Vijf broden en twee vissen - Lc 9,10-17 vertaling Toen de apostelen terug waren van hun tocht, vertelden ze Jezus alles wat ze hadden gedaan. Hij ging met naar een plaats waar ze wat alleen konden zijn, samen onder elkaar. Maar de mensen hadden gemerkt waar zij naartoe gingen en zij volgden hen. Jezus stuurde de mensen niet weg maar sprak hun over het koninkrijk van God en hij maakte iedereen beter die genezing nodig had. Tegen het einde van de dag kwamen de twaalf apostelen hem zeggen: ‘Stuur de mensen weg, dan kunnen ze voor onderdak en voedsel naar de dorpen en de boeren in de omgeving; want het is hier erg afgelegen.’ ‘Geven jullie hun te eten,’ zei Jezus. ‘Alles wat we hebben, is vijf broden en twee vissen,’ zeiden ze. ‘Of moeten we voor al die mensen voedsel gaan kopen?’ Er waren daar ongeveer vijfduizend mensen. ‘Laat ze gaan zitten in groepen van ongeveer vijftig,’ zei Jezus aan zijn leerlingen. Dat deden ze; ze lieten iedereen gaan zitten. Toen nam Jezus de vijf broden en de twee vissen, sloeg zijn ogen op naar de hemel en sprak er het zegengebed over uit. Hij brak het brood in stukken en gaf die aan de leerlingen om ze aan de mensen uit te delen. Ze aten allemaal tot ze genoeg hadden. En de leerlingen haalden op wat er over was: twaalf manden vol brokken. bewerking 1 In de tijd dat Jezus leefde, woonde aan het meer van Galilea een kleine jongen. Zijn moeder noemde hem Ismaël. Ismaël had zijn vader en moeder vaak over Jezus horen spreken. Maar hij had hem nog nooit gezien. En daar verlangde hij juist zo naar. Je begrijpt dus hoe blij hij was, toen moeder op een goede dag tegen hem zei: Moeder: Ismaël, vader zal ons vanmiddag met zijn boot naar de overkant roeien. Een heleboel mensen zijn vandaag het meer overgestoken. Want daar is Jezus met zijn leerlingen. Ismaël wilde dadelijk naar het strand lopen waar vaders scheepje lag. Maar moeder zei: Moeder: Ho! Ho! Dat gaat zo maar niet! We blijven de hele dag weg. Aan de overkant zijn alleen maar groene heuvels, waar je geen brood kunt kopen. We moeten eten meenemen. Ik heb juist twee visjes gebakken en ik heb ook nog vijf broden. Moeder pakte alles in een hengselmand. Ismaël mocht ze dragen. Wat heerlijk was de tocht over het stille blauwe meer. Ismaël kon de heuvels aan de overkant steeds duidelijker zien. Daar was Jezus nu. Daar gingen ze naar toe. Toen ze dicht bij de oever kwamen zagen ze veel mensen. Die zaten rustig in het gras te luisteren naar Jezus. Moeder: Dat is Jezus. En die anderen zijn Zijn leerlingen. Toen Jezus een hele middag had verteld en geleerd had, hoe de mensen moesten leven, zei Hij tenslotte: Jezus: Kijk de zon gaat al bijna onder en jullie moeten onderhand maar eens naar huis om te eten. Filippus: Dat zegt U nou wel, maar weet U dat de meesten van heel ver komen en misschien wel de hele nacht moeten lopen om thuis te komen? Bovendien zijn er heel veel bij die niets te eten bij zich hebben. Jezus: Kunnen wij ze dan geen eten geven? Andreas: Dat is niet zo gemakkelijk. Ik heb eens goed rondgekeken, maar van eten en drinken heb ik zo goed als niets gezien. Wacht daar zie ik een jongen die vijf broden en twee visjes bij zich heeft. Andreas bracht de jongen bij Jezus en Jezus vroeg hem: Jezus: Zeg, heb jij wat te eten? De jongen knikte en haalde uit zijn mand vijf broden en twee vissen... Jezus: Zou jij het goed vinden om dat te delen met de andere mensen. Ismaël: Dat wil ik best. Jezus legde Zijn hand op Ismaëls hoofd en keek hem aan. Die ogen zou Ismaël zijn leven lang niet meer vergeten. Toen nam Jezus de broden uit de mand en brak ze in kleine stukjes. Hij kwam er haast niet mee klaar. Hoe kon dat toch? Het leek net of ze van honderd broden waren. Jezus verdeelde ook de twee vissen. Daar kwam ook al geen eind aan. Met korven vol vis en brood gingen de leerlingen bij de mensen rond. Iedereen at. En iedereen had genoeg. Er bleef zelfs nog over. Niet alleen Ismaël was verbaasd. Alle mensen spraken erover. Ismaël hoorde hen tegen elkaar zeggen: "Ja hoor, nu geloof ik het ook. Hij is geen gewoon mens! Hij is de Bevrijder die God ons zou zenden.” bewerking 2 Leerkracht: Jezus vertelde verhalen… woorden om van te leven. Wij horen en spelen het verhaal van de broden uit het evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas. Jezus had een hele middag aan wel 5.000 mensen verteld en geleerd hoe ze gelukkig konden samenleven. Op het einde van de dag zei Hij: Jezus: “Zo, en nu is het genoeg voor vandaag. Kijk de zon gaat al onder en nu is het tijd om naar huis te gaan en te eten!” Leerkracht: Toen zei Filippus, een vriend van Jezus: Fillipus: “Dat zegt Gij, Jezus, maar weet ge dat de meesten van heel ver komen en wel de hele nacht moeten lopen om thuis te komen? Bovendien zijn er veel bij die niets te eten hebben.” Jezus: “Nu, geef ze dan te eten” Leerkracht: Toen kwam Andreas, een andere vriend van Jezus, erbij en die zei: Andreas: “Daar denkt U gemakkelijk over. Ik heb eens rond gekeken maar eten heb ik niet gezien.” “Wacht daar zie ik een jongen, die wat eten bij zich heeft”. Leerkracht: Andreas bracht de jongen bij Jezus en Jezus vroeg hem: Jezus: “Heb jij wat te eten jongen?” Leerkracht: De jongen knikte en haalde uit zijn mand vijf broden en twee vissen. Jezus: Zou jij het goed vinden om dat te delen met de andere kinderen en mensen die helemaal niets meegebracht hebben? Jongen: “Ja, dat wil ik graag.” Leerkracht: Hij keek zo trots als een pauw omdat hij zomaar bij Jezus mocht staan. Toen zei Jezus: Jezus: “Laat de mensen hiervan eten.” Leerkracht: En Jezus begon het brood te breken en te delen. De mensen keken toe en zagen dat de jongen zijn broodjes en de vis met anderen begon te delen. Dat vonden de mensen goed … … mandjes met brood worden verdeeld (ondertussen muziek op de achtergrond). Leerkracht: Na een tijdje zei Andreas Andreas: “Hoe is het mogelijk. Als ik het zo bekijk, houden we straks nog over ook.” Jezus: “Nu, dat heb ik jullie de hele middag willen leren: als alle mensen doen wat ze kunnen en delen wat ze hebben, zou de wereld er helemaal anders uitzien…” Leerkracht: En wat die jongen betreft, die zei thuis tegen zijn vriendjes Jongen: “Alle mensen waren blij dat ze konden delen met elkaar en ik ben blij dat ik ermee mocht beginnen.” Let op! Van dit verhaal zijn er ook bewerkingen, waarin een kleine jongen begint te delen van het eten dat hij meegebracht heeft. De andere mensen hadden ook wel eten meegebracht, maar ze haalden het niet te voorschijn, uit schrik te moeten delen. Het voorbeeld van de jongen doet hen inzien dat ze ook moeten delen wat ze hebben. Dergelijke bewerking gaat helemaal voorbij aan de betekenis van het verhaal en wordt dus beter niet genomen. liederen - Ik heb maar vijf broden An Willems en Riet Vanloo, Ik zing want ik ben blij, p. 26-27 - Brood en vis Jan D. van Laar, Bijbelliederen, I, nr. 60 - Vijf broden en twee vissen Jan D. van Laar, Bijbelliederen, II, nr. 56 - Vijf broden en twee vissen Elly en Rikkert, Kom en zie (1981), nr. 7, of Een boom vol liedjes (1989), deel 1, nr. 12 - Delen doet wonderen (uit liedjes voor eerste communie en liturgie met kinderen. C.D. Een duim voor Jezus, lied 4) Tekst en muziek: Fio en Griet Van Steelandt-Bogaert, Johan Van Daele. strofe1: Heb jij gehoord van het wonder, dat alles veranderen kan. Soms is het zelfs heel eenvoudig, komaan ik vertel het je dan. refrein: Als we delen gebeurt er iets bijzonder, want zie je, het is als een wonder. Als we delen gebeurt er iets bijzonder, dan is er voor iedereen genoeg. strofe 2: Weinig wordt veel als we delen en zo is het leven een feest. Dat is wat Jezus ons leerde om altijd te doen in z’n geest strofe 3: Het ongelooflijke wonder,dat brood geeft aan ieder mens doen wij toch allemaal samen, het is Jezus’ vurige wens.