Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 Paragraaf 1: Begrippen: aanlandige wind = wind van zee naar land kleurlingen = mensen van een gemengd ras apartheid = Het gescheiden wonen en leven van mensen op basis van hun huidskleur thuislanden = woongebieden voor zwarten in Zuid-Afrika townships = Woonwijken voor zwarten en kleurlingen in Zuid-Afrika segregatie = Segregatie betekend 'scheiding'. krottenwijken = Illegale zelfbouwwijken met slechte huizen en voorzieningen interegratie = samengaan van verschillende groepen in een samenleving Köppensysteem: 1 Is het een droog klimaat? Ja = B klimaat Nee = stap 2 2 Is de temperatuur altijd HOGER dan 18 graden? Ja = A klimaat Nee = stap 3 3 Is de temperatuur altijd LAGER dan 10 graden? Ja = E klimaat Nee = stap 4 4 Is de koudste maand WARMER dan -3 graden? Ja = C klimaat Nee = D klimaat Klimaat A: Klimaat B: Klimaat C: Klimaat D: Klimaat E: Tropisch Klimaat Droog Klimaat Zeeklimaat Landklimaat Koudklimaat Basisboeknummers: B30 temperatuurfactoren Temperatuurfactoren hebben grote invloed op de temperatuur. Breedteligging, hoe verder van de evenaar, hoe kouder. Hoogteligging, hoe hoger, hoe kouder. Land-zeeverdeling, hoe verder van de zee, hoe kouder in de winter en warmer in de zomer. B41 neerslag in een gebergte De windkant van de berg heet de loefzijde. Die wind duwt lucht omhoog dat bovenop afkoelt en regen wordt. Die regen heet stuwingsregen. Aan de andere kant van de berg ligt de lijzijde. Daar is het warmer en er valt weinig regen. Het wordt daar regenschaduw genoemd. B51 klimaatsysteem van Köppen Köppen bedacht 5 klimaatzones en gaf die nummers: A Tropisch regenklimaat B Droog klimaat C Zeeklimaat (maritiem klimaat) D Landklimaat (continentaal klimaat) E Koud klimaat A, C, D en E zijn onderscheiden op grond van temperatuur. A Is het warmste. E Is het koudste. B Is het droogste en er wil niks groeien. Er kunnen nog extra letters worden toegevoegd aan A, C en E om het nog nauwkeuriger te maken. F Fehlt (ontbreekt) Altijd regen. S Sommer Droge tijd in zomer W Winter Droge tijd in winter. Cs is dus een zeeklimaat met een droge tijd in de zomer. Dit word ook wel een Middellandse Zeeklimaat of een mediterraan klimaat genoemd. Het komt ook nog op andere gebieden voor, ver weg van de Middellandse Zee. Aw is een tropisch klimaat met een droge tijd in de winter. Dit word ook wel het savanneklimaat genoemd. Aan het E klimaat ( koud klimaat) worden nog andere letters toegevoegd: F Eeuwige sneeuw in poolgebieden. H Eeuwige sneeuw in hooggebergte. T Toendra. B173 Basismerk inkomen Er zijn grote verschillen tussen verschillende landen qua inkomen. Economen hebben het dan over het Bruto Nationaal Product. (BNP) Dat is al het geld dat alle inwoners verdienen. Dat is heel erg veel (miljarden euro’s). Om de landen te vergelijken word al dat geld eerlijk verdeeld over alle mensen om er een gemiddelde van te maken. Dat gemiddelde noemen ze het BNP per inwoner. Een ander ding om het gemiddelde te meten is het Bruto Binnenlands Product (BBP). Het bijna het zelfde als het BNP alleen gaat dit over alle mensen die in het land zelf werken en dus niet ergens anders. Helaas is het maar een gemiddelde. Dat heeft 2 nadelen. In sommige landen is een kleine groep heel rijk en andere heel arm. Dan zegt het gemiddelde niet zo veel. Er is ook een groot verschil in regionale gebieden. Het stadgedeelte is natuurlijk rijker dan het platte land. B194 kolonisatie en dekolonisatie In 1492 ontdekte Columbus Amerika en in 1498 vond Vasco da Gama een zeeweg naar Indië. De wereld was veel groter dan iedereen dacht. Er werden koloniën gesticht. In de eerste paar eeuwen werden er alleen exotische producten (peper en schelpen) geïmporteerd maar rond 1850 veranderde dat. Er kwam een nieuw bestaansmiddel op: de industrie. De koloniën moesten opeens grondstoffen gaan leveren zoals tabak, goud en aardolie. De koloniën werden een afzetmarkt voor de industriegebieden. De inheemse mensen leverde niet genoeg grondstoffen en daardoor namen grote Europese landen grote stukken van Azië, Afrika en Amerika in beslag. Ze legde er plantages en mijnen aan en lieten de mensen erop werken. Als er maar een gewas op werd verbouwd dan noem je dat een monocultuur. Het koloniale tijdperk is nu voorbij en de kolonies worden zelfstandige landen. Dit noem je dekolonisatie. In Noord en Zuid-Amerika gebeurde dat al in de 18de en de 19de eeuw, in Azië gebeurde dat pas in 1945. B195 soorten koloniën Er waren 2 soorten koloniën: Explotatiekoloniën, die moesten grondstoffen leveren voor de industrie in Europa. Europesen hadden dus veel voordeel van dit soort koloniën. Vestigingskoloniën, dat waren plekken waar de Europeanen naar toe konden gaan voor bijvoorbeeld werk. Er waren nog genoeg lege gebieden waar mensen naar toe konden en zo gebeurde het dat sommige gebieden binnen een mum van tijd waren overgenomen door Europeanen.