_________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC? Een onderzoek naar de rol van het Internationaal Strafhof bij de bestrijding van internationaal terrorisme Doctoraalscriptie Universiteit van Tilburg Naam: Anr: Opleiding: Begeleider: Datum: Annelies Mulder 284688 Internationaal en Europees Recht Mw. dr. N. Jägers 1 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ “It is clear that September 11th has changed the world and the way we look at transnational threats and crimes. The tragic events of September 11th have forced us to re-examine our traditional notions of security, our understanding of our attackers, and our approaches to bringing the perpetrators to justice.” (Pierre-Richard Prosper, Ambassadeur voor oorlogsmisdrijven van de Verenigde Staten) 2 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 3 Voorwoord In 2004 heb ik deelgenomen aan een internationaal congres in Barcelona. Het onderwerp van dit congres was ‘The Criminal Justice System Confronted by War, Terrorism and Immigration’. Tijdens deze dagen werden de criminologische aspecten van internationaal terrorisme belicht. Vooral hier werd mijn interesse in internationaal terrorisme gewekt en wilde ik meer te weten komen over de juridische achtergronden van dit fenomeen. De keuze van het onderwerp van mijn scriptie voor de opleiding Internationaal en Europees Recht was dan ook makkelijk gemaakt. Om alles naar wens op papier te zetten, duurde echter langer dan verwacht. Met het schrijven van dit voorwoord is deze scriptie uiteindelijk toch voltooid en daarmee mijn studie afgerond. Iedereen die mij gesteund heeft tijdens het schrijven van deze scriptie.... bedankt! Annelies Mulder maart 2005 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 4 Inhoudsopgave Inleiding Terrorisme 1.1 One man’s terrorist is another man’s freedom fighter 1.2 Het veranderende karakter van terrorisme 1.3 Het huidige juridische kader van terrorismebestrijding 2. Het Internationaal Strafhof 2.1 Van Neurenberg naar Den Haag 2.2 De rechtsmacht van het Internationaal Strafhof 3. Terrorisme en het Statuut van het Internationaal Strafhof 3.1 Voorstellen tijdens de Rome Conference 3.2 Redenen voor het niet opnemen van terrorisme in het Statuut van Rome 4. Internationaal terrorisme gekwalificeerd als een internationaal misdrijf: de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.1 De gebeurtenissen in de Verenigde Staten en Bali 4.2 Internationaal terrorisme gekwalificeerd als een oorlogsmisdrijf: de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.2.1 De kenmerken van oorlogsmisdrijven 4.2.2 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.3 Internationaal terrorisme gekwalificeerd als een misdrijf tegen de menselijkheid: de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.3.1 De kenmerken van misdrijven tegen de menselijkheid 4.3.1.1 Wijdverbreidheid en stelselmatigheid 4.3.1.1.1 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.3.1.2 De burgerbevolking 4.3.1.2.1 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.3.1.3 Kennis van de aanval 4.4.1.3.1 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 5 4.4 Internationaal terrorisme gekwalificeerd als genocide: de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.4.1 De kenmerken van genocide 4.4.2 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.5 Conclusie 5. Evaluatie van de rol van het Internationaal Strafhof bij de bestrijding van internationaal terrorisme 5.1 Het juiste forum voor de vervolging van internationaal terrorisme 5.2 Enkele kanttekeningen bij de kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf 5.3 Toekomstige ontwikkelingen omtrent de vervolging van internationaal terrorisme door het Internationaal Strafhof Conclusie Literatuurlijst _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 6 Inleiding 11 september 2001 zal de geschiedenis ingaan als de dag die het invloedrijkste land van de wereld diep raakte in zijn (financiële) hart. Deze terroristische aanslagen, waarbij het World Trade Center en het Pentagon werden vernietigd, hebben ook buiten de grenzen van de Verenigde Staten een grote impact gehad. De beweging tegen internationaal terrorisme is na de aanslagen in de Verenigde Staten dan ook sterker dan ooit. Hierbij kan zowel gedacht worden aan de aanhouding van burgers die verdacht worden van terroristische praktijken als aan de verscherpte veiligheidsmaatregelen op Schiphol en de bijeenkomsten van de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten hebben er dan ook toe geleid dat zowel op nationaal als internationaal niveau terrorisme beschouwd wordt als een veiligheidsrisico. In het internationale recht ontbreekt echter nog een systeem dat vervolging van terrorisme door een internationaal tribunaal of strafhof mogelijk maakt. De vervolging van terrorisme is op dit moment nog een nationale aangelegenheid. De terroristische aanslagen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan, hebben echter een internationaal karakter gekregen. Voorbeelden hiervan zijn de aanslagen in de Verenigde Staten, Madrid en Bali. Wellicht zou de internationale gemeenschap de vervolging van deze internationale daden op zich moeten nemen. Deze internationale vervolging zou mogelijk toebedeeld kunnen worden aan het in 2002 opgerichte Internationaal Strafhof (ICC). In deze scriptie stel ik de mogelijkheid van eventuele vervolging van internationaal terrorisme door het Internationaal Strafhof centraal. Mijn probleemstelling is dan ook als volgt: Welke rol kan het Internationaal Strafhof spelen bij de bestrijding van internationaal terrorisme? De probleemstelling zal door middel van een vijftal hoofdstukken worden behandeld. Om een idee te krijgen wat terrorisme is, wordt in het eerste hoofdstuk ingegaan op de definitie en kenmerken van terrorisme. Tevens wordt aandacht besteed aan het veranderende karakter van terrorisme. In de laatste decennia van de vorige eeuw beperkten terroristen zich vooral tot nationale grenzen. Terrorisme is echter uitgegroeid tot een fenomeen dat nationale grenzen te buiten gaat. In deze scriptie zal de nadruk liggen op deze laatste vorm van terrorisme, namelijk internationaal terrorisme. Het eerste hoofdstuk zal worden afgesloten met een bespreking van de juridische middelen die in het internationale recht bestaan om terrorisme te bestrijden. Hierbij ligt de nadruk op verschillende verdragen die onder het bewind van de Verenigde Naties totstand zijn gekomen om internationaal terrorisme te bestrijden. Deze verdragen maken echter geen internationale vervolging van terrorisme mogelijk. De internationale vervolging van internationaal terrorisme zou mogelijkerwijs toebedeeld kunnen worden aan het Internationaal Strafhof. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 7 Vervolgens zal ik uiteenzetten hoe en waarom het Internationaal Strafhof totstand is gekomen. Hierbij zal ook ingegaan worden op de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof en welke internationale misdrijven door het Internationaal Strafhof vervolgd kunnen worden. Het Internationaal Strafhof is op dit moment niet bevoegd om internationaal terrorisme als een zelfstandig internationaal misdrijf te vervolgen. In het derde hoofdstuk zal duidelijk worden waarom besloten is het Internationaal Strafhof niet bevoegd te maken om internationaal terrorisme te vervolgen. Mogelijkerwijs zou internationaal terrorisme wel op een indirecte manier door het Internationaal Strafhof vervolgd kunnen worden, namelijk als een internationaal misdrijf dat is opgenomen in het Statuut van het Internationaal Strafhof (Statuut van Rome).1 Na de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten van 11 september 2001 werd door Mary Robinson (voormalig Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties) geopperd dat deze aanslagen gezien kunnen worden als misdrijven tegen de menselijkheid: “In the aftermath of the catastrophe of 11 September the human rights voice must be heard. The thousands of civilians who died in this atrocity lost the most precious of rights, the right to life. Those responsible for these cruel deaths must be made individually accountable for the crimes against humanity they perpetrated”.2 De terroristische aanslag van 11 maart 2004 in Spanje zou volgens Amnesty International ook gezien kunnen worden als een misdrijf tegen de menselijkheid, indien de aanslag voldoet aan de voorwaarden van een misdrijf tegen de menselijkheid3: “Targeting commuters going about their daily business shows complete contempt for the most fundamental principles of humanity. If these bombings are part of a widespread attack on the civilian population of Spain in furtherance of an organization’s policy, they would constitute a crime against humanity”.4 Deze twee citaten laten zien dat terrorisme wellicht gekwalificeerd kan worden als één van de drie internationale misdrijven die door het Internationaal Strafhof kunnen worden vervolgd. Het vierde hoofdstuk zal in het teken staan van de kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf. Deze kwalificatie zal gebeuren aan de hand van de aanslagen in de Verenigde Staten van 11 september 2001 en Bali van 12 oktober 2002. Getracht wordt aan de hand van de kenmerken van de internationale misdrijven die opgenomen zijn het Statuut van Rome, namelijk oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide, te kunnen oordelen of de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali gekwalificeerd kunnen worden als internationale misdrijven. Op deze manier zou het Internationaal Strafhof toch een rol kunnen spelen bij de bestrijding van internationaal terrorisme. 1 Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, 1 juli 2002, Trb. 2000, No. 120. Verklaring van Mary Robinson op de Internationale Conferentie voor Mensenrechten en Democratisering van 8 oktober 2001, <www.unhchr.ch> (laatste bekeken op 11 maart 2005). 3 De voorwaarden van een misdrijf tegen de menselijkheid worden verder uitgewerkt in 4.3. 4 Amnesty International, ‘Spain: Scale of killings is a potential crime against humanity’, document EUR 41/004/2004, 12 maart 2004, <www.amnesty.org> (laatst bekeken op 6 maart 2005). 2 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 8 De kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf en de daarbij behorende indirecte manier van vervolging heeft echter ook een aantal kanttekeningen. In het laatste hoofdstuk zal aangegeven worden welke problemen zich kunnen voordoen bij de kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf. Bovendien zal bekeken worden op welk niveau internationaal terrorisme het beste vervolgd kan worden. Dit hoofdstuk zal afgesloten worden met een blik in de toekomst, waarbij aan de orde zal komen of internationaal terrorisme in de toekomst als een zelfstandig internationaal misdrijf in het Statuut van Rome opgenomen kan worden. Deze scriptie zal afgerond worden met een algehele conclusie waarin een antwoord gegeven zal worden op de centrale vraag welke rol het Internationaal Strafhof kan spelen bij de bestrijding van internationaal terrorisme. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 9 Hoofdstuk 1 Terrorisme Terrorisme is helaas niet meer weg te denken uit de huidige samenleving. Het is een alledaags verschijnsel geworden.5 De vorm van terroristische daden kan sterk uiteenlopen, variërend van de aanslagen in de Verenigde Staten van 11 september 2001 tot Palestijnse aanslagen in Israël en aanslagen van de ETA in Spanje. Ook de moord op Van Gogh van 2 november 2004 wordt betiteld als een terroristische daad.6 Hoe verschillend bovengenoemde terroristische daden ook zijn, zij hebben een aantal kenmerken gemeen die typerend zijn voor terrorisme. In dit hoofdstuk zal aangegeven worden welke kenmerken dit zijn. Tevens wordt aandacht besteed aan de problemen betreffende een definitie van terrorisme. Hierna zal ingegaan worden op het veranderende karakter van terrorisme. Dit hoofdstuk zal afgesloten worden met een korte uiteenzetting van de juridische middelen die de internationale gemeenschap heeft om terrorisme te bestrijden. Hierbij zullen met name de verdragen aan de orde komen die aangenomen zijn door de Verenigde Naties. 1.1 One man’s terrorist is another man’s freedom fighter In het internationale recht bestaat er geen algemeen aanvaarde definitie van terrorisme. Er kan dan ook niet gesproken worden van dé definitie van terrorisme. Er zijn verschillende opvattingen over een definitie van terrorisme. Landen hebben verschillende definities over datgene dat zij als terrorisme beschouwen. De Nederlandse AIVD ziet terrorisme als “het plegen van of dreigen met op mensenlevens gericht geweld, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen of politieke besluitvorming te beïnvloeden”.7 In de Amerikaanse Patriot Act is opgenomen dat criminele daden gedefinieerd worden als terrorisme als zij volgens de regering bedoeld zijn om het gedrag van de regering te beïnvloeden door intimidatie of dwang.8 In Frankrijk worden daden aangemerkt als terrorisme indien zij door een individu of een collectieve eenheid opzettelijk gepleegd zijn met de bedoeling orde en recht te verstoren door intimidatie of terreur.9 5 A.C.Arend, R.J. Beck, International Law and the Use of Force. Beyond the UN Charter Paradigm, London: Routledge 1993, p. 139; S.W.Krohne, ‘The United States and the world need an International Criminal Court as an ally in the war against terrorism’, Indian International & Comparative Law Review (7) 1997, p. 159. Deze laatste schrijver spreekt zelfs van een epidemie van terrorisme. 6 Van Aartsen vroeg zich na de moord op Theo van Gogh af of dit geen terroristische moord was, <www.novatv.nl> (laatst bekeken op 25 februari 2005). Zie ook <www.aivd.nl> (laatst bekeken op 5 maart 2005). 7 Binnenlandse Veiligheidsdienst, ‘Terrorisme aan het begin van de 21e eeuw. Dreigingsbeeld en positionering BVD’, april 2001, p. 9, <www.aivd.nl> (laatste bekeken op 5 maart 2005). 8 S. Tiefenbrun, ‘A semiotic approach to a legal definition of terrorism’, ILSA Journal of International and Comparative Law (9) 2003, p. 366. 9 Idem p. 371. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 10 De verscheidenheid aan definities van terrorisme blijkt ook uit het feit dat Alex Schmid in zijn boek “Politcal Terrorism” 109 verschillende definities van terrorisme heeft opgenomen.10 De “Dictionary of Terrorism” van Thackrah bevat 89 verschillende definities van terrorisme.11 Het probleem betreffende een algemeen erkende definitie van terrorisme ligt in de afbakening tussen aan de ene kant het rechtmatige gebruik van geweld ter uitoefening van het recht op zelfbeschikking en aan de andere kant het (illegale) gebruik van terroristisch geweld.12 Zelfbeschikking komt toe aan een volk dat op basis van onder andere etnische, religieuze, culturele en historische gronden met elkaar is verbonden.13 Zelfbeschikkingsrecht is bedoeld voor een volk onder een koloniaal of een ander buitenlandse bewind en kan leiden tot onafhankelijkheid of integratie. Dit is ook als zodanig opgenomen in de “Friendly Relations Declaration” uit 1970.14 Volgens deze verklaring hebben mensen het recht om zonder externe inmenging, zelf hun politieke status en economische, sociale en culturele ontwikkeling te bepalen. In het algemeen kan gezegd worden dat westerse landen tegen legitimering van het gebruik van geweld in de strijd om zelfbeschikking zijn. Volgens westerse landen zou zelfbeschikking met behulp van vreedzame middelen bereikt moeten worden.15 Daarentegen zijn ontwikkelingslanden van mening dat het gebruik van geweld ter uitoefening van het recht op zelfbeschikking niet gezien moet worden als terrorisme.16 In de tijd van dekolonisatie in Afrika zijn vrijheidsstrijders uitgegroeid tot staatshoofden. Deze leiders zullen dan ook onderscheid willen aanbrengen in onrechtmatig terrorisme en de rechtmatige “wars of liberation”, waaraan zij in het verleden zelf hebben deelgenomen. 17 Uit deze onenigheid over datgene dat aangemerkt kan worden als terrorisme is het bekende adagium voortgekomen; ‘one mans’s terrorist is another man’s freedom fighter’. Terroristen beschouwen zich zelf vaak als vrijheidsstrijders die vechten voor het goede doel.18 De in Ierland en Groot-Brittannië actieve IRA-leden zullen zichzelf dan ook zien als vrijheidsstrijders die strijden om onafhankelijkheid van Groot-Brittannië.19 10 A.P. Schmid, Political Terrorism. A research guide to concepts, theories, data bases and literature, Amsterdam: SWIDOC 1983, p. 119-152. 11 J.R. Thackrah, Dictionary of Terrorism, London: Routledge 2004, p. 66-71. 12 B. van Ginkel, ‘Terrorisme in internationaal juridisch perspectief’, Vrede en Veiligheid (29) 2000, p. 397. 13 Idem, p. 398. 14 VN Algemene Vergadering, resolutie 2625 (XXV), 24 oktober 1970. 15 Ginkel 2000, p. 399 en B.T. van Ginkel, ‘The United Nations: towards a Comprehensive Convention on Combating Terrorisme, in: M. Van Leeuwen (red.), Confronting Terrorism. European Experiences, Threat Perceptions and Policies, Den Haag: Kluwer Law International 2003, p. 208. 16 Ginkel 2000, p. 399 en 2003, p. 208 en H.G. van der Wilt, ‘Het terroristische oogmerk’, in: M.M. Dolman (red.), Terrorisme, Europa en strafrecht, Amsterdam: Vossiuspers UvA 2003, p. 58. 17 B. Jenkins, ‘International terrorism. A new challenge for the United Nations’, in: E.V. Bougrov (red.), The United Nations and the Maintenance of International Peace and Security, Dordrecht: Nijhoff 1987, p. 416. 18 Ginkel 2000, p. 398 en Jenkins 1987, p. 408. 19 Ginkel 2000, p. 398. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 11 Het ontbreken van een algemeen aanvaarde definitie van terrorisme doet echter niets af aan het feit dat terrorisme wel een aantal belangrijke kenmerken heeft. Het gebruik van geweld of het hiermee dreigen kan gezien worden als een kenmerk van terrorisme. 20 Een daad kan aangemerkt worden als gewelddadig wanneer er aan personen of dingen schade toegebracht wordt.21 De aanslagen in Madrid en de Verenigde Staten hebben laten zien hoeveel schade aan personen en de omgeving toegebracht kan worden door gewelddadige acties. Een tweede kenmerk van terrorisme is dat de burgerbevolking vaak het doelwit is van de aanvallen. 22 Burgers worden vaak als doelwit uitgekozen omdat het relatief makkelijke doelwitten zijn. Het is makkelijker om een bom te plaatsten in een trein in Madrid dan in het Witte Huis in Washington. Terroristen zullen hun doelwitten dan ook vaak willekeurig kiezen.23 De slachtoffers bij de aanslagen in Madrid zijn niet gekozen om hun persoonlijke kenmerken. Zij hadden de pech om op dat moment in de treinen te zitten waar bommen waren geplaatst. Een derde kenmerk van terrorisme is dat getracht wordt onrust op te wekken bij nationale autoriteiten en burgers.24 Door het creëren van onrust in een samenleving zijn de psychologische effecten van terrorisme vaak belangrijker dan de fysieke schade. De immateriële schade die toegebracht aan burgers is voor terroristen een belangrijker doel dan de daadwerkelijke schade van de aanslag. Het verspreiden van onrust en angst staat bij terroristen in het teken van een politiek doel.25 Het veranderen van een politieke orde ten voordele van terroristen kan aangemerkt worden als een vierde kenmerk van terrorisme. Met de aanslagen in Madrid trachtte Al-Qaeda de Spaanse overheid zover te krijgen om de Spaanse militairen terug te trekken uit Irak.26 Als laatste kenmerk van terrorisme kan gelden dat de daders vaak tot een georganiseerde groep behoren.27 Terroristische groeperingen zoals Al-Qaeda zijn goed georganiseerde groeperingen met een geheel netwerk achter zich. Terroristen maken deel uit van een groepering die ten doel heeft het plegen van terroristische daden. T. Makarenko, “The ties that bind’: uncovering the relationship between organised crime and terrorisme’ in: D. Siegel, H. van de Bunt & D Zaitch (red.), Global Organized Crime, Dordrecht: Kluwer Academic Publishers 2003, p. 160; H.W. Kushner, Encyclopedia of terrorism, Thousand Oaks: Sage Publications 2003, p. 359; Arend & Beck 1993, p. 141; Jenkins 1987, p. 409; Tiefenbrun 2003 p 361 en Wilt, 2003, p. 59. 21 Tiefenbrun 2003, p. 362. 22 Jenkins 1987, p. 409; Tiefenbrun 2003, p. 361. 23A. Cassese, International Criminal Law, Oxford: Oxford University Press 2003, p. 125. Vergelijk Makarenko (2003, p. 160) die stelt dat terroristen hun doelwitten weliswaar willekeurig (‘at random’) kiezen maar dat zij hierbij ook zorgvuldig te werk gaan waarbij doelwitten vaak gekozen worden om de boodschap die de terroristische groepering wil uitdragen. 24 Jenkins 1987, p. 409; Wilt 2003, p. 59. 25 Arend & Beck 1993, p. 141; Jenkins 1987, p. 409; Makarenko 2003, p. 160; Tiefenbrun 2003, p. 361 en Wilt 2003, p. 59. 26 <www.novatv.nl> (laatst bekeken op 3 maart 2005). 27 Jenkins 2003 p, 409; Makarenko 2003, p. 160. 20 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 12 Terroristen gebruiken dus geweld om de bevolking te shockeren.28 Door middel van het verspreiden van angst en terreur wordt getracht om regeringen en nationale autoriteiten te beïnvloeden in het voordeel van de terroristen. Het komt erop neer dat terroristen geweld gebruiken om burgers vrees aan te jagen waardoor een politiek doel nagestreefd zal worden.29 In de meeste gevallen zullen terroristen hun doelen proberen te verwezenlijken door middel van bomaanslagen, kapingen, ontvoeringen of gijzelingen.30 Deze vier vormen van gewelddadig gedrag zullen enkel bij de aanwezigheid van de bovengenoemde kenmerken van terrorisme aangemerkt worden als terrorisme. Indien deze kenmerken ontbreken dan zullen deze criminele daden niet aangemerkt worden als terrorisme maar als “gewone misdrijven”.31 Een vliegtuigkaping die gepleegd wordt zonder een politiek doel zal dan ook niet aangemerkt worden als terrorisme maar als een “gewone vliegtuigkaping”. Terrorisme dient onderscheiden te worden van politiek geweld, want niet al het politiek gemotiveerde geweld kan aangemerkt worden als terrorisme.32 Een politieke moord kan gepleegd worden zonder dat getracht wordt onrust te creëren bij burgers. Een voorbeeld van politiek geweld is de moord op Pim Fortuyn van 6 mei 2002. Deze moord kan niet gezien worden als een terroristische daad omdat de dader niet de bedoeling lijkt te hebben gehad om onrust te creëren bij burgers. De dader lijkt vooralsnog alleen uit te zijn geweest op het vermoorden van een politicus en zijn ideeën. 1.2 Het veranderende karakter van terrorisme De bovengenoemde kenmerken van terrorisme gelden zowel voor nationaal als internationaal terrorisme. Terrorisme is decennia lang vooral een nationale aangelegenheid geweest. Een verscheidenheid van terroristische groeperingen pleegden binnen de grenzen van het eigen land verschillende aanslagen. Menig land heeft te maken gehad met nationale terroristische groeperingen. De waarschijnlijk bekendste voorbeelden hiervan zijn de ETA in Spanje en de (R)IRA in GrootBrittannië en Ierland. In Spanje streeft de ETA naar totale onafhankelijk van de Basken. 33 Dit streven naar onafhankelijkheid is ook de drijfveer van de (R)IRA. Deze terroristische groepering streeft ernaar om Noord-Ierland los te maken van Groot-Brittannië en te herenigen met Ierland.34 T.M. Sailer, ‘The International Criminal Court: an argument to extend its jurisdiction to terrorism and a dismissal of U.S. objections’, Temple International & Comparative Law Journal (13) 1999, p. 319. 29 Wilt 2003, p. 59. 30 J.R.White, Terrorism. An introduction, Belmont: Wadsworth 1991, p. 16; Y. Dinstein, ‘Terrorism as an international crime’, Israel Yearbook on Human Rights (19) 1989, p 55; Arend & Beck 1993, p. 143 en Jenkins 1987, p. 412. 31 Jenkins 1987, p. 409. 32 Idem, p. 409. 33 White 1991, p. 32. 34 Kushner 2003, p. 182. 28 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 13 De ETA en de (R)IRA bestaan nog steeds, maar zijn minder actief dan in de afgelopen decennia.35 Andere terroristische groeperingen, zoals de Rote Armee Fraktion (RAF) in Duitsland en de Rode Brigades in Italië, zijn niet meer actief.36 In Nederland waren voornamelijk de Rode Jeugd (19601975), Zuid-Molukken (jaren 70) en de RaRa (1985-1993) actief. Deze groeperingen zijn verantwoordelijk geweest voor verschillende aanslagen in Nederland. De RaRa heeft meerdere bomaanslagen op gebouwen gepleegd. De Zuid-Molukken zijn verantwoordelijk geweest voor verschillende gijzelingen en treinkapingen.37 Door met grote macht in te grijpen en leden van terroristische groeperingen te arresteren hebben nationale autoriteiten met succes dit nationale terrorisme onderdrukt.38 Het terrorisme dat in de huidige tijd gezien wordt als een dreiging is dan ook vooral afkomstig van internationaal opererende terroristische groeperingen. Globalisering en technologische vooruitgang hebben internationaal terrorisme mogelijk gemaakt.39 Hierdoor is terrorisme uitgegroeid tot een internationale dreiging.40 Terroristen kunnen nu over de hele wereld informatie vergaren en met elkaar communiceren. Hierdoor zijn er internationale netwerken ontstaan zoals de terroristische groepering Al-Qaeda. Terroristische aanslagen hebben tegenwoordig ook een wereldwijd publiek. Beelden van de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten zijn de hele wereld overgegaan. Dit lijkt in het voordeel van de terroristen aangezien zij een groter publiek angst kunnen aanjagen.41 Terroristen kunnen ook makkelijker aan middelen komen om hun aanslagen te plannen en uit te voeren. Hierbij kan zowel gedacht worden aan financiële middelen als aan fysieke middelen (o.a. wapens en explosieven). Door wereldwijde mobiliteit kunnen terroristen hun aanslagen op elk continent plegen. Hierbij kan gedacht worden aan situaties waarbij terroristen naar het buitenland gaan om een aanslag te plegen of in hun eigen land blijven maar een doelwit kiezen dat een relatie heeft met een buitenlandse staat.42 35 In Noord-Ierland kom nog sporadisch geweld voor (Kushner 2003, p. 185) waarbij het geweld vooral veroorzaakt wordt door onenigheden binnen bepaalde groeperingen. Zie hiervoor ook M. van Leeuwen, ‘Terrorisme als ‘nieuwe dreiging”, Vrede en Veiligheid (29) 2000, p 32. 36 In 1998 heeft de RAF officieel bekendgemaakt dat de groepering was ontbonden. Zie hiervoor ook Kushner 2003, p. 140 en Leeuwen 2000, p. 32. 37 Vergelijk Binnenlandse Veiligheidsdienst, ‘Terrorisme aan het begin van de 21e eeuw. Dreigingsbeeld en positionering BVD’, april 2001, p. 9, <www.aivd.nl> (laatste bekeken op 5 maart 2005). In dit rapport wordt aangegeven dat de daden van deze groeperingen door de AIVD niet aangemerkt worden als terrorisme maar als (ernstige vorm van) politiek geweld. 38 Leeuwen (2000, p. 32) geeft aan dat de harde kern van de RAF en de Rode Brigades door nationale autoriteiten zijn uitgeschakeld. 39 M. Banchik, ‘The International Criminal Court & Terrorism’, Peace, Conflict and Development (3) 2003, p. 1-19. <http://www.peace studiesjournal.org.uk> en Jenkins 1987, p. 412. 40 B. Boutros-Ghali, ‘The United Nations and comprehensive legal measures for combating international terrorism’, in: K. Wellens (red.), International Law: Theory and Practice. Essays in Honour of Eric Suy, Den Haag: Martinus Nijhoff Publishers 1998, p. 287 en Krohne 1997, p. 160. 41 Jenkins (1987, p. 410) geeft aan dat terrorisme gebruikt kan worden om publicieit te verkrijgen. Door de globalisering kan een groter publiek worden bereikt. Zie hiervoor ook A.O. Abdallah, ‘Terrorism and international criminal responsibility’, in: G. Doucet (red.), Terrorism, Victims and International Criminal Responsibility, Parijs: SOS Attentats 2003, p. 358. 42 G.J.A Knoops, ‘International terrorism: the changing face of international extradition and European criminal law’, Maastricht Journal of European and Comparative Law (10) 2003, p. 160 en Jenkins 1987, p. 409. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 14 Ook aanslagen tegen het internationale handelsverkeer kunnen aangemerkt worden als internationaal terrorisme.43 Deze aspecten komen ook voor in de definitie van internationaal terrorisme die de FBI in de Verenigde Staten heeft opgesteld. Volgens deze organisatie wordt internationaal terrorisme gepleegd door groeperingen die hun basis hebben buiten de landsgrenzen van de Verenigde Staten, of die geleid worden door landen of groeperingen die zich buiten de Verenigde Staten bevinden of wiens daden een grensoverschrijdend karakter hebben.44 Deze definitie is toegespitst op de Verenigde Staten, maar door analogische toepassing kan deze definitie ook gebruikt worden bij internationaal terroristische daden die geen betrekking hebben op de Verenigde Staten. De definitie van FBI kan dan ook in een groter geheel worden gezien zodat de definitie van toepassing kan zijn op alle daden van internationaal terrorisme. In tegenstelling tot nationaal terrorisme gaat internationaal terrorisme dus nationale grenzen te buiten, het is een gevaar voor de gehele internationale gemeenschap.45 Internationaal terrorisme behoort dan ook op internationaal niveau bestreden te worden. De internationale gemeenschap is hiermee al jaren geleden begonnen. Er zijn inmiddels verschillende verdragen totstand gekomen. Hierdoor is een ruim ontwikkeld juridisch kader van terrorismebestrijding ontstaan. 1.3 Het huidige juridische kader van terrorismebestrijding Al in 1937 werd gesproken over een verdrag ter bestrijding van terrorisme. Naar aanleiding van de politieke moord op Koning Alexander I van Joegoslavië, werd door de Volkenbond getracht een verdrag op te stellen ter preventie en bestraffing van terrorisme.46 Dit verdrag was met name bedoeld om regeringsleiders te beschermen, maar het is nooit inwerking getreden. Het is door 20 staten ondertekend maar alleen India heeft dit verdrag ook daadwerkelijk geratificeerd.47 De overige landen wilden het verdrag niet ratificeren omdat zij de opgenomen definitie van terrorisme te breed vonden. 48 In dit verdrag werd terrorisme beschreven als “criminele daden die gericht zijn tegen een staat en bedoeld zijn om een toestand van terreur bij bepaalde personen, een groep van personen of het algemene publiek te creëren”. Het probleem omtrent een algemeen aanvaarde definitie dat eerder in dit hoofdstuk aan de orde is gekomen, stamt dus al uit het begin van de twintigste eeuw. 43 Jenkins 1987, p. 409. Center for National Security Studies, ‘Recent trends in domestic and international terrorism’, april 1995, <www.cdt.org/policy/terrorism/cnss.trends.html> (laatst bekeken op 1 maart 2005). 45 Dinstein 1989, p. 56. 46 Verdrag ter Bestrijding en Bestraffing van Terrorism, Volkenbond, 1937. 47 Dit verdrag zou inwerking treden 60 dagen na drie ratificaties. 48 J.F. Murphy, ‘Defining international terrorism: a way out of the quagmire’, Israel Yearbook on Human rights (19) 1990, p. 15. 44 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 15 Na dit fiasco is in latere verdragen afgezien van een algemene definitie van terrorisme. Onder het bewind van de Verenigde Naties zijn twaalf verdragen totstand gekomen. Deze verdragen zijn vaak het gevolg geweest van specifieke terroristische aanslagen.49 Verschillende aanslagen tegen diplomaten en de gijzeling van Amerikaans ambassadepersoneel in Teheran in de jaren 70 hebben geleid tot het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen.50 De kaping van het schip de Achille Lauro in 1985 heeft geleid tot de Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart.51 Het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart 52 is het gevolg van de bomaanslagen op de luchthavens van Frankfurt en Tokio en de aanvallen op de luchthavens van Rome en Wenen in 1985. Doordat deze verdragen het gevolg zijn van specifieke terroristische aanslagen zijn de verdragen elk van toepassing op specifieke daden van terrorisme.53 Echter, in veel verdragen wordt geen gebruik gemaakt van het woord “terrorisme”, omdat er geen overeenstemming kon worden bereikt over de definitie van terrorisme. In latere verdragen is het woord “terrorisme” wel als zodanig terug te vinden, maar ook in die verdragen is geen definitie opgenomen van terrorisme. De eerste verdragen die aangenomen zijn, zijn van toepassing op criminele daden tegen transportmiddelen.54 Deze verdragen zijn ontwikkeld om gewelddadigheden gericht tegen het luchtverkeer en schepen te voorkomen en te bestrijden. Hierbij kan gedacht worden aan kapingen van vliegtuigen en schepen en criminele daden die de veiligheid van (internationale) luchthavens in gevaar brengen. 49 Zie hiervoor ook Banchik 2003, p. 3 en Ginkel 2003, p. 213. Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, New York 14 december 1973, Trb. 1981, No. 69. Zie hiervoor ook T. Stephens, ‘International criminal law and the response to international terrorism’, University of South Wales Law Journal (27) 2004, p. 470. 51 Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No.17. Zie ook Bourtros-Ghali 1998, p. 293 en Stephens 2004, p. 470. 52 Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, in aanvulling op het Verdrag ter bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, Montreal 24 februari 1988, Trb. 1988, No. 88. 53 Zie ook N.J Schrijver, ‘Responding to international terrorism: moving the frontiers of international law for ‘enduring freedom’?’, Netherlands International Law Review (48) 2001, p. 274; Van Ginkel 2003, p. 212 en Banchik 2003, p. 3. 54 Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, Tokio 14 september 1963, Trb. 1964, No. 186; Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, Den Haag, 16 december 1970, Trb. 1971, No. 50; Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, Montreal 23 september 1971, Trb. 1971, No. 218; Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, in aanvulling op het Verdrag ter bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, Montreal 24 februari 1988, Trb. 1988, No. 88; Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No.17; Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No. 18. 50 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 16 Het gebruik van substanties en explosieven wordt ook in een aantal verdragen strafbaar gesteld.55 Deze verdragen bevatten onder andere bepalingen die staten de verplichting opleggen om het plegen van bomaanslagen strafbaar te stellen onder nationaal recht en maatregelen te nemen om nucleair materiaal te beschermen. Er zijn ook twee verdragen die toezien op de bescherming van personen.56 In het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen wordt aan staten opgedragen om daden als moord op, of ontvoering van een internationaal beschermde persoon57 strafbaar te stellen onder nationaal recht. Het Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars is bedoeld om internationale samenwerking te ontwikkelen met behulp van effectieve maatregelen ter preventie, vervolging en bestraffing van alle internationaal terroristische gijzelingen. Al deze verdragen zijn dus van toepassing op specifieke daden van terrorisme. Dit geldt niet voor het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme.58 In dit verdrag worden staten verplicht om financiering van terrorisme en terroristische groeperingen te voorkomen en te bestrijden. Hoe verschillend de specifieke daden zijn waarop de verdragen van toepassing zijn, in deze verdragen zijn wel een aantal algemeenheden terug te vinden.59 De meeste verdragen zijn gebaseerd op het beginsel aut dedere aut judicare.60 Dit beginsel geeft aan dat staten verplicht zijn om verdachten van strafbare daden die zich op hun territorium bevinden te vervolgen of anders uit te leveren aan een staat die aangeeft de daden te willen vervolgen. Veel verdragen bevatten ook een bepaling die aangeeft dat staten maatregelen moeten nemen om rechtsmacht te krijgen over de strafbare daden.61 55 Verdrag inzake de fysieke beveiliging van nucleair materiaal, Wenen 3 maart 1980, Trb. 1981, No. 7; Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, Montreal 1 maart 1991, Trb. 1992, No. 80; Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, New York 15 december 1997, Trb. 1999, No. 161. 56 Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, New York 14 december 1973, Trb. 1981, No. 69; Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, New York 17 december 1979, Trb. 1981, No. 53. 57 Als internationaal beschermd persoon kan worden aangemerkt: staatshoofden; regeringsleiders, ministers van buitenlandse zaken, vertegenwoordiger van een staat of internationale organisatie met een intergouvernmenteel karakter. Zie artikel 1 van dit verdrag voor de specificiering van deze personen. 58 Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, New York 9 december 1999, Trb. 2001, No. 62. 59 Zie hiervoor ook P. Robinson, ‘The missing crimes’, in: A. Cassese, P. Gaeta & J.R.W.D. Jones (red.), The Rome Statute of the International Criminal Court: A Commentary, Oxford: Oxford University Press 2002, p. 513 en Boutros-Ghali 1998, p. 290. 60 Zie bijvoorbeeld artikel 7 het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, Den Haag, 16 december 1970, Trb. 1971, No. 50; Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, Montreal 23 september 1971, Trb. 1971, No. 218 en het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, New York 14 december 1973, Trb. 1981, No. 69. Dezelfde bepaling is opgenomen in artikel 8 van het Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, New York 17 december 1979, Trb. 1981, No. 53 en Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, New York 15 december 1997, Trb. 1999, No. 161. 61 Zie bijvoorbeeld artikel 3 van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, Tokio 14 september 1963, Trb. 1964, No. 186 en het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No. 18. Dezelfde bepaling is opgenomen in artikel 5 van het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, Montreal 23 september 1971, Trb. 1971, No. 218. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 17 Staten worden ook verplicht om wederzijdse rechtshulp te verlenen bij het onderzoek en de vervolging van de strafbare daden.62 De verdragen hebben dan ook een groot aantal bepalingen met elkaar gemeen terwijl ze van toepassing zijn op verschillende specifieke strafbare daden. De sectorale benadering die gebruikt wordt bij de bestrijding van terrorisme door middel van de verschillende verdragen, brengt het gevaar met zich mee dat de internationale gemeenschap niet tijdig een verdrag opstelt voor nieuwe terroristische daden die niet vallen onder een ander verdrag.63 De internationale gemeenschap loopt als het ware achter de feiten aan. Om dit tegen te gaan wordt er onder het bewind van de VN gewerkt aan een algemeen verdrag tot bestrijding van terrorisme.64 Het doel van dit verdrag is om alle vormen van terrorisme te verbieden, dus ook terroristische daden die nog niet opgenomen zijn in een eerder verdrag. Dit verdrag is nu nog in de ontwerp-fase. De Algemene Vergadering kan het niet eens worden over de definitie van terrorisme. In het ontwerp van dit verdrag is dan ook nog geen definitie opgenomen van terrorisme. Het probleem uit 1937, waarbij een algemeen verdrag voor de bestrijding van terrorisme niet inwerking is getreden omdat er geen overeenstemming bereikt kon worden over de definitie van terrorisme, is dus nog steeds recent. Naast deze verdragen die totstand gekomen zijn onder het bewind van de VN, zijn er ook verschillende verdragen op regionaal niveau totstand gekomen. Deze regionale verdragen zijn net als de multilaterale verdragen van de VN gericht op bepaalde daden en de bescherming van bepaalde doelwitten. Het verdrag dat door de Organisatie van de Amerikaanse Staten (OAS) is opgesteld65 beperkt zowel de daden die bestraft worden als de personen die beschermd worden. Dit verdrag geeft namelijk aan dat staten verplicht zijn daden van terrorisme te voorkomen en te bestraffen en dan met name ontvoeringen van, moord op en andere aanvallen tegen internationaal beschermde personen.66 Dit verdrag is dan ook vooral gericht op de bescherming van diplomaten. Het Europees Verdrag voor de bestrijding van terrorisme67 heeft tot doel om bepaalde terroristische daden uit te sluiten van de categorie van politieke daden waarvoor uitlevering mogelijk zou zijn.68 Deze twee regionale verdragen bevatten net als de verdragen van de VN geen definitie van terrorisme. 62 Zie bijvoorbeeld artikel 10 van het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, Den Haag, 16 december 1970, Trb. 1971, No. 50; artikel 11 van het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, Den Haag 16 december 1970, Trb. 1971, No. 50 en artikel 12 van het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No.17. 63 Ginkel 2003, p. 213. Hierbij gedacht worden aan NBC-terrorisme waarbij nucleaire, biologische of chemische wapens worden gebruikt. De VN heeft wel de “International Convention on the Suppression of Nuclear Terrorism” opgesteld, maar de onderhandelingen over dit verdrag zijn om politieke redenen spaak gelopen. 64 Comprehensive Convention on the Suppression of Terrorism, 11 november 1996. 65 Convention to Prevent and Punish Acts of Terrorism Taking the Form of Crimes against Persons and Related Extortion that are of International Significance, Washington 2 februari 1971. 66 Artikel 1 van dit OAS Verdrag. 67 Europees Verdrag voor de bestrijding van terrorisme, Straatsburg 27 januari 1977, Trb. 1977, No. 63. 68 Artikel 1 van het Europese Verdrag geeft een opsomming van deze strafbare daden. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 18 Dit is wel het geval in vier andere regionale verdragen.69 De islamitische en Arabische verdragen maken tevens onderscheid tussen illegaal terroristisch geweld en rechtmatig geweld ter uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht. De achterliggende gedachte van dit onderscheid is in het begin van dit hoofdstuk aan de orde gekomen. Deze regionale verdragen laten zien dat het, vooral de laatste jaren, makkelijker is om op regionaal niveau tot een algemene definitie van terrorisme te komen. In geen van de bovengenoemde verdragen is internationale vervolging van terrorisme mogelijk gemaakt.70 In alle verdragen die van toepassing zijn op internationaal terrorisme worden staten opgedragen om terrorisme onder nationaal recht strafbaar te stellen en te vervolgen. Terrorisme is echter uitgegroeid tot een internationaal probleem dat de gehele internationale gemeenschap aangaat. Geen land is meer veilig voor terroristen. De aanpak van terrorisme zou dan ook een nieuwe weg moeten inslaan.71 Een belangrijk onderdeel van de bestrijding van terrorisme is er voor te zorgen dat terroristen vervolgd worden voor hun daden.72 Vervolging van terrorisme op internationaal niveau zou deel kunnen uitmaken van de nieuwe aanpak van terrorisme. Het Internationaal Strafhof zou mogelijkerwijs deze vervolging op zich kunnen nemen. In het volgende hoofdstuk zal dan ook ingegaan worden op de vragen wat het Internationaal Strafhof mag en kan en waarom dit Internationaal Strafhof is opgericht. 69 The Arab Convention on the Suppression of Terrorism, Cairo 22 april 1998; Treaty on Cooperation among the States Members of the Commonwealth of Independent States in Combating Terrorism, Minsk 4 juni 1999; Convention of the Organisation of the Islamic Conference on Combating International Terrorism, Ouagadougou 1 juli 1999; OAU Convention on the Prevention and Combating of Terrorism, Algiers 14 juli 1999. 70 In het verdrag van 1937 werd een nog op te richten internationaal strafhof bevoegd gemaakt om terrorisme te vervolgen. Dit verdrag is echter nooit inwerking getreden en een internationaal strafhof is toentertijd nooit tot stand gekomen. Dit wordt besproken in hoofdstuk 2. 71 Volgens Abdallah (2003, p. 359) hebben de aanslagen van 11 september 2001 laten zien dat een nieuwe aanpak vereist is met een krachtiger politiek beleid. 72 International Bar Association. Task Force on International Terrorism, International Terrorism. Legal Challenges and Responses, Ardsley: Transnational Publishers Inc. 2003, p. 141. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 19 Hoofdstuk 2 Het Internationaal Strafhof In dit hoofdstuk zullen verschillende aspecten van het Internationaal Strafhof aan de orde komen. In de eerste paragraaf zal de totstandkoming van het Internationaal Strafhof beschreven worden waarbij tevens aandacht besteed zal worden aan eerdere vormen van internationale vervolging voor internationale misdrijven. In de laatste paragraaf zal de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof aan de orde komen, waarbij aandacht besteed zal worden aan de mogelijkheden om internationale misdrijven te vervolgen. 2.1 Van Neurenberg naar Den Haag Een van de eerste gedachten aan een internationaal strafhof stamt uit 1937. Tegelijkertijd met het Verdrag ter bestrijding van terrorisme uit 1937, werd een verdrag opgesteld voor een internationaal strafhof.73 Dit strafhof zou onder andere terroristische misdrijven vervolgen die opgenomen waren in het Verdrag ter bestrijding van terrorisme. Alleen staten die toegetreden waren tot het terrorismeverdrag of dit verdrag hadden geratificeerd, konden partij worden bij het Verdrag voor een Internationaal Strafhof. Zoals eerder is vermeld heeft alleen India het Verdrag ter bestrijding van terrorisme geratificeerd.74 Het Verdrag voor een Internationaal Strafhof is dus net als het Verdrag ter bestrijding van terrorisme nooit inwerking getreden. De Tweede Wereldoorlog zorgde ervoor dat het proces van een internationaal strafhof onderbroken werd. De Tweede Wereldoorlog heeft er echter ook voor gezorgd dat andere internationale tribunalen snel totstand kwamen. De tribunalen van Neurenberg en Tokio waren het antwoord op de gruwelijkheden van de Nazi’s in Europa en de Japanse bezetting van grote delen van zuid-oost Azië.75 De vier grote machten van die tijd en tevens de overwinnaars van de Tweede Wereldoorlog (Verenigde Staten, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Sovjet Unie) sloten op 8 augustus 1945 de Overeenkomst van Londen. Hierin werd vastgelegd dat er een internationaal militair tribunaal opgericht zou worden voor de berechting van de Nazi oorlogsmisdadigers. Middels het Neurenberghandvest werd het Internationale Militaire Tribunaal (IMT) opgericht en gevestigd in Neurenberg. Het Neurenberg tribunaal werd belast met de vervolging van individuen voor oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en misdrijven tegen de vrede. 73 Convention for the Creation of an International Criminal Court, Volkenbond 16 november 1937. Dit verdrag is nooit in werking getreden. 74 Het Verdrag voor een Internationaal Strafhof is door geen één staat geratificeerd. 75 A. Cassese, ‘From Nuremberg to Rome: International Militairy Tribunal to the International Criminal Court’ in: A. Cassese, P. Gaeta & J.R.W.D. Jones (red.), The Rome Statute of the International Criminal Court. A Commentary, Oxford: Oxford University Press 2002, p. 5. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 20 Voor de berechting van de misdaden in het verre oosten, werd het Tokio Tribunaal (IMTFE) opgericht. De Postdam Verklaring van de “grote vier”76 berichtte dat Japanse oorlogsmisdadigers berecht zouden worden voor hun daden.77 Net als het IMT kreeg het IMTFE de bevoegdheid om oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en misdrijven tegen de vrede te vervolgen. Zowel het IMT als het IMTFE zijn van groot belang geweest voor het supranationale strafrecht. Deze tribunalen lieten zien dat zelfs regeringsambtenaren individueel verantwoordelijk werden gehouden voor gedrag dat onacceptabel was in het internationale recht.78 De beginselen voortvloeiende uit het Handvest van het IMT, werden in 1950 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen als beginselen van internationaal recht.79 De oprichting van beide tribunalen zorgde er ook voor dat er bij de Verenigde Naties weer gedacht werd aan de oprichting van een permanent internationaal strafhof. De International Law Commission (ILC) kreeg de taak een ontwerp-code voor misdrijven tegen de vrede en veiligheid van de mensheid op te stellen. Een ander comité werd belast met het opstellen van een ontwerp-statuut van een internationaal strafhof. Dit comité kwam in 1951 met een rapport dat in 1953 werd herzien. Deze initiatieven strandden omdat de samenwerking tussen de verschillende comités slecht verliep en men het niets eens kon worden over de definitie van agressie. Tevens werd geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid dat het Genocide Verdrag van 1948 gaf om een internationaal straftribunaal op te richten.80 Hierna is lange tijd niet gewerkt aan de oprichting van een permanent internationaal strafhof. Pas na de koude oorlog werd in de beginjaren negentig van de vorige eeuw de discussie over internationale vervolging opgepakt. De voortdurende gewapende conflicten in het voormalig Joegoslavië en Rwanda werden door de Veiligheidsraad gezien als een bedreiging voor de internationale vrede en veiligheid.81 Er werd besloten om twee ad hoc tribunalen op te richten die belast werden met de vervolging van personen voor ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht. In 1993 werd het Internationale Straftribunaal voor het voormalig Joegoslavië (ICTY)82 opgericht en in 1994 het Internationale Straftribunaal voor Rwanda (ICTR).83 Beide tribunalen hebben geografische en temporele beperkingen. De rechtsmacht van het ICTY is beperkt tot het territorium van het voormalig Joegoslavië en alleen voor misdrijven die sinds 1991 zijn gepleegd.84 76 Idem, p. 7. Het besluit ter oprichting van het IMTFE werd goedgekeurd door de opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten in het Verre Oosten, generaal Douglas MacArthur. Zie hiervoor Cassese 2002, p. 7. 78 Y.S. Kim, The International Criminal Court. A Commentary of the Rome Statute, Leeds: Wisdom House 2003, p. 17. 79 VN Algemene Vergadering, resolutie 95 (1), 11 december 1946 en resolutie 488 (V), 12 december 1950 80 VN Algemene Vergadering, resolutie 260 III A, 9 december 1948 en resolutie 489 (V), 12 december 1950. 81 VN Veiligheidsraad, resolutie 713, 25 september 1991 en resolutie 812, 12 maart 1993. 82 VN Veiligheidsraad, resolutie 808, 22 februari 1993 en resolutie 827, 25 mei 1993. 83 VN Veiligheidsraad, resolutie 955, 8 november 1994. 84 Artikel 1 van het Statuut van het Internationale Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië. 77 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 21 De rechtsmacht van het ICTR beperkt zich tot ernstige schendingen van het internationale humanitaire recht begaan in 1994 op het grondgebied van Rwanda en door burgers van Rwanda in naburige staten.85 Het ICTR oefent rechtsmacht uit over genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en over feiten die voorkomen in het gemeenschappelijke artikel 3 van de Verdragen van Genève86 en in het Aanvullende Protocol II.87 Het ICTY kan vervolging instellen voor grove schendingen van de Conventies van Genève van 1949, oorlogsmisdrijven, genocide en misdrijven tegen de menselijkheid. Voor zowel het ICTY als het ICTR geldt dat zij ten opzichte van nationale gerechten concurrerende jurisdictie hebben.88 Indien deze tribunalen rechtsmacht claimen dan heeft dit altijd voorrang op nationale rechtsmacht. Het goede werk van beide tribunalen heeft ertoe bijgedragen dat de totstandkoming van een permanent internationaal strafhof een prikkel kreeg.89 De internationale gemeenschap kwam welwillend te staan tegenover een internationaal strafhof dat geen temporele en geografische beperkingen kende zoals bij het ICTY en het ICTR wel het geval was. Enkele jaren voordat het ICTY en het ICTR werden opgericht, was door de Mikhail Gorbachev in 1987 al voorgesteld om onder het bewind van de Verenigde Naties een tribunaal op te richten dat belast was met de opsporing van daden van internationaal terrorisme.90 Twee jaar later werd door Trinidad en Tobago in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties voorgesteld om een internationaal strafhof op te richten dat belast zou worden met de vervolging van internationale drugssmokkel.91 Als gevolg hiervan gaf de VN aan de ILC de opdracht om dit voorstel te onderzoeken.92 Het rapport van de ILC beperkte zich niet tot het vraagstuk van drugshandel. 93 De ILC stelde voor om een permanent internationaal strafhof op te richten dat ook belast was met de vervolging van andere internationale misdrijven. De Algemene Vergadering verzocht de ILC om haar werk voort te zetten. Dit resulteerde in 1994 in een ontwerp-statuut van het internationaal strafhof. Dit ontwerp-statuut is grotendeels beïnvloed door het Statuut van het ICTY. Niet lang daarna stelde de Verenigde Naties een ad hoc comité in om het voorstel van de ILC nader te bestuderen.94 85 Artikel 1 Statuut van het Internationale Straftribunaal voor Rwanda. Verdragen van Genève, Genève 12 augustus 1949, Trb. 1951, No. 72-75. 87 Aanvullende Protocollen II, Genève 8 juni 1977, Trb. 1980, No. 88. Dit komt omdat er in Rwanda geen sprake was van een internationaal gewapend conflict. 88 Artikel 8 Statuut van het Internationale Straftribunaal voor Rwanda. 89 Cassese 2002, p. 16 en 2003, p. 341. 90 Kim 2003, p. 15 91 VN Algemene Vergadering, resolutie 44/39, 4 december 1989. 92 VN Algemene Vergadering, resolutie 44/39 van 4 december 1989, resolutie 47/33 van 25 november 1992 en resolutie 48/31 van 9 december 1993. 93 Cassese 2002, p. 16. 94 Het ‘Ad Hoc Comittee for the Establishment of an International Criminal Court’ werd door de Algemene Vergadering opgericht bij resolutie 49/53 van 9 december 1994. 86 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 22 Naar aanleiding van het rapport van dit ad hoc comité werd door de Algemene Vergadering een comité ingesteld dat belast was met de voorbereiding van een internationaal strafhof (PrepCom).95 Dit comité had als doel om voorbereidingen te treffen voor de conferentie die in 1998 in Rome gehouden zou worden. Tijdens deze conferentie (Rome Conference) werd op 19 juli 1998 het Internationaal Strafhof opgericht. Het Statuut van het Internationaal Strafhof trad op 1 juli 2002 inwerking nadat op 11 april 2002 de zestigste ratificatie had plaatsgevonden. Met de inwerkingtreding van het Statuut van Rome is het eerste permanente internationale strafhof een feit geworden. 2.2 De rechtsmacht van het Internationaal Strafhof Het Internationaal Strafhof is opgericht om een einde te maken aan de straffeloosheid van daders van de meest ernstige internationale misdrijven.96 Vaak worden daders van internationale misdrijven niet vervolgd voor hun daden. Een staat zal het vaak niet aandurven om eigen onderdanen te vervolgen voor internationale misdrijven.97 Deze misdrijven worden vaak gepleegd onder leiding van hoge militaire ambtenaren. Landen zullen niet in staat zijn om deze personen onder het eigen nationale recht te vervolgen, waardoor de daders hun straf ontlopen. De komst van het Internationaal Strafhof moet dit tegengaan. Het Internationaal Strafhof kan gezien kunnen worden als de ontbrekende schakel in het internationale recht betreffende de naleving van internationale mensenrechten.98 Het Internationaal Strafhof is ook bedoeld om daders van internationale misdrijven af te schrikken en toekomstige daders te weerhouden van het plegen van internationale misdrijven.99 Bij deze bepaling kan men zich echter afvragen in hoeverre dit bereikt zal worden. Zullen personen die vastbesloten zijn om een oorlogsmisdrijf of genocide te plegen daadwerkelijk afgeschrikt worden door het bestaan van het Internationaal Strafhof? Het ‘Preparatory Committee on the Establishment of an International Criminal Court’ werd door de Algemene Vergadering oppgericht bij de resolutie 50/46 van 11 december 1995. 96 Preambule Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. 97 Kim 2003, p. 17. Een citaat van José Ayala Lasso (voormalig Hoge Commissaris voor Mensenrechten van de Verenigde Naties) laat de ernst zien van deze straffeloosheid: “A person stands a better chance of being tried and judged for killing one human being than for killing 100,000”, <www.un.org/law/icc/general/overiew.htm> (laatst bekeken op 6 maart 2005). 98 <www.un.org/law/icc/general/overview.htm> (laatst bekeken op 6 maart 2005) . 99 Dit blijkt ook uit een citaat van Hans Cornell (Onder-Secretaris-General van Juridische Zaken van de Verenigde Naties): “From now on, all potential warlords must know that, depending on how a conflict develops, there might be established an international tribunal before those will be brought who violate the laws of war and humanitarian law…Everyone must now be presumed to know the contents of the most basic provisions of international criminal law; the defence that the suspect were not aware of the law will not be permissible” <www.un.org/law/icc/general/overview.htm> (laatst bekeken op 6 maart 2005). 95 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 23 Net als eerdere internationale tribunalen is het Internationaal Strafhof bevoegd om individuen te berechten voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven.100 Deze internationale misdrijven worden aangemerkt als de meest ernstige in hun soort.101 In tegenstelling tot de rechtsmacht van het ICTY en het ICTR, is de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof uitgebreid tot daden van agressie. Hierbij geldt wel dat deze bevoegdheid pas uitgeoefend kan worden zodra er overeenstemming is over de definitie van agressie.102 Hiertoe is besloten omdat bij de totstandkoming van het Statuut van Rome geen overeenstemming bereikt kon worden over de definitie van agressie. In de jaren 50 was het ontbreken van een definitie van agressie nog reden genoeg om geheel af te zien van een international strafhof.103 Om dit niet nog een keer te laten gebeuren, is besloten om agressie wel op te nemen in het Statuut van Rome, maar het Internationaal Strafhof kan agressie pas gaan vervolgen zodra er een eenduidige definitie is van dit internationale misdrijf. Het Internationaal Strafhof kan alleen rechtsmacht uitoefenen indien het internationale misdrijf gepleegd is door een onderdaan van een verdragsstaat (ratione personae) of gepleegd is op het territorium van een verdragsstaat of aan boord van een schip dat onder de vlag vaart van een verdragsstaat (ratione loci).104 Op dit moment105 hebben 97 landen het Statuut van Rome geratificeerd, 42 landen hebben het Statuut alleen ondertekend. Het Statuut van Rome geldt niet voor landen die het Statuut alleen hebben ondertekend. De Verenigde Staten behoort tot de groep landen die het Statuut van Rome alleen heeft ondertekend.106 Het Internationaal Strafhof is dus niet bevoegd om internationale misdrijven te vervolgen die gepleegd zijn op Amerikaans territorium of door Amerikaanse onderdanen. Mocht het Internationaal Strafhof bevoegd geweest zijn om terrorisme te vervolgen dan zou dit dus niet gelden voor de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten. Indien de Verenigde Staten het Statuut van Rome al wel geratificeerd zou hebben voor 11 september 2001, dan nog zou het Internationaal Strafhof niet bevoegd geweest zijn om deze daden van terrorisme te vervolgen. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten waren gepleegd vóór de inwerkingtreding van het Statuut van Rome. Het Internationaal Strafhof is namelijk alleen bevoegd om internationale misdrijven te vervolgen die gepleegd zijn na de inwerkingtreding van het Statuut van Rome op 1 juli 2002 (ratione temporis).107 100 Artikelen 6,7 en 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Zie hiervoor de Preambule van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. 102 Artikel 5 lid 2 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. 103 Zie hiervoor 2.1 waarin is aangegeven dat in de jaren 50 een ontwerp-statuut voor een international strafhof aan de kant werd geschoven omdat geen overeenstemming kon worden bereikt omtrent de definitie van agressie. 104 Artikel 11 en 12 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. 105 Februari 2005. 106 De voornaamste reden voor de Verenigde Staten om het Statuut van Rome niet te ratificeren, is dat dit land zijn eigen militairen niet voor het Internationaal Strafhof wil laten vervolgen. 107 Artikel 11 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. 101 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 24 In tegenstelling tot het ICTY dat ook rechtsmacht heeft over internationale misdrijven die gepleegd zijn voor de oprichting van dit tribunaal, heeft het Internationaal Strafhof dus geen retroactieve rechtsmacht. De rechtsmacht van het Internationaal Strafhof verschilt ook op een ander punt met de rechtsmacht van het ICTR en het ICTY. De rechtsmacht van het Internationaal Strafhof is namelijk complementair aan de nationale jurisdictie in plaats van concurrerend.108 Dit betekent dat het Internationaal Strafhof individuen alleen kan vervolgen indien nationale autoriteiten niet in staat of bereid zijn om deze vervolging op zich te nemen. Nationale autoriteiten kunnen om uiteenlopende redenen geen vervolging instellen. Zo kan het voorkomen dat het een regering van een land ontbreekt aan politieke wil om hun eigen onderdanen te vervolgen (zoals zich heeft voorgedaan in het voormalige Joegoslavië) of dat nationale overheden zijn gevallen (zoals zich heeft voorgedaan in Rwanda).109 Het complementariteitsbeginsel heeft tot gevolg dat het Internationaal Strafhof niet bevoegd is om personen te vervolgen voor hun daden indien zij al voor dezelfde daden vervolgd zijn door nationale autoriteiten. Een persoon kan bijvoorbeeld door het Internationaal Strafhof niet vervolgd worden voor een misdrijf tegen de menselijkheid indien hij al voor dezelfde daad op nationaal niveau vervolgd is voor moord.110 De bevoegdheid van het Internationaal Strafhof zou dan ook gezien kunnen worden als een vangnet – het Internationaal Strafhof vervolgt als dit niet gebeurt door nationale autoriteiten. Het beginsel van complementariteit heeft ook tot gevolg dat staten hun wetgeving zo moeten aanpassen dat zij de internationale misdrijven, die opgenomen zijn in het Statuut van Rome, kunnen vervolgen. Nederland heeft hier gehoor aangegeven door de Wet Internationale Misdrijven111 aan te nemen. In deze wet stelt Nederland internationale misdrijven strafbaar zodat deze misdrijven vevolgd kunnen worden in Nederland. Nederland heeft in augustus 2004 ook de Wet Terroristische Misdrijven aangenomen.112 Met deze wet geeft Nederland uitvoering aan het kaderbesluit van de Europese Unie omtrent terrorismebestrijding.113 Deze wet is geen gevolg van het Statuut van Rome omdat terrorisme niet is opgenomen in dit Statuut. De Wet Terroristische Misdrijven zorgt er wel voor dat Nederland in staat is om terrorisme te vervolgen. Mocht terrorisme in een later stadium vervolgd kunnen worden door het Internationaal Strafhof dan zorgt de Wet Terroristische Misdrijven ervoor dat met betrekking tot het complementariteitsbeginsel, Nederland terrorisme kan én wil vervolgen. 108 Artikel 18 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. <www.un.org/law/icc/general/overview.htm> (laatst bekeken op bekeken 6 maart 2005). 110 International Bar Association 2003, p. 150. 111 Wet Internationale Misdrijven, Stb. 2003, No. 270 19 juni 2003. 112 Wet Terroristische Misdrijven, Kamerstukken II 01/02, 28463, nr. 1. 113 Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding van 13 juni 2002, PbEG L 164 van 22 juni 2002. 109 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 25 Dit geldt niet voor ieder land. Staten kunnen weigeren om hun eigen onderdanen zelf te vervolgen of uit te leveren aan een staat die vervolging wil instellen.114 Met betrekking tot terrorisme zou dit betekenen dat terroristen hierdoor hun straf kunnen ontlopen omdat er op internationaal niveau geen internationale vervolging mogelijk is. Voordat het Internationaal Strafhof rechtsmacht krijgt over een internationaal misdrijf dient er dus eerst op nationaal niveau getracht te zijn om dit misdrijf te vervolgen. Pas als nationale vervolging is uitgesloten komt er voor het Internationaal Strafhof de mogelijkheid om een internationaal misdrijf te vervolgen. Resumerend kan gezegd worden dat het Internationaal Strafhof opgericht is om straffeloosheid voor daders van oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide te beëindigen. Het Internationaal Strafhof kan internationale misdrijven alleen vervolgen als de mogelijkheid van nationale vervolging geheel is uitgesloten. Het Internationaal Strafhof heeft geen rechtsmacht om internationaal terrorisme te vervolgen. Dit heeft tot gevolg dat terroristen hun straf kunnen ontlopen indien zij niet vervolgd worden door nationale autoriteiten. Om dit tegen te gaan zou het Internationaal Strafhof belast kunnen worden met de vervolging van internationaal terrorisme. Tijdens de Rome Conference is wel gediscussieerd over het al dan niet opnemen van terrorisme in het Statuut van Rome. In het volgende hoofdstuk zullen de redenen die ertoe geleid hebben dat het Internationaal Strafhof uiteindelijk geen rechtsmacht gekregen heeft over terrorisme, aan de orde komen. 114 Dit zou in principe alleen kunnen gelden voor landen die geen partij zijn bij de multilaterale verdragen omtrent terrorismebestrijding die in het eerste hoofdstuk aan de orde zijn gekomen. Deze verdragen leggen namelijk aan staten de verplichting op om verdachten van terroristische daden zelf te vervolgen of anders uit te leveren. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 26 Hoofdstuk 3 Terrorisme en het Statuut van het Internationaal Strafhof In het vorige hoofdstuk is gebleken dat terrorisme niet is opgenomen in het Statuut van Rome. In de onderstaande paragrafen zal uiteengezet worden waarom hiertoe besloten is. 3.1 Voorstellen tijdens de Rome Conference Voordat het Statuut van Rome werd opgesteld is er discussie geweest over het al dan niet opnemen van terrorisme in het Statuut van het Internationaal Strafhof. Tijdens de voorbereidingsfase hebben verschillende staten voorstellen gedaan om het Internationaal Strafhof bevoegd te maken om terrorisme te vervolgen. Één van deze voorstellen werd ingediend door Algerije, India, Sri Lanka en Turkije. Dit zijn staten die te maken hebben met serieuze terroristische dreigingen.115 Deze staten hebben voorgesteld om terrorisme onder te brengen bij misdrijven tegen de menselijkheid in artikel 5 van het Statuut van Rome. Het eerste voorstel van deze landen bevatte een definitie van terrorisme die er als volgt uitzag: “Any act of terrorism, in all its forms and manifestations involving the use of indiscriminate violence, is a crime committed against persons or property intended or calculated to provoke a state of terror, fear and insecurity in the minds of the general public or population resulting in death or serious bodily injury to mental or physical health and serious damage to property irrespective of any consideration and purpose of a political, ideological, philosophical, racial, ethnic, religious or such other nature that may be invoked to justify it”.116 Het gaat hierbij om geweld dat willekeurig wordt gepleegd, waarbij personen gewond raken of gedood worden of eigendom ernstig wordt beschadigd. Het doel van deze terroristische daden is het opwekken van een gevoel van angst en onveiligheid. De eigenlijke overwegingen die gebruikt worden om de daden te rechtvaardigen zijn hierbij niet van belang. In een later voorstel van India, Sri Lanka en Turkije werd aan het oorspronkelijke voorstel toegevoegd dat onder terrorisme tevens elk misdrijf wordt verstaan dat is opgenomen in een multilateraal verdrag omtrent terrorisme waaronder staten verplicht zijn om de dader uit te leveren of te vervolgen.117 115 Aldus ook Robinson 2002, p. 517 en Banchik, p. 9. Algerije heeft te maken met de Salafistische Groep voor Prediking en Strijd die ten doel heeft de Algerijnse regering ten val te brengen. India is met Pakistan in conflict over Kashmir waardoor met regelmaat gevechten uitbreken tussen Indiase groepen en terroristische eenheden uit Pakistan. Sri Lanka kent de Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam die met zelfmoordaanslagen streven naar een onafhankelijke Tamilstaat in Sri Lanka. Turkije heeft te maken met de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) die streeft naar een onafhankelijke Koerdische staat. Zie hiervoor W. Laqueur, ‘Wereld van terreur’, National Geographic november 2004, p. 71-72. 116 A/CONF.183/C.1/L.27 zoals door vermeld Knoops (2003, p.151); Robinson (2002, p. 517); A. Cassese, ‘Terrorism is also disrupting some crucial legal categories of international law’, European Journal of International Law (12) 2001, p. 994 en K. Kittichaisaree, International Criminal Law, Oxford: Oxford University Press 2001, p. 227. 117 A/CONF.183/C.1/l.27/Rev.1 zoals vermeld door Cassese (2001, p. 994) en Robinson (2002, p. 517). Deze verdragen zijn in 1.3 aan de orde gekomen. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 27 De definitie van terrorisme die in dit voorstel is gebruikt, is grotendeels gebaseerd op het voorstel van de werkgroep van het voorbereidingscomité118 dat belast was met de definitie van internationale misdrijven. De definitie van terrorisme zag er in dat voorstel als volgt uit: “Undertaking, organizing, sponsoring, ordering, facilitating, financing, encouraging or tolerated acts of violence against another State directed at persons or property and of such nature as to create terror, fear or insecurity in the minds of public figures, group of persons, the general public or population, for whatever consideration and purpose of a political, philosophical, ideological, racial, ethnic, religious or such other nature that may be invoked to justify them”.119 Net als de definitie van terrorisme in het voorstel van Algerije, India, Sri Lanka en Turkije, wordt ook in deze definitie aangegeven dat de daden gericht moeten zijn tegen personen of eigendom om zo het gevoel van onveiligheid of angst op te wekken. In deze definitie ontbreekt echter de zinsnede betreffende geweld dat willekeurig wordt gepleegd. Dit is wel opgenomen in het voorstel van Algerije, India, Sri Lanka en Turkije. Een ander voorstel dat tijdens de Rome Conference werd gedaan, hield in dat bij terrorisme dezelfde constructie werd gebruikt zoals bij agressie. Terrorisme zou opgenomen worden in het Statuut van Rome, maar het Internationaal Strafhof zou pas rechtsmacht krijgen over terrorisme zodra een algemeen aanvaarde definitie van terrorisme aangenomen zou worden.120 Dit voorstel werd gedaan door gedeeltelijk dezelfde staten die voorgesteld hadden om terrorisme onder te brengen bij misdrijven tegen de menselijkheid, namelijk Barbados, Dominicaanse Republiek, Trinidad en Tobago, India, Jamaica en Sri Lanka. Waarom is bij het opstellen van het Statuut van het Internationaal Strafhof niet gekozen om voor terrorisme dezelfde constructie te gebruiken zoals bij agressie? Voor de beantwoording van deze vraag zou verwezen kunnen worden naar de vervolging van agressie zoals dat reeds werd gedaan door de tribunalen van Tokio en Neurenberg.121 Ten tijde van deze tribunalen werd agressie door de internationale gemeenschap gezien als een internationaal misdrijf en werd dit vervolgd als een misdrijf tegen de vrede. Agressie is in tegenstelling tot terrorisme dan ook al in een vroeg stadium vervolgd voor internationale tribunalen. Terrorisme kwam pas voor het eerste onder de rechtsmacht van een internationaal tribunaal bij de oprichting van het ICTR in 1994. Preparatory Committee’s Working Group on the Definition of Crimes. Third Preparatory Committee on the Establishment of an International Criminal Court, Working Group on definition of crimes, 20 februari 1997, A/AC.249/1997/WG.1/CRP.4 <www.iccnow.org/romearchive>. Aldus ook Robinson (2002, p. 516). In dit voorstel wordt aangeven dat onder terrorisme ook verstaan misdrijven die strafbaar zijn gesteld in een zestal verdragen omtrent terrorisme, namelijk het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, Den Haag 16 december 1970, Trb. 1971, No. 50; Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, Montreal 23 september 1971, Trb. 1971, No. 218; Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, New York 14 december 1973, Trb. 1981, No. 69; Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, New York 17 december 1979, Trb. 1981, No.53; Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No. 17; Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No. 18. Zie ook § 1.4. 120 Robinson 2002, p. 505. 121 Knoops 2003, p. 152. 118 119 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 28 Het ICTR heeft op grond van het Statuut rechtsmacht om terrorisme te vervolgen dat gepleegd is in het kader van een niet-internationaal gewapend conflict.122 Het ICTY heeft niet als zodanig de mogelijkheid om terrorisme te vervolgen, maar toch heeft dit tribunaal terrorisme vervolgd als een schending van het oorlogsrecht.123 Het verschil tussen de rechtsmacht van het ICTR en het ICTY is dat het ICTR op grond van het Statuut terrorisme kan vervolgen als een schending van het gemeenschappelijke artikel 3 van de Verdragen van Genève. De internationale vervolging van agressie heeft een langere geschiedenis dan de internationale vervolging van terrorisme. Dit gebrek aan ervaring omtrent internationale vervolging van terrorisme zou er toe geleid kunnen hebben dat tijdens de Rome Conference gekozen is om voor terrorisme niet dezelfde constructie te gebruiken zoals bij agressie. Tijdens de Rome Conference is dus door verschillende landen geprobeerd om terrorisme onder de rechtsmacht te krijgen van het Internationaal Strafhof. Echter, geen van de voorstellen werd tijdens de Rome Conference aangenomen. Het niet opnemen van terrorisme in het Statuut van Rome heeft de landen Sri Lanka en Turkije doen besluiten om zich te onthouden van stemming voor de aanname van het Statuut.124 3.2 Redenen voor het niet opnemen van terrorisme in het Statuut van Rome De beslissing om terrorisme niet op te nemen in het Statuut van Rome is terug te voeren op een aantal redenen. De voornaamste reden om terrorisme niet op te nemen in het Statuut van Rome lag in de onenigheid over een definitie van terrorisme.125 In het eerste hoofdstuk is aan de orde gekomen dat het ontbreken van een algemeen aanvaarde definitie niet alleen een probleem was bij het opstellen van het Statuut van Rome. De onderhandelingen over de twee verdragen uit 1937 omtrent een internationaal strafhof en de bestrijding van terrorisme zijn met name stuk gelopen op het ontbreken van een algemeen aanvaarde definitie van terrorisme. Bij het opstellen van het Statuut van Rome hebben met name landen in Afrika, Azië en Zuid-Amerika bezwaar gemaakt tegen het opnemen van terrorisme in het Statuut zolang er geen onderscheid gemaakt zou worden tussen terrorisme en de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht.126 Het eerder genoemde adagium “one man’s terrorist is another man’s freedom fighter” is dus ook van toepassing op het debat betreffende terrorisme tijdens de Rome Conference. 122 Artikel 4 sub d van het Statuut van het Internationale Straftribunaal voor Rwanda. Prosecutor v. Galic, Case No. 98-29-T, 5 december 2003. Dit komt verder aan de orde in paragraaf 4.2.1. 124 Kittichaisaree 2001, p. 227. 125 Aldus ook Cassese 2001, p. 994 en 2003, p. 125; Robinson 2002, p. 517. 126 Robinson 2002, p. 517. Aldus ook First Preparatory Committee on the Establishment of an International Criminal Court, 27 maart 1994, L.27/66 <www.iccnow.org/romearchive>, waar de landen Libanon, Libië en Qatar bij naam zijn genoemd. Voor een bespreking van de onenigheid tussen westerse en niet-westerse landen wordt terugverwezen naar hoofdstuk 1. 123 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 29 Tevens werd aangevoerd dat het te lang zou duren voordat er overeenstemming zou kunnen worden bereikt over het opnemen van nieuwe internationale misdrijven in het Statuut.127 De discussie omtrent het opnemen van andere internationale misdrijven dan reeds was gebeurd (oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide) zou een te lange discussie geworden zijn die niet binnen de geringe tijdsduur van vijf weken van de Rome Conference mogelijk zou zijn.128 Tijdens de Rome Conference werd ook aangevoerd dat sommige terroristische daden gewone misdrijven zijn en dus niet voldoende ernstig om te vervolgen voor een internationaal tribunaal.129 Internationaal terrorisme is echter een dreiging voor de gehele internationale gemeenschap en zou dus altijd ernstig genoeg zijn om op internationaal niveau te vervolgen. Tijdens de Rome Conference stelde Rusland dat alleen de meest ernstige daden van terrorisme vervolgd zouden kunnen worden door het Internationaal Strafhof. Het Internationaal Strafhof zou zich daarentegen niet mogen gaan bezighouden met geïsoleerde daden van terrorisme zoals gijzeling en kaping.130 Dit standpunt lijkt voort te komen uit de stelling dat terroristische aanslagen minder doden tot gevolg zouden hebben dan andere internationale misdrijven zoals oorlogsmisdrijven en genocide.131 De terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten laten zien dat terrorisme wel degelijk een groot aantal slachtoffers tot gevolg kan hebben en dat de impact van terrorisme wereldwijd erg groot kan zijn. De Rome Conference vond echter plaats nog voordat de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten hadden plaatsgevonden. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten zijn tot op heden uniek in omvang en impact. In 1988 had de Lockerbie-aanslag reeds laten zien dat terrorisme op internationale schaal kon voorkomen. Bij deze aanslag die bedoeld zou zijn als wraak voor de bombardementen in Libië door de Verenigde Staten in april 1986, kwamen rond de driehonderd personen om het leven.132 De impact en omvang van deze aanslag doet echter onder voor de aanslagen in de Verenigde Staten. Indien grootschalige terroristische aanslagen, zoals die van 11 september 2001 in de Verenigde Staten, zich eerder hadden voorgedaan, dan zouden staten misschien van mening zijn geweest dat deze terroristische daden ernstig genoeg zouden zijn om vervolgd te worden voor het Internationaal Strafhof. Het is echter niet met zekerheid vast te stellen dat dit ook inderdaad gebeurd zou zijn, want dan zou nog steeds het probleem omtrent de definitie van terrorisme bestaan. 127 Robinson 2002, p. 517. First Preparatory Committee on the Establishment of an International Criminal Court, 27 maart 1994, L.27/66, <www.iccnow.org/romearchive> (laatst bekeken op 13 maart 2005). 129 Cassese 2001, p. 994 en 2003, p. 125; Robinson 2002, p. 517. 130 First Preparatory Committee on the Establishment of an International Criminal Court, 27 maart 1994, L.27/66, <www.iccnow.org/romearchive> (laatst bekeken op 13 maart 2005). 131 Sailer 1999, p. 323. 132 Thackrah 2004, p. 161. 128 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 30 Ook werd tijdens de Rome Conference aangevoerd dat het efficiënter zou zijn om terrorisme op nationaal niveau te vervolgen dan op internationaal niveau.133 Nationale vervolging van terrorisme heeft echter ook een aantal nadelen. De kans bestaat dat de objectiviteit van de nationale rechtsgang door de publieke opinie wordt beïnvloed. Ook kan zich een probleem voordoen bij de uitlevering van verdachten. Staten kunnen weigeren om een persoon uit te leveren omdat zij geen vertrouwen hebben in het rechtssysteem van de staat die vervolging wil instellen. In hoofdstuk vijf wordt uitvoeriger stil gestaan bij de voor- en nadelen van nationale vervolging van internationaal terrorisme. De mogelijkheid om terrorisme door het Internationaal Strafhof te vervolgen, maakt nationale vervolging echter niet overbodig. Door het complementariteitsbeginsel kan het Internationaal Strafhof pas in actie komen als nationale vervolging geheel is uitgesloten. Indien tijdens de Rome Conference besloten was om het Internationaal Strafhof bevoegd te maken om terrorisme te vervolgen dan zou deze internationale vervolging pas kunnen gebeuren als nationale autoriteiten geen vervolging zouden instellen. De mogelijkheid van efficiëntere nationale vervolging van terrorisme lijkt mij dan ook geen goede reden om het Internationaal Strafhof niet bevoegd te maken om internationaal terrorisme te vervolgen. Tijdens de Rome Conference werd wel erkend dat sommige terroristische daden aangemerkt konden worden als internationale misdrijven die opgenomen zijn in het Statuut van Rome.134 Nederland behoort tot de landen die van mening zijn dat terroristische daden adequaat kunnen worden bestraft aan de hand van het commune strafrecht. Nederland stelt echter wel dat het denkbaar is dat onder bepaalde omstandigheden een terroristische daad als misdrijf tegen de menselijkheid of oorlogsmisdrijf gekwalificeerd kan worden.135 De mogelijkheid om terrorisme te kwalificeren als een internationaal misdrijf, dat wel is opgenomen in het Statuut van Rome, zal in het volgende hoofdstuk verder worden uitgewerkt. De kenmerken van de drie internationale misdrijven waar het Internationaal Strafhof rechtsmacht over heeft, namelijk oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide, zullen zodanig uitgewerkt worden dat gezien kan worden of internationaal terrorisme als zodanig gekwalificeerd kan worden. 133 Cassese 2001, p. 994 en 2003, p. 125 en Robinson 2002, p. 517. Robinson 2002, p. 517. 135 Kamerstukken II 01/ 02, 28337 A (MvT). Dit aspect komt in het volgende hoofdstuk aan de orde. 134 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 31 Hoofdstuk 4 Internationaal terrorisme gekwalificeerd als een internationaal misdrijf: de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali Zoals reeds in het eerste hoofdstuk is beschreven kan terrorisme zich manifesteren door middel van verschillende daden.136 Hierbij kan gedacht worden aan kapingen, gijzelingen en bomaanslagen. Terrorisme zou zich ook kunnen manifesteren in de vorm van een internationaal misdrijf. In dit hoofdstuk zal onderzocht worden of terrorisme gekwalificeerd kan worden als één van de drie internationale misdrijven die opgenomen zijn in het Statuut van Rome. Zodoende zou het Internationaal Strafhof indirect terrorisme kunnen vervolgen. Deze uiteenzetting zal gebeuren aan de hand van twee recente voorbeelden van internationaal terrorisme, namelijk de aanslagen in de Verenigde Staten van 11 september 2001 en Bali van 12 oktober 2002. Aan de hand van de kenmerken van oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide zal getoetst worden of deze twee voorbeelden van internationaal terrorisme gekwalificeerd kunnen worden als internationale misdrijven. De aanslagen in de Verenigde Staten hebben laten zien dat zelfs het invloedrijkste land in de wereld kwetsbaar is als het gaat om terrorisme. De aanslagen in de Verenigde Staten hebben gezorgd voor een golf van veiligheidsmaatregelen in de gehele wereld. De aanslag op Bali heeft voor minder beroering gezorgd in de (westerse) wereld. Deze aanslag was van een kleinere omvang dan de aanslagen in de Verenigde Staten. Zoals reeds vermeld, zijn de aanslagen in de Verenigde Staten uniek geweest in grootte en impact. De aanslag op Bali is wat betreft omvang te vergelijken met de terroristische aanslagen in Madrid in 2004 en Lockerbie in 1988. De aanslagen in Madrid en Lockerbie zijn net als de aanslagen in de Verenigde Staten gepleegd tegen westerse landen. De aanslag op Bali is dan vooral interessant omdat dit een aanslag is geweest in een niet-westers islamitisch land. Hierbij moet niet uit het oog verloren worden dat het Internationaal Strafhof geen rechtsmacht heeft over de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali. Zowel de Verenigde Staten als Indonesië zijn geen partij bij het Statuut van Rome. Daarbij komt ook dat de aanslagen in de Verenigde Staten gepleegd zijn voordat het Statuut van Rome inwerking is getreden. Dit heeft tot gevolg dat, indien aan het einde van dit hoofdstuk blijkt dat de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali aangemerkt kunnen worden als internationale misdrijven, het Internationaal Strafhof de daders van deze aanslagen niet kan vervolgen. De aanslagen in de Verenigde Staten en Bali zullen dan ook enkel gebruikt worden als voorbeelden van internationaal terrorisme. Alvorens men dit kan overzien moeten we even terug in de tijd om stil te staan bij de gebeurtenissen in de Verenigde Staten en Bali. 136 Cassese (2003, p. 125) noemt dit ook wel het kameleon-achtige karakter van terrorisme omdat terrorisme verschillende vormen kan aannemen. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 32 4.1 De gebeurtenissen in de Verenigde Staten en Bali De aanslagen in de Verenigde Staten zijn de meest dodelijke aanslagen geweest van internationaal terrorisme. De aanslagen in de Verenigde Staten zijn verspreid over het land gepleegd. In totaal kwamen 3126 personen (uit 82 verschillende landen) om het leven bij de aanslagen in New York, Washington en Pennsylvania. De terroristische aanslagen begonnen in de vroege morgen van 11 september 2001. In New York vlogen twee gekaapte vliegtuigen tegen de torens van het World Trade Center, het eerste vliegtuig om 08.45 uur en het tweede vliegtuig om 09.03 uur. De torens van het WTC kunnen gezien worden als een symbool voor de economische macht van de Verenigde Staten.137 Anderhalf uur nadat het eerste vliegtuig het WTC raakte, stortten de torens van het WTC in. Aan het eind van de middag, om 17.20 uur stortte het derde gebouw van het WTC in. Bij deze aanslagen in New York kwamen bijna 3000 mensen om het leven, waaronder ook honderden reddingswerkers. Rond 09.30 uur kwam bij de Amerikaanse regering het besef dat een derde vliegtuig gekaapt was en op weg was naar Washington.138 Militaire vliegtuigen werden gestuurd om dit gekaapte vliegtuig te onderscheppen. Uit voorzorg werden het Witte Huis, het Capitool en het Ministerie van Buitenlandse Zaken geëvacueerd. Slechts enkele minuten later stortte het gekaapte vliegtuig neer in de zuid-west vleugel van het Pentagon waarin het Amerikaanse hoofdkwartier van defensie is gehuisvest. Het Pentagon is een symbool van de militaire macht van de Verenigde Staten.139 Bij deze aanslag kwamen 184 mensen om het leven die zich in het Pentagon bevonden en 59 passagiers van het gekaapte vliegtuig. Het vierde gekaapte vliegtuig stortte rond 10.00 uur neer in een weiland in Pennsylvania. Dit vliegtuig was ook op weg naar Washington en zou het Witte Huis als doelwit hebben gehad.140 Het Witte Huis is echter nooit bereikt. Meerdere passagiers hadden tijdens de vlucht contact gehad met familie en overheidsautoriteiten die hen vertelden wat er was gebeurd met de andere gekaapte vliegtuigen. Passagiers hebben toen geprobeerd om de kapers te overmeesteren, waarna het vliegtuig neerstortte in Pennsylvania.141 Bij deze aanslag kwamen alle 40 passagiers om het leven. Hierna werd het hele luchtruim boven de Verenigde Staten gesloten waardoor vliegtuigen gedwongen waren om op de dichtstbijzijnde luchthaven te landen. Ook werd de Amerikaanse beurs op Wall Street voor meerdere dagen stilgelegd. 137 Y. Schweitzer & S. Shay, The Globalization of Terror. The Challenge of Al-Qaida and the Response of the International Community, Londen: Transaction Publishers 2003, p. 139. 138 Kushner 2003, p. 329. 139 Schweitzer & Shay 2003, p. 139-140. 140 Idem, p. 142. 141 Kushner 2003, p. 330. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 33 De aanslagen in de Verenigde Staten bleken te zijn gepleegd door 19 mannen die allen een Arabische achtergrond hadden. De bagage van één van de kapers is achtergebleven op de luchthaven van Boston. Hierin werd het testament van de kaper, een brief met instructies hoe de kapers moesten handelen en een video met vlieginstructies gevonden. Een kopie van de brief werd gevonden in een auto die geparkeerd stond bij een luchthaven en in het vliegtuig dat neerstortte in Pennsylvania.142 Uit later onderzoek is gebleken dat de meeste van deze terroristen in de Verenigde Staten woonden en daar ook pilotenopleidingen hadden gevolgd. Twee maanden na deze aanslagen werd door het Pentagon een video openbaar gemaakt, waarin de leider van de terroristische groepering Al-Qaeda de verantwoordelijkheid opeist van deze aanslagen.143 De Verenigde Staten reageerde hierop door Afghanistan aan te vallen, de thuishaven van Al-Qaeda. Het internationale luchtverkeer heeft lange tijd geleden onder de gevolgen van deze aanslagen. Mensen durfden lange tijd niet meer met het vliegtuig te reizen en dat leidde tot een groot economisch verlies. Hiermee bereikte Al-Qaeda één van zijn doelen, namelijk de ontwrichting van de samenleving. Op 12 oktober 2002, net een jaar na de aanslagen in de Verenigde Staten, werd het Indonesische eiland Bali opgeschrikt door een terroristische aanslag. Achteraf bleek dat de aanslag op Bali gepland stond op 11 september 2002 om zo de aanslagen in de Verenigde Staten van precies één jaar eerder te gedenken.144 Op zaterdagavond 12 oktober 2002 om 23.30 uur ontplofden een bom bij het Amerikaanse consulaat en twee autobommen in het uitgaansgebied van de badplaats Kuta. Deze plaats wordt veel bezocht door toeristen. De twee autobommen gingen af bij twee nabijgelegen discotheken, de Sari Club en Paddy’s Discotheek. In totaal werd een gebied zo groot als een voetbalveld vernietigd waarbij 450 gebouwen werden beschadigd. Bij deze ontploffingen vielen meer dan 300 gewonden en kwamen 202 mensen om het leven. Onder de slachtoffers waren veel toeristen. De slachtoffers van deze aanslag waren afkomstig uit twintig verschillende landen. Veel slachtoffers waren afkomstig uit de Verenigde Staten, Duitsland en Indonesië. Bij deze aanslag vielen ook twee Nederlandse slachtoffers. Australië is het zwaarst getroffen door deze aanslag met 88 doden. 142 Kushner 2003, p. 330. <www.novatv.nl> (laatst bekeken op 6 maart 2005). Al-Qaeda werd in de jaren 80 opgericht om de moedjahedien in Afghanistan te steunen, maar is nu uitgegroeid tot een wereldwijd opererende terroristische groepering. 144 <news.bbc.co.uk> (laatste bekeken op 6 maart 2005). 143 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 34 Gelijk na de aanslag werd de islamitische terreurgroep Jemaah Islamiah verantwoordelijk gehouden voor de aanslag op Bali. Verdachten die naar aanleiding van het onderzoek zijn opgepakt hebben verklaard dat deze groepering verantwoordelijk was voor de aanslag.145 Één van deze verdachten verklaarde dat Bali als doelwit was uitgekozen omdat het eiland veel bezocht werd door Amerikaanse toeristen en dat de aanslag op Bali deel uitmaakte van een jihad146 om Afghanistan te beschermen tegen de Verenigde Staten en de rest van het westen.147 Tevens zou deze aanslag bedoeld zijn om de Indonesische politieke en economische stabiliteit te beïnvloeden en gevoel van onveiligheid te creëren.148 De terroristen hebben deze doelen bereikt omdat duizenden toeristen Bali verlieten. Dit betekende een groot economisch verlies voor het eiland. Jemaah Islamiah heeft reeds meerdere terroristische aanslagen gepleegd in Azië en zou streven naar een islamitische super-staat die zou bestaan uit Maleisië, Indonesië en het zuiden van de Filippijnen.149 Deze terroristische groepering zou een cel zijn van de internationaal opererende groepering Al-Qaeda in zuid-oost Azië.150 De aanslag op Bali zou dan ook gepleegd zijn met (financiële) hulp van AlQaeda. Al-Qaeda zou ook betrokken zijn geweest bij de voorbereidingen van de aanslag, omdat leden van deze groepering meer kennis hadden over het plegen van complexe aanslagen.151 De bovenstaande feiten hebben tot doel om een beeld te schetsen van de terroristische aanslagen zoals deze zich hebben voorgedaan in de Verenigde Staten en Bali. In de onderstaande paragrafen zullen deze twee voorbeelden van internationaal terrorisme gebruikt worden als leidraad om te oordelen of internationaal terrorisme aangemerkt kan worden als een internationaal misdrijf. In de volgende paragrafen zullen de internationale misdrijven die opgenomen zijn in het Statuut van het Internationaal Strafhof, namelijk oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en genocide, uiteengezet worden om zo toe te komen aan de beantwoording van de vraag of internationaal terrorisme in de vorm van één van deze drie internationale misdrijven vervolgd zou kunnen worden door het Internationaal Strafhof. 145 Laqueur 2004, p. 7; Schweitzer & Shay 2003, p. 194 en <news.bbc.co.uk> (laatst bekeken op 6 maart 2005). Een jihad kan gezien worden als een islamitische heilige oorlog. 147 ‘The Bali bombing plot’, <news.bbc.co.uk> laatst bekeken op 6 maart 2005). 148 Schweitzer & Shay 2003, p. 195. 149 Laqueur 2004, p. 72; Thackrah 2004, p. 23 en ‘The Bali bombers network of terror’ <news.bbc.co.uk> (laatst bekeken op 6 maart 2005). 150 Laqueur 2004, p. 71 en <www.ccn.com> waarbij gesteld wordt dat Jemaah Islamiah een cel is van Al-Qaeda in zuid-oost Azië. 151 Thackrah 2004, p. 23 en Schweitzer & Shay 2003, p. 195. 146 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 35 4.2 Internationaal terrorisme gekwalificeerd als een oorlogsmisdrijf: de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.2.1 De kenmerken van oorlogsmisdrijven De kenmerken van oorlogsmisdrijven zijn terug te vinden in het Statuut van Rome. In dit Statuut is aangegeven dat het Internationaal Strafhof rechtsmacht heeft ter zake van oorlogsmisdrijven, in het bijzonder wanneer deze worden gepleegd als onderdeel van een plan of beleid of als onderdeel van het op grote schaal plegen van dergelijke misdrijven.152 Bij oorlogsmisdrijven gaat het dus in het bijzonder om gedragingen die planmatig of als uitvloeisel van een beleid worden gepleegd, dan wel deel uitmaken van het begaan van die misdrijven op grote schaal.153 Met deze zinsnede wordt aangegeven dat het Internationaal Strafhof geacht wordt zich te concentreren op grootschalige oorlogsmisdrijven, al is de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof niet beperkt tot grootschalige oorlogsmisdrijven.154 De aspecten van wijdverbreidheid en stelselmatigheid zijn bij oorlogsmisdrijven slechts een aanvullende voorwaarde terwijl dit bij misdrijven tegen de menselijkheid een vereiste is. De vereisten wijdverbreidheid en stelselmatigheid zullen verderop bij de uiteenzetting van misdrijven tegen de menselijkheid uitgebreid aan de orde komen. Het belangrijkste kenmerk van oorlogsmisdrijven is dat zij gepleegd zijn in het kader van een gewapend conflict.155 De aanwezigheid van een gewapend conflict is niet voldoende om te kunnen spreken van een oorlogsmisdrijf. Het is tevens noodzakelijk dat het misdrijf verband houdt met het gewapende conflict.156 Het misdrijf zal verband hebben met het gewapende conflict indien het gepleegd werd gedurende de vijandigheden of hiervan deel uitmaakte. 157 152 Artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Sjöcrona & A.M.M. Orie, Internationaal strafrecht vanuit Nederlands perspectief, Deventer: Kluwer 2002, p. 379. 154 Een oorlogsmisdrijf dat een wijdverbreid of stelselmatig karakter heeft zou aangemerkt kunnen worden als een misdrijf tegen de vrede en veiligheid. Aldus ook het Rapport International Law Commission, 48e sessie, 6 mei-26 juli 1996, UN Doc A/51/10, p. 113. 155 Zie voor de noodzaak van het bestaan van een gewapend conflict bijvoorbeeld Prosecutor v. Delalic, Case No. IT-96-21, 16 november 1998, par. 182. 156 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 572; Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 69; Prosecutor v Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 185 en Prosecutor v. Musema, ICTR 96-13-A, 27 januari 2000, par. 259. Zie ook Cassese 2003, p. 49 en M. Boot, Nullum Crimen Sine Lege and the Subject Matter Jurisdiction of the International Criminal Court. Genocide, Crimes Against Humanity, War Crimes (diss. Tilburg), Antwerpen: Intersentia 2002, p. 550. 157 Het voortduren van een gewapend conflict beperkt zich niet tot de werkelijke vijandigheden. Een gewapend conflict zal blijven bestaan tot het moment dat er vrede is gesloten en op het gehele territorium dat onder controle is van een partij, ongeacht of hier werkelijke strijd plaatsvindt. De temporele en geografische context waarin een gewapend conflict plaatsvindt strekt zich dus uit voorbij de exacte tijd en plaats van de vijandigheden. Zie Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-941-T, 2 oktober 1995, Decision on the Defence Motion for Interlocutory Appeal on Jurisdiction par. 70; Prosecutor v. Delalic, Case No. IT-96-21, 16 november 1998, par. 183; Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 69 en Boot 2002, p. 550. 153 J.M. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 36 Een gewapend conflict zal aanwezig zijn wanneer staten onderling hun toevlucht zoeken in gewapend geweld (internationaal gewapend conflict)158 of wanneer er langdurig gewapend geweld wordt gebruikt tussen regeringsautoriteiten en georganiseerde gewapende groepen of tussen deze groepen onderling wanneer dit gebeurd in één staat (niet-internationaal / intern gewapend conflict).159 Het onderscheid tussen internationaal en niet-internationaal gewapende conflicten is belangrijk omdat verschillende regels van het oorlogsrecht van toepassing zijn. De regels die van toepassing zijn op niet-internationaal gewapende conflicten zijn neergelegd in het gemeenschappelijke artikel 3 van de Verdragen van Genève en het aanvullende Protocol II. 160 Het gemeenschappelijke artikel 3 geeft regels die tijdens een niet-internationaal gewapend conflict als minimumregels in acht moeten worden genomen. Het Internationaal Gerechtshof heeft echter bepaald dat deze minimumregels van toepassing zijn op alle omstandigheden, dus ook op internationaal gewapende conflicten.161 De regels die van toepassing zijn op internationaal gewapende conflicten omvatten dus ook de bepalingen die volgens het gemeenschappelijke artikel 3 gelden in gewapende conflicten. Met betrekking tot terrorisme is belangrijk dat het gemeenschappelijke artikel 3 gijzeling en geweld tegen personen die niet deelnemen aan vijandigheden strafbaar stelt. Gijzelingen van militairen en geweld tegen militairen vallen dus niet onder het bereik van dit artikel.162 Een soortgelijke bepaling is terug te vinden in artikel 4 van Protocol II. Dit artikel geeft aan dat personen die niet (meer) deelnemen aan de vijandigheden beschermd worden tegen gijzeling en terrorisme. 163 Ook de dreiging met deze daden wordt in artikel 4 van Protocol II strafbaar gesteld. 164 Burgers worden ook op grond van artikel 13 lid 2 van Protocol II beschermd tegen terrorisme. Dit artikel geeft aan dat noch de burgerbevolking als zodanig, noch afzonderlijke burgers het doelwit mogen worden van een aanval.165 Specifiek wordt aangegeven dat het verboden is om geweld te gebruiken (of hiermee te dreigen) om zo terreur te verspreiden onder de burgerbevolking. In tegenstelling tot het gemeenschappelijke artikel 3, is dit Protocol uitsluitend van toepassing op nietinternationaal gewapende conflicten en dus niet op internationaal gewapende conflicten. Het is het ook mogelijk dat een gewapend conflict dat voorheen ‘slechts’ een intern karakter had, een internationaal conflict wordt. Dit is mogelijk wanneer een andere staat met militaire kracht tussen beiden komt of wanneer personen die deel uitmaken van het interne gewapende conflict namens een andere staat handelen. Zie hiervoor Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 2 oktober 1995, Decision on the Defence Motion for Interlocutory Appeal on Jurisdiction par. 64 en Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 76. Aldus ook Boot 2002, p. 553-554. 159 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 561; Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 2 oktober 1995, Decision on the Defence Motion for Interlocutory Appeal on Jurisdiction, par. 70 en Prosecutor v. Delalic, Case No. IT-9621, 16 november 1998, par. 183. 160 Verdragen van Genève, Genève 12 augustus 1949, Trb. 1952, No. 72-75 en Aanvullend Protocol II, Genève 8 juni 1977, Trb. 1980, No. 88. 161 Military and Paramilitary Activities in and against Nicaragua (Nicaragua v. United States of America), I.C.J. Reports 1986, 27 juni 1986, par. 218. 162 Het gemeenschappelijke artikel 3 geeft wel bescherming aan leden van strijdkrachten die de wapens hebben neergelegd en personen die buiten het gevecht zijn gesteld door ziekte, verwonding, gevangenschap of enige andere oorzaak. 163 Artikel lid 2 sub c en d Protocol II. 164 Artikel 4 lid 2 sub h Protocol II. 165 Artikel 13 lid 2 Protocol II. 158 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 37 De bepalingen uit het gemeenschappelijke artikel 3 en Protocol II laten zien dat terrorisme gericht tegen burgers, een schending kan opleveren van verschillende regels die van toepassing zijn op nietinternationaal gewapende conflicten. Deze schendingen kunnen volgens artikel 8 lid 2 sub c en d van het Statuut van Rome aangemerkt worden als oorlogsmisdrijven. De regels die van toepassing zijn op internationaal gewapende conflicten zijn grotendeels terug te vinden in de vier Verdragen van Genève166 en het aanvullende Protocol I bij deze verdragen.167 Meerdere bepalingen in deze verdragen geven aan dat terrorisme is verboden. Artikel 33 van het vierde verdrag geeft aan dat het verboden is om terrorisme te gebruiken tegen burgers die in handen zijn van een partij bij het gewapende conflict en geen onderdaan zijn van deze staat.168 Het gaat hier vooral om intimiderende maatregelen die bedoeld zijn om burgers te terroriseren. Burgers worden ook beschermd tegen gijzelingen.169 Artikel 51 lid 2 van Protocol I verbiedt dreiging met of het gebruik van geweld tegen de burgerbevolking met als doel het verspreiden van terreur. Het ICTY heeft op grond van dit artikel vervolging ingesteld voor het verspreiden van terreur dat onder artikel 3 van het Statuut van het ICTY aangemerkt kan worden als een schending van het recht en de gewoonten van oorlog.170 Deze bepalingen uit de Verdragen van Genève en Protocol I laten zien dat terrorisme gericht tegen de burgerbevolking een schending kan opleveren van verschillende regels die van toepassing zijn op internationaal gewapende conflicten. Net als bij niet-internationaal gewapende conflicten kunnen deze schendingen volgens artikel 8 lid 2 sub a en b van het Statuut van Rome aangemerkt worden als oorlogsmisdrijven.171 Het internationale humanitaire recht verbiedt dus zowel bij internationaal als niet-internationaal gewapende conflicten het plegen van terrorisme dat gericht is tegen burgers.172 Terroristen schenden met hun daden verschillende bepalingen van het oorlogsrecht. Om deze terroristische daden te kwalificeren als oorlogsmisdrijven moet er volgens artikel 8 van het Statuut van Rome wel een verband zijn tussen het terrorisme en het gewapende conflict. 166 Verdrag voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten ter velde (Trb. 1951, No. 72), Verdrag ter verbetering van het lot der gewonden en zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee (Trb. 1951, No. 73), Verdrag betreffende de behandeling van krijgsgevangenen (Trb. 1951, No. 74), Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd (Trb. 1951, No. 75). 167 Aanvullend Protocol I, Trb. 1980, No. 87. 168 Artikel 33 jo. artikel 4 v an het vierde Verdrag van Genève. 169 Artikel 34 van het vierde Verdrag van Genève. 170 Prosecutor v. Galic, Case No. IT-98-29, 5 december 2003. In het Statuut van het ICTY is terrorisme niet opgenomen als een onderdeel van oorlogsmisdrijven. Dit in tegenstelling tot het Statuut van het ICTR waarin is opgenomen dat terrorisme aangemerkt wordt als een schending van het artikel 4 waarin is opgenomen dat terrorisme een schending is van het gemeenschappelijke artikel 3 van de Verdragen van Genève. 171 Artikel 8 lid 2 sub a en b van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. 172 Aldus ook Cassese 2003, p. 127. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 38 Het Statuut van Rome sluit dus niet uit dat terroristische daden gekwalificeerd kunnen worden als oorlogsmisdrijven. Het zou dan ook mogelijk kunnen zijn dat de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali gekwalificeerd kunnen worden als oorlogsmisdrijven. 4.2.2 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali Voor de kwalificatie van de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali als oorlogsmisdrijven is het noodzakelijk dat zij gepleegd zijn tijdens een gewapend conflict. De aanslag op Bali is niet gepleegd tijdens een gewapend conflict. Ten tijde van deze aanslag was er geen sprake van een internationaal of intern gewapend conflict. De aanslag op Bali kan dan ook niet gepleegd zijn in het kader van een gewapend conflict. Het doden van enkele honderden personen op Bali kan niet aangemerkt worden als schending van het oorlogsrecht omdat er geen sprake was van een gewapend conflict. Minder eenduidig is vast te stellen of ten tijde van de aanslagen in de Verenigde Staten sprake was van een gewapend conflict. Een vertegenwoordiger van het Amerikaanse Ministerie van Defensie liet weten dat deze terroristische aanslagen wellicht gepleegd waren ter bevordering van het gewapende conflict tussen de Verenigde Staten en Al-Qaeda.173 Op het moment van de aanslagen van 11 september 2001 zou er een gewapend conflict zijn tussen de Verenigde Staten en Al-Qaeda. Mijns inziens lijkt er echter geen sprake geweest te zijn van langdurig gewapend geweld tussen een staat en een georganiseerde gewapende groep. Het conflict tussen de Verenigde Staten en de terroristische groepering Al-Qaeda kan niet gezien worden als een gewapend conflict tussen twee staten of tussen strijdkrachten op het grondgebied van één staat.174 Het gewapende conflict tussen de Verenigde Staten en Al-Qaeda lijkt op zijn vroegst te zijn begonnen op 7 oktober 2001 toen de Verenigde Staten met militair ingrijpen Afghanistan binnen viel. Ten tijde van de aanslagen van 11 september 2001 lijkt er dan ook geen sprake te zijn geweest van een gewapend conflict tussen de Verenigde Staten en AlQaeda.175 Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali niet gepleegd zijn in het kader van een gewapend conflict. Beide voorbeelden van internationaal terrorisme kunnen dan ook niet aangemerkt worden als oorlogsmisdrijven. Wellicht kunnen de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali gekwalificeerd worden als misdrijven tegen de menselijkheid. J. Wouters & F. Naert, ‘Shockwaves through international law after 11 September: finding the right responses to the challenge of international terrorism in: C. Fijnaut, J. Wouters & F. Naert (red.), Legal Instruments in the Fight against International Terrorism. A Transatlantic Dialogue, Leiden: Martinus Nijhoff Publishers 2004, p. 473. Aldus ook <www.crimesofwar.org/onnews/news-pentagon.html> (laatst bekeken op 12 maart 2005). 174 Aldus ook N. Keijzer, ‘Terrorism as a Crime’, in W.P. Heere (red.), Terrorism and the Military. International Legal Implications, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2003, p. 129 en N. Keijzer, ‘Terrorisme een ‘core crime” in: M.M. Dolman (red.) Terrorisme, Europa en strafrecht, Amsterdam: Vossiuspers UvA 2003, p. 15. 175 Dit wordt onder ander onderschreven door Keijzer (2003, p. 129 en 2003a, p. 15) en International Bar Association (2003, p. 156). 173 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 39 4.3 Internationaal terrorisme als een misdrijf tegen de menselijkheid: de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.3.1 De kenmerken van misdrijven tegen de menselijkheid De kenmerken van misdrijven tegen de menselijkheid zijn terug te vinden in de definitie die is opgenomen in artikel 7 van het Statuut van Rome.176 Deze definitie luidt als volgt: Elk van de volgende handelingen177, indien gepleegd als onderdeel van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen een burgerbevolking met kennis van de aanval. Een aanval gericht tegen de burgerbevolking kan gezien worden als een wijze van optreden die met zich meebrengt het meermalen plegen van bedoelde handelingen tegen een burgerbevolking ter uitvoering of voortzetting van het beleid van een staat of organisatie, dat het plegen van een dergelijke aanval tot doel heeft.178 Uit de bovenstaande definitie kunnen een aantal aspecten worden afgeleid die kenmerkend zijn voor misdrijven tegen de menselijkheid, te weten wijdverbreidheid en/of stelselmatigheid, aanval die gericht is tegen de burgerbevolking én kennis van de aanval.179 Elk van deze kenmerken zullen hieronder apart worden toegepast worden op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali. 4.3.1.1 Wijdverbreidheid en stelselmatigheid De kenmerken van wijdverbreidheid en stelselmatigheid zijn niet cumulatief.180 Voor een misdrijf tegen de menselijkheid is het voldoende indien één van deze eigenschappen aanwezig is. Het is wel mogelijk dat bij een misdrijf tegen de menselijkheid beide eigenschappen aanwezig zijn. Het vereiste dat een aanval een wijdverbreid of stelselmatig karakter moet hebben, is bedoeld om geïsoleerde en willekeurige daden uit te sluiten van misdrijven tegen de menselijkheid.181 Een geïsoleerde daad van één persoon, gepleegd tegen één slachtoffer kan dan ook niet voldoen aan het vereiste van wijdverbreidheid. 176 Vroeger was het ook een kenmerk van een misdrijf tegen de menselijkheid dat dit misdrijf gepleegd moest zijn tijdens een gewapend conflict 177 Dit kan zijn moord, uitroeiing, slavernij, deportatie, gevangenneming e.d., marteling, verkrachting e.d., vervolging van groep op discriminerende gronden, gedwongen verdwijning van personen, apartheid en andere onmenselijke handelingen. 178 Zie artikel 7 lid 2 a Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. 179 Aldus ook Prosecutor v. Nikolic, Case, IT-94-2-R61, 20 oktober 1995, Review of Indictment Pursuant to Rule 61 of the Rules of Procedure and Evidence, par. 26 en Prosecutor v. Kupreskic, Case No. IT-95-16, 14 januari 2000, par. 543. 180 Prosecutor v. Jelisic, Case No. IT-95-10, 14 december 1999, par. 53; Prosecutor v. Akayesu. Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 579; Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 646; Prosecutor v. Kayishema, Case No, ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 123. 181 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 646; Prosecutor v. Kunarac, Case No. IT-96-23, 22 februari 2001, par. 427; Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 579; Rapport International Law Commission, 48e sessie, 6 mei-26 juli 1996, UN Doc A/51/10, p. 95. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 40 Echter onder bepaalde omstandigheden kan ook één misdrijf aangemerkt worden als een wijdverbreide aanval.182 Hier zal dan wel gekeken moeten worden naar het grote aantal slachtoffers en de buitengewone grootte van het misdrijf. Bovendien is het noodzakelijk dat de daad deel uitmaakt van een politiek beleid dat gebaseerd is op terreur.183 Echter, in beginsel kan een aanval alleen voldoen aan het vereiste van wijdverbreidheid indien het gaat om een herhaalde en grootschalige actie en zodoende een veelheid van slachtoffers tot gevolg heeft.184 Een aanval zal stelselmatig zijn indien deze volgens een patroon is uitgevoerd.185 Dit patroon moet gebaseerd zijn op een voorafgaand plan of beleid186 dat afkomstig is van een staat of organisatie. 187 Vroeger gold de opvatting dat het beleid alleen afkomstig kon zijn van een staat. Dit is echter verruimd tot een beleid van een regering, organisatie of groep.188 Hierdoor wordt het mogelijk om het beleid van een terroristische groepering als motivatie te kunnen laten gelden. In het Statuut van Rome is de verruimde opvatting overgenomen. Indien in het Statuut vastgelegd zou zijn dat een beleid alleen afkomstig kan zijn van een staat, dan zou een aanslag van een terroristische groepering die gebaseerd is op het beleid van die groepering niet aangemerkt kunnen worden als als een stelselmatige aanval. De aanwezigheid van een beleid kan afgeleid worden uit de manier waarop de daden worden gepleegd. Een misdrijf zal dan ook geacht worden volgens een beleid te zijn gepleegd, indien voldaan is aan de kenmerken van wijdverbreidheid of stelselmatigheid.189 Een wijdverbreide aanval lijkt indirect ook te voldoen aan het vereiste van stelselmatigheid. Een grootschalige aanval zal in veel gevallen niet gepleegd kunnen worden zonder dat de aanval gebaseerd is op een voorafgaand plan. 190 Hieronder zal aangegeven worden of de gebeurtenissen in de Verenigde Staten en Bali aangemerkt kunnen worden als herhaalde en grootschalige acties en of zij volgens een beleid zijn uitgevoerd. 182 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 649; Prosecutor v. Kupreskic, Case No. IT-95-16, 14 januari 2000, par. 550. 183 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par 649; Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 206; Rapport International Law Commission, 48e sessie, 6 mei-26 juli 1996, UN Doc A/51/10, p. 95. 184 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 648; Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 580; Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 206; Rapport International Law Commission, 48e sessie, 6 mei-26 juli 1996, UN Doc A/51/10, p. 95. 185 Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 580; Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 951-T, 21 mei 1999, par. 123; Rapport International Law Commission, 48e sessie, 6 mei-26 juli 1996, UN Doc. A/51/10. 186 Het is niet noodzakelijk dat dit beleid geformaliseerd en expliciet geformuleerd is. Raport ILC, 48e sessie, 6 mei-26 juli 1996 juli, UN Doc A/51/10 en Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 580. 187 Een daad mag niet enkel en alleen gebaseerd zijn op persoonlijke motieven. Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 658; Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94, 15 juli 1999, par. 252. 188 W.A Schabas, ‘Is terrorism a crime against humanity?’, International Peacekeeping (8) 2004, p. 257 en Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997 par. 654. 189 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 653; Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 124. 190 Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 207; V.J. Proulx, ‘Rethinking the jurisdiction of the International Criminal Court in the post-September 11th era: should acts of terrorism qualify as crimes against humanity?’, The America University International law Review (19) 2004, p. 1073 en Kittichaisaree 2001, p. 96. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 41 4.3.1.1.1 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali De aanslagen in de Verenigde Staten en Bali kunnen aangemerkt worden als wijdverbreide aanvallen indien zij grootschalige en herhaalde acties zijn die een veelheid van slachtoffers tot gevolg hebben. Bij de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten vielen duizenden doden en gewonden, een veelheid van slachtoffers. Tevens werden deze aanslagen op grote schaal gepleegd, verspreid over verschillende plaatsten in de Verenigde Staten. Hieruit kan worden afgeleid dat de aanslagen van 11 september 2001 voldoen aan het vereiste van wijdverbreidheid.191 De aanslag op Bali van 12 oktober 2002 heeft rond de 200 doden tot gevolg gehad. Deze aanslag heeft niet dezelfde grootschaligheid als de aanslagen in de Verenigde Staten. De aanslag op Bali zal niet aan het kenmerk van wijdverbreidheid voldoen indien enkel en alleen gekeken wordt naar de grootschaligheid van de aanslag, want deze aanslag is gepleegd in één plaats. Hierboven is aangeven dat onder bepaalde omstandigheden ook één misdrijf aangemerkt kan worden als een misdrijf tegen de menselijkheid. Het is hierbij wel noodzakelijk dat er een groot aantal slachtoffers zijn en dat de aanval een buitengewone grootte heeft. De aanslag op Bali met 202 doden lijkt hier wel aan te voldoen. Deze aanslag zou dan ook aangemerkt kunnen worden als een wijdverbreide aanval. De terroristische groepering die verantwoordelijk wordt gehouden voor deze aanslag heeft in Azië reeds meerdere aanslagen gepleegd. Deze terroristische groepering werkt volgens een politiek beleid dat gericht is op het verspreiden van terreur. Indien de aanslag op Bali volgens hetzelfde patroon is gepleegd als eerdere aanslagen van deze terroristische groepering dan kan de aanslag op Bali aangemerkt worden als een aanslag die deel uitmaakt van een patroon. Ook uit het feit dat verdachten van deze aanslag aangegeven hebben dat de aanslag op Bali gepland stond voor 11 september 2002, blijkt dat deze aanslag goed is voorbereid. De aanslag op Bali kan dan ook aangemerkt worden als een stelselmatige aanval. De aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten kunnen zonder twijfel aangemerkt worden als stelselmatige aanslagen.192 Deze grootschalige terroristische aanslagen zouden niet zonder een plan kunnen zijn gepleegd.193 191 Dit wordt onderschreven door Cassese (2001, p. 995); International Bar Association (2003, p. 152); Keijzer (2003a, p. 12); Proulx (2004, p. 174) en E.J. Ellis, Accountability for terrorism’, in: J.E. Stromseth (red.), Accountability for Atrocities. National and International Responses, Ardsley: Transnational 2003, p. 479. 192 Aldus ook Cassese 2001, p. 995; Ellis 2003, p. 479; International Bar Association 2003, p. 152; Keijzer 2003, p. 126 en 2003a, p. 12; Proulx 2004, p. 1076. 193 De International Bar Association (2003, p. 154) geeft aan dat terrorisme per definitie gepleegd wordt volgens een beleid van een organisatie. Terroristische aanslagen zullen dan ook (vrijwel) altijd gepleegd worden ter uitvoering van een plan of beleid van een terroristische organisatie. Aldus ook Wouters & Naert 2004, p. 528. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 42 Uit het feit dat al deze aanslagen vrijwel tegelijkertijd en met hetzelfde middel (vliegtuigkapingen) zijn gepleegd, kan afgeleid worden dat deze terroristische aanslagen gepleegd zijn volgens een bepaald patroon en goed zijn voorbereid. Ook uit het feit dat achteraf is gebleken dat de daders zich al geruime tijd in de Verenigde Staten bevonden en vliegtuiglessen hadden genomen, blijkt dat deze terroristische aanslagen op een stelselmatige wijze zijn gepleegd. De aanslagen in de Verenigde Staten zijn gebaseerd op het beleid van Al-Qaeda dat gericht is op het verspreiden van terreur. De aanslagen van deze terroristische groepering zijn over het algemeen gericht tegen de westerse wereld.194 De aanslagen in de Verenigde Staten maken deel uit van dit grotere geheel. De aanslagen in de Verenigde Staten zijn dan ook gepleegd ter uitvoering van een beleid. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste van stelselmatigheid. De aanslagen in de Verenigde Staten kunnen zowel aangemerkt worden als stelselmatige als wijdverbreide aanvallen. Dit is met minder zekerheid vast te stellen voor de aanslag op Bali. De aanslag op Bali lijkt in ieder geval wel aangemerkt te kunnen worden als een stelselmatige aanval. Door de buitengewone grootte van deze aanslag en de honderden doden en gewonden, lijkt deze aanslag ook aangemerkt te kunnen worden als een wijdverbreide aanval. Echter, doordat de vereisten van wijdverbreidheid en stelselmatigheid niet cumulatief zijn, hoeft de aanslag op Bali geen wijdverbreide aanslag te zijn omdat al voldaan wordt aan het vereiste van stelselmatigheid. Zowel voor de aanslagen in de Verenigde Staten als de aanslag op Bali blijft de mogelijkheid om gekwalificeerd te kunnen worden als misdrijven tegen de menselijkheid. Hiervoor moet echter ook voldaan worden aan het vereiste dat de aanval gericht is tegen de burgerbevolking. 4.3.1.2 Burgerbevolking Net als de vereisten van wijdverbreidheid en stelselmatigheid is de term “bevolking” bedoeld om geïsoleerde daden bij een misdrijf tegen de menselijkheid uit te sluiten.195 Een misdrijf dat gepleegd is tegen één of enkele personen kan dan ook niet aangemerkt worden als een misdrijf tegen de menselijkheid. Het is niet nodig dat de gehele bevolking van een staat of territorium slachtoffer is van de aanval.196 Een aanval die gericht is tegen een gedeelte van de bevolking wordt dan ook niet aangemerkt worden als een geïsoleerde aanval. 194 Proulx 2004, p. 1075. Prosecutor v. Tadic, Case No. I T-94-1-T, 7 mei 1997, par. 644 en Boot 2002, p. 478. Het woord “een” in de zinsnede “een burgerbevolking” maakt duidelijk dat een misdrijf tegen de menselijkheid gepleegd kan worden tegen personen met dezelfde nationaliteit als de pleger, staatslozen en personen met verschillende nationaliteiten. Zie hiervoor Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 635. 196 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 644. 195 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 43 Het vereiste dat een aanval gericht moet zijn tegen een burgerbevolking kan op een ruime manier geïnterpreteerd worden. Een burgerbevolking blijft namelijk zijn burgerlijke karakter houden ook al bevinden zich onder deze bevolking personen die strikt genomen niet gezien kunnen worden als burgers.197 Het kan hier gaan om leden van gewapende eenheden en verzetseenheden die ten tijde van de aanval hun wapens hebben neergelegd. Deze personen kunnen voor het bepalen van het burgerlijke karakter van een bevolking aangemerkt worden als burgers. Alleen personen die de taak hebben om de openbare orde te handhaven en die gelegitimeerd geweld mogen uitoefenen, kunnen niet aangemerkt worden als burgers.198 Indien deze personen zich onder de burgerbevolking bevinden, dan betekent dit niet dat de bevolking niet meer gezien kan worden als een burgerbevolking. Deze personen mogen echter niet in de meerderheid zijn. Indien een bevolking overheersend bestaat uit burgers dan kan deze bevolking aangemerkt worden als een burgerbevolking199 Een burgerbevolking is dus niet beperkt tot de daadwerkelijke burgers. Hieronder zal aangegeven worden of de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali aangemerkt kunnen worden als aanvallen tegen de burgerbevolking. 4.3.1.2.1 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten moeten uitgesplitst worden in de aanslagen op het World Trade Center en het neerstorten van het vliegtuig in Pennsylvania enerzijds en de aanslag op het Pentagon anderzijds. Het Pentagon kan gezien worden als het ultieme symbool van de Amerikaanse militaire macht.200 Deze terroristische aanslag zou dan ook een aanval zijn tegen personen die de openbare orde moeten handhaven en hierbij macht kunnen gebruiken, dus tegen personen die niet behoren tot de burgerbevolking. Dit zou uitsluiten dat de aanslag op het Pentagon aangemerkt kan worden als een aanval gericht tegen de burgerbevolking. Echter, er kan ook sprake zijn van een burgerbevolking indien de bevolking deels bestaat uit burgers en deels uit niet-burgers. De passagiers van het vliegtuig dat neerstortte op het Pentagon waren burgers. Het zou ook mogelijk kunnen zijn dat burgers aanwezig waren in het Pentagon. Hierdoor zou deze terroristische aanslag niet per se gericht hoeven te zijn geweest tegen militairen,201 al lijkt het Pentagon juist als doelwit te zijn gekozen om het militaire karakter. 197 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 640 en 643; Prosecutor v. Jelisic, Case No IT-95-10, 14 december 1999, par. 54; Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 128; Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 214; Prosecutor v. Akayesu Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 582. 198 Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 127. 199 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 638 en Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 128. 200 Aldus ook International Bar Association 2003, p. 153. 201 Idem, p. 153. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 44 Het overgrote deel van de slachtoffers van de aanslag op het Pentagon waren militairen. Bij deze aanslag bestond de bevolking dus niet overheersend uit burgers. De aanslag op het Pentagon kan dan ook niet aangemerkt worden als een aanval die gericht is tegen een burgerbevolking. 202 De aanslagen in Pennsylvania en New York kunnen echter wel aangemerkt worden als aanvallen die gericht zijn tegen de burgerbevolking.203 De slachtoffers van deze aanslagen waren burgers die werkzaam waren in het World Trade Center, hulpverleners en de passagiers in de gekaapte vliegtuigen. Bij de aanslag op Bali kwamen 202 burgers om het leven. Deze burgers waren voornamelijk buitenlandse toeristen die zich in het uitgaansgebied van Bali bevonden. Bij de bomaanslag op het Amerikaanse consulaat vielen geen doden. De terroristische aanslagen in New York, Pennsylvania en Bali kunnen worden aangemerkt als aanvallen gericht tegen een burgerbevolking. Dit geldt niet voor de terroristische aanslag op het Pentagon. Inherent hieraan is dat de terroristische aanslag op het Pentagon niet aangemerkt zou kunnen worden als een misdrijf tegen de menselijkheid. Voor de volledigheid zal deze aanslag wel meegenomen in de bespreking van het laatste kenmerk van misdrijven tegen de menselijkheid, namelijk kennis van de aanval. 4.3.1.3 Kennis van de aanval Voor een misdrijf tegen de menselijkheid is het vereist dat de dader weet dat zijn daad deel uitmaakt van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen de burgerbevolking met een voorafgaand plan of beleid.204 Dit betekent dat de dader van een misdrijf tegen de menselijkheid naast de bedoeling om dit misdrijf te plegen ook de bredere context moet kennen waarbinnen het misdrijf plaatsvindt.205 Het is niet noodzakelijk dat de aanklager van het Internationaal Strafhof aantoont dat de pleger van het misdrijf daadwerkelijk op de hoogte was van het achterliggende plan of beleid. Het is voldoende dat de pleger het risico accepteert dat zijn daden deel uitmaken van een groter geheel.206 202 Vergelijk Proulx (2004, p. 1071) die stelt dat de aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon gericht zijn tegen de inwoners van New York City en Washington. Proulx lijkt te vergeten dat het Pentagon een militair gebouw is en dat deze slachtoffers niet gezien kunnen worden als burgers. 203 Aldus ook Keijzer 2003a, p. 12. 204 Prosecutor v. Kordic, Case No. IT-95-14/2, 26 februari 2001, par. 185; Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 133-134; Prosecutor v. Kupreskic IT-95-17, 14 januari 2000 par. 557. De dader hoeft zich echter niet bewust te zijn van het feit dat zijn daad gezien wordt als een misdrijf tegen de menselijkheid. Zie Cassese 2002, p. 365 en Prosecutor v. Tadic, Case No.IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 659. 205 Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997, par. 656; Prosecutor v. Kupreskic IT-95-17, 14 januari 2000 par. 556 en Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 248. Zie ook Cassese 2002, p. 368. 206 Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000, par. 251 en 254; Kittichaisaree 2001, p. 91. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 45 4.3.1.3.1 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali Uit het bovenstaande blijkt dat de terroristen die verantwoordelijk geweest zijn voor de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali, zich ervan bewust moeten zijn geweest dat hun daden deel uitmaakten van een breder geheel. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten zijn zo nauwkeurig voorbereid dat het onmogelijk lijkt dat de plegers niet wisten dat hun daden deel uitmaakten van een grootse aanval tegen de Verenigde Staten. De terroristen die deze aanslagen hebben gepleegd, zullen zich er dan ook bewust van zijn geweest dat hun daden zouden resulteren in duizenden doden en gewonden.207 Met betrekking tot de aanslag op Bali lijkt hetzelfde op te gaan. Zoals eerder vermeld is de aanslag op Bali een onderdeel van een jihad tegen de Verenigde Staten en de westerse wereld. De verantwoordelijke terroristen zullen zich dan ook bewust geweest zijn van de context waarin de aanslag werd gepleegd. De daders van de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali hebben de vereiste kennis gehad die noodzakelijk is voor een misdrijf tegen de menselijkheid. Resumerend kan gezegd worden dat de aanslagen in de Verenigde Staten, met uitzondering van de aanslag op het Pentagon, gekwalificeerd kunnen worden als misdrijven tegen de menselijkheid. De aanslagen in New York en Pennsylvania zijn wijdverbreide en stelselmatige aanvallen geweest tegen een burgerbevolking. De verantwoordelijke terroristen waren zich ervan bewust dat hun daden onderdeel waren van een grootse aanval tegen de Verenigde Staten. De aanslag op het Pentagon was niet gericht tegen een burgerbevolking. Deze aanslag kan dan ook niet aangemerkt worden als een misdrijf tegen de menselijkheid. De terroristische aanval op Bali was ook gericht tegen een burgerbevolking. Het is moeilijker vast te stellen of de aanslag op Bali een wijdverbreide of stelselmatige aanval is geweest. De aanslag op Bali lijkt echter wel gebaseerd te zijn op een beleid van de verantwoordelijke terroristische groepering. Hierdoor kan de aanslag op Bali in ieder geval aangemerkt worden als een stelselmatige aanval. Doordat de terroristen ook de nodige kennis hadden van de aanslag en de context waarbinnen deze aanslag is gepleegd, lijkt de aanslag op Bali gekwalificeerd te kunnen worden als een misdrijf tegen de menselijkheid. Mogelijkerwijs zouden de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali zowel gekwalificeerd kunnen worden als misdrijven tegen de menselijkheid en als genocide. Hieronder zal uiteengezet worden of deze twee voorbeelden van internationaal terrorisme gekwalificeerd kunnen worden als genocide. 207 Aldus ook Proulx 2004, p. 1066. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 46 4.4 Internationaal terrorisme gekwalificeerd als genocide: de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali 4.4.1 De kenmerken van genocide De kenmerken van genocide zijn terug te vinden in de definitie van genocide zoals deze is opgenomen in het artikel 6 van het Statuut van Rome: Elk van de volgende handelingen208 gepleegd met de bedoeling een nationale, etnische of godsdienstige groep, dan wel een groep behorend tot een bepaald ras, als zodanig geheel of gedeeltelijk te vernietigen.209 Uit deze definitie kan afgeleid worden dat het voor genocide kenmerkend is dat de pleger van dit internationale misdrijf de bedoeling heeft om een bepaalde groep te vernietigen. De vier groepen die in dit artikel genoemd zijn, namelijk nationale,210 etnische,211 godsdienstige,212 en raciale groepen,213 hebben als gemeenschappelijke deler dat zij een stabiel en permanent karakter hebben.214 Bij het definiëren van deze vier groepen kan een rol spelen dat de pleger van genocide de slachtoffers ziet als leden van een groep of dat personen zichzelf zien als leden van een groep. 215 De vier groepen met een permanent karakter onderscheiden zich van groepen waarvan men individueel en vrijwillig lid wordt, zoals politieke groepen.216 Handelingen die in artikel 6 van het Statuut van Rome aangemerkt worden als genocide zullen niet als zodanig aangemerkt worden indien de handelingen gericht zijn tegen groepen met een onstabiel en niet-permanent karakter. 208 Deze handelingen zijn het doden van leden van de groep; het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep; het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden gericht op haar hele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging; het opleggen van maatregelen bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen en het onder dwang overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep. 209 Deze definitie is overgenomen uit het Genocide Verdrag van 1948 (VN Algemene Vergadering, resolutie 260 III A, 9 december 1948). Met de aanname van het Genocide Verdrag door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd genocide een zelfstandig delict, aangezien genocide daarvoor deel uitmaakte van misdrijven tegen de menselijkheid. Zie hiervoor artikel 1 en 2 van het Genocide Verdrag. 210 Een nationale groep is een verzameling van personen die door middel van gemeenschappelijk burgerschap een juridische band hebben. Zie Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 512. 211 Voor een etnische groep is het essentieel dat de leden een gemeenschappelijke taal of cultuur hebben. Zie Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 513 en Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 98. 212 De leden van een godsdienstige groep hebben dezelfde religie of kerkgenootschap. Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 515 en Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 98. 213 Bij raciale groepen word gekeken naar de erfelijke fysieke kenmerken die vaak gelijk worden gesteld met de geografische regio. Zie Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 514. 214 Bij deze vier groepen gaan personen door geboorte automatisch tot één van deze groepen behoren. Als men tot één van deze vier groepen behoort dan kan dit normaal gesproken niet worden veranderd. Zie Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 511. 215 Vergelijk Prosecutor v. Rutaganda, Case No. ICTR 96-3, 6 december 1999, par. 56 en Prosecutor v. Musema, Case No. ICTR 96-13-A, 27 januari 2000, par. 161 waarin gesteld wordt dat er geen definities mogelijk zijn van deze groepen omdat ze gezien moeten worden in het licht van een politieke, sociale en culturele context. Hier wordt een subjectieve benadering gebruikt voor de betekenis van de groepen. 216 Zie ook Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 511. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 47 Het uitsluiten van onstabiele en niet-permanente groepen in de definitie van genocide heeft als nadeel dat plegers van genocide makkelijk kunnen beargumenteren dat hun daden gericht waren tegen politieke groepen, om zo vervolging voor genocide te voorkomen.217 De pleger van genocide moet de bedoeling hebben om de bovengenoemde groepen geheel of gedeeltelijk te vernietigen.218 Bij genocide moet deze specifieke bedoeling aanwezig zijn naast de bedoeling die vereist is voor de afzonderlijke handelingen van genocide.219 Dit betekent dat bij het doden van leden van een groep de dader de bedoeling moet hebben om opzettelijk te doden naast de bedoeling om met die handeling een groep geheel of gedeeltelijk te vernietigen. De specifieke bedoeling moet los gezien worden van het motief van de dader om de genocide handelingen te plegen. Het motief van de dader voor deze handelingen is namelijk niet relevant voor de aanwezigheid van genocide.220 De specifieke bedoeling tot vernietiging kan zich in twee vormen manifesteren, namelijk de bedoelde vernietiging van een zeer groot aantal leden van een groep (vernietiging en masse) en de bedoelde vernietiging van een beperkt aantal personen die geselecteerd zijn voor de impact die hun verdwijning heeft op de overgebleven leden van een groep (selectieve vernietiging).221 Bij genocide is het echter niet noodzakelijk dat het misdrijf een massaal karakter heeft, al kan genocide niet aanwezig zijn bij slechts één slachtoffer.222 Vernietiging en masse is dus niet per se een vereiste bij genocide. Genocide hoeft ook niet te resulteren in de daadwerkelijke vernietiging van een groep.223 De aanwezigheid van de bedoeling tot vernietiging is voldoende om van genocide te kunnen spreken. 4.4.2 Toepassing op de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali Bovenstaand is aangegeven dat één van de kenmerken van genocide is dat een groep doelwit is van de handelingen. De slachtoffers van de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten waren afkomstig uit 82 verschillende landen. De meeste slachtoffers van deze aanslagen hadden de Amerikaanse nationaliteit. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten zouden gezien kunnen worden als aanslagen tegen Amerikaanse burgers. 217 Boot 2002, p. 427. Door deze specifieke bedoeling onderscheidt genocide zich van andere misdrijven. Zie aldus Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 498 en par. 522; Prosecutor v. Musema, ICTR 96-13-A, 27 januari 2000, par. 164; Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999, par. 98. 219 A. Cassese, ‘Genocide’, in: A. Cassese, P. Gaeta & J.R.W.D. Jones (red.), The Rome Statute of the International Criminal Court: A Commentary , Oxford: Oxford University Press 2002, p. 338 en Cassese 2003, p. 102. Omdat de specifieke bedoeling moeilijk te bewijzen is, kan bij het ontbreken van een bekentenis de bedoeling afgeleid worden van veronderstellingen en feiten. Zie Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 523. 220 Zie Boot 2002, p. 410. 221 Prosecutor v. Jelisic Case No IT-95-10, 14 december 1999, par. 82. Zie ook Boot 2002, p. 423. 222 Cassese 2002a, p. 348. 223 Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998, par. 497. 218 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 48 Het is echter niet met zekerheid vast te stellen dat de verantwoordelijke terroristen de slachtoffers ook daadwerkelijk als één groep zagen. De terroristische groepering die verantwoordelijk wordt gehouden voor deze aanslagen heeft geen verklaring afgegeven dat de terroristische aanslagen gepleegd zijn met de bedoeling de Amerikaanse burgers te vernietigen.224 Indien Al-Qaeda een verklaring had gegeven waarin duidelijk werd dat de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten bedoeld waren om het Amerikaanse volk te vernietigen, dan zouden de aanslagen van 11 september 2001 gezien kunnen worden als genocide. Nu dit niet het geval is, kan niet met zekerheid gezegd worden dat de kapers van de vliegtuigen de bedoeling hadden om het Amerikaanse volk te vernietigen. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten kunnen dan ook niet aangemerkt worden als genocide.225 Dezelfde redenering lijkt op te gaan voor de terroristische aanslag op Bali. Onder de slachtoffers van deze aanslag bevonden zich veel buitenlanders. De meeste slachtoffers hadden de Australische nationaliteit hadden. Uit bekentenissen van daders is echter gebleken dat de aanslag voornamelijk ten doel had om de Amerikanen en hun bondgenoten te raken.226 De terroristische aanslag op Bali lijkt dan ook niet gericht te zijn tegen één specifieke groepering. De terroristische groepering die verantwoordelijk wordt gehouden voor deze terroristische aanslag heeft bovendien niet aangegeven dat de aanslag gepleegd werd met de bedoeling tot het vernietigen van een volk of groep. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali lijken niet gepleegd te zijn met de bedoeling om een specifieke groepering te vernietigen. Deze twee voorbeelden van internationaal terrorisme kunnen dan ook niet gekwalificeerd worden als genocide. 4.5 Conclusie In dit hoofdstuk is gekeken of de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali gekwalificeerd kunnen worden als internationale misdrijven. Zowel de aanslagen in de Verenigde Staten als de aanslag op Bali kunnen niet gekwalificeerd worden als oorlogsmisdrijven. Ten tijde van deze terroristische aanslagen was er geen sprake van een gewapend conflict waarbij de Verenigde Staten en Bali partij waren. Het is hierbij niet van belang dat naderhand een gewapend conflict is ontstaan tussen de Verenigde Staten en de Taliban in Afghanistan. Dit gewapende conflict is een gevolg van de aanslagen in de Verenigde Staten, maar deze terroristische aanslagen zijn niet gepleegd in het kader van een gewapend conflict. 224 Aldus ook Keijzer 2003, p. 125 en 2003a, p. 11. Dit wordt bevestigd door de International Bar Association (2003, p. 157) en Keijzer (2003, p. 125 en 2003a, p. 11). 226 <news.bbc.co.uk> (laatst bekeken op 7 maart 2005). 225 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 49 Beide voorbeelden van internationaal terrorisme lijken wel gekwalificeerd te kunnen worden als misdrijven tegen de menselijkheid. De aanslag op het Pentagon moet wel los gezien worden van de aanslagen in New York en Pennsylvania. De aanslag op het Pentagon kan namelijk niet aangemerkt worden als een misdrijf tegen de menselijkheid omdat deze aanslag niet gericht is geweest tegen een burgerbevolking. De aanslagen in New York en Pennsylvania kunnen wel gekwalificeerd worden als misdrijven tegen de menselijkheid. De aanslagen in de Verenigde Staten en Bali kunnen niet gekwalificeerd worden als genocide. Bij deze aanslagen ontbrak de bedoeling om een groep te vernietigen. Hierdoor is het onmogelijk om deze voorbeelden van internationaal terrorisme te kwalificeren als genocide. De aanslagen in de Verenigde Staten en Bali zijn slechts twee voorbeelden van internationaal terrorisme. Op grond van het bovenstaande kan niet worden geconcludeerd dat internationaal terrorisme altijd gekwalificeerd kan worden als een misdrijf tegen de menselijkheid en nooit als een oorlogsmisdrijf of genocide. Het is afhankelijk van de omstandigheden van een terroristische aanslag of deze aanslag aangemerkt kan worden als een internationaal misdrijf. In het volgende hoofdstuk zullen enkele kanttekeningen geplaatst worden bij de kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 50 Hoofdstuk 5 Evaluatie van de rol van het Internationaal Strafhof bij de bestrijding van internationaal terrorisme In dit hoofdstuk zullen de voorafgaande hoofdstukken samenkomen. De rol van het Internationaal Strafhof bij de bestrijding van internationaal terrorisme zal op een drietal punten worden geëvalueerd. Ten eerste zal de rol van het Internationaal Strafhof beschreven worden aan de hand van de problemen die voortvloeien uit nationale vervolging van internationaal terrorisme. De rol van het Internationaal Strafhof zal ook beschreven worden vanuit het perspectief van de kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf. Het vorige hoofdstuk stond in het teken van twee specifieke voorbeelden van internationaal terrorisme. In dit hoofdstuk zal een algemener beeld geschetst worden van de kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf en de problemen die hierbij kunnen ontstaan. Dit hoofdstuk zal afgesloten worden met een blik in de toekomst, waarbij aan de orde zal komen of internationaal terrorisme in de toekomst als een zelfstandig internationaal misdrijf in het Statuut van Rome opgenomen kan worden. 5.1 Het juiste forum voor de vervolging van internationaal terrorisme Zoals eerder is beschreven zijn sommige landen van mening dat nationale vervolging van terrorisme efficiënter zou zijn dan internationale vervolging. Nationale vervolging van internationaal terrorisme heeft echter wel een aantal nadelen. Bij nationale vervolging van internationale misdrijven kan het gevaar bestaan dat nationale systemen zo van elkaar verschillen dat voor een soortgelijke daad sterk uiteenlopende straffen worden opgelegd. Straffen voor terroristen kunnen variëren van een paar jaar gevangenisstraf tot de doodstraf.227 Doordat verschillende rechtssystemen sterk uiteenlopen in de bestraffing van hetzelfde misdrijf kan er grote rechtsonzekerheid ontstaan. In het Kaderbesluit van de Europese Unie228 is aangegeven dat de strafbaarstelling van terroristische daden naar nationaal recht vastgesteld zal worden. Hierdoor kan de strafmaat van terroristische daden ook in de Europese Unie sterk uiteenlopen. Het Kaderbesluit van de Europese Unie draagt dan ook niet bij aan de uniformiteit van de bestraffing van terrorisme. Deze uniformiteit kan wel bereikt worden door het Internationaal Strafhof te belasten met de vervolging en bestraffing van internationaal terrorisme. 227 Hierdoor zouden nationale rechtbanken niet het juiste forum zijn om internationaal terrorisme te vervolgen. Aldus C. Silverman, ‘An appeal to the United Nations: terrorism must come within the jurisdiction of an International Criminal Court’, New England International & Comparative Law Annual (4) 1998, p. 1-28. In Indonesië heeft een terrorist die verantwoordelijk is voor de aanslag op Bali de doodstraf gekregen. Zie ‘Bali planner sentenced to death’, 2 oktober 2003, <cnn.com> (laatst bekeken op 11 maart 2005). 228 Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding van 13 juni 2002, PbEG L 164/3 van 22 juni 2002. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 51 Vervolging van terrorisme op nationaal niveau zou ook voor een grotere partijdigheid kunnen zorgen bij de rechters. Deze rechters kunnen beïnvloed worden door de publieke opinie die in het land heerst waar de terroristische daden zijn gepleegd. Als men denkt aan de aanslagen in de Verenigde Staten kan men zich voorstellen hoe moeilijk het voor Amerikaanse rechters is om de verantwoordelijke terroristen van deze aanslagen, zoals Osama Bin Laden, onder druk van de publieke opinie te vervolgen. Nationale vervolging van terrorisme is dan ook niet de beste garantie voor een eerlijk proces. Dit blijkt ook uit de gang van zaken op Guantanamo Bay. Op deze Amerikaanse legerbasis in Cuba zitten personen vast die tijdens de Amerikaanse invasie in Afghanistan, naar aanleiding van de terroristische aanslagen van 11 september 2001, zijn aangehouden op verdenking van terroristische activiteiten. In veel gevallen zitten deze personen al drie jaar vast zonder enige vorm van proces. De rechten van deze verdachten worden door de Amerikaanse regering op onacceptabele manier beperkt. Recent is dan ook door een Amerikaanse federale rechtbank geoordeeld dat deze gang van zaken ongrondwettig is.229 Zoals eerder aan de orde is gekomen, kan het Internationaal Strafhof geen terroristen vervolgen voor de aanslagen van 11 september 2001 omdat het Statuut van het Rome toen nog niet inwerking was getreden. Bovendien is de Verenigde Staten geen partij bij dit Statuut. Het Internationaal Strafhof kan dan ook geen rol spelen bij de vervolging van personen die vastzitten op Guantanamo Bay. De situatie op Guantanamo Bay laat echter wel zien dat zelfs het machtigste land van de wereld moeite heeft om verdachten van terroristische activiteiten op een eerlijke manier te vervolgen en te bestraffen. Het Internationaal Strafhof zou dan ook de beste garantie zijn dat terroristen een eerlijk proces zouden krijgen.230 Vervolging van terrorisme door het Internationaal Strafhof is ook de beste garantie dat het proces en de straf representatief zijn voor de algemene normen die gelden in de internationale gemeenschap. 231 De rechters van het Internationaal Strafhof vertegenwoordigen het recht dat door de meeste staten is aanvaard omdat de rechters afkomstig zijn uit verschillende werelddelen. In tegenstelling tot de Verenigde Staten zijn er ook veel landen die niet de (financiële) middelen hebben om terroristen te vervolgen. Hierbij kan gedacht worden aan landen als Argentinië, Egypte, Nieuw-Zeeland, Algerije, India, Ghana en Rusland. Veel van deze minder machtige landen zouden dan ook de voorkeur hebben om het Internationaal Strafhof bevoegd te maken om internationaal terrorisme te vervolgen.232 ‘Militaire tribunalen Guantanamo Bay ongrondwettig’, 31 januari 2005, <www.nu.nl> (laatst bekeken op 7 maart 2005). Aldus ook C. Banning, ‘Breng Bin Laden voor een Internationaal Tribunaal’, 23 november 2001, <www.recht.nl> (laatst bekeken 3 maart 2005) en Banchik 2003, p. 10. 231 International Bar Association 2003, p. 147. 232 Krohne 1997, p. 166-167 en Banchik 2003, p. 9. 229 230 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 52 Landen die zelf niet in staat zijn om terrorisme te vervolgen, zouden de vervolging kunnen overdragen aan het Internationaal Strafhof. Hierdoor zou voorkomen kunnen worden dat terroristen deze landen uitkiezen als een veilige verblijfplaats en hierdoor hun straf zouden ontlopen. Bij nationale vervolging van terrorisme kan zich ook een probleem voordoen bij de uitlevering van verdachten. Staten zouden uitlevering van eigen onderdanen kunnen weigeren als de kans bestaat dat in het andere land de doodstraf wordt opgelegd. Staten zouden uitlevering van eigen onderdanen ook kunnen weigeren omdat zij geen vertrouwen hebben in het rechtssysteem van het land dat vervolging wil instellen. De Lockerbie-affaire is hier een goed voorbeeld van. De Verenigde Staten wilde twee verdachten van de Lockerbie-aanslag vervolgen en vroeg Libië hiervoor om uitlevering. De Libische regering weigerde de uitlevering van eigen onderdanen aan de Verenigde Staten, omdat zij geen vertrouwen had in de behandeling van de verdachten in de Verenigde Staten. Libië ging ervan uit dat de verdachten in ieder geval schuldig zouden worden bevonden omdat het land een grote vijand is van de Verenigde Staten.233 Om Libië te dwingen mee te werken aan de vervolging werden door de VN verschillende resoluties aangenomen die bestonden uit een luchtvaart- en wapenembargo tegen Libië.234 Ook werden tegoeden bij buitenlandse banken bevroren. Libië ging pas over tot uitlevering van de twee verdachten nadat besloten werd om de verdachten op neutraal territorium te vervolgen. De verdachten werden op Nederlandse bodem onder Schots recht vervolgd. Uiteindelijk werd één van de verdachten veroordeeld voor moord, de andere verdachte werd vrijgesproken. Deze situatie laat zien dat landen welwillender zijn hun onderdanen uit te leveren aan een neutraal en objectief internationaal tribunaal dan aan een staat in wiens rechtssysteem zij geen vertrouwen hebben. Vervolging van internationaal terrorisme door het Internationaal Strafhof zou kunnen voorkomen dat terroristen hun straf ontlopen omdat zij niet uitgeleverd worden aan een land dat vervolging wil instellen.235 Nationale vervolging van terrorisme lijkt echter wel het voordeel te hebben dat het proces toegankelijker is voor slachtoffers en hun familie. Echter bij grootschalige terroristische aanslagen lijkt de toegankelijkheid voor nabestaanden tot het proces moeilijk te bereiken. De aanslagen van 11 september 2001 hebben gezorgd voor duizenden doden en dus ook voor duizenden nabestaanden. Het lijkt onmogelijk om deze duizenden nabestaanden te betrekken bij het proces. Ook lijkt op nationaal niveau bewijs makkelijker te vergaren. Het bewijs van een terroristische aanslag is voor een nationale autoriteit, op wiens territorium een aanslag plaatsvond, makkelijker te verkrijgen dan voor het Internationaal Strafhof. Bij nationale bewijsgaring kunnen zich echter ook problemen voordoen. 233 Aldus ook Proulx 2004, p. 1015 en Banchik 2003, p. 10 VN Veiligheidsraad, resolutie 731 van 21 januari 1992 en resolutie 748 van 31 maart 1992. 235 Zie ook Krohne 1997, p. 161. 234 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 53 Zo kunnen nationale autoriteiten slordig omgaan met het bewijs, situaties aandikken of zelfs verzinnen. Zo is recent aan het licht gekomen dat de Nederlandse AIVD slordig om gaat met bewijs over vermoedelijke terroristen en aanslagen waarbij ook bewijs is kwijtgeraakt.236 In theorie zouden nationale autoriteiten beter in staat kunnen zijn om bewijs te verzamelen over terroristische aanslagen, in praktijk moeten soms echter vraagtekens gezet worden bij de juistheid van dit bewijs. Indien het Internationaal Strafhof internationaal terrorisme zou kunnen vervolgen, dan zou dit niet betekenen dat nationale autoriteiten geheel buiten spel worden gezet. Vaak zullen landen in staat zijn om terroristen te vervolgen onder het eigen nationale recht. Indonesië heeft reeds daders van de aanslag op Bali bestraft voor hun daden. Volgens het complementariteitsbeginsel blijft de nationale rechtsgang het voornaamste middel om internationaal terrorisme te vervolgen. Het Internationaal Strafhof kan echter wel een aanvullende rol spelen indien nationale autoriteiten terrorisme niet kunnen of willen vervolgen. Hiermee kan voorkomen worden dat terroristen die hun straf op nationaal niveau ontlopen, helemaal niet bestraft worden voor hun daden. 5.2 Enkele kanttekeningen bij de kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf Uit het bovenstaande kan afgeleid worden dat het Internationaal Strafhof een goed forum zou kunnen zijn voor de vervolging van internationaal terrorisme. Omdat terrorisme niet als zelfstandig misdrijf is opgenomen in het Statuut van Rome, kan het Internationaal Strafhof op dit moment internationaal terrorisme niet als zodanig vervolgen. Zoals gebleken is uit het vorige hoofdstuk zou internationaal terrorisme onder bepaalde omstandigheden gekwalificeerd kunnen worden als een internationaal misdrijf dat is opgenomen in het Statuut van Rome. Op deze manier kan internationaal terrorisme op een indirecte manier door het Internationaal Strafhof vervolgd worden. Echter bij deze indirecte manier van vervolgen moeten wel een aantal kanttekeningen worden gezet. Het zal sterk van de omstandigheden afhangen of internationaal terrorisme in de vorm van een internationaal misdrijf door het Internationaal Strafhof vervolgd kan worden. Internationaal terrorisme zal moeten voldoen aan de kenmerken van het desbetreffende internationale misdrijf om als zodanig aangemerkt te kunnen worden. Een terroristische aanval kan slechts aangemerkt worden als een oorlogsmisdrijf indien de aanval gepleegd is tijdens een gewapend conflict en hiermee ook verband houdt. Zoals is aangegeven, zijn de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali niet gepleegd in het kader van een gewapend conflict. 236 <www.aivd.nl> (laatst bekeken op 7 maart 2005). _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 54 Er kan echter niet geconcludeerd worden dat internationaal terrorisme nooit gepleegd zal en kan worden tijdens een gewapend conflict. Een voorbeeld van internationaal terrorisme tijdens een gewapend conflict zou kunnen zijn als tijdens een gewapend conflict tussen bijvoorbeeld Irak en de Verenigde Staten, een Irakese terroristische groepering een aanslag pleegt op Wall Street met als doel de terugtrekking van de Verenigde Staten uit Irak. Het is dus niet geheel uitgesloten dat internationaal terrorisme gekwalificeerd kan worden als een oorlogsmisdrijf. De mogelijkheid om internationaal terrorisme te kwalificeren als genocide lijkt in verhouding met oorlogsmisdrijven nog beperkter. Het probleem bij internationaal terrorisme in de vorm van genocide is dat de bedoeling tot vernietiging van een groep vaak niet aanwezig is. Internationaal terrorisme heeft als doel het verspreiden van onrust onder de bevolking en niet de vernietiging van deze bevolking.237 Internationaal terrorisme zal dan ook niet vaak als genocide vervolgd kunnen worden door het Internationaal Strafhof. De kwalificatie van internationaal terrorisme als een misdrijf tegen de menselijkheid lijkt vooralsnog de beste mogelijkheid om internationaal terrorisme te kunnen vervolgen door het Internationaal Strafhof. In veel gevallen zullen terroristische aanslagen gepleegd zijn tegen de burgerbevolking en als uitvoering van een beleid van een terroristische groepering.238 Tevens zal voldaan worden aan het vereiste dat daders kennis moeten hebben over de context waarbinnen hun daden zijn gepleegd. Deze context lijkt echter de grootste drempel om internationaal terrorisme aan te kunnen merken als een misdrijf tegen de menselijkheid. Terroristische aanslagen die minder grootschalig zijn dan de aanslagen in de Verenigde Staten zouden alleen kunnen voldoen aan het vereiste van wijdverbreidheid indien er een groot aantal slachtoffers is. Zonder deze veelheid aan slachtoffers zal een kleinere daad van internationaal terrorisme niet voldoen aan het vereiste van wijdverbreidheid. Er is dan nog wel de mogelijkheid dat deze terroristische aanslag voldoet aan het vereiste van stelselmatigheid. Indien een terroristische aanslag gepleegd is volgens een bepaald patroon dat gebaseerd is op het beleid van die terroristische groepering, dan zou deze aanslag voldoen aan het vereiste van stelselmatigheid. Terroristische aanslagen die niet voldoen aan het vereiste van wijdverbreidheid maar wel aan het vereiste van stelselmatigheid kunnen aangemerkt worden als misdrijven tegen de menselijkheid indien tevens voldaan is aan de overige vereisten van misdrijven tegen de menselijkheid. 237 Zie hiervoor ook International Bar Association 2003, p. 157. De International Bar Association (2003, p. 154) geeft aan dat terrorisme per definitie gepleegd wordt volgens een beleid van een organisatie. Terroristische aanslagen zullen dan ook (vrijwel) altijd gepleegd worden ter uitvoering van een plan of beleid van een terroristische organisatie. Aldus ook Wouters & Naert 2004, p. 528. Uit de kenmerken van terrorisme die in hoofdstuk twee aan de orde zijn gekomen, blijkt dat de burgerbevolking een relatief makkelijk doelwit is. 238 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 55 De kwalificatie van internationaal terrorisme als een internationaal misdrijf kan er dus toe leiden dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende daden van internationaal terrorisme. Sommige terroristische daden kunnen aangemerkt worden als oorlogsmisdrijven of misdrijven tegen de menselijkheid, maar er zijn ook terroristische daden die niet gekwalificeerd kunnen worden als internationale misdrijven. Dit betekent dat niet alle daden van internationaal terrorisme vervolgd kunnen worden door het Internationaal Strafhof indien terrorisme op een indirecte manier vervolgd wordt. De indirecte vervolging van internationaal terrorisme door het Internationaal Strafhof leidt ertoe dat de artikelen omtrent de drie internationale misdrijven zo geïnterpreteerd worden dat internationaal terrorisme onder de definitiebepaling valt van deze internationale misdrijven. De interpretatie van de artikelen betreffende de internationale misdrijven is echter wel aan beperkingen gebonden. In het Statuut van Rome is opgenomen dat de definitie van een internationaal misdrijf strikt moet worden geïnterpreteerd en niet analogisch mag worden verruimd.239 Tegenstanders van de indirecte manier van vervolgen van internationaal terrorisme zien in deze bepaling genoeg reden om terrorisme niet aan te merken als een internationaal misdrijf. Terroristische aanslagen, zoals die in de Verenigde Staten, zouden zo geïnterpreteerd worden dat zij aansluiten bij de definitie van bijvoorbeeld misdrijven tegen de menselijkheid.240 Echter, zoals gezien, zouden de aanslagen in New York zonder al te veel moeite ondergebracht kunnen worden bij de definitiebepaling van misdrijven tegen de menselijkheid. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten zouden ook met strikte interpretatie ondergebracht kunnen worden bij artikel 7 van het Statuut van Rome omtrent misdrijven tegen de menselijkheid. De kwalificatie van de aanslagen in de Verenigde Staten als misdrijven tegen de menselijkheid zou ook geen juridisch belang hebben, omdat de VS zelf bereid is om vervolging in te stellen voor deze aanslagen.241 Echter, in de vorige paragraaf is aan de orde gekomen dat de Verenigde Staten moeite heeft om verdachten van terroristische activiteiten op een goede manier te vervolgen. Het gaat er dus niet alleen om of een land bereid is vervolging in te stellen, maar ook of het in staat is om terroristen te vervolgen. Niet alle staten hebben de mogelijkheid om terroristen te vervolgen. Zolang terrorisme niet als een zelfstandig internationaal misdrijf vervolgd kan worden door het Internationaal Strafhof, is het zeker van juridisch belang om deze daden te kwalificeren als internationale misdrijven. 239 Artikel 22 lid 2 Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Aldus ook Schabas 2004, p. 261. 241 Idem, p. 261. 240 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 56 5.3 Toekomstige ontwikkelingen omtrent de vervolging van internationaal terrorisme door het Internationaal Strafhof Hierboven is gezocht naar een manier om in de huidige situatie internationaal terrorisme te kunnen vervolgen voor het Internationaal Strafhof. Het is eigen aan terrorisme dat niets en niemand weet wat het volgende doelwit is of wanneer een aanslag gepleegd zal worden. Het zal sterk van de omstandigheden afhangen of internationaal terrorisme in de vorm van een internationaal misdrijf vervolgd kan worden door het Internationaal Strafhof. Er zou dan ook beter naar toegewerkt kunnen worden om terrorisme als een zelfstandig internationaal misdrijf op te nemen in het Statuut van Rome. Toekomstige ontwikkelingen kunnen het mogelijk maken dat internationaal terrorisme rechtstreeks vervolgd kan worden door het Internationaal Strafhof. In het Statuut van Rome is opgenomen dat het Statuut zeven jaar na inwerkingtreding kan worden herzien. Dit betekent dat in 2009 de eerste mogelijkheid is om het Statuut van Rome aan te passen. 242 Deze wijzigingen gelden dan alleen voor de staten die ingestemd hebben met de wijzigingen. Tijdens de Rome Conference is overeengekomen dat deze mogelijkheid gebruikt wordt om de positie van terrorisme te herzien.243 In 2009 zou dan ook besloten kunnen worden dat internationaal terrorisme alsnog opgenomen wordt in het Statuut van Rome. De terroristische aanslagen van de afgelopen jaren kunnen ertoe bijgedragen dat de internationale gemeenschap in 2009 welwillender is ten opzichte van de vervolging van terrorisme door het Internationaal Strafhof.244 Ten tijde van de Rome Conference in 1998 was er nog geen sprake van een golf van daden van internationaal terrorisme. De recente terroristische aanslagen in onder andere de Verenigde Staten, Bali en Madrid laten zien dat internationaal terrorisme zeer ernstige vormen kan aannemen. Internationaal terrorisme gaat de gehele internationale gemeenschap aan. De mogelijkheid in 2009 kan echter alleen gebruikt worden als er op dat moment een algemeen aanvaarde definitie is van terrorisme. Een strikte definitie van terrorisme lijkt moeilijk te bereiken omdat die definitie bestandsdelen kan bevatten die voor staten onaanvaardbaar zijn. Hierbij kan gedacht wordt aan een definitie waarin is aangegeven dat vrijheidsstrijders ook aangemerkt worden als terroristen. Een brede definitie kan er echter toe leiden dat veel staten deze definitie niet accepteren omdat er te veel aangemerkt kan worden als terrorisme, zoals politiek geweld en geweld ter uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht. Dit probleem heeft er, zoals eerder is aangegeven, in 1937 toe geleid dat de verdragen omtrent terrorisme en een internationaal strafhof niet inwerking zijn getreden. 242 Artikel 121 lid 1 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof. Zie tevens Robinson 2002, p. 506. Final Act of the United Nations Diplomatic Conference of Plenipotentiaries on the Establishment of an Interntational Criminal Court, U.N. Doc. A/CONF.183/10 Res. E, 17 juli 1998. 244 Aldus ook Schrijver 2001, p. 289. 243 _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 57 Het gebruik van dezelfde constructie als bij agressie lijkt vooralsnog de meest haalbare mogelijkheid om terrorisme op te nemen in het Statuut van Rome. Terrorisme zou dan als zelfstandig internationaal misdrijf opgenomen worden, maar het Internationaal Strafhof kan dit misdrijf pas gaan vervolgen zodra er een algemeen aanvaarde definitie is van terrorisme. Op deze manier kan de internationale gemeenschap uitdragen dat internationaal terrorisme als een zeer ernstig internationaal misdrijf wordt gezien. Het lijkt echter moeilijk om het doel van afschrikken te bereiken.245 De aanslagen in de Verenigde Staten laten zien dat terroristen zelfs hun leven willen geven om hun doelen te bereiken. Het bestaan van het Internationaal Strafhof zal hen er dan ook niet van weerhouden om hun daden te plegen. Resumerend kan gezegd worden dat internationaal terrorisme op dit moment alleen door het Internationaal Strafhof vervolgd kan worden indien de specifieke daden aangemerkt kunnen worden als internationale misdrijven die opgenomen zijn in het Statuut van Rome. Deze indirecte manier van vervolging heeft echter tot gevolg dat daden van internationaal terrorisme die niet voldoen aan de kenmerken van deze internationale misdrijven, op dit moment niet vervolgd kunnen worden door het Internationaal Strafhof. Indien nationale vervolging tekort schiet zouden terroristen hun straf kunnen ontlopen omdat er op internationaal niveau geen tribunaal of strafhof is dat, in de gevallen waarbij nationale autoriteiten niet vervolgen, als vangnet kan dienen om internationaal terrorisme te vervolgen. De internationale gemeenschap zou in 2009 dan ook serieus de mogelijkheid moeten overwegen om internationaal terrorisme als een zelfstandig misdrijf op te nemen in het Statuut van Rome. Hiervoor is wel een algemeen aanvaarde definitie nodig van terrorisme. Landen zijn, zoals eerder beschreven, tot op heden nog niet in staat geweest om een algemene definitie van terrorisme op te stellen. Misschien dat de golf van terroristische aanslagen van de laatste jaren de internationale gemeenschap er toe kan zetten om politieke tegenstrijdigheden aan de kant te zetten en op te komen tegen een grote dreiging voor de gehele wereld. 245 Aldus ook Ellis 2003, p. 451. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 58 Conclusie Deze scriptie staat in het teken van de mogelijke rol van het Internationaal Strafhof bij de bestrijding van internationaal terrorisme. Hieronder zullen de belangrijkste bevindingen in het kort uiteengezet worden. In het internationale recht bestaat op dit moment nog geen eenduidige definitie van terrorisme. Dit komt met name door de onenigheid die landen hebben over de legitimatie van geweld bij de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht. Dit twistpunt kan worden samengevat in het adagium ‘one man’s terrorist is another man’s freedom fighter’. Het ontbreken van een definitie van terrorisme doet er niets aan af dat er overeenstemming is omtrent een aantal kenmerken van terrorisme. In verschillende definities die door staten zijn opgesteld, komt naar voren dat terrorisme zich kenmerkt door het gebruik van of dreiging met geweld. Dit geweld wordt gebruikt om politieke veranderingen te bewerkstelligen. Door intimidatie of het verspreiden van terreur wordt getracht de besluitvorming in een land te beïnvloeden. Deze kenmerken gelden zowel voor nationaal terrorisme als voor internationaal terrorisme. Plegers van nationaal terrorisme beperken zich tot de grenzen van het eigen land. Door succesvol optreden van nationale autoriteiten is dit nationale terrorisme onderdrukt. Terrorisme dat in de huidige tijd gezien wordt als een grote dreiging is dan ook vooral afkomstig van internationaal opererende terroristische groeperingen. Technologische vooruitgang en globalisering hebben ertoe bijgedragen dat deze terroristen voor het plegen van aanslagen niet meer gebonden zijn aan nationale grenzen. Door wereldwijde mobiliteit kunnen terroristen hun aanslagen op elk continent plegen. Terroristen kunnen over de hele wereld informatie inwinnen en met elkaar communiceren. Hierdoor zijn internationale netwerken ontstaan. In tegenstelling tot nationaal terrorisme gaat internationaal terrorisme dus nationale grenzen te buiten. Internationaal terrorisme kan dan ook gezien worden als een gevaar voor de gehele internationale gemeenschap. De internationale gemeenschap heeft niet stilgezeten om dit fenomeen te bestrijden. Onder het bewind van de VN zijn meerdere verdragen aangenomen die van toepassing zijn op specifieke daden van terrorisme, zoals kapingen en gijzelingen. De verdragen zijn primair bedoeld om staten te verplichten terroristische daden onder nationaal recht strafbaar te stellen en te vervolgen. Staten zijn verplicht om plegers van terroristische daden te vervolgen indien zij deze personen niet uitleveren aan een staat die rechtsmacht heeft over deze daden. Echter, in geen van deze verdragen wordt een mogelijkheid gecreëerd om internationaal terrorisme op internationaal niveau te vervolgen. De vervolging van terrorisme gebeurt nu nog op nationaal niveau ook al is het een gevaar voor de gehele internationale gemeenschap. Indien internationaal terrorisme enkel en alleen op nationaal vervolgd wordt, kunnen zich een aantal problemen voordoen. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 59 Het kan voorkomen dat nationale rechters beïnvloed worden door de publieke opinie waardoor zij hun onpartijdigheid kunnen verliezen. Ook zou een staat kunnen weigeren om een eigen onderdaan uit te leveren aan een staat die deze persoon wil vervolgen voor terrorisme, omdat zij geen vertrouwen heeft in het rechtssysteem van de staat die de vervolging op zich wil nemen. Indien vervolging van terrorisme op nationaal niveau om wat voor reden dan ook niet gebeurt en er is geen supranationaal mechanisme dat de vervolging op zich kan nemen, dan bestaat de kans dat terroristen hun straf ontlopen. Om dit te voorkomen zou een mogelijkheid gecreëerd moeten worden om internationaal terrorisme te vervolgen op internationaal niveau. Het Internationaal Strafhof zou deze taak op zich kunnen nemen. Het probleem is echter dat internationaal terrorisme niet als zodanig opgenomen is in het Statuut van Rome. Het Internationaal Strafhof kan op dit moment internationaal terrorisme niet als een zelfstandig internationaal misdrijf vervolgen. De belangrijkste reden waarom besloten is om terrorisme niet op te nemen in het Statuut van het Internationaal Strafhof is dat er geen overeenstemming bereikt kon worden over een definitie van terrorisme. Om het Internationaal Strafhof toch een rol te kunnen laten spelen bij de bestrijding van internationaal terrorisme kan getracht worden internationaal terrorisme onder te brengen bij de definitiebepaling van één van de drie internationale misdrijven die het Internationaal Strafhof kan vervolgen. Het Internationaal Strafhof zou internationaal terrorisme dan op een indirecte manier kunnen vervolgen. Het hangt echter sterk af van de omstandigheden of internationaal terrorisme gekwalificeerd kan worden als een oorlogsmisdrijf, misdrijf tegen de menselijkheid of genocide. Een terroristische daad zal dan ook alleen gekwalificeerd kunnen worden als een internationaal misdrijf indien voldaan wordt aan de kenmerken van dat internationale misdrijf. Met betrekking tot oorlogsmisdrijven is onderzocht of de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten en Bali voldoen aan de kenmerken van oorlogsmisdrijven. Om een internationaal terroristische daad te kunnen kwalificeren als een oorlogsmisdrijf is het noodzakelijk dat de terroristische daad gepleegd is in het kader van een gewapend conflict. In geval van de situaties in de Verenigde Staten en Bali kan gezegd worden dat er geen gewapend conflict aanwezig was ten tijde van deze aanslagen. Deze aanslagen zullen dan ook niet aangemerkt kunnen worden als oorlogsmisdrijven. Hieruit kan echter niet de conclusie getrokken worden dat internationaal terrorisme in geen enkel geval aangemerkt kan worden als een oorlogsmisdrijf. Indien een daad van internationaal terrorisme gepleegd is tijdens een gewapend conflict en gericht is tegen een beschermde groep, dan is het niet uitgesloten dat deze daad aangemerkt kan worden als een oorlogsmisdrijf en als zodanig vervolgd door het Internationaal Strafhof. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 60 Genocide kenmerkt zich door de bedoeling die de dader heeft om een nationale, etnische, godsdienstige of raciale groep geheel of gedeeltelijk te vernietigen. Bij internationaal terrorisme zal de bedoeling tot vernietigen vaak ontbreken. Terrorisme kenmerkt zich namelijk door het verspreiden van een gevoel van onveiligheid en onrust onder de burgers. International terrorisme zal normaal gesproken dan ook niet aangemerkt kunnen worden als genocide. In geval van de kwalificatie van internationaal terrorisme als een misdrijf tegen de menselijkheid geldt dat de terroristische aanslag gepleegd moet zijn tegen een burgerbevolking waarbij de daders bekend waren met de context waarbinnen de aanslag is gepleegd. Daden van internationaal terrorisme zullen in veel gevallen gericht zijn tegen burgers omdat zij een relatief makkelijk doelwit zijn voor terroristen. Dit blijkt ook uit de aanslagen in de Verenigde Staten en Bali. Bovendien zullen terroristen vrijwel altijd bekend zijn met de context waarin de aanslagen worden gepleegd. Deze context heeft te maken met de vereisten van wijdverbreidheid en stelselmatigheid. Grootschalige terroristische aanslagen zoals in de Verenigde Staten zullen zonder veel moeite ondergebracht kunnen worden bij de vereisten van wijdverbreidheid en stelselmatigheid. Kleinere aanslagen waarbij weinig doden en gewonden zijn gevallen, zullen niet snel voldoen aan het vereiste van wijdverbreidheid. Indien deze aanslagen wel op een stelselmatige manier zijn gepleegd, dan blijft de mogelijkheid bestaan dat deze aanslagen aangemerkt kunnen worden als misdrijven tegen de menselijkheid en als zodanig vervolgd kunnen worden door het Internationaal Strafhof. Grootschalige terroristische aanslagen gericht tegen de burgerbevolking kunnen dan ook gekwalificeerd worden als misdrijven tegen de menselijkheid. De mogelijkheid om internationaal terrorisme te kwalificeren als een internationaal misdrijf zal per geval bekeken moeten worden. Er zal onderscheid gemaakt moeten worden tussen verschillende terroristische aanslagen, bijvoorbeeld terroristische daden die wel gepleegd zijn in het kader van een gewapend conflict en terroristische daden waarbij dit niet het geval is. Het Internationaal Strafhof zal dan ook niet elke terroristische aanslag kunnen vervolgen als een internationaal misdrijf. Indien deze terroristische aanslagen ook niet vervolgd worden door nationale autoriteiten dan bestaat de kans dat de plegers van deze aanslagen hun straf ontlopen. Mij lijkt het dan ook beter om in 2009 de mogelijkheid te benutten om het Statuut van het Internationaal Strafhof te herzien. Om te voorkomen dat terroristen hun straf ontlopen is het noodzakelijk dat het Internationaal Strafhof bevoegd wordt om internationaal terrorisme als een zelfstandig internationaal misdrijf te vervolgen. Op deze manier zou het Internationaal Strafhof alle daden die aangemerkt worden als internationaal terrorisme kunnen vervolgen. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 61 Nationale autoriteiten blijven wel het voornaamste forum om internationaal terrorisme te vervolgen. Het Internationaal Strafhof moet echter de functie krijgen van vangnet en die terroristen vervolgen die niet vervolgd worden door nationale autoriteiten. Alleen op deze manier kan het Internationaal Strafhof het doel bereiken dat straffeloosheid wordt voorkomen. Indien besloten wordt om in 2009 internationaal terrorisme op te nemen in het Statuut van Rome dan is het wel noodzakelijk dat er voor die tijd een eenduidige definitie is van internationaal terrorisme. Misschien dat de recente terroristische aanslagen de internationale gemeenschap ertoe kunnen bewegen om politieke tegenstellingen omtrent een definitie van internationaal terrorisme aan de kant te zetten. Indien de internationale gemeenschap er niet in slaagt om ter wille van de internationale bestrijding van internationaal terrorisme, de politieke standpunten aan te passen, dan kan in 2009 alsnog besloten worden om voor terrorisme dezelfde constructie te gebruiken zoals bij agressie. Dit houdt in dat internationaal terrorisme in het Statuut van Rome opgenomen wordt als een internationaal misdrijf, maar het Internationaal Strafhof wordt pas bevoegd om internationaal terrorisme te vervolgen zodra er een definitie is van internationaal terrorisme. Met deze constructie zou de internationale gemeenschap de boodschap kunnen uitdragen dat internationaal terrorisme gezien wordt als een ernstig internationaal misdrijf. Een afschrikkende werking zal deze boodschap niet hebben voor terroristen. De aanslagen in de Verenigde Staten hebben laten zien dat terroristen zelfs hun leven willen geven voor hun doel. Terroristen zullen zich dan ook niet laten afschrikken door het bestaan van het Internationaal Strafhof. Op dit terrein zou het Internationaal Strafhof geen rol kunnen spelen. De taak van het Internationaal Strafhof zal vooral liggen bij de vervolging van terroristische daden die niet op nationaal niveau vervolgd worden. Hierdoor wordt de kans verkleind dat terroristen hun straf ontlopen. Dit is noodzakelijk omdat de bestrijding van internationaal terrorisme ook bedoeld is om er voor te zorgen dat terroristen vervolgd worden voor hun daden. Om internationaal terrorisme optimaal te bestrijden is het dus noodzakelijk dat het Internationaal Strafhof in de toekomst bevoegd wordt om internationaal terrorisme te vervolgen. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 62 Literatuurlijst Boeken ● Arend & Beck 1993 A.C. Arend & R.J. Beck, International Law and the Use of Force. Beyond the UN Charter Paradigm, Londen: Routledge 1993. ● Boot 2002 M. Boot, Nullum Crimen Sine Lege and the Subject Matter Jurisdiction of the International Criminal Court. Genocide, Crimes Against Humanity, War Crimes (diss.Tilburg), Antwerpen: Intersentia 2002. ● Cassese 2003 A. Cassese, International Criminal Law, Oxford: Oxford University Press 2003. ● International Bar Association 2003 International Bar Association. Task Force on International Terrorism, International Terrorism. Legal Challenges and Responses, Ardsley: Transnational Publishers Inc. 2003. ● Kim 2003 Y.S. Kim, The International Criminal Court. A Commentary of the Rome Statute, Leeds: Wisdom House 2003. ● Kittichaisaree 2001 K. Kittichaisaree, International Criminal Law, Oxford: Oxford University Press 2001. ● Kushner 2003 H.W. Kushner, Encyclopedia of Terrorism, Thousand Oaks: Sage Publications 2003. ● Schmid 1983 A.P. Schmid, Political Terrorism. A research guide to concepts, theories, data bases and literature, Amsterdam: SWIDOC 1983. ● Schweitzer & Shay 2003 Y. Schweitzer & S. Shay, The Globalization of Terror. The Challenge of Al-Qaida and the Response of the International Community, Londen: Transaction Publishers 2003. ● Sjöcrona & Orie 2002 J.M. Sjöcrona & A.M.M. Orie, Internationaal strafrecht vanuit Nederlands perspectief, Deventer: Kluwer 2002. ● Thackrah 2004 J.R. Thackrah, Dictionary of Terrorism, London: Routledge 2004. ● White 1991 J.R. White, Terrorism. An introduction, Belmont: Wadsworth 1991. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 63 Artikelen en bijdragen ● Abdallah A.O. Abdallah, ‘Terrorism and international criminal responsibility’, in: G. Doucet (red.), Terrorism, Victims and International Criminal Responsibility, Parijs: SOS Attentats 2003, p. 358-361. ● Amnesty International 2004 Amnesty International, ‘Scale of killings is a potential crime against humanity’, Persbericht EUR/41/004/2004 van 12 maart 2004, <www.amnesty.org>. ● Boutros-Ghali 1998 B. Boutros-Ghali, ‘The United Nations and comprehensive legal measures for combating international terrorism’, in: K. Wellens (red.), International Law. Theory and Practice. Essays in Honour of Eric Suy, Den Haag: Martinus Nijhoff Publishers 1998, p. 287-304. ● Banchik 2003 M. Banchik, ‘The International Criminal Court & Terrorism’, Peace, Conflict and Development (3) 2003 p. 1-19, <http://www.peace studiesjournal.org.uk>. ● Banning 2001 C. Banning, ‘Breng Bin Laden voor een Internationaal Tribunaal’, 23 november 2001, <www.recht.nl>. ● Cassese 2001 A. Cassese, ‘Terrorism is also disrupting some crucial legal categories of international law’, European Journal of International Law (12) 2001, p. 993-1001. ● Cassese 2002 A. Cassese, ‘From Nuremberg to Rome: International Militairy Tribunal to the International Criminal Court’, in: A. Cassese, P. Gaeta & J.R.W.D. Jones (red.), The Rome Statute of the International Criminal Court: A Commentary, Oxford: Oxford University Press 2002, p. 3-19. ● Cassese 2002a A. Cassese, ‘Genocide’, in: A. Cassese, P. Gaeta & J.R.W.D. Jones (red.), The Rome Statute of the International Criminal Court: A Commentary, Oxford: Oxford University Press 2002, p. 335-351. ● Dinstein 1989 Y. Dinstein, ‘Terrorism as an international crime’, Israel Yearbook on Human Rights, (19) 1989, p. 55-73. ● Ginkel 2000 B. T van Ginkel, ‘Terrorisme in internationaal juridisch perspectief’, Vrede en Veiligheid (29) 2000, p. 393-412. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 64 ● Ginkel 2003 B.T. van Ginkel, ‘The United Nations: towards a Comprehensive Convention on Combating Terrorism’ in: M. Van Leeuwen (red.), Confronting Terrorism. European Experiences, Threat Perceptions and Policies, Den Haag: Kluwer Law International 2003, p. 207-225. ● Ellis 2003 E.J. Ellis, Accountability for terrorism’, in: J.E. Stromseth (red.), Accountability for Atrocities. National and International Responses, Ardsley: Transnational 2003, p. 449-489. ● Jenkins 1987 B. Jenkins, ‘International terrorism. A new challenge for the United Nations’, in: E.V. Bougrov (red.), The United Nations and the Maintenance of International Peace and Security, Dordrecht: Nijhoff 1987, p. 407-421. ● Keijzer 2003 N. Keijzer, ‘Terrorism as a crime’, in: W.P. Heere (red.), Terrorism and the Military. International Legal Implications, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2003, p. 115-132. ● Keijzer 2003a N. Keijzer, ‘Terrorisme een ‘core crime” in: M.M. Dolman (red.), Terrorisme, Europa en strafrecht, Amsterdam: Vossiuspers UvA 2003, p. 9-15. ● Knoops 2003 G.J.A Knoops, ‘International terrorism: the changing face of international extradition and European criminal law’, Maastricht Journal of European and Comparative Law (10) 2003, p. 149-167. ● Krohne 1997 S.W. Krohne, ‘The United States and the world need an International Criminal Court as an ally in the war against terrorism’, Indian International & Comparative Law Review (7) 1997, p. 159-187. ● Laqueur 2004 W. Laqueur, ‘Wereld van terreur’, National Geographic november 2004, p. 70-79. ● Leeuwen 2000 M. van Leeuwen, ‘Terrorism als ‘nieuwe dreiging”, Vrede en Veiligheid (29) 2000, p. 29-47. ● Murphy 1990 J.F. Murphy, ‘Defining international terrorism: a way out of the quagmire’, Israel Yearbook on Human Rights (19) 1990, p. 13-37. ● Makarenko 2003 T. Makarenko, “The ties that bind’: uncovering the relationship between organised crime and terrorisme’ in D. Siegel, H. van de Bunt & D. Zaitch (red.), Global Organized Crime, Dordrecht: Kluwer Academic Publishers 2003, p. 159-173. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 65 ● Proulx 2004 V.J. Proulx, ‘Rethinking the jurisdiction of the International Criminal Court in the postSeptember 11th era: should acts of terrorism qualify as crimes against humanity?’, The America University International law Review (19) 2004, pp. 1009-1089. ● Robinson 2002 P. Robinson, ‘The missing crimes’, in: A. Cassese, P. Gaeta & J.R.W.D. Jones (red.), The Rome Statute of the International Criminal Court: A Commentary, Oxford: Oxford University Press 2002, p. 497-525. ● Schabas 2004 W.A Schabas, ‘Is terrorism a crime against humanity?’, International Peacekeeping (8) 2004, p. 255-261. ● Schrijver 2001 N.J Schrijver, ‘Responding to international terrorism: moving the frontiers of international law for ‘enduring freedom’?’, Netherlands International Law Review (48) 2001, p 271-291. ● Sailer 1999 T.M. Sailer, ‘The International Criminal Court: an argument to extend its jurisdiction to terrorism and a dismissal of U.S. objections, Temple International & Comparative Law Journal (13) 1999, p. 311-346. ● Silverman 1998 C. Silverman, ‘An appeal to the United Nations: terrorism must come within the jurisdiction of an International Criminal Court’, New England International & Comparative Law Annual (4) 1998, p. 1-28. ● Stephens 2004 T. Stephens, ‘International criminal law and the response to international terrorism’, University of South Wales Law Journal (27) 2004, p. 454-481. ● Tiefenbrun 2003 S. Tiefenbrun, ‘A semiotic approach to a legal definition of terrorism’, ILSA Journal of International and Comparative Law (9) 2003, p. 357-389. ● Wilt, 2003 H.G. van der Wilt, ‘Het terroristische oogmerk’, in: M.M. Dolman (red.), Terrorisme, Europa en strafrecht, Amsterdam: Vossiuspers UvA 2003, p. 55-81. ● Wouters & Naert 2004 J. Wouters & F. Naert, ‘Shockwaves through international law after 11 September: finding the right responses to the challenge of international Tterrorism in: C. Fijnaut, J. Wouters & F. Naert (red.), Legal Instruments in the Fight against International Terrorism. A Transatlantic Dialogue, Leiden: Martinus Nijhoff Publishers 2004, p. 411-545. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 66 Jurisprudentie ICJ ● Military and Paramilitary Activities in and against Nicaragua (Nicaragua v. United States of America), I.C.J. Reports 1986, 27 juni 1986. ICTR ● Prosecutor v. Akayesu, Case No. ICTR 94-4-T, 2 september 1998. ● Prosecutor v. Kayishema, Case No. ICTR 95-1-T, 21 mei 1999. ● Prosecutor v. Musema, Case No. ICTR 96-13-A, 27 januari 2000. ● Prosecutor v. Rutaganda Case No. ICTR 96-3-T, 6 december 1999. ICTY ● Prosecutor v. Blaskic, Case No. IT-95-14, 3 maart 2000. ● Prosecutor v. Delalic, Case No. IT-96-21, 16 november 1998. ● Prosecutor v. Galic, Case No. IT-98-29-T, 5 december 2003. ● Prosecutor v. Jelisic, Case No IT-95-10, 14 december 1999. ● Prosecutor v. Kordic, Case No. IT-95-14/2, 26 februari 2001. ● Prosecutor v. Kupreskic, IT-95-16, 14 januari 2000. ● Prosecutor v. Kunarac, Case No. IT-96-23, 22 februari 2001. ● Prosecutor v. Nikolic, Case No. IT-94-2-R61, 20 oktober 1995, Review of Indictment Pursuant to Rule 61 of the Rules of Procedure and Evidence. ● Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 2 oktober 1995, Decision on the Defence Motion for Interlocutory Appeal on Jurisdiction. ● Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-1-T, 7 mei 1997. ● Prosecutor v. Tadic, Case No. IT-94-A, 15 juli 1999. Verdragen, wetten en rapporten ● Aanvullende Protocollen I en II bij de Verdragen van Genève, Genève 8 juni 1977, Trb. 1980, No. 87-88. ● Binnenlandse Veiligheidsdienst, ‘Terrorisme aan het begin van de 21e eeuw. Dreigingsbeeld en positionering BVD’, 2001. ● Convention to Prevent and Punish Acts of Terrorism Taking the Form of Crimes against Persons and Related Extortion that are of International Significance, Washington 2 februari 1971. ● Europees Verdrag voor de bestrijding van terrorisme, Straatsburg 27 januari 1977, Trb.1977, No. 63. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 67 ● Final Act of the United Nations Diplomatic Conference of Plenipotentiaries on the Establishment of an Interntational Criminal Court, U.N. Doc. A/CONF.183/10 Res. E, 17 juli 1998. ● First Preparatory Committee on the Establishment of an International Criminal Court, 27 maart 1994, L.27/66. ● Internationaal Verdrag tegen het nemen van gijzelaars, New York 17 december 1979, Trb. 1981, No. 53. ● Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, New York 9 december 1999, Trb. 2001, No. 62. ● Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding, 13 13 juni 2002, PbEG L 164 van 22 juni 2002. ● Kamerstukken II 01/02, 28337 A (MvT). ● Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, in aanvulling op het Verdrag ter bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, Montreal 24 februari 1988, Trb 1988, No. 88 ● Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No. 18. ● Rapport International Law Commission, 48e sessie, 6 mei-26 juli 1996, UN Doc A/51/10. ● Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, 1 juli 2002, Trb. 2000, No. 120. ● Statuut van het Internationale Straftribunaal voor het voormalig Joegoslavië. ● Statuut van het Internationale Straftribunaal voor Rwanda, VN Veiligheidsraad resolutie 955, 8 november 1994. ● Third Preparatory Committee on the Establishment of an International Criminal Court, Working Group on definition of crimes, 20 februari 1997, A/AC.249/1997/WG.1/CRP. ● Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen, New York 15 december 1997, Trb. 1999, No. 161. ● Verdrag inzake de fysieke beveiliging van nucleair materiaal, Wenen 3 maart 1980, Trb.1981, No. 7. ● Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van misdrijven tegen internationaal beschermde personen, met inbegrip van diplomaten, New York 14 december 1973, Trb. 1981, No. 69. ● Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, Montreal 1 maart 1991, Trb. 1992, No. 80. ● Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, Tokio 14 september 1963, Trb. 1964, No. 186. ● Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, Den Haag 16 december 1970, Trb. 1971, No. 50. ● Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, Montreal 23 september 1971, Trb. 1971, No. 218. _________________Terroristen in het beklaagdenbankje van het ICC?_________________ 68 ● Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart, Rome 10 maart 1988, Trb. 1989, No. 17. ● Verdragen van Genève, Genève 12 augustus 1949, Trb. 1952, No. 72-75. ● VN Algemene Vergadering, resolutie 95 (1), 11 december 1946. ● VN Algemene Vergadering, resolutie 260 III A, 9 december 1948. ● VN Algemene Vergadering, resolutie 488 (V), 12 december 1950. ● VN Algemene Vergadering, resolutie 2625 (XXV), 24 oktober 1970. ● VN Algemene Vergadering resolutie 44/39, 4 december 1989. ● VN Algemene Vergadering, resolutie 47/33, 25 november 1992. ● VN Algemene Vergadering, resolutie 48/31, 9 december 1993. ● VN Algemene Vergadering, resolutie 49/53, 9 december 1994. ● VN Algemene Vergadering, resolutie 50/46, 11 december 1995. ● VN Veiligheidsraad, resolutie 731, 21 januari 1992. ● VN Veiligheidsraad, resolutie 748, 31 maart 1992. ● VN Veiligheidsraad, resolutie 808, 22 februari 1993. ● Wet Internationale Misdrijven. 19 juni 2003, Stb. 2003, No. 270. ● Wet Terroristische Misdrijven, Kamerstukken II 01/02, 28463, nr. 1. Geraadpleegde internetsites ● http://news.bbc.co.uk ● www.11september.com ● www.aivd.nl ● www.amnesty.nl ● www.amnesty.org ● news.bbc.co.uk ● www.icc-cpi.int ● www.iccnow.org ● www.ictr.org ● www.novatv.nl ● www.nu.nl ● www.recht.nl ● www.regering.nl ● www.un.org ● www.un.org/icty ● www.unhchr.ch