Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie

advertisement
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
Hoofdstuktitel
Sinds de aanslagen in New York en Washington in september 2001 is er meer aandacht voor het
voorkomen van terreur. Ondanks nieuwe veiligheidsmaatregelen vonden aanslagen plaats in
Madrid en Londen, waarbij opnieuw veel slachtoffers zijn gevallen. Deze aanslagen laten zien dat
terrorisme ook een serieuze bedreiging vormt voor Europa. De vraag is actueel wat de macroeconomische effecten van terrorisme zijn. Uit de economische literatuur blijkt dat over een langere
periode (20-30 jaar) terrorisme een negatief effect heeft op de groei van het bruto binnenlands
product per hoofd van de bevolking. Dit negatieve effect is echter klein, in het bijzonder voor de
geïndustrialiseerde landen. Alleen als de intensiteit van terrorisme sterk toeneemt, zoals in Israël in
de periode 2001-2003, of zeer langdurig is, zoals in Spaans Baskenland, wordt het negatieve effect
substantiëler.
Theoretisch gezien kan terrorisme op verschillende manieren de economie beïnvloeden. Minder
toerisme, investeringen om materiële schade te herstellen of kostbare veiligheidsmaatregelen hebben
direct gevolgen voor het bruto binnenlands product. Maar ook indirecte effecten spelen een rol.
Bedrijven kunnen investeringen of productie uitstellen omdat ze onzekerder worden over de
toekomst. Consumenten kunnen om dezelfde reden meer gaan sparen. Extra veiligheidsmaatregelen
kunnen een negatief effect hebben op de internationale handel. Terreur drukt de (directe
buitenlandse) investeringen, de bestedingen van consumenten en de export. Overheidsbestedingen
hangen doorgaans positief samen met terrorisme als gevolg van anti-terreurmaatregelen. Het
negatieve effect van terreur op het vertrouwen en op de aandelenmarkt is vaak relatief groot, maar
kortstondig.
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
Inleiding
De aanslagen met passagiersvliegtuigen op het World
Trade Center in New York en het Pentagon in
Washington op 11 september 2001 staan bij velen diep
in het geheugen gegrift. De aanslagen in Madrid en
Londen laten zien dat terrorisme ook een serieuze
bedreiging vormt voor Europa. Voor beleidsmakers
staat het voorkomen van nieuwe aanslagen, die gepaard
gaan met veel menselijk leed, voorop.
Door de toename van terrorisme is de vraag actueel
wat de economische gevolgen ervan kunnen zijn. Zo
daalden door de aanslagen in New York de koersen op
de Europese aandelenbeurzen op dezelfde dag met percentages tussen 5% en 9% (de Amerikaanse aandelenbeurzen waren op het moment van de aanslagen gesloten). Ook droogde de liquiditeit op de Amerikaanse
geldmarkt in snel tempo op. Gelukkig reageerden de
centrale banken snel en adequaat op de crisis, waardoor
de financiële gevolgen beperkt bleven.1 Hoewel er na de
aanslagen veel belangstelling ontstond voor korte termijn crisismanagement, het bestrijden van terroristische geldstromen en het waarborgen van het betalingsverkeer, is er onder economen in toenemende mate ook
aandacht voor de macro-economische effecten van terrorisme.2 Wat betekent het bijvoorbeeld voor de economische groei? Via welke kanalen wordt de groei beïnvloed? Dit artikel gaat in op deze en andere relevante
vragen. Het maakt gebruik van de recente economische
literatuur die op dit terrein is verschenen.
Wat is terrorisme?
Hoewel er verschillende definities van terrorisme in
omloop zijn, staan in de meeste definities de volgende
drie elementen centraal:
•
•
•
Doelwit: terroristen kiezen opzettelijk en selectief
hun doelen. Dit kunnen bijvoorbeeld burgers zijn,
militairen die geen actieve dienst hebben, of fysieke
doelen zoals gebouwen.
Doelstelling: het doel van terrorisme is angst, intimidatie of onzekerheid te veroorzaken, waarbij meer
dan alleen de directe slachtoffers worden getroffen.
Motief: terroristische acties staan in het teken van
politieke of religieuze idealen en zijn niet zozeer
gericht op persoonlijk gewin.
Globaal is er een onderscheid tussen verschillende
typen terrorisme. Ten eerste tussen binnenlands en
50
grensoverschrijdend terrorisme. Voorbeelden van binnenlands terrorisme zijn de Duitse Rote Armee Fraktion,
en de Amerikaanse Christian Patriots die verantwoordelijk waren voor de bomaanslag in Oklahoma in 1995.
Grensoverschrijdend terrorisme wordt gekenmerkt
door internationale doelstellingen, zoals het bestrijden
van ‘Amerikaans imperialisme’, of door het kiezen van
buitenlandse doelwitten om nationale doelstellingen te
verwezenlijken (bijvoorbeeld de Palestijnse Hamas). De
meeste macro-economische studies naar terrorisme
houden alleen rekening met grensoverschrijdend terrorisme en niet met binnenlandse terreur. De reden
hiervoor is dat betrouwbare gegevens over nationaal terrorisme voor veel landen niet beschikbaar zijn. Dit
geldt met name voor niet-westerse landen. Ook worden
aanslagen die samenhangen met (burger)oorlogen of
genocide niet tot terrorisme gerekend. Hierdoor vallen
veel aan terreur gerelateerde incidenten buiten de statistieken. Ten tweede kan een onderscheid worden
gemaakt tussen politiek en religieus georiënteerd terrorisme. Politiek terrorisme wordt veelal bedreven door
nationale afscheidingsbewegingen, zoals de ira in
Noord-Ierland of eta in Spanje. Religieus terrorisme
heeft als doelstelling het verspreiden van bepaalde religieuze, fundamentalistische ideeën. Sinds het begin
van de jaren negentig is vooral het religieus georiënteerde terrorisme sterk toegenomen. Zo is het aandeel van
dit type terrorisme in verhouding tot alle actieve typen
terrorisme toegenomen van 3% in 1980 tot 43% in 1995.
In de meeste economische studies wordt terrorisme
gemeten aan de hand van de berichtgeving in de media
of van gegevens die zijn verzameld door het
Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Beide
bronnen hebben hun beperkingen. Zo kan berichtgeving in de media selectief zijn, omdat journalisten zich
doorgaans bevinden in grote steden. Incidenten die
plaatsvinden in meer afgelegen gebieden kunnen daardoor onopgemerkt blijven, vooral in ontwikkelingslanden. Officiële statistieken kunnen echter ook misleidend zijn, omdat landen er vaak belang bij hebben
bepaalde gebeurtenissen buiten de statistieken te houden. Verder wordt vaak een incident aan een bepaald
land toegekend als het betreffende incident ook daadwerkelijk in dat land plaatsvindt. Het is echter mogelijk
dat terrorisme gericht tegen land a plaatsvindt in land b
(bijvoorbeeld de aanslag van Palestijnse terroristen op
Israëlische atleten in München in 1972). Kortom, het
meten van terrorisme kent aanzienlijke problemen.
Daarbij is het waarschijnlijk dat in de beschikbare statistieken de aantallen incidenten en slachtoffers worden
onderschat.
DNB
/ Kwartaalbericht September 2005
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
Historisch perspectief en oorzaken
In de jaren zeventig waren diverse extreem-linkse terreurbewegingen actief, zoals de Rote Armee Fraktion
(Duitsland), de Action Directe (Frankrijk), het Rode
Leger (Japan) en Sendero Luminoso (Peru). Het aantal
grensoverschrijdende aanslagen fluctueert aanzienlijk
in de loop van de tijd, van 125 tot 665 per jaar (zie grafiek 1) wereldwijd. Hoewel er geen duidelijk tijdspatroon is, lijkt het aantal aanslagen sinds de jaren negentig iets te zijn afgenomen. Ook het aantal dodelijke
slachtoffers fluctueert aanzienlijk: van 34 tot bijna 3600
personen per jaar. Een klein aantal grote aanslagen,
zoals die op het World Trade Center in New York of
die op de Amerikaanse ambassades in Kenia en
Tanzania in 1998, hebben een disproportioneel groot
effect op het totaal. Overigens is het aantal dodelijke
terreurslachtoffers beperkt in vergelijking tot bijvoorbeeld het aantal dodelijke verkeerslachtoffers (40.000
per jaar in de Verenigde Staten). Afgezien van de eerder
genoemde grote aanslagen vielen in de afgelopen tien
jaar bij terroristische aanslagen in toenemende mate
dodelijke slachtoffers. Zo is de kans op dodelijke slachtoffers bij een aanslag eind jaren negentig ongeveer 17
procentpunten groter dan in de jaren zeventig. Een verklaring hiervoor vormt de toename van actieve religieuze, fundamentalistische bewegingen die proberen
zoveel mogelijk slachtoffers te maken.
Onderzoek laat zien dat er een golfbeweging is in
het aantal aanslagen. Terroristen hebben de neiging om
succesvolle aanslagen van andere groepen te kopiëren.
Bovendien kan publieke onrust na een aanslag een
Grafiek 1 Internationaal terrorisme 1968-2003
prikkel vormen voor nieuwe aanslagen (extra onrust).
Ook is het mogelijk dat terroristengroepen bepaalde
‘schaalvoordelen’ behalen, waardoor nieuwe aanslagen
relatief gemakkelijk kunnen worden uitgevoerd. Ten
slotte kan toenemende activiteit van terroristen de
autoriteiten aanzetten tot een tegenoffensief, waardoor
terroristen zich (tijdelijk) terugtrekken.
Geografisch bezien, vonden de meeste grensoverschrijdende incidenten in de afgelopen drie decennia
plaats in West-Europa (zie grafiek 2). Het aandeel van
West-Europa ten opzichte van het totaal bedroeg voor
deze periode 28%, gevolgd door Latijns-Amerika en het
Caraïbische gebied (22%) en het Midden-Oosten en
Noord-Afrika (21%). Zuid-Azië heeft met 4% het laagste aandeel incidenten. Het aantal slachtoffers hangt
doorgaans samen met het aantal incidenten, maar dit
geldt niet voor alle delen van de wereld (zie grafiek 3).
Zo vond in Latijns-Amerika 22% van de incidenten
plaats, die ‘slechts’ 9% van de slachtoffers eisten.
De media brengen terrorisme vaak in verband met
armoede of gebrek aan onderwijs. De beschikbare studies trekken dit verband echter in twijfel. Zo blijkt uit
enquêtes onder Palestijnen op de West-Bank en Gaza
dat hoogopgeleide mensen terrorisme meer ondersteunen dan laagopgeleide mensen. Ook blijkt dat
Palestijnse zelfmoordterroristen uit rijkere gezinnen
komen en meer onderwijs hebben gevolgd dan de
gemiddelde Palestijn. Hierbij speelt overigens wel een
rol dat het aanbod van vrijwilligers voor zelfmoordaanslagen vrij groot is, waardoor terroristengroepen selectief zijn bij het uitkiezen van nieuwe leden. Soortgelijke
resultaten met betrekking tot armoede en onderwijs
Grafiek 2 Regionale verdeling van terroristische
aanslagen 1968-2002
750
3.750
600
3.000
Procentuele aandelen
8
450
2.250
300
1.500
150
750
0
Aantal
aanslagen
Aantal doden,
schaal rechts
Bron: us Department of State, Pattern of Global Terrorism.
DNB
21
6
6
/ Kwartaalbericht September 2005
Oost-Europa en
Centraal-Azië
Midden-Oosten en
Noord-Afrika
Zuid-Azië
4
0
68 70 72 74 76 78 80 82 84 86 88 90 92 94 96 98 00 02
Oost-Azië en
Stille Oceaan
5
22
28
West-Europa
Noord-Amerika
Midden- en
Zuid-Afrika
Latijns-Amerika en
Caraïbisch gebied
Bron: Terrorized Economies (Crain and Crain, 2005).
51
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
niet ondersteund door onderzoek. De Tamil Tijgers in
Sri Lanka, bijvoorbeeld, plegen veel zelfmoordaanslagen maar zijn niet religieus. Een reden waarom zelfmoordterroristen kiezen voor deze vorm van terrorisme
is dat er mogelijk een bepaalde psychologische beloning aan verbonden is die wordt ‘uitbetaald’ in de periode voor de aanslag (kameraadschap, eer, respect van
anderen, etc).
Grafiek 3 Regionale verdeling slachtoffers van
terrorisme 1968-2002
Procentuele aandelen
9
8
Oost-Azië en
Stille Oceaan
4
9
Oost-Europa en
Centraal-Azië
29
14
Midden-Oosten en
Noord-Afrika
Zuid-Azië
De effecten van terrorisme op de economie
West-Europa
21
Noord-Amerika
7
Terrorisme kan op verschillende manieren de economie
beïnvloeden. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen directe en indirecte effecten (zie figuur 1).
Midden- en
Zuid-Afrika
Latijns-Amerika en
Caraïbisch gebied
Bron: Terrorized Economies (Crain and Crain, 2005).
worden ook gevonden voor de Hezbollahstrijders in
Libanon.
De gedachte dat terroristen, en in het bijzonder zelfmoordterroristen, in alle gevallen heel religieus zijn
(beloning in het hiernamaals) dan wel geestesziek wordt
Directe effecten
Terrorisme kan direct aangrijpen op de bestedingen van
een land. Zo kan de particuliere consumptie afnemen
doordat bepaalde sectoren te maken krijgen met het
wegvallen van de vraag (minder toerisme, afname aantal vliegreizen). Griekenland, Spanje en Israël hebben
bijvoorbeeld aanzienlijke negatieve effecten op het toerisme ondervonden van terrorisme. Ook de investerin-
Figuur 1 Hoe beïnvloedt terrorisme de economie?
Directie invloed
Bv toerisme,
luchtvaartindustie
Vervanging
verwoest fysiek
kapitaal
Consumptie
Investeringen
Terroristische
aanslag
Anti-terrorisme
programma’s
Verdringing
Overheidsbestedingen
Vernietiging van
transportmiddelen,
bv een oliepijplijn
Hogere transportkosten
door strengere
beveiliging
Import/
export
Rente
Aandelenkoers
Wisselkoers
Vermogenseffecten
Uitstel consumptie
door onzekerheid
Indirecte
invloed
52
Financiële
markten
Onzekerheid
Wisselkoers
Uitstel investeringen
door onzekerheid
Vertrouwen
DNB
/ Kwartaalbericht September 2005
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
gen kunnen direct worden ‘getroffen’ door terroristische activiteiten. Het gaat dan om fysiek kapitaal, zoals
gebouwen of vliegtuigen, dat wordt vernietigd en vervolgens vervangen. Het effect op de investeringen is
dan positief maar economisch gezien meestal verwaarloosbaar klein. De aanslagen in New York vormen hierop een uitzondering, met een geschatte schade van 27,2
miljard dollar (ongeveer 0,3% van het Amerikaanse bbp
in 2001). Verder kan terrorisme tot hogere uitgaven van
de overheid of bedrijven leiden, voornamelijk doordat
meer geld wordt uitgeven aan het bestrijden of voorkomen van terreur (opsporing, beveiliging, etc). Op korte
termijn stimuleren deze uitgaven de economie, maar de
maatschappij als geheel is natuurlijk slechter af vanwege het negatieve effect van terreur op het welzijn. Ten
slotte kan de handel met het buitenland direct worden
getroffen, bijvoorbeeld doordat de middelen waarmee
deze goederen worden getransporteerd het doelwit worden van aanslagen (oliepompstations, containerschepen).
Indirecte effecten
Indirecte effecten verlopen voor een belangrijk deel via
de beschadiging van het vertrouwen. Omdat terrorisme
angst en onzekerheid genereert, kunnen consumenten
hun bestedingen uitstellen. Uit de dnb Household
Grafiek 4 Is het een gunstig moment om duurzame
goederen aan te schaffen?
Survey van eind juli 2005 blijkt dat meer dan 40% van
de consumenten denkt dat de dreiging van terreur negatieve consequenties heeft voor de economische groei.
Ook blijkt dat deze groep het in sterkere mate een
ongunstig moment vindt om duurzame goederen aan
te schaffen (zie grafiek 4). Verdere analyse wijst uit dat
het negatieve verband tussen de koopbereidheid en de
ervaren dreiging van terreur ook stand houdt wanneer
met andere factoren, zoals inkomen of de kans op werkloosheid, rekening wordt gehouden. Dit suggereert dat
alleen al een toename van de dreiging van terrorisme
een negatief effect op de consumptie kan hebben. Uit
onderzoek naar het effect van rampen (vliegtuigongelukken, natuurrampen, etc) op de Nederlandse economie blijkt dat deze ook een negatief hebben op het consumentenvertrouwen, maar niet op de consumptie.
Met andere woorden, het effect van rampen op het consumentenvertrouwen is relatief kortstondig. Ook bij de
aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001
lijkt het consumentenvertrouwen slechts gedurende een
korte periode te zijn afgenomen zonder negatieve gevolgen voor de consumentenbestedingen (zie grafiek 5).
Onderzoek voor Duitsland toont aan dat terreurgerelateerd nieuws, onafhankelijk van de vraag of dit
betrekking heeft op Duitsland, een negatief effect heeft
op het Duitse producentenvertrouwen en daarmee op
de Duitse industriële productie. Ruwe schattingen indiceren dat sinds september 2001 de Duitse industriële
Grafiek 5 Consumentenvertrouwen en private
consumptie Verenigde Staten
45
Procentuele mutaties; kwartaalcijfers
40
35
30
25
Gunstig moment
De dreiging
van terreur
heeft geen
effect op
de economie
Neutraal
Ongunstig moment
De dreiging
van terreur
heeft een
negatief effect
op de economie
Toelichting: De koopbereidheid (gunstig of ongunstig moment voor
aanschaf duurzaam artikel) heeft betrekking op twee afzonderlijke groepen
van respondenten. De eerste groep denkt dat terreur een dreiging vormt
voor de economie, de tweede groep denkt van niet.
Bron: dnb Household Survey (Juli 2005).
DNB
/ Kwartaalbericht September 2005
25
2,25
20
2,00
15
1,75
10
1,50
5
1,25
0
1,00
-5
0,75
-10
0,50
-15
0,25
-20
0,00
00
Consumentenvertrouwen
(Conference
Board)
01
02
Private
consumptie,
schaal rechts
03
04
05
Aanslagen
11-9-2001
Bron: Thomson Financial.
53
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
productie jaarlijks met ongeveer vier miljard euro is
afgenomen als gevolg van terrorisme (ongeveer 0,7%
van de industriële productie per jaar). Ook zijn er aanwijzingen dat terrorisme negatieve gevolgen heeft voor
de investeringen, in het bijzonder de buitenlandse
directe investeringen. Door terrorisme neemt in de perceptie van internationale investeerders het verwachte
rendement van investeringsprojecten af, terwijl het risico toeneemt. Hierdoor worden landen waarvoor het
terreurrisico relatief groot wordt gezien, gemeden. Voor
Spanje en Griekenland wordt bijvoorbeeld het negatieve effect van terrorisme op het niveau van de directe
buitenlandse investeringen geschat op respectievelijk
14% (1975-1991) en 12% (1976-1991).
De beschadiging van het vertrouwen kan ook doorwerken op de financiële markten, bijvoorbeeld via een
daling van de aandelenkoersen. Omdat het vermogen
van huishoudens voor een deel bestaat uit aandelen,
kunnen zij een waardedaling van aandelen compenseren door meer te gaan sparen. Op deze manier kunnen
vertrouwenseffecten via de financiële markten aangrijpen op de particuliere consumptie. Onderzoek voor de
Verenigde Staten toont echter aan dat het negatieve
effect van terrorisme op de aandelenkoersen van korte
duur is. Ook zijn er aanwijzingen dat de financiële
markten in de afgelopen 10-20 jaar veerkrachtiger zijn
geworden. Dit hangt mogelijk samen met het feit dat de
financiële sector in veel landen gezonder en stabieler is
geworden. Hierbij past de kanttekening dat landen die
een minder goed ontwikkeld financieel systeem hebben
kwetsbaarder kunnen zijn dan de bestaande studies
suggereren. Verder blijkt dat wanneer de intensiteit van
terrorisme erg groot is, zoals in Israël of Spaans
Baskenland, studies meer permanente effecten op de
aandelenmarkten vinden (zie paragraaf ‘Case studies:
Spanje en Israël’). Andere negatieve vertrouwenseffecten op de financiële markten betreffen een hogere
rente (met als gevolg lagere investeringen) of een depreciatie van de wisselkoers.
Ook de internationale handel kan indirect worden
beïnvloed. Door de verhoogde beveiliging, bijvoorbeeld op vliegvelden of havens, kunnen levertijden
flink toenemen. Ook maken hogere verzekeringspremies het transport van goederen kostbaarder. Deze
toename van transactiekosten kan een negatief effect
hebben op de import en export. Onderzoek wijst op
een negatief verband tussen het aantal terroristische
incidenten en de handel tussen twee landen. Een verdubbeling van het aantal incidenten betekent een
daling van het handelsvolume van ongeveer 4%.
Daarbij heeft het eerste incident overigens een dispro54
portioneel groot effect op het handelsvolume (ongeveer
10%).
Ten slotte heeft ook de bestrijding van terrorisme
een indirect effect op de economie. Als terrorismebestrijding tot extra overheidsuitgaven leidt, kunnen deze
óf door hogere belastingen worden gefinancierd óf
door op de kapitaalmarkt te lenen met als gevolg een
hogere rente. Hierdoor kunnen andere bestedingen,
zoals investeringen of particuliere consumptie, worden
verdrongen. Daar staat tegenover dat terrorismebestrijding de veiligheid vergroot, hetgeen bijdraagt aan het
vertrouwen van burgers in de overheid en in de economie. Dit vertrouwen is belangrijk voor het aangaan van
verplichtingen op de lange termijn, zoals bij investeringen of het afsluiten van een hypotheek. Het inzetten
van middelen om terreur te voorkomen, draagt op deze
manier bij aan de economische groei op lange termijn.
Macro-economische effecten
Een aantal recente studies heeft geschat wat het totale
effect van terrorisme is op de groei van de economie (in
termen van groei van het bbp). Daarbij gaat het dus om
zowel de directe als indirecte effecten. Er kan een
onderscheid worden gemaakt tussen twee type studies:
cross-sectieanalyse en case studies.
Cross-sectieanalyse
Bij dit type analyse wordt een groot aantal landen (150180) voor een lange tijdsperiode (dertig jaar) onderzocht. Vaak wordt alleen naar grensoverschrijdend terrorisme gekeken. De resultaten tonen aan dat het effect
van terrorisme op de groei van het bbp per hoofd van
de bevolking negatief is. Zo blijkt dat een toename van
het aantal terroristische aanslagen (gemeten per miljoen
inwoners) in een oeso-land van één naar twee per jaar
de groei van het bbp per hoofd van de bevolking
gemiddeld drukt met ongeveer 0,5 procentpunt. Voor
Nederland (circa 17 miljoen inwoners) impliceren deze
resultaten dat iedere aanslag een negatief effect heeft op
de groei van het bbp per hoofd van ongeveer 0,03 procentpunt. Ter vergelijking: het negatieve effect van bijvoorbeeld een burgeroorlog of een oorlog met een
buurland is ongeveer vijf keer zo groot. Bovendien
bestaan er grote verschillen tussen regio’s. Het negatieve effect van terrorisme op de economische groei is aanzienlijk groter in Afrika dan in het oeso-gebied.
Mogelijk hangt het sterke negatieve effect in Afrika
samen met het feit dat weinig landen in dat continent
democratisch zijn. Er zijn namelijk aanwijzingen dat
DNB
/ Kwartaalbericht September 2005
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
hoe democratischer een land, des te kleiner het effect
van een aanslag op de economische groei. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in democratische landen
veel economische en politieke besluiten worden genomen op decentraal niveau, waardoor het voor terroristen moeilijker is om een land te ontwrichten. In nietdemocratische landen worden veel belangrijke
beslissingen op centraal niveau genomen, bijvoorbeeld
door een kleine politieke elite of, in het uiterste geval,
zelfs door één persoon (een dictator). Wanneer terroristen erin slagen om het centrale gezag te raken, zal de
invloed op de economie relatief groot kunnen zijn.
De resultaten suggereren verder dat het negatieve
effect van terrorisme op de groei van het bbp vooral tot
uitdrukking komt in lagere investeringen en lagere
bestedingen van consumenten. Overheidsbestedingen
hangen doorgaans positief samen met terreur. Dit is
consistent met de gedachte dat terrorisme hogere overheidsbestedingen uitlokt die andere bestedingen mogelijk verdringen. De beschikbare studies bieden helaas
nog weinig inzicht in de vraag hoe de doorwerking precies verloopt. Ten slotte blijkt dat het effect van terreur
niet lineair is. Dat wil zeggen dat een sprong van één
naar twee aanslagen per jaar een groter effect heeft op
de economische groei dan een sprong van negen naar
tien aanslagen per jaar. Vanuit dit perspectief bezien
zouden de aanslagen van 11 september 2001 een disproportioneel groot effect moeten hebben gehad op de
Amerikaanse economie. Hoewel het moeilijk is om
voor een individuele aanslag het economische effect te
kwantificeren, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat de aanslagen van 11 september de toen al bestaande neergang
van de wereldeconomie verder hebben versterkt.
reur had plaatsgevonden. Door de eta-terreur in de
jaren tachtig en negentig is het niveau van het bbp per
hoofd van de bevolking ongeveer 10% lager uitgekomen. Dit komt overeen met een daling van de jaarlijkse groei van het bbp per hoofd van ongeveer een half
procent. Verder blijkt dat veranderingen van de groei
van het bbp per hoofd samenhangen met veranderingen in de intensiteit van terrorisme. Ten slotte blijkt dat
ook de aandelenmarkt systematisch wordt beïnvloed
door terrorisme. Dit kan worden afgeleid aan de hand
van een veertien maanden durende ‘wapenstilstand’ die
begon in september 1998. Gedurende de wapenstilstand
was het aandelenrendement op Baskische bedrijven
hoger dan op soortgelijke, niet-Baskische bedrijven.
Toen duidelijk werd dat de wapenstilstand niet stand
kon houden, was het omgekeerde het geval. Een verklaring voor dit resultaat is dat de financiële markten de
wapenstilstand aanvankelijk zagen als een gunstige
voorwaarde voor de winstontwikkeling van bedrijven,
met hogere koersen als gevolg. Toen duidelijk werd dat
de wapenstilstand van korte duur was, hebben de
marktpartijen hun verwachtingen ten aanzien van toekomstige bedrijfswinsten bijgesteld. Dit leidde tot een
daling van de koersen.
Israël
In de jaren negentig groeide de Israëlische economie
jaarlijks met gemiddeld ruim 5% (zie grafiek 6). Dit
succes wordt deels verklaard door het grote aantal
immigranten vanuit de voormalige Sovjet Unie (bijna
Grafiek 6 Economische groei, inflatie en
overheidssaldo Israël
Procentuele mutaties respectievelijk procenten bbp
Case studies: Spanje en Israël
20
0,0
Spanje
De eta werd actief in Spaans Baskenland in de jaren
zestig. Daarvoor was Baskenland één van de rijkste
regio’s in Spanje: het nam de derde plaats in van alle
zeventien regio’s. Eind jaren negentig, na dertig jaar terrorisme dat bijna achthonderd mensenlevens kostte,
kwam Baskenland uit op de zesde plaats in termen van
bbp per hoofd van de bevolking. Recent onderzoek
heeft in kaart gebracht wat de economische gevolgen
zijn geweest van de eta-terreur. Daartoe is een fictieve
regio geconstrueerd die dezelfde economische karakteristieken heeft als Baskenland. Met behulp van deze fictieve regio kan worden onderzocht wat er zou zijn
gebeurd met de economie in Baskenland als er geen ter-
15
-1,5
10
-3,0
5
-4,5
0
-6,0
DNB
/ Kwartaalbericht September 2005
-7,5
-5
90
Inflatie
92
94
Bbp
96
98
00
02
04
Overheidssaldo,
schaal rechts
Bron: imf.
55
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
een miljoen in de periode 1990-2000), waardoor het
arbeidsaanbod flink toenam. Ook het beëindigen van
de Intifada in 1991 en het eerste Oslo-akkoord met de
Palestijnen in 1993 hebben vermoedelijk bijgedragen
aan de groei van de economie, voornamelijk doordat
mensen vertrouwen kregen in de toekomst. Eind 2000
stortte het vredesproces echter in en nam het aantal
bloedige zelfmoordaanslagen in rap tempo toe. In de
periode 2001-2003 was in Israël de kans om door terrorisme om het leven te komen zelfs net zo groot als de kans
op een dodelijk verkeersongeluk.
Recent onderzoek heeft de economische effecten
van terreur in de periode 1980-2003 in kaart gebracht.
Daarbij is geprobeerd te corrigeren voor conjuncturele
factoren door alleen naar trendmatige economische
ontwikkelingen te kijken. De resultaten laten zien dat
een toename van de intensiteit van terreur gepaard gaat
met een afname van de groei van het bbp per hoofd van
de bevolking. Terroristische aanslagen hebben daarbij
een negatief effect op zowel de consumptie, de investeringen als de exporten. Volgens schattingen zou Israël
zonder terreur in de periode 2001-2003 een 10 tot 15%
hogere toename van het bbp per hoofd van de bevolking kunnen hebben gerealiseerd. Hierbij past de kanttekening dat de Israëlische economie zich in deze periode sowieso in een neergang bevond door de afnemende
groei van de wereldeconomie. Ook het grote aandeel
ict in Israël – 18% van de toegevoegde waarde in de private sector komt voor rekening van ict-bedrijven – in
combinatie met het uiteenspatten van de ict-zeepbel in
2000, heeft de Israëlische economie onder druk gezet.
Het is onzeker of voor deze conjuncturele factoren voldoende wordt gecorrigeerd in de analyse. Mogelijk
wordt het negatieve effect van terreur iets overschat.
Desalniettemin laten de resultaten voor Israël zien dat
de economische effecten van terrorisme substantieel
kunnen zijn, in het bijzonder als de intensiteit van terreur snel toeneemt naar een hoog niveau.
Tot slot
Uit de literatuur die in dit artikel wordt besproken blijkt
dat over een langere periode bezien terreur een negatief
effect heeft op de economische groei (bbp per hoofd
van de bevolking). Dit effect is echter klein in vergelijking met andere negatieve schokken, in het bijzonder
voor de geïndustrialiseerde landen. Alleen als de intensiteit van terrorisme sterk toeneemt naar een hoog
niveau, zoals in Israël in de periode 2001-2003, of zeer
langdurig is, zijn de negatieve effecten substantiël. Over
56
de manier waarop terrorisme precies de macro-economie beïnvloedt bestaat nog relatief weinig inzicht. Dat
bepaalde sectoren, zoals het toerisme of de verzekeringsbranche, direct worden beïnvloed, is evident. Ook
is het waarschijnlijk dat de internationale handel en de
buitenlandse directe investeringen negatief samenhangen met terreur. Verder zijn er aanwijzingen dat terrorisme hogere overheidsuitgaven uitlokt (terreurbestrijding) die op korte termijn de economie stimuleren. Op
langere termijn kunnen deze uitgaven andere bestedingen, zoals de investeringen of particuliere bestedingen,
verdringen. Daar staat tegenover dat extra uitgaven aan
terreurbestrijding omvangrijke negatieve effecten,
samenhangend met nieuwe aanslagen, kan voorkomen.
Op basis van de studies die in dit artikel zijn besproken, en die betrekking hebben op de afgelopen twintig
tot dertig jaar, kan de conclusie worden getrokken dat
aanslagen in het verleden de groeivooruitzichten voor
de geïndustrialiseerde landen in beperkte mate hebben
beïnvloed. Hierbij past wel een aantal kanttekeningen.
Ten eerste neemt het aandeel van religieus, fundamentalistisch georiënteerd terrorisme de laatste jaren sterk
toe. Fundamentalistische terroristen hechten meer
belang aan het maken van veel slachtoffers dan de
extreem-links georiënteerde terroristen die in de jaren
zeventig in Europa actief waren. Bovendien kan iedereen het volgende slachtoffer zijn. Hierdoor zouden
nieuwe aanslagen tot grotere negatieve vertrouwenseffecten kunnen leiden dan in het verleden. Ten tweede
vindt de productie steeds vaker plaats in verschillende
delen van de wereld waardoor het belang van handelsstromen toeneemt. Daarbij sluiten logistieke processen
steeds fijnmaziger op elkaar aan (‘just in time supply
chain management’). Hoewel deze manier van produceren vanuit economisch oogpunt zeer efficiënt is, neemt
de gevoeligheid voor verstoringen in de handelsstromen
toe, bijvoorbeeld door vertragingen in de levertijd als
gevolg van extra veiligheidsmaatregelen. Dit risico speelt
vooral bij internationale handel, en is dus relevant voor
open economieën zoals de Nederlandse. Ten derde
vormt de grootste economie ter wereld sinds kort een
terreurdoelwit. Door het grote belang van de Verenigde
Staten in de wereldeconomie kunnen nieuwe aanslagen
op dit land ook grote gevolgen hebben voor andere landen. Daarnaast kunnen nieuwe Amerikaanse antiterreurmaatregelen negatieve consequenties hebben
voor de vele handelspartners van de Verenigde Staten.
Ten slotte tonen de recente aanslagen op de metro in
Londen in juli van dit jaar aan dat de kans op grote aanslagen ondanks alle veiligheidsmaatregelen blijft
bestaan.
DNB
/ Kwartaalbericht September 2005
Terrorisme: beperkte gevolgen voor de economie
Geraadpleegde literatuur
Speciale edities van tijdschriften
European Journal of Political Economy, Volume 20,
‘Special Issue: The economic consequences of terror’.
Journal of Monetary Economics, Volume 51, CarnegieRochester Conference (speciale editie over terrorisme).
Overige literatuur
Abadie, A., J. Gardeazabal (2003). ‘The economic costs
of conflict: a case study for the Basque Country’,
American Economic Review, March, 113-32.
Abadie, A., J. Gardeazabal (2005). ‘Terrorism and the
world economy’, Working Paper, Harvard University.
Belger, H., J.E. Sturm (2004). ‘Assessing the cost of
terrorism’, Presentation, Innovation conference 2004,
22-24 September 2004, Bonn.
Bosman, R., F. van Winden (2005). ‘Global risk, investment, and emotions’, creed Working Paper, University
of Amsterdam.
Crain, N.V., W.M. Crain (2005). ‘Terrorized
economies’, Paper presented at the Public Choice
Conference, March 2004, Baltimore.
Enders, W., T., Sandler, G.F. Parise (1992). ‘An
econometric analysis of the impact of terrorism on
tourism’, Kyklos, 45 (4), 531-554.
Enders, W., T. Sandler (1993). ‘The effects of antiterrorism policies: A vector-autoregression-intervention
analysis’, American Political Science Review, 87 (4), 829844.
Enders, W., T. Sandler (1996). ‘Terrorism and foreign
direct investment in Spain and Greece’, Kyklos, 49 (3),
331-352.
Ferrero, M. (2004), ‘Martyrdom contracts’, University
of Eastern Piemonte, mimeo.
Frey, B. (2004). Dealing with terrorism - stick or carrot?,
Edward Elgar, Cheltenham, uk.
Luft. G., A. Korin, ‘Terrorism goes to sea’, Foreign
Affairs, November/December, 2004.
oecd (2002). ‘The economic consequences of terrorism’, Economics Department Working Paper No. 334.
Nahuis, N. (2001). ‘De conjuncturele gevolgen van
rampen’, esb, October 2001.
Sandler, T. (2003). ‘Collective action and transnational terrorism’, World Economy 26 (6), 779-802.
1 Zie M. Heerma en M.A. Schrijvers, ‘Crisismanagement van
centrale banken na aanslagen op de Verenigde Staten’, Bank- en
Effectenbedrijf, januari/februari 2002.
2 Bij dnb is er bijvoorbeeld in het kader van het integriteitstoezicht
veel aandacht voor het bestrijden van terroristische geldstromen.
DNB
/ Kwartaalbericht September 2005
57
Download