NGB puntuit

advertisement
In de nacht van 1 op 2 november 1561 werd de Nederlandse Geloofsbelijdenis, opgesteld
door Guido de Brès, over de muur van kasteel Doornik gegooid. Precies 450 jaar
geleden; een jubileumjaar dus. Voor Puntuit reden om van de geloofsbelijdenis een
samenvatting voor jou te maken in een aantal afleveringen (update t/m artikel 37).
Over het bestaan en kennen van God
Artikel 1
Een enig God: geloven met het hart, belijden met de mond. God is een geestelijk en eeuwig
Wezen. Onbegrijpelijk, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig, rechtvaardig en goed.
Artikel 2
Kennis van God: door twee middelen. 1: Door de schepping; die is als een mooi boek met de
schepselen als letters. God regeert en onderhoudt die ook. 2: Door Zijn Woord. Dit is genoeg
voor de zaligheid en tot Gods eer.
Over de Bijbel
Artikel 3
Gods geschreven Woord: geschreven door mensen die geïnspireerd waren door de Heilige
Geest. God gebood deze mensen Zijn woorden op te schrijven. God schreef Zelf ook: de twee
stenen tafels van de wet.
Artikel 4
Canonieke boeken: alle Bijbelboeken uit het Oude en het Nieuwe testament. Canoniek
betekent zoiets als: door de Heilige Geest zijn geïnspireerd.
Artikel 5
Het gezag van de Bijbel: de Bijbel is heilig en door God Zelf ingegeven, bedoeld als leefregel,
basis en bevestiging van het geloof. Wat in de Bijbel staat is waar. De Heilige Geest geeft
daarvan getuigenis in het hart en het blijkt uit de geschiedenis.
Artikel 6
Verschil tussen canoniek en apocrief: de dertien apocriefe boeken zijn niet heilig, hebben niet
de zeggingskracht die de Bijbelboeken wel hebben. Ze kunnen het geloof niet bevestigen.
Artikel 7
De Bijbel is compleet: alles wat God wil bekendmaken, staat erin: de verplichting om te
geloven en hoe God gediend wil worden. Niets mag aan de Bijbel worden toegevoegd. Ook
mag er niets van worden afgedaan. Teksten van mensen, gewoonten of tradities, gedrag van
de ‘grote groep’, uitspraken van synodes en andere besluiten; ze zijn nooit gelijk aan Gods
Woord. Alles wat niet overeen komt met de Bijbel, is daarom verwerpelijk.
Over de drie-eenheid van God
Artikel 8
God is één in wezen, drie in personen: er is één God, onderscheiden in drie personen. De
Vader is de oorsprong van alle dingen. De Zoon is het Woord, de Wijsheid en het Beeld van
de Vader. De Heilige Geest is de Kracht en Mogendheid en gaat uit van de Vader en de Zoon.
God is één, maar de drie Personen zijn wel zelfstandig door Hun eigenschappen. Ze zijn ook
niet vermengd. Alle Drie zijn eeuwig, één in waarheid, in kracht, in goedheid en
barmhartigheid.
Artikel 9
Bewijs van de drie-eenheid: uit het Woord en door ervaringen. In Genesis 1 zegt God: „Laat
ons mensen maken (...) En God schiep den mens (...).” Er is dus meer dan één persoon in de
Godheid, maar tegelijk is er een eenheid als God zegt: En God schiep. Hoeveel personen er
zijn, komt in het Oude Testament niet heel helder naar voren; in het Nieuwe Testament des te
meer. Bijvoorbeeld bij de doop van de Heere Jezus: de stem van de Vader, de Zoon in het
water, de Heilige Geest in de vorm van een duif. Zie ook Lukas 1:35, 2 Korinthe 13:13 en 1
Johannes 5:7. Deze leer gaat het menselijke verstand ver te boven, maar ervaringen bewijzen
de waarheid ervan. De Vader is de Schepper door Zijn kracht, de Zoon de Zaligmaker door
Zijn bloed en de Heilige Geest de Heiligmaker in het hart.
Artikel 10
Jezus Christus waarachtig God: Jezus is de eniggeboren Zoon van God, de Vader in alles
gelijk. Hij is niet de Zoon sinds Zijn komst op aarde, maar van eeuwigheid. Zie als bewijs
Johannes 1:1-3, Hebreeën 1:2, Efeze 3:9 en Micha 5:1.
Artikel 11
Heilige Geest waarachtig God: de Geest gaat van eeuwigheid uit van de Vader en de Zoon, is
niet geboren, geschapen of gemaakt. In de drie-eenheid is de Geest de derde Persoon,
waarachtig en eeuwig God met de Vader en de Zoon, zoals de Bijbel leert.
Over de schepping en de zonde van de mens
Artikel 12
Schepping: de Vader heeft door Zijn Zoon hemel, aarde en schepselen uit niets geschapen.
Doel van het schepsel is het dienen van de Schepper. God dient de mens door de schepping te
onderhouden en te regeren, zodat de mens zijn God kan dienen. Ook engelen zijn goed
geschapen: het zijn geesten, boodschappers van God en een hulp voor de uitverkoren mensen.
Sommige engelen zijn gevallen en duivelen geworden. Dit zijn de vijanden van God. Ze
willen alles verwoesten en verderven, maar zullen straks zelf eeuwig verdoemd en gepijnigd
worden.
Artikel 13
Gods voorzienigheid en regering: God heeft de schepping niet aan het toeval overgelaten. Hij
regeert alles, buiten Zijn heilige wil om gebeurt er niets. God is echter niet de bedenker en de
schuldige van de zonde, hoewel er niets buiten Hem om gaat. Zijn macht en goedheid zijn zo
groot dat Hij altijd rechtvaardig is, ook al zijn mensen en duivelen onrechtvaardig. Het
verstand van mensen is te beperkt om alles wat God doet, te begrijpen. De mens moet dat ook
niet willen, maar juist tevreden zijn met wat in de Bijbel staat. Gods Vaderlijke zorg, dat de
mens niets zomaar of toevallig overkomt, is een troost in het leven. Zonder Zijn wil kunnen
vijanden en duivelen geen schade doen.
Artikel 14
Schepping, val en verdorvenheid van de mens. God schiep de mens uit het aardse stof naar
Zijn beeld: goed, rechtvaardig en heilig. De wil van God en de mens kwamen overeen. De
mens luisterde echter naar de duivel, onderwierp zich aan de zonde en scheidde zich van God
af. Zijn natuur is volledig verdorven (lichamelijk en geestelijk) en daarom is iedereen
schuldig aan de lichamelijke en geestelijke dood. Alle goede gaven van God zijn weg op
enkele kleine overblijfsels na, die de mens direct schuldig stellen vanwege de kennis hiervan.
Heeft de mens dan geen vrije wil om het goede te kiezen? Nee, de mens is een slaaf van de
zonde. Christus zegt: Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader Die Mij gezonden
heeft, hem trekke. Daarnaast is het bedenken van hetgeen vleselijk is, vijandschap tegen God.
Al het goede dat in de mens is, is van God Zelf. God werkt zowel het willen als het werken,
naar Zijn welbehagen. Het verstand en de wil van de mens zijn alleen dan goed, als Christus
die Zelf heeft vernieuwd. Hij zegt dan ook: Zonder Mij kunt gij niets doen.
Artikel 15
Erfzonde: de ongehoorzaamheid van Adam komt voor rekening van alle mensen. Zelfs
ongeboren baby’s zijn al besmet met schuld. Deze erfzonde is ook een wortel van alle andere
verkeerde dingen in het leven. Voor God is dit alles zo gruwelijk dat alle mensen rechtvaardig
verdoemelijk zijn voor Hem. De uitwendige doop wast deze schuld niet weg, want het hart is
een onzalige fontein waar alle zonden en ongerechtigheid als water uitkomen. Toch worden
Gods kinderen hierom niet veroordeeld, want hun zonden worden door Gods genade en
barmhartigheid vergeven. Dit is overigens geen reden om in de zonde te blijven leven, maar
wekt juist een verlangen om van het zondige lichaam verlost te worden.
Over Gods eeuwige verkiezing
Artikel 16
Gods eeuwige verkiezing: alle nakomelingen van Adam hebben de dood verdiend. God laat
zich kennen als barmhartig en rechtvaardig. Barmhartig omdat Hij mensen van het verderf
verlost die Hij in Zijn eeuwige en onveranderlijke raad uitverkoren heeft in de Heere Jezus,
zonder rekening te houden met wat ze wel of niet doen. Rechtvaardig omdat hij anderen
rechtvaardig in hun verderf laat, waar ze zelf voor gekozen hebben.
Over de persoon en het werk van Christus
Artikel 17
Oprichting van de gevallen mens: God zag dat de mens zichzelf in de geestelijke en
lichamelijke dood had geworpen, maar heeft diezelfde mens opgezocht, die rillend van angst
voor Hem vluchtte. God heeft hem getroost en beloofd dat Hij Zijn Zoon zou geven. Met als
doel om de kop van de duivel te vermorzelen en de mens zalig en gelukkig te maken.
Artikel 18
Jezus Christus wordt mens: de belofte die God deed, heeft Hij gehouden door Zijn
eniggeboren en eeuwige Zoon naar deze wereld te sturen op de tijd die door Hem Zelf was
bepaald. Jezus is echt mens geworden, met alle zwakheden die daarbij horen, behalve de
zonde. Hij is geboren uit Maria door de kracht van de Heilige Geest. Er was geen man bij
betrokken. Jezus nam naast een lichaam ook een menselijke ziel aan, anders was Hij geen echt
mens geweest. Dat was ook noodzakelijk, om beide menselijke delen zalig te kunnen maken.
Hij is afkomstig uit het geslacht van David, zoals voorzegd in het Oude Testament, en uit de
stam van Juda. De Bijbel zegt bijvoorbeeld: Spruite van David, Scheut uit de wortels van Isaï,
afkomstig uit de Joden wat Zijn menselijke afkomst betreft. Jezus is Immanuël: God met ons.
Artikel 19
Twee naturen in Christus: er zijn twee naturen aanwezig in Christus: Zijn goddelijke en Zijn
menselijke natuur. Dit betekent niet dat er twee Zonen van God zijn, maar dat er twee naturen
in één Persoon zijn samengebracht. Wel houdt elke natuur zijn eigenschappen: Christus is
naar Zijn Godheid eeuwig, maar naar Zijn mensheid tijdelijk. Het is waar dat Jezus na Zijn
opstanding een onsterfelijk lichaam heeft gekregen, maar dat heeft Zijn mensheid niet
veranderd. Zelfs door Jezus’ dood zijn de twee naturen van Christus niet gescheiden. Hij gaf
Zijn menselijke geest aan de Vader toen hij stierf, maar de goddelijke natuur bleef verbonden
met Zijn menselijke geest. Dat was ook het geval toen Jezus in het graf lag. En toen Hij als
klein Kind over deze aarde liep. Daarom: Christus is echt God en echt mens. God om de dood
te overwinnen, mens om voor zondaren te sterven.
Artikel 20
Rechtvaardigheid en barmhartigheid van God bewezen in Christus: God stuurde Zijn Zoon
naar deze aarde om Hem in de menselijke natuur bitter te laten lijden en sterven voor de
zonden. Hierin bewijst God 1) Zijn rechtvaardigheid: Hij legde de zonden op Jezus om die in
Hem te straffen. En 2) Zijn barmhartigheid: doodschuldige zondaren bewijst Hij genade. Hij
stort een volkomen liefde, goedheid en barmhartigheid uit over mensen door Zijn Zoon te
geven tot in de dood en Hem op te wekken tot rechtvaardigmaking. Zodat zondaren door
Christus het eeuwige leven krijgen.
Artikel 21
Voldoening van Christus, de eeuwige Hogepriester: Jezus is een eeuwige Hogepriester, die
Zichzelf voor Zijn Vader stelde om Gods toorn te stillen. Hij gaf Zich als volledig offer aan
het kruis en vergoot Zijn bloed om de zonden van zondaren af te wassen. De Bijbel spreekt
erover in Jesaja 53, dat in Zijn wonden en striemen genezing is te vinden voor zondaren. Als
een misdadiger werd Hij veroordeeld door Pontius Pilatus, hoewel die Hem onschuldig
verklaarde. Jezus voelde zowel in Zijn lichaam als ziel de vreselijke straf, die Hem bloed deed
zweten. Ook riep Hij aan het kruis: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” In
Zijn wonden is vertroosting te vinden. Het is ook niet nodig om een ander middel of een
andere weg te zoeken om met God verzoend te worden. Dit offer van Gods Zoon is
voldoende. Daarom heet Hij ook Jezus: Hij maakt Zijn volk zalig van hun zonden.
Over het geloof
Artikel 22
Rechtvaardigmaking door het geloof in Jezus Christus: om het vorige artikel 21 te bevatten,
geeft de Heilige Geest een oprecht geloof in het hart. Dit geloof omhelst Jezus en Zijn werk
en zoekt niets buiten Hem. Jezus Christus is een volledige Zaligmaker. De mens die Hem
door het geloof bezit, heeft de hele zaligheid. Zeggen dat Christus niet genoeg is, is ronduit
godslasterlijk. Alsof Hij een halve zaligmaker zou zijn. De mens wordt door het geloof alleen
gerechtvaardigd, zonder de werken. Dit betekent niet dat het geloof op zichzelf de zaligheid
is. Het is een middel om Jezus te omhelzen. Hij rekent al Zijn verdiensten en werk toe aan de
gelovige. Het geloof zorgt er ook voor dat er gemeenschap blijft met Jezus en Zijn gaven, die
meer dan genoeg zijn tot vrijspraak van de zonden.
Artikel 23
Vergeving van de zonden en toerekening van Jezus’ gehoorzaamheid: de zaligheid ligt in de
vergeving van de zonden om Jezus’ wil. Hierin ligt de rechtvaardigheid voor God, die Hij
toerekent aan gelovigen, zonder rekening te houden met het werk van de mens. Paulus zegt
dat de mens om niet, uit genade gerechtvaardigd wordt, door de verlossing die in Christus
Jezus is. Hier rust de gelovige op, die tegelijk God de eer geeft, zich vernedert en alleen
vertrouwt op de gehoorzaamheid van de gekruisigde Christus. Dit geeft ook vrijmoedigheid
en maakt het geweten vrij van angst en verschrikking om tot God te gaan. Niet zoals Adam,
die zich bevend met vijgenbladeren bedekte. Iedereen die ook maar iets op zichzelf of op een
ander schepsel vertrouwt, zal vergaan.
Artikel 24
Heiligmaking en goede werken: het geloof maakt de mens nieuw. De gelovige krijgt een
nieuw leven en is vrij van de slavernij van de zonde. Het is dus niet zo dat dit geloof de mens
kil en koud maakt en hij niets zou doen uit liefde tot God, maar alleen uit liefde tot zichzelf en
uit de angst om verloren te gaan. Het is onmogelijk dat het geloof geen uitwerking heeft, want
het werkt door de liefde, zoals de Bijbel zegt. Dit zet de gelovige aan om zich te oefenen in de
werken die God in Zijn Woord gebiedt. Deze werken, gedaan in geloof, zijn goed en
aangenaam voor God. Ze komen immers voort uit Zijn genade. Dat betekent tegelijk dat de
gelovige er niets mee verdient. Goede werken worden gedaan in God, omdat Hij zowel het
willen als het werken geeft, naar Zijn welbehagen. Toch is God ook een beloner van goede
werken, maar dat doet Hij om Zijn eigen gaven te eren. De zaligheid rust niet op goede
werken, want alles wat een mens doet, is besmet met zonde en kan voor God niet bestaan.
Ook al zou er één goed werk zijn, dan is één zondige gedachte genoeg om het voor God
waardeloos te maken. Dit zou een bron van twijfel zijn als de gelovige niet steunde op Jezus
Christus alleen.
Artikel 25
Einde van de ceremoniële wet: met de komst van Christus is er een einde gekomen aan de
ceremoniële wetten. Christenen moeten deze dan ook niet meer gebruiken. De inhoud van
deze wetten is wel de waarheid, vervuld in Christus Jezus. De getuigenissen uit de
ceremoniële wetten die in de Bijbel staan, gebruikt de gelovige tot bevestiging van het geloof.
Artikel 26
Voorbidding van Christus: er is alleen toegang tot God door de enige Middelaar en
Voorspraak, Jezus Christus. Hij werd God en Mens om zondaren toegang te geven tot de
Goddelijke Majesteit. Hij moet echter geen afschrik zijn voor de gelovige, die dan via een
andere weg tot God zou gaan. Jezus’ liefde is hier het middel tegen. Hij vernietigde Zichzelf,
werd een dienstknecht en werd Zijn broeders gelijk. Een andere middelaar? Wie zou meer
liefde hebben dan Jezus, Die Zijn vijanden lief heeft? Wie heeft meer macht dan Jezus, Die
alle macht heeft in de hemel en op aarde? Wie zal eerder verhoord worden dan de Zoon van
God Zelf? De mens is het niet waard om tot God te gaan, maar dat is ook niet de grond van
het gebed. Die ligt in de waardigheid van Jezus Christus. Zie wat de apostel Paulus zegt in
Hebreeën 2:17 en 4:14-16. Vrijmoedigheid ligt in het bloed van Jezus. Hij heeft een
priesterschap dat niet verloren gaat, daarom kan Hij degenen die tot God gaan helemaal
zaligmaken. Een andere advocaat is niet nodig, omdat God Zelf deze Advocaat gaf. De
gelovige moet het bevel van Christus volgen door God aan te roepen in Zijn naam, verzekerd
dat de Vader geeft wat hij in Jezus’ Naam bidt.
Over de kerk
Artikel 27
Algemene christelijke kerk: er is één katholieke of algemene kerk. Een heilige vergadering
van echte gelovigen in Christus: zij verwachten hun zaligheid van Jezus Christus, zijn
gewassen in Zijn bloed en geheiligd en bevestigd door de Heilige Geest. Deze kerk is er altijd
geweest en zal er altijd zijn. Christus is immers een eeuwig Koning. God bewaart deze kerk,
ondanks aanvallen van de wereld. Het kan lijken dat de kerk een tijdlang klein of niets meer
is, zoals in de tijd van Achab. De kerk is verspreid over de hele wereld, maar is toch één in
dezelfde Geest, door de kracht van het geloof.
Artikel 28
Bij de kerk horen: omdat de kerk een verzameling is van personen die zalig worden en er
buiten de kerk geen zaligheid te vinden is, behoort niemand op zichzelf te staan. Iedereen is
schuldig zich bij de kerk aan te sluiten, de eenheid ervan te bevorderen, zich te onderwerpen
aan haar onderwijzing en tucht, te buigen onder het juk van Jezus Christus en broeders en
zusters te dienen als leden van hetzelfde lichaam. Elke gelovige heeft een ambt: de plicht om
zich af te scheiden van hen die niet van deze kerk zijn en zich er zelf bij te voegen op de
plaats waar God hem of haar stelt. Dit geldt ook wanneer de overheid hiertegen is en er
straffen tegenover zet. Iedereen die niet bij de kerk hoort, gaat in tegen de instelling van God.
Artikel 29
Ware en valse kerk: het is belangrijk om uit Gods Woord te onderzoeken wat de ware en wat
de valse kerk is. Met vals worden niet de hypocriete christenen bedoeld die alleen uiterlijk bij
de kerk horen. Kenmerken voor de ware kerk: zuivere prediking van het evangelie, zuivere
bediening van de sacramenten, handhaving van de tucht om zonden te straffen. De ware kerk
is dus waar men zich houdt aan het zuivere Woord van God, alle dingen die daar tegen zijn
verwerpt en Jezus als het enige Hoofd houdt. Wat de gelovigen betreft die in deze ware kerk
zitten: zij hebben Jezus Christus als de enige Zaligmaker aangenomen door het geloof,
vluchten weg van de zonde, jagen de gerechtigheid na, hebben God en hun naaste lief, wijken
niet links of rechts af en kruisigen het vlees met zijn werken. Niet dat er geen grote zwakheid
meer in deze mensen zit, maar ze vechten daar elke dag tegen door de Geest. De valse kerk
heeft deze kenmerken: schrijft zich meer macht en autoriteit toe dan Gods Woord, onderwerpt
zich niet aan het juk van Christus, bedient de sacramenten niet zoals Jezus dit bevolen heeft,
doet hier wat af, daar wat bij, vertrouwt meer op mensen dan op Christus en vervolgt die
mensen die heilig leven naar het Woord van God.
Artikel 30
Regering door de ambten: de ware kerk moet geregeerd door dienaars en herders, om Gods
Woord te verkondigen en de sacramenten te bedienen. Ook ouderlingen en diakenen zijn
nodig, om samen met de predikant de raad van de kerk te vormen. Zij heeft als taak om de
ware leer voor te staan, dat overtreders van de regels op geestelijke wijze vermaand en
bestraft worden. Maar ook om armen en bedrukten te helpen en te troosten en te zorgen dat
alles er ordelijk en netjes aan toe gaat in de kerk.
Artikel 31
Predikanten, ouderlingen en diakenen: zij worden tot het ambt wettig verkozen, onder het
aanroepen van de Naam van God. Het is niet de bedoeling dat iemand zichzelf een ambt
toespeelt, maar moet wachten tot God hem roept en daar ook van kan getuigen. Wat de
predikanten betreft: zij hebben macht en autoriteit als dienaars van Christus, het Hoofd van de
kerk. Gemeenteleden moeten predikant en ouderlingen bijzondere eer bewijzen, om het werk
dat ze doen en om de vrede wil, zonder twist en ruzie.
Artikel 32
Orde en tucht: hoewel er nuttige regels opgesteld kunnen worden door de kerkenraad, mag zij
niet afwijken van hetgeen de Heere Jezus zelf geleerd heeft. Daarom zijn alle menselijke
wetten om God op een bepaalde manier te dienen en de gemeenteleden daarmee te belasten,
verwerpelijk. Alleen dit is aannemelijk: wat de eenheid voedt en bewaart in gehoorzaamheid
van God. Hieruit volgt de excommunicatie of de christelijke ban, die uitgevoerd mag worden
naar het Woord van God als dat nodig is.
Over de heilige doop en het heilig avondmaal
Artikel 33
Sacramenten: God heeft de sacramenten gegeven om Zijn beloften te verzegelen en het geloof
te voeden en te onderhouden. Hij heeft ze gevoegd bij het Evangelie tot uiterlijke en zichtbare
tekenen van hetgeen Hij in Zijn Woord bekendmaakt; inwendige en onzienlijke dingen, door
middel waarvan God werkt door de kracht van de Heilige Geest. De sacramenten zijn niet
ijdel of leeg, ze zijn waarheid in Christus. Er zijn twee sacramenten: de doop en het heilig
avondmaal.
Artikel 34
Heilige doop: Jezus heeft door Zijn vergoten bloed een einde gemaakt aan alle andere vormen
van bloedstorting. Dus ook aan de besnijdenis. In plaats daarvan heeft Hij de doop ingesteld.
Hierdoor wordt de kerk afgezonderd van andere volken en religies en draagt ze het teken van
Christus tot een getuigenis dat God de eeuwige en genadige Vader is. Hij beveelt te dopen in
de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zoals rein water de vuilheid van het
lichaam afwast, zo reinigt het bloed van Christus het hart van zonden. Dominees geven het
uiterlijk teken, maar de Heere geeft de zaak in het hart: genade om de zielen te reinigen van
vuilheid en ongerechtigheid en het hart te vernieuwen en te troosten. Als iemand eeuwig wil
leven, moet deze persoon één keer gedoopt zijn. Geen overdoop, want het is ook onmogelijk
om twee keer geboren te worden. Deze enkele doop heeft dan ook niet alleen kracht op het
moment van dopen zelf, maar in het hele leven. Daarom is overdopen verwerpelijk. De
kinderdoop is een teken van het verbond, zoals de kinderen in Israël besneden werden. Voor
deze kinderen beval de Heere een lammetje te offeren, kort nadat ze geboren waren. Zo is
Christus ook voor de kinderen gestorven.
Artikel 35
Heilig avondmaal: Jezus stelde het avondmaal in om wedergeboren mensen te voeden en te
onderhouden. Deze personen hebben twee levens: 1. lichamelijk en tijdelijk; dit onderhoudt
God met aards brood. En 2. geestelijk en hemels; dit onderhoudt God met levend Brood uit de
hemel, namelijk Jezus Christus. Wie dit Brood eet, namelijk zich toe-eigent en ontvangt door
het geloof, wordt gevoed in de geest. Om dit zichtbaar te maken, heeft Christus bevolen om
aards brood te eten en aardse wijn te drinken. Hij werkt in de gelovige de inhoud van het
sacrament, hoewel de mens dit niet volledig kan begrijpen. Want wat de gelovige tijdens het
avondmaal eet en drinkt, is het echte lichaam en bloed van Christus. De manier waarop dit
gegeten wordt, is echter geestelijk. Deze hele maaltijd is geestelijk, waarbij Christus Zichzelf
en Zijn verdiensten geeft. Hoewel het sacrament en de zaak zelf niet te scheiden zijn, is het
niet zo dat de goddeloze ook Christus ontvangt. Het avondmaal is voor hem tot verdoemenis,
zoals bij Judas. Gelovigen ontvangen het sacrament in ootmoed en eerbied, denkend aan de
dood van de Zaligmaker. Vooraf moeten ze zich grondig beproeven.
Over het ambt van de overheid
Artikel 36
Ambt van de overheid: God heeft overheden ingesteld, zodat de wereld geregeerd wordt door
wetten en handhaving daarvan. Hij heeft de overheid het zwaard gegeven om bozen te straffen
en vromen te beschermen. Taak van de overheid is niet alleen de wet handhaven, maar ook
het Koninkrijk van Christus bevorderen en het rijk van de antichrist afbreken. Iedereen is
schuldig om de overheid te gehoorzamen, belasting te betalen, haar eerbied te bewijzen en
voor haar te bidden.
Over het laatste oordeel
Artikel 37
Het laatste oordeel: als Gods tijd gekomen is en alle uitverkorenen tot Christus gebracht zijn,
zal Hij lichamelijk en zichtbaar uit de hemel komen zoals Hij opgevaren is. Hij komt als
Rechter van levenden en doden en zal de oude wereld zuiveren met vuur. Allen die ooit op
aarde leefden, zullen voor Hem moeten verschijnen. Doden zullen opstaan en levenden zullen
onsterfelijk worden. Het geweten zal spreken en iedereen zal geoordeeld worden naar wat
gedaan is in de wereld, goed of kwaad. Verborgen dingen komen openbaar. Voor goddelozen
een verschrikking, omdat ze eeuwig gepijnigd zullen worden. Voor vromen een grote troost,
omdat ze gekroond worden met heerlijkheid. Jezus zal hun naam belijden voor Zijn Vader.
God zal hun een onbevattelijke heerlijkheid geven. Daarom verwacht de vrome deze dag met
groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften van God, in Christus.
Bron: www.puntuit.nl
Download