Het rendement van de IP-nota G.A. van der Spek-Begemann Het was de bedoeling van het moderamen van de PKN dat er met deze nota vooruitgang zou worden geboekt vergeleken bij 2003, toen er veel gemor was ontstaan over de nota van toen. Wat is hier vooruitgang, wat is winst? Om het batig saldo op te sporen wil ik na een tweede lezing van de hele nota de theologische paragraaf in deze nabeschouwing centraal stellen als de cruciale, en dan daarvan de impact bekijken in de slotparagraaf waar één en ander wordt gekapitaliseerd in conclusies, beleidskader enz. Hiermee is meteen duidelijk wat ik onder vooruitgang wil verstaan: het meer en meer gestalte geven aan de onopgeefbare verbondenheid. De verbondenheid met Israël In de theologische paragraaf komt helaas een heel merkwaardige fout voor. Het blijkt telkens weer lastig om verschillende denkniveaus uit elkaar te houden. Er wordt in de paragraaf gesproken van een theologische verbondenheid met Israël. Dat staat te lezen in het opschrift (!) boven 4.3.a, en we vinden het nog een paar keer terug. In de laatste zin van 4.3.a lezen we zelfs over een theologische verworteling en op p.45 komen we de theologische verbondenheid nog een keer tegen. Het gaat in deze uitdrukking dus maar niet om een “typfoutje”, niet om een slordigheidje. Het lijkt misschien muggenzifterij, maar daar wringt de schoen. In de eerste plaats omdat er met Israël nu juist geen theologische verbondenheid is. Theologisch liggen Israël en de kerk nog altijd uit elkaar op de bekende punten. Theologisch gesproken zijn er twee verschillende gestalten waar te nemen op de weg naar het Koninkrijk. Als het er geen twee waren zou er toch ook geen sprake kunnen zijn van verbondenheid. Maar juist de theologie maakt dat verschil tussen de beide gestalten, ook al zijn beiden op weg naar het beloofde Koninkrijk. Hoe moet je dan de verbondenheid typeren als die niet theologisch kan heten? Die verbondenheid kan niet anders dan een gevolg zijn van ons christelijk geloof, oftewel het geloof dat Petrus onder woorden heeft gebracht, waarvan Jezus zegt dat vlees en bloed hem dat niet hebben geopenbaard. En geloof is iets anders dan theologie, ik mag wel zeggen: van een totaal andere orde. Geloven is geen intellectuele bezigheid en theologiseren is dat wel. Geloven kent geen afstand van de realiteit maar staat erin, en de theologie moet het juist hebben van de abstraherende afstand, van de thematisering. Dat is toch het kenmerkende voor wetenschap. De verbondenheid met Israël is dus een levende verbondenheid en geen theologische. In de tweede plaats: gebezigde formuleringen hebben ook altijd een symptoomfunctie; je kunt er iets uit aflezen. Met de typering ‘theologisch’ wordt de verbondenheid eigenlijk niet diep genoeg serieus genomen. Een levende verbondenheid die wortelt in geloof heeft volstrekt andere effecten dan die in paragraaf 5 zijn neergelegd. Daar blijft alles bij het oude van 2003, bij het oude van de dubbele solidariteit: met Israël en met Israëls vijanden. Het gaat er niet om hoe wij over Israël denken en praten (dat is ook heel belangrijk) maar om wat wij als kerk voor Israël betekenen. In de derde plaats heeft deze oppervlakkigheid tot gevolg dat andere theologieën in principe evenveel recht van spreken menen te hebben: je kunt theologisch kennelijk op een heleboel verschillende manieren tegen Israël en het conflict aankijken, is de algemene gedachte (die overigens al veel ouder is dan de nota natuurlijk). Echter, de door de Bijbel gepredikte positie van Israël is in de wereld van de volken die van het centrum. Deze positie in de wereld is een unieke en kan niet gedeeld worden. Niet door de kerk – zelf geen etnische en geen politieke entiteit - noch door enig ander volk ter wereld. Geen Palestijnen in de kerkorde en geen kerk in het wetgevende centrum van de wereld. “Uit Sion zal de wet uitgaan en des Heren Woord uit Jeruzalem”. Zolang de kerk meent dat zij na Christus zelf in plaats van Israël dat centrum bezet houdt, en dat zij van daar uit na 1948 Israël de spiegel van de Tora kan voorhouden, heeft zij zich nog niet bekeerd van haar christelijke superioriteitsgedachten. Vervangingstheologie maakt blind. We hadden nog even buiten beschouwing gelaten dat de verbondenheid een christelijke en - tot nu toe nog - niet een Joodse beleving is. Dat hiervoor het woord ‘asymmetrie’ wordt gebruikt is mijns inziens niet terecht. Waarom zeggen we niet gewoon dat de gevoelens niet wederzijds zijn en dat hoeft met de structuur van asymmetrie niet te maken te hebben. De term ‘asymmetrie’ zou ik liever reserveren voor het verschil in entiteit. De ene gestalte is een volk, een natie, die afstamt van Abraham Isaak en Jakob (niet van Isaak en Ismaël), de kerk is dat niet. Hoe kan dat dan ooit wat worden met die verbondenheid? Hoe moet je je die denken? We kunnen moeilijk dienst nemen in het Israëlische leger, geen wapens sturen of ministers leveren, geen politieke beslissingen nemen. Wat de beleving en de gevoelens betreft: Israël ziet de kerk als de vervolger van eeuwen her, die er wel een totaal verkeerde theologie op na moet houden, en die nog altijd gevaarlijk blijft en onbetrouwbaar. Sinds de terugkeer naar een eigen nationaal tehuis kunnen ze pas in vrijheid ademen; de kerk kan Israël niets meer maken. En daar, in het eigen vrije land ontstaat zowaar interesse voor Jezus de Jood. Maar in hun ogen is het nu wel ridicuul als wij Israël zouden vertellen wat het moet doen en laten. En een gotspe, vanwege ons verleden. En toch en toch, de nieuwsgierigheid naar Jezus wekt ook nieuwsgierigheid naar die kerk: wie zijn daar lid van en wat willen ze? De stichting Christenen voor Israël is voor deze nieuwsgierigheid een katalysator en geeft de Joden een sprankje hoop. Bovendien laat zij zien dat het anders kan dan de kerk tot nu toe laat zien. Theologische uitgangspunten en theologisch bereik Het is van belang in te zien hoe de fout ontstaat, hoe het komt dat gesproken wordt van een theologische verbondenheid, die er ten eerste niet is, ten tweede het zicht op de werkelijke verbondenheid vertroebelt en ten derde vooruitgang in de bezinning tegenhoudt. Theologie heeft altijd een vertrekpunt. Als het goed is is dat het geloof in de betrouwbaarheid van Gods openbaring aan Israël. Als het niet goed is ligt het theologisch vertrekpunt niet in de Bijbel, maar daarbuiten. De bijbel is dan nog wel nuttig als materiaal, maar het is de theoloog die bepaalt wat wel of niet bruikbaar is. Zo zijn bij voorbeeld de leden van de theologenclub “op goed gerucht” ervan overtuigd dat de Bijbel correctie behoeft vanuit hun eigen verlichte post-moderne geest (Woord en Dienst 25 april, p. 28). Er zijn helaas legio buitenbijbelse vertrekpunten (en dus theologieën) waar te nemen in de kerk, en zeker ook als het om Israël gaat. Zo is uit het marxisme de bevrijdingstheologie voortgekomen. Deze theologie heeft geen boodschap aan kerkelijke verbondenheid met Israël, maar kiest in plaats daarvan voor de underdog in economisch of militair opzicht, ongeacht de intenties van deze underdogs. Israël is niet zomaar weg te denken uit de Bijbel en daarom heeft de bevrijdingstheologie Israël moeten verspiritualiseren tot politieke idee of notie, om de Bijbel bruikbaar te houden voor haar ideologie. Mogelijk dat het instituut Sabeel hier wortelt. Anderen wijzen als hun theologisch vertrekpunt de actualiteit aan. Die zou bepalen hoe wij de Bijbel zullen gebruiken in onze betrekking tot Israël en in het huidige conflict. Maar daar gaat toch nog iets aan vooraf: niet de actualiteit zelf maar de politieke keuze (die zelf natuurlijk ook ergens een vertrekpunt heeft !!) bepaalt welke teksten men in de actualiteit voor de ingenomen politieke positie denkt te kunnen gebruiken. De lijftekst van Keerpunt is op dit moment (!) Amos 9:7: “zijt gij voor Mij niet gelijk aan de kinderen der Ethiopiërs, o kinderen Israëls?” Daarmee wil Keerpunt bewijzen dat Israël geen aparte plaats inneemt onder de volken. De rest van Amos’ woorden tot het einde van het boek wordt genegeerd als onbruikbaar, en de benodigde tekst is eenvoudig losgeknipt. In de genoemde tekst van Amos gaat het echter niet over nivellering van de volken, maar over het feit dat God zijn eigen door Hem uitgekozen partner-volk bepaald niet voortrekt, maar streng bejegent. Wie zal dat laatste kunnen ontkennen, de geschiedenis van Israël overziende? Hij zal, zegt Amos vervolgens, niettemin zijn volk ten eerste redden uit de verstrooiing, ten tweede brengen in het land dat Hij ten derde hun gegeven heeft, uit de grond waarvan het ten vierde niet meer zal worden uitgerukt! Dat zegt Amos. In deze werkgroep Keerpunt is hoog in ere dr. Hajo Meijer, prominent lid van EAJG, onlangs luid vloekend in een tv-programma te zien, die verklaart atheïst en zelfs als Jood anti-zionist te zijn. Ik vrees dat de man voor Keerpunt dient als excuusjood. Bij beide groepen is Ilan Pappé hoog geschat, die als politicoloog Israël in zijn nieuwste boek beticht van etnische zuivering. Deze zogenaamde historicus, zwaar bekritiseerd door de historicus Benny Morris, is trouwens ook geliefd bij ds. Henri Veldhuis. Het is intussen wel duidelijk dat al deze stemmen (ik laat het bij deze paar voorbeelden) die buiten de Bijbel hun vertrekpunt hebben genomen, moeite hebben met de theologische paragraaf, paragraaf 4. In zoverre heeft deze paragraaf nog een weerhoudende functie, al moeten we vrezen dat het gaat om een achterhoedegevecht, tenzij de ogen nog op tijd opengaan. Het zijn deze buitenbijbelse impulsen die de kerk weerhouden van een krachtige bekering, die ook helaas door de theologische paragraaf niet is bevorderd. Lijken de auteurs op Eli? Deze vrome man wilde niet optreden en kon alleen nog wat sputteren en hij zat, oud en zwaar geworden, krachteloos terneer. Inderdaad word je ook moe in de strijd, maar dat is geen excuus. Een achterhoedegevecht tenzij Wanneer de theologische paragraaf had laten zien dat het ten diepste en uiteindelijk in de theologische bezinning om Israël gaat, niet om theologische verbondenheid, maar om een levende relatie, die alles te maken heeft met ons geloof, dan hadden de auteurs ook ons schuldgevoel over het kerkelijk verleden kunnen alarmeren. De status van die schuld is nog immer: onbeleden. Hoe kunnen we verder komen, hoe kunnen we Israëls genegenheid winnen als de kerk daar gewoon maar mee doorleeft? Particulier belegde bijeenkomsten zoals een keer in Utrecht zijn niet toereikend. Ook Paulus vroeg om een officiële vrijlating en weigerde de achterdeur. Sinds zestig jaar hééft het volk weer een officieel adres waar we ons heen kunnen begeven. Als er geen apart ministerie voor religieuze zaken bestaat dan is dat toch elders ondergebracht. Hebben we in de kerk niet heel lang de doofpot gehanteerd? Er zijn mensen bezig die doofpot aan gruizels te slaan. Ik denk aan Hans Jansen en René Süss. In ’s-Graveland en in Ankeveen heeft dr. Vreekamp zo’n twintig jaar geleden gezegd dat de tijd voor kerkelijke schuldbelijdenis nog niet rijp was. Hij zal wel bedoeld hebben dat de kerk er nog niet aan wilde. Anderen zeiden: aan kerkelijke schuldbelijdenis heeft Israël niets: laat maar zien dat de kerk zich heeft bekeerd. Met deze nota laten we iets heel anders zien. Die onbeleden schuld vreet aan ons. De theologische paragraaf gaat eraan voorbij. Deze nota maakt de verwijdering van Israël alleen maar nog groter. Het wantrouwen van de Joodse gemeenschap in Nederland is in elk geval gegroeid. We kunnen wel beweren ernst te maken met de bestrijding van het antisemitisme, maar het nog recente verleden wijst in een andere richting. De kwestie Wassenaar (over een notoir antisemitische preek aldaar gehouden) liet immers iets anders zien? De manier waarop de kerk hiermee is omgegaan is beschamend. En dat het Cidi dan nog wordt beschuldigd omdat het de kwestie publiek maakte... een gotspe. Schuld belijden en bekering zijn de enige weg die nog open staat naar een toekomst van verbondenheid. Bedoelingen van de nota De nota is bedoeld voor de meningsvorming van de PKN-leden inzake een politieke kwestie en om beleidslijnen dienaangaande uit te zetten. Het resultaat van de meningsvorming is niet afgewacht. Dat is toch vreemd. Tenzij die mening van de gemeenteleden er eigenlijk toch niets toe doet. Je moet het vrezen. In dat geval is er sprake van een poging die mening te manipuleren in een bepaalde politieke richting. Een richting die onze verbondenheid met Israël wil ondermijnen. Gemeenteleden hadden natuurlijk al lang voor de nota bestond een mening. Ze lezen kranten, boeken, tijdschriften en de Bijbel. En in sommige gevallen hebben ze ook nog een kosjere predikant en kerkenraad. De beklagenswaardige Palestijnen zien ze vaak genoeg op de tv, met hun verdedigers als Gretta Duisenberg, Van Agt, Hajo Meijer, Harry de Winter, Chris van de Heyden enz. enz., en daarnaast hebben ze ook zelf hun contacten in Israël en in de Joodse gemeenschap. De bedoeling van de nota lijkt ons dus niet zozeer de meningsvorming als wel het scheppen van grotere ruimte voor kerkelijke kritiek op Israël. Maar kritiek op Israëls regering hebben gemeenteleden toch ook al! Persoonlijk zou ik er bijvoorbeeld erg voor zijn dat Olmert aftrad en vind ik dat Israëls regering veel te slap optreedt tegenover de uiterst negatieve intenties van èn Hamas èn de zgn. gematigde dr. Abbas, ook al zo’n underdog, met veel Joods bloed aan zijn handen, die in Moskou een proefschrift heeft geschreven waarin hij de holocaust ontkent. Maar geen haar op het hoofd van deze gemeenteleden die er ook maar over piekert om kritische kerkelijke uitspraken ten deze te verlangen, laat staan actie tegen Israël te doen ondernemen, zoals Keerpunt voorstaat en ICCO heeft gedaan en UCP wil, samen met andere organisaties. Deze gemeenteleden beleven namelijk hun verbondenheid met Israël vanuit hun christelijk geloof als een band die te typeren is als liefde en trouw. Israëliërs zelf hebben bovendien alle ruimte voor kritiek op hun regering. De politieke keuzes die in paragraaf 5 nog eens worden verwoord getuigen in niets van een kerkelijke bekering. Politieke vrede in het Midden-Oosten wordt niet bereikt met gesprekken en projecten en interreligieuze dialoog met moslims. Verzoening tussen Israël en de kerk is het eerste waarnaar gestreefd moet worden. Wat kan de kerk doen Wat velen met mij wèl graag zouden zien is een kerk in actie bij het bestrijden van die wereldwijd toenemende Israël-bashing (het naar beneden halen van Israël). Want mijn kerk zegt toch verbonden te zijn met Israël? Waaruit blijkt dat dan? Mondiaal gezien en vanuit de hele geschiedenis ligt hier de diakonale roeping van de kerk tegenover Israël. Dan dient zij Israël. Dan maakt zij waar dat zij huisgenoot en en medeburger van Israël is, beelden die Paulus gebruikt. Daarnaast zou zij bij voorbeeld heel goed met behulp van Israëls regering de noodlijdende Joodse terreurslachtoffers effectief kunnen helpen in echte oecumenische verbondenheid met Gods volk. Dan zou de Israëlische regering op haar beurt misschien wel bereid zijn onze diakenen als hulpverleners door te laten naar de Palestijnen die gebukt gaan onder hun blinde leiders, die de hulpgelden van de Europese Unie in eigen zak hebben gestoken of gebruikt hebben voor wapenaankoop. Geld voor onderwijs is besteed aan schoolboeken waarin de haat-educatie je tegemoet walmt alsook in idem dito kinderprogramma’s op de tv. De diaconie moet dus wel goed toezien op wat er gebeurt met kerkelijke financiële steun. Over deze zaken heb ik de kerkelijke delegatieleden, die in het Midden-Oosten door Israëls vijanden heel hartelijk zijn ontvangen, nooit gehoord. “Theologische” verbondenheid moet veranderen in geloofsverbondenheid met Israël, die zich uiten zal in een levende relatie van liefde en trouw. Daar hoort onlosmakelijk schuldbelijdenis bij. Pas dan kunnen we een leesbare brief worden van de Messias, door wie wij zeggen verlost te zijn. Pas dan krijgt Israël antwoord op de vraag wie dat toch zijn, die volgelingen van Jezus. Dat kan niet zonder diens vergeving. Hoe zouden we voor onbeleden schuld vergeving kunnen vragen? De oecumene strekt zich uiteraard ook uit naar de mede-christenen. Diaconale, dienende roeping van de kerk is dan ook niet een medewerker betalen voor het theologisch instituut Sabeel, dat de vervangingstheologie uitdraagt, maar het organiseren van conferenties over de verbondenheid met Israël. Als de PKN zelf zich tenminste heeft bekeerd. Kerkelijke financiële steun en humanitaire hulp dient te worden ingezet voor die christenen die door hun islamitische volksgenoten worden gemolesteerd en erger. Heeft de theologische paragraaf consequenties? De theologische paragraaf roept aan het politieke streven van de nota geen halt toe, en blijft ineffectief, omdat er geen praktische consequenties hoeven te volgen op grond van een theologische verbondenheid met Israël in een bedreigend conflict. Een enkele bewering in paragraaf 5 voelt aan als plichtplegend respect voor een kerkordeartikel dat men helaas niet verwrikken kan. Zeggen dat de verbondenheid fundamenteel is, is iets, maar kan lippendienst zijn. “Theologische posities mogen geen dekmantel vormen voor onrecht” – bedoelt men het onrecht dat de kerk heeft begaan vanuit de vervangingstheologie? Het is te hopen. Veel termen blijven oningevuld in de nota en maken de indruk van een smoezelige manier van misleiding. Juist voor de meningsvorming over het politieke conflict vandaag èn voor het beleid in de toekomst zou de paragraaf hebben moeten waarschuwen voor de geschiedenis die zich niet herhalen mag. Zonder verwerking van de lessen van de geschiedenis, in openbare kerkelijke schuldbelijdenis, moet je als kerk die geschiedenis overdoen. Maar je bent geen mens meer als je de Joden opnieuw in de steek laat (Frits Kuiper). De kerkgeschiedenis heeft zo desastreus concreet de geschiedenis van Israël beïnvloed dat we juist ook in de kerk nu buitengewoon scherp op onze hoede moeten zijn in een wereld die van Israël als Joodse staat af wil. Sjalom of geen sjalom, dat is de kwestie Vrede kan er komen, als de kerken hun roeping als Israëls bondgenoot beginnen te verstaan en waar durven maken. Dat laatste zal in het tijdperk van de islamisering niet in dank worden afgenomen. En evenmin door de religie van het liberalisme dat met het internationale recht in de hand meedoet aan Israël-bashing. Het is te hopen dat Israël niet zwicht voor juridische terreur en dat de kerk niet zwicht voor humanitair racisme. De verbondenheid is bijbels gezien wèl onopgeefbaar, omdat God die verbondenheid heeft gewild èn dus vanzelfsprekend voor een gemeenschap die zegt in Israëls God te geloven en in de grote Zoon van David die komen zal. Ontkenning van deze zaken schept een geestelijk vacuüm dat mogelijkheden biedt aan buitenbijbelse stemmen. Het gemurmureer tegen de kerkorde wordt luider. Geen schuldgevoel, geen schuldbelijdenis, geen vergeving voor ontrouw, geen verzoening met Israël, - dan geen verzoening in het Midden-Oosten. De PKN had in het conflict in deze nota kunnen en moeten kiezen, in de wereld vooraan moeten staan in de strijd tegen de belastering van Israël die mondiaal hand over hand toeneemt met leugens en bedrog, en met geschiedvervalsing. De PKN heeft die keus niet willen maken. Wat is het rendement van de IP-nota?