Voorlichtingsplan

advertisement
Voorlichtingsplan
Drechtsteden College Dordrecht,
juni 2015
Lieke de Kort
Sophie van ’t Hoff
Michelle de Groot
Marijn Sno
Marije ten Hulzen
Eva Heij
VD-2E
P. Groen
13077503
13028537
13072013
13039350
13040340
13103296
Inhoudsopgave
Inleiding................................................................................................................................................... 1
1. Needs assessment ............................................................................................................................... 1
1.1 Analyse van de volksgezondheid .................................................................................................. 1
1.1.1 De aard van het probleem ...................................................................................................... 1
1.1.2 De omvang van het probleem ................................................................................................. 2
1.1.3 Oorzaken van het probleem ................................................................................................... 2
1.1.4 Gevolgen van het probleem .................................................................................................... 3
1.2 Analyse van gedrag ....................................................................................................................... 3
1.2.1 Eetgedrag ............................................................................................................................... 4
1.2.2 Omgeving ................................................................................................................................ 4
1.2.3 Beweeggedrag ........................................................................................................................ 4
1.2.4 Etniciteit .................................................................................................................................. 5
1.2.5 Welke determinanten zijn beïnvloedbaar? ............................................................................. 5
2. Veranderdoelen .................................................................................................................................. 5
2.1 Het Stages of Change model ........................................................................................................ 5
2.2 Het ASE-model .............................................................................................................................. 7
3. Theoretische methodieken en praktische technieken ....................................................................... 7
4. Programmaontwerp, -productie, -adoptie en -implementatie .......................................................... 8
4.1 Bestaande interventies .................................................................................................................. 8
4.1.1 Weet wat je eet ....................................................................................................................... 8
4.1.2 Ik eet het beter ........................................................................................................................ 9
4.1.3 Krachtvoer ............................................................................................................................... 9
4.1.4 Smaaklessen .......................................................................................................................... 9
4.1.5 Schoolgruiten ........................................................................................................................ 10
4.1.6 Wat wij hiervan gebruiken ..................................................................................................... 10
4.2 Voorlichtingsontwerp en implementatieplan ................................................................................ 10
4.2.1 Beginsituatie ......................................................................................................................... 10
4.2.2 Doelstellingen ....................................................................................................................... 11
4.2.3 Voorlichter-/ en deelnemeractiviteiten .................................................................................. 12
4.2.4 Voorlichtingsschema ............................................................................................................. 13
5. Proces- en effectevaluatie ................................................................................................................ 14
5.1 Procesevaluatie ........................................................................................................................... 14
5.2 Effectevaluatie ............................................................................................................................. 15
6. Aanbevelingen .................................................................................................................................. 16
Literatuurlijst......................................................................................................................................... 17
Bijlage 1 Enquête inclusief resultaten en conclusie .............................................................................. 19
Bijlage 2 Interview met docent H.M. van den Steenhoven .................................................................. 30
Bijlage 3 Draaiboek voorlichting ........................................................................................................... 32
Bijlage 4 Spel ‘Heb jij ze op een rij?’ ..................................................................................................... 33
Bijlage 5 Spel ‘Hoeveel suiker drink jij?’................................................................................................ 36
Bijlage 6 Spel ‘Ontbijt je rijk’ ................................................................................................................. 38
Bijlage 7 Spel ‘Weet wat je eet’ ............................................................................................................ 42
Bijlage 8 Spel effectmeting ................................................................................................................... 46
Bijlage 9 Brief voor de ouders ............................................................................................................... 47
Bijlage 10 Feedback formulier .............................................................................................................. 48
Inleiding
De prevalentie van overgewicht in Nederland neemt bij zowel volwassen als kinderen toe.
Tegenwoordig worden overgewicht en obesitas gezien als één van de grootste
gezondheidsproblemen ter wereld. Men spreekt van overgewicht bij een Body Mass Index (BMI)
vanaf 25 kg/2 en van obesitas bij een BMI vanaf 30 kg/m2. De oorzaken van overgewicht en obesitas
zijn zeer divers en verschillende factoren, waaronder voeding en beweging spelen hierbij een rol.
Het kan negatieve een negatieve invloed hebben op de algehele gezondheidstoestand en de
kwaliteit van leven. Tevens kan het leiden tot ernstige psychische en lichamelijke klachten en geeft
het onder andere een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en diabetes mellitus.
Mensen die op jonge leeftijd al te maken hebben met overgewicht of obesitas, zullen hier
vermoedelijk op volwassen leeftijd nog steeds mee te maken hebben. Mede hierom is het van groot
belang dit probleem op jonge leeftijd te voorkomen of zo snel mogelijk te verhelpen.
Ter preventie van dit gezondheidsprobleem kan er een voorlichting worden gegeven om de kennis
over gezonde voeding te vergroten. Het doel van de voorlichting is om een gedragsverandering ten
aanzien van een gezond voedingspatroon te stimuleren.
De doelgroep van dit voorlichtingsplan zijn kinderen van 12 tot 14 jaar. Deze kinderen zitten in een
BB-LWOO (basis beroeps-leerwegondersteunend onderwijs) structuurklas van het Drechtsteden
College te Dordrecht. Dit is een klas voor kinderen die meer begeleiding en ondersteuning nodig
hebben. Te denken valt hierbij aan kinderen met leer-, gedrags- en/of psychiatrische problemen en
kinderen met een laag IQ. De sociaal-economische status (SES) van de kinderen uit deze klassen en
hun familie is veelal relatief laag, dit is een belangrijke factor die meespeelt bij het ontstaan van
verschillende gezondheidsproblemen, waaronder overgewicht en obesitas.
Dit voorlichtingsplan is tot stand gekomen met behulp van het protocol Intervention Mapping. Dit
verslag beschrijft in zes stappen de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het voorlichtingsplan.
Hoofdstuk 1 beschrijft de analyse van volksgezondheid, de analyse van gedrag en de beïnvloedbare
determinanten. In hoofdstuk 2 worden de veranderdoelen van de doelgroep beschreven aan de
hand van het ASE-model. Hoofdstuk 3 beschrijft per determinant de theoretische methodieken en
praktische technieken en hoe deze kunnen worden toegepast. Aan de hand van deze informatie kan
er uiteindelijk op doelmatige wijze een voorlichting worden ontworpen. In hoofdstuk 4 wordt dan
ook het voorlichtingsontwerp, de productie, adoptie en de implementatie beschreven. Hoofdstuk 5
beslaat de proces- en effectevaluatie van de voorlichting. Tot slot geeft hoofdstuk 6 een overzicht
van de aanbevelingen die worden gedaan indien de voorlichting herhaald zou worden.
1. Needs assessment
1.1 Analyse van de volksgezondheid
1.1.1 De aard van het probleem
Afgelopen jaren is de gezondheid van de Nederlandse bevolking sterk afgenomen. De prevalentie
van welvaartsziekten en chronische ziekten volgt nog altijd een stijgende lijn. Dit geldt voor zowel
volwassenen als kinderen. (Rijksinstituut voor Vorlksgezondheid en Milieu, 2013) Daarbij heeft
onderzoek aangetoond dat een verminderde gezondheid vaker voorkomt onder bevolkingsgroepen
met een lage sociaaleconomische status (SES). Tevens hebben deze bevolkingsgroepen een
vergrootte kans op het ontwikkelen van ongezonde gewoontes als weinig bewegen, ongezond eten,
roken en overmatig alcoholgebruik. (Westervoort, 2014) Gezondheidsproblemen zoals diabetes
mellitus, hypertensie, hart- en vaatziekten en obesitas doen zich ook vaker voor onder deze
bevolkingsgroepen. (Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2010)
1
In de huidige maatschappij worden overgewicht en obesitas gezien als de grootste
gezondheidsproblemen voor zowel volwassenen als kinderen. Omdat bevolkingsgroepen met een
lage SES een groter risico hebben op het ontwikkelen van beide aandoeningen, zal in dit onderzoek
aandacht worden besteed aan de preventie van overgewicht en obesitas bij kinderen met een lage
SES. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2010)
1.1.2 De omvang van het probleem
Zowel overgewicht als obesitas komen onder de Nederlandse bevolking veelvuldig voor. Volgens de
laatste cijfers heeft 48,3% van de volwassenen in Nederland overgewicht, waarvan 12,7% obesitas.
(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2014)
Daarbij komt overgewicht vaker voor onder laagopgeleiden dan onder hoogopgeleiden.
Onder laagopgeleiden vallen personen die alleen de lagere en/of middelbare school hebben
afgerond en onder hoogopgeleiden vallen personen die een HBO en/of universitaire opleiding
hebben afgerond. Op basis van zelf-gerapporteerde gegevens heeft 64,4% van de laagopgeleiden
overgewicht, tegenover 40,1% bij hoogopgeleiden. Voor obesitas is dit 23,6% voor de
laagopgeleiden en 7,9% voor de hoogopgeleiden. Er is niet bekend hoe de verhouding binnen
Nederland ligt wat betreft de sociaaleconomische status. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu, 2014)
Van de kinderen en jongeren tussen de 2 en 20 jaar heeft 13% overgewicht en 3% obesitas.
Naarmate de kinderen ouder worden neemt de prevalentie van overgewicht toe. In de
leeftijdscategorie 6-7 jaar heeft 12% overgewicht, terwijl in de leeftijdscategorie van 13-14 jaar al
17% overgewicht heeft. In Nederland heeft 12% van de kinderen een lage sociaaleconomische
status. Zij ontwikkelen vaker ongezonde gedragingen, zijn minder vaak lid van een sportclub, kijken
meer tv en spelen vaker computerspellen. (Westervoort, 2014)
1.1.3 Oorzaken van het probleem
Veelal is een ongezonde leefstijl de oorzaak van overgewicht en obesitas. In sommige gevallen is het
overgewicht of de obesitas echter een gevolg van een onderliggende ziekte of lichamelijke afwijking.
Bij bevolkingsgroepen met een lage sociaaleconomische status spelen meer factoren een rol bij het
ontwikkelen van deze gezondheidsproblemen.
Allereerst is het gebrek aan kennis een belangrijk aspect. Men heeft over het algemeen onvoldoende
kennis over producten en een gezond voedingspatroon. Mede hierdoor en door de aangeboren
voorkeur voor zoete en vette smaken ontwikkelt zich een onvolwaardig voedingspatroon met veel
vet- en suikerrijke producten. (Regionaal Kompas Volksgezondheid Brabant-Zuidoost, 2014)
Als tweede speelt de financiële situatie een grote rol. Personen met een lage sociaaleconomische
status beschikken over minder financiële middelen dan personen met een hoge sociaaleconomische
status. Daarbij zijn veel mensen ervan overtuigd dat men voor een gezond voedingspatroon moet
beschikken over veel geld, omdat dit anders niet haalbaar zou zijn. Deze gedachte in combinatie met
het gebrek aan geld, zorgt er in veel gevallen voor dat er wordt gekozen voor goedkoop en
gemakkelijk voedsel. Voorbeelden hiervan zijn fastfood en kant-en-klaar maaltijden. Het veelvuldig
nuttigen van deze producten vergroot het risico op het ontwikkelen van overgewicht en obesitas.
(Smit, Majo, Boon, Ruiter, & Abspoel, 2011)
Het derde aspect is de psychische gesteldheid van de mens. De psychische gesteldheid van de mens
speelt een belangrijke rol binnen het eetgedrag. Bepaalde gevoelens, bijvoorbeeld eenzaamheid of
verveling, kunnen er toe leiden dat men meer en ongezonder gaat eten. Deze gevoelens nemen
vaker de overhand, indien de psychische gesteldheid is verminderd. Onderzoek toont aan dat
personen met een lage sociaaleconomische status vaker een verminderde psychische gesteldheid
hebben dan personen met een hogere sociaaleconomische status. (Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, 2004)
2
Bij kinderen is het lastig om een eenduidige oorzaak vast te stellen. Ouders hebben in de meeste
gevallen een grote invloed op het eetgedrag van hun kinderen. Ongezonde gedragingen, zoals
ongezond eten en weinig bewegen, worden met regelmaat overgenomen.
Daarnaast zijn de interesses in vergelijking met een aantal jaar geleden aanzienlijk veranderd. Waar
kinderen vroeger voornamelijk actief waren met buiten spelen en sport, houden ze zich nu meer
bezig met computerspellen, tv kijken en spelcomputers. Hierdoor bewegen de kinderen minder,
waardoor de kans op overgewicht toeneemt. (Westervoort, 2014)
Tevens beschikken kinderen ook over onvoldoende kennis over voeding. Zij zijn zich vaak niet
bewust wat voor gevolgen een ongezonde leefstijl kan hebben op latere leeftijd. Aan de
productkennis wordt ook weinig tot geen aandacht besteedt. (Regionaal Kompas Volksgezondheid
Brabant-Zuidoost, 2014)
1.1.4 Gevolgen van het probleem
Overgewicht en obesitas kunnen zowel lichamelijke als geestelijke problemen tot gevolg hebben.
Ten eerste geven beide aandoeningen een verhoogd risico op diabetes, hart- en vaatziekten, kanker
en eventueel problemen met lichamelijke activiteiten. Overgewicht in ernstige mate kan zelfs leiden
tot ademhalingsproblemen of onvruchtbaarheid. Chronische ziekten doen zich dan ook vaker voor
onder mensen met overgewicht of obesitas. (Rijksoverheid, 2014)
Daarnaast kan overgewicht iemand ten onrechte een slechte reputatie bezorgen (bijvoorbeeld door
stigmatisering of discriminatie). Onderzoek toont aan dat personen met overgewicht minder kansen
hebben op de arbeidsmarkt dan personen zonder overgewicht. Vaak gaat overgewicht of obesitas
gepaard met een verminderde psychische gezondheid. Psychische stoornissen zoals depressies en
angststoornissen komen dan ook vaker voor bij personen met overgewicht. (Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu, 2014)
Bij kinderen kan overgewicht leiden tot zowel problemen op vroege als latere leeftijd. Ze hebben
bijvoorbeeld een grotere kans op het ontwikkelen van een glucose-intolerantie, diabetes mellitus
type 2, hypertensie en hypercholesterolemie. Indien het gewicht zo hoog is dat een kind in de
categorie obesitas valt is het zeer waarschijnlijk dat er op latere leeftijd complicaties op treden zoals
hart- en vaatziekten. Des te vroeger een kind lijdt aan overgewicht of obesitas, des te groter de
gezondheidsproblemen op latere leeftijd kunnen zijn. (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,
2014)
Tot slot blijkt dat kinderen met overgewicht over het algemeen emotioneel minder weerbaar zijn,
dan kinderen zonder overgewicht. Ze voelen zich vaker eenzaam en verdrietig en in sommige
gevallen treden zelfs depressieve gevoelens op. Dit kan samenhangen met het feit dat kinderen met
overgewicht over het algemeen vaker gepest worden. (Regionaal Kompas Volksgezondheid
Zaanstreek-Waterland, 2012)
1.2 Analyse van gedrag
Uit de analyse van volksgezondheid is gebleken dat overgewicht een veelvoorkomende aandoening
is bij de doelgroep van dit voorlichtingsplan. Om erachter te komen welk gedrag hiervan de oorzaak
zou kunnen zijn en welke determinanten dit gedrag bepalen wordt het eetgedrag en beweeggedrag
van de doelgroep in kaart gebracht. Hierbij zal gekeken worden welke factoren van invloed zijn op de
keuzes die kinderen in deze leeftijdscategorie maken. Door middel van een literatuuronderzoek, een
leerling-enquête (bijlage 1) en een gestructureerd interview met een docent (bijlage 2) wordt
specifiek gedrag achterhaald en worden de gedragsdeterminanten in kaart gebracht. Hierbij kan
worden gedacht aan: attitude, de sociale invloed, risicoperceptie, kennis en bewustzijn. Uiteindelijk
kan er een interventie worden ontwikkeld die aansluit bij de doelgroep en de belangrijkste
gedragsdeterminanten.
3
1.2.1 Eetgedrag
Uit onderzoek blijkt dat onder jongeren in het algemeen, maar vooral jongeren met een lage SES,
een aantal veelvoorkomende voedingsproblemen spelen. Een belangrijk gegeven dat uit de
literatuur en de enquête naar voren is gekomen is dat er weinig groente en fruit wordt gegeten door
de kinderen. Verder zijn een hoge vetinname en een lage ijzer- en vezelinname kenmerkend voor
het dieet van de gemiddelde scholier. Opvallend is verder dat kinderen in deze leeftijdscategorie
regelmatig het ontbijt overslaan. Hieruit blijkt dat de kinderen onvoldoende kennis hebben over het
belang van een goed en gezond ontbijt. (Heyde, K., 2013)
Uit de enquête is gebleken 83 % leerlingen uit de doelgroep iedere ochtend ontbijten. De leerlingen
geven hierbij aan dat zij ontbijten omdat ze dan meer energie hebben, geen honger hebben en
omdat ze het belangrijk vinden om te ontbijten. De leerlingen die hebben aangegeven niet te
ontbijten gaven aan dat ze geen tijd hebben om te ontbijten of in de morgen geen honger hebben.
Ook is opvallend dat kinderen de van thuis meegebrachte, vaak redelijk gezonde, lunch op school
weggooien. Hiervoor in de plaats worden dan in de schoolkantine minder gezonde snacks en
broodjes gekocht. De reden die hiervoor wordt gegeven is dat de van huis meegebrachte lunch er
volgens de leerlingen, naarmate de dag vordert vaak niet meer lekker uitziet. Zij geven aan dat een
gezonde lunch volgens hen bestaat uit brood, fruit, sap, melk of water. De avondmaaltijden worden
in deze leeftijdscategorie (12-14 jaar) vaak bereid door de verzorgers of ouders van de kinderen. Het
kind heeft dus vrij weinig invloed op de samenstelling van de warme maaltijd. Echter blijkt uit de
enquête dat bij 67 % de leerlingen de ouders/verzorgers rekening houden met de eetvoorkeuren van
het kind. De leerlingen gaven in de enquête aan dat de producten die zij het liefst nuttigen/ het
lekkerst vinden chocolade, pizza, energiedrankjes, koekjes, koolzuurhoudende frisdranken, patat en
kapsalon zijn. Uit de enquête bleek ook dat kinderen het lastig vinden om in te schatten wat wel en
wat niet een gezonde keuze is. Hierbij heeft meer dan de helft van de klas aangegeven wel eens les
te willen krijgen over gezond eten en drinken. Als reden hiervoor gaven de leerlingen aan het
belangrijk te vinden gezond te eten en niet te dik te worden.
1.2.2 Omgeving
De doelgroep bestaat uit kinderen die in de eerste klas van de middelbare school zitten. Dit betekent
dat zij uit de vertrouwde en beschermde omgeving van de basisschool worden gehaald en op eigen
benen leren staan. Dit zal gepaard gaan met het ontwikkelen van een verantwoordelijkheidsgevoel.
In deze fase is begeleiding bij het maken van goede keuzes van groot belang voor de kinderen. Uit de
enquête is gebleken dat de leerlingen op school wel eens geconfronteerd met groepsdruk tot het
kopen van producten uit de automaat of de kantine. Tevens is er in de buurt van de school een
supermarkt waar de kinderen vaak in de pauze naar toe gaan. Dit zijn een aantal factoren die een rol
kunnen spelen bij de keuzes die de leerlingen maken.
1.2.3 Beweeggedrag
Van belang bij de benadering van het beweeggedrag bij de doelgroep is de energiebalans. Deze
balans geeft een inzicht in de verhouding tussen lichamelijke activiteit en de voedselinname van de
kinderen. De mate van lichamelijke activiteit kan een indicatie geven voor de mate waarin de
doelgroep overgewicht heeft. (Voedingscentrum, 2015) Lichamelijke activiteit in
sportverenigingsverband is in de laatste jaren niet toe of afgenomen wanneer gekeken wordt naar
kinderen tussen de 11 en de 14 jaar. Wel is het zo dat in westerse landen de vrijetijdsbesteding van
deze groep in de loop der jaren sterk is veranderd. Waar kinderen eerst buiten speelden en
voetbalden op straat, is er steeds meer sprake van inactieve activiteiten. Deze hebben te maken met
de opkomst van allerlei nieuwe technologieën als videogames, tablet ‘s, televisie en spelcomputers.
Kinderen spelen minder vaak buiten omdat er onder andere sprake is van een onveilig gevoel op
straat en te weinig ruimte om op straat te spelen. Deze ontwikkelingen dragen bij aan een toename
van lichaamsvet bij deze kinderen. (Renders, C.M.; Seidell, J.C.; Mechelen, W. Van; Hirasing, R.A.,
2004). Om het beweeggedrag van de groep in kaart te brengen is door een docent van de klas
4
navraag gedaan bij de leerlingen wat betreft de vrijetijdsbesteding en algemene interesses van de
groep. Dit zijn hoofdzakelijk voetballen, telefoneren/‘whatsappen’, gamen, televisie kijken en liedjes
luisteren. Daarnaast geeft vrijwel iedereen aan, dagelijks actief te zijn op sociale media (Twitter,
Facebook, Instagram etc.).
Uit de enquête is gebleken dat een tekort aan lichamelijke beweging in deze brugklas geen groot
probleem vormt. Het grootste gedeelte van de leerlingen beoefent meerdere keren per week een
sport. Verder gaan alle leerlingen iedere dag op de fiets naar school en spelen de meesten dagelijks
buiten.
1.2.4 Etniciteit
Uit onderzoek van het Nationaal Kompas is gebleken dat overgewicht en ernstig overgewicht bij
migrantengroepen vaker voor komt dan bij autochtone Nederlanders. Onder de jeugd is er vooral
een groot verschil te zien tussen kinderen van Nederlandse afkomst en kinderen van Turkse en
Marokkaanse afkomst. Van de kinderen met een Nederlandse afkomst heeft twee procent ernstig
overgewicht, bij de kinderen van Turkse afkomst is dit acht procent en bij kinderen van Marokkaanse
afkomst is dit zeven procent. (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2013)
1.2.5 Welke determinanten zijn beïnvloedbaar?
De best beïnvloedbare soorten gedrag uit de bovenstaande analyse zijn het eetgedrag en het
beweeggedrag. De omgeving is tevens deels beïnvloedbaar omdat deze op een juiste manier kan
worden ingezet om bepaalde gedragingen aan te moedigen of juist te ontmoedigen. Uit de analyse
van de determinanten van eet- en beweeggedrag is naar voren gekomen dat de leerlingen wel
gezond willen eten maar niet exact weten wat gezond eten precies inhoud. Om deze reden zal de
voorlichting voornamelijk gericht zijn op de determinant ‘kennis’. Uit de analyse van gedrag en de
enquête is gebleken dat de leerlingen over te weinig kennis beschikken om juiste en bewuste
gezonde keuzes te maken. Met de interventie zal dan ook worden bijgedragen aan de vergroting van
de kennis van de leerlingen over voeding en gezondheid.
2. Veranderdoelen
2.1 Het Stages of Change model
Voordat er passende doelen voor de voorlichting kunnen
worden opgesteld, zal er in kaart moeten worden gebracht in
welke fase van gedragsverandering de doelgroep zich
momenteel bevind. Om dit te achterhalen is een
gedragsveranderings model gebruikt namelijk het Stages of
Change model (zie figuur 1). Het Stages of Change model, ook
wel het transtheoretisch model van gedragsverandering
genoemd gaat ervan uit dat men eerst een aantal fases moet
doorlopen voordat men permanent tot een
gedragsverandering weet te komen.
In het Stages of Change model wordt er onderscheid gemaakt
tussen verschillende stadia van gedragsverandering:
Figuur 1 Stages of Change model
- Pre contemplatiefase
Mensen in deze fase overwegen niet om hun gedrag te veranderen. Men is zich namelijk nog
niet bewust van het probleem en overweegt dus ook niet om het gedrag te veranderen. In
deze fase is het belangrijk dat men voldoende geïnformeerd wordt over het probleem.
5
-
-
-
-
Hiermee krijgt men inzicht in het eigen gedrag en kan zelf beslissen hier wat aan te
veranderen.
Contemplatiefase
In deze fase is men zich bewust van de voor- en nadelen van het probleem en overweegt om
het gedrag te veranderen. Er is dus kennis genomen van het probleem maar de bezorgdheid
hierom is nog minimaal en er zijn nog geen concrete gedrags-veranderdoelen opgesteld. Het
is dus ook belangrijk dat men redenen ontlokt die het belang van een verandering
benadrukken en de risico’s van het niet veranderen laten zien. Tevens moet men in deze
fase leren inzien in hoeverre deze het probleem zelf kan beïnvloeden dan wel vermijden of
voorkomen.
Voorbereidingsfase
Wanneer men zich in deze fase bevindt heeft men besloten om zijn of haar gedrag aan te
passen om het probleem te verminderen dan wel weg te nemen. In deze fase moet men dan
ook geholpen worden om de juiste beslissingen te nemen om de veranderingen in de
praktijk te brengen.
Actiefase
In deze fase pakt men het probleem aan. Het is van belang dat men in deze fase goed
begeleidt wordt bij het veranderen van het gedrag en geholpen wordt om hierin de juiste
stappen te nemen.
Fase van gedragsbehoud
In deze fase is de gewenste de gedragsverandering bewerkstelligd. Het is nu van belang dat
men de verandering weet vast te houden en niet terugvalt in het oude gedragspatroon.
Een terugval naar het oude gedragspatroon kan in iedere fase van het model voorkomen. Indien dit
gebeurt, is het is belangrijk om de terugval als een leermogelijkheid te zien. Men moet bij zichzelf
nagaan wat de reden is van de terugval en hoe dit in de toekomst voorkomen kan worden
Uit de enquête is gebleken dat de leerlingen op de hoogte zijn van het probleem, maar het is
onduidelijk in hoeverre zij zich daadwerkelijk bewust zijn van de nadelen en eventuele negatieve
gezondheidsgevolgen van overgewicht of obesitas. In het interview met de docent kwam naar voren
dat de leerlingen het risico op het zelf krijgen van overgewicht of obesitas en de negatieve
gezondheidsgevolgen hiervan vrij laag inschatten. Toch geven vrijwel alle leerlingen aan wel eens les
te willen krijgen over gezonde voeding met als grootste reden dat ze het ontwikkelen van
overgewicht en obesitas willen voorkomen. Tevens kwam uit de enquête duidelijk naar voren dat
het grootste deel van de groep niet in staat is om een maaltijd te omschrijven die bestaat uit
gezonde voedingsmiddelen en/of dranken. De leerlingen beschikken nog niet over voldoende kennis
om hun gedrag te kunnen veranderen. Hieruit kan worden opgemaakt dat deze leerlingen zich in de
contemplatie fase bevinden. Het doel van deze voorlichting zal daarom zijn om de kinderen vanuit
de contemplatiefase naar de voorbereidingsfase te krijgen. Om dit hoofddoel te bereiken zijn er
subdoelen opgesteld aan de hand van het ASE-model.
6
2.2 Het ASE-model
Het ASE-model is een hulpmiddel waarmee
gedrag verklaard en geanalyseerd kan worden.
ASE is een afkorting en staat voor attitude, sociale
invloed en eigen-effectiviteit. Volgens het model
zijn dit, samen met externe variabelen
(bijvoorbeeld leeftijd en SES) belangrijke factoren
die van invloed zijn op het gezondheidsgedrag.
Samen bepalen deze factoren de intentie van een
persoon om bepaald gedrag te vertonen. In
hoeverre het gedrag ook daadwerkelijk vertoont
zal worden is afhankelijk van de praktische
vaardigheden waarover iemand beschikt en
bevorderende en remmende factoren zoals sociale
steun en eventuele barrières. (Nederlands instituut
voor Sport & Beweging, sd)
-
Figuur 2 ASE-model
Attitude: Houding van een persoon ten opzichte van bepaalde gedrag.
Sociale invloed: Sociale druk die iemand ervaart om bepaald gedrag te vertonen. In dit geval
kunnen onder andere vrienden, ouders/verzorgers en klasgenoten sociale druk uitoefenen.
Eigen effectiviteit: De mate waarin iemand zichzelf in staat acht om het huidige gedrag te
kunnen veranderen naar het nieuwe, gewenste gedrag.
Het algemene doel van de voorlichting is om de leerlingen bewust te maken van gezonde voeding
door aan de hand van praktijkvoorbeelden houvast te bieden bij het maken van keuzes. Met dit doel
wordt getracht het risico op het ontwikkelen van overgewicht en obesitas, bij de doelgroep te
verkleinen. Aan de hand van dit algemene doel zijn specifieke programmadoelen opgesteld welke in
de tabel hieronder zijn weergeven.
Tabel 1 Matrix van specifieke programmadoelen
Determinant van gedrag
Kennis
Attitude
Sociale invloed
Eigen effectiviteit
Doel (na de voorlichting)
Na de voorlichting kunnen de leerlingen een onderscheid maken tussen
gezonde en ongezonde voedingsmiddelen en kunnen zij producten
noemen die in een gezond ontbijt passen.
Na de voorlichting hebben de leerlingen een positieve houding t.o.v.
van het eten van gezonde en toch lekkere tussendoortjes, snacks en
ontbijtproducten.
Na de voorlichting kunnen de leerlingen elkaar motiveren en aanzetten
tot het nuttigen van gezonde tussendoortjes, snacks en
ontbijtproducten
Na de voorlichting hebben de leerlingen er vertrouwen in dat zij zelf
voldoende invloed hebben op het voorkomen van overgewicht of
obesitas door middel van gezondere voedselkeuzes.
3. Theoretische methodieken en praktische technieken
In dit hoofdstuk staat beschreven welke technieken en methodieken kunnen bijdragen aan het
verwezenlijken van de veranderdoelen. In tabel 2 zijn de methodieken en technieken voor de
verschillende determinanten aangegeven.
7
Tabel 2 Relatie tussen technieken, methodieken en determinanten.
Determinant
Kennis
Attitude
Sociale invloed
Eigen effectiviteit
Methodiek
Informatieoverdracht, actieve
informatieverwerking
Nieuwe argumenten,
zelfevaluatie
Sociale vergelijking, versterken
van assertiviteit en
weerbaarheid, model leren
Model-leren en demonstratie,
begeleid leren en feedback
Techniek
Informatieoverdracht door
participatie en actief leren (spellen)
Informatie in schriftelijk materiaal,
ervaringsverhalen, rolmodellen en
beeldmateriaal
Groepsdiscussie, ervaringsverhalen
Ervaringsverhalen
Vanuit de enquête en de gesprekken met de docenten is naar voren gekomen dat de grootste
oorzaak van het probleem het gebrek aan kennis is. Met dit gegeven zal er in de rest van de
interventie gewerkt worden. In tabel 1 is te zien dat bij de determinant kennis de methodieken
informatieoverdracht en actieve informatieverwerking horen. De technieken die hierbij horen zijn
informatieoverdracht door participatie en actief leren. Vanwege het lage leerniveau en de korte
concentratieboog van de doelgroep is er voor gekozen om de voorlichting uit spellen te laten
bestaan omdat de leerlingen op deze manier op een leuke wijze met de stof om kunnen gaan, zal er
waarschijnlijk veel blijven hangen. Op deze manier zal de voorlichting maximaal effect bereiken.
Een vergroting van de kennis van de leerlingen zal waarschijnlijk automatisch leiden tot een andere
attitude tegenover het onderwerp. Dit omdat de leerlingen nu door hun gebrek aan kennis niet
weten welke tussendoortjes gezond en toch lekker zijn. Wanneer ze deze kennis wel hebben zou dat
mogelijk betekenen dat hun houding (attitude) tegenover deze gezonde tussendoortjes een stuk
positiever wordt. Daarnaast kunnen de leerlingen elkaar na de voorlichting motiveren en het goede
voorbeeld geven om de snacks te vervangen voor gezonde tussendoortjes. Doordat zij allemaal de
voorlichting volgen zijn zij allemaal op de hoogte van de geleerde stof. De sociale invloed op school
om, net als hun vriendjes, een ongezonde snack uit de kantine te kopen zal hierdoor verdwijnen. Als
laatste wordt ook het eigen effectiviteitbesef verhoogd door een vergroting van de kennis.
Leerlingen weten nu wat ze kunnen doen om gezond te eten, dit gaven ze namelijk aan als een
‘wens’, en weten ook wat ze zelf kunnen doen om dat uit te voeren. Samengevat kan worden
geconcludeerd dat een vergroting van de kennis er uiteindelijk mogelijk voor zal zorgen dat er een
verandering op treed in de attitude, de sociale invloed en het eigen effectiviteits-besef van de
leerlingen. (Brug, Assema, & Lechner, 2012)
4. Programmaontwerp, -productie, -adoptie en -implementatie
4.1 Bestaande interventies
4.1.1 Weet wat je eet
Deze interventie is een digitaal lespakket bedoeld voor leerlingen, in de leeftijd van 12 tot 16 jaar,
die in de onderbouw zitten van het VMBO, HAVO en VWO. Dit lespakket bestaat uit dertien
maatschappelijke keuzelessen en zeven basislessen. De leerlingen die dit lespakket volgen, werken
zelfstandig met de hulp van een computerprogramma en krijgen eventueel ondersteuning van de
docent. In de basislessen komen de volgende onderwerpen/oefeningen aan bod:
1. Eetdagboek invullen inclusief zelfreflectie
8
2. Voedingsgedragstest en op basis van de uitslag van deze test, een persoonlijk advies op
maat
3. Principes gezond en gevarieerd eten
4. Schijf van Vijf
5. Dagboek invullen wat betreft het bewegen, inclusief eigen feedback
6. Voeding en de wereld eromheen
7. Kennistoets
In de keuzelessen wordt er vooral aandacht geschonken aan de maatschappelijke betekenis van
voeding. Er kan hierbij gedacht worden over de onderwerpen als: voeding en milieu, hygiëne,
etiquette en etiketten, overgewicht, borstvoeding etc.
Het doel van deze interventie is om de kennis van leerlingen, uit de onderbouw, van het VMBO,
HAVO en VWO, te verbeteren, door ze inzicht te geven over hun eigen voedingsgedrag en hierbij
kunnen beoordelen of hun voedingsgedrag gezond en veilig is. (Stichting Voedingscentrum
Nederland, 2013)
4.1.2 Ik eet het beter
Albert Heijn heeft, in samenwerking met het voedingscentrum, een educatief platform ontwikkelt
voor scholieren van 8-12 jaar. In dit platform heeft Albert Heijn verschillende initiatieven ontwikkeld,
die de kinderen aanzet om op een actieve manier een gezonder eetpatroon en leefstijl te
ontwikkelen. Het doel van deze interventie is dat er op lange termijn het eetgedrag bij de
schoolgaande kinderen, veranderd. Deze interventie is gericht op de universele preventie van
overgewicht bij kinderen. (Albert Heijn, 2015)
Elk schooljaar wordt deze interventie op twee momenten gebruikt: in het najaar en voorjaar. In het
najaar wordt er stil gestaan bij de ‘Week van de Pauzehap’ en in het voorjaar wordt er per groep een
ander lesprogramma gebruikt. Voor groep acht wordt het lesprogramma KlasseLunch gebruikt.
Naast deze programma’s is er elke week een Vraag van de Week, die online ingevuld kan worden
met de klas. De lesprogramma’s van Ik eet het beter, zijn zowel theoretisch als praktisch. Deze
werkvormen worden voortdurend afgewisseld. (Albert Heijn, 2015)
4.1.3 Krachtvoer
Dit lesprogramma richt zich op fruit, ontbijt en tussendoortjes. Het is een interventie voor leerlingen
in klas 1 en 2 van het VMBO. De interventie bestaat uit acht lessen, gegeven door een docent van
school. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende materialen, theorie- en praktijkopdrachten. Aan
het begin wordt gewerkt aan het bewustzijn van het eigen risicogedrag en oorzaken van ongezonde
voedingsgewoonten. Daarna gaan de leerlingen aan de slag met activiteiten die inspelen op het
eigen gedrag en ze stellen persoonlijke doelen om hun gedrag te veranderen. Als laatste proberen zij
hun gedrag te veranderen door doelen te stellen, die uit te voeren en te evalueren. Het effect van
Krachtvoer is in schooljaar ’08-’09 onderzocht onder 1875 leerlingen. De kinderen hadden meer
kennis over gezonde voeding, aten meer fruit en gezondere tussendoortjes direct na de lessen en na
een halfjaar. De lessen werden goed ontvangen, zowel door docenten als door de leerlingen. (CBO,
2011).
4.1.4 Smaaklessen
Smaaklessen is een lesprogramma over eten en smaak voor alle groepen van de basisschool. Tijdens
deze lessen staat de beleving van voedsel centraal. Het doel is om de kinderen door middel van
ervaringsleren te interesseren in smaak, voedsel(-productie), voedselbereiding, voeding en
gezondheid zodat zij later bewuste en duurzame keuzes kunnen maken. De lessen zijn speels en
praktisch; kinderen doen smaakproefjes waardoor zij zich bewust worden van hun eigen smaak en
de factoren die daarop van invloed zijn. Tijdens de lessen komen vijf pijlers aan bod: Smaak,
Gezondheid, Voedselproductie, Consumentenvaardigheden en Koken. Voor iedere groep bestaat het
9
lesmateriaal uit vijf korte lessen. Er wordt gebruik gemaakt van een les-kist met alle benodigde
materialen. Deze is te leen of kan worden aangeschaft. De interventie Smaaklessen is erkend als
Goed onderbouwd en het wordt door de erkenningscommissie omschreven als een leuke en
sympathieke interventie. (Wageningen Universiteit en Research Centrum, 2012)
4.1.5 Schoolgruiten
Schoolgruiten is een programma dat zich richt op gezonde voeding voor basisscholen. Het doel is om
kinderen in de basisschoolleeftijd, ouders en leerkrachten te stimuleren om vaker voor groenten en
fruit te kiezen. Met behulp van dit voorlichtingsprogramma leren de kinderen spelenderwijs
gezonder te eten. Een school ‘gruit’ als er minimaal twee keer in de week gezamenlijk fruit wordt
gegeten in de klas. Dit programma kost de school geen geld. De ouders worden gestimuleerd om
hun kinderen groenten en fruit mee te geven naar school. Dit maakt de drempel om mee te doen
een stuk lager waardoor het voor vrijwel iedere school eenvoudig is om mee te doen. (GGD
Groningen, 2012)
4.1.6 Wat wij hiervan gebruiken
Helaas is er geen interventie te vinden die specifiek voor onze doelgroep bedoeld is. Wel zijn er veel
andere interventies die ongeveer hetzelfde doel hebben; schoolgaande kinderen beter laten eten en
bewuster maken. Deze interventies zijn allemaal plannen voor de lange termijn, waarin meerdere
onderwerpen tijdens verschillende lessen aan bod komen. Omdat onze voorlichting maar eenmalig
is hebben we dus alleen ideeën op kunnen doen met de bestaande interventies. We hebben een
aantal bestaande interventies bekeken en vervolgens hebben we met de opgedane ideeën in ons
achterhoofd een geheel nieuwe interventie ontwikkeld.
4.2 Voorlichtingsontwerp en implementatieplan
4.2.1 Beginsituatie
De voorlichting zal worden gegeven aan een groep van 18 eersteklas BB-LWOO-leerlingen, waarvan
7 jongens en 11 meisjes. De gemiddelde leeftijd van de leerlingen ligt rond de 13 jaar. Alle leerlingen
in deze klas hebben speciale aandacht nodig. Om deze reden zitten zij in een ‘structuurklas’. Deze
structuurklas bestaat uit maximaal 20 leerlingen en is onder andere bedoeld voor kinderen die
moeilijk leren, gedragsproblemen hebben, problemen hebben op sociaal-emotionele vlak, in
mindere mate psychische problemen ervaren of in een zeer lastige thuissituatie verkeren.
De leerlingen hebben in deze structuurklas voor vrijwel alle vakken één vaste docent, mevrouw van
Zuilen (tevens mentor van de klas). Enkel voor de vakken lichamelijke opvoeding (gym), beeldende
vorming en techniek hebben zij andere docenten. De school probeert op deze manier de rust en
structuur van de basisschool na te bootsen, de hoeveelheid prikkels voor de leerlingen te
verminderen en een goede band op te bouwen tussen docent en leerling. Om deze structuur te
bieden gelden er verschillende regels. Zo mag er tijdens de les niet worden gegeten en gedronken,
geen gebruik worden gemaakt van een mobiele telefoon, moeten de leerlingen hun vinger opsteken
als ze iets willen zeggen of vragen en is een bezoek aan de wc alleen toegestaan tijdens de pauzes.
Deze regels zullen gedurende de voorlichting ook worden gehanteerd. De mentor van de klas zal
tijdens de voorlichting aanwezig zijn en een observerende rol hebben. Deze zal alleen ingrijpen
wanneer zij dit nodig acht.
De leerlingen hebben op dit moment weinig kennis over het onderwerp (gezonde) voeding. Dit komt
mede doordat het Drechtsteden College geen lessen over voeding en/of gezondheid aanbiedt. De
docent van de klas besteedt heel af en toe tijd aan deze onderwerpen maar het maakt geen deel uit
van het vaste lesprogramma. Uit de enquête is naar voren gekomen dat de alle leerlingen in de klas
het belangrijk vinden om gezond te eten. Tevens gaven zij vrijwel allemaal aan het gemakkelijk te
vinden om gezond te eten. Echter bleek wel dat de meeste leerlingen niet voldoende konden
vertellen welke voedingsmiddelen zij in een gezond ontbijt, lunch en avondmaaltijd vinden passen.
10
De hersenen van kinderen in de puberteit zijn nog vol in ontwikkeling. Onderzoek toont aan dat
pubers wel een keuze kunnen maken, maar nog geen weloverwogen beslissingen. Bij volwassenen
worden keuzes voornamelijk gebaseerd op ervaring, kennis en inzicht. Dit ontbreekt nog bij kinderen
in de puberteit. Vaak kunnen zij nog niet goed anticiperen en ontbreekt een vooruitziende blik.
Gedurende de puberteit leren kinderen om logisch te denken en conclusies te trekken. Daarnaast
hebben pubers het onvermogen om zich goed in anderen te verplaatsen, wat soms kan leiden tot
onenigheden. (Centrum voor jeugd en gezin, De Bilt, 2014; Eerkens, 2007)
De mentor geeft aan dat ongeveer 25% van de leerlingen moeite heeft met het onthouden van
verbale informatie, bijvoorbeeld een mondelinge uitleg/instructie van een opdracht of taak. Het
onthouden van louter visuele informatie, is tevens voor ongeveer 25% van de leerlingen niet
gemakkelijk. Wanneer verbale informatie wordt gecombineerd met visuele informatie onthouden de
leerlingen over het algemeen het meest. De mentor en andere docenten benadrukken het belang
van een interactieve les, waarin de leerlingen voldoende afwisseling krijgen tussen doe- en
luisteropdrachten. Daarnaast wordt het advies gegeven zeer duidelijke instructies te geven en zeker
niet langer dan tien minuten te presenteren. Na deze tijd onthouden de leerlingen de meeste
informatie niet meer en worden ongeduldig (zie bijlage 2).
De puberteit is een nieuwe fase in het leven die in het teken staat van ontdekken en ontwikkeling.
De sociaal-emotionele ontwikkeling is nog in volle bloei en allerlei veranderingen treden op. Tijdens
deze periode leren de meeste pubers zichzelf beter kennen. Veelal treden veranderingen op in
gedachtes, relaties en interesses. Vaak kijken pubers kritisch naar zichzelf en hun omgeving.
Op emotioneel vlak zijn er vaak problemen met het aannemen van een houding of emoties die hoog
oplopen. Daarbij is afzetting tegen ouders geen onbekend fenomeen gedurende de puberteit.
(Centrum voor jeugd en gezin, 2014; GGD Gerderland-Midden, 2014)
De leerlingen kunnen volgens de docenten zowel goed zelfstandig werken als samenwerken, maar
ook hier geldt dat verdelingen tussen de verschillende werkvormen voldoende moet worden
afgewisseld om concentratieverlies te voorkomen.
De sfeer in de klas wordt door zowel de leerlingen als de docenten als zeer goed ervaren. De mentor
van de klas geeft aan dat de leerlingen met respect met elkaar omgaan, er veel wordt gelachen en er
een prettig ‘groepsgevoel’ heerst.
4.2.2 Doelstellingen
Leerdoelen leerlingen/deelnemers
1. De leerling heeft na afloop van het spel “Heb jij ze op een rij?” geoefend met gezonde en
minder gezonde voedingsmiddelen en moet na afloop van de voorlichting, minimaal vier
voedingsmiddelen, in de juiste volgorde (van gezond naar ongezond) kunnen opnoemen. Dit
leerdoel draagt mogelijk bij aan de kennis van de leerling zodat deze in de toekomst
zelfstandig een bewuste en gezonde keuze kan maken bij de aankoop van verschillende
voedingsmiddelen.
2. Tijdens het spel ‘Hoeveel suiker drink jij?‘ oefent de leerling met de hoeveelheid suiker in
dranken die hij/zij vaak drinkt. Na afloop van de voorlichting moet de leerling weten hoeveel
suiker zij op een dag nuttigen in de vorm van dranken. Dit met het doel dat de leerling zich
bewuster wordt tijdens het maken van een keuze uit dranken.
3. Na het spel ‘Ontbijt je rijk’ is het de bedoeling dat de leerlingen een oordeel kunnen geven
over het ontbijt. Tevens beschikken zij na het spel over de kennis om zelf een verantwoord
ontbijt samen te stellen.
11
4. Na afloop van het spel ‘Weet wat je eet’ kunnen de leerlingen zelfstandig producten
beoordelen door het etiket te lezen. Daarnaast kunnen de leerlingen uitleggen welke
voedingsstoffen er in een product zitten en hoe ze dit kunnen achterhalen. Dit heeft als doel
de leerlingen te helpen om zelfstandig een bewust gezondere keuze te kunnen maken.
Persoonlijke (oefen)doelen van de voorlichters
Sophie van ’t Hoff: Ik wil tijdens de voorlichtingsbijeenkomst op 4 juni, de informatie van het spel
‘Heb jij ze op een rij?’ beknopt en in de duidelijke taal aan de leerlingen uitleggen.
Lieke de Kort: Ik wil tijdens de voorlichting op 4 juni leren hoe ik structuur kan bieden aan en orde
kan houden in een groep.
Eva Heij: Ik wil tijdens de voorlichting op 4 juni leren om planmatig te werk te gaan. Hiervoor zal ik
tijdens de voorlichtingsbijeenkomst de tijd bewaken en indien nodig zal ik aanvullende informatie
geven.
Michelle de Groot: Tijdens de voorlichting op 4 juni wil ik de kinderen op een leuke manier
informatie bijbrengen over het ontbijt en zorgen dat het spel goed en georganiseerd verloopt.
Marije ten Hulzen: Tijdens de voorlichting op 4 juni wil ik op een rustige en duidelijke manier
informatie uitleggen over het etiket.
Marijn Sno: Tijdens de voorlichting op 4 juni wil ik ervoor zorgen dat de leerlingen op een leuke,
informatieve manier betere/gezondere keuzes op het gebied van voeding leren maken
4.2.3 Voorlichter-/ en deelnemeractiviteiten
Er is gekozen voor een combinatie van drie didactische werkvormen vanwege het advies van de
mentor om een interactieve les te maken met voldoende afwisseling tussen doe- en
luisteropdrachten. Tevens gaf de mentor aan dat de leerlingen goed in staat zijn om samen te
werken maar ook zelfstandig opdrachten uit te voeren.
In bijlage 3 is het draaiboek voor de voorlichtingsbijeenkomst terug te vinden. Er zal tijdens de
voorlichtingsbijeenkomst worden gestart met de docentgecentreerde en student-docent
gecentreerde werkvorm. De docentgecentreerde werkvorm wordt toegepast tijdens de inleiding in
de vorm van een korte presentatie die de voorlichters zullen geven. Deze presentatie zal worden
ondersteund met een student-docent gecentreerde werkvorm. Hierbij zullen de voorlichters vier
verschillende stellingen laten zien en oplezen. De leerlingen dienen met een groene of rode kaart
aan te geven of zijn het eens of oneens zijn met de stelling. Vervolgens gaat de klas in vier groepjes
uiteen en zal ieder groepje starten met een spel. Binnen de vier spellen worden de docent-student
gecentreerde werkvorm en de studentgecentreerde werkvorm afgewisseld. De studentgecentreerde
werkvorm staat centraal bij het spel “Ontbijt je rijk” en “Heb jij ze op een rij?”. Tijdens deze spellen is
met name de leerling zeer actief en heeft de voorlichter een begeleidende en ondersteunende rol.
Bij het spel “Heb jij ze op een rij” moeten de leerlingen verschillende voedingsmiddelen van
ongezond tot gezond op de juiste volgorde plaatsen, deze wordt vervolgens nabesproken met de
voorlichter. Bij het spel “Ontbijt je rijk” moeten de leerlingen na het lezen van een aantal korte
casussen aangeven welk gedrag gezond is en welk gedrag niet. De casussen worden vervolgens
nabesproken met de voorlichter. De docent-student gecentreerde werkvorm wordt toegepast bij de
spellen “Weet wat je eet” en “Hoeveel suiker drink jij?”. Gedurende deze spellen zijn zowel de
leerling als de voorlichter actief. Bij het spel “Weet wat je eet” start de voorlichter met een uitleg
over de etiketten waarna de leerlingen zelf aan de slag gaan met proeven en beoordelen. Bij het spel
“Hoeveel suiker drink jij?’ start de voorlichter eveneens met een korte uitleg waarna de leerlingen
onder begeleiding uitrekenen hoeveel suiker zij per dag drinken. Wanneer elk groepje alle spellen
een keer heeft gespeeld zal er worden gestart met de evaluatiemeting in de vorm van een quiz.
12
Tijdens deze quiz staat de student-docent gecentreerde werkvorm centraal. De voorlichters stellen
de groep vragen die testen of de gestelde leerdoelen zijn behaald. De leerlingen dienden tijdens de
quiz de vragen beantwoorden. Na afloop van de quiz zal worden overgegaan op de afsluiting, waar
de voorlichters de leerlingen zullen bedanken voor hun deelname en inzet.
Opmerking: in bijlage 4 t/m 8 is een verdere toelichting te vinden betreft ieder spel.
4.2.4 Voorlichtingsschema
Tijd
Inhoud
10
min
Inleiding
Leerinhoud
(leerdoel)
Motiverende
inleiding om de
interesse aan te
wakkeren
voorlichteractiviteiten
Deelnemer
activiteiten
Luisteren
Onderwijs en
leermiddelen
Prezipresentatie
Uitleg van de stellingen,
de groene en rode kaart
en de stellingen zelf
duidelijk formuleren en
indien nodig toelichten
Een groene kaart
opsteken wanneer
deze het eens in
met de stelling en
een rode kaart
opsteken wanneer
deze het oneens is
met de stelling
Groene en rode
kaart
Blanco naamstickers en
viltstiften uitdelen
Blanco
naamstickers en
viltstiften
Zie bijlage 4
Geven van een goede
en duidelijke
presentatie
opmerkingen
Uitvoering
door Lieke en
Eva
15
min
Kern 1
‘heb jij ze
op een rij?’
Voedingsmiddele
n van ongezond
naar gezond
kunnen
rangschikken
Spel uitleggen en
begeleiden
Naam opschrijven
en sticker
opplakken
Spel spelen en
luisteren
15
min
Kern 2
‘hoeveel
suiker drink
jij?’
Leren hoeveel
suiker de
leerlingen op een
dag drinken
Spel uitleggen en
begeleiden
Spel spelen en
luisteren
Zie bijlage 5
Uitvoering
Marijn
15
min
Kern 3
‘ontbijt je
rijk’
Leren hoe je een
gezond ontbijt
samenstelt
Spel uitleggen en
begeleiden
Spel spelen en
luisteren
Zie bijlage 6
Uitvoering
Michelle
15
min
Kern 4
‘weet wat je
eet’
Leren hoe een
etiket wordt
gelezen en hoe
een product
daarop
beoordeeld wordt
Spel uitleggen en
begeleiden
Spel spelen en
luisteren
Zie bijlage 7
Uitvoering
Marije
Uitvoering
Sophie
N.B. Lieke en
Eva bewaken
de tijd, helpen
waar nodig en
filmen
10
min
Evaluatieme
ting
Test of de
leerdoelen zijn
behaald
Vragen stellen aan de
leerlingen
5 min
Afsluiting
Bedanken voor
het meewerken
Een korte afsluiting van
de les en de leerlingen
bedanken voor het
luisteren en het
meedoen
13
Antwoorden met
behulp van de
groene en rode
kaarten
Luisteren
Zie bijlage 8
Prezipresentatie
Uitvoering
door Lieke en
Eva
5. Proces- en effectevaluatie
5.1 Procesevaluatie
De keuze voor de doelgroep was snel gemaakt. De projectleden Lieke en Sophie hebben vorig jaar
een voorlichting gegeven over gezonde voeding aan tweedejaars BB-LWOO leerlingen op het
Drechtsteden college in Dordrecht. Er is er voor deze doelgroep gekozen omdat de docenten en
leerlingen van de school afgelopen jaar zeer enthousiast waren over de gegeven voorlichting en
omdat overgewicht nog altijd een groot voedingsprobleem vormt.
Gezien de moeder van Sophie, mevrouw van den Steenhoven, werkzaam is op het Drechtsteden
College was het contact met de school snel gelegd. Zij heeft ons in contact gebracht met een docent
van een eerste klas die openstond voor de voorlichting (mevrouw van Zuilen). Op 11 mei is er voor
het eerst mailcontact geweest tussen de projectgroep en mevrouw van Zuilen. Er zijn toen afspraken
gemaakt betreft de datum, tijd en duur van de voorlichtingsbijeenkomst, om de enquête af te
nemen en om een kort interview met een docent van de klas te regelen. In de weken voorafgaand
aan de voorlichtingsbijeenkomst verliep het mail-contact met mevrouw van Zuilen steeds minder
gemakkelijk. Zo hebben wij regelmatig geen antwoord gekregen op verzonden e-mails. Om toch tot
goede afspraken te komen hebben wij dan ook regelmatig contact gehad met mevrouw van den
Steenhoven, een docent die tevens les geeft aan de klas waaraan de voorlichting zal worden
gegeven.
In de week na het eerste contact is er via mevrouw van den Steenhoven een enquête afgenomen in
de klas. Uit de antwoorden bleek dat een deel van de leerlingen een aantal vragen onjuist heeft
geïnterpreteerd. In het vervolg moeten de vragen in de enquête daarom specifieker en concreter
gesteld worden, zodat er geen twijfel over kan bestaan of de leerling het begrijpt of niet. De overige
vragen zijn wel goed geïnterpreteerd en deze antwoorden waren dan ook zeer waardevol bij het
opzetten en ontwerpen van de voorlichting. Zo kwam tijden het verwerken van de resultaten de
kennis over voeding en de bereidheid tot gedragsverandering van de leerlingen goed naar voren.
In week van 18 mei, is er begonnen met de overige stappen van Intervention Mapping. Vanaf die
week is er gekeken welke methodieken en technieken pasten bij de gekozen determinanten. Aan de
hand hiervan is het ontwerp van de voorlichting ontwikkeld. Over dit ontwerp is er met de hele
groep een brainstormsessie gehouden. Uit deze brainstormsessie en uit reeds bestaande
interventies is een definitief voorlichtingsontwerp met daarin vier zelfverzonnen spellen ontwikkeld.
Er is in overleg met mevrouw van Zuilen afgesproken om de voorlichting te geven in haar eigen
klaslokaal op het Drechtsteden College. Deze locatie was zeer geschikt omdat de leerlingen in hun
vertrouwde omgeving konden blijven en er een digitaal Smartboard beschikbaar was voor het geven
van een korte presentatie.
Op de dag van de voorlichting waren alle projectleden ruim van tevoren op de locatie aanwezig
zodat ze alle benodigde materialen konden klaarzetten. Er waren binnen de projectgroep afspraken
gemaakt wie welk materiaal mee zou nemen zodat alles op de dag zelf aanwezig zou zijn. Tevens
waren er afspraken gemaakt betreft de rolverdeling zodat ieder projectlid goed wist welke taken
deze waren toebedeeld. Beide afspraken hebben ervoor gezorgd dat de voorbereiding van de
voorlichting soepel verliep.
Het was vanuit de Haagse Hogeschool de opdracht om de voorlichting op te nemen op videocamera
zodat hier later fragmenten van konden worden getoond voor het krijgen van feedback. Dit bleek
onvoldoende duidelijk gecommuniceerd te zijn met mevrouw van Zuilen. Zij vertelde dat het niet
mogelijk was om de leerlingen te filmen zonder dat hier vooraf toestemming voor is gevraagd bij de
14
directeur van de school. In overleg met de docent is hier ter plekke een oplossing voor bedacht die
erop neer kwam dat alleen de voorlichters en dus niet de leerlingen op de video zouden komen.
De voorlichtingsbijeenkomst verliep zeer goed. Er was gekozen voor een geschikte opening met een
korte uitleg over het doel van de voorlichting en een aantal pakkende stellingen. De leerlingen
deden vanaf het eerste moment zeer actief en enthousiast mee. Ook de spellen vielen in de smaak.
Vooral bij het spel ‘Hoeveel suiker drink jij?’ waren de meeste leerlingen erg verrast toen zij er
achter kwamen hoeveel suiker zij per dag binnen krijgen via de dranken. Bij het spel ‘Weet wat je
eet’ moesten de leerlingen een etiket lezen en beoordelen. Dit lukte de meeste leerlingen niet zo
goed omdat zij niet of nauwelijks bekend zijn met de verschillende voedingstoffen. Na een korte
toelichting hierover lukte het de meest leerlingen wel om de opdracht te maken maar de extra uitleg
nam te veel tijd in beslag om het spel goed af te kunnen ronden.
Over het algemeen waren de spellen en de stof goed afgestemd op het niveau en de interesses van
de leerlingen. Door de groep op te delen in vier kleine groepjes was het tevens mogelijk om op een
gestructureerde wijze de spellen uit te voeren. Bovendien kon hierdoor meer persoonlijke aandacht
aan de kinderen worden gegeven. Immer had ieder spel een eigen begeleider.
De ingeschatte tijd per spel bedroeg 15 minuten. Na 15 minuten rouleerde iedere groep naar het
volgende spel. Tijdens de eerste ronde kwamen een paar voorlichters in tijdsnood. In het vervolg
kunnen de spellen qua tijd beter op elkaar worden afgestemd, zodat er voldoende tijd is om alle
spellen goed uit te voeren.
Na de vier spellen hebben Lieke en Eva een gezamenlijk afsluitingsspel gedaan. Tijdens dit laatste
spel werd in kaart gebracht hoeveel de leerlingen hadden geleerd van de voorlichting. Ook dit spel
viel goed in de smaak. Ten slotte hebben we mevrouw van Zuilen een feedbackformulier gegeven
(zie bijlage 10). Uit dit feedbackformulier bleek dat zij zeer positief was en dat ze ons graag volgend
jaar terug wilde zien. Aan de leerlingen hebben we een brief voor de ouders meegegeven (zie bijlage
9). In deze brief hebben we kort aangegeven wie wij zijn, wat we hebben gedaan en wat de
leerlingen tijdens de voorlichting geleerd hebben. Het doel van deze brief is om de ouders te
informeren over de gegeven voorlichting.
5.2 Effectevaluatie
De voorlichting is nagenoeg verlopen zoals vooraf werd verwacht. Door de korte introductie met de
stellingen waren de leerlingen direct enthousiast. Vervolgens werd de klas in kleinere groepen
opgedeeld voor de spellen. Deze indeling bevorderde de doorstroom en structuur binnen de klas.
Het eindspel verliep goed, het was een goede werkvorm om de kennis te testen die tijdens de
spellen is opgedaan. De doelen van de spellen die voorafgaand aan de voorlichting zijn opgesteld zijn
behaald. Dit is getest met behulp van een aantal vooraf opgestelde vragen. De leerlingen dienden
met ene groene of rode kaart aan te geen of het antwoord juist dan wel onjuist was en diegene die
het fout hadden moesten vervolgens gaan zitten. Na het stellen van alle vragen stonden nog 14
leerlingen (dit is 78% van de klas). Hiermee kan worden geconcludeerd dat de voorlichting
voldoende informatief en effectief was.
De ruimte waarin de voorlichting werd gegeven was het vaste lokaal van de leerlingen. Dit was
handig omdat de leerlingen hierdoor in een vertrouwde omgeving waren waardoor dit geen onrust
kon veroorzaken. De ruimte was redelijk klein en hierdoor erg warm. Gelukkig leken de leerlingen
hier geen last van te hebben.
Tijdens het spelen van de spellen was er geen goed overzicht van de resterende tijd waardoor het
lastig in te schatten was of er nog genoeg tijd was om het spel af te ronden. Tevens was er hierdoor
15
enige uitloop. Bij een volgende voorlichting kan er worden gekozen om een ‘timer’ weer te geven op
het smartboard. Hierdoor heeft iedereen een duidelijk overzicht van de tijd.
De voorbereiding en de voorlichting zelf brachten weinig kosten met zich mee. Er waren enkel
kosten voor de producten die werden gebruikt bij de spellen ‘weet wat je eet’ en ‘hoeveel suiker
drink jij?’. Als de kosten en baten met elkaar worden vergeleken, dan zijn de baten beduidend
groter. Met weinig kosten is er in korte tijd veel bereikt bij de leerlingen.
Op de korte termijn hebben de leerlingen kennis verkregen over gezonde voeding. De leerlingen
hebben meer productkennis en kennis over gezonde maaltijden. Aangezien er maar één voorlichting
is gegeven, heeft dit geen directe gedragsverandering tot gevolg. Om gedragsverandering te
bereiken zijn meer voorlichtingen nodig.
Over de resultaten op lange termijn kan op dit moment nog geen oordeel worden gegeven. Er is nog
onvoldoende tijd verstreken om het effect te kunnen bekijken. Na enkele maanden kan er opnieuw
een enquête worden gehouden onder de leerlingen om te kijken hoe hun kennis er op dat moment
voor staat.
Onder ideale omstandigheden zal er een reeks voorlichtingen plaats vinden. Deze reeks kan
ongeveer zes voorlichtingen bevatten, die om de twee weken worden gegeven. Doordat er meer
voorlichtingen gegeven worden is er de mogelijkheid om dieper op de onderwerpen in te gaan.
Tevens kunnen dan ook andere onderwerpen, zoals beweging, worden besproken. De kennis zal op
deze manier beter worden overgebracht en hierdoor zullen de leerlingen de informatie beter
opslaan.
6. Aanbevelingen
Wanneer deze voorlichting, met dezelfde inhoud en op dezelfde methode opnieuw wordt gegeven
zijn er een aantal aanbevelingen om de voorlichting nog optimaler te laten verlopen. Het is aan te
raden ongeveer vijf minuten extra in te lassen voor de uitvoering van ieder spel. Hierdoor komt geen
van de voorlichters in tijdsnood en kunnen de spellen goed worden afgerond en kort worden
geëvalueerd met de leerlingen.
Betreft de effectmeting wordt de voorlichters aanbevolen om drie weken na de
voorlichtingsbijeenkomst terug te komen op de locatie om opnieuw een effectevaluatie uit te
voeren. Hiermee kan worden getest hoeveel kennis de groep op dat moment nog heeft over de stof
van de voorlichting. Tevens kan worden geëvalueerd of de gebruikte werkvormen tijdens de
voorlichting effectief zijn geweest bij de kennisoverdracht.
Tot slot wordt er aanbevolen om een voorlichtingsbijeenkomst te organiseren met de
ouders/verzorgers van de leerlingen. Tijdens deze voorlichting zou er aandacht kunnen worden
besteed aan een gezonde avondmaaltijd en gezonde eetgewoontes. Op deze manier wordt de
ouders/verzorgers actief betrokken bij het preventieproces, dit kan een positieve sociale invloed
hebben op de leerlingen.
16
Literatuurlijst
Albert Heijn. (2015). Ik eet het beter. Opgeroepen op mei 27, 2015, van Werkblad beschrijving
interventie: http://www.loketgezondleven.nl/idatabase/bijlagen/Interventie1401108/Erkenning/Beschrijving%20Ik%20eet%20het%20beter.
pdf
Albert Heijn. (2015). Ik eet het beter. Opgeroepen op mei 27, 2015, van Loket Gezond Leven:
http://www.loketgezondleven.nl/i-database/interventies/i/1401108/
Brug, J., Assema, P. v., & Lechner, L. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering, een
planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum.
CBO. (2011). Krachtvoer. Opgeroepen op mei 28, 2015, van Loket Gezond Leven:
http://www.loketgezondleven.nl/i-database/interventies/k/1401167/
Centrum voor jeugd en gezin. (2014). sociaal-emotionele ontwikkeling. Opgeroepen op mei 28, 2015,
van CJG Groningen: http://www.cjg.groningen.nl/puber/groei-en-ontwikkeling/sociaalemotionele-ontwikkeling
Centrum voor jeugd en gezin, De Bilt. (2014). Zelfstandig worden. Opgeroepen op mei 2015, 25, van
CJG de Bilt: http://www.cjgdebilt.nl/puber/groei-en-ontwikkeling-in-de-puberteit/sociaalemotionele-ontwikkeling/zelfstandig-worden
Eerkens, M. (2007). Het puberbrein ontraadseld: de laatste groeistuipen. Opgeroepen op mei 24,
2015, van http://www.ecent.nl/servlet/supportBinaryFiles?referenceId=1&supportId=2060
GGD Gerderland-Midden. (2014, juli). Veranderingen in de puberteit. Opgeroepen op mei 28, 2015,
van VGGM:
http://www.vggm.nl/ufc/file2/hgm_internet_sites/unknown/bf38b3166242c8a64dd8201a7b2ec
6d6/pu/Soc_Emo_Gedrag_en_Opvoeding___Veranderingen_in_de_puberteit__standaardfold
er_.pdf
GGD Groningen. (2012). Schoolgruiten. Opgeroepen op mei 28, 2015, van Loket Gezond Leven:
http://www.loketgezondleven.nl/i-database/interventies/s/1403005/
Heyde, K. (2013, maart). Voedingsproblemen bij jongeren. Opgeroepen op mei 27, 2015, van
Onderzoeks- en informatiecentrum van de Verbruikers Organisaties: http://www.oivocrioc.org/teksten/pdf/677.pdf
Inspectie voor de Gezondheidszorg. (2010). Sociaaleconomische en etnische verschillen spelen een
rol in het krijgen van hart- en vaatziekten. Opgeroepen op mei 20, 2015, van IGZ:
http://www.igz.nl/actueel/nieuws/sociaaleconomischeenetnischeverschillenspelenrolinhetkrijg
envanhartenvaatziekten.aspx
J. Brug; P. van Assema; L. Lechner. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering, een
planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum.
J. Brug; P. van Assema; L. Lechner. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering, een
planmatige aanpak. Assen: Van Gorcum.
Nationaal Kompas Volksgezondheid. (2013, december 12). Overgewicht: Zijn er verschillen naar
etniciteit? Opgeroepen op mei 28, 2015, van Nationaal Kompas:
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/o
vergewicht-zijn-er-verschillen-naar-etniciteit/
Nederlands instituut voor Sport & Beweging. (sd). Stages of Change model of transtheoretisch model.
Opgeroepen op mei 16, 2015, van NISB:
http://www.nisb.nl/weten/kennisgebieden/beweeggedrag-veranderen/bewust-kiezen/stagesof-change-model-of-transtheoretisch-model.html
Regionaal Kompas Volksgezondheid Brabant-Zuidoost. (2014). Mensen met een lage
sociaaleconomische status. Opgeroepen op mei 21, 2015, van Regionaal Kompas:
http://www.regionaalkompas.nl/brabant-zuidoost/thema-s/mensen-met-een-lageses/?printversion=true
Regionaal Kompas Volksgezondheid Zaanstreek-Waterland. (2012). Oorzaken en gevolgen van
overgewicht. Opgeroepen op mei 23, 2015, van Regionaal Kompas:
http://www.regionaalkompas.nl/zaanstreek-waterland/thema-s/overgewicht/oorzaken-engevolgen-van-overgewicht/
Renders, C.M.; Seidell, J.C.; Mechelen, W. Van; Hirasing, R.A. (2004). Overgewicht en obesitas bij
kinderen en adolescenten en preventieve maatregelen. Nederlands Tijdschrift voor
Geneeskunde, 2066-2070.
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2004). Ons eten gemeten Gezonde voeding en veilig
voedsel in Nederland. Opgeroepen op mei 22, 2015, van Voedingscentrum:
http://www.voedingscentrum.nl/Assets/Uploads/Documents/Ons%20eten%20gemeten.pdf
17
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2010, september). Wat wordt met preventie gericht op
personen met een lage ses beoogd? Opgeroepen op mei 20, 2015, van Nationaal Kompas:
http://www.nationaalkompas.nl/preventie/gericht-op-doelgroepen/lage-ses/doel/
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2014). Hoeveel mensen hebben overgewicht?
Opgeroepen op mei 20, 2015, van Nationaal Kompas:
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/h
oeveel-mensen-hebben-overgewicht/
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2014). Overgewicht: Zijn er verschillen naar sociaal
economische status? Opgeroepen op mei 20, 2015, van Nationaal Kompas:
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/o
vergewicht-zijn-er-verschillen-naar-sociaal-economische-status/
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2014). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen
van overgewicht. Opgeroepen op mei 24, 2015, van Nationaal Kompas:
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/persoonsgebonden/overgewicht/w
at-zijn-de-mogelijke-gezondheidsgevolgen-van-overgewicht/
Rijksinstituut voor Vorlksgezondheid en Milieu. (2013). Aantal chronisch zieken neemt toe.
Opgeroepen op mei 20, 2015, van RIVM:
http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2013/Aa
ntal_chronisch_zieken_neemt_toe
Rijksoverheid. (2014). Gevolgen overgewicht voor de gezondheid. Opgeroepen op mei 23, 2015, van
Overgewicht: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/overgewicht/gevolgen-overgewichtvoor-de-gezondheid
Smit, F., Majo, C., Boon, B., Ruiter, M., & Abspoel, M. (2011). Klantgerichte Mini interventies, Een
nieuwe aanpak van depressiepreventie voor groepen met een lagere sociaaleconomische
status? Opgeroepen op mei 21, 2015, van Trimbos Instituut :
http://www.trimbos.nl/webwinkel/productoverzichtwebwinkel/preventie/af/~/media/files/gratis%20downloads/af1052%20factsheet%20strategisc
he%20verkenningen%20mini-interventies_web.ashx
Stichting Voedingscentrum Nederland. (2013). Weet wat je eet. Opgeroepen op mei 28, 2015, van
Loket Gezond Leven: http://www.loketgezondleven.nl/i-database/interventies/w/1402907/
Voedingscentrum. (2015). Mijn gewicht. Opgeroepen op mei donderdag, 2015, van Energiebalans:
http://www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-gewicht/gezond-gewicht/energiebalans.aspx
Wageningen Universiteit en Research Centrum. (2012). Smaaklessen. Opgeroepen op mei 28, 2015,
van Loket Gezond Leven: http://www.loketgezondleven.nl/i-database/interventies/s/1400819/
Westervoort. (2014). Kinderen in beeld. Opgeroepen op mei 20, 2015, van VGGM:
http://www.vggm.nl/ufc/file2/hgm_internet_sites/unknown/fe26079a4284f97e08c83454d0fd42
b9/pu/Factsheet_Kindermonitor_Westervoort.pdf
18
Bijlage 1 Enquête inclusief resultaten en conclusie
Leerling enquête
Wij willen graag weten hoe jij denkt over eten en drinken. Daarom hebben wij voor jou een
vragenlijst gemaakt met allerlei vragen die gaan over jezelf en eten en drinken. Probeer alle vragen
zo eerlijk mogelijk te beantwoorden. Je naam hoef je naam niet op te schrijven, dus alles blijft privé.
Over jezelf
1. Ben je een jongen of een meisje?
o Jongen
o Meisje
2. Hoe oud ben je?
o 11 jaar
o 12 jaar
o 13 jaar
o 14 jaar
3. Hoeveel weeg jij?
…….. kg
4. Hoe lang ben jij?
……. m
Eten en drinken
1. Praat je met je vrienden en familie over wat je eet?
o Ja
o Nee
2. Gaat het er dan om of het eten gezond is of juist lekker is?
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
3. Doe jij wel eens boodschappen?
o Ja, ik doe wel eens boodschappen met iemand anders
o Ja, ik doe wel eens boodschappen alleen
o Nee, ik doe nooit boodschappen
4. Welk snack is het minst slecht?
Frikadelbroodje
Tosti met ham en kaas
Broodje hotdog
19
Chocoladekoekje
5. Welk drinken is volgens jou het ongezondst?
Cola
energiedrank
sinaasappelsap
halfvolle chocolademelk
Ontbijt
1. Ontbijt jij iedere dag?
o
Ja, omdat …………………………………………………………………………………………………………….
o
Nee, omdat ………………………………………………………………………………………………………….
2. Wat eet en drink jij meestal voor het ontbijt?
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
3. Wat vind jij gezond om te eten als ontbijt?
………………………………………………………………………………………………………………………………………..
4. Neem je af en toe fruit mee naar school zoals een appel of een banaan?
o Ja
o Nee
Lunch
1. Lunch jij iedere dag?
o
Ja, omdat …………………………………………………………………………………………………………………
o
Nee, omdat ……………………………………………………………………………………………………………..
2. Wat eet en drink jij meestal voor de lunch?
……………………………………………………………………………………………………………………………………….
3. Neem jij je lunch mee van thuis of koop je iets te eten op school of in de supermarkt?
o In neem mijn lunch mee van thuis
o Ik koop iets te eten op school of in de supermarkt
o Ik lunch niet iedere dag
20
4. Hoe vaak koop jij iets te eten of te drinken op school of in de supermarkt?
o Iedere dag
o Vier of drie keer per week
o Twee of één keer per week
o Minder dan één keer per week
o Ik koop nooit iets te eten op school of in de supermarkt
5. Als je wat te eten of te drinken koopt op school, wat neem je dan meestal?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
6. Gooi jij wel eens eten weg wat thuis is klaargemaakt om op school te eten (bijvoorbeeld je
boterhammen of fruit)?
o
Ja, ik doe dat wel eens omdat
……………………………………………………………………………………………………………………………
o
Nee, ik doe dat nooit omdat
……………………………………………………………………………………………………………………………
7. Wat vind jij gezond om te eten en te drinken voor de lunch en waarom vind je dat gezond?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………....
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Avondeten
1. Wat eet jij meestal als avondeten?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
2. Hoe vaak per week eet jij friet of gebakken aardappels?
o Bijna iedere dag
o Drie keer per week
o Eén keer per week
o Minder dan één keer per week
3. Hoeveel opscheplepels groente eet jij per dag?
o Drie of vier
o Eén of twee
o Ik eet niet iedere dag groente
o Ik eet bijna nooit groente
4. Wat denk jij dat gezond is om te eten en te drinken als avondeten?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
21
5. Waarom denk je dat dit eten en drinken gezond voor je is?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
6. Waar eet jij meestal je avondeten?
o Thuis aan tafel
o Thuis op de bank
o Terwijl ik achter de computer zit
o Terwijl ik televisie kijk
o Ik eet mijn avondeten meestal ergens anders, namelijk …………………………………………...
Snacks, koekjes en snoepjes
1. Hoeveel snacks, snoepjes, koekjes en chips eet jij per dag?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
2. Als je zelf snoepjes, chips of koekjes gaat kopen, wat koop je dan?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
3. Delen jij en je vrienden of klasgenoten snoepjes, chips en koekjes samen? Hoe vaak doen
jullie dit?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………..
4. Hoe vaak eet je chips, koekjes of snoepjes op school?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Dat lust ik niet…
1. Welk eten of drinken lust jij niet en waarom lust je dit niet?
……………………………………………………………………………………………………………………………………………....
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
2. Houden jouw ouders rekening met wat je niet lust?
o Ja
o Nee
3. Moet jij wel eens van je ouders iets eten of drinken wat je eigenlijk niet lust?
o Ja
o Nee
4. Luister je dan naar je ouders?
o
Ja, dan luister ik omdat ………………………………………………………………………………………………
22
o
Nee, dan luister ik niet omdat ……………………………………………………………………………………
Dit eet ik graag!
1. Welk eten en drinken vind jij het allerlekkerst smaken?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………….
2. Hoe komt het dat jij dat eten en drinken zo lekker vindt. Smaakt het zoet, of zout of juist
romig of lekker fris?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………..
Gezond eten en drinken
1. Vind jij dat je zelf gezond eet?
o
Ja, omdat ………………………………………………………………………………………………………………
o
Nee, omdat …………………………………………………………………………………………………………..
2. Vind jij het belangrijk dat je gezond eet?
o
Ja, omdat ………………………………………………………………………………………………………………
o
Nee, omdat ………………………………………………………………………………………………………….
3. Vind je het makkelijk om gezond te eten?
o
Ja, ik vind het makkelijk omdat ………………………………………………………………………………
o
Nee, ik vind het niet makkelijk omdat ……………………………………………………………………
4. Hoeveel fruit eet jij per dag?
o 3 tot 4 stuks fruit
o 1 tot 2 stuks fruit
o Ik eet niet elke dag fruit
5. Vind jij fruit lekker?
o
Ja, omdat ………………………………………………………………………………………………………………
o
Nee, omdat …………………………………………………………………………………………………………..
6. Vind jij dat er op school af en toe les moet worden gegeven over gezond eten en drinken?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………….
23
7. Waarom vind je dat?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Sport
1. Sport jij?
o
Ja, ik doe aan sport namelijk, …………………………………………………………………………………
o
Nee, ik doe niet aan sport omdat ………………………………………………………………………….
2. Hoe ga jij naar school?
o Lopend
o Met de fiets
o Met de bus
o Ik word gebracht
o Ik ga anders naar school, namelijk ………………………………………………………………………….
24
Resultaten enquête
25
26
27
Conclusie enquête
Over jezelf
Er hebben totaal 17 leerlingen deelgenomen aan de enquête, waarvan 7 jongens en 10 meisjes. De
leeftijden van de kinderen liggen tussen de 12 en 14 jaar:
- 7 leerlingen zijn 14 jaar
- 9 leerlingen zijn 13 jaar
- 1 leerling is 12 jaar
Het BMI van deze leerlingen ligt tussen de 16,6 en 25,7 Het gemiddelde van het BMI van alle
leerlingen samen is dan 20,4. Aan de hand van BMI kan gesteld worden dat het grootste deel van de
leerlingen binnen de categorie ‘gezond gewicht’ valt. Er zijn vijf leerlingen met overgewicht waarvan
vier meisjes.
Eten en drinken
De meeste meisjes in de klas praten met hun familie en vrienden over wat zij eten en drinken.
Hierbij gaat het zowel over het gezonde als het lekkere aspect. De meeste jongens hebben het met
vrienden en familie niet over wat zij eten en drinken.
Uit de enquête is gebleken dat twaalf leerlingen regelmatig samen met iemand anders of alleen
boodschappen doen. De overige vijf leerlingen doen nooit of zelden boodschappen.
Vrijwel alle leerlingen hebben op de vraag welke snack het minst slechts en welke drankje het meest
ongezondst is, een goed antwoord gegeven. Het meest gekozen antwoord is de tosti en het
energiedrankje.
Ontbijt
Vijftien leerlingen ontbijten iedere dag. De meest gegeven redenen voor het ontbijten zijn: v
- Ontbijten voor de energie (om te presteren/concentreren)
- Het hebben van honger in de ochtend en/of omdat ze het ontbijt belangrijk vinden.
Degenen die aangeven niet elke dag te ontbijten gaven als reden aan dat ze of geen honger hebben
of geen tijd.
Tijdens het ontbijt wordt er door het grootste deel van de groep thee of melk gedronken. Vrijwel alle
leerlingen die de vraag: ‘wat eet je voor het ontbijt’ beantwoord hadden, gaven aan dat ze ’s
ochtends brood eten. Een gezond ontbijt wordt voor de meeste leerlingen gezien als een maaltijd
die bestaat uit brood of fruit. Een enkeling geeft aan dat havermout in een gezond ontbijt past.
Negen van de zeventien leerlingen nemen wel eens fruit mee naar school.
Lunch
Drie van de zeventien leerlingen lunchen niet iedere dag. De meest gegeven reden hiervoor is: het
gebrek aan eetlust. De meeste leerlingen eten tijdens de lunch brood en nemen daar regelmatig
(suikerrijke) frisdranken bij. Vaak wordt er gekozen voor cola, siroop en/of pakje sap. 94% van de
leerlingen, neemt lunch mee van thuis, de rest koopt iets op school of in de dichtstbijzijnde
supermarkt (Plus). 65% van de leerlingen koopt minder dan 1 keer per week of 1 à 2 in de week iets
uit de kantine of in de supermarkt. 17% koopt nooit iets in de kantine of in de supermarkt. De
overige 18% koopt drie à vier keer per week of vaker iets in de kantine of supermarkt. Wanneer er
iets in de kantine of supermarkt gekocht wordt, wordt er vaak gekozen voor: een kaasbroodjes, een
frikandelbroodjes, frisdrank, broodjes met beleg.
Het weggooien van een meegenomen lunchmaaltijd van thuis, wordt door 18% wel eens gedaan. De
reden die zij daarvoor gaven was dat de lunchmaaltijd er na een tijdje niet meer lekker uit ziet. De
28
meest leerlingen gaven aan dat een gezonde lunch moet bestaan uit: brood, fruit, sap, melk of
water.
Avondeten
De meeste leerlingen eten tijdens het avondeten: groenten, aardappelen, vlees, pastagerechten en
buitenlandse gerechten zoals Cachupa. Vijftien van de zeventien leerlingen gaven aan dat ze één of
minder dan één keer per week friet of gebakken aardappelen eten. De rest eet dit vaker dan drie
keer per week. Negen leerlingen eten iedere dag één tot twee opscheplepels groenten. Twee
leerlingen eten niet elke dag groenten. De rest van de leerlingen eet drie of meer opscheplepels
groenten per dag. Alle leerlingen vinden dat groenten en water onderdeel uitmaken van een gezond
avondmaaltijd. De meest gegeven redenen hiervoor zijn: bevat vitamines, bevat weinig suiker, bevat
voedingsstoffen die nodig zijn voor de groei, om te voorkomen dat je dikker wordt. Twaalf leerlingen
eten tijdens het avondeten aan tafel. De rest geeft aan op de bank of voor de televisie te eten
Snacks, koek, snoep
Elf leerlingen gaven aan dat zij twee of minder snoepjes, snacks of koekjes per dag eten. Drie
leerlingen nemen drie of meer snoepjes, snacks of koekjes per dag eten. Het overige deel
beantwoorde deze vraag met ‘veel’ of ‘niet veel’. Wanneer de leerlingen zelf snoepjes, chips of
koekjes kopen, kiezen zij het vaakst voor chips, chocolade, snoepgoed (zoals wine gums).
Dit lust ik niet…
Op de vraag welk eten en drinken de leerlingen niet lusten worden veelal bittere en zure
voedingsmiddelen geantwoord. Hierbij valt te denken aan: spruiten, witlof, zuurkool, kool,
karnemelk en citroen. Bij elf van de leerlingen houden de ouders rekening met wat zij niet lusten.
Acht leerlingen moeten van hun ouders wel eens iets eten of drinken wat zij eigenlijk niet lusten.
Dit eet ik graag!
Op de vraag welk drinken of eten het lekkerst smaakt, wordt er veelal geantwoord met: chocolade,
pizza, energiedrink, koekjes, koolzuurhoudende frisdranken, patat en kapsalon.
Gezond eten en drinken
Slechts twee leerlingen zijn van mening dat ze denken niet gezond te eten. Het overige deel denkt
wel gezond te eten. De meest gegeven reden hiervoor is dat de leerlingen denken niet te veel te
snoepen. Alle leerlingen geven aan dat zij het belangrijk vinden om gezond te eten. De meest
genoemde redenen hiervoor zijn: om niet dik te worden, om niet ziek te worden. Op de vraag of de
leerlingen het makkelijk vinden om gezond te eten wordt er vooral met ‘ja’ geantwoord. Een aantal
leerlingen geven aan het niet makkelijk te vinden omdat zij gezond eten niet altijd lekker vinden en
de verleiding om ongezonde producten te eten heel groot is. De meeste leerlingen nemen één tot
maximaal twee stuks fruit per dag. De meeste leerlingen geven aan fruit te eten omdat zij het lekker
vinden maar een reden die ook vaak wordt genoemd is dat fruit gezond voor je is. Als er aan de
leerlingen worden gevraagd of er op school af en toe les moet worden gegeven over gezond eten of
drinken, zijn de meningen zeer verdeeld. Tien leerlingen geven aan wel eens les te willen krijgen
over gezond eten en drinken. De meest gegeven reden hiervoor is: om te weten of het gezond is en
om niet te dik te worden.
Sport
Slechts twee leerlingen doen niet aan sport. Het overige deel zit op een sportclub of speelt vaak
buiten. De meest genoemde sporten die worden beoefend zijn balsporten, freerunnen en fitness.
Alle leerlingen gaan op de fiets naar school.
29
Bijlage 2 Interview met docent H.M. van den Steenhoven
Datum: 21 mei 2015
Locatie: Drechtsteden College te Dordrecht
Kunt u wat vertellen over de groep in het algemeen?
Het is een klas met 18 leerlingen die les krijgen op BB-niveau (beroepsgerichte leerweg). Dit is een
zogenaamde structuurklas. In een structuurklas zitten maximaal 20 leerlingen omdat alle leerlingen
extra aandacht nodig hebben. Ze hebben bijvoorbeeld leer- of gedragsproblemen, een slechte
thuissituatie etc. Om het basisschool-principe na te bootsen, de hoeveelheid prikkels te verminderen
en de leerlingen meer rust en structuur te geven heeft de klas voor vrijwel alle vakken één vaste
docent. Voor de vakken lichamelijke opvoeding, beeldende vorming en techniek hebben zij een
andere docent. Ik zie de klas bijvoorbeeld twee keer per week, twee uur achter elkaar voor het vak
beeldende vorming.
Hoe is de sfeer in de klas? Hoe gaat men met elkaar om?
Het is een hele leuke en gezellig klas. Er heerst een goed groepsgevoel en de leerlingen accepteren
elkaar zoals ze zijn. Er is af en toe wel wat mot maar dit lost zich altijd vrij snel weer op. Het is
belangrijk om geduldig te zijn met deze klas. Alle leerlingen hebben moeite met leren en ze vinden
het heel lastig om langer dan tien minuten geconcentreerd te luisteren. Neem dit mee voor de opzet
van jullie voorlichting. Het is namelijk echt aan te raden voldoende afwisseling in de les aan te
brengen door bijvoorbeeld doe- en luisteropdrachten af te wisselen. Als je dit niet doet verliezen de
leerlingen hun concentratie en gaan ze zich vervelen.
Hoe verloopt de samenwerking tussen de leerlingen?
De leerlingen kunnen over het algemeen goed samenwerken maar ook goed zelfstandig een
opdracht uitvoeren. Het is dan wel belangrijk om de opdracht van te voren hel duidelijk toe te
lichten en ook te vertellen waarom de leerlingen de opdracht uitvoeren.
Hoe staat het met de voorkennis van de groep betreft gezonde voeding, beweging en overgewicht
of obesitas?
De klas heeft naar mijn inzicht op dit moment vrij weinig kennis van het onderwerp voeding. Er
wordt op school heel af en toe aandacht aan besteed maar het maakt absoluut geen deel uit van het
vaste programma. Wat betreft het onderwerp beweging weten ze meer. Vrijwel alle kinderen in de
klas doen aan sport en ook gymlessen vinden ze erg leuk. Bij het vak lichamelijke opvoeding zit ook
een stukje theorie dus he belang van voldoende beweging is de leerlingen wel duidelijk.
En hoe zit het met de kennis wat betreft de gevolgen van slechte voeding? Bijvoorbeeld het
ontwikkelen van overgewicht of obesitas.
Een aantal kinderen in de klas zijn duidelijk te zwaar. Ik denk dat ze zich wel bewust zijn van het
overgewicht maar niet goed weten hoe ze het kunnen verbeteren. Ik krijg de indruk dat de kinderen
vooral eten wat ze lekker vinden en vaak niet goed weten welke voedingsmiddelen gezond zijn en
welke niet. Een kapsalon vinden ze bijvoorbeeld helemaal niet zo ongezond wanneer er wat sla op
ligt. Bovendien denk ik niet dat de leerlingen weten wat voor vervelende gevolgen overgewicht voor
de gezondheid kan hebben. Deze gevolgen ontwikkelen zich toch vaak op latere leeftijd en de
30
kinderen zijn daar nu helemaal niet mee bezig. In mijn ogen is het gebrek aan kennis over het effect
van voeding op de gezondheid het grootste probleem.
Wat voor voedingsproblemen signaleert u in de klas?
Ik zie de kinderen vooral heel veel pakjes sap, wicky, blikjes energydrank en andere suikerrijke
drankjes drinken. Daarnaast nemen ze vrijwel allemaal koeken mee naar school, bijvoorbeeld Oreo
koekjes, Prince chocokoek en Liga’s. Ik denk dat de kinderen niet goed beseffen waarom deze
drankjes en koekjes niet zo gezond zijn. Ze houden gewoon erg van zoet en vet. Soms zie ik, bij het
naar huis gaan, leerlingen in de fietsenstallingen met zakken chips staan. En hun moeder zich maar
afvragen waarom ze met het avondeten geen honger hebben…
31
Bijlage 3 Draaiboek voorlichting
Doelgroep voorlichting: Leerlingen van de IA1 BB-LWOO klas (beroepsgerichte, leerweg
ondersteunend onderwijs)
Gezondheidsprobleem: overgewicht en obesitas
Huidig gedrag: hoge inname aan suiker- en vetrijke voedingsmiddelen
Groepsgrootte: 18 personen
Mentor klas: K. van Zuilen
Onderwerp: gezonde voeding
Datum: 04-06-2015
Plaats: lokaal in het Drechtsteden College te Dordrecht
Beschikbare hulpmiddelen: smartboard
Tijd voorlichtingsbijeenkomst: van 09.40 – 11.25
Duur van de voorlichtingsbijeenkomst: 1,5 uur exclusief pauze van 15 minuten
Materialen
De volgende materialen zijn nodig voor het geven van de voorlichting:
- Korte Prezi-presentatie om de voorlichting te starten
- Een groene en rode kaart voor iedere deelnemer
- Blanco stickers voor alle deelnemers, voorlichters en andere aanwezige
- Vijf watervaste viltstiften
- Materialen voor de uitvoering van “Heb jij ze op een rij?” (zie bijlage 4)
- Materialen voor de uitvoering van “Hoeveel suiker drink jij” (zie bijlage 5)
- Materialen voor de uitvoering van “Ontbijt je rijk” (zie bijlage 6)
- Materialen voor de uitvoering van “Weet wat je eet” (zie bijlage 7)
- Materialen voor de uitvoering van de effectmeting (zie bijlage 8)
- Uitgeprinte brieven voor de ouders/verzorgers van alle deelnemende leerlingen (zie bijlage
9)
- Indien van toepassing: videocamera om beeld- en geluidsmateriaal van de voorlichting op te
nemen
Tijdsplanning
Tijd
09.15
09.20
9.40
9.50
10.05
10.20
10.25
10.40
10.55
11.10
11.20
11.25
Voorlichters op de locatie aanwezig
Voorbereiding:
- Testen of benodigde apparatuur naar behoren werkt (Smartboard,
computer, videocamera)
- Testen of presentatie werkt
- Materialen voor de uitvoering van alle spellen klaarleggen
- Naamstickers en viltstiften klaarleggen
- Groene en rode kaarten klaarleggen
Inleiding voorlichting
Start met alle spellen
Einde eerste ronde, start tweede ronde
Einde tweede ronde
Pauze
Start derde ronde
Einde derde ronde, start vierde ronde
Einde vierde ronde, starten met evaluatiemeting
Einde evaluatiemeting, afsluiting
Einde voorlichtingsbijeenkomst
32
Bijlage 4 Spel ‘Heb jij ze op een rij?’
Aanleiding
De leerlingen zijn zich onvoldoende bewust van wat gezonde en ongezonde tussendoortjes en
snacks zijn. Om deze keuze in de praktijk gemakkelijker te maken zullen de leerlingen leren welke
tussendoortjes of snacks de voorkeur verdienen en welke niet. Deze kennis draagt mogelijk bij aan
een gezondere keuze.
De opdracht
De opdracht zal ongeveer 15 minuten duren en zal worden uitgevoerd door een groepje van vier tot
vijf leerlingen. Allereerst zal de groep binnen twee minuten een korte uitleg krijgen over de inhoud
en het doel van de opdracht. De leerlingen zal worden verteld dat zij de voedingsmiddelen die zijn
afgebeeld op de kaartjes, met behulp van de wasknijpers, op de juiste volgorde (van ongezond naar
gezond) aan de waslijn moeten hangen. Tevens zal worden uitgelegd dat het belangrijk is om te
weten wat gezonde en minder gezonde keuzes zijn zodat ze zelf een weloverwogen keuze kunnen
maken. De leerlingen zullen vervolgens zeven minuten de tijd krijgen om de kaartjes op de juiste
plek aan de waslijn hangen. Gedurende deze zeven minuten heeft de voorlichter een ondersteunde
en observerende rol. Indien de leerlingen tijdens de opdracht vragen hebben kunnen zij deze stellen
aan de voorlichter. Wanneer de leerlingen klaar zijn met de uitvoering van de opdracht of wanneer
de tijd is verstreken zal de opdracht gezamenlijk worden nabesproken. De voorlichter zal vragen of
de leerlingen alle voedingsmiddelen herkenden en de opgehangen volgorde zal door de leerlingen
worden vergelijken met het antwoordmodel. Bij de foutief opgehangen voedingsmiddelen zal door
de voorlichter uitgelegd worden waar deze wel had moeten hangen en waarom. De nabespreking zal
in totaal zes minuten in beslag nemen. Aan het einde van de voorlichtingsbijeenkomst wordt door
middel van het stellen van vragen getoetst of de leerlingen het leerdoel hebben behaald.
Leerdoel
De leerling heeft tijdens de opdracht geoefend met het juist beoordelen van gezonde en minder
gezonde voedingsmiddelen. De leerling moet na afloop van de voorlichting, minimaal vier
voedingsmiddelen, in de juiste volgorde (van ongezond naar gezond) kunnen opnoemen.
Materialen
Voor het uitvoeren van de opdracht zijn de volgende materialen nodig:
- Waslijn (minimaal drie meter lang)
- Wasknijper (minimaal 30 stuks, waarvan vijf reserve)
- twee keer een set van 25 kaartjes met voedingsmiddelen (waarvan één reserve set)
- Twee antwoordmodellen (waarvan één reserve set)
Voor de start van het spel dient de waslijn op een passende hoogte voor de leerlingen te zijn
opgehangen.
Antwoordmodel
Tabel 3: voedingswaarde per 50 gram product
PRODUCT
ENERGIE VET WAARVAN
(KCAL)
(G) VERZADIGD
(G)
CHOCOLADE
276
17,1 10,4
CHIPS
271
16,6 3
CHOCOPRINCE KOEK 248
10,8 6
OREO KOEKJES
240
10
4,9
KAPSALON
232
13,9 3,7
MARS
224
8,3
3,8
LIGA
214
8,5
3,2
33
EIWIT
(G)
KOOLHYDRATEN
(G)
3,4
3,2
2,6
2,5
11
1,9
4,8
26,5
26,2
34,5
34,5
15
35
29
VEZE
LS
(G)
1,4
2
1
1,2
1,2
0,6
1,6
ZOUT
(G)
0,1
0,7
0,2
0,5
0,7
0,2
0,4
RANGO
RDE
NR.*
1
2
3
4
5
6
7
SNACK-A-JACK
PATAT MET
MAYONAISE
KAASBROODJE
COLA SNOEPJES
FRIKANDELBROODJE
PIZZA
WIT BROODJE
GEZOND
VOLKOREN
EIERKOEK
ZOETE POPCORN
KRENTENBROOD
WIT BROODJE KAAS
VOLKORENBROODJE
KAAS
VOLKOREN BROODJE
GEROOKTE ZALM
BANAAN
RAKETJE (IJSJE)
APPEL
FRUITSMOOTHIE
CHERRYTOMAATJES
208
180
3,8
11,5
0,4
2,2
3,8
2
39,5
16,7
0,5
1,4
0,4
0,4
8
9
179
172
166
165
161
9,8
0,3
10,2
7
12,3
5,8
0,1
5,3
2,2
3,2
4,3
3,5
4,6
5
6,5
14,2
38,9
13,4
13
5,8
1,5
0
1
1
0,4
0,9
0
0,9
0,8
0,6
10
11
12
13
14
157
2,1
0,6
4
29,6
1,9
0,2
15
156
136
129
124
1,2
1,2
4,1
4
0,3
0,4
1,7
1,7
4
3,0
6,3
6,9
31,5
26,6
16,1
13,8
1,5
1,6
1,3
2,6
0
0,4
0,6
0,6
16
17
18
19
119
3
0,6
7,2
13,8
2,6
0,8
20
48
46
30
25
15
0,2
0
0,1
0
0,4
0
0
0
0
0
0,6
0
0,1
0,6
0,4
10,3
11,2
6,5
5,2
2
1
0,1
1
0,6
1
0
0
0
0
0
21
22
23
24
25
*1 = zeer ongezond, oplopend tot gezond.
Afbeeldingen voedingsmiddelen
MELKCHOCOLADE
KAASBROODJE
OREO KOEKJES
CHIPS
CHOCOPRINCE KOEK
WIT BROODJE GEZOND
SNACK-A-JACKS
FRIKANDELBROODJE
WIT BROODJE KAAS
VOLKORENBROODJE KAAS
34
LIGA
KAPSALON
VOLKOREN BROODJE
GEROOKTE ZALM
FRUITSALADE
KRENTENBROOD
KLEINE TOMATEN
VOLKOREN EIERKOEK
MARS
PIZZA
COLA SNOEPJES
BANAAN
APPEL
PATAT MET MAYONAISE
ZOETE POPCORN
FRUITSMOOTHIE
RAKET
* Op de kaartjes die tijdens het spel worden gebruikt zijn de afbeeldingen groter afgedrukt.
35
Bijlage 5 Spel ‘Hoeveel suiker drink jij?’
Aanleiding
Uit de resultaten van de enquête is gebleken dat een groot deel van de kinderen veel suikerrijke
dranken drinkt. De grote hoeveelheid suiker kan overgewicht en tandbederf veroorzaken. Het is
belangrijk om de kinderen ervan bewust te maken hoeveel suiker er in de dranken zit die zij dagelijks
drinken.
De opdracht
Tijdens dit spel krijgen de kinderen een formulier waarop zij moeten invullen hoeveel suikerklontjes
er volgens hen in bepaalde dranken zitten. Het gaat hier om de dranken: Cola, Cola light, Energie
drank, Capri Sun, Wicky, halfvolle melk en sinaasappelsap. Dit zijn de dranken die uit de enquête als
meest gedronken naar voren zijn gekomen. Het doel van het spel is om de kinderen bewust te
maken van de hoeveelheid suiker die zich in de drankjes die zij dagelijks drinken bevind. Naast de
meest gedronken drankjes zal er ook gevraagd worden hoeveel suiker de kinderen denken dat er in
water zit. Vervolgens moeten de leerlingen ook invullen hoeveel van de gegeven dranken zij drinken
op een dag. Zodat we na het nakijken kunnen kijken hoeveel suiker zij in totaal op een dag drinken.
- Allereerst wordt er een korte uitleg gegeven over het spel en over suikers in dranken. Er
wordt verteld dat de tanden worden aangetast door de suikers en dat de kinderen door een
teveel aan suiker zullen aankomen. Daarnaast wordt er ook verteld dat er in light dranken
geen suiker zit maar wel veel zoetstoffen en andere toevoegingen die niet goed voor je zijn
en je tanden aantasten
- Alle kinderen krijgen een invul formulier, deze vullen zij zelfstandig in
- Gezamenlijk nakijken, de voorlichter laat per drankje een aantal leerlingen hun antwoord
opnoemen. Vervolgens begint de voorlichter met suikerklontjes op de weegschaal te leggen,
van te voren wordt het juiste antwoord niet verteld. De voorlichter stopt wanneer de juiste
hoeveelheid suikerklontjes op de weegschaal ligt.
- Nadat alle drankjes zijn besproken wordt er voor de leerlingen berekend hoeveel suiker zij
op een dag drinken.
Leerdoel
Tijdens het spel oefent de leerling met de hoeveelheid suiker in dranken die hij/zij vaak drinkt. Na
afloop van de voorlichting moet de leerling weten hoeveel suiker zij op een dag nuttigen in de vorm
van drinken.
Materialen
- Van ieder drankje een verpakking.
- Doos suikerklontjes
- Weegschaal
- Invul formulieren
36
Invulformulier
Hieronder staan de drankjes die door jullie het meest gedronken worden. Probeer van ieder drankje
te schatten hoeveel suikerklontjes er in de gegeven hoeveelheid zit.
Soort drinken
Aantal suikerklontjes
Aantal porties op een dag
Blikje Cola (330 ml)
8
Blikje Cola light (330 ml)
0
Pakje Halfvolle melk (200 ml)
2
Pakje Capri Sun (200ml)
4
Pakje Wicky (200 ml)
3
Blikje Energiedrink (250 ml)
6
Pakje Sinaasappelsap (200 ml)
4
Flesje Water (500 ml)
0
* de antwoorden zijn in rood aangegeven, op het invulformulier dat de kinderen krijgen is de kolom
leeg.
37
Bijlage 6 Spel ‘Ontbijt je rijk’
Aanleiding
Veel leerlingen zijn zich niet bewust hoe belangrijk een goed ontbijt is. Veelal weten ze ook niet
waaruit een goed ontbijt moet ontstaan. Ze nemen snel wat mee voor onderweg of kiezen een
makkelijk producten.
De opdracht
De duur van dit spel zal ongeveer 15 minuten bedragen en worden gespeeld met 4 à 5 leerlingen.
Vooraf zal kort worden uitgelegd hoe het spel zal worden gespeeld. Vervolgens wordt er per keer
een kleine casus behandeld. Dit is een kort verhaaltje over het ontbijt. Het is de bedoeling dat de
leerlingen de casus gaan beoordelen: is het ontbijt oké of is het ontbijt niet oké. Elke leerling krijgt
een rood en een groen papier waarmee zij kunnen aanduiden of zij het oké of niet oké vinden. Na
deze beoordeling moeten de leerlingen hun keuze beargumenteren. Aan de hand van deze
voorkennis wordt daarna een kort stukje theorie behandeld per casus. Hoeveel casussen worden
behandeld, hangt af van de snelheid van de leerlingen.
Leerdoel
Na dit spel kunnen de leerlingen een oordeel geven over het ontbijt. Tevens beschikken zij over de
kennis om zelf een verantwoord ontbijt samen te stellen.
Materiaal
Voor het spel is het volgende materiaal nodig:
- 4 casussen
- Rode en groene briefjes
- Schrijfpapier
- Pennen
Maandagochtend
Als de wekker van Hassan gaat springt hij vrolijk zijn bed
uit. Hij neemt een douche, kleed zich snel aan en gaat naar
beneden. Vervolgens eet hij wat cornflakes uit zijn
handen, want hij wil vroeg naar school. Hassan heeft
gisteren een nieuwe app op zijn telefoon geïnstalleerd en
deze wil hij graag aan zijn vrienden laten zien. Hij stopt
nog snel twee chocolade koeken en een blikje redbull in
zijn rugtas voor het geval hij honger krijgt. Vervolgens pakt
hij zijn fiets en gaat naar school.
Ik vind dit oké – niet oké
Want ....
38
Woensdagochtend
Karin is een vroege vogel. Om kwart over zeven gaat haar
wekker. Dit gaat welke ochtend zo, maar toch komt Karin
langzaam op gang. Ze heeft een halfuur nodig om zich te
wassen en aan te kleden. Voor het ontbijt heeft haar
moeder, zoals elke dag, twee bruine boterhammen
gesmeerd en belegd met kaas en komkommer. Daarnaast
drinkt Karin nog twee koppen thee.
Ik vind dit oké – niet oké
Want ....
Zaterdagochtend
Pieter staat op zaterdag rond negen uur op. Meestal
doucht hij nog voor het ontbijt. Rond kwart over negen zit
de hele familie samen aan de ontbijttafel. Voor iedereen
staat er een glas verse, zelfgemaakte fruitsap klaar. Er
staat melk, yoghurt, bruin brood en ontbijtgranen op tafel.
Op het brood kan Pieter ham, kaas of een gekookt eitje
nemen. Het ontbijt op zaterdag is het gezelligste moment
van de week. Aan het eind van de ochtend, na het ontbijt,
gaat Pieter meestal naar buiten om met zijn vrienden een
potje te voetballen.
Ik vind dit oké – niet oké
Want ....
Zondagochtend
Op zondag staat Aïsha meestal rond half 10 op. Vaak heeft
een luie dag, maar vandaag is het koopzondag en gaat Aïsha
met haar vriendinnen shoppen. Om 11uur staan haar
vriendinnen voor de deur en gaan ze op stap. Onderweg
krijgt Aïsha trek en bedenkt ze dat ze nog niet heeft
ontbeten. Ze gaat nog snel even langs de supermarkt en
haalt twee croissantjes, een flesje cola en snoepjes voor
onderweg. Vervolgens gaan de meiden de stad in om te
shoppen.
Ik vind dit oké – niet oké
Want ....
39
Uitwerkingen
Maandagochtend:
Oordeel:
Niet oké
Wat?
Hassen neemt geen tijd
voor het ontbijt
Hij neemt chocolade
koeken mee
Hij neemt een blikje
redbull mee
Woensdagochtend:
Oordeel:
Wat?
Oké
Karin neemt de tijd voor
haar ontbijt
Waarom?
Het is beter om ’s
ochtends de tijd te nemen
om te ontbijten. Je
lichaam kan op deze
manier opstarten en zich
voorbereiden op de rest
van de dag.
De chocolade koeken
bevatten veel suiker. Het
is niet goed om de dag te
beginnen met veel suiker.
Redbull bevat ook veel
suiker en teveel suiker is
niet goed voor je lichaam.
Daarnaast zitten er nog
andere stofjes in die
gevaarlijk zijn voor je
gezondheid
Hoe kan het wel?
Hassan kan beter de tijd
nemen om ’s ochtends te
ontbijten. Hij kan rustig
aan de tafel gaan zitten in
plaats van snel wat naar
binnen te schuiven.
Hassen kan beter kiezen
om een stuk fruit mee te
nemen. Fruit bevat veel
vitamines die je lichaam
nodig heeft.
Hassan kan er beter voor
kiezen om een flesje water
mee te nemen naar school.
Als hij dit niet lekker vind,
kan hij voor de smaak een
scheutje limonadesiroop
toevoegen.
Waarom?
Het is goed dat Karin ’s
ochtends de tijd neemt
voor haar ontbijt.
Hoe kan het wel?
Karin eet twee bruine
boterhammen
Bruine boterhammen is
een goede keuze. Ze
bevatten veel vezels die
goed zijn voor je darmen.
Karin neemt als beleg
kaas met tomaat.
Het beleg van Karin is
goed en lekker.
Karin zou wat meer
kunnen varieren. Een
gevarieerd eetpatroon is
belangrijk. Ze kan
bijvoorbeeld afwisselen
met yoghurt.
Ook in het beleg van Karin
mag meer variatie komen.
Niet genoeg variatie kan
leiden tot een tekort aan
bepaalde voedingsstoffen
en dit is niet goed voor je
lichaam.
40
Zaterdagochtend:
Oordeel:
Wat?
Oké
Het is goed dat Pieter
met zijn hele gezin aan
tafel eet.
Het ontbijt van Pieter
ziet er goed uit.
Het verse, zelfgemaakte
fruitsapje
Zondagochtend:
Oordeel:
Wat?
Niet oké
Aïsha ontbijt ’s ochtends
niet.
Aïsha neemt twee
croissants
Aïsha neemt snoep mee
voor onderweg.
Aïsha neemt een flesje
cola
Waarom?
Op deze manier wordt het
een gezellig en goed begin
van de dag.
Hoe kan het wel?
Er is voldoende variatie en
de producten die op tafel
staan zijn geen slechte
producten.
Zelfgemaakte sapjes
bevatten altijd minder
(toegevoegde) suikers dan
kant-en-klare sappen. Dit
is dus een goed alternatief.
Waarom?
Het is beter om ’s
ochtends te ontbijten. Op
deze manier geef je je
lichaam energie op om te
starten.
Croissants zitten vol
verzadigde vetten. Deze
zijn niet goed voor je
lichaam.
Snoep zit vol suiker, wat
niet goed is voor je
lichaam.
Cola bevat ook veel suiker
en teveel suiker is niet
goed voor je lichaam.
41
Hoe kan het wel?
Aïsha kan beter wel gaan
ontbijten ’s ochtends. Als is
het maar iets kleins, zoals
een een schaaltje yoghurt
of een cracker.
Aïsha kan beter gewoon
thuis ontbijten. Zoals net al
is besproken.
Aïsha kan beter een stuk
fruit of noten meenemen
voor onderweg. Deze
producten bevatten goede
voedingsstoffen.
Aïsha kan er beter voor
kiezen om een flesje water
mee te nemen naar school.
Als hij dit niet lekker vind,
kan hij voor de smaak een
scheutje limonadesiroop
toevoegen.
Bijlage 7 Spel ‘Weet wat je eet’
Aanleiding
Veel leerlingen zijn zich niet bewust van wat ze nu eigenlijk innemen of wat er nu eigenlijk in een
product zit. Met deze opdracht denken leerlingen na over welke voedingsstoffen er nu in bepaalde
voedingsmiddelen zitten en hoe ze dit kunnen achterhalen.
De opdracht
Deze opdracht zal ongeveer vijftien minuten duren en wordt gedaan in een groepje met ongeveer
vier à vijf leerlingen. Voordat de opdracht begint, wordt er kort uitgelegd wat zij gaan doen. Er wordt
aan de leerlingen gevraagd of zij de verpakking lezen voordat zij een product kopen/nemen. Op basis
van de voorkennis die de leerlingen al hebben over etiketten, wordt de uitleg van het etiket lezen
aangepast. Na deze korte intro worden de ‘A’ en ‘B’ plastic bekertjes uitgedeeld met daar de
‘normale variant’ en de ‘gezondere’ variant. In de eerste worden de twee soorten chips geproefd.
Vervolgens wordt er dan aan de leerlingen gevraagd of zij verschil proeven in smaak. De etiketten
van beide producten worden dan uitgedeeld. Het etiket van de verpakkingen wordt dan uitgelegd.
Energie staat voor brandstof voor het lichaam. Deze energie is onder te verdelen in: koolhydraten,
eiwit en vet. Dit is ook terug te vinden in het etiket. De specifieke uitleg staat in het kopje ‘Etiket
informatie’. Er wordt dan aan de leerlingen gevraagd of zij kunnen vertellen welke etiket bij welk
plastic bekertje hoort. Doordat de leerlingen weten wij zij geproefd hebben en de uitleg van de
voedingswaarde van het etiket hebben gekregen, kunnen zij ( met of zonder hulp) weten. Voor de
voorlichting wordt de ‘wettelijke omschrijving’ met een zwarte stift zwartgemaakt. De leerlingen
kunnen dan niet letterlijk uit het etiket afleiden welk product bij welk etiket hoort. Er worden in
totaal drie rondes gedaan. Vanwege de tijd, kan het zo zijn dat er maar twee rondes worden
uitgevoerd.
Rondes
Elke leerling krijgt per ronde twee plastic bekers. De beker met de letter A erop is de ‘normale
variant’ en de beker met de letter B erop is de ‘gezondere’ variant. De etiketten zijn in bijlage één te
vinden. De wettelijke omschrijvingen van de etiketten zijn weggehaald, omdat deze vaak het
antwoord geven op de vraag: Welk etiket hoort bij welk product?
Productkeuze
In de eerste ronde worden de Lays Naturel en Lays Natural light gegeven. In de twee ronde worden
de energy drinks gegeven, waarvan één energydrink regular en de andere energydrink light. In de
laatste ronde worden de varianten volle chocolademelk en magere chocolademelk gegeven.
Er is gekozen voor de producten omdat veel leerlingen deze producten regelmatig nemen. Bij elk
product is de samenstelling anders wat betreft de koolhydraten, eiwit en vet.
Etiket informatie
Tijdens het proeven en nabespreken zullen er verschillende dingen aan bod komen. Na het uitdelen
van de etiketten wordt er aan de leerlingen gevraagd of ze weten wat energie betekent wat staat bij
de voedingswaarde van het etiket. Energie staat voor brandstof voor het lichaam. Die energie haal je
uit voeding. Op elk etiket staat hoeveel energie er in een product zit. Deze energie is onder te
verdelen in koolhydraten, eiwit en vet. Per ronde wordt bij het product wat informatie gegeven. Bij
ronde één wordt er iets verteld over zout en het vetgehalte. Zout is een smaakmaker en wordt dus
aan producten toegevoegd om het eten wat meer smaak te geven. Daarom wordt er bij lays light
meer zout aan toegevoegd omdat dit minder vet en koolhydraten bevat dan de normale lays chips.
Bij de energydrink wordt er vooral gekeken naar de ingrediëntenlijst en de voedingswaarde gekeken.
In de energydrink light worden er zoetstoffen in gedaan. Zoetstoffen bevatten geen energie maar
maken het product wel zoeter. In de reguliere energydrink wordt het zoet gemaakt door suiker.
42
Suiker bevat wel energie, dit is ook te zien als je het vergelijkt met energydrink light. Tenslotte wordt
bij de volle en magere melk vooral gekeken naar het vetgehalte en ook op het verzadigd vet. Vet
bevat veel energie. Verzadigd vet is slecht voor het lichaam. Als de volle chocolademelk vergeleken
wordt met de magere variant bevat dit meer vet en daarmee ook meer energie dan magere
chocolademelk. In bijlage één staan de etiketten van de producten uitgewerkt.
Leerdoel
Na deze opdracht kunnen de leerlingen zelfstandig producten vergelijken door het etiket te lezen en
zelfstandig een keuze maken welk product gezonder is. Daarnaast kunnen de leerlingen uitleggen
welke voedingsstoffen er in een product zitten en hoe ze dit kunnen achterhalen.
Materialen
Voor deze opdracht zijn de volgende materialen nodig.
o Twee zaken naturel chips, waarvan één de light variant
o Drie blikjes energydrink regular en drie blikjes energydrink light
o Eén liter pak volle chocolademelk en één liter magere chocolademelk*.
o Totaal 150 plastic bekertjes
o Watervaste merkstift
o Van elk product vijf etiketten. Totaal 30 uitgeprinte etiketten.
o Eventueel servetten
* Er is gekozen voor houdbare chocolademelk vanwege de praktische reden, dat er geen koelkast bij
de voorlichting aanwezig is.
Ronde 1: chips
43
Ronde
twee:
energydrink
Ronde drie: Chocomelk
44
Chocomel mager
45
Bijlage 8 Spel effectmeting
De opdracht
De duur van dit spel zal ongeveer 5 minuten bedragen en worden gespeeld met alle leerlingen.
Vooraf zal kort worden uitgelegd hoe het spel zal worden gespeeld. Alle leerlingen dienen
vervolgens te gaan staan. Vervolgens worden de onderstaande vragen gesteld. De leerlingen moeten
de vragen beantwoorden door een groene kaar omhoog te houden als zij denken dat het juist is en
een rode kaart wanneer zij denken dat het onjuist is. Wanneer de leerling de vraag foutief heeft
beantwoord dient deze te gaan zitten. Aan het eind van de vragenronde kan worden
geïnventariseerd in hoeverre de klas er iets van heeft opgestoken.
Doel
Na dit spel hebben de voorlichter een idee hoe het is gesteld met de kennis van de groep na het
geven van de voorlichting.
Materiaal
Voor het spel is het volgende materiaal nodig:
- Onderstaande testvragen en antwoorden
- Rode en groene briefjes (voor elke leerling één groene kaart en één rode kaart)
Testvragen effectmeting:
1. Staan deze voedingsmiddelen io de juiste volgorde van ongezond naar gezond? (gegeven
opties zijn Oreo koekjes, snack-a-jack, krentenbrood en raketijsje).
Antwoord: juist:
2. Welk product is gezonder? (gegeven opties zijn chips en popcorn)
Antwoord: popcorn
3. Welk product is volgens het etiket gezonder? (gegeven opties zijn een etiket van volle melk
en een etiket van halfvolle melk)
Antwoord: halfvolle melk
4. Cola light bevat geen suiker maar wel zoetstoffen en is daarom gezonder dan gewone cola
(stelling vraag)
Antwoord: juist
5. Eén pakje Capri-Sun bevat 4 of 6 suikerklontjes?
Antwoord: 4 suikerklontjes
6. Een glas halfvolle melk bevat evenveel suiker als een glas cola (stelling vraag)
Antwoord: onjuist
7. Een voorbeeld van een goed ontbijt is: één croissantje en een glas sinaasappelsap uit pak
(stelling vraag)
Antwoord: onjuist
46
Bijlage 9 Brief voor de ouders
4 juni, 2015
Beste ouders/verzorgers,
Vandaag zijn wij, zes studenten van de opleiding Voeding & Diëtetiek aan de Haagse Hogeschool, bij
uw zoon/dochter uit klas IA1 geweest. Uw kind heeft een voorlichting gekregen over gezonde
voeding. Er is voornamelijk aandacht besteedt aan het ontbijt, de lunch, tussendoortjes en dranken.
Vanuit onze opleiding hebben wij de opdracht gekregen om een voorlichting te maken ter preventie
van overgewicht. Vandaag de dag komt overgewicht steeds vaker voor en neemt ook de ernst ervan
toe. Daarbij brengt overgewicht vele gevolgen met zich mee, waaronder zowel fysieke als mentale
problemen. Overgewicht ontstaat doordat mensen meer energie binnen krijgen dan ze verbruiken.
Na de voorlichting van vandaag heeft uw kind enige kennis over gezonde maaltijden, dranken en
tussendoortjes. Deze kennis is verkregen doormiddel van verschillende spellen gericht op de
specifieke onderwerpen.
Indien u meer informatie wilt kunt u kijken op de site van het voedingscentrum
(www.voedingscentrum.nl ). Op deze site is informatie te vinden over gezonde voeding voor zowel
volwassenen als kinderen. Onder het kopje ‘mijn kind en ik’ kunt u informatie, tips en adviezen over
gezonde voeding voor alle leeftijdsgroepen vinden.
Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en hebben met veel plezier aan deze
opdracht gewerkt.
Met vriendelijke groet,
Eva Heij
Lieke de Kort
Sophie van ’t Hoff
Marijn Sno
Marije ten Hulzen
Michelle de Groot
47
Bijlage 10 Feedback formulier
48
Download