EERSTE VASTEN MEDITATIE

advertisement
1
EERSTE VASTEN MEDITATIE
2
Het Laatste Avondmaal
“Quotiescumque manducabitis Panum
hunc et Calicem bibetis, Mortem Domini
annunciabitis, donec Veniat”.
Zo dikwijls gij dit brood eet en de kelk
drinkt, verkondigt gij de dood des Heren,
totdat hij komt. (1Korinthiers 11,26)
Woord vooraf..
Nooit in de hele geschiedenis van de
Katholieke Kerk is de geestelijke nood en
ontreddering onder de gelovigen zo groot
geweest als nu.
De Veertigdagen VASTENTIJD is de meest
geschikte tijd om die ramp te boven te
komen en ons tot Christus te bekeren. Het
is -volgns de bedoeling van onze moeder
de H. Kerk- een tijd van boete en zuivering,
een tijd van ernstige bekering en
zelfhervorming.
In zes lijdens meditaties volgen wij onze
Verlosser Jezus Christus in zijn gang naar
Calvarië en Pasen..
3
De eerste meditatie gaat over het
H.Misoffer, dat …pridie quam patertetur
…daags voor zijn Lijden werd ingesteld.
Toen de tijd van ‘s Heren ontferming en
barmhartigheid gekomen was, waarop Hij
besloten had Zijn volk te redden en te
verlossen niet met vergankelijk zilver of
goud, maar door Zijn eigen kostbaar
Bloed,(1Petrus 1,19) wilde Hij met Zijn
leerlingen voor de laatste keer het
Paaslam offer vieren in het Oude Verbond.
Daarna stelde Hij het Paaslamoffer in van
het Nieuwe Verbond. Dit Offer was Hijzelf
en dat vieren wij tot op heden in het H.
Misoffer.
Zoals in het Oude Verbond naar het
bevel van God het dagelijkse offer in de
Tempel plaats vond, zo ook draagt in het
Nieuwe Verbond iedere priester dagelijks
het H. Misoffer op.
+++
Deze meditaties hebben als thema: Niet WIJ
maar HIJ!
4
Prof.Dr.Klaas
Steur,
hoogleraar
dogmatische theologie te Warmond.
Uitgave:
R.K.Kapel H.Altaarsacrament
Westwal 11
Oldenzaal
Vastenmeditaties in deze tijd! In de tijd
van de verhevigde Gods nood en in de tijd
van het verlevendigde Gods besef; want
deze tegenstellingen ontmoeten elkaar
vandaag de dag. Enerzijds moeten
“heiligen naar de hel gaan” d.i. naar de
plaats, waar God helemaal niet is, tenzij als
voorwerp van haat en vloek, om daar het
priesterlijk dienstwerk en de -boodschap
5
van God te brengen, anderzijds lopen
honderden pardoes tegen God aan en
zeggen: J’ai rencontré Dieu: ik ben God
tegengekomen op de hoek van de straat, in
een park, ik heb Hem ontmoet, niet waar
Hij woont, maar daar waar ik leef: in Slob
en krot, in mijngang en fabriek. De titels
van twee veelgelezen, stukgelezen franse
boeken
zeggen
het
voor
iedere
boekwinkelruit: “Les saints vont en enfer;
en “Jái recontrë Dieu1). We kunnen daarom
niets ander doen dan als algemeen thema
voor alle zes lijdensmeditaties nemen: “HIJ,
niet wij”. “HIJ, God, daar is Hij, ons nabij,
werkelijk”, dat moet spreken uit ieder
woord, dat gezegd wordt vanaf de
preekstoel en ook uit ieder woord dat gij
tot u zelf spreekt in de stilte van uw hart.
Maar het is – we zullen het zelf bemerkenevenzeer nodig, dat wij daarna “niet wij”
zeggen, want terwijl wij naar God willen
resp.uitgegeven door Gilbert Cesbron, te Parijss,
1952 en M.Nédoncelle en R. Girault te Parijs
1
6
kijken, met Hem willen praten in een
intiem gesprek, dat ons hele leven op de
meest reële manier raakt, zoemen wijzelf
als een lastige vlieg steeds om ons heen en
leiden de aandacht van God af: het gesprek
stokt, de aandacht is verdeeld, het contact
breekt zo licht. Er is maar één oplossing:
Wij moeten op jacht naar ons zelf aan, wij
moeten “ons zelf” van ons afslaan: “niet
wij”.
Wij zullen gaan zien, hoe God de Vader
Jezus Christus gestuurd heeft en heeft
laten lijden en sterven, omdat: “Hij, niet
wij” ons te tonen en eeuwig in herinnering
te houden, het in ons uit te werken ook.
Wat wij , mensen, uit onszelf, ook met
geloof en liefde, nog maar zo moeilijk
kunnen, waar wij, aan ons zelf overgelaten,
zo licht het spoor bijster raken, daar zond
de Vader zijn eigen Hemelse Zoon, zijn
beeld en eeuwige afglans2) om onder ons
te verschijnen en Gods heerlijkheid te
2
Hebr.1,3,
7
openbaren, klaarder dan de dag, opdat wij
kleine kinderen van God in de wereld, Hem
zouden zien en kennen en de weg zouden
weten3). Die weg zou vooral in het Lijden
blijken te lopen over het “Niet wij, maar
Hij”. Nogmaals, dat moeten de woorden
van hieruit vertolken, maar daar moet
meer nog uw eigen gelovig hart de tolk
van zijn.
Om dit thema in te scherpen, dient beter
dan alle meditaties: het dagelijkse
H.Misoffer . Want die preekt dit thema ook:
let maar op de woorden van de apostel
Paulus, die U als tekstwoorden hoorde aan
het begin van deze meditatie. Die H.MIS
preekt het niet alleen, die laat het niet bij
woorden, die doet het in levende lijve zien,
ja, die doet het Lijden herleven in Jezus
Christus,
wanneer
Deze
Offerend
tegenwoordig komt.. Die H.MIS is
bovendien dagelijks onder ons: alleen
daarom al is zij meer waard dan zes
3
.Joh.14,4
8
meditaties. Op de zes zondagen van de
vasten. De H.Mis is de dagelijkse
werkelijkheid van wat wij gedurende
enkele ogenblikken ieder jaar overwegen
en onder woorden proberen te brengen.
Om die H.Mis begeven we ons nu ook het
eerst naar de zaal van het Laatste
Avondmaal, waar de eerste H.Mis werd
opgedragen. Dit Avondmaal moet laten
zien aan ons, dat iedere H.Mis ons leert:
God is alles , en wij zijn niets”. “Niet wij,
maar Hij”.
Maar laten we eerst bidden opdat onze
meditatie gezegend moge zijn; dat is niet
ouderwets; het nalaten ervan is een teken
van een misschien op sterven liggende
tijdgeest, die God vergeet en meent Hem
niet noisdig te hebben; in ons bidden moet
de nieuwe tijd van
het herleefde
Godsbesef en Godsgeloof blijken: “Niet wij,
maar Hij”. Ook hier. Wij kunnen niets, Hij
kan alles4). Wij hebben Genade en Licht
4
Joh.15,5
9
nodig, anders kan ik niets zeggen en U
niets besluiten of doen.
“Gerechte Vader, de wereld heeft U niet
gekend. Maar Ik, Uw Zoon Jezus, Ik heb U
wel gekend, en Ik heb aan hen Uw Naam
bekend gemaakt5), Want dat is immers het
hele Eeuwige Leven: dat zij U kennen, de
enig waarachtige God6). Voor het leven was
ik gekomen, dat allen het leven zouden
hebben, het overvloedige leven7). Daarvoor
heb ik Uw Naam bekend gemaakt: Uw Naam
is Heilige, Almachtige, Sterke, Onsterfelijke
God: Sanctus Deus, Sanctus fortis, Sanctus
immortalis! Heilig ook ons in die
Waarheid.8).
“Heer Jezus Christus, goede Meester, die
knecht hebt willen zijn: knecht van God en
knecht van ons9) Die gekomen zijt om te
Joh. 17 ,25-26
Joh.17,3.
7 Joh.10,10
8 Joh.17,17
9 Isaïas 49,56
5
6
10
dienen, niet om gediend te worden10) ; leer
ons, wat het zeggen wil: “Altijd te zijn in de
dingen van Uw Vader”11).
1. Voorbereiding tot het Paasmaal: Petrus en
Johannes werden door Jezus naar de stad
gestuurd donderdagmorgen in de Goede
week. Zij zouden een man met een kruik
ontmoeten; die moesten zij volgen, zei Hij
hun. Die kruik zou hun een teken wezen.
Zo’n man was zeker een opvallend iets;
want de vrouwen haalden altijd het water
en zij droegen dat mee in kruiken op het
hoofd. Dat was geen mannenwerk. De
enige mannen, die water droegen waren de
waterventers, en die droegen het niet in
een kruik, maar in waterzakken. Was deze
aanwijzing van JEZUS een profetie of een
afspraak. Het heeft er veel van weg dat er
een afspraak gemaakt was tussen Jezus en
die man over de zaal, waar Jezus het
Avondmaal zou houden: daarom spreekt
10
11
Mt.49,56
Lucas 2,49)
11
Jezus over mijn zaal en daarop wijst Hij
ook, dat de zaal bereid, voorbereid
genoemd wordt12).
De zaal was klaar, omdat er reeds over
gesproken was: het was “Zijn” zaal, die
reeds besproken was. Bij die gelegenheid
was misschien ook het teken van de man
met de kruik afgesproken.
Waarom opperen wij de vraag, of het hier
een profetie geldt of een afspraak? Omdat
er iets geheimzinnigs zit in deze man met
de kruik,, en wij vragen ons – niet louter
academisch of nieuwsgierig - af: waarom
die geheimzinnig-heid? Zat daar iets
achter? Ik geloof het wel. De plaats van het
vieren van het Paasmaal moest onbekend
gelaten worden voor de leerlingen, om
Judas te verhinderen het Laatste
Avondmaal te storen. Daarom noemde
Jezus niet de huiseigenaar en het
straatnummer, opdat Judas het niet zou
kunnen overbrieven aan de oversten van
12
Marcus 14,14,15
12
het volk. Dat Laatste Avondmaal was te
voornaam en te gewichtig. Vurig had Hij
verlangd, eer Hij ging lijden, dit Paasmaal
met hen te eten13) . Hij had ernaar verlangd
met even grote vurigheid als naar Zijn
Dood14). Het belang van beiden was even
groot, omdat de realiteit van beiden niet
verschilde. Hier stichtte Hij het Nieuwe en
Eeuwige Verbond in Zijn Bloed15). Deze
grote gebeurtenis wierp haar schaduw
reeds vooruit in de verre voorbereiding
ervan. Jezus deed dat nog eens, toen Hij
zijn leerlingen Zondags te voren uitstuurde
voor de ezel, die Hem Jeruzalem zou
binnendragen: Ook zijn Triomftocht mocht
niet worden gestoord16). Waarom? Hij was
gekomen om Gods Heerlijkheid uit te
stralen: dat moest gebeuren. Dat zat bij
Hem overal achter. De feiten, zoals het
Paasmaal, hadden geen puur menselijke
Lucas 22,15.
Lucas 12,50
15 Lucas 22,20).
16 Mt.21.1-3
13
14
13
betekenis
alleen,
maar
waren
openbaringen van God. Ongestoord
moesten
dezen
kunnen
worden
voltrokken. Van de eenvoudige ‘man met
de kruik’ kunnen we met Augustinus
zeggen: Jam incipiunt Mysteria…17), met
hem beginnen de Geheimen. Hij is reeds
een voorwerp van ons Geloof; want in hem
straalt reeds uit het eerste aanlichten van
Gods Heerlijkheid. Hij is de bode van Jezus’
boodschap, die niet anders luidde dan: “Ik
zoek mijn eigen glorie niet maar die van
Hem die mij zond”18). Dit moet uitstralen,
ongestoord, ook als alles ervoor waakt, om
dit te verhinderen19)
2,Voetwassing: Ook zij moet bezien worden
als een voorbereiding op de Instelling van
de Eucharistie. De voetwassing moest de
apostelen vertrouwd maken met het
dienen, met het “niet wij, maar Hij”, dat in
In Johannis Evangelium, Tract.15.caput 4.P.L.35,1512)
18 Joh.8,44
19 Joh.4,44
17
14
het Offer zijn toppunt bereiken zou. Het
was niet enkel een gebeuren, dat het
gewone binnentreden van de stoffige weg
af besloot en de maaltijd voorafging, maar
een gebeuren dat de maaltijd onderbrak
en de Eucharistie zin moest geven. Daarom
deed Jezus het zelf. Van daaruit is alleen
het plechtige begin te verklaren, waarmee
Johannes het verhaal opent: “Wetend, dat
de Vader Hem alles in handen had gegeven,
dat Hij van God was uitgegaan en tot God
wederkeerde, omgordde Hij zich”20) dat
alleen al wijst op de ernst van het
gebeuren. Daarop wijst ook, dat Petrus’
verzet gebroken moest worden en dat
eeuwige navolging geëist wordt. Het is
geen gewone voetwassing met een profane
bedoeling, waartoe Jezus zich zou
vernederd hebben, maar zij is een
symbolisch gegeven, een mysterie in de
oorspronkelijke betekenis van het woord:
een wonder gebeuren, dat daarom een
20
Joh.13,3
15
teken was. Jezus zou nederigheid eisen
tegenover hoogmoed, dienstbaarheid en
deemoed tegenover ongehoorzaamheid en
autonomie: ministrare, non ministrari:
dienen, niet gediend worden21). Jezus zou
absolute gehoorzaamheid eisen zonder
inzicht: de “hoge”mens buigt voor het
“domme” bevel in de dienstbaarheid
volgens zijn voorbeeld. Daarom had het
duel plaats tussen Petrus en zijn spontaan
menselijke “Mij niet” en Christus met Zijn
rustig goddelijke: “Dan geen deel met Mij’
22).
Zonder inzicht wordt instemming
geëist: dat is de nek breuk van de “mens”,
die de geboorte van de “Christen” wordt.
Dat is de noodzakelijke voorbereiding op
het offer: dat offer staat op zijn beurt weer
tegenover de godloosheid van Adam en is
dáárom noodzakelijk. Noodzakelijk voor
iedereen., die de eerste zonde erfde.
Dienen was en is scheppingsdoel. In
21
22
Mt.20,-28
Joh. 13,8)
16
verband daarmee is de voetwassing een
voornaam gebeuren, ja beslissend zelfs,
want anders heeft men immers geen deel
met Hem. Waarom? Waarom die deemoed
eis en die dienplicht? Deze zijn het bewijs
‘voor-God-willen zijn. Punt uit! Dat bewijs
moesten de leerlingen aanvaarden van
Christus, en hij eiste op zijn beurt hun
navolging daarin. Hij zal tonen door zijn
voetwassing, dat het leven moet zijn één
groot “niet “wij, maar Hij”, en legt daarom
de plicht tot navolging op. Dóór Hem zullen
allen dat ook kunnen; Hij is de oorzaak en
het oerbeeld van ons buigen, doordat Hij
het eerst gebogen heeft. Wij moeten het
Jaques van Ginneken na zeggen: “Jezus, wat
is uw buigen schoon!”23)
Het besef van “voor-God-zijn” is aller
voornaamst. De voetwassing wil nu als het
ware aangeven: “Zalig, als gij het ook doet,
als gij er ook naar handelt”24). Besef alleen
Litanie van Jezus’ volkomenheden, in “Wij gaan terug vóór
1517! ”Stud. 1917, bl.138-139)
24
Joh.13-17
23
17
is niet voldoende, al is het voornaam. Doen
is meer. De leerlingen hadden die les
metterdaad wel nodig., want hun ontbrak
nog zo zeer het besef van “voor-God-willen
zijn” en van dienstbaarheid. Kort vóór het
lijden moest Jezus tot Petrus nog zeggen:
“Ga achter Mij weg, satan, tegenstander, gij
zijt mij een ergernis. Want ge hebt geen
begrip voor de dingen Gods”. Daarom
noemt
Jezus
Petrus
satan,
d.i.
tegenstander, want satan kon dat ook niet
hebben om zijn devies: “non serviam”: ik
dien niet; daarom was Petrus
Jezus’
tegenstander, want Jezus was altijd in de
dingen van Zijn Vader25). -“Gij hebt alleen
maar begrip voor de dingen van de
mensen”26). Uit de ernst van dit gesprek
ziet men wel naar voren komen, hoe zwaar
Jezus aan de dienstbaarheid tilt. Maar uit
de rangstrijd der apostelen bij het Laatste
25
26
Lucas2,49
Mt.16,21-23)
18
Avondmaal bleek dit wanbegrip nog27) en
niet minder uit de strijd tussen Jezus en
Petrus, waar hij het “Mij niet” van de
laatste
zelfbehoud
betekende,
waartegenover Jezus’ wijzen op het
deelgenootschap met Hem overgave aan
God was. Christus zet al dat wanbegrip
recht door de voetwassing; “Ik heb u een
voorbeeld gegeven; opdat ook gij zoude
doen zoals Ik u gedaan heb”28). Een aller
duidelijkst voorbeeld, een “goddelijk”
voorbeeld, dat daarom een “wonderteken”
mag heten: want voetenwassen was een
slavendienst, waarvoor zelfs een joodse
slaaf niet gebruikt mocht worden. Dat deed
Jezus, de Heer, de van eeuwigheid
gezegende God29). wel een bewijs, dat in
Zijn oog vernedering en verloochening van
Zichzelf aller-voornaamst zijn. Dát is
Christendom, dat tot het uiterste.
Lc.22,24-40
Joh.13,15
29 Rom.9,5
27
28
19
3.Paasmaalltijd. Vooral deze laatste was
een voorbereiding op het instellen van de
Eucharistie: Jezus ging van het Paasmaal
over op de eerste H.MIS. Zoals Jezus
indertijd aan Zijn rede te Kafernaüm ook
de
broodver-menigvuldiging en het
wandelen op het meer - twee grote
wondertekenen- liet voorgaan, om door
die wonderen zijn woorden van belofte
over het eten van Zijn Vlees en het drinken
van Zijn Bloed aannemelijkheid te
verschaffen30),, zo liet Hij nu ook aan de
instelling van de Eucharistie voetwassing
en Paasmaal
als twee andere
wondertekenen voorafgaan. Belofte en
vervulling ervan komen zo in innige
parallellie, echt Johaneï-sche parallellie,
naast elkaar staan. Niets is zonder zin bij
Jezus. Dat zag St. Jan het scherpst. De visie
moet wellicht ook antwoord geven op de
vraag, waarom de zaligmaker het
Paasmaal vooruit vierde., zoals juist ook
30
Joh.6
20
Johannes zo scherp liet uitkomen, in
tegenstelling met de andere evangelisten.
De farizeeën en het volk deden dit pas op
Goede Vrijdag. Op de morgen van die dag
wilden zij het rechthuis van Pilatus, de
heiden, niet binnentreden, om zich niet te
verontreinigen en het Pascha te kunnen
eten31). Christus verzette het Paasmaal,
omdat Hij er belang bij had dit te
verbinden
met de instelling van de
Eucharistie. Er was verband voor Hem
tussen beide. Hij had de Eucharistie toch
ook los van het Paasmaal, ja zelfs na de
verrijzenis kunnen instellen (b.v. te
Emmaüs of bij het maal aan het meer van
Tiberias) kunnen instellen, zoals Hij de
Biecht ook instelde op Paasavond. Hij heeft
dat niet gewild om het innige verband van
Paasmaal en Eucharistie, even innig als
tussen Doodsdatum en Pasen. Hij moest
sterven op het Joodse Paasfeest: het feest
31
Joh.18-28
21
der bevrijding uit Egypte moest de dag zijn
van de Verlossing.
Maar de Eucharistische viering van Zijn
Dood zou niettemin óók met de
Paasviering
aller-intiemst verbonden
blijven. Daarom vierde Hij het Paasfeest
vooraf. Hij handelde hier als de Heer van
de Sabbat, die ook de Heer van het
Paasfeest was 32). Dan moet het Hem wel
voornaam voorgekomen zijn, om dit
verband te handhaven, want niet zo vaak
treedt Hij op als Heer van alles, veel meer
als Mensenzoon. De redenen, die Hem
ertoe bewogen, moeten wij zoeken in de
belangrijkheid van dat verband.
Er was een veelvoudige verhouding
tussen Paasmaal en H.MIS. Zo is het
Paasmaal een tegenwoordig stellen van het
verleden en een verwijzen naar de
toekomst: de Eucharistische viering is dit
ook. Het Paasmaal wees steeds voorruit
naar Christus’ dood en herinnerde aan de
32
Mt.12,8)
22
bevrijding uit het diensthuis van Egypte33).
Het H.MISOFFER op haar beurt herinnert
weer aan Christus‘ dood en stelt de
uiteindelijke bevrijding van de christen in
diens christelijk sterven. Het joodse
paasmaal is vervolgens niet alleen
herinnering en verwijzing maal, maar het
is ook een offermaal. Precies hetzelfde
geldt ook van de Eucharistie. Het eerste is
immers de herinnering aan de bevrijding
uit Egypte en aan het sparend voorbijgaan
van de verderfengel: deze herinnering
leefde ieder jaar weer op aan een maaltijd,
waar een geslacht lam de spijs was, die een
offer besloot.
De H.MIS herinnert aan Christus’ sterven
als bevrijding van de duivel en aan het
sparend voorbijgaan van deze om Christus’
Bloed, dat onze lippen verft, maar dat eerst
vergoten wordt in een Offer, dat dagelijks
nog tegenwoordig komt onder iedere
H.MIS. Maar het voornaamste is wel, dat
33
Exodus 11,24-27
23
Paas- en Misoffer beide een verbond
besloten en bekrachtigden. Het Paas-offer
was de bezegeling van het Oude Verbond,
het MISOFFER van het Nieuw en Eeuwig
Verbond.
Het Joodse Paasmaal en het Heilig Misoffer
zijn beide verbondsmaaltijden. “Dit is het
bloed van het Verbond over u allen34 ).
“Dit is Mijn Bloed van het Verbond”35):
Verbondsbloed! Wat is dat verbond,
waaraan hier door de Paasviering zo sterk
herinnerd wordt? Het antwoord op die
vraag verklaart al het voorgaande. Het
Verbond met God is kort en goed: dat wij
van God zijn en God van ons. Niet meer
zichzelf zijn. Verbond is: van God worden.
“In hun hart staat geschreven: Ik zal hun
God zijn en zij zullen Mijn volk zijn”.36). Wij
zijn niet meer van onszelf, maar van Hem:
Zijn volk! Nogmaals wat is een verbond?
Vraag dat gehuwden: zij moeten het weten,
Exodus 14,8.
Marcus14,24
36 Isaïas 31,31-34)
34
35 Mt.26,28;
24
want zij leven in een verbond. Hoor de
Apostel Paulus daarover: “De man heeft
geen macht meer over zichzelf, maar de
vrouw heeft die macht, en omgekeerd”37).
Zo heeft de Christen geen macht meer over
zichzelf, maar CHRISTUS heeft die macht in
Gods Hand gelegd, toen Hij zich in onze
naam met God verbond. En sloot hij dat
verbond ook niet als een huwelijk, toen Hij
op het KRUIS de Kerk aan God voorstelde
als Zijn Bruid, na haar gewassen te hebben
in Zijn Bloed?38) en was altijd niet het
verbond een bruidsverbond, al in het Oude
Testament? De wet van Paulus voor het
echtverbond was de wet van elk verbond:
“Niet wij, maar Hij”!
Verbondsbloed is altijd offerbloed, dat ons
pijn doet en bloed, dat ons goed doet:
bloed dat aan onszelf ontvloeit en ons
ontledigt, bloed, dat ons aan God toewijdt
en rijk en levend maakt. Offerbloed
37
38
1Korinthiërs 7,4
Efeziërs 5,25-27
25
spreekt van offeren: het offer wijst erop
dat wij niet voor onszelf zijn, maar voor
GOD. Vroeger werden het volk en het
Altaar – dit laatste als vertegenwoordiger
van God- besprenkeld met offerbloed. Nu is
er nog een veel intiemer verbond, want wij
eten het Lichaam en drinken het Bloed.
Daarin gaf Christus het bewijs dat ook Hij
niet van Zichzelf, maar van ons wilde zijn.
Was er krachtiger bewijs mogelijk dan dat
Hij zich te eten en te drinken gaf? Christus’
Bloed werd vergoten d.i. geofferd voor ons
en voor velen, tot vergiffenis der zonden39)
als zoenoffer dus tot een Nieuw Verbond,
een eeuwig verbond40) Dat is het Verbond
in het Bloed van het Lam Gods41) Niemand
behoeft ons dit verbond te leren. Want God
zelf is in ons door Jezus’ Bloed, dat wij
drinken. Hij leert ons het verbond met
God, dat ons uit ons zelf zou ontgaan42).
Matteüs 26,28
Hebreën 12,24; 13,20
41 Openbaring 7,14
39
40
42
Isaïas 31
26
Zoals Christus van God werd in het Offer
van Zijn Leven tot het uiterste
Bloedvergieten toe, zo moeten ook wij van
God zijn zonder reserve: usque ad
sanquinem ten bloede toe43). God werd van
Christus van ons totaal, gestorven voor
ons; dan hebben wij van God te zijn even
totaal, gestorven aan ons zelf. Dat heeft
het Bloed gedaan van Christus. Dat niet als
weleer over ons gesprenkeld werd. Maar
dat door ons gedronken werd en dat ons
door de ziel vloeit en ons stuwt naar God.
Zoals het dit Hemzelf deed. Het is om de
verbondsgedachte, dat Paasmaal en Mis
elkaar moeten ontmoeten. De reeds
eeuwen oude verbondstrouw van het “Niet
wij, maar Hij”, volgens welke het vleselijk
Israël geleefd had moest het deel worden
van het Israël naar de geest, het Israël
Gods44) . want sinds het Laatste Avondmaal
geldt van ons: wij zijn Zijn volk: Hij is onze
43
44
Hebr..12-,4
Galaten 6,16
27
God45) . Daar was heel het gebeuren in de
bovenzaal, die voor Jezus klaar was,
gericht.: dat gebeuren wilde ook de
leerlingen klaar maken voor het verbond,
waarvan de instelling zo sober werd
meegedeeld.
2. Instelling van de Eucharistie. En toch wat
kunnen wij hier meer en beter doen dan
het evangelie zelf aan het woord laren? Dat
moet voor zichzelf spreken in al zijn
eenvoud. “Jezus nam – als een vader van
zijn gezin- een stuk brood van de tafel,
nam dit in zijn heilige Handen, zegende het
en brak het, Gaf het hun en zei: “Neemt, eet,
dit is Mijn Lichaam, dat voor U werd
overgeleverd en gebroken.. Doet dit tot Mijn
gedachtenis telkens en telkens”. Hij nam –
als een moeder een beker van de tafel
neemt-,zo gaf Hij hun die KELK en zij
dronken er allen uit; Hij zelf liet hen
drinken, zoals een moeder doet met haar
kinderen, haar hand onder hun hoofdje.
45
Hebreeën 19,29
28
Hij sprak eerst een dankgebed uit en Hij
zei hun: “Drinkt hieruit allen, dit is de KELK
van Mijn Bloed van het Nieuwe Verbond, dat
voor u en voor velen wordt vergoten tot
vergiffenis van de zonden. Doet dit, zo
dikwijls gij drinkt tot Mijn gedachtenis, ter
gedachtenis aan Mij. Nogmaals zeg ik U: zo
dikwijls gij dit Brood eet en de Kelk drinkt,
verkondigd Gij de dood des Heren, totdat
Hij komt”46).
Naar dit simpele gebeuren verwijst al het
voorgaande: voetwassing en paasmaal.
Hierom is het begonnen. Om dit gebeuren
ongestoord te laten voltrokken worden,
moest de voorbereiding erop met
geheimzinnigheid omgeven worden.
Dit gebeuren is de kern van het Verbond.
Dit zal blijken als wij antwoord geven op
de vragen: Wat wil dit zeggen? Wat
gebeurde hier?
Synopsis uit Mt.26,26-27; Mc.14,22-23; Lc. 22,1920; 1Kor.11,28)
46
29
Jezus stelt hier het HEILIG MISOFFER in
als het religieus centrum van het Nieuw
Verbond en Hij laat daaronder Zijn lijden
en sterven eeuwig tegenwoordig blijven.
Het H.MISOFFER is het altijd aanwezige
Lijden en sterven van Gods Zoon, maar dan
als Offer: CHRISTUS, altijd onder ons
tegenwoordig als de dienstbare dienaar
van Jahweh, zoals Isaïas Hem al zag47). De
gedachtenis van ons Heilig Sacrament is
een gedenkteken. Het is geen wijdingsvolle
herhaling door en in de gelovende
gemeenschap alleen, maar een scheppende
herinnering. God heeft in Jezus Christus
eens gesproken, dat brood eens zijn
Lichaam zou zijn, zoals het gebroken werd,
wijn zijn Bloed, zoals het vergoten werd:
God heeft eens gezegd, dat Zijn zoon in Zijn
Offer eeuwig zou leven achter de rituele
viering van het nieuwe Pasen. God zegt,
wat hij wil als een feit voor goed, en wat zo
Hij wil, is ook zo. Sindsdien is Calvarië aan
47
Is.49,56
30
de geschiedenis ontheven en het blijvende
bezit van alle mensengeslachten, ook van
ons, iedere morgen in de H.MIS. Dat is het
geheim van ons Geloof: het Mysterium
Fidei48).
Wij kunnen ons allen de vraag nog stellen:
waarom kwam en bleef CHISTUS niet bij
ons als Koning en Leraar, als rechter, als
verrezen tegenwoordig op het Altaar
onder de H. Mis? Waarom juist als
PRIESTER en OFFERAAR, offerend zichzelf
voor ons, als offeraar, die zelf ook Zijn
eigen offergave is? Waarom werd juist het
offer van Jezus in de H.MIS vereeuwigd?
Waarom kwam Hij als het LAM, dat
geslacht werd, als Hij, die geleden heeft:
Christus passus. Het antwoord op deze
vragen is: omdat Christus in zijn sterven
algehele toewijding is aan God door
algehele uitschakeling van Zichzelf en dáár
alleen, omdat Christus daarin “offer” is
d.w.z. God gerichtheid, centrum van
48
Vgl.R.Guardini: De Heer, bl.604-614
31
godsdienstigheid, zoals God deze wenste
van de mens en zoals Christus die als Heer
van leven en dood alleen kon vertonen. Hij
kon alléén zijn leven afleggen voor ons.
Alleen in de stervende Christus vindt ons
geloof, vindt onze godsdienst een waardig
middelpunt. Daarin heeft het Christendom
weer een hart; godsdienst cirkelt zich
immers om een offer. Godsdienst is
offerdienst. Jezus is ons offer. De
bovennatuurlijke Godsdienst is één en al
dienstbaarheid: niet de mens, maar God,
voor-God-zijn, zoals het Woord voor de
VADER is., altijd in de schoot van de Vader,
semper in sinu Patris49) altijd volbrengend,
wat de Vader behaagt50 ). Daarom kunnen
wij ook niets anders preken dan Jezus–et
hunc crucifixum51)...en die gekruisigd.
Want dat is ook de preek die Jezus nog zelf
doet horen vanaf het Altaar onder de
H.MIS: het grote teken van het geloof is:
Joh.1,18
Joh,8,29
51 1Kor.1,23)
49
50
32
JEZUS, zich nog steeds offerend op ieder
Altaar. Het Christendom heeft een centrum
in CHRISTUS, maar dan in Hem als dienend
in het Offer. Alle christenen staan onder dit
teken: Het KRUIS! Christen zijn is buigen
onder het Kruis! Door Christus’ eeuwig
onder de H.MIS aanwezige Kruisoffer,
krijgt het christelijk Geloof een deemoed
stempel. Deemoed is niet dat het lagere
buigt voor het hogere: dat is eerlijkheid,
eerlijke plicht en onderdanigheid. Maar
deemoed is dat het hogere buigt voor het
lagere: God voor het schepsel, Jezus voet
wassend als een slaaf, voor zijn leerlingen
enz. Van boven naar beneden, niet van
beneden naar boven: het eerste is
Christendom, het tweede humanis-me.
De Menswording is deemoed, deemoed bij
uitstek: God zich buigend in Jezus voor de
zondige mens.
De deemoed ontspringt zelfs aan God en
was zelfs vóór de menswording onbekend.
De heidenen kenden geen deemoed en zij
kennen haar nóg niet; pas na de
33
Menswording, waarin God deemoed bleek,
kwam de deemoed ook voor onder de
mensen. Bedenk wel, onderdanigheid is
nog geen deemoed. Onderdanigheid is
doen wat noodzakelijk is, zijn plicht doen.
Deemoed is méér en anders. Dat is iets
doen om de persoon, waarvoor men nooit
genoeg kan doen, omdat Hij een eeuwige
waarde vertegenwoordigt. Deemoed is niet
de zaak dienen: daar zit ook altijd
eigenbelang in; zó zeggen wij het immers
ook: “wie de zaak dient, dient zichzelf”.
Deemoed is daarentegen de persoon
dienen om de persoon, en om de persoon
weer de zaak dienen, alles doen daarvoor.
De eis tot zelfvernietiging zit in de
dienstbaarheidaan
de
persoon
opgesloten:
de
persoon
is
een
onvervangbare, onschatbare waarde: deze
kan ons helemaal opvorderen. De eis tot
zelfvernietiging is dus aan ieder Christen
te stellen, want CHRISTUS eiste dat wij
Hem nadeden, toen Hij de voeten waste, en
toen al ontledigde Hij Zichzelf in
34
deemoed52) en Hij eiste ook, dat wij
persoonlijke liefde zouden hebben, die
zich voor zijn vrienden niet schroomt, om
het leven zelf af te leggen, af te slaan, zoals
Hij zelf het eerst had voorgedaan53)
“Slechts wat uit ootmoed wordt geboren;
dat is van ‘t hemelse geslacht”.
(Vondel:Gijsbracht van Aemste)
d.w.z. dat is christen, dat alleen!
God wenste ons een voorbeeld te geven
van deemoed, door Jezus te zenden: God
hervindt zichzelf in Jezus’ Hart, dat buigt
voor de mensen in liefde, in Jezus’ hele
mensheid, die buigt voor de zondaars
onder het kruis, iedere dag op elk altaar
ook nu nog! God buigt zo in Hem altijd,
omdat wij buigen moeten. Hij gaf een kras
voorbeeld om ons te treffen. Hij geeft dat
dagelijks nog onder de Heilige MIS. Buigen,
dienen is het wezen van het Christen-dom.
Christelijke deemoed is het wezen van
52
Joh.13,15)
Joh.15,13
53Joh.13,34;
35
christen-zijn, d.i. niets zijn; is zondaar zijn;
dus nog minder dan niets zijn, slecht zijn,
onbruikbaar zijn, ondeugdelijk zijn, lekke
emmer wezen! Dat alles zijn als de
persoon, die men is. Ja, weten hoe “hoog”
men is als persoon, en toch “laag” doen: dat
is christendom54. De eucharistie is de
uiterste deemoed van onze Heer en ons
voorbeeld: Christus geeft daarin Zichzelf
voor ons! God voor zijn schepselen, de
Heilige voor zondaars, de Meester voor zijn
leerlingen. Altijd voor ons! Helemaal voor
ons! Zijn Lichaam en zijn Bloed voor ons,
zijn leven dus, wat Hij alleen kon geven als
Heer van leven en dood55).
Voor ons als persoon. De eucharistie is de
eeuwige tegenwoordigheid van Zijn Dood
voor de mensen., Zijn Dood in opdracht
van zijn Vader, Zijn Dood, noodzakelijk in
een bovennatuurlijke godsdienst, die tot
het uiterste doorvoert: “Niet wij, maar Hij”!
Vgl.Romano Guar-dini: De Heer, bladzijde 530540.
55 Wijsheid 16,13)
54
36
Waar is nu onze deemoed? Zij moet toch
het bewijs van ons christen zijn wezen. Wij
leven toch in een verbond van deemoed:
het Nieuwe verbond gesloten in Christus’
Bloed. Wij zijn van God! En van welke God?
Eén die alles geeft voor ons. En wij: geven
wij alles aan God? Geven wij vooral onszelf,
onze persoon? Die moet buigen en dienen.
Waarom dan allerwegen die ontstellende
teruggang
in
kerkbezoek
en
Communiegang, in biechten ook? Alleen
toe er nood was, waren de kerken vol. En
als er nood dreigt, worden zij het telkens
weer.. Nood leert bidden is zo waar. Maar
wat betekent zo’n bidden? Is dat
dienstbaarheid? Is dat niet meer om
onszelf dan om Hem? Zo zijn wij niet Zijn
volk en Hij zal niet onze God zijn. Veel
gods-dienstigheid is maar schijn., omdat
het deze om zichzelf en niet om Hem
begonnen is. Dat is nu eenmaal niet de
godsdienst van het Verbond, dat tot devies
heeft: “Niet wij, maar Hij!”
37
Wij moeten niet alleen dienen in
godsvrucht en kerkelijkheid, maar wij
moeten dienen in de schepping ook.
Kostbaarder dan direct buigen voor God is
buigen voor plaatsvervangers: de man
voor zijn vrouw: “Zij niet ik”.; de vrouw
voor de man: “Hij niet ik”. ; ouders voor de
kinderen: “als zij het maar goed hebben, op
ons komt het niet aan; werkgevers voor
werknemers: zij hebben ook een
voornaam, zij zijn ook persoon, geen
machine onderdeel. En geldt het
omgekeerde vaak niet even sterk omdat de
werkgever
in de ogen van de
ondergeschikte soms ook niet ander is dan
een stuk kapitaal, geen mens voor wie hij
sympathie heeft, geen persoon, voor wie
hij werkt, met wie hij werkt? Dienen tot
het
scheppingsdoel
is
gave
huwelijksbeleving:
dat
is
enkel
dienstbaarheid. De wereld kent die laatste
niet en de gevolgen op zedelijk gebied
blijken: zij zocht alleen de zelfzucht te
bevredigen en heeft de dienst in de
38
schepping en in de herschepping opgezegd.
Omdat de mens als redelijk persoonlijk
wezen niet eerst zich gebogen heeft voor
God, daarom slaat de mens als vleselijk
wezen op hol. Aalleen in dienstbaarheid is
ware zedelijkheid mogelijk. De mens leeft
niet in twee werelden. Hij roept als
geestelijk wezen naar God, die hem zijn
doel bepalen moet. God roept hem bij zijn
eigen naam, als persoon en hij heeft
antwoord te geven: “Hier ben ik!” Ik! Hij
vindt alleen dan antwoord niet in eigen
binnenste. Want voor zichzelf is de mens
het grootste geheim: “grande profundum
est ipse homo” 56) .Hij zoekt en zoekt naar
een weg, maar vindt die niet, want hij weet
geen doel uit zichzelf, geen bestemming
voor zichzelf. Hij kan zich niet oriënteren.
God ontstak hem het licht, door Zichzelf tot
doel te stellen aan hem rechtstreeks en
onmiddellijk. Dat was de deemoed van God
als persoonlijke vriend.. Gods licht was het
56
Augustinus: confessiones 4,14,2
39
ware licht, dat iedere mens verlicht, die in
de wereld komt. Het was het volle licht! En
dit licht was meteen het leven57)
En daarom - om Gods licht als ons doel en
ons leven - is voor ons alleen maar
zedelijkheid
mogelijk
vanuit
godsdienstigheid. Daarom is er voor ons
alleen maar sociale
gerechtigheid en
gezond huwelijksleven, als man en vrouw
en kind geloven, als arbeider en baas hun
christen zijn belijden in een gezamenlijk
Mishoren en communiceren, waarbij zij
één zijn in liefde, dus als personen. Waar
allen zich voor God weten, geheel en al, en
zichzelf uitgeschakeld hebben, totaal, daar
is ook overgave mogelijk onderling, welke
overgave dienstbaarheid is volgens het
Nieuwe Verbond. Dan zal ons Verbond niet
alleen nieuw, maar ook eeuwig zijn; dan
zal dat Verbond ons voeren van Christus’
Kruis op Calvarië naar Christus ’ Kruis op
de wolken. Door dat verbond in het Bloed
57
Joh.1,4
40
van Jezus, dat ons hele leven stelt onder
het “niet wij, maar Hij”, worden wij hemel
rijp: want de hemel laat slechts binnen,
wat heilig is: d.i. afgescheiden van zichzelf
en toegewijd aan God58) daarom streven
wij in een heilig verbond59) naar
heiligheid, zonder welke niemand God kan
zien60). Door het leven in het verbond
wordt voor ons waar: “Ik leef niet meer”61)
en dan zal God waar maken, dat Hij in ons
alles zal zijn62).
Amen!
+++++++
Openbaring 21,27
Luc.1,72
60 Hebr.12,14
61 Gal.2,20
62 1Kor.15-28
58
59
41
42
Download