Epidemiologie Formules Epidemiologische breuk: Teller --------- = Noemer Ziektegevallen -----------------------------------Aantal mensen in de populatie Cohort Prevalentie Prevalentie: incidentiecijfer x gemiddelde ziekteduur Prevalentiecijfer: prevalentie/ aantal mensen dat op dat moment in de populatie zit Puntprevalentie: absolute aantal personen in een populatie dat de ziekte op een bepaald moment heeft Periode-prevalentie: absolute aantal personen in een populatie dat de ziekte in een bepaalde periode heeft gehad (bijv. maand, jaar of levensjaren) Incidentie Incidentie: het absolute aantal nieuwe ziektegevallen dat zich in de loop van een bepaalde tijdsperiode voordoet Cumulatieve incidentie: het aantal nieuwe ziektegevallen in de tijdsperiode / het aantal personen aanwezig aan het begin van de betreffende tijdsperiode(kans op verschijnsel in bepaalde tijd) Incidentiecijfer = incidentiedichtheid = incidence rate: het aantal nieuwe ziektegevallen / het aantal jaren dat door de beschouwde populatie in de betreffende periode is geleefd Relatief risico: RR: I1 / I0 of [a/(a+b]/ [c/(c+d)] Risicoverschil: RV: AR: I1 – I0 of [a/(a+b)] - [c/(c+d)] I1 = incidentie bij geëxponeerden aan de risicofactor I0 = incidentie bij niet-geëxponeerden I = incidentiedichtheidscijfers of cumulatieve incidenties Ziek Populatie A bloodgestelden Populatie niet C bloodgestelden Bij tabel vaak kruislings vermenigvuldigen! Niet ziek B Totaal D Dynamische populatie Incidentiecijfer: nieuwe gevallen/ geleefde tijd Kleinschalige methode: geleefde tijd: school, afdeling verpleeghuis Grootschalige methode: geleefde tijd: grote populaties, bijvoorbeeld gemeenten - Steady state: iedereen is lid van de populatie en uitstroom gelijk aan instroom Populatie geleefde tijd: aantal pp halverwege tijdsperiode x duur observatieperiode - Groei of afname: gemiddeld is op de helft de geleefde tijd Door populatie geleefde tijd: [(aantal pp begin + aantal pp eind)/2] x duur observatieperiode Direct standaardiseren Verwachte aantal overleden wordt berekend door de sterfte van de onderzochte populatie x standaardpopulatie te doen. Hierbij berekent men het verwacht aantal sterftegevallen in de standaardpopulatie op basis van de onderzochte populatie. CMF = verwachte sterfte/ feitelijk gevonden sterfte Men mag de 2 CMF’s van populaties op elkaar delen, omdat dezelfde noemer wordt gebruikt. Indirect standaardiseren Verwachte aantal overledenen wordt berekend door de populatie van de onderzochte populatie te nemen x sterfte in de standaardpopulatie. Hierbij berekent men het totaal aan de te verwachten overledenen in een populatie. SMR = aantal overledenen in de onderzochte populatie / verwachte aantal overledenen wat is berekend. Deze SMR’s mag men niet op elkaar delen, omdat de noemer niet gelijk is. Patiëntcontroleonderzoek Hierbij kan geen incidentie worden berekend, dus ook geen RV of RR. Je kan wel een schatting maken van het RR door een OR. Wanneer er wordt gepraat over een patiëntcontroleonderzoek moet men altijd een OR berekenen! OR = bloodgesteld/ niet blootgesteld bij cases en controles = (a x d) / (b x c) Blootgesteld Niet-blootgesteld Totaal Patiënten A C Controles B D Overig APe = (ICe - IC0) / Ice = (RR-1)/ RR Attributieve proportie voor geëxponeerden (EF): welk deel van het risico onder blootgestelden aan een bepaalde risicofactor is het gevolg van die blootstelling? NNT = 1/ AR Number needed to treat: hoeveel kinderen moeten behandeld worden, om 1 geval te voorkomen? (bijvoorbeeld, hoeveel kinderen moeten borstvoeding krijgen om 1 geval van overgewicht te voorkomen? De determinant is een interventie) PAR = (ICtot – IC0) / ICtot = [pe(RR-1)] / [pe(RR-1) + 1] PAR = Apt = populatie attributief risico; hoeveel ziekte in een populatie is te wijten aan een blootstellingsfactor (e)? Pe = prevalentie blootstelling (bijvoorbeeld; hoeveel heeft nooit BV gehad in getal van 0 tot en met 1) Causaliteit: determinant zonder welke de aandoening niet optreedt. Er is hierbij voldoende oorzaak, meerdere determinanten kunnen dit tot gevolg hebben.