een cultuurhistorisch schets van de koloniale geschiedenis

advertisement
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
ACADEMIEJAAR 2007 – 2008
DE TENTOONGESTELDE ANDERE
EEN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK NAAR DE
KOLONIALE BLIK
GRIETKIN VAN WYMEERSCH (20044499)
VERHANDELING VOORGELEGD AAN DE FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE TER
VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN MASTER IN DE KUNSTWETENSCHAP (OPTIE PODIUMEN MEDIALE KUNSTEN)
PROMOTOR: PROF. DR. CHRISTEL STALPAERT
DANKWOORD
In de eerste plaats wil ik mijn promotor Prof. Dr. Christel Stalpaert bedanken. Haar
advies en hulp hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het resultaat van deze
masterproef. Daarnaast vermeld ik graag Dr. Karel Arnaut , hij heeft een
doorslaggevende rol gespeeld in het maken van mijn onderwerpkeuze en heeft me hier
in op de goede weg gezet.
Ik wil ook mijn vader danken voor zijn gedetailleerde commentaar en het nalezen van
mijn stukken en voor zijn steun en advies. Bovendien wil ik mijn grootouders bedanken
voor de tijd dat ik bij hen mocht logeren om me te kunnen concentreren op het schrijven
van de masterproef.
De laatste - maar zeker niet de minste - mensen die ik heel hartelijk wil bedanken voor
hun directe betrokkenheid zijn mijn familie, kotgenoten en nabije vrienden die op één of
andere manier geholpen hebben bij de uitvoering van mijn masterproef.
22
INLEIDING
1
I. EEN CULTUURHISTORISCHE SCHETS VAN DE KOLONIALE
GESCHIEDENIS VAN BELGIE
1.1. België en haar koloniale geschiedenis
1.1.1. De ontstaansgeschiedenis van Congo
4
4
4
1.1.1.1. België behoeft een kolonie
4
1.1.1.2. Beschavingspolitiek
6
1.1.2. De Belgische kolonie:1908 – 1960
8
1.1.3. De dekolonisatie van de kolonie
10
1.2. Popularisering van de Belgische kolonie
12
1.3. Besluit
16
II. DE TENTOONGESTELDE ANDERE
17
2.1. De constructie van de Ander
17
2.1.1. Stereotypering: De Europese 'Ik' tegenover de gekoloniseerde Andere
17
2.1.2. De opkomst van wetenschappelijk racisme
19
2.1.3. Bhabha's 'mimic man'
22
2.1.4. De stem van de Ander
24
2.2. Etnologische exposities in de westerse geschiedenis
25
2.2.1. Ontstaan van het concept 'menselijke zoo'
25
2.2.2. De wereldtentoonstellingen
28
2.2.2.1. De triomf van het imperialisme
2.3. De Koloniale tentoonstelling
31
32
2.3.1. Een korte schets van de koloniale tentoonstellingen in België
35
2.3.2. Het belang van beeldvorming
39
2.4. Koloniale exhibitie op de wereldtentoonstelling te Tervuren in 1897
41
2.4.1. De wereldtentoonstelling in Tervuren
41
2.4.2. De Koloniale Tentoonstelling in Tervuren
42
2.4.3. Het negerdorp
44
33
2.5. Wereldtentoonstelling voor koloniën zeevaart en Vlaamse kunst:
Antwerpen 1930
47
2.5.1. Antwerpen als belangrijke afzetmarkt
48
2.5.2. De koloniale sectie op de wereldtentoonstelling
49
2.6. De koloniale tentoonstellingen: 1897~ 1930
50
2.7. Besluit
52
III. HEDENDAAGSE THEORIEVORMING ROND
DE KOLONIALE BLIK
55
3.1. Postkoloniale theorievorming
55
3.1.1. De vreemdeling in onszelf
55
3.1.2. Een multiculturele samenleving?
56
3.1.3. Het hedendaagse voyeurisme
59
3.2. "The couple in the cage": Een eigentijdse benadering van de
tentoongestelde Andere
61
3.2.1. Guillermo Gómez- Peña: Een ontwortelde identiteit
61
3.2.2. "Two Undiscovered Amerindians Visit..."
63
3.3. De koloniale tentoonstellingen ~ de hedendaagse performance
68
3.4. Hedendaags toerisme: Een exotische trip naar de Ander
71
3.5. Besluit
74
ALGEMENE SLOTBESHOUWINGEN
76
BIBLIOGRAFIE
79
BIJLAGE I
INLEIDING
De vraagstelling in dit onderzoek heeft betrekking op de koloniale blik van de „blanken‟
tegenover de Ander in het hele kolonisatieproces tot de dag van vandaag. Meer
specifiek op het fenomeen van de „menselijke zoo‟ waarbij de „acteurs‟ van dit
gebeuren opgesloten worden in hun absolute anders-zijn.
Het verschillende tijdskader waarin zowel de moderne en de koloniale opvattingen
omtrent de Ander geplaatst kunnen worden, zorgt voor een verschillende invulling.
De vraag is in hoeverre de verbeelding van het anders-zijn in de hedendaagse
maatschappij wezenlijk veranderd is ten opzichte van een eeuw geleden.
In het eerste hoofdstuk wordt er kort een historisch beeld geschetst van de Belgische
kolonisatie van Congo. Deze geschiedenis vormt de achtergrond waartegen het
onderzoek is opgebouwd. Het beeld dat destijds gevormd werd door de staat, de
kranten, foto‟s en later ook film heeft een grote stempel gedrukt op het verdere verloop
van de koloniale geschiedenis. Vandaar dat in dit hoofdstuk niet enkel stil zal gestaan
worden bij het historische aspect van de kolonisatie, maar ook de aandacht gevestigd
wordt op het belang van propaganda.
In het tweede hoofdstuk worden in de eerste plaats enkele theorieën rond de
stereotypering van de Ander belicht . De tijdsgeest en het ontstaan van allerlei
vooruitgangfilosofieën zeggen veel over de beeldvorming van de Ander. Het is echter
belangrijk niet enkel te redeneren vanuit de positie van de superieure westerling maar de
Ander ook een stem te geven. Deze werd veelal pas aanhoord na de dekolonisatie maar
vormt wel degelijk een belangrijke inbreng in dit onderzoek.
Vervolgens wordt het ontstaan van menselijke zoo‟s gesitueerd in zijn tijdsgeest. De
interesse van de mens in het buitengewone, abnormale verklaart het enorme succes
ervan.
In dezelfde lijn kan de immense populariteit van de koloniale tentoonstellingen, op het
einde van de 19de tot het midden van de 20ste eeuw, gezien worden.
1
In dit hoofdstuk zal worden twee cases belicht waarin de representatie van de Ander in
een verschillende tijdsgeest onderzocht wordt.
De eerste case behandelt de rol en de functie die de weergave van de kolonie, en meer
bepaald het koloniale dorp, op de wereldtentoonstelling in Tervuren (1897) gespeeld
heeft in de beeldvorming bij het publiek. De tijdsgeest en de weinige kennis omtrent de
niet- Europese culturen vormde een grote rol in de manier waarop dit beeld gecreëerd
werd.
In de tweede case worden dezelfde aspecten belicht als in de eerste case, namelijk de
manier waarop de koloniale sectie op de Wereldtentoonstelling voor koloniën zeevaart
en Vlaamse kunst in Antwerpen (1930) in beeld gebracht werd.
Beide cases leveren een interessant inzicht in de westers blik tegenover „de
tentoongestelde Ander‟ en de kolonie in het algemeen. Tevens zal ook duidelijk worden
dat ze onderhevig waren aan invloeden van buitenaf die niet specifiek betrekking
hadden op de kolonie maar eerder op de westerse samenleving.
Tijdens de koloniale tentoonstellingen vond de betekenisvorming van de eigen cultuur
plaats, waarmee de andere culturen onvermijdelijk gecontrasteerd werden.
In het derde hoofdstuk wordt de koloniale blik vanuit een hedendaagse theorievorming
bekritiseerd. Hierbij wordt in de eerste plaats, aan de hand van Kristeva‟s theorie 1;
aangetoond dat de westerling die zijn blik naar de vreemdeling richt, in feite via proces
van het onderbewuste deze onrechtstreeks naar zichzelf richt. De ontmoeting met de
ander wordt ervaren als een vreemdeling die je afwijst, maar tegelijkertijd identificeer je
er jezelf ermee.
Vervolgens wordt de veronderstelling dat we in een multiculturele samenleving leven
waarbij alle culturen in verzoening met elkaar samenleven, in twijfel getrokken. De
wereld van globalisering en technologische evolutie brengt de mens zonder twijfel
dichter bij elkaar. Alleen is de vraag of hierbij de blik tegenover de Ander wezenlijk
veranderd is?
1
Haar theorie in het boek „De vreemdeling in onszelf‟ vormt een diepgaande analyse over de plaats van de vreemdeling
in de westerse cultuur
2
Een derde en laatste case die behandeld wordt in dit onderzoek gaat terug naar het
concept van de tentoongestelde Andere, dat in hoofdstuk twee ruimschoots aan bod
gekomen is. Deze case belicht echter een hedendaagse invulling van het concept.
Guillermo Gómez-Peña, een Mexicaanse-Amerikaanse performer, en Coco Fusco, een
interdisciplinaire New Yorkse artieste, trekken in hun voorstelling "Two Undiscovered
Amerindians Visit..” de hele kwestie van de (neo)koloniale blik terug open. De
voorstelling toont aan dat die blik in praktijk nog steeds aanwezig is in de moderne
samenleving.
Via een vergelijking tussen de cases worden een paar specifieke kenmerken
geïllustreerd die de theorieën bevestigen.
Een laatste puntje belicht het hedendaags toerisme waarvan bepaalde vormen ervan in
het verlengde liggen van de besproken cases. Hier wordt de link doorgetrokken naar een
nieuwe vorm televisie, namelijk reality televisie. Dit format helpt de kijker in het
creëren van een superioriteitsgevoel door een voorstelling te geven van de Ander als
wezen uit een andere tijd.
Tenslotte zal ik tot een conclusie te komen in de algemene slotbeschouwingen door een
licht te werpen op de gevoerde analyse. Deze zal mij in staat stellen een besluit te
vormen in mijn cultuurhistorisch onderzoek naar de koloniale blik, waarbij de
tentoongestelde Andere centraal stond.
Ik heb er voor gekozen woorden die verwijzen naar de minderwaardigheid van de
Ander zoals ongeciviliseerden, primitievelingen ..., tussen haakjes te plaatsen. Alsook
de woorden blank en zwart, die in de eerste plaats naar een conditie verwijzen en niet
naar de huidskleur.
Congo wordt met een „c‟ geschreven maar wanneer het gaat over Kongo- vrijstaat, de
privé- eigendom van koning Leopold II voor 1908, wordt het met een „k‟ geschreven.
3
I. EEN CULTUURHISTORISCHE SCHETS VAN DE KOLONIALE
GESCHIEDENIS VAN BELGIE
1.1. België en haar koloniale geschiedenis
1.1.1. De ontstaansgeschiedenis van Congo
1.1.1.1. België behoeft een kolonie
In Europa heerste er in de 19de eeuw het idee dat men aan het toppunt van de
beschaving stond. Dit leidde tot de overtuiging dat die beschaving moest worden
uitgedragen over de hele wereld.2 Landen zoals Engeland, Frankrijk, Portugal,
Spanje en ook Nederland, waren destijds reeds in de weer om hun koloniale
dromen te verwezenlijken. De militaire superioriteit liet hen toe grote gebieden te
veroveren en er kolonies op te richten, die een grote bijdrage leverden aan de
economische voorsprong van het westen.
In België echter was nauwelijks sprake van koloniale ambitie. Het antikoloniale
economisch liberalisme beheerste er het denken van zakenlui en politici, die van
oordeel waren dat koloniën een overbodige en nutteloze last vormden in een
wereld waarin handel en nijverheid toch door het principe van volledige vrijheid
geleid werden.3 Leopold II (1835- 1909), toenmalig koning der Belgen, droomde
echter wel van het verwerven van een kolonie. Al van jongs af aan had hij een
passie voor koloniale bezittingen. Diverse Belgische regeringen hadden toegelaten
dat zijn vader , Leopold I, hoofd van het ministerie van buitenlandse zaken werd.
Hierdoor was ook zijn zoon Leopold II in een positie dat hij, informeel, in staat
was invloed uit te oefenen op de Belgische buitenlandse politiek.4
In 1876 organiseerde Leopold II de Internationale Geografische Conferentie om
zichzelf te positioneren in de Europese Kolonisatie van het Afrikaanse continent.5
2
COUTTENIER, Maarten, Congo tentoongesteld: Een geschiedenis van de Belgische antropologie en het
museum van Tervuren (1882- 1925), Uitgeverij Acco, 2005, p.61.
3
VINTS, Luc, Kongo made in Belgium: beeld van een kolonie in film en propaganda, Kritak uitgeverij en
verspreidingscentrum, 1984, p. 11.
4
FOEKEN, Dick, België behoeft een kolonie: de ontstaansgeschiedenis van Kongo Vrijstaat, uitgeverij C. de
Vries Antwerpen, 1985, p.9.
5
DUNN, Kevin C., Imagining the Congo: the international relations of identity, New York, Palgrave Macmillan,
2003, p. 21.
4
Het doel van de conferentie was drieledig: Het onderdrukken van slavenhandel in
Centraal- Afrika, het vergroten van de wetenschappelijke kennis van het gebied en
het brengen van beschaving naar de daar woonachtige volkeren. 6 Het resultaat van
deze conferentie was de oprichting van de 'Association Internationale pour l‟
Exploration et la Civilisation en Afrique' (A.I.A.) waarvan Leopold II voorzitter
werd. Deze was een tevreden man want met de A.I.A. als dekmantel was hij in
staat persoonlijk deel te gaan nemen aan de openlegging van Afrika en wel door
zijn eigen Nationale Comité.7 De expedities die Leopold naar Centraal- Afrika
zond namens de A.I.A. brachten echter niet veel op. Vijf kostbare expedities
hadden slechts twee miserabele buitenposten opgeleverd en dat dan nog ten koste
van vele Belgische levens.
Op 15 november 1884 werd de Conferentie van Berlijn geopend, waar Afrika
onder de Europese mogendheden zou worden verdeeld. De angst dat de andere
Europese landen, die reeds het overgrote deel van het Afrikaanse continent
bezaten, hun macht ook zouden doordrijven naar Kongo Vrijstaat8, was groot bij
Leopold. Maar zowel Engeland, Frankrijk als Portugal, de belangrijkste,
tegenstanders, erkenden de Association Internationale du Congo (A.I.C.9) als een
soevereine staat, die als Etat Indépendant du Congo- Kongo Vrijstaat de slotakte
van de conferentie mee ondertekende.10 En zo was het dat op 1 augustus 1885
Leopold aan alle staatshoofden van de mogendheden die de slotactie van Berlijn
hadden ondertekend, officieel bekend maakte dat hij de titel van soeverein over
die staat had aangenomen; en dat er een exclusieve personele unie bestond tussen
België en de nieuwe staat.11 De nieuwe staat Kongo Vrijstaat was destijds
helemaal geen land. Het werd tot land gevormd door de kolonisator én de andere
koloniale mogendheden, wat de specifieke vorm van het land verklaard.12
De soeverein zou er alles aangedaan hebben om een kolonie te bemachtigen.
6
FOEKEN, Dick,o.c., p. 20.
FOEKEN, Dick,o.c., p.22.
8
Zo genoemd omdat het land vrij zou zijn van discriminerende belastingen.
9
Studiecomité van Leopold II dat in 1882 opgericht werd, en als persoonlijk werktuig van de koning de directe
soevereiniteit over de gebieden van Centraal Afrika moest trachten te verwerven.
10
VINTS, Luc, o.c. , p. 14.
11
FOEKEN, Dick,o.c., p. 186.
12
BUELENS, Frans, Congo 1885- 1960: Een financieel- economische geschiedenis, uitgeverij EPO, 2007, p.
39.
7
5
Hij investeerde eigen kapitaal in charme offensieven om een goede indruk te
maken bij Europese grootmachten en de Verenigde Staten.
Hij legde hen voor dat het zijn doel was om Congo te bevrijden van de toenmalige
Arabische bezetting die de slavernij staande hield in het land en schakelde
expeditiereizigers in om het land te verkennen en verslag te laten uitbrengen.
Dankzij de slimme strategieën is de vorst er uiteindelijk in geslaagd te krijgen wat
hij vond dat hem rechtmatig toebehoorde, een land dat wel 80 keer zo groot was
als België.
1.1.1.2. Beschavingspolitiek
Belgisch Congo was het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van de
koloniale ambtenaren, de missionarissen, de ondernemers en de kolonisten. Zij
geloofden dat zij in Congo een beschavingsopdracht te vervullen hadden en zagen
dit als een rechtvaardiging voor de inbezitneming van Congo en voor de
exploitatie van zijn rijkdommen, die de Belgische economie ten goede kwam.13
Deze exploitatie van rijkdommen ging vaak gepaard met vormen van hevig
geweld. In hun poging om grote winsten te verwerven maakten de „blanke‟
kolonisatoren vaak misbruik van hun macht om zo snel mogelijk resultaten te
bekomen. Vanuit België werd, onder leiding van de koning, de opdracht gegeven
steeds meer goederen te verschepen en te exploiteren.
De misbruiken vloeiden voort uit het economische systeem dat Leopold in Congo
had ingevoerd. In dit systeem kwam het erop neer dat de staat zich alle gronden
toeeigende die niet effectief bewerkt werden.14 De plaatselijke bevolking werd
ingeschakeld om aan de eisen van de koning te kunnen voldoen. Wanneer ze hier
niet in slaagden sloeg de zweep ongenadig toe en werden er boetes opgelegd.
Soms werden er strafexpedities opgezet, die niet zelden in moordpartijen
ontaardden.15
13
SCHALBROECK, Ivo, Belgisch Kongo: De dekolonisatie van een kolonie,Uitgeverij Lanno, Tielt, 1986, p.28.
VINTS, Luc, o.c. , p. 33.
15
VINTS, Luc, o.c. , p. 34.
14
6
Taferelen waarbij handen afgekapt werden wanneer er niet snel genoeg gewerkt
werd, zijn de geschiedenisboeken ingegaan en zorgen, bij het zien ervan, nog
steeds voor ontsteltenis (zie afbeeldingen 1 en 2).
Het stereotype van de luie inboorling dat aansloot op de export van het
kapitalisme, was een alibi voor arbeidsdwang en uitbuiting en vormde zodoende
een profijtelijk bestanddeel van de beschavingsmissie.16 Het was mede door de
antropologische opdeling van de verschillende rassen in een hiërarchisch model
dat de koloniale overheid een klaar en panoptisch beeld over de gekoloniseerde
verkreeg die op die manier nog beter in het economische proces kon worden
ingezet.17
Karl Marx noemde het creëren van universele ijver als één van de aspecten van de
grote civiliserende invloed van het kapitaal.
Gevolg was dat er confrontaties ontstonden tussen de kolonisator en de
gekoloniseerden die het wederzijdse begrip alleen maar verzwakten.
De ideologie van de beschavingsmissie was niet verenigbaar met de koloniale
realiteit en bovendien in strijd met andere Europese ideologieën.
Vanaf 1896 werden in België steeds meer berichten ontvangen over gruweldaden
van handelsagenten tegenover de zwarte bevolking.
In kranten daterende uit die tijd stonden er vaak spotprenten en bijhorende tekst:
Ware geschiedenis van den Kongo:
"En Leopold zei wat later: om te beginnen zal ik u de heilige wet van den
dwangarbeid aanleeren. Gij zult caoutchouc inzamelen- voor mij. Weigert
ge? Dan zal ik uwe vrouwen doen in de gevangenis werpen, uwe hutten
verbranden, u afzweepen en mijne zwarte soldaten zullen dan hun
aanvoerders honderden afgekapte handen als trofee aanbrengen.18
Wanneer er vanuit de kolonie klachten kwamen van missionarissen of
handelsreizigers werden deze door de koning en zijn gevolg zo snel mogelijk in de
doofpot gestoken. De aanklachten kwamen om nog een reden zeer ongepast voor
de koning.
16
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, ”Wit over zwart: beelden van Afrika en zwarten in de Westerse populaire
cultuur”, Koninklijk instituut van Tropen, Amsterdam, 1990 ,p. 91.
17
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.16.
18
X, krantenknipsel uit vliegend bladen, geen datum en jaartal gekend.
7
Het Belgische volk, dat in de eerste plaats niet achter de verwerving van de
kolonie stond, leek namelijk net rond die tijd steeds meer interesse te tonen in de
Belgische kolonie. De grote winsten en verwezenlijkingen hadden indruk op hen
gemaakt.
Uiteindelijk konden de wanpraktijken niet meer ontkend worden nadat er foto‟s en
getuigenissen circuleerden en in kranten verschenen.
Protest kwam in de eerste plaats vanuit het buitenland maar uiteindelijk gingen
ook de ogen in eigen land open.
1.1.2. De Belgische kolonie:1908 – 1960
Leopold II dacht er niet aan Congo aan België over te laten. Integendeel, hij
wenste de kolonie voor zijn dynastie te behouden.
Op 15 november 1908 werd hij toch gedwongen Congo aan de Belgische staat
over te dragen wegens financiële moeilijkheden en een internationale campagne
tegen uitbuiting van de gekoloniseerden19.
De eerste plicht van het Gouvernement van den Congo-Staat was al die
afgrijselijkheden te doen ophouden. De commissarissen van de Staat doen al
hunnen invloed gelden om de twisten tusschen de verschillige stammen te
vereffenen. Zij hebben voor plicht zoveel in hunne macht is, de
tusschenkomst het bloedvergieten voorkomen. De menscheneters worden
meer en meer zeldzaam, en zoeken hun voedsel te verkrijgen door het
bewerken van den grond.20
Met de overname door België zou het bewind niet meer op dezelfde autocratische
manier blijven functioneren. De minister van Koloniën werd de centrale
verantwoordelijke, al zou de Belgische koning formeel de macht nog toegewezen
krijgen.21 In de beginjaren van de overname werden een aantal elementen van het
Leopoldistische regime afgebouwd.
19
SCHALBROECK, Ivo, Belgisch Kongo: De dekolonisatie van een kolonie,Uitgeverij Lanno, Tielt, 1986, p.17.
ROGGHE, Frans, De overneming van den Congo: Redevoerig uitgesproken door Frans Rogghé, Centrale
Drukkerij, Georges De Keukelaere, Gent, 1908, p.4-5.
21
BUELENS, Frans, o.c., p. 97.
20
8
Het was een periode waarin de koloniale infrastructuur steeds meer vorm kreeg en
uitgroeide tot één van de belangrijkste koloniale mogendheden. 22 Congo werd de
belangrijkste producent van essentiële primaire goederen als palmolie, katoen,
koffie, koper goud, kobalt, industriële diamant en uranium.23
Voor en na de Eerste Wereldoorlog werd het koloniale beleid van België openlijk
ter discussie gesteld. De manier waarop de blanke bevolking met de Congolese
bevolking omging, kan men echter moeilijk anders omschrijven dan een vorm van
apartheid en racisme. De economie van Belgisch-Congo beruste grotendeels op
een privé-initiatief. Om de Congolese bevolking te verplichten binnen het nieuwe
koloniale kader te werken, gingen de Staat en de grote privé-ondernemingen over
tot het gedwongen rekruteren van arbeiders, wat tot in de jaren 1930 gebeurde.
In het begin van de twintiger jaren werd er een apartheidssysteem ingevoerd met
strikte rassenscheiding in treinen, restaurants en tussen woonwijken.24
De Congolese bevolking werd ingeschakeld voor de economische exploitatie van
Congo ten voordele van België. Dit ging onder andere gepaard met verplichte
volksverhuizingen, belastingen, lijfstraffen, enz.. . Congo werd autoritair en
bureaucratisch bestuurd en bleef buiten het bereik van ministers, parlementsleden
en media. Binnenlandse twisten in het moederland werden zo ver mogelijk van de
kolonie gehouden want voor de gekoloniseerden moest men zich eensgezind
opstellen. Zo werd er bijvoorbeeld alles aan gedaan om de taalstrijd niet in de
kolonie uit te vechten.
De katholieke Kerk deelde veelal de opvattingen van de koloniale overheid over
de koloniale politiek en de verhoudingen tussen wit en zwart. Missionarissen
hebben met hun katholieke missies veel invloed uitgeoefend op de koloniale
wereld, vooral na de eerste wereldoorlog. Zij zorgden voor twee belangrijke pijlers
bij de „beschaving‟ van het volk, namelijk de evangelisatie en het onderwijs.25
Tot 1946 hadden de missies een monopoliepositie binnen het onderwijs en werden
ze door de staat gesubsidieerd om het onderwijs in de kolonie in te richten.
22
BUELENS, Frans, o.c., p. 229.
DE BRECK, Marlies, Congo na de Tweede Wereldoorlog (1944-1955). Een analyse van de berichtgeving in
drie Vlaamse kranten: De Standaard, Het Laatste Nieuws en Vooruit, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en
Wijsbegeerte, Vakgroep Geschiedenis van de Nieuwste Tijden, 2006-2007, p.36.
24
BUELENS, Frans, o.c., p. 258.
25
DE BRECK, Marlies, o.c., p. 38.
23
9
1.1.3. De dekolonisatie van de kolonie
Tijdens het interbellum verliep de kolonisatie vrij langzaam maar onder invloed
van de Tweede Wereldoorlog zou deze in een stroomversnelling terechtkomen.
Belangrijke koloniale mogendheden waren tijdens de oorlog bezet geweest
waardoor er bij het grote publiek een wantrouwen ontstond tegenover de
bekwaamheid van het moederland om te heersen over andere landen en gebieden.
Ook had de oorlog de economische ontwikkeling van de meeste kolonies versneld:
industrialisatie, verstedelijking, verkeer en onderwijs namen toe en stimuleerden
de onafhankelijkheidsdrang.26
De meeste West-Europese koloniale mogendheden waren na de oorlog
economisch en/of militair afhankelijk geworden van de Verenigde Staten. Deze
waren echter anti- kolonialistisch gezind en zou zich in de loop der jaren steeds
sterker op de koloniale mogendheden drukken. De meeste koloniale mogendheden
begonnen dan ook met de voorbereiding van hun gebieden op zelfstandigheid.
België
daarentegen
maakte
na
1945
echter
geen
aanvang
met
een
emancipatiepolitiek. Integendeel, het zou de paternalistische politiek nog
opvoeren.27 Reden hiervan was dat de Belgische politici de onafhankelijkheid niet
zagen aankomen en dat ze zeeën van tijd hadden om een ontvoogdingspolitiek uit
te werken. Het leek alsof de Congolese bevolking tevreden was met de gang van
zaken en er waren geen aanwijzigen van verzet tegen het koloniale regime. Er was
een emancipatiebeweging aanwezig in Congo maar door het paternalistische
karakter van het Belgische systeem stak die pas laat de kop op.
Uiteindelijk leidde de passiviteit van Brussel wel tot ongeduldigheid bij de
Congolese nationalisten die ondertussen hun vertrouwen in de Belgische overheid
verloren hadden.28 Tegen het einde van de jaren „50 voelden zij meer dan ooit hun
totale onafhankelijkheid van de koloniserende macht naderen. Het koloniale
nationalisme zou zich snel radicaliseren. Het koloniale beleid was onstabiel
geworden en beantwoorde niet aan de verwachtingen van de Congolese elites.
26
SCHALBROECK, Ivo, o.c., p.15.
SCHALBROECK, Ivo, o.c., p.35.
28
SCHALBROECK, Ivo, o.c., p. 54.
27
10
Laattijdige hervormingen waren reeds voorbijgestreefd op het ogenblik dat ze
doorgevoerd werden. Hierdoor ontstonden er in 1959 in Leopoldstad hevige rellen.
De koloniale administratie, door innerlijke verdeeldheid in haar werking verlamd,
werd door de gebeurtenissen geheel overweldigd.29 De illusie van geleidelijke en
rustige ontvoogding werd door deze feiten stukgeslagen. De onlusten kwamen op
een zeer ongelukkig tijdstip in de geschiedenis van de Belgisch- Congolese
betrekkingen, namelijk net toen de regering te Brussel een verklaring voorbereidde
over de politieke toekomst van de kolonie.30 Onder druk van de onlusten werd de
onafhankelijkheid in de verklaring opgenomen.
Toenmalig minister Maurice Van Hemelrijck kreeg de taak op zich om de politiek
uit te voeren. Zijn idee was een volledige onafhankelijkheid van Congo te
verwerven over een tijdspanne van 15 à 20 jaar. Hij slaagde er echter niet in de
nieuwe Congo-politiek om te zetten in spectaculaire hervormingen. Het bleef bij
weinig opvallende maatregelen. Dit leidde in 1959 tot nieuwe manifestatie van de
Congolese nationalisten. Deze waren nu volledig hun vertrouwen in de Belgische
autoriteiten verloren en stelden nieuwe eisen. Het verzet tegen de politiek van Van
Hemelrijck zou uiteindelijk leiden tot het ontslag van de minister begin september
1959.
Op 3 september 1959 werd Edmond De Schryver minister van Belgisch- Congo,
op enkele maanden tijd zag hij zich verplicht belangrijke toegevingen te doen aan
de radicale Congolese nationalisten.31
In 1955 had Jef Van Bilsen “Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding
van Belgisch Afrika” voorgesteld. Het plan was eigenlijk een onderbouwde vraag
om met alle betrokken instanties een groot plan te ontwikkelen om binnen dertig
jaar te komen tot een Belgisch-Congolese Bond.32 Van Bilsen vroeg zich af
waarom de Belgen als enige koloniale macht zo halsstarrig moesten vasthouden
aan een anachronistische paternalistische aanpak.
29
SCHALBROECK, Ivo, o.c., p. 77.
SCHALBROECK, Ivo, o.c., p. 94.
31
SCHALBROECK, Ivo, o.c., p. 135.
32
DEVELTERE, Patrick, Hét dertigjarenplan van 1955 voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika, in:
Gids op Maatschappelijk Gebied, december 2005, p. 12.
30
11
Hij stelde voor de ontvoogding af te ronden tegen 1985. Iedereen kreeg dus tijd:
Congolezen konden gevormd worden, de koloniale professionals moesten zich niet
bedreigd voelen. Zijn plan werd echter niet tot uitvoering gebracht.
In januari 1960 werd, op de rondetafelconferentie in Brussel, beslist dat Congo
onafhankelijk zo worden op 30 juni, datzelfde jaar nog wegens de toenemende
ambities van het volk en de internationale druk
Bij de wetgevende verkiezingen haalden de radicale nationalisten de overwinning:
Kasavabu werd die dag het eerste staatshoofd van Congo.
Jean-Paul Sartre verwoordt het verloop van de dekolonisatie in zijn voorwoord van
het boek 'de verworpenen der aarde' van Frantz Fanon als volgt:
Arme kolonist: dit is de naakte tegenstrijdigheid, waar hij onder gebukt gaat.
Hij zou, net als, naar men zegt, de geesten dat doen, degene die hij berooft
moeten doden. Maar dat is niet mogelijk: hij moet ze immer ook uitbuiten.
Omdat hij het bloedbad niet uitbreidt tot een genocide en de onderwerping
niet doordrijft tot een volslagen verdierlijking, raakt hij de macht over het
stuur kwijt, het proces draait zich om en leidt volgens een onverbiddelijke
logica naar dekolonisatie.33
1.2. Popularisering van de Belgische kolonie
Toen Congo uiteindelijk toegewezen werd aan Leopold II en internationaal erkend
werd als zijn persoonlijke staat, was het van uiterst belang zijn koloniale visie aan
het Belgische volk over te dragen in de hoop dat ze interesse zou opwekken bij het
publiek. Het volk echter was vrijwel niet geïnteresseerd in de koloniale
verovering. Het was ook zijn taak om de nodige middelen te vinden om de nieuwe
staat te besturen, te doen functioneren, te laten renderen. Zowel het grootkapitaal
als de kleine spaarder moesten worden overtuigd van de rijkdommen die in Congo
op exploitatie lagen te wachten.34
Resultaat was het op gang brengen van de propagandamachine waarin de grote
economische toekomst van Congo naar voor gebracht werd.
33
34
FANON, Frantz, De verworpenen der aarde, A.W. Bruno & Zoon Utrecht/ Antwerpen, 1961, p. 11-12.
VINTS, Luc, o.c. , p. 14.
12
In het laatste decennium van de 19de eeuw begon de publieke opinie zich meer te
interesseren. Tijdschriften werden uitgebracht met daarin praktische informatie
over onder andere klimaat, bevolking en hygiëne. Er ontstonden clubs die
conferenties hielden om de Congo-zaak te promoten. Visueel materiaal bepaalde
meer en meer het beeld dat men zich van de buitenwereld vormde, hetgeen wat
afgebeeld was gaf zekerheid over het bestaan van het afgebeelde, de realiteit werd
tastbaar.35
Fotografie was een belangrijk propagandamiddel. Kolonialen die expedities
ondernamen werden verzocht foto‟s te trekken van de inboorlingen om de
bevolking in het thuisland een beeld te helpen creëren van de kolonie. Typerend
voor deze exploratie- fotografie was dat de in beeld gebrachte mensen eerder als
objecten dan levende wezens voorgesteld werden, eerder „types‟ dan individuen.36.
Het belangrijkste thema in de modale koloniale propaganda was het economisch
gewin. Het moederland zag de kolonie het liefst als een gebied dat door middel
van Europese discipline en vindingrijkheid tot ontginning moest worden gebracht,
waarin onder Europese leiding natuurlijke rijkdommen in cultuur werden
gebracht.37
Het beeld dat men van de 'zwarte' had, vertaalde zich ook in de propaganda.
Het vertoog over 'zwarten' was doorgaans doorspekt met stereotypen en clichés
die eenvoudig te categoriseren waren. Veel uitspraken over de gekoloniseerden
gingen terug op het cliché van de 'zwarte' als een irrationeel wezen.
Eens hij in aanraking met de blanke komt, verliest hij zijn barbaars karakter
en blijft enkel het kinderachtige van de woudbewoners behouden. Vooral zijn
bekwaamheid om anderen na te doen spreekt tot de verbeelding.
De rol van de blanke bestaat erin te leiden, voorbeelden te stellen, toe te
kijken, te bewaken. „Ah! Les blancs! Mais leur conduite là- bas!‟
38
35
VINTS, Luc, o.c. , p. 18.
ARNAUT, Karel, CEUPPENS, Bambi, en Daniël VANGROENWEGHE, Leopolds Congo:dromen en
nachtmerries, drukkerij Vanderhaegen- Kruishoutem, 2005, p.14.
37
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c. , p. 92.
38
VINTS, Luc, o.c. , p. 23.
36
13
De afgebeelde mensen in de propaganda ontbeerden elke individuele identiteit. De
identiteit van de geportretteerden was geen zaak van persoonlijke expressie maar
van identificatie van buitenaf.39
De Belgische populaire pers gebruikte regelmatig metaforen in de vorm van wilde
dieren om de Congolesen af te beelden, of afbeeldingen waarbij een aap naast de
Afrikaan gezet werd om de zogenaamde gelijkenis moest aantonen
(zie afbeelding 3)40. Ze werden vaak afgebeeld als lui en ongemotiveerd om te
werken.
Aangezien werken dus niet in de natuur van de Congolees zat, was het de taak van
de „blanke‟ deze geciviliseerde activiteit op te leggen voor hun eigen bestwil.
In Congo was er geen sprake van een geschreven traditie waardoor het voor de
inwoners bijna onmogelijk werd voor zichzelf te spreken tegenover het Westers
publiek.
Om de Congozaak nog meer te promoten werd vanaf 1897 gebruik gemaakt van
het nieuwe medium „de film‟. Op de wereldtentoonstelling in Tervuren datzelfde
jaar had men zelf een gebouw laten optrekken, Le Cinématographe, om
Congolese films aan het publiek te tonen maar bij gebrek aan belichte pellicule
bleef deze onbenut.41
Pas in 1909 werden de eerste filmbeelden uit Congo aan het grote publiek
getoond.42 Ook hier werd het beeld van tegenstelling tussen de „ongeciviliseerde‟
Congolees tegenover de westerse „superieure‟ beschaving weergegeven.
De koloniale films riepen nieuwsgierigheid op bij de kijkers omtrent het
„mysterieuze‟ Afrikaanse continent. Deze films zouden bepalend zijn voor de
koloniale cinema met zijn voorliefde voor de constructie van het beeld van
„primitieve inboorlingen‟ en „wilde‟ dieren.43
Over Kongo Vrijstaat zelf bestaan er geen officiële filmdocumenten wegens het
feit dat Leopold II geen geld in dure filmexpedities wou steken.
39
ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., p.24.
DUNN, Kevin C., Imagining the Congo: the international relations of identity, New York, Palgrave Macmillan,
2003, p. 29.
41
WYNANTS, Maurits, Van hertogen en Kongolezen: Tervuren en de Koloniale Tentoonstelling 1897, N.V.
Erasmus, Wetteren, 1997, p. 137.
42
WYNANTS, Maurits, o.c., p. 138.
43
. VINTS, Luc, o.c. , p. 43-45.
40
14
De eerste filmproducties over Congo, welke bijgedragen hebben tot een betere
kennis van het land, bestaan uit amateurbeelden van kolonialen die hun bezoek
aan de Belgische kolonie wilden vastleggen.
Rond diezelfde tijd was er ook sprake van anti- Congopropaganda. Via de pers
werd Leopolds politiek immers aan de kaak gesteld, talloze karikaturen werden
gepubliceerd. Er werd een lastercampagne gehouden waarbij horrorfoto‟s de
publieke opinie zouden moeten raken. Ze produceerden namelijk beelden van
verminkte Congolezen die het slachtoffer waren geworden van de rubberterreur in
de kolonie ( Zie afbeelding 2).44
De foto's konden de huiveringwekkende waarheid omtrent de wanpraktijken niet
verbergen, trucage bestond destijds echter nog niet. Op deze manier konden de
valse woorden van de koloniale politiek weerlegd worden.
Na de overdracht van Congo aan België werd het land overspoeld door een
propagandagolf. In de jaren „20 richtte deze zich vooral naar het onderwijs waar in
de geschiedenishandboeken een vrij gedetailleerd beeld werd opgehangen. De
machtige toekomst van Congo moest duidelijk gemaakt worden bij elke jonge
Belg. Het was nog steeds het klassieke beeld dat overheerste: de vooruitgang die
dankzij de „blanke‟ in de primitieve maatschappij werd gerealiseerd. 45 De Ander
markeerde de grenzen van het normale. Beelden van die 'Ander' vormden spiegels
van verschil, waarschuwingssignalen en bakens van moraal. Met andere woorden,
het beeld dat men zich van de andere vormde, had alles te maken met het beeld dat
men van zichzelf vormde.
Een van de belangrijkste aspecten van de beeldvorming was dat ze deel uitmaakte
van de productie en de reproductie van sociale ongelijkheid. De „cultus van het
verschil‟ die ten grondslag lag aan de beeldvorming van de „anderen‟ was
hiërarchisch46.
44
ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., p. 5.
VINTS, Luc, o.c. , p. 52.
46
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c. ,p. 234.
45
15
1.3. Besluit
Leopold II zag zijn kolonie als een „ongecultiveerd‟ en „onproductief‟ land dat
gekenmerkt was door het ontbreken van menselijk initiatief en dat expliciet vroeg
om Europese interventie.47
Het land, dat wel tachtig maal groter was als België, werd afgebakend door de
kolonisatoren. Hierbij werd geen rekening gehouden met de verschillende etnische
volkeren die het land bewoonden. Hen werd één identiteit toegeschreven, namelijk
de Congolese. In zekere mate vormde de Belgische identiteit een spiegel voor het
volk waarbij de Belgische nationale cultuur, mannelijkheid en identiteit
weerspiegeld moesten worden.48
Voor de koning maar ook voor de Belgen in het algemeen was de kolonie een
gedroomde uitweg om te ontvluchten aan de tegenslagen en verdeeldheid die in
het moederland aanwezig waren. Hier regeerde men met een gevoel van
superioriteit waar in eigen land geen sprake van was.
Het zogezegde feit dat de kolonisten superieur waren en de taak hadden de
Congolezen te „civiliseren‟ werd na verloop van tijd aanvaard als een waarheid.
Men geloofde erin dat de orde handhaven met geweld en wanpraktijken begaan
nodig waren om orde op zaken te stellen.
Het kolonialisme heeft klassen gefabriceerd en met alle mogelijke middelen
geprobeerd de gekoloniseerde samenlevingen te stimuleren en uit te breiden. 49Dit
alles louter en alleen voor het belang van de eigen natie en het prestige tegenover
andere Europese en overzeese grootmachten.
Op deze manier heeft België, en Europa in het algemeen, de scheidslijnen en
tegenstellingen vermenigvuldigd. Het heeft zijn weelde gebouwd op de rug van de
slaven en zich gevoed met hun bloed. De welvaart en vooruitgang in Europa heeft
men opgebouwd met het zweet en de lijken van de gekoloniseerden.50
47
48
49
50
DUNN, Kevin C, o.c., p. 36.
DUNN, Kevin C, o.c., p. 37.
FANON, Frantz, o.c. , p.7.
FANON, Frantz, o.c., p.70.
16
II. DE TENTOONGESTELDE ANDERE
2.1. De constructie van de Ander
2.1.1. Stereotypering: De Europese 'Ik' tegenover de gekoloniseerde Andere
De voorgeschiedenis van het raciale denken in de natuurlijke historie, waarbij
„zwarten‟ werden vergeleken met dieren, heeft een lange echo, ook in houdingen
tegenover „zwarten‟ en het Westen.
Vanaf de 16de eeuw nam het contact met Afrika toe, omwille van de
ontdekkingsreizen en de beginnende kolonisatie. Dit bracht een cultuurschok
teweeg bij de Europeanen. Onder invloed van christelijke elementen, werd het
beeld van de „zwarte‟ in de komende eeuwen radicaal negatief.
Tijdens de Verlichting, in de 18de eeuw, werden er raciale theorieën gecreëerd
waarbij men aan de hand van wetenschappelijke analyses wou bewijzen dat de
Afrikanen tot de laagste menselijke variëteiten behoorden. In naam van de
Vooruitgang moest door „cultuurvolkeren‟ de beschaving worden gebracht aan
„natuurvolkeren‟.51
In de 19de eeuw bestond er enerzijds het beeld van de‟zwarte‟ als een gevaarlijk en
irrationeel wezen, anderzijds werd hij gezien als de nobele wilde die volledig in
harmonie met de natuur leefde. Dit laatste zien we ondermeer in de werken van
William Shakespeare, Michel Montaigne en William Wordsworth opduiken.
Het contact met de kolonie werkte als een geïnverteerd spiegelbeeld voor de
negentiende-eeuwse Europese elite die de beschaving situeerde binnen de eigen,
westerse samenleving.52 De constructie van de Ander was gebaseerd op de
constructie van de Europese 'Ik', meestal door het gebruik van tegengestelden en
toezicht houdend op de grenzen van het verschil. Op die manier was het verschil
net de basis van de definitie van de sociale identiteit in het koloniale project.
De gestereotypeerde gaf toegang tot een 'identiteit' die voorbestemd was zowel
plezier als angst mee te brengen.
51
52
CORBEY, Raymond, Wildheid en beschaving: De Europese verbeelding van Afrika, Nijmegen, 1989, p.14.
COUTTENIER, o.c. p.16.
17
„Blanken‟ werden voorgesteld als vertegenwoordigers van cultuur en civilisatie,
terwijl Afrikanen als tegenovergesteld werden geportretteerd. Men geloofde dat er
enkel redding mogelijk was door controle van de Europeanen.53 Op deze manier
werden gewelddadige vormen van civilisatie en economische uitbuiting in het
koloniaal systeem gerechtvaardigd door te wijzen op het infantiele karakter van
Afrikanen De koloniserende machten profileerden zich als de brengers van
beschaving in het Afrikaanse continent en zouden de bevolking tevens
beschermen tegen de onderdrukking van de Arabische slavenhandelaars.
Een stereotiepe omschrijving zag er in het algemeen als volgt uit:
Zij zouden afstammelingen zijn van de Bijbelse Cham, die door zijn vader
Noach vervloekt werd en wiens zonen in Egypte, Ethiopië en Arabië zijn
gevestigd; hun belachelijke neiging om allerlei
voorwerpen als goeden te aanbidden, doet hen geenszins op normale mensen
gelijken; hun naaktheid en hun overdreven libido geven
aanstoot aan de gefrustreerde blanke; hun luiheid steekt schril af tegen de
ijver en ondernemingszin van de Europeaan. Het slavenjuk, dat hen door de
Arabieren is opgelegd, moet wel worden gelicht. Maar toch hebben ze- liefst
blanke- leiding nodig.54
Franz Fanon , één van de belangrijkste antikoloniale ideologen in
Frankrijk in de jaren vijftig en zestig van de 20ste eeuw, heeft het in zijn
boek „Black Skin, White Masks ' over stereotypering. Over hoe de 'zwarte'
zich een houding aanneemt die van hem verwacht wordt. Fanon werkte
als psychiater met migranten uit de Franse Antillen en zijn ervaringen
met zwarte patiënten vormde de basis voor het boek. Veel van zijn
patiënten leden aan bijzondere vormen van minderwaardigheidsgevoelens. Zij waren doordrongen van het idee dat zwarten ondergeschikt
en minderwaardig waren.
53
54
DUNN, Kevin C., o.c. , p. 27.
VINTS, Luc, o.c., p. 10.
18
Lange tijd droeg ook hij een 'wit masker' maar uiteindelijk besefte hij dat
de 'zwarte' al die tijd sociaal gecastreerd werd door de 'blanke'.
Die vernedering is hij gaan politiseren:
I resolved, since it was impossible for me to get away from an inborn
complex , to assert myself as a BLACK MAN. Since the other hesitated to
recognise me, there remained only one solution: to make myself known. 55
Fanon klaagt het feit aan dat de 'zwarte' man in een rolletje gedreven wordt. De
omgeving rondom hem verwacht dat hij zich gedraagt als een 'zwarte' man. Zo
ontstaat er een situatie waarbij hij zich ook effectief gaat gedragen naar het
verwachtingspatroon van de „blanke‟ omdat hij steeds opnieuw geconfronteerd
wordt met dat rollenpatroon waarin hij een minderwaardige positie bekleedt. Het
is als het ware een aangeboren complex omdat dit fenomeen sinds voor de tijden
van kolonisatie en later een vanzelfsprekendheid werd. De enige oplossing is zich
laten gelden als „zwarte‟ om in deze positie op te komen voor zichzelf en uit het
stereotiepe patroon te breken. Hierbij moest hij zichzelf leren accepteren als een
'zwarte' man, en niet als een man op zich.
Fanon merkte, samen met vele anderen, dat hij door zijn huidskleur en zijn ras
nooit erkend zal worden als een gelijke ook al heeft hij, door middel van onder
andere scholing, alles in zich om in deze 'blanke' wereld te functioneren.56
2.1.2. De opkomst van wetenschappelijk racisme
Het sociaal darwinisme dat ontstond op het einde van de 19de eeuw proclameerde
een theorie waarbij beweerd werd dat in de evolutieschets de „zwarten‟ tot de
meest „primitieve‟ culturen behoorden en de „blanken‟ tot de meest geciviliseerde
cultuur. Volgens Darwin hadden de verschillende „rassen‟ dezelfde origine maar
door een verschillende geografische omgeving zouden deze anders gaan
evolueren. 57
55
FANON, Frantz, "The fact of blackness", in: Black Skin, White Masks, MacGibbon & Kee, London, 1968, p.
324.
56
CHOW, Rey, Ethics after idealism: Theory- Culture- Ethnicity- Reading, Rey Chow, 1998, p.58.
57
MAXWELL, Anne, " Montre l‟Autre: Frans Boas et les soeurs Gerhard "; in: BANCEL, Nicolas, BLANCHARD,
Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux
reality shows, Paris : La Découverte, 2002, p.332.
19
Zo er aan andere culturen al een geschiedenis werd toegekend dan werd die
uitsluitend beschouwd in het licht van een unilineair evolutionisme waarvan het
culminatiepunt de westerse beschaving was.
De wereld werd, met andere woorden, een museum, waarin de andere culturen
overblijfselen van ons eigen verleden waren58
Dit soort ontwikkelingstheorieën domineerden niet alleen de biologie en de
antropologie, maar ook de psychologie en de psychoanalyse die destijds tot bloei
kwamen.59 In de psychoanalytische literatuur van Freud, Jung en tal van anderen
werden primitieven zowel gelijk gesteld met kinderen en geestelijk gestoorden als
met vroege bewustzijnsfasen van de mensheid.60 De minderwaardigheid van de
Ander werd benadrukt door het positivisme, het evolutionisme en racisme
wanneer de kennis van de Andere nog in kinderschoenen stond.
De antropologie, die destijds in zijn beginstadium stond, hield zich bezig met het
onderzoeken van alles wat afweek van het normale. Er was een zekere neiging tot
conservatisme bij de antropologen van die tijd. Als ze zich al verzetten tegen het
koloniale bewind, dan toch zelden door het systeem als zodanig ter discussie te
stellen..61
Rond 1815 veroorzaakte de Hottentot Venus, Saartjie Baartman, een medische en
populaire sensatie. Het fascinerende voor de Europeaan waren de stytopygia, de
brede heupen en de imposante bilpartij.62
Een tweede en waarschijnlijk belangwekkender reden waarom Saartjie de fantasie
prikkelde, waren de verhalen van reizigers over de vorm van de genitaliën. Om
deze fysieke kenmerken te kunnen verklaren werd Saartjie Baartman naar Europa
overgebracht voor onderzoek. Aan het begin van de 19de eeuw was de „zwarte‟
vrouw een icoon voor seksualiteit geworden.
58
DE BOECK, Filip, “Het discours van de postkolonialiteit: de problematiek van identiteit en representatie”, in:
Handboek Culturele Studies. Concepten-Problemen-Methoden., Red. VLASSELAERS, Joris en Jan BAETENS,
Leuven/Amersfoort: Acco, 1996. p.141.
59
CEUPPENS, Bambi, Congo made in Flanders? Koloniale Vlaamse visies op „blank‟ en „zwart‟ in Belgisch
Congo, Academia Press- Gent, 2003; p.64.
60
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c.p. 37.
61
LEMAIRE, Ton, Over de waarde van kulturen, Een inleiding in de kultuurfilosofie, Ambo, Baarn, 1976, p.174.
62
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c., p. 37.
20
De fysieke verschijning van de Hottentot werd in het verlengde hiervan gezien als
het seksuele verschil tussen het westerse „witte‟ lichaam en het niet Westers
„zwart‟ lichaam. De antropoloog Dunlop die haar onderzocht hoopte met Saartjie
Baartman de missing link in de evolutietheorie te hebben gevonden. Dit in een
poging het menselijk ras te onderscheiden van de dieren en de natuur te beheersen
door ieder aspect daarvan te classificeren en te benoemen.
Met deze theorie zou worden aangetoond dat de witte Europeaan de hoogste vorm
van het menselijk ras belichaamde en de Hottentot daarvan de meest uitgesproken
antithese was. Het verhaal van Saartjie Baartman vormt één van de eerste gekende
voorbeelden van mensenexposities en wetenschappelijk racisme.
De leden van de Societé d‟antropologie , ontstaan in 1859, hebben meermaals
exhibities georganiseerd om de resultaten van hun onderzoek aan het grote publiek
te tonen. Tijdens de koloniale tentoonstellingen (zie hierna) vormden de 'wilden'
op rondreis door Europa voor de antropologen een uitzonderlijke kans om de
wetenschappelijke kennis rond de koloniale Andere te vergroten.
Het menselijke ras werd voor hun een centraal paradigma binnen de raciale
hiërarchie van de menselijke diversiteit, ze waren het metaforisch model van
evolutionisme.63 Er bestaat geen twijfel over dat in de wetenschap net als de
westerse visie over de Ander, er een angst schuilde die zich uitte in een ongelijke
rationalisering van „rassen‟ en in de stigmatisering van de inboorling.
De antropologie heeft lange tijd een essentialistisch primitivisme bekrachtigd dat
eigen was aan het koloniaal discours. Tevens legitimeerden de antropologische
studies ook de koloniale administratieve politiek van identificatie, fixatie en zelf
inventie van inheemse bevolkingen: Etnische identiteiten werden benoemd en in
de tijd en ruimte „bevroren‟ tot statische entiteiten.64
Toenemende veldonderzoek in de eerste helft van deze eeuw liet een aantal
barsten in dit b
63
BANCEL, Nicolas, (e.d.), Les zoos humains: le passage d‟un „racisme scientifique‟ vers un „racisme populaire
et colonial‟ en Occident , in: BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c. , p. 69.
64
DE BOECK, Filip, o.c., p.143.
21
Vreemde culturen bleken helemaal niet zo simpel in elkaar te zitten als
verondersteld werd. Bovendien kwam een andere type verklaring naar voren,
eveneens ontleend aan Darwin. Hierin stond niet de „survival of the fittest‟ model,
niet de historische ontwikkeling in de richting van meer en beter, maar de
functionele aangepastheid aan een ecologische nis.
Het functionalisme van onder andere Malinowski beschouwde culturen als door
omstandigheden ontstane antwoorden op biologische menselijke behoeften.
Iedere cultuur is in een dergelijke aanpak een geslaagde reactie op de natuurlijke,
materiële, sociale en emotionele eisen die een specifieke context stelt.
Met dit nieuwe verklaringsprincipe werden culturen niet meer verticaal geordend,
maar naast elkaar en werd van een diachronisch verklaringsmodel overgegaan
naar een synchronisch.65
2.1.3. Bhabha's 'mimic man'
In het hele proces van kolonisatie streeft de kolonisator naar de „beschaving‟ van
de gekoloniseerde maar anderzijds voelen ze zich uitermate bedreigd wanneer de
gekoloniseerde ostentatief de kolonisator gaat nabootsen.
Het gevestigde koloniale systeem heeft er belang bij de inheemse culturen
betrekkelijk intact te houden en te voorkomen dat ze, zich verder moderniserend,
neigingen zouden vertonen zich te bevrijden op grond van westers liberale of
socialistische ideeën.66Homi Bhabha heeft het in dit opzicht een theorie
ontwikkeld over 'the mimic man'.67 Dit is de gekoloniseerde Ander, die zijn best
doet om zich aan te passen, maar hier nooit volledig in slaagt of in kan slagen.
Terwijl men dus de eigen identiteit construeert, ontkent men de werkelijke
identiteit van de Ander. Enerzijds is er zijn ondergeschiktheid aan het koloniaal
discours. Maar anderzijds is hij ook de gestalte van een metonymie van een
koloniaal verlangen in welke de vanzelfsprekendheid van het dominante koloniale
discours, waarin hij zich voordoet als ondergeschikt koloniaal subject, vervreemd.
65
PROCEE, H., Over de grenzen van de culturen: Voorbij universalisme en relativisme, Amsterdam, 1991, p.
29.
66
LEMAIRE, Ton, o.c. , p.174.
67
BHABHA, Homi, The Location of Culture, London, Routledge, 2004, p. 123.
22
Een verlangen dat, doorheen de herhaling van gedeeltelijke aanwezigheid, welke
de basis is van mimicry, de verstoring van culturele, raciale en historische
verschillen benadrukt, die de narcistische vraag van koloniaal gezag bedreigt. 68
Mimicry is een onevenwichtige, zonderlinge strategie van gezag in het koloniaal
discours.
Het vernietigd niet enkel de narcistische autoriteit doorheen een herhaaldelijk
proces van verschil en verlangen, het is ook een vorm van scherpzinnige kennis in
een verboden discours.69
In de context van het kolonialisme met betrekking op België is er in de
verhouding kolonisator- gekoloniseerde ook een evolutie waar te nemen. Zo
namen de Congolezen verschillende strategieën aan om de economie over te
nemen door middel van geweldpleging of mimicry. Dit laatste kan gezien worden
als een poging om de aan zich opgedrongen koloniale identiteit te spiegelen om
op deze manier weerstand te bieden tegen het koloniaal systeem.
De gekoloniseerde ontdekte dat zijn leven even belangrijk was als dat van de
kolonialist en dit bracht een revolutionair bewustzijn van de gekoloniseerde
voort.70
Een voorbeeld van een poging tot assimilatie dat door de plaatselijke bevolking
werd ondernomen, was door hen die men de évolués noemden
Évolués waren diegenen die door assimilatie van Europese waarden en normen
opgewaardeerd werden door het Westen. Het was een eretitel waaraan tal van
privileges verbonden waren. Dit was echter dubieus, deze rechten werden
toegekend in de veronderstelling dat men toch niet voldoende ontwikkeld was om
zich te kunnen spiegelen aan de kolonisatoren.
Veelal ontstond er bij de 'blanken' na verloop van tijd een soort afkeer tegenover
de évolués. Men verweet hen niets anders te zijn dan 'primitievelingen' in een
Europees pak gestoken.
68
BHABHA, Homi K., “Of mimicry and man”, in: BAIL, Henry (ed.): The performance studies reader, London,
Routledge, 2004, p. 283.
69
70
BHABHA, Homi, o.c. , p. 284.
FANON, Frantz, De verworpenen der aarde, A.W. Bruno & Zoon Utrecht/ Antwerpen, 1961 , p. 33.
23
Koloniale Belgen veroordeelden enerzijds de 'primitieve' elementen in traditionele
Congolese culturen, om hun beschavingsproject te rechtvaardigen; anderzijds
veroordeelden ze 'beschaafde' Congolezen om hun eigen koloniale project veilig te
stellen.71 Maar de évolués gingen effectief de gedragspatronen van de
kolonisatoren overnemen. En na verloop van tijd zagen ze in dat hoe zeer ze ook
probeerden te voldoen aan de eisen van de westerlingen, ze er nooit bij zouden
horen.
Uiteindelijk heeft de gekoloniseerde intellectueel zijn agressie geïnvesteerd in zijn
nauwelijks verhulde verlangen zich met de koloniale wereld te assimileren. Hij
heeft zijn agressiviteit in dienst gesteld van zijn eigen belangen, van zijn belangen
als individu.72Wat in de context van de koloniale geschiedenis geleid heeft tot de
onafhankelijkheid van Congo (zie infra).
2.1.4. De stem van de Ander
Het proces van dekolonisatie, dat uiteindelijk tot stand gebracht werd door de
steeds groter wordende opstandige bevolking, stelde de koloniale situatie in haar
geheel ter discussie. Het koloniale systeem is volgens Fanon niet waterdicht, het
vertoont gaten die het de inboorlingen toelaten zich te verzetten tegen de
dominantie.
Binnen de bevolking ontstond er een politieke beweging die het voortouw nam en
met hun nationalistisch gedachtegoed en het volk aan het dromen zette.
Een nationale identiteit is niet aangeboren, het wordt gevormd en getransformeerd
aan de hand van representaties. Een natie is dus een systeem van culturele
representatie. Het is een symbolische gemeenschap en daarom belangrijk bij de
identiteitverwerving. Deze natie werd belichaamd door nationalistische partijen
die opgericht waren door intellectuelen en een handelselite. Tijdens de kolonisatie
waren er al bewegingen ontstaan zoals de Négritude beweging. Kort samengevat
wordt met Négritude de broederschap van alle Afrikanen bedoeld. Zwarte
Afrikanen werden aangemoedigd trots te zijn op hun huidskleur en cultuur.
71
72
CEUPPENS, o.c., p. 344.
FANON, Frantz, o.c. , p. 38.
24
Deze vormde het felle antwoord op de blanke minachting en ondernamen
pogingen om de geesten van de inlanders te doordringen.73 Toch vonden de
meeste aanhangers van de Négritude-leer wel dat bepaalde aspecten van de
Europese cultuur en vooral van de wetenschap moeten worden overgenomen.
Het ongeduld van de gekoloniseerde, het feit dat hij zwaaide met de dreiging van
het geweld, bewees dat hij zich bewust was van het bijzondere karakter van de
situatie en dat hij van plan was er gebruik van te maken.74
Op ironische wijze keerde de situatie zich en werd het de gekoloniseerde die enkel
de taal van geweld nog verstond die voor hem de absolute vorm van praktisch
handelen vertegenwoordigde. Bij het onafhankelijk verklaren van de staat,
verwacht het volk echter geen onmiddellijke en volledige breuk met zijn bezetter.
De rijkdom die de imperialistische landen verkregen hebben, is echter ook de
rijkdom van de kolonies.
En wanneer deze er plots alleen voor komt te staan, kan deze het bestuur van het
land niet volledig op zich nemen omdat, na jarenlang als dieren en
ondergeschikten beschouwd te zijn , dit effectief onmogelijk geworden is. Na de
onafhankelijkheid hebben de politieke partijen en leiders het vaak moeilijk om
beloften na te komen en vaak resulteerde dit in een semi-koloniale situatie waar
de grootste rijkdom naast de diepste ellende te vinden is.
De taak van Europa is nu, na de dekolonisatie, om de onderdrukten in
waardigheid te herstellen.
2.2. Etnologische exposities in de westerse geschiedenis
2.2.1. Ontstaan van het concept 'menselijke zoo'
De 19de eeuw werd gekarakteriseerd door vernieuwing en dan vooral op
economische vlak.. De Industriële Revolutie zorgde voor een uitbreiding van het
stedelijk weefsel. Er ontstond een vrijetijdscultuur waarbij mogelijkheden gezocht
werden om de vrije tijd van de mens op een boeiende manier in te vullen.
73
74
FANON, Frantz, o.c., p.160-161.
FANON, Frantz, o.c., p. 55.
25
In de steden werden theaters, concertgebouwen en musea gebouwd en er werden
parken aangelegd waar vooral de gegoede klasse door aangetrokken werd. Mensen
waren op zoek naar alles wat een spektakelgehalte in zich had.
In Amerika was Taylor Barnum (1810 - 1891), een van de grootste showmannen
aller tijden, de pioneer in het tentoonstellen van mensen die van de normale norm
afweken. Zijn carrière als showfiguur begon met het kopen van de negerin Joice
Heth, over wie hij liet verstaan dat ze verpleegster van George Washington was
geweest en meer dan 160 jaar oud was. Met deze vrouw als hoofdattractie maakte
hij tot 1839 met een klein gezelschap een bijzonder goed aangekondigde –
vandaar de Barnum-reclame – en succesvolle tournee door de Verenigde Staten.
Na de dood van Joice Heth ging hij verder met het presenteren van allerlei
natuurwonderen en gedrochten aan het publiek, een aanbod dat al spoedig overal
geliefd werd.
Met een circus trok hij rond in Amerika en Europa. Het werd ook wel een museum
van rariteiten genoemd, waarin artiesten zoals een meermin, een Siamese tweeling
en een indiaanse danseres optraden voor een groot publiek.75
In Europa kan het tentoonstellen van mensen eerder gezien worden in het
verlengde van het ontstaan van het concept van de zoo. Met de ontwikkeling van
het stedelijk weefsel, ontstond dit concept in Europa waarin exotische dieren
tentoongesteld werden. Mensen zochten hun toevlucht in de zoo‟s, omdat deze de
natuur representeerden. De zoölogische tuinen hielden iets nostalgisch in, het
verlies van de natuur, maar ook de noodzaak van het creëren van een elders.76
In het begin was dit bijna enkel toegankelijk voor de bourgeoisie wegens de hoge
kostprijs maar later versoepelden deze prijzen en werd het mogelijk voor het
gewone volk om de dieren te gaan bezichtigen.
Carl Hagenbeck (1844- 1913) was de grondlegger van het achter tralies tentoon
stellen van dieren. Vanaf 1877 maakt hij reizen om dieren te bemachtigen die in
Duitsland zelden of nooit voortkwamen. Deze stelde hij dan tentoon op markten
en later in zoo‟s. Na verloop van tijd echter zwakte de dierenhandel af, de mensen
leken niet meer geboeid te zijn.
75
76
BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c., p.11.
BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c, p.8.
26
Zo kwam Hagenbeck in 1874 op het idee een kudde rendieren samen met een
familie Laplanders tentoon te stellen.
Ik had mij niet bedrogen, want deze eerste Volkententoonstelling
bleek een reuzensucces te hebben. Misschien hielp daartoe ook mede
de naïveteit of natuurlijkheid, waarmee deze Lappen, natuurlijk nog
nimmer van zulke tentoonstellingen gehoord hebbende, zich lieten
zien en zich overal bewogen. Ze kampeerden in de open lucht en wij
lieten ze, zonder kunstmatige omgeving of tooneelgedoe, geheel vrij
en toonden ze in hun natuurleven.77
Het publiek was meteen in de ban van dit spektakel, wat Hagenbeck tot het idee
bracht rond te trekken met zijn volkerententoonstellingen (zie afbeelding 4). Het
principe van de volkerenshow gaat terug tot het Romeinse Rijk met zijn
triomftochten waarin, met de buit, inheemse gevangenen werden meegevoerd.
Volgens hetzelfde principe werden reeds rond 1500 Amerikaanse indianen, door
Columbus, naar Spanje en Portugal gebracht, waar ze niet alleen getoond werden
aan het hof maar ook als een soort attractie op jaarmarkten.78
De eerste menselijke zoo's in de 19de eeuw met hun miljoenen bezoekers,
beantwoordden aan de fantasieën en onrust van het westen over de Ander en gaven
een beeld aan het raciale discours. Men wou de „wilden‟ eerst temmen alvorens
hen te civiliseren.79
De volkerenshows van Hagenbeck vormden de voorlopers van de latere koloniale
exhibities. Ze werden aan de burgerij gepresenteerd onder het motto van
bevordering van de kennis van de wereld, en van vergroting van het animo voor
koloniale expansie.
77
78
79
HAGENBECK,Carl,Van dieren en menschen, Schelten & giltay, Amsterdam, 1909, p. 45-46.
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c., p. 95.
BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c, p.5.
27
2.2.2. De wereldtentoonstellingen
De eerste wereldtentoonstellingen in Europa vonden plaats in het begin van de 19de
eeuw in Frankrijk en Engeland. Deze werden gekenmerkt door hun nationale
karakter waarbij industrie, economie en cultuur op de voorgrond traden.
Opmerkelijk was dat deze vooruitgangsideeën betrekking hadden tot het hele volk
maar dat het publiek dat zich vertoonde op de tentoonstellingen veelal tot de
bourgeoisie behoorden.
De wereldtentoonstellingen waren uithangborden van nationale trots en
ondernemingszin, bovendien waren het de hoogdagen voor de zelf- glorificatie van
industriëlen en nationale producten.80 Het was een microkosmos die de
toeschouwers een macrokosmos moest tonen.81 Hier was alles door de mens
vervaardigd. In een geweldige euforie vierden zij de vooruitgang, het op eigen
krachten bereiken van wereldomspannende macht. Dit was het einddoel waarop de
wereldgeschiedenis naar men meende van meet af aan gericht was, namelijk de
beschaving der westerse, 19de eeuwse burgerlijke middenklasse.82
Wereldtentoonstellingen waren een complex en theatraal fenomeen. Complex,
omdat ze opvallende tegenstellingen en diversiteiten verenigden. Theatraal omdat
tentoonstellingen als ritueel decorum dienden voor het optreden van autoriteiten
uit de deelnemende landen bij alle ontvangsten en feesten.83
Elke wereldtentoonstelling was een combinatie van waarheden en leugens. De
rijke burgerij creëerde een fantasiewereld waarin ze vervolgens met zelfvoldane
trots konden rondlopen. De expo vertelde misschien meer over hoe de
organisatoren de ideale werkelijkheid zagen: een wereld waarin de techniek tot
alles in staat was, waarin deze de volmaaktheid benaderde.84
Door het grote aantal bezoekers werd de wereldtentoonstelling een machtig
propagandamiddel, niet alleen voor de natiestaat maar ook in verband met de
kolonisatie.
80
ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., p.31.
CORBEY, o.c., p.136.
82
CORBEY, o.c., p.138.
83
GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), "Tijd en ruimte onder één dak: De wereldtentoonstelling als
verbeelde vooruitgang", in : De ongrijpbare tijd: temporaliteit en de constructie van het verleden, Hilversum,
2001, p.114.
84
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.91.
81
28
De Britse en Franse tentoonstellingen vormden een voorbeeld voor andere
Europese landen en spoedig werden op verscheidene plaatsen in Europa dergelijke
evenementen georganiseerd. De eerste tentoonstelling met internationale allure
was de Germaanse industriële tentoonstelling in Berlijn (1844).85 Wat deze
kenmerkte was de samenwerking tussen alle onafhankelijke Germaanse staten.
Deze tentoonstelling had evenzeer invloed op de internationale politiek als op
lokaal cultureel en economisch vlak. Wat de organisatoren tegenhield de
tentoonstellingen meer internationale allure te geven was de onderlinge
economische wedijver, de angst die er heerste dat de eigen industrie overgenomen
zou worden door de buitenlandse industrie.
Geleidelijk aan drong dan echter de gedachte door dat er te leren viel uit de
industriële aanpak van andere landen en dat het interessant kon zijn voor de
economische markt om goederen te exporteren.
In 1851 werd de Great Exhibition of the Works of All Nations georganiseerd in
Londen. Dit was de eerste tentoonstelling waarbij alle naties ter wereld
uitgenodigd werden tot deelname.86 Er werd een gigantische vitrine ontworpen, het
Crystal Palace, in een landschapstuin, gevuld met sporen van het verleden, het
heden en aanwijzingen van de toekomst (zie afbeelding 5).
De 19de eeuw was de eeuw van de terugblik, maar ook van de expansie en het
vooruitzicht.87 De wereldtentoonstellingen toonden het volk in een beperkte
tijdspanne al het kunnen van de Westerse wereld.
Anne McClintock noemde dit de 'panoptische tijd' wegens het feit dat in één
oogopslag het beeld van de wereldgeschiedenis waargenomen kon worden vanuit
een bevoorrechte, onzichtbare positie.88 Verschillende culturen en etnische
groepen werden geclassificeerd en in één chronologisch en ruimtelijk verband
geplaatst. De tijdbalk en de beschavingsladder werden in elkaar geschoven en in
de 19de eeuw met behulp van moderne technieken gevisualiseerd.89
85
GREENHALGH, Paul, The expositions universelles:great exhibitions and world‟s fairs, 1851- 1939,
Manchester University Press, 1988, p. 9.
86
GREENHALGH, Paul, o.c., p. 10.
87
MARTENS, Eric, Expotopia: De Belgische Expo‟s, Belgisch filmarchief, 2008, p.23.
88
MCCLINTOCK, Anne, Imperial leather: race, gender and sexuality in the colonial contest, Roudledge, New
York, 1995, p. 36-39.
89
GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c., p.116.
29
Binnen deze microkosmos kon men van de moderniteit teruggaan naar het
verleden en omgekeerd.
Meer specifiek met betrekking tot de kolonie, noemde McClintock wat zich
afspeelde op de wereldtentoonstellingen, de 'anachronistische ruimte'.
De gekoloniseerde mens bevond zich in een permanente voortijd binnen de
geografische ruimte, irrationeel en beroofd van elke wil tot handelen. 90 Het waren
de eerste uitingen van een globaliserende wereld, waarbij een tijdbalk van
beschavingsverschillen
geconstrueerd
werden.
De
bedoeling
van
de
wereldtentoonstellingen was de voorwaartse tijdrichting, dus de vooruitgang, te
benadrukken, waarbij het voor de bezoeker mogelijk was tijdfasen en
beschavingen met elkaar te vergelijken.
Tussen 1855 en 1924 werd er gemiddeld om de 2 jaar wel ergens ter wereld een
wereldtentoonstelling gehouden waarbij welvaart en een goede verstandhouding
tussen de landen gepromoot werden. In de realiteit werd echter de nadruk eerder
gelegd op nationale en raciale verschillen, niet de gelijkenissen. Het was een
periode waarin nationale identiteiten vorm kregen en Europa zicht verrijkte met
overzeese wingewesten.
Na de Eerste Wereldoorlog kwam er een verandering in het doel van de
tentoonstellingen. Technologie was de toekomst en werd dus de nieuwe opzet van
de tentoonstellingen. Hoe verschillend ook, alle wereldtentoonstellingen bestonden
uit een mix van exotisme, futurisme en traditionalisme.
Deze tentoonstellingen waren tijdelijke aangelegenheden. De terreinen moesten in
snel tempo bebouwd en naderhand ook weer vrijgemaakt kunnen worden.
De constructies moesten weliswaar weinig duurzaam zijn, maar het was niettemin
belangrijk met zo beperkt mogelijke middelen een zo luxueus en extravagant
mogelijk resultaat te bereiken.
Door het tijdelijk karakter van de wereldtentoonstellingen vertoonden de grootse
evenementen het karakter van een visioen, een soort droomwereld, waar
werkelijkheid en fictie dicht bij elkaar lagen.91
90
91
GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d), o.c., p.122.
COUTTENIER, Maarten, o.c., p. 90
30
2.2.2.1. De triomf van het imperialisme
In de 2de helft van de 19de eeuw stonden de meeste West-Europese landen op het
punt zich te ontwikkelen tot Europese grootmachten waarbij koloniën de gebieden
waren met onbegrensde mogelijkheden.92 Onbekende culturen en samenlevingen
werden in kaart gebracht, vergeleken en beoordeeld vanuit West- Europees
perspectief.
De ruimtelijke en temporele verbreding van de Europese horizon werd op de
wereldtentoonstellingen voor het geletterde publiek inzichtelijk gemaakt.93
De drang om de perifere gebieden te beheersen, om orde in de chaos te scheppen,
werd in het centrum van de macht voortgezet. Reeds vanaf het begin van de
wereldtentoonstellingen kreeg dit imperialisme een belangrijke plaats toegekend.
Ze fungeerden hierbij als culturele ondernemingen om deze koloniale praktijk te
oefenen en vanzelfsprekend te maken.94
Op het einde van de 19de eeuw werd de 'koloniale afdeling' een vast onderdeel op
de expo's.95 Er werden planten, dieren en artefacten tentoongesteld van 'barbaarse
volkeren' die in Europa nog grotendeels onbekend waren. Speciaal ontworpen
„inheemse
dorpen‟
werden
vanaf
1878
een
vast
onderdeel
van
de
wereldtentoonstelling. De tentoongestelden bevonden zich in een precies
omschreven gedeelte van de tentoonstellingsruimte dat hun moederland
representeerde. De grens tussen hun wereld en de westerse, tussen wildheid en
beschaving, natuur en cultuur diende strikt in acht te worden genomen.96
Enerzijds brachten ze de wereld in al zijn verscheidenheid ten tonele voor de
bezoekers die met hun ogen absolute controle hadden over de mensen en
artefacten die niet terugkeken. Anderzijds werd deze verbeelding van
„objectificatie‟ uitgedragen tot ver buiten de muren van de tentoonstellingen.97
92
SAID, Edward W., Culture and imperialism, Village books; New York, 1994, p.6-7.
GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c., p.115.
94
GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c. , p.121.
95
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.91.
96
CORBEY, o.c., p.141.
97
ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., 2005.p.31.
93
31
2.3. De Koloniale tentoonstelling
Koloniale tentoonstellingen waren in het kader van propaganda belangrijk om het
publiek het koloniale gevoel te geven zonder dat ze de metropool hoefden te
verlaten. De beschaafde westerse mens dacht met zijn overkoepelende verlichte,
wetenschappelijke rede alles te kunnen omvatten, alles te kunnen beheersen. In dit
opzicht waren de wereldtentoonstellingen de triomf van „de‟ beschaving.98
Voor antropologen vormden de 'wilden' op rondreis door Europa een
uitzonderlijke kans om de wetenschappelijke kennis rond de koloniale Andere te
vergroten.
In plaats van zelf te reizen naar de kolonie werd het onderzoeksobject naar het
westen gebracht waar het aan de nodige onderzoeken kon worden onderworpen.99
De imperialistische gedachte achter de tentoonstellingen was de wereld op kaart te
brengen en een fysieke encyclopedie te creëren die het wereldbeeld van de
toeschouwer zou vormen.100
Representaties van de koloniën, met vertegenwoordigers van gekoloniseerde
volkeren vormden vanaf 1878 een vast onderdeel van de wereldtentoonstellingen
en werden na verloop van tijd afzonderlijk georganiseerd.101
Tussen het publiek en de tentoongestelde was er een soort wisselwerking. Het
publiek had, zoals nog steeds in het theater, de rol van de voyeur. Zij dienden toe
te kijken zonder een woord te zeggen. Veelal werden ze door deze spektakels
aangesproken door hun verlangen naar het exotische en het mysterieuze. De
vrouwen, die meestal schaars gekleed waren, straalden een zekere seksualiteit uit
bij de westerse man. In tegenstelling tot de westerse cultuur waar er een taboe
heerste rond seksualiteit, leken de uitheemse culturen hier vrijer mee om te gaan.
Althans dat was wat men geloofde of wou geloven want op deze manier was het
geen schande om de tentoongestelde vrouwen met een verlangende blik aan te
kijken.
98
CORBEY, Raymond, o.c., p.16.
99
COUTTENIER, Maarten, o.c., p. 53.
GREENHALGH, Paul, o.c., p. 87.
101
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c., p. 95.
100
32
Hetgeen in de eigen maatschappij niet getolereerd werd, liet men hier wel toe.
Aangezien men de gekoloniseerden niet als gelijken aanzag, hoefden dezelfde
regels ook niet te gelden. De toeschouwer keek met een observerend oog dat ervan
hield macht over de gekoloniseerde te hebben.
De tentoongestelden zelf echter zagen in de rituelen die ze moesten uitvoeren
alleen betekenis in het kader van het pretpark en koloniale expositie waarin zij de
hoofdrol speelden. Ze waren vaak niet op de hoogte van wat hen te wachten zou
staan na de overscheping en wanneer ze op een koloniale tentoonstelling in een
'natuurlijke' omgeving geplaatst werden, verloren ze gemakkelijk hun oriëntatie in
de tijd.102
De niet- Europeanen representeerden de dagdagelijkse bezigheden en gewoontes
uit hun leven, zoals dat gezien werd door de Europeanen.
Het werk was „zichzelf‟ zijn, waarbij het exotische leven als een spektakel
voorgesteld werd voor toeschouwers. De niet-westerse volkeren en objecten
werden in de tentoonstelling geplaatst, zodat de bezoeker de indruk kreeg terug in
de tijd te reizen naar een plaats ver weg van het Westen. De veronderstelling was
dat de mensen uit de koloniën symbolisch in een ruimte buiten de tijd stonden. Het
westen eiste daarmee de geschiedenis als een proces van lineaire vooruitgang
alleen voor zichzelf op.103
In hun rol van toeschouwer uitte men hun gevoel van superioriteit tegenover
diegenen die achter het tralies te kijk gesteld werden.104 In hun ogen waren ze
gelijk aan dieren, meer specifiek apen, zowel qua verschijning als gedrag.
Deze stelling werd ondersteund door wetenschappelijke theorieën.105
De panoptische blik van de toeschouwer toonde veel gelijkenissen met de vorm
van gezag die de kolonisator in de kolonie zelf vertoonde. Van bovenuit hadden ze
controle over diegenen naar wie ze hun blik richtten en hun orders oplegden.
De
tentoongestelden
moesten
vaak
verschijnen
voor
antropologische
vennootschappen waarbij deze hen aan onderzoek onderwierpen.
102
GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c. , p.124.
GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c. , p.125.
104
GARRIGUES, Emmanuel, Les villages noirs en france et en Europe, ou le “zoo humain”, in: L‟ethnographie
nouvelle édition nr 1 : Reuve de la societé d‟ethnographie de Paris, L‟entretemps éditions Saint-Jean-de-Vedas,
2001,p.75-76.
105
CORBEY, Raymond, Etnographic Showcases, 1870- 1930, in: Cultural Antropology: Journal of the society
for cultural antropology, volume 8 nr. 3, augustus 1993, p. 347.
103
33
Het doel van het exposeren van mensen was in de eerste plaats ideologisch en
politiek gericht. Wetenschap, commercie en imperialisme gingen hierbij hand in
hand. Deze manier van uitstallen had voor de tentoongestelden ook
psychologische gevolgen. Het kwam vaak voor dat de gekoloniseerden bij hun
terugkeer naar hun thuisland niet meer in de groep aanvaard werden, of het zelf
moeilijk hadden er hun plaats weer te vinden.
Tussen 1895 en 1914 werden grootscheepse spektakelstukken opgevoerd waarin
de bestaande clichés breed uitgemeten werden. Met de komst van de film,
waardoor het statische kijkgenot langzamerhand verdrongen werd, minderde het
organiseren van koloniale tentoonstellingen.
Waarom zou men de Ander gaan bezichtigen in een kunstmatige omgeving als het
grote scherm de realiteit weergeeft? Het medium film bracht het andere continent
in de bioscoopzaak waarbij het volledige plaatje weergegeven werd. Maar de film
was ook in staat de stereotypen des te meer in het licht te zetten, en bestendigde ze
op deze manier opnieuw.106 Missiefilms zijn hiervan een voorbeeld waarin het
werk van de missionarissen in de kolonie getoond werd op romantische wijze.
Film zou echter wel het einde betekenen van de allesomvattende panoramische
blik van de wereldtentoonstellingen.
Coco Fusco (zie infra) verwoordt de komst van deze vorm van media, die de mens
op een vernieuwde manier naar de Ander laat kijken, als volgt:
the function of the ethnographic displays as popular entertainment was
largely superseded by industrialized mass culture. Not unsurprisingly [sic],
the popularity of these human exhibitions began to decline with the
emergence of another commercialized form of voyeurism-the cinema-and the
assumption by ethnographic film of their didactic role.... The representation
of the "reality" of the Other's life, on which ethnographic documentary was
based and still is grounded, is this fictional narrative of Western culture
"discovering" the negation of itself in something authentically and radically
distinct.
107
106
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c., p. 98.
FUSCO, Coco, "The Other history of intercultural performance", in: The Drama Review 38, Spring 1994,
New York University and the Massachusetts Institute of Technology, 1994, p.153-154.
107
34
2.3.1. Een korte schets van de koloniale tentoonstellingen in België
De eerste wereldtentoonstelling die in ons land hield, was de wereldtentoonstelling
in 1885 te Antwerpen (zie afbeelding 6). Voor het grote publiek was dit de eerste
kennismaking met de kolonie. Verwondering was er vooral over de geëxploiteerde
producten die volledig nieuw waren voor de bezoekers. Voor deze gelegenheid
werd er een Congolees paviljoen gebouwd met een pittoresk dorp waarin 12
levende exotische specimens tentoongesteld werden (zie afbeelding 7).
Het liet de bezoekers, die grotendeels tot de bourgeoisie behoorden, toe „zich op
de hoogte te stellen van de zeden van de volkeren in Centraal- Afrika en hun
karakter te begrijpen‟.108 Deze koloniale propaganda moest in de eerste plaats
industriëlen overhalen om te investeren in Congo want de publieke opinie was
destijds immers nog steeds gekenmerkt door een grote onverschilligheid.109
De aandacht ging hier niet naar het beklemtonen van hun 'barbaarsheid' maar naar
de voorstelling van de kolonie. Op deze manier zouden antikolonialen geneigd zijn
hun oordeel over de kolonie te nuanceren en zouden ze inzien dat de kolonie vele
mogelijkheden op vooral economische vlak bood.
In 1894 volgde de tweede tentoonstelling in België, ook in Antwerpen (zie
afbeelding 8). Het succes van de eerste wereldtentoonstelling was zo immens
geweest dat de regering van de Congostaat het initiatief nam om dit maal meer dan
honderd Congolezen over te laten komen voor deze gebeurtenis. De bezoekers
betraden een nieuwe wereld en bij hun bezoek mochten ze alle tijd nemen om de
tentoongestelde aan een wetenschappelijke observatie te onderwerpen (zie
afbeelding 9 en 10).110
In het Congopaviljoen, bewaakt door „zwarte‟ soldaten (zie afbeelding 11), werden
onder
andere
sculpturen
en
exportproducten
van
Congolese
makelij
tentoongesteld. Het publiek dat dit alles aanschouwde, schoof zijn twijfels aan de
kant en begon steeds meer interesse te vertonen voor de Belgische onderneming.
108
VINTS, Luc, o.c. , p. 16.
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.93.
110
LEMAIRE, Charles, Congo et Belgique : a propos de l'exposition d'Anvers, Bruxelles : Bulens, 1894, p.9.
109
35
De koloniale tentoonstelling in Tervuren (1897) kan gezien worden als de meest
opmerkelijke. 237 Congolezen werden voor dit gebeuren naar België overgebracht
om de Belg een blik te laten opvangen van de „primitieve‟ en „ongeciviliseerde‟
gekoloniseerde.
Dit zou de interesse in de kolonie, net zoals bij de vorige tentoonstellingen,
moeten aanwakkeren. Het tentoonstellen van de Congolezen had een grote
spektakelwaarde. In dit opzicht verschilde ze met de twee vorige tentoonstellingen
waarbij de expositie niet zo hard geënsceneerd was. In de volgende paragraaf zal
deze tentoonstelling verder worden uitgediept.
Op de koloniale tentoonstelling in Luik (1905) (zie afbeelding 12) werd het
geleverde werk van de voorbije 20 jaar in de onafhankelijke staat Congo
voorgesteld op een reliëfkaart van 80 m².
Er was een Senegalees dorp nagebouwd met een bassin dat de aandacht van de
kijklustige Belgen trok wanneer er 'zwarten' in rondzwommen (zie afbeelding 13).
In 1910 was er voor de tweede keer in Tervuren een wereldtentoonstelling (zie
afbeelding 14).
De koloniale sectie gaf een bijzondere aandacht aan de overdracht van Congo door
Leopold II aan België in 1908.111Naast etnografische collecties en specimen van
diverse producten en tropische fauna, konden de bezoekers ook een trein
bezichtigen. Deze was bestemd om later in Katanga over de ijzeren weg te rijden.
In 1923 ontving België een wereldtentoonstelling in Gent (zie afbeelding 15).
Belgisch Congo was er vertegenwoordigd met een groots paviljoen, dat met het
Congopanorama één van de populairste attracties bevatte (zie afbeelding 16). Dit
panorama herhaalde het beeld dat ook elders werd opgehangen: Boma, de
Congostroom, scènes uit het dagdagelijkse leven van de inboorlingen. 112 Hierbij
werd het beschavingswerk, dat in Congo verricht werd, in het licht gezet.
Een nagemaakt Afrikaanse dorp liet volgens de organisatoren dit beeld in de
realiteit zien.
111
COCKX, A.en J., LEMMENS, Les expositions universelles et internationales en Belgique de 1885 à 1958,
s.n. Brussel, 1958, p.79.
112
VINTS, Luc, o.c. , p. 41.
36
Het was echter wel een Senegalees dorp dat opgesteld werd in het citadelpark in
Gent, waar de bevolking tegen betaling een 150-tal Senegalezen in hun
zelfgebouwde hutten kon bezichtigen.
Vanaf 1920 werden er Koloniale Dagen georganiseerd om het ontstaan van Kongo
Vrijstaat te herdenken.113
Honderd jaar na de onafhankelijkheid van België werd voor de derde maal in
Antwerpen een wereldtentoonstelling gehouden.
Op de koloniale sectie van deze wereldtentoonstelling zal verder dieper op
ingegaan worden omdat deze gezien wordt als het toppunt van kolonialisme.
Ook in 1930 werd in Luik een wereldtentoonstelling gehouden. De focus lag hier
meer op de industrie terwijl dat in Antwerpen eerder gericht was op handel,
scheepvaart en de kolonie.
In 1935 werd op de wereldtentoonstelling te Brussel (zie afbeelding 17) de 50ste
verjaardag van de staat Congo gevierd. Er werden Congolese hutten gebouwd
waar inboorlingen exotische producten maakten voor de ogen van de
toeschouwers.
Drie paviljoenen werden er opgericht waarin het publiek onder andere het
missiewerk kon bewonderen en de resultaten van privé-initiatieven.
De laatste wereldtentoonstelling waar er een koloniale sectie aanwezig was, was
Expo ‟58. De „koloniale sectie‟ van Expo 58 bestond uit zeven paviljoenen en een
gigantische tropische tuin, samen tientallen hectaren.
De oudere wereldtentoonstellingen vervulden vooral de rol van encyclopedie, van
terugblik en van overzicht. Ze stonden in teken van kennis. Expo 58 vervulde
echter de rol van een belofte. Het markeerde het prille begin van onze huidige en
hoogste vanzelfsprekende welvaart.114t
Voor de Congolezen zelf was expo 58 de katalysator van een nationaal gevoel en
van een streven naar dekolonisatie.
De koloniale overheid in België had zich lang verzet tegen de aanwezigheid van
Congolezen in het moederland en de laatste jaren werden de reisvergunningen
uiterst spaarzaam toegekend.
113
114
VINTS, Luc, o.c. , p. 53.
MARTENS, Erik, o.c., p. 31.
37
Maar voor de expo werd een uitzondering gemaakt. Plots werden er 200 Afrikanen
naar België overgescheept om in het Congolese dorp op de wereldtentoonstelling
'uitgestald' te worden.
Overdag ontmoetten ze in de hallen van de Expo mensen van over de hele wereld.
Hier gingen hun ogen open. De meer dan vijfhonderd Congolezen, waren allen
évolués. Voor expo 58 moesten ze echter weer in hun rol van „ongeciviliseerde‟
kruipen. In het dorp moesten ze hun dagdagelijkse activiteiten en rituele dansen
volgens een precies tijdschema uitvoeren (zie afbeeldingen 18 en 19).
Op de Expo ontdekten de Afrikanen de wereldgemeenschap en hun eigen „natie‟
of naties en leerden ze elkaar kennen.
De évolués waren net omwille van het feit dat ze in eigen land privileges
verkregen bij de 'blanken' beter op de hoogte van wat er zich afspeelde buiten de
kolonie. In eigen land konden de toekomstige leiders elkaar niet of nauwelijks
ontmoeten en dus geen plannen smeden omdat de controle van bovenuit te groot
was. De Expo bracht hier verandering in.
Ze zagen daar een wereld waar de blanke man niet op een voetstuk stond zoals in
Congo waar de segregatie sterk was. In België moest er ook gewerkt worden om
brood op de plank te krijgen en ook de vrouwen werkten. Het prestige van de
blanke koloniaal werd hierdoor aangetast.
Het vooroordeel dat Congo niet in staat was om ooit onafhankelijk te worden is op
dat ogenblik gaan verschrompelen. Belgische ministers, parlementsleden, hoge
ambtenaren en vertegenwoordigers van politieke partijen hadden toen persoonlijke
contacten en ontdekten zo de Congolese wereld, en de streefdoelen die er
leefden115
Het is niet duidelijk in hoeverre de ervaringen tijdens de Expo en de samenleving
van Afrikanen bij die gelegenheid bijgedragen hebben tot de voorbereiding en de
oprichting van het Mouvement National Congolais, één van de belangrijkste
politieke partijen in Belgisch Congo in de jaren 1950, onmiddellijk na het einde
van Expo 58.116
115
POPPE, G., Jef van Bilsen: Loslaten en houden, in De Nieuwe Maand, XXVII, 5, juni-juli 1985, p. 5.
VAN BILSEN, Jef, Kongo 1945-1965: Het einde van een kolonie, uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 1993,
p.123.
116
38
In dit hele proces zien we een verschuiving waarbij de gekoloniseerde net door
zich meer en meer te spiegelen aan de kolonisator, met het stereotype beeld tracht
te breken. Bhabha's theorie over mimicry wordt hier realiteit. De Europeaan die
wou 'civiliseren' en de Afrikaan wou maken tot een kopie van zichzelf, heeft in
feite de onafhankelijkheid van de kolonie zelf in de hand gehad.
Want net door deze aanpak is de gekoloniseerde beginnen inzien dat hij zelf niet
zo ver afstaat van de westerling. De koloniale grootmacht had er nooit aan gedacht
dat de tentoongestelden in zekere zin Westers zouden worden.
Vanaf
de
jaren
'60
verliezen
de
koloniale
tentoonstellingen,
en
wereldtentoonstellingen in het algemeen, betekenis. Dit gebeurde niet enkel door
de opkomst van massamedia die de wereld tot in de woonkamer brengt, maar ook
door de versplintering van het westers wereldbeeld sinds de dekolonisatie.117
2.3.2. Het belang van beeldvorming
Wanneer men het heeft over visuele antropologie dan slaat dit meestal op het
medium film. Fotografie echter is de eigenlijke grondlegger van de visuele
antropologie en sociologie.118 Deze leverde kennis omtrent onder andere de
identiteit van bepaalde groepen, over een sociale klassen of arbeidersbewegingen
tijdens belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis.
Fotografie levert een wetenschappelijk, esthetisch of historisch spoor op waarbij
de een individuele of collectieve herinnering gecreëerd wordt. 119
Op die manier wordt het mogelijk de maatschappij te analyseren en te observeren.
Foto‟s die menselijke zoo‟s weergeven zijn expressies van een uitbreidend
moment van kolonisatie door de Europese naties die bezig waren met de
industrialisatie van het gekoloniseerde land op het einde van de 19de eeuw.120
117
NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen
1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 17.
118
GARRIGUES, Emmanuel, o.c., p. 63.
119
GARRIGUES, Emmanuel, o.c., p. 64.
120
GARRIGUES, Emmanuel, o.c., p. 71.
39
De „primitieveling‟ werd in het ideale kader geplaatst, in een natuurlijke omgeving
die men zo identiek mogelijk wou nabootsen als zijnde zijn moederland (zie
afbeeldingen 20 en 21).
De foto‟s roepen herinneringen in het collectieve geheugen op. Want door het
bekijken van de foto‟s vormt de toeschouwer een link naar de kolonisatie en het
aandeel dat het Westen hierin gespeeld heeft.
Fotografie is een gevaarlijk instrument want het is slechts een momentopname van
een gebeurtenis. Wat we zien is een fractie van een seconde dat ons in een beeld
oproept. Vaak gaat het om een enscenering waarbij mensen in een onnatuurlijke
situatie poseren om een geïdealiseerd beeld te vereeuwigen.
Fotografie met betrekking op het kolonialisme heeft ook iets ambivalent in zich.
Vaak werd het de Congolezen opgelegd om een bepaalde pose aan te nemen, een
pose die de clichés en stereotiepen bevestigen. Vrouwen met ontblote borsten,
mannen met speren in de handen,.. (Zie afbeelding 22). Deze foto‟s beaamden het
beeld dat de westerling had over de gekoloniseerden had.
Er wordt een beeld gecreëerd van de Ander waarbij elke vorm van individualiteit
en identiteit verloren gaat.
Het komt er op neer dat fotografie een middel is om de realiteit te vatten, een
authentieke weergave toont. Maar door enscenering en het construeren van poses
wordt diegene die de foto bekijkt, misleidt terwijl deze niets vermoed.
Tijdens de kolonisatie en de koloniale tentoonstellingen hebben vaak foto's
gecirculeerd die slechts een pose voorstelden of de stereotiepen bevestigden en
dus niet strookten met de realiteit. Hierdoor werden mensen misleid en creëerden
ze een foutief beeld van de kolonie en zijn bevolking.
Echter, fotografie heeft ook zijn steentje bijgedragen in onthullen van deze
foutieve waarheden. Want wat er op de foto weergegeven wordt, hing af van de
fotograaf en deze was niet altijd een verdediger van het koloniale regime. De
foto's van de terreur en wanpraktijken leveren hier een voorbeeld van.
Samengevat kan gesteld worden dat fotografie een krachtig middel was bij het
creëren van waarheden of onwaarheden.
40
2.4. Koloniale exhibitie op de wereldtentoonstelling te Tervuren in 1897
2.4.1. De wereldtentoonstelling in Tervuren
In opdracht van koning Leopold II opende op 10 mei de wereldtentoonstelling in
Tervuren (zie afbeelding 23). Het was overduidelijk dat het idee van een
universele tentoonstelling, als ook de wens van een permanente tentoonstelling
over Congo, een ideologisch middel was van Leopold II om de groeiende
kritieken op zijn brutale en bloederige werkzaamheden in de kolonie te
temperen.121
De tentoonstelling was tevens ook gericht naar het Belgische volk dat destijds
weinig interesse toonde in de kolonie.
Door aan te tonen dat civilisatie noodzakelijk was en de economische
mogelijkheden van de kolonie voor te leggen aan potentiële nationale en
internationale investeerders, hoopte de koning een enthousiasme te creëren voor
zijn onderneming.
De wereldtentoonstelling sloot haar deuren op 8 november 1897 en in totaal
zouden er ongeveer zes miljoen bezoekers opdagen, een verdubbeling ten opzichte
ven 1894.122 Het geld uit de kolonie, verkregen door de winsten die gemaakt
werden met onder andere de exploitatie van rubber, werd gebruikt om
verbindingswegen aan te leggen. Voor de wereldtentoonstelling moest de
bereikbaarheid tussen de hoofdstad en andere grote steden optimaal zijn.
De vorst besteedde het geld ook aan vele persoonlijke bezittingen. De vele werken
en uitgaven waren een doorn in het oog van de vele kolonialen die terugkeerden
uit de kolonie. De vorst eigende zich het geld toe omdat hij van mening was dat
dit de prijs was die Congo moest betalen aan de „geciviliseerde‟ natie voor het
brengen van de beschaving in Midden-Afrika.123
121
RAHIER, Jean Muteba, "The Ghost of Leopold II: The Belgian Royal Museum of Central Africa and Its Dusty
Colonialist Exhibition", in: Research in African Literatures Vol. 34, No. 1 Spring 2003, p. 61.
122
COCKX, A.en J., LEMMENS, o.c., p. 55.
123
RANIERI,L., "Leopold II. Zijn urbanistische visie, zijn monumentale bouwwerken", in: H. Balthasar & J.
Strengers (red.) Dynastie en Cultuur in België, Mercator Fonds, Antwerpen,1990, p. 173-212.
41
Het tentoonstellingsterrein had een oppervlakte van maar liefst 90 hectaren en
bood plaats aan 14 secties, 36 groepen, 200 klassen en 10668 exposanten uit 30
verschillende landen.124
Het etnografische museumproject beoogde de reconstructie van een continu,
lineair en geïntegreerd historisch verhaal, dat tevens een bevestiging was van de
westerse imperialistische hegemonie.125
2.4.2. De Koloniale Tentoonstelling in Tervuren
Om de wereld te verbazen over de mogelijkheden van son petit pays haalde
Leopold II op 24 april 1897, nog voor de opening van de wereldtentoonstelling, de
koloniale tentoonstelling naar Brussel.
De vorst wou er uitpakken met de economische mogelijkheden van 'zijn' Congo en
de verwezenlijkingen van de „Etat Indépendant du Congo‟. De Koloniale
Tentoonstelling had aldus een dubbel doel.
Ze moest een 'levendige' propaganda zijn met een kijk op het reeds gepresteerde
werk, anderzijds dienden alle commerciële registers opengetrokken te worden.126
In het Warandepark liet Leopold II het Koloniënpaleis bouwen, omringd door
prachtige vijvers en Franse tuinen. De tentoonstelling die hier plaats vond, stond
uiteraard in het teken van Belgisch Congo. Er werd een belangrijke verzameling
etnografica, fauna en flora voorgesteld, maar ook beelden en andere import- en
exportartikelen. In de tentoonstellingsruimte stond een levensecht standbeeld van
een zwart strijder, met een speer in zijn hand, die de confrontatie aan wou gaan
met een Arabier, die heerszuchtig op hem neerkeek (zie afbeelding 24). Op de
grond lag een Afrikaanse vrouw, wiens haren afgeschoren waren. De Arabier leek
de vrouw op te eisen maar de Afrikaanse man weigerde haar over te leveren.127
Dit standbeeld was een voorstelling van de exotische (de Arabier) die
geconfronteerd werd met de „primitieve‟.
124
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.141.
DE BOECK, Filip, o.c., p.142.
126
WYNANTS, Maurits, o.c. , p. 96.
127
TORGOVNICK, Marianna, Gone primitive: Savage intellects, modern lives, The university of Chicago press,
1990, p. 75.
125
42
De westerse toeschouwer stond, in eigen opzicht, even ver af van beiden. Rondom
dit centrale tableau bevond zich een verzameling van objecten- speren en messen
aan de wanden -die een chaotische indruk weergaven.
De boodschap was duidelijk: De chaotische, verwarde Afrikaan had nood aan
Westerse orde. En deze orde moest gebracht worden door de kolonisatoren.
Rond de vijvers werden enkele negerdorpen gereconstrueerd (zie afbeeldingen 25;
26,27 en 28). De eerste curatoren construeerden een 'Congo' dat sterk was
beïnvloed door de toenmalige tijdsgeest en denkbeelden rond de kolonie en de
eigen
industriële
samenleving,
net
zoals
de
hedendaagse
tijdelijke
tentoonstellingen in Tervuren een stempel dragen van onze tijdsgeest.128 Het
bezoek aan de tentoonstelling vormde als het ware een reis door Congo.
Verschillende militairen en reizigers hadden in de jaren voor de
wereldtentoonstelling de opdracht gekregen om materiële cultuur te verzamelen.
Uiteindelijk werden er ongeveer 15.000 etnografische voorwerpen verzameld.129
Destijds werd deze etnografische collectie gezien als de schat van het
kolonialisme.
De etnografische vitrines bevestigden het beeld over Congo dat destijds heerste,
namelijk dat van een niet geciviliseerde, niet moderne staat gekenmerkt door
vreemde esoterische rituelen. Afrika, zo dacht men, werd bevolkt door
ahistorische staten die nood hadden aan kolonisatie.130
Vandaag de dag, wordt de kunst die we aan „primitieve‟ culturen toeschrijven, in
een vitrine als juwelen naast elkaar geplaatst. We turen naar de objecten, maar er
zal steeds een afstand blijven bestaan. Met veelal een spotlight erop gericht, geven
ze een indruk, die doen denken aan ongekende, mysterieuze plaatsen.
De objecten worden uit hun oorspronkelijke context gerukt om in de mooi
voorziene tentoonstellingskasten te passen. Nog steeds heerst hier er een westers
verlangen het op eigen manier in beeld te brengen.
Tot lange tijd na de dekolonisatie werd in het museum een eenzijdig beeld Congo
opgehangen naar de bezoekers toe.
128
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.141.
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.151.
130
RAHIER, Jean Muteba, o.c., p. 66.
129
43
Hierbij werd de Belgische koloniale geschiedenis op een heroïsche manier in het
licht gezet en werden essentiële 'details' zoals de wanpraktijken door Leopold II en
zijn gezanten achterwege gelaten. De hoofdthema's van het museum waren het
verwerven van de kolonie door Leopold II, de strijd met de Arabische
slavenhandelaars, de politieke aanpak van de koning tegenover de andere
Europese grootmachten, de annexatie van Congo door België in 1908… .131
Op deze manier krijgen leerlingen die het museum bezochten een vertekend beeld
van de koloniale geschiedenis. Het is pas sinds enkele jaren dat het bestuur van het
museum, na het aantreden van een nieuwe directeur, verandering gebracht heeft in
de manier waarop de koloniale geschiedenis in beeld gebracht werd. Een meer
waarheidsgetrouwe weergave van de feiten licht de bezoeker nu in over het
koloniale verleden van België.
2.4.3. Het negerdorp
De diplomatieke functie van de 'living exhibits' die nog gold op de
wereldtentoonstelling van Antwerpen in 1885 en 1894, was hier geheel verdwenen
en had plaats gemaakt voor een allesoverheersende spektakelwaarde.132
267 Congolezen bewoonden 3 dorpen, een „rivier‟ dorp, een „bos‟ dorp en een
'geciviliseerd' dorp (zie afbeeldingen). Zij vertegenwoordigden de inlandse
stammen, die door de heldenmoed van onze officieren, door de evangelische ijver
van onze
missionarissen en door de niet aflatende bekwaamheid van onze handelsagenten
langzamerhand warm gemaakt waren voor beschaving.133
De bewoners van de eerste twee Bangala dorpen vertegenwoordigden het
authentieke leven vóór de Belgische interventie, met hun „primitieve‟ uitrusting en
gewoonten (zie afbeelding 25).134
131
RAHIER, Jean Muteba, o.c. , p. 77.
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.154.
133
VINTS, Luc, o.c., p. 32.
134
DUNN, Kevin C., o.c. , p. 35.
132
44
Overdag speelden ze het dagdagelijkse leven in Congo na voor een talrijk publiek.
Vrouwen kookten en mannen ensceneerden stammenoorlogen.135 Een bordje met
„gelieve de inboorlingen niet te voederen‟ gaf de toeschouwers het gevoel alsof ze
in een zoo waren. Het „geciviliseerde‟ dorp bestond uit Afrikaanse soldaten, die
indruk nalieten op het publiek door te bewijzen dat zij geëvolueerd waren. Ze
moesten
als
militair
rond
marcheren
en
moesten,als
leden
van
de
Weermacht136(zie afbeelding 27), in een muziekkorps muziekstukken uit het hoofd
te spelen.137
De Congolezen hadden bij aanvang geen flauw benul van wat hen te wachten
stond. In dit gebeuren waren ze acteurs van hun eigen leven zoals het verbeeld
werd door de onzichtbare en alziende bezoeker.138
Naast de drie inheemse dorpen was er ook nog een vierde dorp, het zogenaamde
Gijzegemdorp (zie afbeelding 29).139 Het werd op aandringen van pater Van Impe
opgericht, die zich verzette tegen het feit dat er enkel 'primitieve' Congolezen
tentoongesteld werden.
Reeds jaren was hij bezig geweest met het onderrichten van Congolese jongens en
meisjes in zijn instituut te Gijzegem. Hij kreeg de toelating om zijn leerlingen
over te brengen naar Tervuren om de resultaten van zijn educatief project en
beschavingswerk aan het publiek te tonen (zie afbeelding 29).140
De Congolezen die niet gewend waren aan dit klimaat waren gemakkelijk vatbaar
voor griep of een longontsteking, wat in hun moederland niet voorkwam. Waneer
het weer slecht was, schuilden ze in de hutten.
Maar de bezoekers die speciaal gekomen waren om de Congolezen te bezichtigen,
verplichtten hen de regen en koude te trotseren om als object bekeken te
worden.141 Zeven van hen werden hierdoor zo ziek dat ze het leven lieten.
Koning Leopold II zelf, die zo hoog op liep met zijn kolonie, zou de inheemse
dorpen niet bezocht hebben, met uitzondering van het Gijzegemdorp.
135
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.154.
De Weermacht, tegelijk leger en politie, vormde de ruggengraat van de koloniale macht
137
DUNN, Kevin C., o.c., p. 35.
138
ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., 2005.p.33.
139
WYNANTS, Maurits, o.c., p. 83.
140
WYNANTS, Maurits, o.c., p. 129.
141
DUJARDIN, Francis, “Van Boma tot Tervuren”, bevrijdingsfilms vzw, België, 1999.
136
45
Door dit soort spektakels werden de Belgische identiteit, het koloniaal project en
de constructies van de Congolese sociale identiteit, producten voor internationale
consumptie.142 Het tentoonstellen van de gekoloniseerden was het toppunt van
mimicry, toeschouwers konden in het negerdorp met eigen ogen zien hoe de
zwarten in het dagelijks leven omgingen met de tentoongestelde etnografische
voorwerpen. 143
De alledaagse activiteiten van de Andere werden op die manier een spektakel voor
de 19de eeuwse bourgeoisie die ongestraft een blik konden werpen in het leven van
een ander.
Het rechtstreekse contact tussen 'blank' en 'zwart' werd nochtans gemeden. Vanuit
de 'blanke' positie gold de voorwaarde "kijken mag, aankomen niet". Het contact
zou zeldzame ziekten of een overdracht van barbaarsheid en kannibalisme kunnen
veroorzaken.
Trouwens,
daar
buiten
de
muren
van
wildernis
en
'ongeciviliseerdheid', stond de toeschouwers toch goed, in zijn onaantastbare
cocon? Dit was de opvatting die heerste bij het publiek, ze beschouwde de
gekoloniseerden niet als mens maar als een object die een deel vormden van het
spektakel waar zij recht op hadden.
Als er al een interesse aangewakkerd werd in de Ander door deze kunstmatige
dorpen dan was het eerder een verlangen naar het exotische en de zogezegde
kinderlijke onschuld van deze 'wezens'. Een gedachte de cultuur als evenwaardig
te beschouwen, kwam in de verste verte niet op bij de Belgische bevolking, dit
grotendeels door het beeld dat gecreëerd werd door de pers en ensceneringen als
deze koloniale tentoonstelling.
De identiteit van de Ander werd geconstrueerd door de publieke definitie,
performances en de uitstalling van het verschil.
142
143
DUNN, Kevin C., o.c., p. 35.
COUTTENIER, Maarten, o.c., p.155.
46
2.5. Wereldtentoonstelling voor koloniën zeevaart en Vlaamse kunst: Antwerpen 1930144
De wereldtentoonstelling voor koloniën zeevaart en Vlaamse kunst (1930) (zie
afbeelding 30) stond in het teken van het honderdjarig bestaan van het land als
onafhankelijke staat en de nieuwe haveninstallaties van Antwerpen. Naast de
zelfverheerlijking en het uitdragen van de metropoolgedachte, lagen zuiver
mercantiele beweegredenen aan de basis van het initiatief: de promotie van de
haven, de daarop geënte koloniale handel en het in de kijker plaatsen van de
Belgische industrie.145
Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling werd in Antwerpen een uitgestrekt
koloniaal paviljoen opgericht waar verscheidene elementen samengebracht
werden.
Deze gaven aan de expositiegangers de gelegenheid een oordeel te vormen over de
waarde van de kolonie en haar bedrijvigheid op alle gebieden.146 Hier werd de
heldhaftige rol van België bij de campagne in Oost-Afrika op de voorgrond
gezet.147 De koloniale pers had als taak gekregen het publiek nauwkeurig in te
lichten over de koloniale werking. Alles wat reeds verricht was op alle mogelijke
gebieden werd naar voren gebracht.
Dit met als doel interesse op te werken bij de Belgen en de mannen tot denken aan
te zetten over een koloniale carrière.
Alle verwijzingen naar de brutaliteiten in Congo en de internationale campagne
tegen de Belgische gewelddaden werden hier niet ter sprake gebracht en in de
doofpot gestoken.
144
Verwijst naar de titel van de officiële gids:Wereldtentoonstelling voor Koloniën, zeevaart en Vlaamsche
Kunst Antwerpen 1930: Paleis van Belgisch Congo, officiële gids, Brussel, établissements généraux
d'imprimerie, 1930.
145
NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), o.c., p. 17.
146
X. , Wereldtentoonstelling voor Koloniën, zeevaart en Vlaamsche Kunst Antwerpen 1930: Paleis van
Belgisch Congo, officiële gids, Brussel, établissements généraux d'imprimerie, 1930, p. 2.
147
VAN GERVEN, Jan," De wereldtentoonstellingen als uitingen van nationale trots", in: NAUWELAERTS,
Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930,
Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 106.
47
2.5.1. Antwerpen als belangrijke afzetmarkt
De stad Antwerpen was in 1885 de eerste die met warme ingenomenheid het werk
van de Afrikaanse beschaving betuigde en die grote interesse toonde in de mooie
economische toekomstperspectieven voor België en meer bepaald voor Antwerpen
zelf.148 Net als de vorst droomde de stad over een kolonie waarmee ze betekenis
zou krijgen in de internationale politiek. Antwerpse zakenlui hoopten om hun
commerciële betrekkingen met de kolonie op te drijven zodat ze andere havens de
loef konden afsteken.149
Met de haven als troef groeide Antwerpen vanaf 1897 uit tot een koloniale markt
die drie voorname producten importeerde: ivoor, rubber en palmproducten.150 Wat
de interesse aangewakkerd had, was de winstgevende import van de koloniale
artikelen.
Een grote meerderheid van handelaars en ondernemers was van mening dat men
uit de koloniale handel onschatbare voordelen kon halen en ze spraken zelf van
een overname van Congo. Omdat de vorst destijds in grote financiële problemen
zat en Antwerpen inderdaad een grote rol vervulde op de koloniale markt, is dat
idee er geweest. Maar de vorst werkte dit idee uiteindelijk tegen. Antwerpen bleef
echter wel de grootste rol spelen in het importeren van producten. Na de Eerste
Wereldoorlog integreerde de kolonie zich nog duidelijker in Antwerpen. Toen in
het begin van de twintiger jaren de maatschappij haar lijndienst met Congo sterk
uitbreidde,
havenbeeld.
verschenen
151
Congolezen
ook
frequenter
in
het
Antwerpse
Dit alles wees erop dat er een manifeste verbondenheid was tussen
Antwerpen en de kolonie.
Voor vele Congolezen was Antwerpen de stad vanwaar de beschaving vertrok,
vanwaar de missionarissen en de koloniale beheerders vertrokken. Kortom, alles
wat de pracht van de kolonie maakte.
148
ETAMBALA, Zana Aziza, "Antwerpen en de kolonie: van 1885 tot ca. 1920", in: NAUWELAERTS, Mandy
e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen
1993 vzw, 1993, p. 173.
149
ETAMBALA, Zana Aziza, o.c., p. 173.
150
ETAMBALA, o.c , Zana Aziza, p. 178.
151
ETAMBALA, o.c , Zana Aziza, p. 184.
48
2.5.2. De koloniale sectie op de wereldtentoonstelling
Tijdens het interbellum gingen de negerdorpen meer deel gaan uitmaken van een
totaalproject.
Koloniale
paviljoenen
vertegenwoordigden
de
kolonies.
Exportproducten, fauna en flora, missionarisprojecten...,werden deel van de
exposities. De gekoloniseerden en hun cultuur werden niet zomaar uitgestald, ze
werden naast de goederen en projecten naar voor gebracht om de koloniale
welvaart te propageren (zie afbeeldingen 31 en 32).
De ontdekking van de Afrikaanse beeldhouwkunst door de Franse fauvisten, de
Duitse expressionisten en de diepgaande beïnvloeding van Picasso en andere
kunstenaars uit de eerste decennia van onze eeuw, speelde daarin een niet
onaanzienlijke rol.152
In Antwerpen werd voor het eerst massaal de volkse toer opgegaan, en lagen de
ingangsprijzen in het bereik van de minder gegoede klassen.153
Er was geen Congolees dorp meer op de eigenlijke tentoonstelling aanwezig, wel
was er een negerdorp aan de Kielse Vest, een privé- initiatief van de Fransman
Fautenay.154 De „inwoners' van dit dorp zorgden voor veel vermaak bij de
toeschouwers. Zo was er een bassin waar men geld in kon werpen, dat er door de
'zwarten‟ kon uit worden uitgevist (zie afbeelding 33). Het leek wel een
kermisattractie.
Wat deze wereldtentoonstelling wel kenmerkte, was dat de bevolking het
negerdorp niet echt meer verbazingwekkend of vernieuwend vond en meer
geïnteresseerd was in de feesten en concerten in Oud België.
In Oud België werd het eigen verleden nagebootst, de bezoeker werd
ondergedompeld in een integrale illusie. Er werden replica's gebouwd van
'typische' gebouwen uit alle delen van België.
152
HERREMAN, Frans," Afrikaanse kunst op de wereldtentoonstellingen van 1894 en 1930. Commentaren en
reacties in de toenmalige Antwerpse pers", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom:
Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 210.
153
DOOM, Rudy, "De wereldtentoonstellingen en de koloniale propaganda", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a.
(red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993
vzw, 1993, p. 202.
154
DOOM, Rudy, o.c., p. 202.
49
Dit kan gezien worden als een sentimentele compensatie die men zocht ten
opzichte van de realiteit van industriële en commerciële vooruitgang.155
Het etablissement trachtte destijds, met het creëren van een spetterend Oud België,
niet meer de problemen van Antwerpen en haar burgerij te verdoezelen, maar
eerder die van het door Vlaams-Waalse tegenstellingen bedreigde unitaire België.
1930 kan worden gezien als het hoogtepunt van patriottisme, kolonialisme en
etnocentrisme vanwege de Belgische staat.156
2.6. De koloniale tentoonstellingen: 1897 ~ 1930
Hoewel de wereldtentoonstelling in 1930 gezien wordt als het toppunt van
kolonialisme, kende het negerdorp niet zo een succes als de negerdorpen op de
wereldtentoonstelling van 1897. Het volk, dat steeds op zoek gaat naar vermaak en
entertainment, werd in de jaren '30 overweldigd door de opkomst van de
technologie, die met zijn uitvindingen als de radio en televisie, de burgers nieuwe
vormen van ontspanning aanbood. Zoals reeds vermeld zorgde de komst van de
cinema ervoor dat de men alles konden zien vanuit de bioscoopzaal.
Het was spannend en vernieuwend om vanuit de bioscoopzetel voyeur te spelen en
binnen te kijken in wereld van anderen. Met betrekking tot de kolonie was een
bezoek aan een negerdorp niet meer nodig om een kijkje te nemen in het leven van
gekoloniseerden. Beelden uit de kolonie zelf waren veel waarheidsgetrouwer en
het was veel boeiender om ze via dit nieuwe medium te bekijken.
Tijdens de tentoonstelling van 1930 was het nieuwe er al wat af en de aandacht
ging er dan ook vooral naar de verwezenlijkingen op economische vlak, het
beschavingswerk en de resultaten die de staat er geboekt had op vlak van
infrastructuur.
Er was een negerdorp te bezichtigen maar dit was een privé- initiatief, het was
duidelijk dat de organisatoren liever op andere aspecten van de kolonie de nadruk
legden. De inwoners van het dorp moesten vooral het vermaak van de bezoekers
beogen.
155
UYTTENHOVE, Pieter," De ruïne en het feest. De moderniteit van Oud Antwerpen en Oud België", in:
NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 18851894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 255.
156
DOOM, Rudy, o.c. , p. 202.
50
Ze stonden garant voor 'Tropicaanse echtheid'. Het bassin waaruit men muntjes
moest vissen was een onweerstaanbaar tafereel waar het publiek smakelijk kon om
lachen.157
Maar in principe kon om het even wie er in de plaats van deze gekoloniseerde
gestaan hebben, want het belangrijkste was dat de bezoekers zich amuseerden en
werd enkel aan het entertainmentgehalte van het geheel gewerkt. De bezoekers
waren echter meer enthousiast over 'oud België' waar iedere middag een 'thé
dansant' en 's avonds een bal georganiseerd werd.
Het impliceerde een zeker vorm van nostalgie en volkse geborgenheid van een
feestvierende massa waarbij de fierheid van de eigen grootse geschiedenis in de
kijker stond.
Terwijl op de wereldtentoonstelling in 1897 het oog gericht was op de toekomst,
was dat in 1930 reeds gericht naar het verleden. Terwijl net toen de technologie zo
een opmars maakte. In de blik tegenover de Ander is echter niet zo een grote
verschuiving waar te nemen.
Men kan zelf stellen dat in de jaren '30 de houding tegenover de Congolees
radicaler en negatiever geworden is. De 'blanke' kolonisator had zijn dominantie
zozeer doorgedrukt dat er in de kolonie een apartheid was ontstaan waarbij 'zwart'
en 'blank' gescheiden werden. Deze visie werd overgenomen door de Belgische
bevolking.
De beeldvorming over de Afrikaan die gebracht werd door de cinema, bracht hier
geen verbetering in. Vaak werd in dit soort exploratiefilms de aandacht
geschonken aan de beschavingsprojecten van de missies en werden de stereotiepen
hierbij uitvergroot.158
Over
het
algemeen
zorgden
de
koloniale
tentoonstellingen
op
de
wereldtentoonstellingen in België voor een grote belangstelling van het publiek.
Niet altijd bewust van hun vernederende houding (bijvoorbeeld bij het voederen
van de tentoongestelden), heeft het publiek zich over de grote lijn gedragen als de
superieure westerling. In het begin van de tentoonstellingen was het vaak enkel de
bourgeoisie die zich een toegangsticket kon veroorloven.
157
158
DOOM, Rudy, o.c. , p. 202.
Zie film, Congo, made in Belguim van Luc Delreu.
51
Deze bevolkingsklasse werd getypeerd door een superioriteitsgevoel dat deze had
tegenover de werkende arbeidersklasse. Deze houding verschilde niet zo veel van
deze die men tegenover de gekoloniseerde aannam.
Merkwaardiger is echter de houding die de arbeidersklasse aannam. Zij verkeerde
eigenlijk in dezelfde positie. Hun houding tegenover de tentoonsgstelde bevolking
valt te verklaren vanuit een gevoel dat hen overviel wanneer zij het merkten dat ze
een 'hogere' positie bekleedden dan de Congolezen en dat ze niet meer onder aan
de ladder stonden.
Het was een soort vorm van macht tegenover de Ander die de westerling meester
maakte en hem bijna zonder dat zelf te beseffen in die positie dreef.
2.7. Besluit
Het Westen maakte een onzichtbare grens tussen twee mensheden met aan de ene
kant het superieure- dat mocht koloniseren- en aan de andere kant hetgeen wat
zogezegd door de natuur ondergeschikt was. Wetenschappers stonden borg voor
de fundamenten van deze wending. Aan het begin van de eeuw was een bezoek
aan een mensenexpositie niet enkel om de verscheidenheid te observeren maar
ook om de plaats van de Ander en zichzelf te plaatsen.
Men nam er al snel waar dat er een barrière bestond tussen toeschouwer en
tentoongestelde. De „wilde‟ kreeg een waardeoordeel door de westerling vanwege
zijn 'primitieve' gewoontes en rituelen. Het spektakel van de raciale diversiteit
benadrukte drie duidelijke functies: ontspanning bezorgen, informeren en het
opvoeden van 'de primitieveling'.159
Het was daar dat de inboorling buiten zijn omgeving een erkende plaats binnen de
metropool van de Europeanen (de kolonisten) kreeg. Zijn plaats was
vanzelfsprekend, hij was een inboorling.
Op die manier ontstond er een stereotiep beeld van de gekoloniseerde in
propaganda, literatuur en film dat de publieke opinie zou gaan vormen.
159
BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c. , p.. 13.
52
Het toewijzen van een bepaald raciaal verschil is geen biologische realiteit maar
een sociale constructie, zo is ook de menselijke zoo een constructie door de
kolonisatoren en hun moederland.160 De westerse wereld dreef de gekoloniseerde
in een rolpatroon.
De ontwikkeling en de verwondering voor de menselijke zoo's waren een resultaat
van een aantal samengaande fenomenen. Als eerste was het een constructie van
een sociaal beeld rond de Andere, vervolgens ging het om de wetenschappelijke
theoretisering van de „hiërarchie van de rassen‟ binnen de fysieke antropologie en
tenslotte ging het om de opbouw van een koloniaal rijk dat destijds in volle
constructie was.
In de beginjaren van de wereldtentoonstellingen stond de promotie van de kolonie,
naar het volk toe, centraal. Later werd er een spektakelwaarde aan toegevoegd
waarbij de tentoongestelden het publiek dienden te entertainen door zich te
gedragen naar de verwachtingen van de toeschouwers.
Deze spektakels toonden zonder enige bezorgdheid de volkenkundige „waarheid‟,
waarbij racistische stereotiepen geactualiseerd werden en het beeld van de Ander
vormden op het moment van koloniale expansie.
De wereldtentoonstellingen en koloniale tentoonstellingen lieten een grote indruk
na, zowel op sociaal als mentaal vlak. Het gaf vooral een kijk op de verbeelding
van de Ander in een historische en culturele context.
Dit soort tentoonstellingen moesten het publiek duidelijk maken dat het
moederland wel degelijk een taak had in de kolonies, namelijk de „primitieve‟
volkeren civiliseren. Het aantonen van wat er zich afspeelde in de kolonies en wat
er verwezenlijkt werd op vlak van „civilisatie‟ en economische expansie vergrootte
het nationale prestige. In dit hele proces hebben we gezien dat de gekoloniseerde
net door zich steeds meer te spiegelen aan de kolonisator, met het stereotype beeld
tracht te breken.
160
BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c., p.17.
53
Een Congolees die getuigt in de documentaire „Van Boma tot Tervuren, verwoordt
het op deze manier:
“Alle culturen vergelijken zich graag met de andere. Onze kijk op de Andere
beheerst ons bestaan. Je dwingt mij gedragingen over te nemen die je
absoluut in mij zou willen terugvinden om me te laten bewijzen dat ik een
menselijk wezen ben. Je dwingt me me te kleden, te spreken, te eten, te
slapen en te ademen op jou manier. Maar in werkelijkheid interesseert mijn
leven je helemaal niet. Wat telt is hoe je me wil zien. Dat beeld dat je je
maakt van de andere, is dodelijk. Het is een moord, een culturele moord.”
Het proces dat Bhabha met zijn mimicry beschreef, is in de meeste Europese
kolonies tot verwezenlijking gebracht.
Een bewustwording en het besef van gelijkheidwaardigheid bij het gekoloniseerde
volk heeft deze in staat gesteld het systeem omver te werpen en zo de
onafhankelijkheid in te luiden.
De koloniale tentoonstellingen leveren ons op een ongewone manier een zicht op
de mentaliteit aan het einde van de 19de eeuw tot de jaren 30 van de 20ste eeuw.
Een factor die ervoor zou zorgen dat dit soort tentoonstellingen zouden afnemen,
was de opkomst van de technologie en de nieuwe soorten verbindingswegen die
opkwamen na Wereldoorlog II.
Internationale contacten voor economische, politieke en toeristische doeleinden
werden mogelijk en het werd ook mogelijk om de plaatsen die destijds op de
wereldtentoonstellingen gerepresenteerd werden, met eigen ogen te bezichtigen.
Het besef dat zij met deze mensen meer gemeenschappelijke kenmerken delen dan
oorspronkelijk vermoed werd, verklaart waarom velen die in hun kindertijd de
menselijke zoo‟s bezochten elke herinnering aan deze ervaring ontkennen.161
161
JONASSOHN, Kurt, On A Neglected Aspect Of Western Racism, December 2000.
http://migs.concordia.ca/occpapers/zoo.htm, 10/07/2008.
54
III. HEDENDAAGSE THEORIEVORMING ROND
DE KOLONIALE BLIK
3.1. Postkoloniale theorievorming
3.1.1. De vreemdeling in onszelf162
Afrika heeft altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op de westerse
verbeelding. In verschillende gradaties verschenen literaire werken die ons een
spectaculaire cocktail boden van exotisme, seks, geweld, intrige en verraad. Vaak
gaat het om een beeldvorming door het Westen waarbij er een krachtig negatief
beeld neergezet werd van het westerse Zelf, een beeld waarin het Westen al zijn
fantasieën en fobieën kon projecteren.163
In de huidige veranderende sociopolitieke en culturele context is het de vraag wie
de beeldvorming en het discours over het Zelf en de Ander controleert.
De Boeck verwoordt het als volgt: “Het Westen heeft de slaaf nodig om zijn eigen
autonomie te definiëren, net zoals het de barbarij nodig heeft om de „mission
civilisatrice‟ voorop te stellen en het koloniaal project mogelijk te maken. De slaaf
en de barbaar waren dus niet marginaal, maar essentieel voor de zelfdefinitie van
het centrum.”164
Het romantische gedachtegoed in het begin van de 19de eeuw poneerde reeds dat
de waardige beschaafde mens zich onderscheidde door zijn vermogen tot
identificatie met het andere en het vreemde.
Sinds Freuds invoering van het begrip „onbewuste‟ wordt het vreemde niet meer
gezien als een kwestie van ras of natie maar als onderdeel van het eigene, omdat
binnen de veronderstelde eenheid van de mens een tegelijk biologisch en
symbolisch anderszijn wordt opgenomen.
165
Wanneer we van de vreemdeling
wegvluchten of tegen hem vechten, dan vechten we tegen ons onbewuste- het
„niet-eigene‟ van onze „eigenheid‟- waar we geen raad mee weten.166
162
Titel en tekst gebaseerd op KRISTEVA; Julia, De vreemdeling in onszelf, Amsterdam, 1991.
DE BOECK, Filip, o.c., p.139.
164
DE BOECK, Filip, o.c., p.145.
165
KRISTEVA; Julia, De vreemdeling in onszelf, Amsterdam, 1991, p.191.
166
KRISTEVA; Julia, o.c., p.201.
163
55
De ontmoeting met de andere, dit is het vreemde, is iets wat we niet met ons
bewustzijn kunnen omlijnen. Het geeft ons een gevoel dat we geen contact hebben
met onze gevoelens.
De ontmoeting met de ander wordt ervaren als een vreemdeling die je afwijst,
maar tegelijkertijd identificeer je jezelf ermee. Van die verontrustende vreemdheid
zijn er verschillende varianten, maar steeds gaat het terug op het feit dat het „Ik‟
moeite heeft om zich tegenover een ander te plaatsen. Het is een weg van
identificatie en projectie die steeds opnieuw wordt afgelegd. De verontrustende
vreemdheid wordt in associatie gebracht met angst, maar toch valt ze er niet mee
samen. Het creëert een gevoel van onbehagen waarbij het „ik‟ gedepersonaliseerd
wordt, maar dit over de angst heen. Met andere woorden, de angst heeft
betrekking tot het object, de verontrustende vreemdheid betreft het structuurverlies
van het „Ik‟.
Er is een conflictueuze band tussen het „Ik‟ en het vreemde, maar vervult ook de
behoefte tot identificatie. Uiteindelijk is het een proces van Kulturarbeit, waarbij
men werkt aan de beschaving. Identificatie met de andere wordt aangegaan
doordat de depersonalisatie wordt uitgewerkt via de verbazing. Maar in plaats van
dit op te lossen valt men steeds in die herhaling.
De opstelling die je aanneemt tegenover een vreemdeling wordt uiteindelijk
gecreëerd door de depersonalisatie. Het conflictueuze zit uiteindelijk in jezelf
vervat, in het onbewuste. Er wordt een strijd gevoerd tegen ons „niet-eigene‟.
Met andere woorden , de vreemdeling zit in onszelf. En net deze vreemdheid geeft
als uiterste voorwaarde het bestaan met de anderen.
3.1.2. Een multiculturele samenleving?
Vandaag de dag lijkt de mens beter dan ooit met die vreemdheid één geworden te
zijn. Toch lijkt het onvoorzichtig dit zomaar te stellen.
Op cultureel, politiek,sociaal en economisch vlak zijn de internationale
verhoudingen erop vooruit gegaan, laten we dit niet in twijfel trekken. Maar de
vraag is in hoeverre hierbij het beeld over de Ander veranderd is.
56
De samenleving wordt gekenmerkt door een wederzijdse doordringing van en
tussen cultuurvormen en levensstijlen die dwars doorheen de verschillenden
nationale en etnische culturen zouden lopen.
Met andere woorden, we bevinden ons in één grote smeltkoers waarbij de perfecte
harmonie tot stand zou komen wanneer deze verschillende ingrediënten mooi in
elkaar vermengd worden.167
Het probleem is: In de praktijk is zo een ideale situatie onbereikbaar. Iedereen is
namelijk geworteld in een cultuur, in gewoontes, ervaringen, in een geschiedenis.
We gaan nooit volledig met die wortels samenvallen of de gehele betekenis ervan
kennen maar ze bevatten wel een soort van eigenheid die ons inneemt.
Ook in een multiculturele samenleving zal ieder van ons deze eigenheid bewaren.
Men gaat er vaak vanuit dat de 'redelijke' manier om de verschillen in een
multiculturele samenleving te overbruggen, eruit bestaat te proberen te 'begrijpen'
wat de andere cultuur zo anders maakt. In de realiteit wordt het individu net van
zijn eigenheid, zijn autonomie beroofd doordat zij wordt opgeslorpt door die grote
'Ander' die men hun eigen cultuur noemt, waarbij het persoon-zijn van de Ander
naar de achtergrond verschuift.168
Dit is vaak het resultaat van de angst die schuilgaat bij de multiculturalist dat
hijzelf zijn eigenheid zal verliezen wanneer hij geconfronteerd wordt met de
Ander.
Slavoj Zizek stelt dat het multiculturalisme gepaard gaat met een neerbuigende,
eurocentrische afstand tot, en/ of respect voor, plaatselijke culturen zonder enige
wortels in de eigen cultuur. Hij verwoordt het met de woorden: "Het
multiculturalisme is een ontkende, omgekeerde, zichzelf in de staart bijtende vorm
van racisme, een racisme op afstand. Het heeft zogenaamd respect voor de
identiteit van de Anderen en beschouwt deze als een besloten „authentieke‟
gemeenschap waar tegenover hij, als multiculturalist, een afstand bewaart die
mogelijk wordt gemaakt door zijn bevoorrechte universele positie".169
167
VISKER, Rudi, "Transculturele vibraties: De multiculturaliteit voorbij", in Etcetera, Jaargang 25, nr. 106, april
2007, p. 5.
168
VISKER, Rudi, o.c., p. 6.
169
ŽIŽEK, Slavoj, Pleidooi voor intolerantie, Boom, Amsterdam, 1998,p. 49.
57
Het multiculturele respect voor de eigenheid van de Ander is dus juist een manier
op de eigen superioriteit te bekrachtigen. Enerzijds tolereert het multiculturalisme
de Ander zolang hij niet een 'echte Ander' is.
Zodra met echter te maken krijgt met een 'echte Andere' (die vrouwen besnijdt,
vrouwen dwingt sluiers te dragen, vijanden doodmartelt) en met de wijze waarop
de Andere de eigenheid van zijn genot reguleert, houdt de tolerantie op.170
We kunnen stellen dat multiculturalisme aanleunt bij een bepaald vorm van
relativisme. Filosoof Rudi Visker stelt dat:
Door de gelijkwaardigheid van alle culturen en de betekeniskaders tot een
principe te verheffen hoopt de relativist eigenlijk te vermijden in die positie
terecht te komen die hij het meeste vreest: die van een ongerechtvaardigde
aanspraak op universaliteit. Wat hij hierbij kost wat kost wil vermijden is dat
het eurocentrisme in de plaats van gedelegitimeerd, gelegitimeerd zou
worden. Dit kan hij eigenlijk alleen maar door over zijn eigen cultuur te
zwijgen en het volop over andere culturen te hebben – de reden waarom er na
de ontdekking van het eurocentrisme alleen nog maar een negatief,
ontmaskerend discours over Europa is blijven bestaan en waarom Europa, na
diezelfde ontdekking, door een soort exotische koorts, namelijk die van het
exotisme, is gegrepen.171
Bharucha, een Indisch theatermaker en criticus, beweert dat multiculturalisme niet
op vrijwillige basis functioneert en steeds meer gaat lijken op een officieel beleid,
waar men niet vrij is erover te onderhandelen of zich eraan te onttrekken.172
Westers multiculturalisme is vaak goed bedoeld maar weinig doordacht.
De interesse in de andere culturen is groot maar wordt veelal benaderd vanuit
eigen ideologie. In de artistieke context van officiële uitwisselingen zien we vaak
dat deze multiculturele contacten door grote sponsors en overheidsinstellingen
financieel ondersteund worden.173
170
ŽIŽEK, Slavoj, Pleidooi voor intolerantie, Boom, Amsterdam, 1998,p 52- 53.
171
VISKER, Rudi, Transculturele vibraties: De multiculturaliteit voorbij, in Etcetera, Jaargang 25, nr. 106, april
2007, p. 9.
172
BARUCHA, Rustom,” Ontmoeting via verschillen; een interculturele dialoog”, in: Een visie uit India, Utrecht,
Passepartout, 1998, p.17.
173
JANS, Erwin, "Interculturele en theatrale intoxicaties", in: VAN DEN DRIES, Lukn DE BELDER, Steven,
TACHELET, Koen (eds), Verspeelde werkelijkheid, verkenningen van theatraliteit, Leuven, Van halewyck, 2002,
p.94.
58
Een voorbeeld hiervan is Peter Brook die er van overtuigd was dat hij met zijn
voorstelling De Mahabharata (1985) een mooi staaltje intercultureel theater op de
planken zou brengen, maar in werkelijkheid met deze enscenering eerder de
grenzen dan de mogelijkheden aangegeven heeft.
Het ging om één van de belangrijkste Indische teksten uit de Indiase geschiedenis.
Deze rukte hij uit zijn historische context om zo te kunnen 'verkopen' aan het
westerse publiek. Brook toonde wel interesse in de technieken en theatertradities
van India maar nooit in de sociale en historische context ervan. Andere grote
namen zoals Artaud, Barba en Grotowski krijgen dezelfde verwijten naar hun
hoofd geslingerd, ze maakten de oosterse theatertradities universeel zodat ze in de
eigen theateresthetica ingepast konden worden.174
Voor Barucha is het sleutelmoment van het intercultureel theater net het 'inter': de
ruimte tussen de twee polen, de dynamiek tussen de verschillende locaties.175
De theorieën van Barucha geven een nuchtere kijk op de hedendaagse interpretatie
van de begrippen interculturalisme en multiculturalisme.
Toch mag deze inbreng niet als algemene waarheid beschouwd worden. Op
sommigen plaatsen, zoals in bruisende grootsteden, lijken de begrippen wel goed
ingevuld te worden.
Met een blik op onze multiculturele samenleving kunnen we stellen dat enkel door
ons open te stellen voor de ongelijkheid, er nieuw leven in de groeiende
multiculturele activiteiten geblazen kan worden.
3.1.3. Het hedendaagse voyeurisme
Vaak wordt beweerd dat de wereld een global village is waarbij iedereen in
contact staat met elkaar en op dezelfde golflengte zit. Voor de westerling, die over
voldoende financiële middelen en de juiste informatienetwerken beschikt, kan dit
kloppen. Andere plaatsen op aarde echter, waar men misschien gedwongen door
politiek of economische omstandigheden zijn land moet verlaten op zoek naar
nieuwe mogelijkheden, lijken aan te tonen dat de ongelijke verdeling van de
174
175
JANS, Erwin, o.c., p.91.
JANS, Erwin, o.c., p.89.
59
voormalige koloniale wereld nog steeds doorwerkt, op een meer subtiele
manier.176
In deze maatschappij van globalisering circuleert er meer informatie dan ooit
voorheen. De individuele vrijheid groeit, maar die vrijheid is het product van een
nooit geziene manipulatie door de commercie en de media.
177
Alles draait
vandaag de dag om reality, iedereen kan in de belangstelling staan als hij maar
afwijkt van de norm. Net zoals in de freakshows van Barney draait het nog steeds
om extremen. Rariteiten worden in de kijker gezet, de doorsnee man kijkt toe en
lacht. Het is een soort van voyeurisme dat hiermee gepaard gaat, wat vergeleken
kan worden met de koloniale tentoonstellingen van vorige eeuw. Het grote
verschil is dat er nu is geen sprake van een wisselwerking tussen „acteur‟ en
toeschouwer. De toeschouwers die achter zijn buis of computer zit, beschikt over
een vrijheid die hem in staat stelt zijn medemens te bespotten en bekritiseren.
Het principe is nog steeds hetzelfde, alles draait rond verveling en entertainment.
Doorheen de globale medianetwerken en het wereldwijde web, komen de
concepten als exotisme, racisme en neokolonialisme opeens weer gevaarlijk dicht
bij.
‟Global‟ powers are united to form the transnational club of the „globalized‟
art network, whose members believe or hope to believe that they are creating
a decolonized territory beyond the central art system. Paradoxically, in spite
of the newly refurbished diversity of the mainstream, globalization has lead
to the re- colonisation of the art world and has turned the multicultural
landscape into a hip backdrop. The global art world is a colonizer captivated
by the strategies of decolonization.178
Een reactie op dit hedendaagse voyeurisme dat grote gevolgen met zich teweeg
brengt, komt er vanuit de artistieke kringen. Hedendaagse performancekunsten
kaarten dit fenomeen aan door het ofwel uit te vergroten en er op deze manier de
spot met te drijven ofwel openlijk te bekritiseren om discussies en bewustwording
bij het publiek te creëren (zie infra).
176
JANS, Erwin, o.c., p.82.
177
JANS, Erwin, Interculturele intoxicaties: over kunst, cultuur en verschil, uitgeverij EPO, 2006; p. 9.
178
Citaat van Carolina Ponce de Léon uit de tekst, GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Culturas- in- extremis:
“Performing against the cultural backdrop of the mainstream bizarre”, in: BAIL, Henry (ed.), The Performance
studies reader, Londen, Routledge,2004, p. 287- 298.
60
3.2. "The couple in the cage": Een eigentijdse benadering van de tentoongestelde Andere
3.2.1. Guillermo Gómez- Peña: Een ontwortelde identiteit
Guillermo Gómez- Peña is een artiest van Mexicaanse origine die zijn moederland
verliet in 1978 en emigreerde naar de Verenigde Staten.179 Als rebels student had
hij het moeilijk om zich te schikken naar het bestuur van de Mexicaanse overheid.
In die tijd, nog meer dan nu, werd de Mexicaanse identiteit steevast gekoppeld aan
de taal en de nationaliteit. Gómez- Peña zag deze aanpak als een koloniale en
culturele kwelling. De paternalistische overheid behandelde zijn inheemse
bevolking als kinderlijk.
Naar de buitenwereld toe leek Mexico een land waar perfecte harmonie heerste. Er
werd dan ook alles aan gedaan om dit beeld, vaak in een mooi folkloristisch
plaatje gestoken, naar de buitenwereld over te brengen. Interne problemen als
werkloosheid en armoede werden hierbij verdoezeld. De burgers die niet akkoord
gingen met deze vorm van bestuur, kozen voor immigratie, waardoor ze
bestempeld werden als verraders en bastaard Mexicanen .180
Tot deze „grens overstekers‟ en vergeten wezens van Mexicaanse herkomst,
behoorde Gómez- Peña. Hij sloot zich aan bij de Chicano‟s (MexicaansAmerikaanse politieke beweging) en begon met schrijven over zijn dubbele
identiteit die door beide landen gedemoniseerd werd.
De grens met Mexico werd door de Amerikanen aanzien als het begin van de
Derde wereld, voor de Mexicanen vormde het de rand met de machtige Andere.
Sinds het midden van de jaren '80 maakt Gomez- Pena, als Chicano, performances
en installaties die handelen over de exotisering van de etniciteit door de toerist en
de popcultuur industrie, over identiteitkwesties; postkoloniale dilemma‟s en
ideologie.181
179
GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Dangerous border crossers: the artist talks back, Routledge, 2000, p. 9.
180
GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, „On the Other Side of the Mexican Mirror‟,
http://www.pochanostra.com/antes/jazz_pocha2/mainpages/otherside.htm, 15/07/08.
181
GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Dangerous border crosser : the artist talks back, Routledge, 2000., p. 101.
61
Het publiek wordt in de positie van een exotische minderheid of een tijdelijke
buitenlander geplaatst, de dominante cultuur wordt hierbij aan de kant geschoven.
Van 1995 tot 1998 ontstonden er langs beide kanten van de grens verschillende
culturele initiatieven, veelal door digitale technologieën, die de agentschappen van
de overheid probeerden te misleiden. Experimentele Mexicaanse en Chicano kunst
werden voor een moment serieus genomen door het culturele milieu in de
Verenigde Staten en in Mexico. Maar beide culturele grootmachten bleken meer
geïnteresseerd te zijn in de financiële baat die ze erbij hadden dan in de
uitgebeelde ideeën. Hierdoor werden de grensregio een trekpleister voor
kunstexpo's en internationale festivals met betrekking op buitenlandse consumptie.
Na 9/11 ontstond er, onder het voorwendsel van een nationale veiligheid en
nationale eenheid, een cultuur van intolerantie, patriottisme, paranoia en
isolement.
De relatie tussen beiden staten is er alleen maar erger op geworden. Het
grensgebied wordt zodanig goed bewaakt uit vrees voor potentiële terroristen en
heeft het grootste toezichthoudende systeem op aarde. De volledige economie
rond het grensgebied is hierdoor in elkaar gestuikt, waardoor er een groot aantal
werklozen bijkwam.
Voor Mexicaanse Amerikanen die met meer als 35 miljoen zijn, vormde dit de
druppel en zij besloten dat het tijd werd dat men dezelfde rechten zou toekennen
die andere „Amerikanen‟ ook toekomen. Woorden als immigrant, vreemdeling en
buitenlander mochten niet langer meer gebruikt worden in het verwoorden van
hun nieuwe identiteit en dilemma's.
Enkele jaren geleden werd het mogelijk een dubbele nationaliteit aan te vragen en
door zowel Mexico als de Verenigde Staten erkend te worden. Ze werden nu
volwaardige burgers in beide landen.
Heel deze strijd heeft Gómez- Peña meegevoerd en als artiest wil hij het daar niet
bij laten. In zijn artistieke creaties daagt het concept van het anders- zijn uit door
het verschil te dramatiseren als een epistemologisch subject of een terrein waar
kennis geproduceerd wordt.
62
Gómez- Peña daagt zijn publiek uit om de grenzen van zijn eigen positie te
erkennen wanneer het zich in zijn confronterende performance tegen de
maatschappij verzet en een object van kennis weigert te zijn. Hij plaatst het
bewustzijn van de grenzen centraal en ondermijnt zo het multiculturele paradigma
dat op zoek is naar een doorzichtige ervaring van de consumptiegerichte beleving.
Deze grenzen bieden, net door zijn samenvloeiing van identiteiten en samenloop
van artistiek talent, een frisse wind in het culturele landschap.
Homi Bhabha verwoordt het als:
The borderline work of culture demands an encounter with `newness' that is
not part of the continuum of past and present. It creates a sense of the new as
an insurgent act of cultural translation. Such art does not merely recall the
past as social cause or aesthetic precedent; it renews the past, refiguring it as
a contingent `in-between' space, that innovates and interrupts the
performance of the present. 182
Gómez- Peña weigert zijn publiek de illusie mee te geven dat het een objectieve
observeerder is. Hij verlangt van hen dat ze zelfbewust worden over hun relatie
tegenover hem door hun exotiserende en kritische blik te doorbreken.
Deze blik van meesterschap is soortgelijk aan de koloniale blik die het culturele
verschil vastlegt.
3.2.2. "Two Undiscovered Amerindians Visit..."
Tussen 1992 en 1994 tourden Guillermo Gómez-Peña en Coco Fusco de wereld
rond met de performance "Two Undiscovered Amerindians Visit...".
Coco Fusco, een artieste geboren in 1960 in New York, werkt rond
interdisciplinariteit en dezelfde met dezelfde thema‟s als Gómez-Peña- zoals
identiteitkwesties en transnationaliteit – in haar kunst in twijfel trekt. Haar werk
verkent de relatie tussen de vrouw en de maatschappij, politiek en ras.
182
BHABHA, Homi, The location of culture, London, Routledge, 2004, p.7.
63
Het concept van de voorstelling "Two Undiscovered Amerindians Visit..." was dat
de acteurs zichzelf opsloten in een tien op twaalf meter grote kooi (Zie afbeelding
34) waarbij ze zichzelf zouden uitgeven voor twee onontdekte Amerikaanse
indianen van een eiland in de Golf van Mexico (zie afbeelding 35). Het opsluiten
in de kooi verwijst terug naar de mensenexposities (zie supra) die gehouden
werden in de 19de en 20ste eeuw.
De vraag die de artiesten zich stelden was of in de hedendaagse samenleving de
visie tegenover de Ander in werkelijkheid reeds veranderd is. Deze performance
biedt hierop een antwoord.
De acteurs bootsten het dagdagelijkse leven van de 'primitievelingen' uit, wat het
uitvoeren van 'traditionele' taken inhield: van het kijken naar tv tot het naaien van
voodoo poppen.183 Voor de kooi stond een donatiebox en wanneer de
toeschouwers er geld inwierpen, begon de vrouwelijke inboorling te dansen of
vertelde de mannelijke inboorling een authentiek verhaal, in zijn onverstaanbare
moedertaal. De kooi werd bewaakt door twee ingehuurde bewakers en deze
zouden ook extra informatie verschaffen over de 'primitievelingen' wanneer een
nieuwsgierige bezoeker interesse toonde.
Binnen de muren van het museum, gaven ze zich openlijk voor kritisch onderzoek.
De performance ging uit van een oppervlakkigheid waarbij enkel aan stereotiepen
voldaan moest worden. Het was repetitief en eentonig maar door de grote
fascinatie van het publiek voor het „primitieve‟, het nieuwe, leek dit niet
opgemerkt te worden.184
Fusco en Gómez-Peña waren alles wat het publiek van hen verwachte, behalve
menselijk dan. Fusco's 'personage' was een exotisch specimen met geverfd
gezicht, een strooien rok, zonnebril en tennisschoenen. Gómez-Peña droeg een
masker, zonnebril, een aktetas (met een slang erin), zwarte botten en performde in
bloot bovenlichaam.185
183
TAYLOR, Diana, "A savage performance: Guillermo Gómez-Peña and Coco Fusco‟s „Couple in the cage‟", in: The
Drama review, vol. 42, nr. 2, summer 1998, p. 163.
184
TAYLOR, Diana, o.c., p. 164.
185
TAYLOR, Diana, o.c., p. 165.
64
De performance voelt het multiculturalisme, dat overal heerst in culturele
instituten, aan de tand. Het is een poging om de koloniserende blik terug te
kaatsen. Dit komt tot uiting in de video die tijdens de performance zelf
opgenomen is door Coco Fusco en Paula Heredia.
"The Couple in a Cage: A Guatinaui Odyssey "(zie afbeelding 36), de video die
gebaseerd is op deze performance, toont de kijker filmmateriaal en foto‟s die de
geschiedenis van het tentoonstellen van inheemse volkeren toont, maar ook de
racistische representatie weergeeft van hoe men de „primitieve‟ Ander zag. De
video wordt gezien als een document over cultureel gedrag.
Door deze representatie op een satirische manier weer te geven, wil de video niet
enkel specifieke aanspraak op objectiviteit doen maar de ook de positie van de
veronderstelde neutrale blik zelf. Het is een documentaire die tijdens de
voorstelling zelf gemaakt is en zich vooral toespitste op het publiek die de
performance bijwoonde.
De richting van de blik wordt omgekeerd, omdat de video zich focust op de
reacties van de toeschouwers. Hij maakt van de toeschouwer het schouwspel. De
toeschouwers werden, door het in beeld brengen van hun reacties, op hun beurt in
een kooi gezet. De, meestal 'blanke', bezoekers aan de kooi plaatsten zichzelf op
de veronderstelde comfortabele plaats van de gluurder.
Zoals Bell Hooks argumenteert:“As fantastic as it may seem, racist white people
find it easy to imagine that black people cannot see them if within their desire they
do not want to be seen by the dark Other.”186
De video maakt deze onzichtbaarheid zichtbaar door het „witte‟ publiek te
portretteren als emotieloos in hun wetenschappelijke toenadering tot het specimen.
Net zoals tijdens de koloniale tentoonstellingen roepen de tentoongestelde
„primitieven‟ een comfortabele curiositeit op, maar tegelijk wekken ze ook een
angst op die om toezicht vraagt.
Wat Gómez-Peña en Fusco hiermee wilden aantonen, was niet de reactie van het
individu maar meer cruciaal, de manier waarop maatschappelijke blik gecreëerd
wordt.
186
HOOKS, Bell; "Representing Whiteness in the Black Imagination."in: GROSSBERG, Lawrence (e.a)., Cultural
Studies. Eds., London: Routledge, 1992, p. 340.
65
Door te spelen met het idee dat we onze identiteit zo gemakkelijk kunnen
omwisselen, suggereert hij cynisch dat verschillende identiteiten een kenmerkende
verwisselbare waarde hebben in de cultuurmarkt.
In haar essay "The Other History of Intercultural Performance", bespreekt Fusco
situaties waarmee zij en Gómez-Peña geconfronteerd werden tijdens de
performances.
Ze legt uit:
"My collaborator, Guillermo Gómez-Peña, and I were intrigued by this
legacy of performing the identity of an Other for a white audience, sensing its
implications for us as performance artists dealing with cultural identity in the
present. Had things changed, we wondered?"187
Door zichzelf te profileren als authentieke „Amerindians‟, leveren ze een kritiek
op de fascinatie voor het primitivisme en authenticiteit dat nog steeds bestaat in de
Westerse cultuur.
In 1992, het jaar van de voorstelling, werd de 500 jarige verjaardag van de
ontdekking van Amerika door Colombus gevierd.
Net op deze koloniale ideologie, die rond dit soort evenementen hangt, proberen
Fusco en Gómez-Peña een kritiek te leveren. Deze performance dient als een
interventie in het repertoire van representaties van de „authentieke Andere‟, waarin
op zoek gegaan wordt naar mogelijkheden om het publiek meer bewust te maken
van
de
Eurocentrische
perspectieven
die
schuilgingen
achter
de
„ontdekkingcelebraties'.
Met de performance hebben Fusco en Gómez-Peña opgetreden in verschillende
publieke en institutionele plaatsen in heel de wereld. Echter, ondanks de bedoeling
van de artiesten om een kritische satire naar voor te brengen, bleef er bij het
publiek een fascinatie voor het Anders- zijn.
187
FUSCO, Coco, o.c., p.143.
66
Vele bezoekers zagen hen vaak als „echte‟ Guatinauis.
The cage became a blank screen onto which audiences projected their
fantasies of who and what we are. As we assumed the stereotypical role of
the domesticated savage, many audience members felt entitled to assume the
role of the colonizer.188
Fusco stelde vast dat zelf wanneer de toeschouwers wisten dat het om een
performance ging, deze zich leken te amuseren in het geven van geld aan de
artiesten opdat ze zouden dansen of opdat zij zelfs vernederende dingen zouden
doen zoals het tonen van de genitale delen. Dit bevestigt de nog steeds bestaande
koloniale fantasie, over het 'ongeciviliseerde' pas ontdekte ras.
Sommige bezoekers die op de hoogte waren, veroordeelden het project voor het
misleiden van de toeschouwers. Vaak gebeurde het dat men de bewakers uit het
museum vroeg of de tentoongestelden toestemming gegeven hadden. Zij werden
ook vaak verantwoordelijk gesteld voor het plaatsen in de kooi en kregen een
stempel opgedrukt van het uitvoeren van onethische praktijken.
Wanneer de toeschouwer naar de kooi keek, stelde hij geen vragen over
hedendaagse kwesties tussen verschillende culturen, zoals migratie of verplaatsing.
De „primitieven‟ stonden in de kooi en werden bekeken in dat kader.
Fusco noteerde in haar essay enkele reacties:
The tenor of reactions to seeing "undiscovered Amerindians" in a cage
changes from locale to locale; we have noted, for example that in Spain, a
country with no strong tradition of Protestant morality or empirical
philosophy, opposition to our work came from conservatives who were
concerned with its political implications, and not with the ethics of
dissimulation. Some patterns, nonetheless, have repeated themselves.
Audience reactions have been largely divided along the lines of race, class,
and nationality. Artists and cultural bureaucrats, the self-proclaimed elite,
exhibited sceptical reactions that were often the most anxiety-ridden.
188
FUSCO, Coco,o.c., p.152.
67
They sometimes have expressed a desire to rupture the fiction publicly by
naming us, or they arrive armed with scepticism as they search for the
"believers," or parody believers in order to join the performance. 189
Gómez-Peña, die zelf een migrant is en Fusco, die uit het postrevolutionaire Cuba
gezet is, waren in realiteit in zekere zin verbonden met hun personages bij wie
hetzelfde beeld werd opgedrongen.
De reden waarom Gómez-Peña dit soort spektakels maakt; zo extreem gaat in zijn
performances, is om het publiek een plaats aan te bieden waar men kan doen aan
zelfreflectie over de relatie tegenover de Ander. Op deze manier hoopt hij in de
geest van de toeschouwer een proces van reflectie aan te wakkeren wat hopelijk
zou kunnen lijden tot diepere ethische en politieke vragen omtrent de huidige
situatie en maatschappij.190
De performance had betrekking tot de gevoelens die de artiesten en vele burgers
hebben tegenover de limieten die opgelegd worden tegen vrije meningsuiting. De
kooi was in feite een metafoor van de toestand van de chicano‟s en alle andere
immigranten die niet aanvaard worden in de maatschappij, gekoppeld aan
racistische etnografische paradigma's van de ontdekking met de exotiserende
retoriek van het multiculturalisme.191
3.3. De koloniale tentoonstellingen ~ de hedendaagse performance
Op het eerste zicht lijkt de context waarin beide 'performances' opgevoerd werden
verschillend. Terwijl in het geval van de koloniale tentoonstelling de kolonisatie
nog volop aan de gang was, waarbij de tentoongestelden effectief afkomstig
waren uit de kolonie zelf, is dat niet het geval bij "Two Undiscovered
Amerindians Visit...".
189
FUSCO, Coco, o.c. , p.158.
190
GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, “The new global culture: The Millennial Freak Crosses the Southern Border”, in:
The Drama Review, Vol. 45,Issue 1, March 1, 2001,p.7-30.
191
FUSCO, Coco, o.c., p.145.
68
Deze moderne performance vormt een antwoord op de mensenexposities die in de
19de en 20ste eeuw gehouden werden om het raciale verschil tussen het moederland
en de kolonie aan te tonen.
Het vormt een kritiek op de fascinatie tegenover het 'primitivisme' dat nog steeds
aanwezig is in de westerse cultuur.
De tentoongestelden zijn acteurs die de hele tentoonstelling in scène gezet
hebben. Hier zit dus het grote verschil met de koloniale tentoonstellingen,
namelijk het medeweten van de hoofdrolspelers.
De tentoongestelden op de koloniale tentoonstellingen waren voor de
buitenwereld een representatie van zichzelf maar in realiteit moesten ze een
schema volgen met activiteiten die door de organisatie opgelegd werd.
In beide gevallen gaat het om een weergave van een clichébeeld dat niet
overeenkomt met de realiteit. Door stereotypering en een te vage kennis van de
Ander werden beide als waarheid aanvaard. Echter, Gómez-Peña en Fusco,
handelen ook vanuit wrange gevoelens tegenover huidige politieke situaties die
een vorm van neokolonialisme in zich dragen (zie supra).
Er bestaat aldus een verschil tussen de 'acteurs' van de verschillende
tentoonstellingen, het
publiek daarentegen vertoonde echter wel grote
gelijkenissen.
In de performance van Gómez-Peña en Fusco ging het om een interactieve
wisselwerking tussen het publiek en de acteurs waarbij de focus minder op de
acties van de acteurs lag en meer op de manier waarop het publiek tegenover hen
reageerde en hun acties interpreteerde. Door het filmen en later in een
documentaire verwerken van de beelden, was het de bedoeling de toeschouwer
confronteren hun voyeuristische blik tegenover de Ander. Op het moment zelf
drong dit niet zozeer door omdat de twee acteurs zich volledig onderwierpen aan
de vragen en eisen van de bezoeker. Het was pas achteraf, wanneer men zich
bewust gemaakt werd van de hele opzet of wanneer men de videobeelden zag, dat
men tot het inzicht kwam dat men zich gedroeg als was als de blanke kolonisator
die de gekoloniseerd als een object bekeek. Wat bijdroeg aan de zogezegde
authenticiteit van de performance was de setting.
69
Meestal werd de kooi opgesteld in een museum en hoewel dit helemaal niet
refereerde naar de natuurlijke omgeving van de performers, was dit voor het
publiek een factor die het realiteitsgehalte opwaardeerde. Culturele instellingen
als musea hebben over het algemeen een groot geloofwaardigheidgehalte omwille
van hun formele karakter.
Tijdens de koloniale tentoonstellingen kon de voyeuristische positie van de
westerse burger niet in gedrang komen. Zij beschikten over het recht de Ander te
bespotten en te bekritiseren. De organisatoren handelden vanuit de gedachte dat
het tentoonstellen van de Ander de westerse burger bewust zou maken van het
nodige civilisatieproces dat nodig was.
Wat de westerse mogendheden poneerde was de waarheid en er bestond geen
twijfel over dat de 'primitievelingen' inderdaad geciviliseerd moesten worden.
De tentoongestelden waren niet op de hoogte van de manier waarop ze
gepresenteerd zouden worden, van de vernederende blikken die hen zouden
toegeworpen worden en van de representatie die ze van zichzelf moesten geven.
In dat opzicht is er een gelijkenis met het publiek dat niet op de hoogte gesteld
was van de opzet van de performance, waarbij de tentoongestelden het gebeuren
meer in de hand hadden dan het publiek. Maar dit publiek koos volledig zelf voor
de houding die hij aannam tegenover de tentoongestelde acteurs (zie afbeeldingen
37-40). Het was, net als tijdens de koloniale tentoonstellingen, een voyeuristische
houding van minachting of fascinatie waardoor hij zichzelf onbewust in de rol van
de kolonisator en westerse toeschouwer plaatste (Zie afbeeldingen 41- 43).
Net zoals er twijfels bestaan over de gedroomde multiculturele samenleving,
wordt de open-minded houding van de 'blanke' tegenover de Ander ook in twijfel
getrokken, een vaak onbewust superioriteitsgevoel lijkt nog steeds te overheersen.
Reflecties over het verleden en reflecties over het heden trachten een
bewustwording aan te wakkeren. Het is aan de burger zelf om deze effectief te
laten doordringen en in de praktijk te verwezenlijken.
70
3.4. Hedendaags toerisme: Een exotische trip naar de Ander
Wat honderd jaar geleden niet mogelijk was voor de gewone burger, het reizen
buiten de landsgrenzen, is de dag van vandaag nog nooit zo eenvoudig geweest.
Het kost een kleine moeite om een vliegtuig te nemen om slechts enkele uren later
een ander continent te betreden. Ten tijde van de wereldtentoonstellingen werd het
tentoonstellen van de gekoloniseerden als noodzakelijk gezien om de burger in
contact te brengen met de Ander.
Er bestonden geen mogelijkheden voor de doorsnee burger om er zelf op uit te
trekken. Het nieuwe, mysterieuze en zelf beangstigende dat deze vreemde
continenten in zich hadden, is vandaag de dag niet meer zo hard aanwezig, wel de
fascinatie voor het andere en voor de ervaring rijker die je bent achteraf. Talloze
mogelijkheden zorgen ervoor dat we in contact staan met de andere kant van de
aardbol.
Televisiebeelden en films geven ons een beeld op welke manier er geleefd wordt,
hoe die andere cultuur in elkaar zit en hoezeer deze verschilt van de onze.
De fascinatie voor de andere cultuur is er nog steeds en met de mogelijkheden die
er bestaan, wordt het nog eenvoudiger er zich in te laten onderdompelen.
Massatoerisme, dat enkel gericht is op het vermaak, brengt de toerist, om het met
de woorden van Karel Arnaut te zeggen, “in een kunstmatige luchtbel terecht die
hen afschermt van de realiteit waarnaar ze afreizen”.
Steeds vaker wordt geopteerd voor een bestemming buiten het eigen continent
waarvan de exotische aantrekkingskracht uiteraard veel groter is. Hotelketens
voorzien zich hierop en richten grote complexen waarbij de toerist zelf geen
moeite moet doen. De luxe en comfort die dit soort vakanties kenmerken, steken
fel af tegen de grote armoede die er vaak heerst buiten de muren van het domein.
De plaatselijke bevolking ziet met lede ogen aan hoe bijvoorbeeld watervoorraden
slinken om de zwembaden voor de toeristen te kunnen vullen. De enige 'positieve'
inbreng die dit soort toerisme met zich meebrengt, zijn de werkvoorzieningen
binnen de ketens die aan de bevolking aangeboden wordt.
De westerse burger gaat graag op zoek naar ander culturen maar van dit effectieve
contact komt vaak niet veel in huis.
71
De georganiseerde tripjes die vanuit het hotel aangeboden worden, geven nooit
een authentiek beeld weer van het echte reilen en zeilen.
Hoe het er aan toe gaat in het echte leven is niet belangrijk voor de toerist. Wat
belangrijker is, is de kleur die men verkrijgt aan het zwembad van het hotel en de
zekerheid dat men er kan ontstressen.
Natuurlijk kiest niet iedereen voor deze vorm van toerisme. Er bestaat een
bepaalde doelgroep die daadwerkelijk tussen te mensen wil zijn tijdens zijn
vakantie.
De avonturiers en ecotoeristen plaatsen zichzelf als het tegenovergestelde van de
massatoeristen, die op zoek gaan naar de cliché witte stranden en blauwe hemel.
Maar ook hierop weet de toeristische sector met gemak in te spelen. Gidsen en
allerhande survivaltools worden op de markt gebracht om deze 'zelfstandige'
rugzaktoerist op zijn trip te behoeden tegen onverwachte omstandigheden.
Met alle mogelijkheden die men de toerist aanbiedt, wordt deze alternatieve vorm
van reizen algauw evenzeer een soort van totaalpakket waarin onvoorziene
omstandigheden vermeden worden.
Het is wel een onderdompeling in een vreemde cultuur, maar ook hier wordt de
toerist gewaarschuwd voor de onder andere ziektes die hij kan oplopen wanneer
hij iets verkeerd eet of het verschil in mentaliteit. Hier verdwijnt de kracht van de
spontaniteit. Wanneer men niets kan laten afhangen van het moment en steeds het
boekje erbij moet halen om te kijken of er geen gevaren schuilen, komt ook hier
de open blik tegenover de andere cultuur in twijfel te staan.
De laatste jaren heeft werd ook Reality-tv ingezet om de realiteit niet enkel te
benaderen maar ook te maken. Om stukjes 'realiteit' die veraf of dichtbij zouden
kunnen zijn, maar steeds buiten de greep van de alledaagse ervaring, in de
huiskamer van de mensen te brengen.192 Andere culturen worden via deze weg
nog steeds bekeken met een koloniale blik van destijds.
Toast Kannibaal, een programma waarbij Belgische gezinnen enkele weken
intrekken bij 'primitieve' stammen, vormt hiervan het toppunt.
192
ARNAUT, Karel en SEYSSENS, Renilde, „Exotische reality in Vlaanderen:Stammenoorlogen in de
postkoloniale ontspanningsindustrie‟ ,(juli 2007)
in:http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/forum_0702/karel_2007_mo.htm,18/07/2008.
72
Het poneert een instruerende functie te hebben in de zin dat het culturen en
cultuurverschillen documenteert en kijkers laat kennismaken met vreemde, i.c.
Afrikaanse leefomgevingen en samenlevingsvormen.193 Dit format dat een
ongelofelijk succes kent (er worden afleveringen van de Nederlandse variant
uitgezonden tijdens de zomermaanden), speelt in op de nog steeds bestaande
clichés omtrent de Ander. Mensen vergelijken het leven in Afrikaanse of
Aziatische stamverbanden graag met reis in de tijd die wij, als westerling,
ondergaan wanneer we in hun cultuur ondergedompeld worden.
De televisiemakers laten het publiek graag geloven dat dit effectief zo is. Men
schrikt er niet voor terug om de locals te verbieden Engels te gebruiken en hun
gsm buiten het scherm te houden.
Vaak wordt hen geld aangeboden opdat ze hun golfplatendak van een laagje stro
zouden voorzien of de jeans in te wisselen voor een traditionele plunje.194
In dit opzicht staat dit soort realityprogramma's niet zo ver af van de koloniale
tentoonstellingen van een eeuw geleden. Op expo '58 werden de tentoongestelde
Congolezen ook opgedragen terug in 'primitieve kostuums' te kruipen om de
westerling te vermaken met het beeld dat deze nog steeds hadden over de
Afrikanen. De Congolezen waren de civilisé's, dit waren de burgers die, door
assimilatie, de westerse waarden en normen overnamen. Het is dus ironisch dat
net deze 'bijna' westerlingen zich moesten laten vernederen door deze vorm van
westerse suprematie. De 'stammen' in Toast Kannibaal worden in feite ook
tentoongesteld via deze moderne vorm van entertainment.
De televisie heeft de plaats ingenomen van de kooi maar de toeschouwer blijft
dezelfde. De westerse blik kijkt nog steeds neer op de Ander, al dan niet op een
manier waarop hij er zich van bewust is.
In dit opzicht is de televisiekijker van dit soort formats dezelfde als de
toeschouwer van het spektakel in de 19de en 20ste eeuw, alsook de bezoeker aan de
kooi van Gómez- Peña en Fusco.
193
"De menselijke zoo" in België/Afrika , in: http://cas1.elis.ugent.be/afrikaverteltd/rubrieken/mens_dier.htm,
18/07/08.
194
ARNAUT, Karel en SEYSSENS, Renilde, „Exotische reality in Vlaanderen:Stammenoorlogen in de
postkoloniale ontspanningsindustrie‟ ,(juli 2007)
in:http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/forum_0702/karel_2007_mo.htm,18/07/2008.
73
De manier waarop televisie en film de Ander in beeld brengt lijkt vaak onschuldig
en op het eerste zicht lucratief. Maar het is net deze beeldvorming die aantoont dat
de stereotiepen de dag van vandaag nog steeds aanwezig zijn.
3.5. Besluit
Vaak wordt gedacht dat we cultureel opgebouwd zijn als subjecten en dat we
sociaal opgebouwd zijn door de identiteiten die we aannemen. Het is gemakkelijk
aan te nemen dat klasse een sociale constructie is maar niet zo eenvoudig te
begrijpen hoe dit doorheen de geschiedenis een bepaalde vorm aangenomen heeft,
gesteund door de opvattingen van de wetenschap en de politiek. Afkomst is geen
natuurlijk gegeven maar is cultureel bepaald. Net zoals dat ook het geval is bij
bijvoorbeeld gender.
Identiteitvorming speelt een grote rol in leven van het individu. In de moderne
maatschappij gaat men ervan uit dat individuen niet over één identiteit
beschikken, maar verschillende identiteiten hebben. In de 20ste eeuw wordt de
nationale identiteit nog meer gefragmenteerd door het proces van globalisering.
Dit zijn processen op mondiale schaal die de nationale grenzen overschrijden, die
de gemeenschappen in nieuwe ruimte- tijd combinaties integreren en verbinden en
de wereld als één groot interactief geheel beschouwen. Deze aspecten
beïnvloeden de culturele identiteit.195
Het beschikken over verschillende identiteiten wordt veelal als een positief
gegeven beschouwd. Echter, gevallen als de Chicano‟s die met de negatieve
aspecten van een dubbele nationaliteit worstelen, tonen aan dat het in de realiteit
meer complex is dan in theorie.
De huidige maatschappij wordt vaak bestempeld als multicultureel en tolerant.
Toch staat ze er in realiteit verder af dan gedacht.
Guillermo Gómez- Peña en Coco Fusco werken rond deze kwesties in hun
performances. Voyeurisme en de (neo)koloniale blik zijn twee hoofdthema's die
men tracht aan te klagen door de toeschouwers zelf in de rol van de geviseerde te
plaatsen.
195
De twee eerst alinea‟s van dit besluit zijn gebaseerd op HALL, Stuart, What is at stake in the question of identities?
74
In de performance " Two Undiscovered Amerindians Visit..." plaatsen de acteurs
zich bewust in de rol van de nog steeds geobserveerde Ander waarbij ze zich, net
als ten tijde van de menselijke zoo's, achter tralies plaatsten. Deze performance
zou de toeschouwer tijdens en na de opvoering moeten aanzetten tot zelfreflectie.
Hierbij komt de onaantastbare positie van de toeschouwer in gedrang waardoor
hij de controle in zijn blik over de Ander verliest.
Kunstenaars benaderen de realiteit op een artistieke manier, en geven ofwel op
een radicale, uitvergrote manier een kritiek op de politieke en sociale
maatschappij ofwel op een meer subtielere manier.
Deze laatste vorm laat vaak grote indruk na op de toeschouwer omdat ze een
nieuwe kijk op de dingen biedt.
Mede via deze weg vinden politieke boodschappen hun weg naar het grote
publiek en dragen zo hun steentje bij in het aanpakken van grote maatschappelijke
kwesties.
75
ALGEMENE SLOTBESHOUWINGEN
De vraagstelling van dit onderzoek “De tentoongestelde Andere: Een
cultuurhistorisch onderzoek naar de koloniale blik” heeft mij de mogelijkheid
geboden een inzicht te verkrijgen in de manier waarop de blik van de westerling
sinds het begin van de kolonisatie tot nu naar de Ander gericht is.
Via een cultuurhistorisch onderzoek naar het rollenpatroon tussen „blank‟ en
„zwart‟ waarbij stereotiepen vaak terugkeren, ben ik tot een paar interessante
conclusies gekomen.
Een schets van de koloniale geschiedenis was noodzakelijk in dit onderzoek
omdat daar de fundamenten liggen van de koloniale blik. Van bij het oprichten
van de kolonie heerste de gedachte dat de westerse man superieur was tegenover
de Afrikaan.
De publieke opinie werd grotendeels gevormd door de propagandamiddelen die
op til gezet werden. Fotografie en later cinema en televisie, speelden hierbij een
invloedrijke rol.
Belangrijk is om de kolonisatie te zien in het kader van het Europese
imperialisme. In dit opzicht was het verwerven van een kolonie een soort van
opboksen tegen de andere Europese landen. Geen enkel Europees land wou hierbij
op de achtergrond raken, zo ook België niet.
In diezelfde context van imperialisme ontstonden in de 2de helft van de 19de eeuw
de
grote
wereldtentoonstellingen
die,
zeker
in
de
beginjaren,
een
vertegenwoordiging waren van de vooruitgangsfilosofieën, de industriële
vooruitgang en de het kolonialisme.
Het ontstaan van de koloniale dorpen op de tentoonstellingen situeert zich in de
context van al deze nieuwigheden.
„Het Andere‟ heeft altijd een aantrekkingskracht uitgeoefend op de mens. Dat
tonen het bestaan van freakshows en tv formats omtrent de Ander nog steeds aan.
76
Uit twee behandelde cases, de koloniale tentoonstelling in Tervuren (1897) en de
wereldtentoonstelling in Antwerpen (1930), kan opgemaakt worden dat de
tijdsgeest de fascinatie voor de Ander niet ondermijnt. Echter, het valt wel op dat
de mens steeds op zoek gaat naar entertainment, naar elke vorm van ontspanning.
Nieuwe technologieën trekken ook de ogen open en verdringen op een gegeven
moment het succes van de koloniale tentoonstellingen.
Dit wil echter niet zeggen dat de fascinatie voor de Ander afnam. Via deze nieuwe
technologieën ontstonden net nieuwe vormen om deze weer te geven.
„Primitieve‟ maatschappijen worden gezien als slechts een klein deel van de
moderne wereld wat ze daardoor des te boeiender maakt. We zien ze als de
opposant van het Westen op vlak van technologie en vooruitgang. Toch worden
we overstelpt met een voyeuristische interesse in „primitieve‟ culturen door wat
we horen en zien, wat we leren en lezen.
In het derde hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt dat hoewel de tijden van
kolonisatie al geruime tijd achter ons gelaten zijn, de koloniale blik nog steeds
aanwezig is.
Dit besef vormt de basis van verschillende hedendaagse theorieën die een
kritische blik werpen op de invulling van de begrippen „multiculturalisme‟ en
„postkolonialisme‟. De illusie dat de koloniale blik volledig verdwenen is, wordt
hier doorprikt.
De derde case, "Two Undiscovered Amerindians Visit..." van Guillermo GómezPeña en Coco Fusco, trekt zelf de vergelijking tussen de huidige blik tegenover de
Ander door naar de koloniale blik tijdens de koloniale tentoonstellingen te
verwijzen.
De traditie van de menselijke zoo is nog steeds aanwezig ook al verschillen de
cultuursferen en de tijdsgeest. Het anders-zijn vervult nog steeds dezelfde
verlangens als een eeuw geleden. Dit is waar we op attent gemaakt moeten
worden en wat kunstenaars en theoretici pogen te bekrachtigen.
77
Dezelfde ontwikkelingen als ten tijde van de koloniale tentoonstellingen vormen
de motieven die het de westers blik ten opzichte van de Ander in de hand hebben.
Daar waar destijds het ontstaan van fotografie en film de koloniale blik vormde,
zijn nu internet en televisie erbij gekomen. Bewust of onbewust laten deze
vormen van media de mens vrijuit gaan in de verbeelding van het anders-zijn.
De voyeuristische drang en nieuwsgierigheid naar de Ander, -of het hier nu gaat
om vreemde culturen, hottentotten, dwergen , freaks,.. – vormden en vormen nog
steeds de verklaring van het succes van de tentoongestelde Andere.
78
BIBLIOGRAFIE
Boekwerken
-
ARNAUT, Karel, CEUPPENS, Bambi, en Daniël VANGROENWEGHE, Leopolds
Congo: dromen en nachtmerries, drukkerij Vanderhaegen- Kruishoutem, 2005.
-
BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en
Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris
: La Découverte, 2002.
-
BARATAY, Eric, "frisson sauvage: les zoo comme mise en scène de la curiosité",
in: BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric
en Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows,
Paris : La Découverte, 2002, p.31- 37.
-
BHABHA, Homi K., The location of culture, London, Routledge, 2004.
-
BHABHA, Homi K., “Of mimicry and man”, in: BAIL, Henry (ed.): The
performance studies reader, London, Routledge, 2004, p. 279- 286.
-
BLANCHARD, Pascal, BANCEL, Nicolas en Sandrine Lemaire, "Les zoos
humains: le passage d‟un „racisme scientifique‟ vers un „racisme populaire et
colonial‟ en Occident", in: Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows,
Paris : La Découverte, 2002, p. 63- 71.
-
BUELENS, Frans, Congo 1885- 1960: Een financieel- economische geschiedenis,
uitgeverij EPO, 2007.
-
CEUPPENS, Bambi, Congo made in Flanders? Koloniale Vlaamse visies op
„blank‟ en „zwart‟ in Belgisch Congo, Academia Press- Gent, 2003.
-
CHOW, Rey, Ethics after idealism: Theory- Culture- Ethnicity- Reading, Rey
Chow, 1998.
-
COCKX, A.en J., LEMMENS, Les expositions universelles et internationales en
Belgique de 1885 à 1958, s.n. Brussel, 1958.
-
CORBEY, Raymond, Wildheid en beschaving: De Europese verbeelding van
Afrika, Nijmegen, 1989.
-
COUTTENIER, Maarten, Congo tentoongesteld: Een geschiedenis van de
Belgische antropologie en het museum van Tervuren (1882- 1925), Uitgeverij
Acco, 2005.
79
-
DE BOECK, Filip, “Het discours van de postkolonialiteit: de problematiek van
identiteit en representatie”, in: Handboek Culturele Studies. ConceptenProblemen-Methoden., Red. VLASSELAERS, Joris en Jan BAETENS,
Leuven/Amersfoort: Acco, 1996., p. 139-149.
-
DOOM, Rudy, "De wereldtentoonstellingen en de koloniale propaganda", in:
NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de
wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 195-203.
-
DUNN, Kevin C, Imagining the Congo: the international relations of identity, New
York, Palgrave Macmilan, 2003.
-
ETAMBALA, Zana Aziza, "Antwerpen en de kolonie: van 1885 tot ca. 1920", in:
NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de
wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 173-184.
-
FANON, Frantz, De verworpenen der aarde, A.W. Bruno & Zoon Utrecht/
Antwerpen, 1961.
-
FANON, Frantz, "The fact of blackness", in: Black Skin, White Masks, MacGibbon
& Kee, London, 1968, p. 323- 326..
-
FOEKEN, Dick, België behoeft een kolonie: de ontstaansgeschiedenis van Kongo
Vrijstaat, uitgeverij C. de Vries Antwerpen, 1985.
-
FUSCO, Coco, English is broken here: Notes on cultural fusion in the Americas,
The New Press, New York, 1995.
-
FUSCO, Coco (e.d.), Corpus Delecti: Performance art of the Americas, Routledge,
2000.
-
GENET, Jean, The Blacks: a clown show, Bernard Frechtman, 1960.
-
GREENHALGH, Paul, The expositions universelles:great exhibitions and world‟s
fairs, 1851- 1939, Manchester University Press, 1988.
-
GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), "Tijd en ruimte onder één dak: De
wereldtentoonstelling als verbeelde vooruitgang", in : De ongrijpbare tijd:
temporaliteit en de constructie van het verleden, Hilversum, 2001, p.113- 130.
-
GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Culturas- in- extremis: “Performing against the
cultural backdrop of the mainstream bizarre”, in: BAIL, Henry (ed.), The
Performance studies reader, Londen, Routledge,2004, p. 287- 298.
-
GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Dangerous border crossers: the artist talks back,
Routledge, 2000.
80
-
HAGENBECK,Carl, Van dieren en menschen, Schelten & Giltay, Amsterdam,
1908.
-
HERREMAN, Frans," Afrikaanse kunst op de wereldtentoonstellingen van 1894 en
1930. Commentaren en reacties in de toenmalige Antwerpse pers", in:
NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de
wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 209-211.
-
HOCHSCHILD, Adam, De geest van koning Leopold II en de plundering van de
Congo, J.M. Meulenhoff bv, Amsterdam,1998.
-
HOOKS, Bell; "Representing Whiteness in the Black Imagination."in:
GROSSBERG, Lawrence (e.a)., Cultural Studies. Eds., London: Routledge, 1992,
p. 338-342.
-
JANS, Erwin, Interculturele intoxicaties: over kunst, cultuur en verschil, uitgeverij
EPO, 2006.
-
JANS, Erwin, "Interculturele en theatrale intoxicaties", in: VAN DEN DRIES, Luk,
DE BELDER, Steven, TACHELET, Koen (eds), Verspeelde werkelijkheid,
verkenningen van theatraliteit, Leuven, Van Halewyck, 2002, p.77-98.
-
LEMAIRE, Charles, Congo et Belgique : a propos de l'exposition d'Anvers,
Bruxelles : Bulens, 1894.
-
LEMAIRE, Charles, Au Congo : comment les noirs travaillent, Bruxelles : Bulens,
1895.
-
LEMAIRE, Ton, Over de waarde van kulturen, Een inleiding in de kultuurfilosofie,
Ambo, Baarn, 1976.
-
MACKENZIE, John M., Imperialism and popular culture, Manchester university
press, 1986.
-
MARRANCA, Bonnie, DASGUPTA, Gautam, Interculturalism and Performance,
Writings from PAJ, PAJ Publications, 1991.
-
MARTENS, Eric, Expotopia: De Belgische Expo‟s, Belgisch filmarchief, 2008.
-
MAXWELL, Anne, " Montre l‟Autre: FransBoas et les soeurs Gerhard "; in:
BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en
Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris
: La Découverte, 2002, p.331-339.
-
MCCLINTOCK, Anne, Imperial leather: race, gender and sexuality in the colonial
contest, Roudledge, New York, 1995.
81
-
NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de
wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993.
-
NEDERVEEN PIETERSE, Jan, ”Wit over zwart: beelden van Afrika en zwarten in
de Westerse populaire cultuur”, Koninklijk instituut van Tropen, Amsterdam,
1990.
-
PROCEE, H., Over de grenzen van de culturen: Voorbij universalisme en
relativisme, Amsterdam, 1991.
-
RANIERI,L., "Leopold II. Zijn urbanistische visie, zijn monumentale
bouwwerken", in: H. Balthasar & J. Strengers (red.) Dynastie en Cultuur in België,
Mercator Fonds, Antwerpen,1990, p. 173-212.
-
REISS, Benjamin," P.T. Barnum, Joice Heth et les débuts des spectacles ‟raciaux‟",
in:BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en
Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris
: La Découverte, 2002, p. 23- 30.
-
ROGGHE, Frans, De overneming van den Congo: Redevoerig uitgesproken door
Frans Rogghé, Centrale Drukkerij, Georges De Keukelaere, Gent, 1908, p.4-5.
-
SAID, Edward W., Culture and imperialism, Village books; New York, 1994.
-
SCHALBROECK, Ivo, Belgisch Kongo: De dekolonisatie van een
kolonie,Uitgeverij Lanno, Tielt, 1986.
-
TORGOVNICK, Marianna, Gone primitive: Savage intellects, modern lives, The
university of Chicago press, 1990.
-
UYTTENHOVE, Pieter," De ruïne en het feest. De moderniteit van Oud Antwerpen
en Oud België", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische
droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen
1993 vzw, 1993, p. 249-255.
-
VAN BILSEN, Jef, Kongo 1945-1965: Het einde van een kolonie, uitgeverij
Davidsfonds, Leuven, 1993.
-
VAN GERVEN, Jan," De wereldtentoonstellingen als uitingen van nationale trots",
in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en
de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 101108.
-
VINTS, Luc, Kongo made in Belgium: beeld van een kolonie in film en
propaganda, Kritak uitgeverij en verspreidingscentrum, 1984.
82
-
VISKER, Rudi, Vreemd gaan en vreemd blijven: Filosofie van de multiculturaliteit,
Uitgeverij SUN Amsterdam, 2005.
-
WYNANTS, Maurits, Van hertogen en Kongolezen: Tervuren en de Koloniale
Tentoonstelling 1897, N.V. Erasmus, Wetteren, 1997.
-
YOUNG, Robert J.C., "The ambivalence of Bhabha", in: White mythologies:
writing history and the West, Routledge, 2004, 181-198.
-
ŽIŽEK, Slavoj, Pleidooi voor intolerantie, Boom, Amsterdam, 1998.
-
X. , Wereldtentoonstelling voor Koloniën, zeevaart en Vlaamsche Kunst Antwerpen
1930: Paleis van Belgisch Congo, officiële gids, Brussel, établissements généraux
d'imprimerie, 1930.
Tijdschriftartikelen
-
BARUCHA, Rustom,” Ontmoeting via verschillen; een interculturele dialoog”, in:
Een visie uit India, Utrecht, Passepartout, 1998, p.11-23.
-
CORBEY, Raymond, "Etnographic Showcases, 1870- 1930", in: Cultural
Antropology: Journal of the society for cultural antropology, volume 8 nr. 3,
augustus 1993, p. 338- 369.
-
DEVELTERE, Patrick, “Hét dertigjarenplan van 1955 voor de politieke
ontvoogding van Belgisch Afrika”, in: Gids op Maatschappelijk Gebied, december
2005, p. 1-12.
-
ETAMBALA, Zana Aziza, " Carnet de route d‟un voyageur Congolais: Massala à
l‟exposition universelle d‟Anvers, en 1885", in: Afrika Focus, Vol.9, Nr. 3, 1993, p.
215- 237.
-
FUSCO, Coco, "The Other history of intercultural performance", in: The Drama
Review 38, Spring 1994, New York University and the Massachusetts Institute of
Technology, 1994, p.143-167.
-
GARRIGUES, Emmanuel, "Les villages noirs en France et en Europe, ou le “zoo
humain”", in: L‟ethnographie nouvelle édition n° 1: Revue de la societé
d‟ethnographie de Paris, L‟entretemps éditions Saint-Jean-de-Védas, 2001, p. 6393.
83
-
GARRIGUES, Emmanuel, "Les villages noirs en France et en Europe, ou le “zoo
humain”, d'après la collection de Gérard Lévy", in: L‟ethnographie nouvelle édition
n° 2: Villages noirs, zoos humains, L‟entretemps éditions Saint-Jean-de-Védas,
2003, p.13-51.
-
GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, “Mexican beasts and living Santos”, in: The Drama
Review, vol. 41, nr. 1, spring 1997, p. 135-146.
-
GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, “The new global culture”, in: The Drama Review,
Vol. 45,Issue 1, March 1, 2001, p. 1054-2043.
-
POPPE, G., “Jef van Bilsen: Loslaten en houden”, in De Nieuwe Maand, XXVII, 5,
juni-juli 1985, p. 5.
-
RAHIER, Jean Muteba, "The Ghost of Leopold II: The Belgian Royal Museum of
Central Africa and Its Dusty Colonialist Exhibition", in: Research in African
Literatures Vol. 34, No. 1 Spring 2003, p. 58–84.
-
TAYLOR, Diana, "A savage performance: Guillermo Gómez-Peña and Coco
Fusco‟s „Couple in the cage‟", in: The Drama review, vol. 42, nr. 2, summer 1998,
p. 160-175.
-
VISKER, Rudi, "Transculturele vibraties: De multiculturaliteit voorbij", in
Etcetera, Jaargang 25, nr. 106, april 2007, p. 5- 13.
Verhandelingen
-
DE COSTER, Elisabeth, De beeldvorming van Congo in de Belgische film:een
Foucaoltiaans geïnspireerde analyse van de dramareeks Kongo, Universiteit Gent,
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en
Theaterwetenschap, Optie Theaterwetenschap, 2005-2006.
-
DE BRECK, Marlies, Congo na de Tweede Wereldoorlog (1944-1955). Een
analyse van de berichtgeving in drie Vlaamse kranten: De Standaard, Het Laaste
Nieuws en Vooruit, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep
Geschiedenis van de Nieuwste Tijden, 2006-2007.
-
NEUDT, Dany, Wij hebben een taak in Kongo. De verbeelding van Afrika bij Jef
van Bilsen, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Departement
Geschiedenis, 2002.
84
Internetbronnen
-
ALAIMO, Stacy, „Multiculturalism and Epistemic Rupture: The Vanishing
Acts of Guillermo Gomez-Pena and Alfredo Vea Jr‟, in:
http://findarticles.com/p/articles/mi_m2278/is_2_25/ai_67532180/pg_1?tag=
artBody;col1, 15/07/2008.
-
JONASSOHN, Kurt, On A Neglected Aspect Of Western Racism, December
2000. http://migs.concordia.ca/occpapers/zoo.htm, 10/07/2008.
-
KELLY, Mary Kate, „Performing the other: A consideration of two cages‟, in:
http://findarticles.com/p/articles/mi_qa3709/is_199901/ai_n8851747?tag=co
ntent;col1
15/07/2008
-
"De menselijke zoo" in België/Afrika; in:
http://cas1.elis.ugent.be/afrikaverteltd/rubrieken/mens_dier.htm, 14/05/2008.
-
ARNAUT, Karel en SEYSSENS, Renilde, „Exotische reality in Vlaanderen:
Stammenoorlogen in de postkoloniale ontspanningsindustrie‟ ,(juli 2007) in:
http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/forum_0702/karel_2007_mo.htm,18/07/2008
.
Beeldmateriaal
-
DUJARDIN, Francis, “Van Boma tot Tervuren”, bevrijdingsfilms vzw, België,
1999.
-
DELRUE, Luc, “Congo, made in Belgium”, bevrijdingsfilms vzw, België, 1985.
-
MARTENS, Eric, “Expotopia: De Belgische Expo‟s”, het Belgisch
filmarchief,2008.
85
Download