Samenvatting bij de videolessen over luchtdruk – Corioliseffect - windcirculatie Hoge en Lage Druk Luchtdruk ontstaat door het gewicht van de atmosfeer op de aarde. Normale luchtdruk op zeeniveau = 1013 hPa > 1013 hPa = hoge druk < 1013 hPa = lage druk Drukverschillen worden op kaarten getekend. De lijnen die de plaatsen met gelijke druk verbinden, worden isobaren genoemd. Gesloten isobaren omsluiten een kern van hoge druk (H) of lage druk (L). Hoe dichter de isobaren bij elkaar gelegen zijn, hoe groter de drukgradiënt (of het drukverschil) tussen plaatsen aan weerszijden ervan gelegen. Winden compenseren de luchtdrukverschillen op aarde en tevens staan zij in voor het transport van energie en luchtvochtigheid. We spreken over compensatie omdat het tekort aan lucht in een lagedrukgebied altijd wordt opgeheven door instromende lucht uit een hogedrukgebied, waar een surplus (teveel) aan lucht is. Bij een lagedrukgebied stijgt de lucht, bij een hogedrukgebied daalt de lucht. De algemene luchtcirculatie op aarde - aan de evenaar : een lage druk door de opwarming - aan de polen : een hoge druk door de afkoeling Gevolg : in de hogere luchtlagen zal er een constante luchtstroming zijn van de evenaar naar de polen toe. Langs de aarde zou er overal een wind waaien van de polen naar de evenaar toe. Op het noordelijk halfrond zou men dus een PERMANENTE NOORDENWIND krijgen (ééncellige circulatie). In werkelijkheid : drie "windcellen" per halfrond In plaats van één 3 windcellen per halfrond: - aan de polen : hoge druk door koude neerdalende lucht = POLAIR MAXIMUM - aan de evenaar : • • • • • lage druk door de verticale stijgende opgewarmde lucht = EQUATORIAAL MINIMUM in de hogere luchtlagen spreidt de stijgende lucht zich van de evenaar weg door afkoeling en door de aardrotatie daalt deze lucht al op ± 30° breedte en daardoor ontstaat er een hogedrukgordel = SUBTROPISCHE MAXIMUM van hieruit aan het aardoppervlak vertrekken er winden terug naar de evenaar = Noordoost-PASSATEN de eerste cel is gesloten de zone waar de passaten van het noordelijk en het zuidelijk halfrond botsen noemen we ITCZ (= intertropische convergentie zone) - vanuit het subtropisch maximum : • • • • vertrekken ook winden van de evenaar weg op ongeveer 60° breedte ontmoeten deze de winden die vertrekken vanuit het polair maximum. In deze botsingszone (FRONTZONE) stijgt de lucht en veroorzaakt lage druk = SUBPOLAIR MINIMUM in de hogere luchtlagen keert een deel terug naar de evenaar of beter naar het subtropisch maximum en sluit zo de tweede cel een ander deel keert naar de polen terug en sluit de derde cel De frontzone (het subpolair minimum) is belangrijk voor het West-Europees weer. - Naast deze celvorming zorgt de rotatie ook voor de afbuiging van de winden door het Coriolis-effect / Wet van Buys Ballot : • • van de evenaar weg worden de winden naar het oosten toe afgebogen naar de evenaar toe worden de winden naar het westen toe afgebogen - De ITCZ (= intertropische convergentie zone) blijft niet altijd precies op de Evenaar liggen: Tijdens de zomer verschuift de ITCZ naar het noorden. Tijdens de warme maanden ontwikkelt zich boven de (koelere) zee een hoge druk en boven het land een lagere druk: het equatoriaal minimum breidt zich dus uit naar het noorden. Het tekort aan lucht boven land wordt aangevuld door lucht van zee. De winden waaien hierdoor tijdens de warmere maanden van zee naar land en brengen veel neerslag mee: de Moessons. De moesson botst tegen de Himalaya en zorgt daar nog voor meer regen. De regen uit de bergen stroomt door twee grote rivieren weer terug naar Bangladesh en veroorzaakt daar overstromingen. Tijdens de winter verschuift de ITCZ naar het zuiden. Tijdens de koude maanden ontwikkelt zich boven de (warmere) zee een lage druk en boven het land een hogere druk: het equatoriaal minimum breidt zich dus uit naar het zuiden. De winden waaien hierdoor tijdens de koudere maanden van land naar zee en brengen droog, helder weer mee. EQ=equator=evenaar Omschrijf kort wat er gebeurt bij de linker pijl: ............................................................... Omschrijf kort wat er gebeurt bij de bovenste pijl: ......................................................... Omschrijf kort wat er gebeurt bij de rechter pijl: ............................................................ Omschrijf kort wat er gebeurt bij de onderste pijl: ......................................................... De ITCZ (= intertropische convergentie zone) blijft niet altijd precies op de Evenaar liggen Tijdens de zomer verschuift de ITCZ, en daarmee ook het lagedrukgebied, naar het noorden Tijdens de winter verschuift de ITCZ, en daarmee ook het lagedrukgebied, naar het zuiden