel naar de toren kijken. Dit is een efficiënte manier om controle uit te werken, want de gevangen weten niet of er iemand in die toren zit, maar het kan dus wel dus ze gaan zich gedragen. Dergelijke gevangenissen moesten op openbare plaatsen worden gezet en waren vrij betreedbaar door publiek, die dienden dan als extra-controle. Duidelijke transparantie/openbaarheid. Maar ook zeer actueel De zgn kloof burger – politiek: deze ontstaat door een crisis in de jaren 90, de politie heeft het gevoel de band met het publiek te verliezen. De klassieke partijen genieten minder macht dan vroeger, er ontstaat een voelbare kloof. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 26 De ‘witte mars’ van 20 oktober 1996: deze mars kwam er n.a.v. de zaak Dutroux. De problemen van justitie werd duidelijk, er ontstond een soort politie-oorlog. Het spaghetti-arrest waarbij onderzoeksrechter C. van de zaak werd gehaald door vermeende belangenvermenging. Bezoedeld imago van politie en justitie Impact vertrouwenscrisis: – Effectiviteit: politie en justitie zijn afhankelijk van de burger, bv. Aangifte doen, bereidheid tot getuigen,.. – Legitimiteit: de ganse rechtstaat systeem gaat er vanuit dat het recht wordt afgedwongen door juridische/politioneel apparaat. zelf recht in handen nemen. 3. Publieke opinie meten: European Social Survey (ESS) en Justitiebarometer 3.1 De European Social Survey (ESS) Vergelijking tussen een aantal Europese landen m.b.t. het vertrouwen dat burgers hebben in vier instellingen, dmv face-to-face-enquêtes: – politie, rechtssysteem, nationale parlement en Europese parlement Opm: enkel die EU-landen die aan de 4 enquêtes hebben meegedaan worden weergegeven, dus zowel de enquêtes van 2002,2004,2006 als 2008. Resultaten? Kijken naar respondenten die sterk vertrouwen hebben (score 9 of 10) Streefdoel: minimum 70% van de gecontacteerde respondenten moeten antwoorden. Vertrouwen in de instellingen Zowel tussen als binnen de landen is er heel wat variatie mbt het vertrouwen. De politie scoort steeds hoog, maar er zijn ook een aantal uitschieters, bv. Finland: bijna 40% heeft zeer veel vertrouwen in de politie, in Denemarken is dit 35% en in Noorwegen 22,4%. Algemeen heerst er in de Scandinavische landen veel meer vertrouwen dan in andere laden. Het vertrouwen in politie en justitie is veel groter dan het vertrouwen in parlementen. Het EU-parlement is zelfs populairder dan de nationale parlementen, dit komt door de strategische plaats ( Brussel ) en de interne politieke crisis in België. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 27 Evolutie vertrouwen in de politie Politie is populairder geworden omwille van de hoge nabijheid en de zeer lage toegangsdrempel. De Scandinavische landen staan opnieuw aan de top, met een zeer groot vertrouwen in de politie. Hoewel het om 4 survey’s gaat, zijn de resultaten toch redelijk stabiel. Evolutie vertrouwen in het rechtssysteem Het image van justitie is slecht, omdat er heel wat negatieve conotaties rond hangen, zoals: straffen, sanctioneren, … Het product is negatief, dus gaan mensen het negatiever bekijken. De burgers hebben de indruk dat de rechter te laks optreedt tov. Overtreders. Ook hier scoort Scandinavië zeer hoog. Deze keer is het Denemarken die het meeste vertrouwen heeft. Positie België in vergelijking met aantal andere Europese landen Positie: Politie 12/15 Rechtssysteem: 10/15 Nationale parlementen: 11/15 Europees parlement: 9/15 Waarom is het vertrouwen in Scandinavische landen hoger? Dit is enerzijds te verklaren door de hogere levenstandaard, waardoor er meer vertrouwen is en anderzijds kan een verklaring worden gezocht in het feit dat er een hogere etnische homogeniteit is. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 28 Enkele resultaten uit de 5e ronde van de ESS Voor meer info: http://www.europeansocialsurvey.org/ Figuur1: aantal gecontacteerden: Het aantal door de politie gecontacteerde mensen in procent uitgedrukt: – purper: geen contact – licht blauw: ja, maar niet tevreden – donkerder blauw: ja, maar neutraal – donkerblauw: ja en tevreden Opm.: de politiezorg wordt in Bulgarije anders ingevuld dan in België Figuur 2: Hoe vaak grijpt politie terecht in? Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 29 Figuur3: vertrouwen in de rechtbanken. Op de x-as staat hoe vaak de rechtbanken fouten maken en op de y-as staat hoe vaak goede onpartijdige beslissingen worden genomen. De rechtbanken van de meeste linkse landen op de grafiek, zijn de landen met de beste werking van de rechtbanken. Figuur4: In welke mate hebben respondenten de indruk dat de politie/het rechtssysteem corrupt is? Op de x-as staan de corrupte politie-acties en op de y-as staat de corruptie van de rechters. De landen dichtst bij de oorsprong zijn de landen met het minste corruptie. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 30 3.2 De Justitiebarometer Er wordt enkel gekeken naar de 1e justitiebarometer. Die werd afgenomen door face-to-face vragen te testen en vervolgens werd de enquête telefonisch afgenomen. Deze telefonische enquête is het eigenlijke onderzoek. Theoretisch model Dit theoretisch model werd gehanteerd bij de bevraging. Vragenlijst Er worden 4 luiken gebruiken om alles te illustreren. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 31 (a) Vertrouwen in justitie - algemeen 42% heeft eerder wel vertrouwen in justitie. Vergeleken met andere instituties, scoort het onderwijs het beste. (b) De werking van justitie De tabel gaat over de perceptie van mensen die vaak geen ervaring hebben met justitie. -informatie die justitie geeft over haar werking 75.5% (eerder) negatief -tevredenheid over werking van justitie 50% (eerder) negatief -toegankelijkheid van justitie 56.3%: (eerder) gemakkelijk een zaak voor justitie brengen -verwachting van een eerlijk proces 64.6%: (eerder) wel eerlijk proces verwachten -evolutie van de werking van justitie 46.5%: geen evolutie; 18.7% achteruitgang; 27.8% verbetering -duidelijkheid van juridische taal 72.4%: juridische taal is onvoldoende duidelijk Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 32 (c) De justitiële actoren Advocaten en parketmagistraten genieten meer vertrouwen dan rechters, wat betreft dossierkennis. (d) Afhandeling van een zaak en procedures 94% van de rechtszaken duurt te lang. ( De vraag was misschien wel fout geformuleerd.. ) Meer dan 50% is niet akkoord met vrijspraak bij procedurele fouten. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 33 (e) Ervaring met justitie In de afgelopen tien jaar, burgerlijke zaken 22% en strafzaken 6,6% Enkele kanttekeningen bij publieke opinie-onderzoek Wat is ‘de’ publieke opinie? Is het zinvol van mensen op te delen in blokken? De werkelijkheid is meer genuanceerd. Er zijn 4 verschillende groepen in het doelpubliek. 1. Beroepsmatig betrokken bij justitie, vnl. rechters, griffiers, .. 2. Niet rechtstreeks beroepsmatig betrokken, maar goed geïnformeerd, vnl. gerechtsjournalisten, beleidsmakers justitie, .. 3. Burgers die zelf ervaringen hebben gehad met justitie 4. De potentiële gebruikers met nog geen ervaring. Opm.: door kwantitatieve grootscheepse bevraging werkt men dit in de hand, daarom 1jaar later opnieuw onderzoek om de verschillen van de verschillende groepen bloot te stellen. Een band / welke band met het beleid? ‘Politicians use public opinion surveys in a manner that a drunk uses a lamppost, for support rather than illumination’ (Flanagan & Longmire 1997) Moet het beleid zich richten op de publieke mening? Bv. Procedurefouten niet meer laten leiden tot vrijspraken? Is dit wenselijk? Waarschijnlijk niet… 4. Een uitloper uit de Justitiebarometer: rechtvaardigheid de rol van procedurele Vaststelling: de Belg die ervaring heeft met justitie beoordeelt justitie minder positief dan de Belg zonder dergelijke ervaring. Hoe komt dit? – O.w.v. het resultaat? Ontevredenheid met het resultaat? – Of o.w.v. procedure? Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 34 Een procesgerichte benadering Elementen uit Justitiebarometer die ruimte laten voor procesgerichte kijk: – Wie ervaring heeft met justitie beoordeelt de bestraffing in het algemeen als voldoende streng (i.t.t. totale groep respondenten, waar bestraffing in het algemeen als onvoldoende streng wordt beoordeeld) – Meerderheid van burgers met ervaring met justitie is ontevreden over de manier waarop zijn zaak werd behandeld Theorie van procedurele rechtvaardigheid Distributieve vs procedurele rechtvaardigheid = bij distributieve rechtvaardigheid gaat om de rechterlijk beslissing, het resultaat. Als het resultaat slecht is, is alles slecht. Thibaut & Walker (1975) Percepties van de burger van de rechtvaardigheid van het rechtsgebeuren en tevredenheid over dat rechtsgebeuren zijn niet enkel afhankelijk van het resultaat, maar ook van kenmerken van de procedure die tot het resultaat leidde Drie belangrijke principes: (1) rechtvaardigheidsoordeel van partijen omtrent het geheel van de rechtspleging wordt positiever naarmate rechtvaardiger procedures worden gehanteerd (2) een negatieve beslissing blijkt beter aanvaardbaar te zijn wanneer deze het resultaat is van een rechtvaardige procedure (3) het gebruik van procedures die als rechtvaardig worden beschouwd vergroot de legitimiteit van het rechtsstelsel en daardoor ook de nakoming van de wet door de burger (vergroot ook de normconformiteit) Subjectieve procedurele rechtvaardigheid • Objectieve vs subjectieve procedurele rechtvaardigheid – Objectief: due process => de harde geobjectiveerde standaarden die in een proces vervat zitten, bv. Bewijs, onpartjidigheid,.. – Subjectief: het aanvoelen/de beleving van de rechtszoekende. • Subjectieve procedurele rechtvaardigheid, vier componenten: (1) controle: de mate waarin rechtzoekende het gevoel heeft de controle te hebben over het proces, dus dat niet alles boven je hoofd gebeurd. Hoe meer controle, hoe positieve de subjectieve perceptie. (2) participatie: in welke mate kan men participeren in rechstgebeuren, bv. Mening kunnen geven. Hoe meer participatie, hoe positiever de subjectieve perceptie. (3) respectvolle en onpartijdige behandeling Stand: verlangen van mensen om met respect behandeld te worden Trust: verwachtingen van individuen omtrent intenties van de overheid Neutrality: tekenen van objectiviteit en eerlijkheid in relatie met de overheid (4) resultaat: als het resultaat van het proces positief is, wordt het proces zelf ook vaak positief ervaren. Het kan subjectieve procedurele rechtvaardigheid ook een boost geven. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 35 Rechtssociologie les 6 Tom Daems Toegang toch recht Teksten uit de e-reader: Galanter, M. (1996). De duivel schijt altijd op de grote hoop. Bespiegelingen over de grenzen van rechtshervorming. In: J. Griffiths (ed.), De sociale werking van recht (derde druk). Nijmegen: Ars Aequi, 389-421. 1. Inleiding Enkele klassieke studies Belang jaartallen! • D. Caplowitz The poor pay more (1963) Kopen op afbetaling, dit zorgt voor financiële moeilijkheden vooral in de lagere klassen. De bedrijven spelen daar handig op in en maken misbruik van de situatie/onwetendheid van de lagere klasse. Het recht corrigeert deze situatie niet. Volgens deze studie bleek dat als er niet kon worden afbetaald, dat het bedrijf het product kon terugnemen zonder het reeds gestorte geld terug te betalen. • J. Reiman The rich get richer and the poor get prison (1979) Vooral mensen uit lagere achtergrond komen in de gevangenis terecht, de rijkeren slagen erin om via omwegen het gerecht te gebruiken. Dit heeft volgens Reiman te maken met het soort criminaliteit. De rijken doen vooral witteboordencriminialiteit1, terwijl de armeren criminaliteit plegen dat makkelijker op te sporen is. • R. Goldfarb Ransom: a critique of the American bail system (1965) Het ‘borgsysteem’ werkt negatief voor de armen, want zij beschikken niet over de financiële middelen om zich op die manier uit de gevangenis te komen. Hierdoor belanden armeren ook meer en langer in de gevangenis. • R.D. Schwartz & J.H. Skolnick Two studies of legal stigma (1962) Een student wordt in de vakantieperiode op pad gestuurd om 100x te solliciteren bij 100 verschillende bedrijven. Er zijn 4 verschillende situaties die hij hanteert: 25x zegt hij dat hij veroordeeld is, wegens aanranding 25x zegt hij dat hij beschuldigd is van aanranding, maar wel vrijgesproken. 25x vrijspraak + brief rechter 25x niks vermelden 1 financiële criminaliteit, minder makkelijk op te sporen en dus minder makkelijk erop te reageren Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 36 De kwestie van rechtshulp • J. E. Carlin & J. Howard Legal representation and class justice (1969) Mensen van hogere klassen maken meer gebruik van juridische dienstverlening, ook slagen zij er in om betere advocaten in te huren. ( Kwantitatief/kwalitatief ) – – Hebben lagere klassen minder juridische problemen? Lagere klassen worden met evenveel juridische problemen geconfronteerd, maar het zijn andere juridische problemen, die minder omslachtig lijken. Worden de belangen van de lagere klassen via andere wegen behartigd? Neen. Lagere klassen zijn zich minder bewust van de juridische dimensie van bepaalde problemen. 2. Marc Galanter: De duivel schijt altijd op de grote hoop Marc Galanter, professor aan de Universiteit van Wisconsin Tekst e-reader is ingekorte + vertaalde versie van het oorspronkelijke artikel: M. Galanter (1974) ‘Why the “haves” come out ahead: speculations on the limits of legal change’, Law and Society Review, 95-150. Duivel schijt altijd op de grote hoop: Nederlandse uitdrukking die betekent dat het grote geld altijd terechtkomt bij diegene die al veel financiële middelen hebben. Veel overbodige informatie in de figuren van de tekst Inzet van het artikel • Doel: ‘….een aantal hypothesen …formuleren over hoe de fundamentele structuur van het rechtssysteem de mogelijkheden schept en beperkt om het systeem te gebruiken als een middel tot herverdeling’ (p. 389) • Rechtssysteem bestaat uit vier elementen: – Regels – Rechtbanken – Juristen – Partijen Typologie van partijen • One-shotter (OS): iemand die eenmalig met het gerecht in contact komt. • Repeat-player (RP): iemand die op regelmatige basis zijn gelijk zoekt via het gerecht (bv. Verzekeringsmaatschappij, het OM, bedrijven, .. ). Voordelen van de RP • Overzicht • Deskundigheid / toegang tot specialisten • Informele contacten Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 37 • • • • • • Onderhandelingsreputatie: door het opeenvolgend betrokken raken bij het gerecht. Litigation als kansspel: je houdt rekening met je andere zaken Totstandkoming van de regels: gunstigere regels naar toekomst toe Litigation om de regels Regels die penetreren onderscheiden symbolische regels Middelen inzetten voor penetratie gunstige regels Vier typen van litigation Cel I: Beide partijen komen 1x of slecht sporadisch met het recht in aanraking, bv. Scheiding. Cel II: RP vs. OS Cel III: OS vs. RP Cel IV: RP vs. RP: dit gebeurt niet vaak, omdat dit vaak buiten het gerecht gebeurt (zie McCaulay). De bedrijven hebben er baat bij dat de handelsrelatie verder duurt. Advocaten • Vraagstuk m.b.t. de aard / verdeling van juridische dienstverlening: de OS zijn benadeeld tegenover de RP. • RP in het voordeel want gemakkelijker toegang tot betere dienstverlening. • Specialisatie in voordeel van OS? Galanter is pessimistisch: – Ze behoren meestal tot lagere echelons van beroep – Ze hebben vaak problemen met mobiliseren van klantenkring – Geïsoleerde relatie met OS leidt tot stereotiepe / onvruchtbare rechtshulpverlening want minder contact om beter de situatie te vatten. – Ze hebben problemen met ontwikkelen van lange termijnstrategieën Institutionele voorzieningen(RB) en regels • Twee kenmerken van institutionele voorzieningen: – Passief: je moet naar hun toestappen, ook hier is de RP bevoordeeld, want beter gekend met de toegang tot het systeem en de achterpoortjes. – Overbelast: rechtbanken kunnen niet alles afhandelen wat op hen afkomt, er wordt vaak getracht het op andere manier te doen en dit kan in het voordeel van de RP spelen. • Regels die ‘oudere, cultureel dominante belangen’ bevoordelen (p. 405) Regels zijn ietwat conservatief Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 38 Samenvattend: waarom de ‘haves’ het gewoonlijk beter doen Alternatieven voor het officiële systeem Alternatieven: – Niets doen (bv. OM: want dader onbekend ) – Exit: je trekt je terug, je neemt ontslag bij conflict tussen werkgever en werknemer. – Beroep doen op één of ander inofficieel controlesysteem • Systemen die normatieve en institutionele aanhangsels zijn van het officiële systeem Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 39 • Private systemen Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 40 Hervormingsstrategieën • Regelverandering: OS hebben er weinig baat bij. • Uitbreiding van de institutionele voorzieningen: kwantitatieve uitbreiding van de rechtbanken. • Uitbreiding van de juridische dienstverlening • Verhoging van de organisatiegraad van ‘have-not’-partijen: dit is het belangrijkste volgens Galanter. Hij pleit ervoor dat de OS zich meer en meer gaan organiseren als een RP. Zorg dat de OS toegang heeft tot alles waartoe de RP toegang hebben zodat het voordeel voor de RP er ook is voor de OS. 3. Doodstraf, sociale wetenschappen discriminatie Doodstraf en sociale wetenschap: een moeilijke relatie • Gelijk hebben =/= gelijk krijgen McCleskey v. Kemp (1987) -> één van de meest controversiële zaken in geschiedenis Amerikaanse Hooggerechtshof: de zaak werd opgebouwd, op basis van een wetenschappelijke studie. Doodstraf in Amerika: achtergrond Furman v. Georgia (1972): beslissing die de facto geleid heeft tot de afschaffing van de doodstraf gedurende een aantal jaren. Er deden zich problemen voor met de praktijk van de doodstraf. De doodstraf is wreed en ongewoon. De beslissing werd 5 tegen 4 genomen. De doodstraf werd niet afgewezen op basis van inherente redenen, maar op basis van procedurele aspecten die de doodstraf in Amerika, zoals die toen werd toegepast, problematisch was. Het wordt dus niet altijd en overal afgewezen, waardoor men de procedures ging hertekenen zodat de doodstraf opnieuw ingang kreeg. Gregg v. Georgia (1976): Gregg en andere veroordeelden, willen Furman verder zetten zodat de doodstraf definitief ongrondwettelijk zou worden verklaard, maar dit mislukt. Het Hof stelt dat het feit dat 35 verschillende staten hun wetten hebben herschreven een indicatie is dat de doodstraf in het grootste deel van Amerika als een aanvaardbare sanctie wordt gezien. Deze zaak zorgde voor een hergeboorte van de doodstraf in Amerika. Verdere ontwikkelingen: de doodstraf bleef voort bestaan en er werd veel belang gehecht aan procedurele maatregelen. (Sociale) wetenschap en debat over doodstraf • Afschrikking: empirisch onderzoek toont niet aan dat de doodstraf afschrikt of niet, men kan er dus van uitgaan dat het voor sommige misschien wel afschrikt, maar volgens de meeste onderzoeken is het afschrikkingeffect marginaal tot zeer klein. • Kosten: het is niet kostenbesparend, want elke ter dood veroordeelde kost $2 miljoen dollar want advocaten voor de procedure na de doodstraf, zijn veel duurder dan gevangenis bewakers. • Rechterlijke dwaling: onderzoek toont aan dat er ook zeer veel onschuldigen aan doodstraf worden onderworpen. • Discriminatie: Heeft elkéén, ongeacht huidskleur, een gelijke kans op de doodstraf? Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 41 Eén van de heikele thema’s: discriminatie tegen zwarten De rol van ‘race’ & segregatie in Amerikaanse geschiedenis: – Slavernij: vroeger zeer veel slavernij in Amerika – Jim Crow-wetten: zij regulariseerden de segregatie De geschiedenis van lynching: groepen van blanken namen zwarten uit de cel of gingen ze opzoeken thuis om die zelfstandig te straffen. Deze acties waren een schouwspel voor de blanken. Dit geeft een indicatie van hoe aanvaard de segregatie was in Amerika. (bv. Uit gevangenis halen om ze dan op het eind van de straat op te hangen) Filmpje: als je een blank slachtoffer maakt, zal je strenger gestraft worden dan als je een zwart slachtoffer maakt. De zaak Warren McCleskey: enkele feiten • 12 oktober 1978: – veroordeling McCleskey voor gewapende overval en moord op een blanke politieagent – McCleskey krijgt de doodstraf • Lange beroepsprocedure, met als hoogtepunt: de bekende zaak voor het Hooggerechtshof McCleskey v. Kemp (1987) • 28 september 1991: executie McCleskey te Georgia, via elektrische stoel Het onderzoek van David Baldus en collega’s Hoe discriminatie vaststellen? – Enkele eerdere belangwekkende studies Het onderzoek van Baldus, Pulaski & Woodworth (1983) – Onderzoek van + 2000 moordzaken in Georgia (1973-1979) – Controle via 230 variabelen – Belangrijkste bevinding: verdachten die aangeklaagd worden voor moord op blanke slachtoffers hebben 4,3 keer méér kans op de doodstraf dan verdachten die aangeklaagd worden voor moord op zwarte slachtoffers De uitkomst in McCleskey v. Kemp (1987) • 5 tegen 4: negatief • Beslissing van de meerderheid (auteur: Justice Lewis Powell) • Dissenting opinions (auteurs: Justices Brennan, Blackmun en Stevens) Hij moeit zich niet in methodologische studies, maar hij zegt wel dat een dergelijke studie discriminatie niet kan aantonen. Het moet vooral gaan om de intentie tot discriminatie, de intentie moet worden bewijzen. De studie van baldus kijkt enkel naar de effecten maar niet naar de intenties. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 42 Nasleep • Statistieken horen niet thuis in de rechtszaal? statistieken kunnen geen intenties weergeven maar enkel een samenvatting. Dus dat type onderzoek zou fundamenteel tekort schieten. Je zou zicht moeten krijgen op hoe de jury tot zijn beslissing komt en dat een partij openlijk toegeeft discriminerend te handelen. • Onderzoek heeft soms tijd nodig om door te dringen… • De spanning tussen beoordeling in individuele gevallen enerzijds en het totale plaatje anderzijds – juridische v. sociaal-wetenschappelijke logica 4. Vragenronde Minerva 1) Uit De ontwikkeling van de rechtssociologie, II, onderdeel Wetenschapssociologisch perspectief, slide 25; De maatschappelijke context waarbinnen de rechtssociologie tot stand kwam in de Verenigde Staten was me niet helemaal duidelijk. 'Conflict' meritocratische Noord-Amerikaanse maatschappij (o.a. The American Dream) versus opkomende burgerbewegingen? Graag wat meer uitleg. 2) Uit Meningen over recht, e-reader, Locomotieftekst, Beelden van vertrouwen.. (ESS 2008), figuur 4, pagina 16; Ik zie niet helemaal in hoe het dendogram moet worden geïnterpreteerd. De drie clusters van landengroepen zijn me duidelijk, maar weet niet goed hoe de lijnen/blokken te interpreteren. 3) Uit Meningen over recht, e-reader, Locomotieftekst, Beelden van vertrouwen.. (ESS 2008);Er is sprake van 'Parlement'. Voor België verstaat men het nationale, federale parlement (K&S). Zou het echter niet correcter (lees: representatiever) geweest zijn indien men ook de deelstatelijke parlementen had geïncorporeerd in de meting? Vb. Stel dat men in Vlaanderen meer vertrouwen heeft in het Vlaamse parlement dan in het federale (idem voor het Waalse/Brussels Hoofdstedelijk parlement)? Zouden de resultaten (vertrouwen) dan anders zijn geweest of verwaarloosbaar verschil? 4) Uit meningen over recht, e-reader, Locomotieftekst, Beelden van vertrouwen.. (ESS 2008); Indien ik het goed verstaan heb, baseert men zich op het percentage van zeer hoog vertrouwen in de instellingen, nl. scores van 9 of 10. Is het niet wat kort door de bocht om enkel naar de hoogste scores te kijken en hieruit conclusies te trekken? Zou het niet adequater zijn om ook naar de ietwat 'lagere' scores te kijken, 7 of 8 op 10? Het zou toch immers goed kunnen dat een land erg laag scoort in de categorie 9 of 10, maar bijvoorbeeld erg hoog in de categorie net eronder. Zo zou men verkeerdelijk kunnen interpreteren dat het vertrouwen laag is in een instelling, terwijl er net een grote basis van vertrouwen aanwezig is. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 43 Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 44 Rechtssociologie les 7 Tom Daems De sociologie van de straf; De sociologie van ontkenning Teksten uit de e-reader: Garland, D. (1990). Frameworks of inquiry in the sociology of punishment. British Journal of Sociology, 41(1), 1-15. Cohen, S. (1996). Human rights and crimes of the state: the culture of denial. In: J. Muncie, E. McLaughlin & M. Langan (eds), Criminological Perspectives. A Reader. Londen: Sage, 489-507. 1. Inleiding 2. De sociologie van de straf Wat doet de bestraffingssociologie? – ‘…that body of thought which explores the relations between punishment and society, its purpose being to understand legal punishment as a social phenomenon and thus trace its role in social life’ (Garland 1990: 1) – Bestraffing verschilt naar tijd en plaats: waarom? Bestraffing als een social fenomeen beschouwen en doorheen de verschillende tijden reageert men op verschillende manieren op criminaliteit. Men probeert een aantal elementen uit de huidige samenleving te relativeren met bestraffing. Waarom verschilt de bestraffingssociologie t.o.v. de straffilosofie? – Filosofie van de straf: vraagstuk van de rechtvaardiging van de straf. o Waar moeten/mogen we straffen? o Welke redenen zijn goed om te straffen? o Utilitaristisch: straf gerechtvaardigd voor de toekomst, de straf zal positieve gevolgen hebben en dus terugdringend zijn. o E. Kant: onevenwichten wegwerken om het evenwicht in de samenleving te herstellen, dus eerdere gericht op het verleden herstellen. – Strafsociologie: verklaring waarom we bepaalde bestraffingswijzen hanteren. Hoe gaat David Garland in de tekst uit de e-reader te werk? Artikel heeft eenvoudige structuur: (1) Instrumentalistische these van Michel Foucault (Straf = rationeel, instrumenteel) (3) Multidimensionele ‘derde weg’ van David Garland (geen synthese!) (2) Expressieve antithese van Emile Durkheim (Straf = emotioneel, passie ) Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 45 Waarom? Het artikel is geschreven in 1990, toen bestraffingssociologie nog geïnspireerd was door Foucault. Garland betreurde de eenzijdigheid, nl. enkel het controle aspect. Daarom eerst de huidige theorie bekritiseren om dan het tegengestelde aan te halen. 2.1 Het machtsperspectief van Michel Foucault Franse filosoof (1926-1984) Enorme invloed op bestraffingssociologie – een zgn. revisionistische studie Idee van Panopticon – disciplinerende macht In de jaren 70 kent de bestraffingssociologie een opmars. (Neo)Marxistisme kende een grote invloed, namelijk het strafrecht ingezet in de Klassenstrijd. Foucault zelf was geen marxist, maar hij bood wel een kritische alternatieve theorie van de straf, nl. een revisiontische studie. Hij stapt af van het vooruitgangsverhaal, hij wil het lijfelijke element uit de middeleeuwen laten verdwijnen, maar dat op zich volstaat niet om van humanisering te spreken. Foucault is de auteur van Surveillir et punir. In de openingsscène wordt de bloederige executie van Robert Damiens, nl. de vierdeling als straf voor de aanval die hij pleegde op de Koning in 1757. Dit staat haaks op het strakke dagregime in een instelling voor jeugddelinquenten 80jaar later. Hij wil illustreren dat er verschillende vormen van machtsuitoefening zijn. – Soevereine macht: Koning toont macht en viert bot op het lichaam van de gestrafte, hiermee wil men een duidelijke boodschap geven aan de buitenwereld. Negatieve macht: vernietiging van het lichaam – Disciplinerende macht: jongeren worden aan een strak regime van werk, kerk, etc. gehouden met een duidelijke dagplanning. Positieve machtsuitoefening: betere nieuwe lichamen Opkomst van de gevangenis binnen een ‘machtswisseling’, verschuiving van de soevereine negatieve macht, naar de positieve disciplinerende macht. Jeremy Bentham’s Pancopticon met een centrale toren die uitkijkt op de individuele cellen, wordt door Foucault gezien als het ideale gebouw voor het disciplineren van mensen. Volgens Foucault zijn de principes van het Panopticon wel gerealiseerd in de moderne gevangenis: controle, gezag, zonder geweld, anonieme macht. Kennis-Macht. Gevangenis (observatie binnen het Panopticon) laat toe kennis te ontwikkelen. Het ontwikkelt zich van daad naar dader en het is een mogelijkheidsvoorwaarde voor het ontstaan van criminologie. Het observeren van de individuele gevangen zorgt voor kennis dankzij de macht, maar deze kennis versterkt de macht om strikt/streng en precies te kunnen ingrijpen. Zodat de mens terug op het juiste pad kan worden gebracht. De straf is instrumenteel – gericht op controle en normalisering Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 46 2.2 Het expressief perspectief van Emile Durkheim Franse socioloog (1858 -1917) De la division du travail social (1893) D. Garland Primitieve samenleving: een samenleving met weinig arbeidsverdeling en geen specialisatie, mensen zijn er gelijk. Er is een mechanische solidariteit, de mensen zijn het collectief eens over heel wat zaken, zoals de eenheid en de verbondenheid met de kerk. De sancties zijn repressief, want de criminaliteit is een aanval op de belangrijkste waarde en harde sancties zijn dan ook nodig. Moderne samenleving: een hogere arbeidsverdeling en meer differentiatie. Er is een organische solidariteit, men gooit het emotionele, sacrale en de kerk over boord. De sancties hebben een restitutief karakter, ze moeten de maatschappij in zijn evenwicht herstellen. Wezen van de straf volgens Durkheim, de bestraffing is expressief, het drukt emotie en passie uit en is allerminst utilitair. De bestraffing herbevestigt en versterkt de solidariteit en kan dus als functioneel worden beschouwd. 2.3 De ‘derde weg’ van David Garland Géén ‘of / of’ – verhaal Wél: een multidimensionele bestraffingssociologie die oog heeft voor zowel instrumentele als expressieve dimensies van de straf ‘…punishment should be understood as a set of cultural practices which supports a complex pattern of regulatory, expressive and significatory effects, and any analytical approach should look for the pattern of cultural expression as well as the logic of social control’ (Garland 1990: p. 10) Men mag niet bij voorbaat een bepaald perspectief uitsluiten want dan zouden bepaalde dimensies van bestraffing verloren gaan. 3 De sociologie van ontkenning Stanley Cohen (1942 - …) Persoonlijke achtergrond: Stanley Cohen is een Zuid-Afrikaan ten tijde van het apartheidsregime. In zijn jeugd werd zijn huis bewaakt door een neger. Vanaf 1980 tot 1994 woont en werkt hij in Israël. Eind jaren 80 zijn er heel wat opstanden in de Palestijnse gebieden en Cohen verleent medewerking aan mensenrechtenorganisatie B’Tselem. Hij maakt een rapport over Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 47 ondervraging van Palestijnen tijdens de Intifada. Het gaat om levensechte getuigenissen van slachtoffers van foltertechnieken. Er komt helaas weinig reactie op en dit wekt teleurstelling bij Stanley Cohen. De centrale vraag: Wat doen mensen met overvloed aan informatie over gruwel en lijden? >>> interesse in ontkenningsmechanismen Twee foltertechniek Criminologie en criminaliteit door de staat (p.489-495 enkel slide kennen!) Vroege fase van radicale criminologie (einde ‘60 – midden ‘70): aandacht voor ‘crimes of the powerful’ – met inbegrip van de staat Daarna (midden ‘70—midden ’80): criminaliteit door de staat verdwijnt grotendeels van criminologische onderzoeksagenda Vanaf midden ‘80: criminaliteit door de staat keert terug op de agenda onder invloed van: – Externe context: groei van de internationale mensenrechtenbeweging – Interne ontwikkeling in de criminologie: de groei van de victimologie Spiraal van ontkenning Het gebeurt hier niet, je hebt het bij het verkeerde einde en als het dan toch bewezen zou worden dat het hier is, zal het wel iets anders zijn. Geen foltering maar fysieke dwang. Je hebt misschien wel gelijk met je bewering, maar het is gerechtvaardigd. Er zijn 3 fases, nl. totale ontkenning, feitenmateriaal maar ontkenning en toegeving maar rechtvaardiging. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 48 Ontkenning nader onderzocht: drie sporen (1) Psychologie van ontkenning – Psychoanalyse: ontkenning als een onbewust verdedigingsmechanisme om om te gaan met bepaalde schuldgevoelens – Meer toegepaste domeinen: bv ontkenning van ziekte, seksueel geweld in familie, enz. – Cognitieve bias: vertekening van de werkelijkheid door het feit dat men bepaalde informatie selecteert. Het is als het ware dat onze geest een bepaalde filter gebruikt. (2) Literatuur over bijstaanders: waarom interveniëren getuigen niet? Waarom laten ze slachtoffers aan hun lot over? (bv. moord op Kitty Genovese2 in 1964) Voor dit niet tussenkomen worden drie redenen voor gegeven: 1) Diffusion of responsibility: verantwoordelijkheid wordt verspreid over meerdere mensen 2) Inability to identify with the victim: men voelt zich niet verplicht omdat de sociale afstand tussen bijstaander en slachtoffer groot is. 3) Inability to conceive of effective intervention: men is wel bereid te helpen, maar men weet niet hoe tussen te komen. (3) Neutralisatietheorie (geïnspireerd door Sykes en Matza (1957)). Jongeren onderschrijven de maatschappelijke waarden en jeugddeliquenten gaan bepaalde van die waarden neutraliseren bij hun misdrijven. – Denial of injury: er is geen schade, men overdrijft het – Denial of victim: er is geen slachtoffer, bv. bij bankoverval – Denial of responsibility: bv. Bevel van hogere – Condemnation of condemners – Appeal to higher loyalty : verwijzen naar andere hogere warden Drie vormen van ontkenning • Denial of the past: bv. Turken en Armen • Literal denial: doelbewust of onbewust ontkennen • Implicatory denial: ontkennen van de implicaties, zoektocht naar rechtvaardiging, neutralisatie. – Criminaliteit uit gehoorzaamheid: • Authorisatie van bepaalde instantie • Routinisatie, eerste keer is lastig, daarna routine • Dehumanisering: slachtoffer niet zien als mensen maar als beesten. 4 Een toepassing: hoe gaat België om met informatie van het CPT? Europees Comité ter preventie van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT). Het CPT stelt na een bezoek aan een land steeds aan rapport op met vaststellingen en advies over de detentieplaatsen. Het comité bezoekt verschillende instellingen zoals gevangenissen, politiebureaus, … Ervaringen met België? De interactie tussen CPT en België, geïnspireerd door Stanley Cohen. 2 Kitty keert ’s nachts terug naar huis en wordt aangevallen en krijgt hierbij enkele rake messteken. Ze roept om hulpt, maar de 35 getuigen deden niks en pas na een half uur komt de politie opdagen. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 49 CPT en de strijd tegen foltering in Europa European Convention for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (1987) – Conventie trad in werking in februari 1989; eerste bijeenkomst 13 – 16 november 1989 – Preventieve missie (i.t.t. Europees Hof voor de Rechten van de Mens) – 47 lidstaten (Raad van Europa) – Op 19 april 2012: 316 bezoeken (192 periodieke + 124 ad hoc) – 268 rapporten gepubliceerd CPT is uitgegroeid tot belangrijke speler op het Europese terrein van de mensenrechten – Op directe wijze: door de dialoog met de lidstaten – Op indirecte wijze: door band met EHRM, consultatie voor Europese Gevangenisregels, OPCAT, enzovoort Het CPT is een creatie van de Raad van Europa. Er zijn enkele belangrijke verschillen met het EHRM, zo werkt het CPT preventief en gaat het om bezoeken aan landen. Deze bezoeken kunnen periodiek zijn of ad hoc bij problemen. Na een bezoek wordt het rapport merendeel van de tijd gepubliceerd. MAAR: CPT klaagt ook over het gebrek aan opvolging van zijn aanbevelingen: – ‘As the CPT’s President recently emphasised before the Parliamentary Assembly, the Committee does not exist to simply carry out visits and maintain cordial relations with States; its purpose is to bring about necessary change with a view to strengthening protection against ill-treatment. Only if the CPT’s dialogue with a State leads to the achievement of that purpose can one speak of effective cooperation’ (17th General Report, CPT/Inf (2007) 39, §15) – ‘As has been stressed before, a country’s cooperation with the CPT cannot be described as effective in the absence of action to improve the situation in the light of the Committee’s recommendations. Over the years, there has been no shortage of ‘success stories’. However, it is also the case that the failure of States to implement recommendations repeatedly made by the CPT on certain issues remains a constant refrain of the Committee’s reports. Few countries visited over the last twelve months have escaped this criticism’ (18th General Report; CPT/Inf (2008) 25, §16) Waarom? Hoe moeten lidstaten antwoorden op aanbevelingen die ze liever niet krijgen? We kijken hier naar de reactie van België op het meest recente rapport van de CPT in februari 2011. Als we naar de vormelijke aspecten kijken, gaat het om een spel van woord en wederwoord. Het antwoord is onderverdeeld in 8 categorieën. (1) Het instemmend antwoord: Dit is het meest eenvoudige in het rijtje: de vaststellingen van het CPT worden onderschreven en men gaat akkoord met de aanbevelingen of men bevestigt dat het aangekaarte euvel intussen van de baan is. (2) Het partiële antwoord: Soms blijven delen van een vraag om informatie of een verzoek om een standpunt onbeantwoord. Het gebeurt ook dat er niet nader wordt ingegaan op (een onderdeel van) een aanbeveling(en) van het CPT. In dergelijke gevallen is het antwoord partieel: de betrokken overheid laat zijn licht schijnen op een deel van het aangekaarte probleem, maar tezelfdertijd blijven andere aspecten in het duister. Een voorbeeld hier van Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 50 (3) (4) (5) (6) (7) (8) is de kritiek op het gevangenissentransport dat geblinddoekt en met hoofdtelefoon gebeurt. België zegt enkel dat het om een zogezegde uitzonderlijke praktijk gaat, maar gaat er globaal niet op in. Het antwoord dat een nieuwe vraag oproept: Dit type antwoord is eigenlijk een variant van het partiële antwoord, maar het onderscheidt zich hiervan op één vlak: in het antwoord komen weldegelijk alle componenten van de vraag of aanbeveling aan bod, maar dit gebeurt op dermate wijze dat het onmiddellijk een nieuwe vraag oproept. Het antwoord lijkt daardoor niet ‘af’ te zijn: het stopt als het ware halfweg. Bijvoorbeeld ‘de eerste contacten op dat vlak zijn reeds genomen’, dit is zeer vaag en roept nieuwe vragen op zoals door wie, wat houdt het in? Het corrigerende antwoord: Bij het corrigerende antwoord worden observaties of aanbevelingen van het CPT in twijfel getrokken. Het kan zijn dat het CPT een fout heeft gemaakt of de situatie niet juist heeft ingeschat. Het is ook mogelijk dat de aanbevelingen in de ogen van de betrokken overheid weinig zinvol zijn of dat er alternatieven voorhanden zijn. Bijvoorbeeld op de kritiek op bepaalde een bepaald cellencomplex in Brussel in verband met brandveiligheid reageert België dat er een audit is gebeurd en dat alles in orde is. Het ‘in de praktijk loopt alles op rolletjes’ – antwoord: Bij dit type antwoord worden de vaststellingen van het CPT niet zozeer betwist. Vaak wordt ook erkend dat de voorgestelde of geplande (wettelijke) hervormingen (nog) niet hebben plaatsgegrepen. De indruk wordt echter gewekt dat er zich op het terrein geen noemenswaardige problemen stellen. De ernst van de gesignaleerde problematiek wordt impliciet afgezwakt: in de praktijk loopt alles op rolletjes. Het ‘kunnen, maar niet willen’-antwoord: soms is er onenigheid over de aanbevelingen van het CPT: zo kan het gebeuren dat de betrokken overheid de nood aan remediëring betwist of de voorgestelde oplossing niet wenselijk of werkbaar acht. Het ‘willen, maar niet kunnen’ – antwoord: Dit type antwoord is het spiegelbeeld van het voorgaande. Een overheid kan het volmondig eens zijn met de bevindingen van het CPT en de aanbevelingen principieel onderschrijven, maar desondanks lukt het haar niet om gehoor te geven aan de verzuchtingen: de indruk ontstaat (of wordt gewekt) dat men wel wil, maar niet kan. Bijvoorbeeld door politieke crisis of een regering van lopende zaken. Het onderzoekende antwoord: Hier stelt de betrokken overheid dat het de bevindingen of aanbevelingen van het CPT aan verder onderzoek, studie, overleg, enzovoort wenst te onderwerpen. Voor het CPT is dit wellicht één van de moeilijkste antwoorden om greep op te krijgen: moet het antwoord gekaderd worden binnen een ernstige aanpak van de aangekaarte problematiek of maakt het onderdeel uit van een meer cynische strategie die gericht is op het winnen van tijd of het op de lange baan schuiven van de gevraagde hervormingen? Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 51 Rechtssociologie les 8 Tom Daems Autonoom recht en totale instituties Teksten uit de e-reader: Kelk, C. (1983). Recht voor geïnstitutionaliseerden. De functies van het recht in penitentiaire inrichtingen, psychiatrische ziekenhuizen en andere totalitaire instituties. Arnhem: Gouda Quint (NIET: p 25 ev. vanaf ‘In mijn beschouwingen stond het beklagrecht voor strafrechtelijk gedetineerden tot nog toe in het middelpunt …’). 2. Inleiding Terugblik: ‘recht en social engineering’ (A. Podgorecki): Recht is niet altijd teleologisch, doelgericht of een instrument maar is soms ook een doel op zich, dit is de social engineering van het recht. Autonoom recht maakt zich los van bepaalde instrumentele overwegingen. De instrumentele functie van het recht, staat vaak tegenover de rechtsbescherming. Met het recht kan men trachten de samenleving vorm te geven, maar dit kan alleen als er macht en ordening is, dit gaat in tegen de belangen van sommigen. Voor deze personen is er rechtsbescherming nodig. DUS recht als middel en doel! 3. Recht als systeem van intrinsieke waarden De rol van formele beginselen (vs. materiële normen): als het recht bezig is met de materiële normen, dan gaat het over het verbieden en gebieden, maar bij de formele beginselen gaat het om de vorm. Hoe komen de regels tot stand? Werden bepaalde procedures gevolg? De regels moeten voldoen aan de voorwaarden uit de wet. Het recht dient dus als maatstaf en zo kan men willekeur inperken. (Rule of law) ‘government not by men, but by law’ ‘By rule of law we mean to denote a setting in which official action even at the highest levels of authority, is governed by a body of accepted general rules. The essential element in legality, or the rule of law, is the restraint of power by rational principles of civic order. Where this ideal exists, and is effectively embodied in social institutions no power is immune for criticism nor complete free to follow its own bent, however well intentioned it may be’ (Philip Selznick geciteerd in Schuyt 1971: 48) Philip Selznick is een Amerikaanse rechtssocioloog, hij merkt op dat de macht vatbaar wordt voor kritiek, waardoor het recht een kritische dimensie krijgt. De overheid moet zich aan zijn eigen regels houden, anders zou er geen rechtstaat zijn. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 52 Skolnick, Justice without trial: Law enforcement in democratic society (1967) Over de spanning tussen ordehandhaving en legaliteit in de politiefunctie. De politie moet zich aan regels houden bij het bestrijden van criminaliteit en dat zorgt voor spanning. 4. Philip Zimbardo en het Stanford-gevangenisexperiment Philip Zimbardo (1933 - …), emeritus professor psychologie, Universiteit van Stanford Gevangenisexperiment, zomer van 1971: Er werd een gevangenis gesimuleerd in de kelder van een universiteit. Aan het experiment namen 24 studenten mee, die ofwel gedetineerde ofwel bewaker waren. De selectie gebeurde zodanig dat alleen gezonde, normale jongeren overbleven, de rolverdeling gebeurde toevallig. Het experiment zou twee weken duren maar werd na 6dagen stopgezet omdat het volledig uit de hand liep. Wat doet een slechte omgeving van een totale institutie met goede mensen? Hoe komt het dat schijnbaar normale, psychologisch stabiele, gezonde personen toch uitgroeien tot kleine monstertjes met sadistische neigingen. Weerlegging van zgn. ‘dispositional hypothesis’. Deze hypothese hield in dat alle wantoestanden in gevangenissen en andere instituties toe te schrijven zijn aan de gedetineerden of de bewaarders zelf. Er is dus iets verkeerd met die individuen en daardoor ontstaan er wantoestanden. Uit dit experiment blijkt echter het tegendeel. Het ging om normale, gezonde mensen die terecht kwamen in een slechte omgeving. Wat gebeurt er met goede mensen als je ze in slechte omgevingen plaats? Je krijgt twee groepen, waartussen een ongelijke relatie/hiërarchie heerst. Link met het Millgram-experiment. Hoe komt het dat mensen bepaalde bevelen opvolgen, ondanks de gekende gevolgen? Hoe zou het recht kunnen interveniëren om bepaalde van die kenmerken om te buigen of te voorzien? Het autonome recht moet inhaken op die totale instelling. 4. Erving Goffman over totale instituties Erving Goffman (1922-1982) Participerende observatie, St. Elizabeths Hospital, Washington. Het is een etnografische studie, in een levensechte setting. Hij krijgt hierdoor toegang tot interne informatie. Hij geeft als definitie voor een institutie, nl. een plaats waar men is afgesloten van de samenleving, voor een belangrijke periode van tijd, waar men op een formele, afgesloten wijze verder leeft. Asylums (1961) bevat 4 essays – het eerste: ‘On the Characteristics of Total Institutions’ Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 53 Een totale institutie = ‘... a place of residence and work where a large number of like-situated individuals, cut off from the wider society for an appreciable period of time, together lead an enclosed, formally administered round of life’ (p. 11) On the Characteristics of Total Institutions ‘A basic social arrangement in modern society is that the individual tends to sleep, play, and work in different places, with different co-participants, under different authorities, and without an overall rational plan. The central feature of total institutions can be described as a breakdown of the barriers ordinarily separating these three spheres of life. First, all aspects of life are conducted in the same place and under the same single authority. Second, each phase of the member’s daily activity is carried on in the immediate company of a large batch of others, all of whom are treated and required to do the same thing together. Third, all phases of the day’s activities are tightly scheduled, with one activity leading at a prearranged time into the next, the whole sequence of activities being imposed from above by a system of explicit formal rulings and a body of officials. Finally, the various enforced activities are brought together in a single rational plan purportedly designed to fullfil the official aims of the institution’ (p. 17) Alle aspecten van het leven grijpen plaats op dezelfde plek en onder één autoriteit. Het dagelijkse leven grijpt continu onafgebroken plaats in het bijzijn van anderen. Kelk zal de analyse van Goffman hanteren. Eigenschappen van totale instituties (1) organisatie-sociologische: er wordt sterk ingezet op routine als moet ordelijk, volgens vaste patronen verlopen en men heeft liever geen pottekijkers. (2) micro-sociale: wat gebeurt er intern in een dergelijke instelling? Kelk verwijst heel fel naar het begrip mortificatie. Dat men zijn persoonlijke bezitting moet afstaan, gevangeniskledij moet dragen, dat men op alle momenten mag fouilleren, etc. Deze procedures kunnen ertoe leiden dat het ‘self’ van de gedetineerden afsterft. Iedereen is gelijk. (3) juridische: de plichten van de opgeslotenen/ geinstitutionaliseerden zijn vaak zeer duidelijk omschreven. De rechten daarentegen zijn vaak zeer vaag omschrijven. De regels zelf kunnen gemakkelijk gewijzigd worden. Dit zorgt voor rechtsonzekerheid. (4) communicatieve: communicatie tussen de geinstitutionaliseerden en de bewakers. Heel wat informatie die interessant kan zijn voor de geinstitutionaliseerden ontbreekt vaak, zo ook de informatie over de rechten. (5) professioneel-hulpverlenende: heel wat van die totale instellingen zijn gericht op het welzijn, zoals een bejaardentehuis, hospitaal, psychiatrische instelling, … Spanning tussen belang van individu en belang van institutie: ‘The obligation of the staff to maintain certain humane standards of treatment for inmates presents problems in itself, but a further set of characteristic problems is found in the constant conflict between human standards on one hand and institutional efficiency on the other’ (Goffman 1961: 76) Er is een onafgebroken conflict tussen het bewaren van de menselijkheid en het streven naar ordelijkheid etc. Doordat hij verwijst naar institionele effeciënte verwijst naar de instrumentele drijfveer. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 54 Kanttekening bij gevangenis als totale institutie Twee kenmerken waardoor gevangenis verschilt van de andere totale instituties: – Primair doel is niet het welzijn van inwoners bevorderen, maar wel bescherming van de maatschappij tegen gedetineerden; – Het grotere machtsonevenwicht tussen gevangenen en bewakend personeel – grotere mate van afhankelijkheid (cf gevangenisexperiment van Philip Zimbardo) . Het aspect controle is veel prominenter bij gevangenissen dan bij andere instellingen. 5. Autonoom recht en totale instituties Constantijn Kelk (1943 …) 1969-2008: Universiteit Utrecht, Willem Pompe Instituut. Hij promoveert met proefschrift Recht voor gedetineerden (Utrecht, 1978) Rechtsburgerschap van gedetineerden: hij schrijft zijn proefschrift in 1978 over recht van gedetineerden. Een van de kernideeën waar hij zijn ganse carrière rondom werkte, betreft het idee van rechtsburgerschap van gedetineerden. De straf van gedetineerden impliceert niet dat de rechten worden opgeschort. Bestraffing moet gebeuren met in achtname van de rechten van het burgerschap. Recht houdt niet op aan de gevangenispoort. Achtergrond van de tekst uit de e-reader: Invloed van A.A.G. Peters en de nieuwe Utrechtse school A.A.G. Peters (1936-1994) Universiteit Utrecht Hoogleraar straf(proces)recht (1970-1975), daarna: rechtssociologie, tot aan zijn overlijden Leermeester van Kelk A.A.G Peters en de nieuwe Utrechtse school. Peters leeft in de periode waar het bevragen van de maatschappelijke verhoudingen centraal stond. Dit zorgt ervoor dat ook veel juristen nadenken over hun eigen beroep, zo ook Peters. Het strafrecht moest vooral gericht zijn op het versterken van de rechtspositie van de jusitiable. Die moet zich verweren tegen de sterke overheid. De jurist moest een grote solidariteit tonen met de onderhorige. Men moet het opnemen voor de zwakkere partij in het geding. De oratie van Peters is zeer invloedrijk, omdat hij stelde dat het specifiek juridische ligt in de secundaire controle, nl. de normering van de overheid, ipv de primaire controle van het gedrag van de burgers. Het gaat niet om policing the society maar policing the police. De ‘nieuwe geest van de tijd’ (jaren ’70) : Maatschappijkritiek, democratiseringsbewegingen, bewustwording van menselijke vrijheid en autonomie, bevraging van gevestigde maatschappelijke verhoudingen Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 55 Strafrecht: versterking van rechtspositie van justitiabele (tegenover straffende overheid), grotere solidariteit met justitiabele, machtskritisch A.A.G. Peters deed aan ‘schoolvorming’ – Inspireerde grote groep jonge onderzoekers – Richtinggevend voor hun onderzoek – De grote invloed van zijn oratie Het rechtskarakter van het strafrecht uit 1972 Kernidee bij A.A.G. Peters Het specifiek-juridisch ligt in SECUNDAIRE controle: niet controle van gedrag van burgers, maar wel normering van optreden van de overheid >>> De juridische taak van het strafrecht is niet POLICING SOCIETY maar wel POLICING THE POLICE Packer (1964): Crime control model & due process model Crime control model – beeld van de ‘lopende band’ >> instrumentele visie op het recht ‘...down which moves an endless stream of cases, never stopping, carrying the cases to workers who stand at fixed stations and who perform on each case as it comes by the same small but essential operation that brings it one step closer to being a finished product, or, to exchange the metaphor for the reality, a closed file’ (p. 11) Due process model – beeld van een ‘parcours met obstakels’ >> rechtsbeschermende visie op het recht ‘Each of its successive stages is designed to present formidable impediments to carrying the accused any further along in the process’ (p. 13) Betrouwbaarheid boven efficiëntie ‘Precisely because of its potency in subjecting the individual to the coercive power of the state, the criminal process must …be subjected to controls and safeguards that prevent it from operating with maximal efficiency. According to this ideology, maximal efficiency means maximal tyranny’ (p. 16) Het crime control model is de instrumentele visie op het recht. Het recht en de strafrechtsbedeling dat wordt ingesteld voor de bestrijding van onrecht. Het ideale beeld dat daarbij hoort volgens Packer is dat van de lopende band. Het is makkelijker om criminaliteit terug te dringen als je niet moet vragen om een bevel voor huiszoeking, salduz.. Dat zijn allemaal obstakels die zorgen dat de lopende band minder vlot loopt. Het Due processmodel is een model met obstakels. Dergelijke elementen zorgen ervoor dat men meer belang gaat hechten aan betrouwbaarheid dan aan efficiëntie. Kelk is bezig over het model van obstakels. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 56 Autonoom recht • ‘...in de jaren zeventig stond de ontmaskering van het strafrecht als politiek machtsinstrument voorop, maar tegelijkertijd de noodzaak om juist de macht van het recht te gebruiken om zijn disfunctioneren aan te tonen en te redresseren, zodat het kan bijdragen tot bescherming en emancipatie van de (sociaal zwakkere) burger. Het rechtskarakter van het strafrecht maakt het ook tot een machtig instrument van politieke kritiek, waarmee het met eigen argumenten om de oren kan worden geslagen’ (Brants 2008: 10) • ‘…een naast elkaar bestaan van de ordenende, criminaliteitsbestrijdende functie naast een zelfkritische, a.h.w. gewetensfunctie, krachtens dewelke controle op het eigen handelen alsmede het verschaffen van rechten aan de verdachten tegen het eigen optreden, een intrinsiek element van het straf(proces)recht was geworden. Men zou menen dat vrouwe justitia behalve met zwaard en weegschaal eveneens met een geweten is toegerust’ (Kelk 1983: 6-7) Het autonoom recht hoort thuis in het zelf kritische! Het autonome recht wordt afgezet tegen het repressieve en het responsieve recht. Het repressief recht. Autonoom recht gaat over legitimiteit, de rule of law, en is gericht op het temmen van het repressieve recht. Hoe kan het recht een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van sociale rechtvaardigheid, van sociaal beleid. Tekst e-reader: de geïnstitutionaliseerden Toen (1983) ca 40.000 in Nederland (penitentiaire inrichting, jeugdbeschermingsinstelling, tbrinrichting, psychiatrisch ziekenhuis) Geïnstitutionaliseerden zijn: – ‘...degenen, die gedurende kortere of langere tijd noodgedwongen moeten verblijven in een inrichting met een gesloten karakter, met een hiërarchische organisatiestructuur en met een Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 57 – van boven af opgelegd en minutieus gereglementeerd leefschema (‘regiem’), waarin zijn vierentwintig uur van de dag tezamen met niet-zelf gekozen medegeïnstituitonaliseerden dienen te vertoeven en waarin de verschillende levenssferen, zoals werken, slapen en ontspannen, in één en hetzelfde gebouw zijn verenigd’ (p. 5) Kelk spreekt (in navolging van Goffman) van ‘totale instituties’ Recht in totale instituties Het beklagrecht in Nederland (sinds 1977) – ‘Het komt me ...voor, dat de evolutie van het beklagrecht voor gedetineerden op allerlei niveau buitengewoon leerzaam is, zowel voor wat betreft de betekenis van recht en rechtsbeginselen in het algemeen, als voor wat betreft de ontwikkeling van recht in vergelijkbare instituties, zoals jeugdbeschermingsinrichtingen en psychiatrische ziekenhuizen’ (p. 8) – ‘Welke functies kunnen in deze op het eerste oog wat deprimerende context worden vervuld door de rechtspositie van de geïnstitutionaliseerden en met name door het meest dynamische element daarvan, de procedure op tegenspraak?’ (p. 13) Zestal functies van beklagprocedures 1)concretisering / specifiëring van individuele rechten en toepasselijke rechtsbeginselen 2)effectueren van uitdrukkelijk toegekende rechten voor zover deze over het hoofd dreigen te worden gezien 3)verduidelijken van conflicten en belangentegenstellingen 4)op spoor komen en zo mogelijk herstellen van fouten 5)geldig verklaren van motieven voor handelingen en beslissingen van functionarissen: als de beslagcommissie besluit in het voordeel van de functionarissen, dan wint die beslissing ook aan macht. 6)bevorderen van een geordende vorm van communicatie Beklagrecht is autonoom recht – ‘Het autonome recht stelt zich kritisch op t.a.v. het repressieve recht, dat vooral de bestaande orde dient, door een arsenaal van op zich zelf staande rechtswaarden en rechtsbeginselen voorop te stellen ter beteugeling van willekeur en met als centraal thema de ‘rule of law’’ (p. 16) ( dit omvat alles ) Beklagrecht werkt ook preventief als het effectief wordt toegepast omdat men dan weet dat er de mogelijkheid is dat men zich moet verantwoorden. Er moeten dus goede redenen zijn om tot een beslissing te komen. Maar Kelk is ook bewust van een aantal bezwaren: – Het is strikt individueel van aard – Taakverzwaring voor directie en personeel – Gevaar voor aantasting van een informele inrichtingssfeer Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 58 Autonoom recht vs. totale institutie als gummiebal Kelk houdt echter vast aan de waarde van het autonome recht: – ‘Een juridisch ‘harde’ procedure moge op zich zelf risico’s in zich dragen, bijvoorbeeld van verharding van het inrichtingsklimaat, anderzijds is de afdwingbaarheid van juridischbehoorlijk handelen en beslissen en niet het minst de preventieve werking die ervan kan uitgaan op de functionarissen, van niet te onderschatten betekenis’ (p. 22) – ‘Wij dienen ons buitendien te realiseren, dat de totale institutie – als een gummiebal, die na te zijn ingeknepen terugspringt – de neiging heeft steeds weer in oude ‘natuurlijke’ eigenschappen en patronen terug te vallen als niet bij voortduring en met grote alertheid van buiten af wordt gehamerd op de realisering van recht en rechtsbeginselen’ (p. 23) Recht van dergelijke instellingen zijn als gummiballen, je duwt het in en die vorm verandert dan iets, maar zodra je greep lost, springt die bal opnieuw naar zijn oorspronkelijke vorm. Als die greep niet continu aanhoudt, brengt het niets op. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 59 Rechtssociologie les 9 Tom Daems Vragenronde & voorbeeldvragen Vragenronde minerva 1. Hoe moet men de grafiek (figuur 2) uit de tekst " justitie onder de loep" op bladzijde 845 lezen en interpreteren? Onderwijs geniet het hoogste vertrouwen. Justitie, pers en kerk komen op een gedeelde vierde plaats, dat heeft te maken met statistiek. 2. “Ik vraag mij af of we een internaat ook kunnen zien als een totale institutie. Een internaat heeft net als een ziekenhuis (totale institutie) een positieve functie. (Ziekenhuis=verzorging van patiënten, Internaat=scholing) Daarnaast voldoet een internaat volgens mij min of meer aan de criteria van Goffman 1.) Er worden allerlei barrières neergehaald -Er wordt op een bepaalde plaats geslapen -Er wordt vrije tijd doorgebracht (na de schooluren) -Er wordt gewerkt Je zit onder de autoriteit van iemand. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 60 2.)Elke activiteit gebeurt in de nabijheid van anderen. (Het kan zijn dat men met meerdere personen op een kamer slaapt,lessen, vrije tijd, maaltijden,...). Elke activiteit vindt plaats in de buurt van mensen die je niet zelf hebt gekozen. 3.)De dagelijkse activiteiten worden zeer sterk formeel gereguleerd, er is een strikt kader waarin bepaalde activiteiten plaatsvinden. M.a.w. je activiteiten worden vooraf bepaald. M.b.t. rechtsbescherming kunnen we zeggen dat er een schoolreglement is die allerlei procedures regelt. bv. schorsing. Klopt deze redenering of kunnen we een internaat toch niet echt onder de noemer 'totale institutie' onderbrengen?” Internaat = totale institutie ! "[..] Goffman investigated the characteristics of ‘total institutions’, of which he took Saint Elizabeth’s as an exemplar. All total institutions sequester inmates, set schedules and monitor behavior. Inmates are subjected to ‘batch living’ and its attendant indignities. Goffman drew on both his own data and research from other total institutions, such as monasteries, prisons and boarding schools to produce a general theory of the characteristics of the total institution." (Philip Manning) Ook: sanatoria, psychiatrisch instellingen, bejaardentehuizen, kostscholen, internaten, kloosters, schepen, kazernes, gevangenissen,.. Voorbeeldvragen 1. Waar ligt volgens Koen Raes de meerwaarde van de rechtssociologie voor het onderwijs in de rechten? 2. Tot op zekere hoogte werkt Adam Podgorecki verder in de traditie van Roscoe Pound. Juist of fout? Waarom? 3. Constantijn Kelk vergelijkt totale instituties met gummieballen. Waar komt deze vergelijking vandaan? Welke rol speelt het recht in zijn verhaal? Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 61 4. Stewart Macaulay stelt vast dat contracten vaak niet nodig én niet wenselijk zijn. toe. Licht dit 5. Geef drie kritische kanttekeningen bij de visie op recht als ‘social engineering’. 6. Soms wordt wel eens gesteld dat wetten zoals worsten zijn. Wat wordt hiermee bedoeld? Hoe kan de rechtssociologie hieraan verhelpen? 7. Hoe kunnen we de opmerkelijke stijging van het aantal afgestudeerde juristen sinds 1970 verklaren? 8. Over welke voordelen beschikt de repeat-player in vergelijking met de one-shotter? Noem er zes. Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 62 9. Slachtoffer van verkeersongelukken die moeten procederen tegen verzekeringsmaatschappijen zullen vaak het onderspit delven. Interpreteer dit aan de hand van de analyse van Marc Galanter. 10. “Gelijk hebben is niet hetzelfde als gelijk krijgen”. Licht deze uitspraak toe aan de hand van de zaak McKleskey v. Kemp (1987). (onderzoek blank vs. Zwart slachtoffer) 11. Waarom komen bijstaanders, die getuige zijn van een misdrijf, vaak niet tussenbeide? 12. Volgens A.A.G. Peters is de belangrijkste taak van het strafrecht niet ‘policing society’ maar wel ‘policing the police’. Wat bedoelt hij hiermee? Hoe werkt dit door in de visie op recht van Constantijn Kelk? Debbie Van Waes |Rechtssociologie 2011-2012 63