UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE ACADEMIEJAAR 2007 – 2008 DE TENTOONGESTELDE ANDERE EEN CULTUURHISTORISCH ONDERZOEK NAAR DE KOLONIALE BLIK GRIETKIN VAN WYMEERSCH (20044499) VERHANDELING VOORGELEGD AAN DE FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN MASTER IN DE KUNSTWETENSCHAP (OPTIE PODIUMEN MEDIALE KUNSTEN) PROMOTOR: PROF. DR. CHRISTEL STALPAERT DANKWOORD In de eerste plaats wil ik mijn promotor Prof. Dr. Christel Stalpaert bedanken. Haar advies en hulp hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het resultaat van deze masterproef. Daarnaast vermeld ik graag Dr. Karel Arnaut , hij heeft een doorslaggevende rol gespeeld in het maken van mijn onderwerpkeuze en heeft me hier in op de goede weg gezet. Ik wil ook mijn vader danken voor zijn gedetailleerde commentaar en het nalezen van mijn stukken en voor zijn steun en advies. Bovendien wil ik mijn grootouders bedanken voor de tijd dat ik bij hen mocht logeren om me te kunnen concentreren op het schrijven van de masterproef. De laatste - maar zeker niet de minste - mensen die ik heel hartelijk wil bedanken voor hun directe betrokkenheid zijn mijn familie, kotgenoten en nabije vrienden die op één of andere manier geholpen hebben bij de uitvoering van mijn masterproef. 22 INLEIDING 1 I. EEN CULTUURHISTORISCHE SCHETS VAN DE KOLONIALE GESCHIEDENIS VAN BELGIE 1.1. België en haar koloniale geschiedenis 1.1.1. De ontstaansgeschiedenis van Congo 4 4 4 1.1.1.1. België behoeft een kolonie 4 1.1.1.2. Beschavingspolitiek 6 1.1.2. De Belgische kolonie:1908 – 1960 8 1.1.3. De dekolonisatie van de kolonie 10 1.2. Popularisering van de Belgische kolonie 12 1.3. Besluit 16 II. DE TENTOONGESTELDE ANDERE 17 2.1. De constructie van de Ander 17 2.1.1. Stereotypering: De Europese 'Ik' tegenover de gekoloniseerde Andere 17 2.1.2. De opkomst van wetenschappelijk racisme 19 2.1.3. Bhabha's 'mimic man' 22 2.1.4. De stem van de Ander 24 2.2. Etnologische exposities in de westerse geschiedenis 25 2.2.1. Ontstaan van het concept 'menselijke zoo' 25 2.2.2. De wereldtentoonstellingen 28 2.2.2.1. De triomf van het imperialisme 2.3. De Koloniale tentoonstelling 31 32 2.3.1. Een korte schets van de koloniale tentoonstellingen in België 35 2.3.2. Het belang van beeldvorming 39 2.4. Koloniale exhibitie op de wereldtentoonstelling te Tervuren in 1897 41 2.4.1. De wereldtentoonstelling in Tervuren 41 2.4.2. De Koloniale Tentoonstelling in Tervuren 42 2.4.3. Het negerdorp 44 33 2.5. Wereldtentoonstelling voor koloniën zeevaart en Vlaamse kunst: Antwerpen 1930 47 2.5.1. Antwerpen als belangrijke afzetmarkt 48 2.5.2. De koloniale sectie op de wereldtentoonstelling 49 2.6. De koloniale tentoonstellingen: 1897~ 1930 50 2.7. Besluit 52 III. HEDENDAAGSE THEORIEVORMING ROND DE KOLONIALE BLIK 55 3.1. Postkoloniale theorievorming 55 3.1.1. De vreemdeling in onszelf 55 3.1.2. Een multiculturele samenleving? 56 3.1.3. Het hedendaagse voyeurisme 59 3.2. "The couple in the cage": Een eigentijdse benadering van de tentoongestelde Andere 61 3.2.1. Guillermo Gómez- Peña: Een ontwortelde identiteit 61 3.2.2. "Two Undiscovered Amerindians Visit..." 63 3.3. De koloniale tentoonstellingen ~ de hedendaagse performance 68 3.4. Hedendaags toerisme: Een exotische trip naar de Ander 71 3.5. Besluit 74 ALGEMENE SLOTBESHOUWINGEN 76 BIBLIOGRAFIE 79 BIJLAGE I INLEIDING De vraagstelling in dit onderzoek heeft betrekking op de koloniale blik van de „blanken‟ tegenover de Ander in het hele kolonisatieproces tot de dag van vandaag. Meer specifiek op het fenomeen van de „menselijke zoo‟ waarbij de „acteurs‟ van dit gebeuren opgesloten worden in hun absolute anders-zijn. Het verschillende tijdskader waarin zowel de moderne en de koloniale opvattingen omtrent de Ander geplaatst kunnen worden, zorgt voor een verschillende invulling. De vraag is in hoeverre de verbeelding van het anders-zijn in de hedendaagse maatschappij wezenlijk veranderd is ten opzichte van een eeuw geleden. In het eerste hoofdstuk wordt er kort een historisch beeld geschetst van de Belgische kolonisatie van Congo. Deze geschiedenis vormt de achtergrond waartegen het onderzoek is opgebouwd. Het beeld dat destijds gevormd werd door de staat, de kranten, foto‟s en later ook film heeft een grote stempel gedrukt op het verdere verloop van de koloniale geschiedenis. Vandaar dat in dit hoofdstuk niet enkel stil zal gestaan worden bij het historische aspect van de kolonisatie, maar ook de aandacht gevestigd wordt op het belang van propaganda. In het tweede hoofdstuk worden in de eerste plaats enkele theorieën rond de stereotypering van de Ander belicht . De tijdsgeest en het ontstaan van allerlei vooruitgangfilosofieën zeggen veel over de beeldvorming van de Ander. Het is echter belangrijk niet enkel te redeneren vanuit de positie van de superieure westerling maar de Ander ook een stem te geven. Deze werd veelal pas aanhoord na de dekolonisatie maar vormt wel degelijk een belangrijke inbreng in dit onderzoek. Vervolgens wordt het ontstaan van menselijke zoo‟s gesitueerd in zijn tijdsgeest. De interesse van de mens in het buitengewone, abnormale verklaart het enorme succes ervan. In dezelfde lijn kan de immense populariteit van de koloniale tentoonstellingen, op het einde van de 19de tot het midden van de 20ste eeuw, gezien worden. 1 In dit hoofdstuk zal worden twee cases belicht waarin de representatie van de Ander in een verschillende tijdsgeest onderzocht wordt. De eerste case behandelt de rol en de functie die de weergave van de kolonie, en meer bepaald het koloniale dorp, op de wereldtentoonstelling in Tervuren (1897) gespeeld heeft in de beeldvorming bij het publiek. De tijdsgeest en de weinige kennis omtrent de niet- Europese culturen vormde een grote rol in de manier waarop dit beeld gecreëerd werd. In de tweede case worden dezelfde aspecten belicht als in de eerste case, namelijk de manier waarop de koloniale sectie op de Wereldtentoonstelling voor koloniën zeevaart en Vlaamse kunst in Antwerpen (1930) in beeld gebracht werd. Beide cases leveren een interessant inzicht in de westers blik tegenover „de tentoongestelde Ander‟ en de kolonie in het algemeen. Tevens zal ook duidelijk worden dat ze onderhevig waren aan invloeden van buitenaf die niet specifiek betrekking hadden op de kolonie maar eerder op de westerse samenleving. Tijdens de koloniale tentoonstellingen vond de betekenisvorming van de eigen cultuur plaats, waarmee de andere culturen onvermijdelijk gecontrasteerd werden. In het derde hoofdstuk wordt de koloniale blik vanuit een hedendaagse theorievorming bekritiseerd. Hierbij wordt in de eerste plaats, aan de hand van Kristeva‟s theorie 1; aangetoond dat de westerling die zijn blik naar de vreemdeling richt, in feite via proces van het onderbewuste deze onrechtstreeks naar zichzelf richt. De ontmoeting met de ander wordt ervaren als een vreemdeling die je afwijst, maar tegelijkertijd identificeer je er jezelf ermee. Vervolgens wordt de veronderstelling dat we in een multiculturele samenleving leven waarbij alle culturen in verzoening met elkaar samenleven, in twijfel getrokken. De wereld van globalisering en technologische evolutie brengt de mens zonder twijfel dichter bij elkaar. Alleen is de vraag of hierbij de blik tegenover de Ander wezenlijk veranderd is? 1 Haar theorie in het boek „De vreemdeling in onszelf‟ vormt een diepgaande analyse over de plaats van de vreemdeling in de westerse cultuur 2 Een derde en laatste case die behandeld wordt in dit onderzoek gaat terug naar het concept van de tentoongestelde Andere, dat in hoofdstuk twee ruimschoots aan bod gekomen is. Deze case belicht echter een hedendaagse invulling van het concept. Guillermo Gómez-Peña, een Mexicaanse-Amerikaanse performer, en Coco Fusco, een interdisciplinaire New Yorkse artieste, trekken in hun voorstelling "Two Undiscovered Amerindians Visit..” de hele kwestie van de (neo)koloniale blik terug open. De voorstelling toont aan dat die blik in praktijk nog steeds aanwezig is in de moderne samenleving. Via een vergelijking tussen de cases worden een paar specifieke kenmerken geïllustreerd die de theorieën bevestigen. Een laatste puntje belicht het hedendaags toerisme waarvan bepaalde vormen ervan in het verlengde liggen van de besproken cases. Hier wordt de link doorgetrokken naar een nieuwe vorm televisie, namelijk reality televisie. Dit format helpt de kijker in het creëren van een superioriteitsgevoel door een voorstelling te geven van de Ander als wezen uit een andere tijd. Tenslotte zal ik tot een conclusie te komen in de algemene slotbeschouwingen door een licht te werpen op de gevoerde analyse. Deze zal mij in staat stellen een besluit te vormen in mijn cultuurhistorisch onderzoek naar de koloniale blik, waarbij de tentoongestelde Andere centraal stond. Ik heb er voor gekozen woorden die verwijzen naar de minderwaardigheid van de Ander zoals ongeciviliseerden, primitievelingen ..., tussen haakjes te plaatsen. Alsook de woorden blank en zwart, die in de eerste plaats naar een conditie verwijzen en niet naar de huidskleur. Congo wordt met een „c‟ geschreven maar wanneer het gaat over Kongo- vrijstaat, de privé- eigendom van koning Leopold II voor 1908, wordt het met een „k‟ geschreven. 3 I. EEN CULTUURHISTORISCHE SCHETS VAN DE KOLONIALE GESCHIEDENIS VAN BELGIE 1.1. België en haar koloniale geschiedenis 1.1.1. De ontstaansgeschiedenis van Congo 1.1.1.1. België behoeft een kolonie In Europa heerste er in de 19de eeuw het idee dat men aan het toppunt van de beschaving stond. Dit leidde tot de overtuiging dat die beschaving moest worden uitgedragen over de hele wereld.2 Landen zoals Engeland, Frankrijk, Portugal, Spanje en ook Nederland, waren destijds reeds in de weer om hun koloniale dromen te verwezenlijken. De militaire superioriteit liet hen toe grote gebieden te veroveren en er kolonies op te richten, die een grote bijdrage leverden aan de economische voorsprong van het westen. In België echter was nauwelijks sprake van koloniale ambitie. Het antikoloniale economisch liberalisme beheerste er het denken van zakenlui en politici, die van oordeel waren dat koloniën een overbodige en nutteloze last vormden in een wereld waarin handel en nijverheid toch door het principe van volledige vrijheid geleid werden.3 Leopold II (1835- 1909), toenmalig koning der Belgen, droomde echter wel van het verwerven van een kolonie. Al van jongs af aan had hij een passie voor koloniale bezittingen. Diverse Belgische regeringen hadden toegelaten dat zijn vader , Leopold I, hoofd van het ministerie van buitenlandse zaken werd. Hierdoor was ook zijn zoon Leopold II in een positie dat hij, informeel, in staat was invloed uit te oefenen op de Belgische buitenlandse politiek.4 In 1876 organiseerde Leopold II de Internationale Geografische Conferentie om zichzelf te positioneren in de Europese Kolonisatie van het Afrikaanse continent.5 2 COUTTENIER, Maarten, Congo tentoongesteld: Een geschiedenis van de Belgische antropologie en het museum van Tervuren (1882- 1925), Uitgeverij Acco, 2005, p.61. 3 VINTS, Luc, Kongo made in Belgium: beeld van een kolonie in film en propaganda, Kritak uitgeverij en verspreidingscentrum, 1984, p. 11. 4 FOEKEN, Dick, België behoeft een kolonie: de ontstaansgeschiedenis van Kongo Vrijstaat, uitgeverij C. de Vries Antwerpen, 1985, p.9. 5 DUNN, Kevin C., Imagining the Congo: the international relations of identity, New York, Palgrave Macmillan, 2003, p. 21. 4 Het doel van de conferentie was drieledig: Het onderdrukken van slavenhandel in Centraal- Afrika, het vergroten van de wetenschappelijke kennis van het gebied en het brengen van beschaving naar de daar woonachtige volkeren. 6 Het resultaat van deze conferentie was de oprichting van de 'Association Internationale pour l‟ Exploration et la Civilisation en Afrique' (A.I.A.) waarvan Leopold II voorzitter werd. Deze was een tevreden man want met de A.I.A. als dekmantel was hij in staat persoonlijk deel te gaan nemen aan de openlegging van Afrika en wel door zijn eigen Nationale Comité.7 De expedities die Leopold naar Centraal- Afrika zond namens de A.I.A. brachten echter niet veel op. Vijf kostbare expedities hadden slechts twee miserabele buitenposten opgeleverd en dat dan nog ten koste van vele Belgische levens. Op 15 november 1884 werd de Conferentie van Berlijn geopend, waar Afrika onder de Europese mogendheden zou worden verdeeld. De angst dat de andere Europese landen, die reeds het overgrote deel van het Afrikaanse continent bezaten, hun macht ook zouden doordrijven naar Kongo Vrijstaat8, was groot bij Leopold. Maar zowel Engeland, Frankrijk als Portugal, de belangrijkste, tegenstanders, erkenden de Association Internationale du Congo (A.I.C.9) als een soevereine staat, die als Etat Indépendant du Congo- Kongo Vrijstaat de slotakte van de conferentie mee ondertekende.10 En zo was het dat op 1 augustus 1885 Leopold aan alle staatshoofden van de mogendheden die de slotactie van Berlijn hadden ondertekend, officieel bekend maakte dat hij de titel van soeverein over die staat had aangenomen; en dat er een exclusieve personele unie bestond tussen België en de nieuwe staat.11 De nieuwe staat Kongo Vrijstaat was destijds helemaal geen land. Het werd tot land gevormd door de kolonisator én de andere koloniale mogendheden, wat de specifieke vorm van het land verklaard.12 De soeverein zou er alles aangedaan hebben om een kolonie te bemachtigen. 6 FOEKEN, Dick,o.c., p. 20. FOEKEN, Dick,o.c., p.22. 8 Zo genoemd omdat het land vrij zou zijn van discriminerende belastingen. 9 Studiecomité van Leopold II dat in 1882 opgericht werd, en als persoonlijk werktuig van de koning de directe soevereiniteit over de gebieden van Centraal Afrika moest trachten te verwerven. 10 VINTS, Luc, o.c. , p. 14. 11 FOEKEN, Dick,o.c., p. 186. 12 BUELENS, Frans, Congo 1885- 1960: Een financieel- economische geschiedenis, uitgeverij EPO, 2007, p. 39. 7 5 Hij investeerde eigen kapitaal in charme offensieven om een goede indruk te maken bij Europese grootmachten en de Verenigde Staten. Hij legde hen voor dat het zijn doel was om Congo te bevrijden van de toenmalige Arabische bezetting die de slavernij staande hield in het land en schakelde expeditiereizigers in om het land te verkennen en verslag te laten uitbrengen. Dankzij de slimme strategieën is de vorst er uiteindelijk in geslaagd te krijgen wat hij vond dat hem rechtmatig toebehoorde, een land dat wel 80 keer zo groot was als België. 1.1.1.2. Beschavingspolitiek Belgisch Congo was het resultaat van de gezamenlijke inspanningen van de koloniale ambtenaren, de missionarissen, de ondernemers en de kolonisten. Zij geloofden dat zij in Congo een beschavingsopdracht te vervullen hadden en zagen dit als een rechtvaardiging voor de inbezitneming van Congo en voor de exploitatie van zijn rijkdommen, die de Belgische economie ten goede kwam.13 Deze exploitatie van rijkdommen ging vaak gepaard met vormen van hevig geweld. In hun poging om grote winsten te verwerven maakten de „blanke‟ kolonisatoren vaak misbruik van hun macht om zo snel mogelijk resultaten te bekomen. Vanuit België werd, onder leiding van de koning, de opdracht gegeven steeds meer goederen te verschepen en te exploiteren. De misbruiken vloeiden voort uit het economische systeem dat Leopold in Congo had ingevoerd. In dit systeem kwam het erop neer dat de staat zich alle gronden toeeigende die niet effectief bewerkt werden.14 De plaatselijke bevolking werd ingeschakeld om aan de eisen van de koning te kunnen voldoen. Wanneer ze hier niet in slaagden sloeg de zweep ongenadig toe en werden er boetes opgelegd. Soms werden er strafexpedities opgezet, die niet zelden in moordpartijen ontaardden.15 13 SCHALBROECK, Ivo, Belgisch Kongo: De dekolonisatie van een kolonie,Uitgeverij Lanno, Tielt, 1986, p.28. VINTS, Luc, o.c. , p. 33. 15 VINTS, Luc, o.c. , p. 34. 14 6 Taferelen waarbij handen afgekapt werden wanneer er niet snel genoeg gewerkt werd, zijn de geschiedenisboeken ingegaan en zorgen, bij het zien ervan, nog steeds voor ontsteltenis (zie afbeeldingen 1 en 2). Het stereotype van de luie inboorling dat aansloot op de export van het kapitalisme, was een alibi voor arbeidsdwang en uitbuiting en vormde zodoende een profijtelijk bestanddeel van de beschavingsmissie.16 Het was mede door de antropologische opdeling van de verschillende rassen in een hiërarchisch model dat de koloniale overheid een klaar en panoptisch beeld over de gekoloniseerde verkreeg die op die manier nog beter in het economische proces kon worden ingezet.17 Karl Marx noemde het creëren van universele ijver als één van de aspecten van de grote civiliserende invloed van het kapitaal. Gevolg was dat er confrontaties ontstonden tussen de kolonisator en de gekoloniseerden die het wederzijdse begrip alleen maar verzwakten. De ideologie van de beschavingsmissie was niet verenigbaar met de koloniale realiteit en bovendien in strijd met andere Europese ideologieën. Vanaf 1896 werden in België steeds meer berichten ontvangen over gruweldaden van handelsagenten tegenover de zwarte bevolking. In kranten daterende uit die tijd stonden er vaak spotprenten en bijhorende tekst: Ware geschiedenis van den Kongo: "En Leopold zei wat later: om te beginnen zal ik u de heilige wet van den dwangarbeid aanleeren. Gij zult caoutchouc inzamelen- voor mij. Weigert ge? Dan zal ik uwe vrouwen doen in de gevangenis werpen, uwe hutten verbranden, u afzweepen en mijne zwarte soldaten zullen dan hun aanvoerders honderden afgekapte handen als trofee aanbrengen.18 Wanneer er vanuit de kolonie klachten kwamen van missionarissen of handelsreizigers werden deze door de koning en zijn gevolg zo snel mogelijk in de doofpot gestoken. De aanklachten kwamen om nog een reden zeer ongepast voor de koning. 16 NEDERVEEN PIETERSE, Jan, ”Wit over zwart: beelden van Afrika en zwarten in de Westerse populaire cultuur”, Koninklijk instituut van Tropen, Amsterdam, 1990 ,p. 91. 17 COUTTENIER, Maarten, o.c., p.16. 18 X, krantenknipsel uit vliegend bladen, geen datum en jaartal gekend. 7 Het Belgische volk, dat in de eerste plaats niet achter de verwerving van de kolonie stond, leek namelijk net rond die tijd steeds meer interesse te tonen in de Belgische kolonie. De grote winsten en verwezenlijkingen hadden indruk op hen gemaakt. Uiteindelijk konden de wanpraktijken niet meer ontkend worden nadat er foto‟s en getuigenissen circuleerden en in kranten verschenen. Protest kwam in de eerste plaats vanuit het buitenland maar uiteindelijk gingen ook de ogen in eigen land open. 1.1.2. De Belgische kolonie:1908 – 1960 Leopold II dacht er niet aan Congo aan België over te laten. Integendeel, hij wenste de kolonie voor zijn dynastie te behouden. Op 15 november 1908 werd hij toch gedwongen Congo aan de Belgische staat over te dragen wegens financiële moeilijkheden en een internationale campagne tegen uitbuiting van de gekoloniseerden19. De eerste plicht van het Gouvernement van den Congo-Staat was al die afgrijselijkheden te doen ophouden. De commissarissen van de Staat doen al hunnen invloed gelden om de twisten tusschen de verschillige stammen te vereffenen. Zij hebben voor plicht zoveel in hunne macht is, de tusschenkomst het bloedvergieten voorkomen. De menscheneters worden meer en meer zeldzaam, en zoeken hun voedsel te verkrijgen door het bewerken van den grond.20 Met de overname door België zou het bewind niet meer op dezelfde autocratische manier blijven functioneren. De minister van Koloniën werd de centrale verantwoordelijke, al zou de Belgische koning formeel de macht nog toegewezen krijgen.21 In de beginjaren van de overname werden een aantal elementen van het Leopoldistische regime afgebouwd. 19 SCHALBROECK, Ivo, Belgisch Kongo: De dekolonisatie van een kolonie,Uitgeverij Lanno, Tielt, 1986, p.17. ROGGHE, Frans, De overneming van den Congo: Redevoerig uitgesproken door Frans Rogghé, Centrale Drukkerij, Georges De Keukelaere, Gent, 1908, p.4-5. 21 BUELENS, Frans, o.c., p. 97. 20 8 Het was een periode waarin de koloniale infrastructuur steeds meer vorm kreeg en uitgroeide tot één van de belangrijkste koloniale mogendheden. 22 Congo werd de belangrijkste producent van essentiële primaire goederen als palmolie, katoen, koffie, koper goud, kobalt, industriële diamant en uranium.23 Voor en na de Eerste Wereldoorlog werd het koloniale beleid van België openlijk ter discussie gesteld. De manier waarop de blanke bevolking met de Congolese bevolking omging, kan men echter moeilijk anders omschrijven dan een vorm van apartheid en racisme. De economie van Belgisch-Congo beruste grotendeels op een privé-initiatief. Om de Congolese bevolking te verplichten binnen het nieuwe koloniale kader te werken, gingen de Staat en de grote privé-ondernemingen over tot het gedwongen rekruteren van arbeiders, wat tot in de jaren 1930 gebeurde. In het begin van de twintiger jaren werd er een apartheidssysteem ingevoerd met strikte rassenscheiding in treinen, restaurants en tussen woonwijken.24 De Congolese bevolking werd ingeschakeld voor de economische exploitatie van Congo ten voordele van België. Dit ging onder andere gepaard met verplichte volksverhuizingen, belastingen, lijfstraffen, enz.. . Congo werd autoritair en bureaucratisch bestuurd en bleef buiten het bereik van ministers, parlementsleden en media. Binnenlandse twisten in het moederland werden zo ver mogelijk van de kolonie gehouden want voor de gekoloniseerden moest men zich eensgezind opstellen. Zo werd er bijvoorbeeld alles aan gedaan om de taalstrijd niet in de kolonie uit te vechten. De katholieke Kerk deelde veelal de opvattingen van de koloniale overheid over de koloniale politiek en de verhoudingen tussen wit en zwart. Missionarissen hebben met hun katholieke missies veel invloed uitgeoefend op de koloniale wereld, vooral na de eerste wereldoorlog. Zij zorgden voor twee belangrijke pijlers bij de „beschaving‟ van het volk, namelijk de evangelisatie en het onderwijs.25 Tot 1946 hadden de missies een monopoliepositie binnen het onderwijs en werden ze door de staat gesubsidieerd om het onderwijs in de kolonie in te richten. 22 BUELENS, Frans, o.c., p. 229. DE BRECK, Marlies, Congo na de Tweede Wereldoorlog (1944-1955). Een analyse van de berichtgeving in drie Vlaamse kranten: De Standaard, Het Laatste Nieuws en Vooruit, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Geschiedenis van de Nieuwste Tijden, 2006-2007, p.36. 24 BUELENS, Frans, o.c., p. 258. 25 DE BRECK, Marlies, o.c., p. 38. 23 9 1.1.3. De dekolonisatie van de kolonie Tijdens het interbellum verliep de kolonisatie vrij langzaam maar onder invloed van de Tweede Wereldoorlog zou deze in een stroomversnelling terechtkomen. Belangrijke koloniale mogendheden waren tijdens de oorlog bezet geweest waardoor er bij het grote publiek een wantrouwen ontstond tegenover de bekwaamheid van het moederland om te heersen over andere landen en gebieden. Ook had de oorlog de economische ontwikkeling van de meeste kolonies versneld: industrialisatie, verstedelijking, verkeer en onderwijs namen toe en stimuleerden de onafhankelijkheidsdrang.26 De meeste West-Europese koloniale mogendheden waren na de oorlog economisch en/of militair afhankelijk geworden van de Verenigde Staten. Deze waren echter anti- kolonialistisch gezind en zou zich in de loop der jaren steeds sterker op de koloniale mogendheden drukken. De meeste koloniale mogendheden begonnen dan ook met de voorbereiding van hun gebieden op zelfstandigheid. België daarentegen maakte na 1945 echter geen aanvang met een emancipatiepolitiek. Integendeel, het zou de paternalistische politiek nog opvoeren.27 Reden hiervan was dat de Belgische politici de onafhankelijkheid niet zagen aankomen en dat ze zeeën van tijd hadden om een ontvoogdingspolitiek uit te werken. Het leek alsof de Congolese bevolking tevreden was met de gang van zaken en er waren geen aanwijzigen van verzet tegen het koloniale regime. Er was een emancipatiebeweging aanwezig in Congo maar door het paternalistische karakter van het Belgische systeem stak die pas laat de kop op. Uiteindelijk leidde de passiviteit van Brussel wel tot ongeduldigheid bij de Congolese nationalisten die ondertussen hun vertrouwen in de Belgische overheid verloren hadden.28 Tegen het einde van de jaren „50 voelden zij meer dan ooit hun totale onafhankelijkheid van de koloniserende macht naderen. Het koloniale nationalisme zou zich snel radicaliseren. Het koloniale beleid was onstabiel geworden en beantwoorde niet aan de verwachtingen van de Congolese elites. 26 SCHALBROECK, Ivo, o.c., p.15. SCHALBROECK, Ivo, o.c., p.35. 28 SCHALBROECK, Ivo, o.c., p. 54. 27 10 Laattijdige hervormingen waren reeds voorbijgestreefd op het ogenblik dat ze doorgevoerd werden. Hierdoor ontstonden er in 1959 in Leopoldstad hevige rellen. De koloniale administratie, door innerlijke verdeeldheid in haar werking verlamd, werd door de gebeurtenissen geheel overweldigd.29 De illusie van geleidelijke en rustige ontvoogding werd door deze feiten stukgeslagen. De onlusten kwamen op een zeer ongelukkig tijdstip in de geschiedenis van de Belgisch- Congolese betrekkingen, namelijk net toen de regering te Brussel een verklaring voorbereidde over de politieke toekomst van de kolonie.30 Onder druk van de onlusten werd de onafhankelijkheid in de verklaring opgenomen. Toenmalig minister Maurice Van Hemelrijck kreeg de taak op zich om de politiek uit te voeren. Zijn idee was een volledige onafhankelijkheid van Congo te verwerven over een tijdspanne van 15 à 20 jaar. Hij slaagde er echter niet in de nieuwe Congo-politiek om te zetten in spectaculaire hervormingen. Het bleef bij weinig opvallende maatregelen. Dit leidde in 1959 tot nieuwe manifestatie van de Congolese nationalisten. Deze waren nu volledig hun vertrouwen in de Belgische autoriteiten verloren en stelden nieuwe eisen. Het verzet tegen de politiek van Van Hemelrijck zou uiteindelijk leiden tot het ontslag van de minister begin september 1959. Op 3 september 1959 werd Edmond De Schryver minister van Belgisch- Congo, op enkele maanden tijd zag hij zich verplicht belangrijke toegevingen te doen aan de radicale Congolese nationalisten.31 In 1955 had Jef Van Bilsen “Een dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika” voorgesteld. Het plan was eigenlijk een onderbouwde vraag om met alle betrokken instanties een groot plan te ontwikkelen om binnen dertig jaar te komen tot een Belgisch-Congolese Bond.32 Van Bilsen vroeg zich af waarom de Belgen als enige koloniale macht zo halsstarrig moesten vasthouden aan een anachronistische paternalistische aanpak. 29 SCHALBROECK, Ivo, o.c., p. 77. SCHALBROECK, Ivo, o.c., p. 94. 31 SCHALBROECK, Ivo, o.c., p. 135. 32 DEVELTERE, Patrick, Hét dertigjarenplan van 1955 voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika, in: Gids op Maatschappelijk Gebied, december 2005, p. 12. 30 11 Hij stelde voor de ontvoogding af te ronden tegen 1985. Iedereen kreeg dus tijd: Congolezen konden gevormd worden, de koloniale professionals moesten zich niet bedreigd voelen. Zijn plan werd echter niet tot uitvoering gebracht. In januari 1960 werd, op de rondetafelconferentie in Brussel, beslist dat Congo onafhankelijk zo worden op 30 juni, datzelfde jaar nog wegens de toenemende ambities van het volk en de internationale druk Bij de wetgevende verkiezingen haalden de radicale nationalisten de overwinning: Kasavabu werd die dag het eerste staatshoofd van Congo. Jean-Paul Sartre verwoordt het verloop van de dekolonisatie in zijn voorwoord van het boek 'de verworpenen der aarde' van Frantz Fanon als volgt: Arme kolonist: dit is de naakte tegenstrijdigheid, waar hij onder gebukt gaat. Hij zou, net als, naar men zegt, de geesten dat doen, degene die hij berooft moeten doden. Maar dat is niet mogelijk: hij moet ze immer ook uitbuiten. Omdat hij het bloedbad niet uitbreidt tot een genocide en de onderwerping niet doordrijft tot een volslagen verdierlijking, raakt hij de macht over het stuur kwijt, het proces draait zich om en leidt volgens een onverbiddelijke logica naar dekolonisatie.33 1.2. Popularisering van de Belgische kolonie Toen Congo uiteindelijk toegewezen werd aan Leopold II en internationaal erkend werd als zijn persoonlijke staat, was het van uiterst belang zijn koloniale visie aan het Belgische volk over te dragen in de hoop dat ze interesse zou opwekken bij het publiek. Het volk echter was vrijwel niet geïnteresseerd in de koloniale verovering. Het was ook zijn taak om de nodige middelen te vinden om de nieuwe staat te besturen, te doen functioneren, te laten renderen. Zowel het grootkapitaal als de kleine spaarder moesten worden overtuigd van de rijkdommen die in Congo op exploitatie lagen te wachten.34 Resultaat was het op gang brengen van de propagandamachine waarin de grote economische toekomst van Congo naar voor gebracht werd. 33 34 FANON, Frantz, De verworpenen der aarde, A.W. Bruno & Zoon Utrecht/ Antwerpen, 1961, p. 11-12. VINTS, Luc, o.c. , p. 14. 12 In het laatste decennium van de 19de eeuw begon de publieke opinie zich meer te interesseren. Tijdschriften werden uitgebracht met daarin praktische informatie over onder andere klimaat, bevolking en hygiëne. Er ontstonden clubs die conferenties hielden om de Congo-zaak te promoten. Visueel materiaal bepaalde meer en meer het beeld dat men zich van de buitenwereld vormde, hetgeen wat afgebeeld was gaf zekerheid over het bestaan van het afgebeelde, de realiteit werd tastbaar.35 Fotografie was een belangrijk propagandamiddel. Kolonialen die expedities ondernamen werden verzocht foto‟s te trekken van de inboorlingen om de bevolking in het thuisland een beeld te helpen creëren van de kolonie. Typerend voor deze exploratie- fotografie was dat de in beeld gebrachte mensen eerder als objecten dan levende wezens voorgesteld werden, eerder „types‟ dan individuen.36. Het belangrijkste thema in de modale koloniale propaganda was het economisch gewin. Het moederland zag de kolonie het liefst als een gebied dat door middel van Europese discipline en vindingrijkheid tot ontginning moest worden gebracht, waarin onder Europese leiding natuurlijke rijkdommen in cultuur werden gebracht.37 Het beeld dat men van de 'zwarte' had, vertaalde zich ook in de propaganda. Het vertoog over 'zwarten' was doorgaans doorspekt met stereotypen en clichés die eenvoudig te categoriseren waren. Veel uitspraken over de gekoloniseerden gingen terug op het cliché van de 'zwarte' als een irrationeel wezen. Eens hij in aanraking met de blanke komt, verliest hij zijn barbaars karakter en blijft enkel het kinderachtige van de woudbewoners behouden. Vooral zijn bekwaamheid om anderen na te doen spreekt tot de verbeelding. De rol van de blanke bestaat erin te leiden, voorbeelden te stellen, toe te kijken, te bewaken. „Ah! Les blancs! Mais leur conduite là- bas!‟ 38 35 VINTS, Luc, o.c. , p. 18. ARNAUT, Karel, CEUPPENS, Bambi, en Daniël VANGROENWEGHE, Leopolds Congo:dromen en nachtmerries, drukkerij Vanderhaegen- Kruishoutem, 2005, p.14. 37 NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c. , p. 92. 38 VINTS, Luc, o.c. , p. 23. 36 13 De afgebeelde mensen in de propaganda ontbeerden elke individuele identiteit. De identiteit van de geportretteerden was geen zaak van persoonlijke expressie maar van identificatie van buitenaf.39 De Belgische populaire pers gebruikte regelmatig metaforen in de vorm van wilde dieren om de Congolesen af te beelden, of afbeeldingen waarbij een aap naast de Afrikaan gezet werd om de zogenaamde gelijkenis moest aantonen (zie afbeelding 3)40. Ze werden vaak afgebeeld als lui en ongemotiveerd om te werken. Aangezien werken dus niet in de natuur van de Congolees zat, was het de taak van de „blanke‟ deze geciviliseerde activiteit op te leggen voor hun eigen bestwil. In Congo was er geen sprake van een geschreven traditie waardoor het voor de inwoners bijna onmogelijk werd voor zichzelf te spreken tegenover het Westers publiek. Om de Congozaak nog meer te promoten werd vanaf 1897 gebruik gemaakt van het nieuwe medium „de film‟. Op de wereldtentoonstelling in Tervuren datzelfde jaar had men zelf een gebouw laten optrekken, Le Cinématographe, om Congolese films aan het publiek te tonen maar bij gebrek aan belichte pellicule bleef deze onbenut.41 Pas in 1909 werden de eerste filmbeelden uit Congo aan het grote publiek getoond.42 Ook hier werd het beeld van tegenstelling tussen de „ongeciviliseerde‟ Congolees tegenover de westerse „superieure‟ beschaving weergegeven. De koloniale films riepen nieuwsgierigheid op bij de kijkers omtrent het „mysterieuze‟ Afrikaanse continent. Deze films zouden bepalend zijn voor de koloniale cinema met zijn voorliefde voor de constructie van het beeld van „primitieve inboorlingen‟ en „wilde‟ dieren.43 Over Kongo Vrijstaat zelf bestaan er geen officiële filmdocumenten wegens het feit dat Leopold II geen geld in dure filmexpedities wou steken. 39 ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., p.24. DUNN, Kevin C., Imagining the Congo: the international relations of identity, New York, Palgrave Macmillan, 2003, p. 29. 41 WYNANTS, Maurits, Van hertogen en Kongolezen: Tervuren en de Koloniale Tentoonstelling 1897, N.V. Erasmus, Wetteren, 1997, p. 137. 42 WYNANTS, Maurits, o.c., p. 138. 43 . VINTS, Luc, o.c. , p. 43-45. 40 14 De eerste filmproducties over Congo, welke bijgedragen hebben tot een betere kennis van het land, bestaan uit amateurbeelden van kolonialen die hun bezoek aan de Belgische kolonie wilden vastleggen. Rond diezelfde tijd was er ook sprake van anti- Congopropaganda. Via de pers werd Leopolds politiek immers aan de kaak gesteld, talloze karikaturen werden gepubliceerd. Er werd een lastercampagne gehouden waarbij horrorfoto‟s de publieke opinie zouden moeten raken. Ze produceerden namelijk beelden van verminkte Congolezen die het slachtoffer waren geworden van de rubberterreur in de kolonie ( Zie afbeelding 2).44 De foto's konden de huiveringwekkende waarheid omtrent de wanpraktijken niet verbergen, trucage bestond destijds echter nog niet. Op deze manier konden de valse woorden van de koloniale politiek weerlegd worden. Na de overdracht van Congo aan België werd het land overspoeld door een propagandagolf. In de jaren „20 richtte deze zich vooral naar het onderwijs waar in de geschiedenishandboeken een vrij gedetailleerd beeld werd opgehangen. De machtige toekomst van Congo moest duidelijk gemaakt worden bij elke jonge Belg. Het was nog steeds het klassieke beeld dat overheerste: de vooruitgang die dankzij de „blanke‟ in de primitieve maatschappij werd gerealiseerd. 45 De Ander markeerde de grenzen van het normale. Beelden van die 'Ander' vormden spiegels van verschil, waarschuwingssignalen en bakens van moraal. Met andere woorden, het beeld dat men zich van de andere vormde, had alles te maken met het beeld dat men van zichzelf vormde. Een van de belangrijkste aspecten van de beeldvorming was dat ze deel uitmaakte van de productie en de reproductie van sociale ongelijkheid. De „cultus van het verschil‟ die ten grondslag lag aan de beeldvorming van de „anderen‟ was hiërarchisch46. 44 ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., p. 5. VINTS, Luc, o.c. , p. 52. 46 NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c. ,p. 234. 45 15 1.3. Besluit Leopold II zag zijn kolonie als een „ongecultiveerd‟ en „onproductief‟ land dat gekenmerkt was door het ontbreken van menselijk initiatief en dat expliciet vroeg om Europese interventie.47 Het land, dat wel tachtig maal groter was als België, werd afgebakend door de kolonisatoren. Hierbij werd geen rekening gehouden met de verschillende etnische volkeren die het land bewoonden. Hen werd één identiteit toegeschreven, namelijk de Congolese. In zekere mate vormde de Belgische identiteit een spiegel voor het volk waarbij de Belgische nationale cultuur, mannelijkheid en identiteit weerspiegeld moesten worden.48 Voor de koning maar ook voor de Belgen in het algemeen was de kolonie een gedroomde uitweg om te ontvluchten aan de tegenslagen en verdeeldheid die in het moederland aanwezig waren. Hier regeerde men met een gevoel van superioriteit waar in eigen land geen sprake van was. Het zogezegde feit dat de kolonisten superieur waren en de taak hadden de Congolezen te „civiliseren‟ werd na verloop van tijd aanvaard als een waarheid. Men geloofde erin dat de orde handhaven met geweld en wanpraktijken begaan nodig waren om orde op zaken te stellen. Het kolonialisme heeft klassen gefabriceerd en met alle mogelijke middelen geprobeerd de gekoloniseerde samenlevingen te stimuleren en uit te breiden. 49Dit alles louter en alleen voor het belang van de eigen natie en het prestige tegenover andere Europese en overzeese grootmachten. Op deze manier heeft België, en Europa in het algemeen, de scheidslijnen en tegenstellingen vermenigvuldigd. Het heeft zijn weelde gebouwd op de rug van de slaven en zich gevoed met hun bloed. De welvaart en vooruitgang in Europa heeft men opgebouwd met het zweet en de lijken van de gekoloniseerden.50 47 48 49 50 DUNN, Kevin C, o.c., p. 36. DUNN, Kevin C, o.c., p. 37. FANON, Frantz, o.c. , p.7. FANON, Frantz, o.c., p.70. 16 II. DE TENTOONGESTELDE ANDERE 2.1. De constructie van de Ander 2.1.1. Stereotypering: De Europese 'Ik' tegenover de gekoloniseerde Andere De voorgeschiedenis van het raciale denken in de natuurlijke historie, waarbij „zwarten‟ werden vergeleken met dieren, heeft een lange echo, ook in houdingen tegenover „zwarten‟ en het Westen. Vanaf de 16de eeuw nam het contact met Afrika toe, omwille van de ontdekkingsreizen en de beginnende kolonisatie. Dit bracht een cultuurschok teweeg bij de Europeanen. Onder invloed van christelijke elementen, werd het beeld van de „zwarte‟ in de komende eeuwen radicaal negatief. Tijdens de Verlichting, in de 18de eeuw, werden er raciale theorieën gecreëerd waarbij men aan de hand van wetenschappelijke analyses wou bewijzen dat de Afrikanen tot de laagste menselijke variëteiten behoorden. In naam van de Vooruitgang moest door „cultuurvolkeren‟ de beschaving worden gebracht aan „natuurvolkeren‟.51 In de 19de eeuw bestond er enerzijds het beeld van de‟zwarte‟ als een gevaarlijk en irrationeel wezen, anderzijds werd hij gezien als de nobele wilde die volledig in harmonie met de natuur leefde. Dit laatste zien we ondermeer in de werken van William Shakespeare, Michel Montaigne en William Wordsworth opduiken. Het contact met de kolonie werkte als een geïnverteerd spiegelbeeld voor de negentiende-eeuwse Europese elite die de beschaving situeerde binnen de eigen, westerse samenleving.52 De constructie van de Ander was gebaseerd op de constructie van de Europese 'Ik', meestal door het gebruik van tegengestelden en toezicht houdend op de grenzen van het verschil. Op die manier was het verschil net de basis van de definitie van de sociale identiteit in het koloniale project. De gestereotypeerde gaf toegang tot een 'identiteit' die voorbestemd was zowel plezier als angst mee te brengen. 51 52 CORBEY, Raymond, Wildheid en beschaving: De Europese verbeelding van Afrika, Nijmegen, 1989, p.14. COUTTENIER, o.c. p.16. 17 „Blanken‟ werden voorgesteld als vertegenwoordigers van cultuur en civilisatie, terwijl Afrikanen als tegenovergesteld werden geportretteerd. Men geloofde dat er enkel redding mogelijk was door controle van de Europeanen.53 Op deze manier werden gewelddadige vormen van civilisatie en economische uitbuiting in het koloniaal systeem gerechtvaardigd door te wijzen op het infantiele karakter van Afrikanen De koloniserende machten profileerden zich als de brengers van beschaving in het Afrikaanse continent en zouden de bevolking tevens beschermen tegen de onderdrukking van de Arabische slavenhandelaars. Een stereotiepe omschrijving zag er in het algemeen als volgt uit: Zij zouden afstammelingen zijn van de Bijbelse Cham, die door zijn vader Noach vervloekt werd en wiens zonen in Egypte, Ethiopië en Arabië zijn gevestigd; hun belachelijke neiging om allerlei voorwerpen als goeden te aanbidden, doet hen geenszins op normale mensen gelijken; hun naaktheid en hun overdreven libido geven aanstoot aan de gefrustreerde blanke; hun luiheid steekt schril af tegen de ijver en ondernemingszin van de Europeaan. Het slavenjuk, dat hen door de Arabieren is opgelegd, moet wel worden gelicht. Maar toch hebben ze- liefst blanke- leiding nodig.54 Franz Fanon , één van de belangrijkste antikoloniale ideologen in Frankrijk in de jaren vijftig en zestig van de 20ste eeuw, heeft het in zijn boek „Black Skin, White Masks ' over stereotypering. Over hoe de 'zwarte' zich een houding aanneemt die van hem verwacht wordt. Fanon werkte als psychiater met migranten uit de Franse Antillen en zijn ervaringen met zwarte patiënten vormde de basis voor het boek. Veel van zijn patiënten leden aan bijzondere vormen van minderwaardigheidsgevoelens. Zij waren doordrongen van het idee dat zwarten ondergeschikt en minderwaardig waren. 53 54 DUNN, Kevin C., o.c. , p. 27. VINTS, Luc, o.c., p. 10. 18 Lange tijd droeg ook hij een 'wit masker' maar uiteindelijk besefte hij dat de 'zwarte' al die tijd sociaal gecastreerd werd door de 'blanke'. Die vernedering is hij gaan politiseren: I resolved, since it was impossible for me to get away from an inborn complex , to assert myself as a BLACK MAN. Since the other hesitated to recognise me, there remained only one solution: to make myself known. 55 Fanon klaagt het feit aan dat de 'zwarte' man in een rolletje gedreven wordt. De omgeving rondom hem verwacht dat hij zich gedraagt als een 'zwarte' man. Zo ontstaat er een situatie waarbij hij zich ook effectief gaat gedragen naar het verwachtingspatroon van de „blanke‟ omdat hij steeds opnieuw geconfronteerd wordt met dat rollenpatroon waarin hij een minderwaardige positie bekleedt. Het is als het ware een aangeboren complex omdat dit fenomeen sinds voor de tijden van kolonisatie en later een vanzelfsprekendheid werd. De enige oplossing is zich laten gelden als „zwarte‟ om in deze positie op te komen voor zichzelf en uit het stereotiepe patroon te breken. Hierbij moest hij zichzelf leren accepteren als een 'zwarte' man, en niet als een man op zich. Fanon merkte, samen met vele anderen, dat hij door zijn huidskleur en zijn ras nooit erkend zal worden als een gelijke ook al heeft hij, door middel van onder andere scholing, alles in zich om in deze 'blanke' wereld te functioneren.56 2.1.2. De opkomst van wetenschappelijk racisme Het sociaal darwinisme dat ontstond op het einde van de 19de eeuw proclameerde een theorie waarbij beweerd werd dat in de evolutieschets de „zwarten‟ tot de meest „primitieve‟ culturen behoorden en de „blanken‟ tot de meest geciviliseerde cultuur. Volgens Darwin hadden de verschillende „rassen‟ dezelfde origine maar door een verschillende geografische omgeving zouden deze anders gaan evolueren. 57 55 FANON, Frantz, "The fact of blackness", in: Black Skin, White Masks, MacGibbon & Kee, London, 1968, p. 324. 56 CHOW, Rey, Ethics after idealism: Theory- Culture- Ethnicity- Reading, Rey Chow, 1998, p.58. 57 MAXWELL, Anne, " Montre l‟Autre: Frans Boas et les soeurs Gerhard "; in: BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris : La Découverte, 2002, p.332. 19 Zo er aan andere culturen al een geschiedenis werd toegekend dan werd die uitsluitend beschouwd in het licht van een unilineair evolutionisme waarvan het culminatiepunt de westerse beschaving was. De wereld werd, met andere woorden, een museum, waarin de andere culturen overblijfselen van ons eigen verleden waren58 Dit soort ontwikkelingstheorieën domineerden niet alleen de biologie en de antropologie, maar ook de psychologie en de psychoanalyse die destijds tot bloei kwamen.59 In de psychoanalytische literatuur van Freud, Jung en tal van anderen werden primitieven zowel gelijk gesteld met kinderen en geestelijk gestoorden als met vroege bewustzijnsfasen van de mensheid.60 De minderwaardigheid van de Ander werd benadrukt door het positivisme, het evolutionisme en racisme wanneer de kennis van de Andere nog in kinderschoenen stond. De antropologie, die destijds in zijn beginstadium stond, hield zich bezig met het onderzoeken van alles wat afweek van het normale. Er was een zekere neiging tot conservatisme bij de antropologen van die tijd. Als ze zich al verzetten tegen het koloniale bewind, dan toch zelden door het systeem als zodanig ter discussie te stellen..61 Rond 1815 veroorzaakte de Hottentot Venus, Saartjie Baartman, een medische en populaire sensatie. Het fascinerende voor de Europeaan waren de stytopygia, de brede heupen en de imposante bilpartij.62 Een tweede en waarschijnlijk belangwekkender reden waarom Saartjie de fantasie prikkelde, waren de verhalen van reizigers over de vorm van de genitaliën. Om deze fysieke kenmerken te kunnen verklaren werd Saartjie Baartman naar Europa overgebracht voor onderzoek. Aan het begin van de 19de eeuw was de „zwarte‟ vrouw een icoon voor seksualiteit geworden. 58 DE BOECK, Filip, “Het discours van de postkolonialiteit: de problematiek van identiteit en representatie”, in: Handboek Culturele Studies. Concepten-Problemen-Methoden., Red. VLASSELAERS, Joris en Jan BAETENS, Leuven/Amersfoort: Acco, 1996. p.141. 59 CEUPPENS, Bambi, Congo made in Flanders? Koloniale Vlaamse visies op „blank‟ en „zwart‟ in Belgisch Congo, Academia Press- Gent, 2003; p.64. 60 NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c.p. 37. 61 LEMAIRE, Ton, Over de waarde van kulturen, Een inleiding in de kultuurfilosofie, Ambo, Baarn, 1976, p.174. 62 NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c., p. 37. 20 De fysieke verschijning van de Hottentot werd in het verlengde hiervan gezien als het seksuele verschil tussen het westerse „witte‟ lichaam en het niet Westers „zwart‟ lichaam. De antropoloog Dunlop die haar onderzocht hoopte met Saartjie Baartman de missing link in de evolutietheorie te hebben gevonden. Dit in een poging het menselijk ras te onderscheiden van de dieren en de natuur te beheersen door ieder aspect daarvan te classificeren en te benoemen. Met deze theorie zou worden aangetoond dat de witte Europeaan de hoogste vorm van het menselijk ras belichaamde en de Hottentot daarvan de meest uitgesproken antithese was. Het verhaal van Saartjie Baartman vormt één van de eerste gekende voorbeelden van mensenexposities en wetenschappelijk racisme. De leden van de Societé d‟antropologie , ontstaan in 1859, hebben meermaals exhibities georganiseerd om de resultaten van hun onderzoek aan het grote publiek te tonen. Tijdens de koloniale tentoonstellingen (zie hierna) vormden de 'wilden' op rondreis door Europa voor de antropologen een uitzonderlijke kans om de wetenschappelijke kennis rond de koloniale Andere te vergroten. Het menselijke ras werd voor hun een centraal paradigma binnen de raciale hiërarchie van de menselijke diversiteit, ze waren het metaforisch model van evolutionisme.63 Er bestaat geen twijfel over dat in de wetenschap net als de westerse visie over de Ander, er een angst schuilde die zich uitte in een ongelijke rationalisering van „rassen‟ en in de stigmatisering van de inboorling. De antropologie heeft lange tijd een essentialistisch primitivisme bekrachtigd dat eigen was aan het koloniaal discours. Tevens legitimeerden de antropologische studies ook de koloniale administratieve politiek van identificatie, fixatie en zelf inventie van inheemse bevolkingen: Etnische identiteiten werden benoemd en in de tijd en ruimte „bevroren‟ tot statische entiteiten.64 Toenemende veldonderzoek in de eerste helft van deze eeuw liet een aantal barsten in dit b 63 BANCEL, Nicolas, (e.d.), Les zoos humains: le passage d‟un „racisme scientifique‟ vers un „racisme populaire et colonial‟ en Occident , in: BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c. , p. 69. 64 DE BOECK, Filip, o.c., p.143. 21 Vreemde culturen bleken helemaal niet zo simpel in elkaar te zitten als verondersteld werd. Bovendien kwam een andere type verklaring naar voren, eveneens ontleend aan Darwin. Hierin stond niet de „survival of the fittest‟ model, niet de historische ontwikkeling in de richting van meer en beter, maar de functionele aangepastheid aan een ecologische nis. Het functionalisme van onder andere Malinowski beschouwde culturen als door omstandigheden ontstane antwoorden op biologische menselijke behoeften. Iedere cultuur is in een dergelijke aanpak een geslaagde reactie op de natuurlijke, materiële, sociale en emotionele eisen die een specifieke context stelt. Met dit nieuwe verklaringsprincipe werden culturen niet meer verticaal geordend, maar naast elkaar en werd van een diachronisch verklaringsmodel overgegaan naar een synchronisch.65 2.1.3. Bhabha's 'mimic man' In het hele proces van kolonisatie streeft de kolonisator naar de „beschaving‟ van de gekoloniseerde maar anderzijds voelen ze zich uitermate bedreigd wanneer de gekoloniseerde ostentatief de kolonisator gaat nabootsen. Het gevestigde koloniale systeem heeft er belang bij de inheemse culturen betrekkelijk intact te houden en te voorkomen dat ze, zich verder moderniserend, neigingen zouden vertonen zich te bevrijden op grond van westers liberale of socialistische ideeën.66Homi Bhabha heeft het in dit opzicht een theorie ontwikkeld over 'the mimic man'.67 Dit is de gekoloniseerde Ander, die zijn best doet om zich aan te passen, maar hier nooit volledig in slaagt of in kan slagen. Terwijl men dus de eigen identiteit construeert, ontkent men de werkelijke identiteit van de Ander. Enerzijds is er zijn ondergeschiktheid aan het koloniaal discours. Maar anderzijds is hij ook de gestalte van een metonymie van een koloniaal verlangen in welke de vanzelfsprekendheid van het dominante koloniale discours, waarin hij zich voordoet als ondergeschikt koloniaal subject, vervreemd. 65 PROCEE, H., Over de grenzen van de culturen: Voorbij universalisme en relativisme, Amsterdam, 1991, p. 29. 66 LEMAIRE, Ton, o.c. , p.174. 67 BHABHA, Homi, The Location of Culture, London, Routledge, 2004, p. 123. 22 Een verlangen dat, doorheen de herhaling van gedeeltelijke aanwezigheid, welke de basis is van mimicry, de verstoring van culturele, raciale en historische verschillen benadrukt, die de narcistische vraag van koloniaal gezag bedreigt. 68 Mimicry is een onevenwichtige, zonderlinge strategie van gezag in het koloniaal discours. Het vernietigd niet enkel de narcistische autoriteit doorheen een herhaaldelijk proces van verschil en verlangen, het is ook een vorm van scherpzinnige kennis in een verboden discours.69 In de context van het kolonialisme met betrekking op België is er in de verhouding kolonisator- gekoloniseerde ook een evolutie waar te nemen. Zo namen de Congolezen verschillende strategieën aan om de economie over te nemen door middel van geweldpleging of mimicry. Dit laatste kan gezien worden als een poging om de aan zich opgedrongen koloniale identiteit te spiegelen om op deze manier weerstand te bieden tegen het koloniaal systeem. De gekoloniseerde ontdekte dat zijn leven even belangrijk was als dat van de kolonialist en dit bracht een revolutionair bewustzijn van de gekoloniseerde voort.70 Een voorbeeld van een poging tot assimilatie dat door de plaatselijke bevolking werd ondernomen, was door hen die men de évolués noemden Évolués waren diegenen die door assimilatie van Europese waarden en normen opgewaardeerd werden door het Westen. Het was een eretitel waaraan tal van privileges verbonden waren. Dit was echter dubieus, deze rechten werden toegekend in de veronderstelling dat men toch niet voldoende ontwikkeld was om zich te kunnen spiegelen aan de kolonisatoren. Veelal ontstond er bij de 'blanken' na verloop van tijd een soort afkeer tegenover de évolués. Men verweet hen niets anders te zijn dan 'primitievelingen' in een Europees pak gestoken. 68 BHABHA, Homi K., “Of mimicry and man”, in: BAIL, Henry (ed.): The performance studies reader, London, Routledge, 2004, p. 283. 69 70 BHABHA, Homi, o.c. , p. 284. FANON, Frantz, De verworpenen der aarde, A.W. Bruno & Zoon Utrecht/ Antwerpen, 1961 , p. 33. 23 Koloniale Belgen veroordeelden enerzijds de 'primitieve' elementen in traditionele Congolese culturen, om hun beschavingsproject te rechtvaardigen; anderzijds veroordeelden ze 'beschaafde' Congolezen om hun eigen koloniale project veilig te stellen.71 Maar de évolués gingen effectief de gedragspatronen van de kolonisatoren overnemen. En na verloop van tijd zagen ze in dat hoe zeer ze ook probeerden te voldoen aan de eisen van de westerlingen, ze er nooit bij zouden horen. Uiteindelijk heeft de gekoloniseerde intellectueel zijn agressie geïnvesteerd in zijn nauwelijks verhulde verlangen zich met de koloniale wereld te assimileren. Hij heeft zijn agressiviteit in dienst gesteld van zijn eigen belangen, van zijn belangen als individu.72Wat in de context van de koloniale geschiedenis geleid heeft tot de onafhankelijkheid van Congo (zie infra). 2.1.4. De stem van de Ander Het proces van dekolonisatie, dat uiteindelijk tot stand gebracht werd door de steeds groter wordende opstandige bevolking, stelde de koloniale situatie in haar geheel ter discussie. Het koloniale systeem is volgens Fanon niet waterdicht, het vertoont gaten die het de inboorlingen toelaten zich te verzetten tegen de dominantie. Binnen de bevolking ontstond er een politieke beweging die het voortouw nam en met hun nationalistisch gedachtegoed en het volk aan het dromen zette. Een nationale identiteit is niet aangeboren, het wordt gevormd en getransformeerd aan de hand van representaties. Een natie is dus een systeem van culturele representatie. Het is een symbolische gemeenschap en daarom belangrijk bij de identiteitverwerving. Deze natie werd belichaamd door nationalistische partijen die opgericht waren door intellectuelen en een handelselite. Tijdens de kolonisatie waren er al bewegingen ontstaan zoals de Négritude beweging. Kort samengevat wordt met Négritude de broederschap van alle Afrikanen bedoeld. Zwarte Afrikanen werden aangemoedigd trots te zijn op hun huidskleur en cultuur. 71 72 CEUPPENS, o.c., p. 344. FANON, Frantz, o.c. , p. 38. 24 Deze vormde het felle antwoord op de blanke minachting en ondernamen pogingen om de geesten van de inlanders te doordringen.73 Toch vonden de meeste aanhangers van de Négritude-leer wel dat bepaalde aspecten van de Europese cultuur en vooral van de wetenschap moeten worden overgenomen. Het ongeduld van de gekoloniseerde, het feit dat hij zwaaide met de dreiging van het geweld, bewees dat hij zich bewust was van het bijzondere karakter van de situatie en dat hij van plan was er gebruik van te maken.74 Op ironische wijze keerde de situatie zich en werd het de gekoloniseerde die enkel de taal van geweld nog verstond die voor hem de absolute vorm van praktisch handelen vertegenwoordigde. Bij het onafhankelijk verklaren van de staat, verwacht het volk echter geen onmiddellijke en volledige breuk met zijn bezetter. De rijkdom die de imperialistische landen verkregen hebben, is echter ook de rijkdom van de kolonies. En wanneer deze er plots alleen voor komt te staan, kan deze het bestuur van het land niet volledig op zich nemen omdat, na jarenlang als dieren en ondergeschikten beschouwd te zijn , dit effectief onmogelijk geworden is. Na de onafhankelijkheid hebben de politieke partijen en leiders het vaak moeilijk om beloften na te komen en vaak resulteerde dit in een semi-koloniale situatie waar de grootste rijkdom naast de diepste ellende te vinden is. De taak van Europa is nu, na de dekolonisatie, om de onderdrukten in waardigheid te herstellen. 2.2. Etnologische exposities in de westerse geschiedenis 2.2.1. Ontstaan van het concept 'menselijke zoo' De 19de eeuw werd gekarakteriseerd door vernieuwing en dan vooral op economische vlak.. De Industriële Revolutie zorgde voor een uitbreiding van het stedelijk weefsel. Er ontstond een vrijetijdscultuur waarbij mogelijkheden gezocht werden om de vrije tijd van de mens op een boeiende manier in te vullen. 73 74 FANON, Frantz, o.c., p.160-161. FANON, Frantz, o.c., p. 55. 25 In de steden werden theaters, concertgebouwen en musea gebouwd en er werden parken aangelegd waar vooral de gegoede klasse door aangetrokken werd. Mensen waren op zoek naar alles wat een spektakelgehalte in zich had. In Amerika was Taylor Barnum (1810 - 1891), een van de grootste showmannen aller tijden, de pioneer in het tentoonstellen van mensen die van de normale norm afweken. Zijn carrière als showfiguur begon met het kopen van de negerin Joice Heth, over wie hij liet verstaan dat ze verpleegster van George Washington was geweest en meer dan 160 jaar oud was. Met deze vrouw als hoofdattractie maakte hij tot 1839 met een klein gezelschap een bijzonder goed aangekondigde – vandaar de Barnum-reclame – en succesvolle tournee door de Verenigde Staten. Na de dood van Joice Heth ging hij verder met het presenteren van allerlei natuurwonderen en gedrochten aan het publiek, een aanbod dat al spoedig overal geliefd werd. Met een circus trok hij rond in Amerika en Europa. Het werd ook wel een museum van rariteiten genoemd, waarin artiesten zoals een meermin, een Siamese tweeling en een indiaanse danseres optraden voor een groot publiek.75 In Europa kan het tentoonstellen van mensen eerder gezien worden in het verlengde van het ontstaan van het concept van de zoo. Met de ontwikkeling van het stedelijk weefsel, ontstond dit concept in Europa waarin exotische dieren tentoongesteld werden. Mensen zochten hun toevlucht in de zoo‟s, omdat deze de natuur representeerden. De zoölogische tuinen hielden iets nostalgisch in, het verlies van de natuur, maar ook de noodzaak van het creëren van een elders.76 In het begin was dit bijna enkel toegankelijk voor de bourgeoisie wegens de hoge kostprijs maar later versoepelden deze prijzen en werd het mogelijk voor het gewone volk om de dieren te gaan bezichtigen. Carl Hagenbeck (1844- 1913) was de grondlegger van het achter tralies tentoon stellen van dieren. Vanaf 1877 maakt hij reizen om dieren te bemachtigen die in Duitsland zelden of nooit voortkwamen. Deze stelde hij dan tentoon op markten en later in zoo‟s. Na verloop van tijd echter zwakte de dierenhandel af, de mensen leken niet meer geboeid te zijn. 75 76 BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c., p.11. BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c, p.8. 26 Zo kwam Hagenbeck in 1874 op het idee een kudde rendieren samen met een familie Laplanders tentoon te stellen. Ik had mij niet bedrogen, want deze eerste Volkententoonstelling bleek een reuzensucces te hebben. Misschien hielp daartoe ook mede de naïveteit of natuurlijkheid, waarmee deze Lappen, natuurlijk nog nimmer van zulke tentoonstellingen gehoord hebbende, zich lieten zien en zich overal bewogen. Ze kampeerden in de open lucht en wij lieten ze, zonder kunstmatige omgeving of tooneelgedoe, geheel vrij en toonden ze in hun natuurleven.77 Het publiek was meteen in de ban van dit spektakel, wat Hagenbeck tot het idee bracht rond te trekken met zijn volkerententoonstellingen (zie afbeelding 4). Het principe van de volkerenshow gaat terug tot het Romeinse Rijk met zijn triomftochten waarin, met de buit, inheemse gevangenen werden meegevoerd. Volgens hetzelfde principe werden reeds rond 1500 Amerikaanse indianen, door Columbus, naar Spanje en Portugal gebracht, waar ze niet alleen getoond werden aan het hof maar ook als een soort attractie op jaarmarkten.78 De eerste menselijke zoo's in de 19de eeuw met hun miljoenen bezoekers, beantwoordden aan de fantasieën en onrust van het westen over de Ander en gaven een beeld aan het raciale discours. Men wou de „wilden‟ eerst temmen alvorens hen te civiliseren.79 De volkerenshows van Hagenbeck vormden de voorlopers van de latere koloniale exhibities. Ze werden aan de burgerij gepresenteerd onder het motto van bevordering van de kennis van de wereld, en van vergroting van het animo voor koloniale expansie. 77 78 79 HAGENBECK,Carl,Van dieren en menschen, Schelten & giltay, Amsterdam, 1909, p. 45-46. NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c., p. 95. BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c, p.5. 27 2.2.2. De wereldtentoonstellingen De eerste wereldtentoonstellingen in Europa vonden plaats in het begin van de 19de eeuw in Frankrijk en Engeland. Deze werden gekenmerkt door hun nationale karakter waarbij industrie, economie en cultuur op de voorgrond traden. Opmerkelijk was dat deze vooruitgangsideeën betrekking hadden tot het hele volk maar dat het publiek dat zich vertoonde op de tentoonstellingen veelal tot de bourgeoisie behoorden. De wereldtentoonstellingen waren uithangborden van nationale trots en ondernemingszin, bovendien waren het de hoogdagen voor de zelf- glorificatie van industriëlen en nationale producten.80 Het was een microkosmos die de toeschouwers een macrokosmos moest tonen.81 Hier was alles door de mens vervaardigd. In een geweldige euforie vierden zij de vooruitgang, het op eigen krachten bereiken van wereldomspannende macht. Dit was het einddoel waarop de wereldgeschiedenis naar men meende van meet af aan gericht was, namelijk de beschaving der westerse, 19de eeuwse burgerlijke middenklasse.82 Wereldtentoonstellingen waren een complex en theatraal fenomeen. Complex, omdat ze opvallende tegenstellingen en diversiteiten verenigden. Theatraal omdat tentoonstellingen als ritueel decorum dienden voor het optreden van autoriteiten uit de deelnemende landen bij alle ontvangsten en feesten.83 Elke wereldtentoonstelling was een combinatie van waarheden en leugens. De rijke burgerij creëerde een fantasiewereld waarin ze vervolgens met zelfvoldane trots konden rondlopen. De expo vertelde misschien meer over hoe de organisatoren de ideale werkelijkheid zagen: een wereld waarin de techniek tot alles in staat was, waarin deze de volmaaktheid benaderde.84 Door het grote aantal bezoekers werd de wereldtentoonstelling een machtig propagandamiddel, niet alleen voor de natiestaat maar ook in verband met de kolonisatie. 80 ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., p.31. CORBEY, o.c., p.136. 82 CORBEY, o.c., p.138. 83 GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), "Tijd en ruimte onder één dak: De wereldtentoonstelling als verbeelde vooruitgang", in : De ongrijpbare tijd: temporaliteit en de constructie van het verleden, Hilversum, 2001, p.114. 84 COUTTENIER, Maarten, o.c., p.91. 81 28 De Britse en Franse tentoonstellingen vormden een voorbeeld voor andere Europese landen en spoedig werden op verscheidene plaatsen in Europa dergelijke evenementen georganiseerd. De eerste tentoonstelling met internationale allure was de Germaanse industriële tentoonstelling in Berlijn (1844).85 Wat deze kenmerkte was de samenwerking tussen alle onafhankelijke Germaanse staten. Deze tentoonstelling had evenzeer invloed op de internationale politiek als op lokaal cultureel en economisch vlak. Wat de organisatoren tegenhield de tentoonstellingen meer internationale allure te geven was de onderlinge economische wedijver, de angst die er heerste dat de eigen industrie overgenomen zou worden door de buitenlandse industrie. Geleidelijk aan drong dan echter de gedachte door dat er te leren viel uit de industriële aanpak van andere landen en dat het interessant kon zijn voor de economische markt om goederen te exporteren. In 1851 werd de Great Exhibition of the Works of All Nations georganiseerd in Londen. Dit was de eerste tentoonstelling waarbij alle naties ter wereld uitgenodigd werden tot deelname.86 Er werd een gigantische vitrine ontworpen, het Crystal Palace, in een landschapstuin, gevuld met sporen van het verleden, het heden en aanwijzingen van de toekomst (zie afbeelding 5). De 19de eeuw was de eeuw van de terugblik, maar ook van de expansie en het vooruitzicht.87 De wereldtentoonstellingen toonden het volk in een beperkte tijdspanne al het kunnen van de Westerse wereld. Anne McClintock noemde dit de 'panoptische tijd' wegens het feit dat in één oogopslag het beeld van de wereldgeschiedenis waargenomen kon worden vanuit een bevoorrechte, onzichtbare positie.88 Verschillende culturen en etnische groepen werden geclassificeerd en in één chronologisch en ruimtelijk verband geplaatst. De tijdbalk en de beschavingsladder werden in elkaar geschoven en in de 19de eeuw met behulp van moderne technieken gevisualiseerd.89 85 GREENHALGH, Paul, The expositions universelles:great exhibitions and world‟s fairs, 1851- 1939, Manchester University Press, 1988, p. 9. 86 GREENHALGH, Paul, o.c., p. 10. 87 MARTENS, Eric, Expotopia: De Belgische Expo‟s, Belgisch filmarchief, 2008, p.23. 88 MCCLINTOCK, Anne, Imperial leather: race, gender and sexuality in the colonial contest, Roudledge, New York, 1995, p. 36-39. 89 GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c., p.116. 29 Binnen deze microkosmos kon men van de moderniteit teruggaan naar het verleden en omgekeerd. Meer specifiek met betrekking tot de kolonie, noemde McClintock wat zich afspeelde op de wereldtentoonstellingen, de 'anachronistische ruimte'. De gekoloniseerde mens bevond zich in een permanente voortijd binnen de geografische ruimte, irrationeel en beroofd van elke wil tot handelen. 90 Het waren de eerste uitingen van een globaliserende wereld, waarbij een tijdbalk van beschavingsverschillen geconstrueerd werden. De bedoeling van de wereldtentoonstellingen was de voorwaartse tijdrichting, dus de vooruitgang, te benadrukken, waarbij het voor de bezoeker mogelijk was tijdfasen en beschavingen met elkaar te vergelijken. Tussen 1855 en 1924 werd er gemiddeld om de 2 jaar wel ergens ter wereld een wereldtentoonstelling gehouden waarbij welvaart en een goede verstandhouding tussen de landen gepromoot werden. In de realiteit werd echter de nadruk eerder gelegd op nationale en raciale verschillen, niet de gelijkenissen. Het was een periode waarin nationale identiteiten vorm kregen en Europa zicht verrijkte met overzeese wingewesten. Na de Eerste Wereldoorlog kwam er een verandering in het doel van de tentoonstellingen. Technologie was de toekomst en werd dus de nieuwe opzet van de tentoonstellingen. Hoe verschillend ook, alle wereldtentoonstellingen bestonden uit een mix van exotisme, futurisme en traditionalisme. Deze tentoonstellingen waren tijdelijke aangelegenheden. De terreinen moesten in snel tempo bebouwd en naderhand ook weer vrijgemaakt kunnen worden. De constructies moesten weliswaar weinig duurzaam zijn, maar het was niettemin belangrijk met zo beperkt mogelijke middelen een zo luxueus en extravagant mogelijk resultaat te bereiken. Door het tijdelijk karakter van de wereldtentoonstellingen vertoonden de grootse evenementen het karakter van een visioen, een soort droomwereld, waar werkelijkheid en fictie dicht bij elkaar lagen.91 90 91 GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d), o.c., p.122. COUTTENIER, Maarten, o.c., p. 90 30 2.2.2.1. De triomf van het imperialisme In de 2de helft van de 19de eeuw stonden de meeste West-Europese landen op het punt zich te ontwikkelen tot Europese grootmachten waarbij koloniën de gebieden waren met onbegrensde mogelijkheden.92 Onbekende culturen en samenlevingen werden in kaart gebracht, vergeleken en beoordeeld vanuit West- Europees perspectief. De ruimtelijke en temporele verbreding van de Europese horizon werd op de wereldtentoonstellingen voor het geletterde publiek inzichtelijk gemaakt.93 De drang om de perifere gebieden te beheersen, om orde in de chaos te scheppen, werd in het centrum van de macht voortgezet. Reeds vanaf het begin van de wereldtentoonstellingen kreeg dit imperialisme een belangrijke plaats toegekend. Ze fungeerden hierbij als culturele ondernemingen om deze koloniale praktijk te oefenen en vanzelfsprekend te maken.94 Op het einde van de 19de eeuw werd de 'koloniale afdeling' een vast onderdeel op de expo's.95 Er werden planten, dieren en artefacten tentoongesteld van 'barbaarse volkeren' die in Europa nog grotendeels onbekend waren. Speciaal ontworpen „inheemse dorpen‟ werden vanaf 1878 een vast onderdeel van de wereldtentoonstelling. De tentoongestelden bevonden zich in een precies omschreven gedeelte van de tentoonstellingsruimte dat hun moederland representeerde. De grens tussen hun wereld en de westerse, tussen wildheid en beschaving, natuur en cultuur diende strikt in acht te worden genomen.96 Enerzijds brachten ze de wereld in al zijn verscheidenheid ten tonele voor de bezoekers die met hun ogen absolute controle hadden over de mensen en artefacten die niet terugkeken. Anderzijds werd deze verbeelding van „objectificatie‟ uitgedragen tot ver buiten de muren van de tentoonstellingen.97 92 SAID, Edward W., Culture and imperialism, Village books; New York, 1994, p.6-7. GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c., p.115. 94 GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c. , p.121. 95 COUTTENIER, Maarten, o.c., p.91. 96 CORBEY, o.c., p.141. 97 ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., 2005.p.31. 93 31 2.3. De Koloniale tentoonstelling Koloniale tentoonstellingen waren in het kader van propaganda belangrijk om het publiek het koloniale gevoel te geven zonder dat ze de metropool hoefden te verlaten. De beschaafde westerse mens dacht met zijn overkoepelende verlichte, wetenschappelijke rede alles te kunnen omvatten, alles te kunnen beheersen. In dit opzicht waren de wereldtentoonstellingen de triomf van „de‟ beschaving.98 Voor antropologen vormden de 'wilden' op rondreis door Europa een uitzonderlijke kans om de wetenschappelijke kennis rond de koloniale Andere te vergroten. In plaats van zelf te reizen naar de kolonie werd het onderzoeksobject naar het westen gebracht waar het aan de nodige onderzoeken kon worden onderworpen.99 De imperialistische gedachte achter de tentoonstellingen was de wereld op kaart te brengen en een fysieke encyclopedie te creëren die het wereldbeeld van de toeschouwer zou vormen.100 Representaties van de koloniën, met vertegenwoordigers van gekoloniseerde volkeren vormden vanaf 1878 een vast onderdeel van de wereldtentoonstellingen en werden na verloop van tijd afzonderlijk georganiseerd.101 Tussen het publiek en de tentoongestelde was er een soort wisselwerking. Het publiek had, zoals nog steeds in het theater, de rol van de voyeur. Zij dienden toe te kijken zonder een woord te zeggen. Veelal werden ze door deze spektakels aangesproken door hun verlangen naar het exotische en het mysterieuze. De vrouwen, die meestal schaars gekleed waren, straalden een zekere seksualiteit uit bij de westerse man. In tegenstelling tot de westerse cultuur waar er een taboe heerste rond seksualiteit, leken de uitheemse culturen hier vrijer mee om te gaan. Althans dat was wat men geloofde of wou geloven want op deze manier was het geen schande om de tentoongestelde vrouwen met een verlangende blik aan te kijken. 98 CORBEY, Raymond, o.c., p.16. 99 COUTTENIER, Maarten, o.c., p. 53. GREENHALGH, Paul, o.c., p. 87. 101 NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c., p. 95. 100 32 Hetgeen in de eigen maatschappij niet getolereerd werd, liet men hier wel toe. Aangezien men de gekoloniseerden niet als gelijken aanzag, hoefden dezelfde regels ook niet te gelden. De toeschouwer keek met een observerend oog dat ervan hield macht over de gekoloniseerde te hebben. De tentoongestelden zelf echter zagen in de rituelen die ze moesten uitvoeren alleen betekenis in het kader van het pretpark en koloniale expositie waarin zij de hoofdrol speelden. Ze waren vaak niet op de hoogte van wat hen te wachten zou staan na de overscheping en wanneer ze op een koloniale tentoonstelling in een 'natuurlijke' omgeving geplaatst werden, verloren ze gemakkelijk hun oriëntatie in de tijd.102 De niet- Europeanen representeerden de dagdagelijkse bezigheden en gewoontes uit hun leven, zoals dat gezien werd door de Europeanen. Het werk was „zichzelf‟ zijn, waarbij het exotische leven als een spektakel voorgesteld werd voor toeschouwers. De niet-westerse volkeren en objecten werden in de tentoonstelling geplaatst, zodat de bezoeker de indruk kreeg terug in de tijd te reizen naar een plaats ver weg van het Westen. De veronderstelling was dat de mensen uit de koloniën symbolisch in een ruimte buiten de tijd stonden. Het westen eiste daarmee de geschiedenis als een proces van lineaire vooruitgang alleen voor zichzelf op.103 In hun rol van toeschouwer uitte men hun gevoel van superioriteit tegenover diegenen die achter het tralies te kijk gesteld werden.104 In hun ogen waren ze gelijk aan dieren, meer specifiek apen, zowel qua verschijning als gedrag. Deze stelling werd ondersteund door wetenschappelijke theorieën.105 De panoptische blik van de toeschouwer toonde veel gelijkenissen met de vorm van gezag die de kolonisator in de kolonie zelf vertoonde. Van bovenuit hadden ze controle over diegenen naar wie ze hun blik richtten en hun orders oplegden. De tentoongestelden moesten vaak verschijnen voor antropologische vennootschappen waarbij deze hen aan onderzoek onderwierpen. 102 GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c. , p.124. GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), o.c. , p.125. 104 GARRIGUES, Emmanuel, Les villages noirs en france et en Europe, ou le “zoo humain”, in: L‟ethnographie nouvelle édition nr 1 : Reuve de la societé d‟ethnographie de Paris, L‟entretemps éditions Saint-Jean-de-Vedas, 2001,p.75-76. 105 CORBEY, Raymond, Etnographic Showcases, 1870- 1930, in: Cultural Antropology: Journal of the society for cultural antropology, volume 8 nr. 3, augustus 1993, p. 347. 103 33 Het doel van het exposeren van mensen was in de eerste plaats ideologisch en politiek gericht. Wetenschap, commercie en imperialisme gingen hierbij hand in hand. Deze manier van uitstallen had voor de tentoongestelden ook psychologische gevolgen. Het kwam vaak voor dat de gekoloniseerden bij hun terugkeer naar hun thuisland niet meer in de groep aanvaard werden, of het zelf moeilijk hadden er hun plaats weer te vinden. Tussen 1895 en 1914 werden grootscheepse spektakelstukken opgevoerd waarin de bestaande clichés breed uitgemeten werden. Met de komst van de film, waardoor het statische kijkgenot langzamerhand verdrongen werd, minderde het organiseren van koloniale tentoonstellingen. Waarom zou men de Ander gaan bezichtigen in een kunstmatige omgeving als het grote scherm de realiteit weergeeft? Het medium film bracht het andere continent in de bioscoopzaak waarbij het volledige plaatje weergegeven werd. Maar de film was ook in staat de stereotypen des te meer in het licht te zetten, en bestendigde ze op deze manier opnieuw.106 Missiefilms zijn hiervan een voorbeeld waarin het werk van de missionarissen in de kolonie getoond werd op romantische wijze. Film zou echter wel het einde betekenen van de allesomvattende panoramische blik van de wereldtentoonstellingen. Coco Fusco (zie infra) verwoordt de komst van deze vorm van media, die de mens op een vernieuwde manier naar de Ander laat kijken, als volgt: the function of the ethnographic displays as popular entertainment was largely superseded by industrialized mass culture. Not unsurprisingly [sic], the popularity of these human exhibitions began to decline with the emergence of another commercialized form of voyeurism-the cinema-and the assumption by ethnographic film of their didactic role.... The representation of the "reality" of the Other's life, on which ethnographic documentary was based and still is grounded, is this fictional narrative of Western culture "discovering" the negation of itself in something authentically and radically distinct. 107 106 NEDERVEEN PIETERSE, Jan, o.c., p. 98. FUSCO, Coco, "The Other history of intercultural performance", in: The Drama Review 38, Spring 1994, New York University and the Massachusetts Institute of Technology, 1994, p.153-154. 107 34 2.3.1. Een korte schets van de koloniale tentoonstellingen in België De eerste wereldtentoonstelling die in ons land hield, was de wereldtentoonstelling in 1885 te Antwerpen (zie afbeelding 6). Voor het grote publiek was dit de eerste kennismaking met de kolonie. Verwondering was er vooral over de geëxploiteerde producten die volledig nieuw waren voor de bezoekers. Voor deze gelegenheid werd er een Congolees paviljoen gebouwd met een pittoresk dorp waarin 12 levende exotische specimens tentoongesteld werden (zie afbeelding 7). Het liet de bezoekers, die grotendeels tot de bourgeoisie behoorden, toe „zich op de hoogte te stellen van de zeden van de volkeren in Centraal- Afrika en hun karakter te begrijpen‟.108 Deze koloniale propaganda moest in de eerste plaats industriëlen overhalen om te investeren in Congo want de publieke opinie was destijds immers nog steeds gekenmerkt door een grote onverschilligheid.109 De aandacht ging hier niet naar het beklemtonen van hun 'barbaarsheid' maar naar de voorstelling van de kolonie. Op deze manier zouden antikolonialen geneigd zijn hun oordeel over de kolonie te nuanceren en zouden ze inzien dat de kolonie vele mogelijkheden op vooral economische vlak bood. In 1894 volgde de tweede tentoonstelling in België, ook in Antwerpen (zie afbeelding 8). Het succes van de eerste wereldtentoonstelling was zo immens geweest dat de regering van de Congostaat het initiatief nam om dit maal meer dan honderd Congolezen over te laten komen voor deze gebeurtenis. De bezoekers betraden een nieuwe wereld en bij hun bezoek mochten ze alle tijd nemen om de tentoongestelde aan een wetenschappelijke observatie te onderwerpen (zie afbeelding 9 en 10).110 In het Congopaviljoen, bewaakt door „zwarte‟ soldaten (zie afbeelding 11), werden onder andere sculpturen en exportproducten van Congolese makelij tentoongesteld. Het publiek dat dit alles aanschouwde, schoof zijn twijfels aan de kant en begon steeds meer interesse te vertonen voor de Belgische onderneming. 108 VINTS, Luc, o.c. , p. 16. COUTTENIER, Maarten, o.c., p.93. 110 LEMAIRE, Charles, Congo et Belgique : a propos de l'exposition d'Anvers, Bruxelles : Bulens, 1894, p.9. 109 35 De koloniale tentoonstelling in Tervuren (1897) kan gezien worden als de meest opmerkelijke. 237 Congolezen werden voor dit gebeuren naar België overgebracht om de Belg een blik te laten opvangen van de „primitieve‟ en „ongeciviliseerde‟ gekoloniseerde. Dit zou de interesse in de kolonie, net zoals bij de vorige tentoonstellingen, moeten aanwakkeren. Het tentoonstellen van de Congolezen had een grote spektakelwaarde. In dit opzicht verschilde ze met de twee vorige tentoonstellingen waarbij de expositie niet zo hard geënsceneerd was. In de volgende paragraaf zal deze tentoonstelling verder worden uitgediept. Op de koloniale tentoonstelling in Luik (1905) (zie afbeelding 12) werd het geleverde werk van de voorbije 20 jaar in de onafhankelijke staat Congo voorgesteld op een reliëfkaart van 80 m². Er was een Senegalees dorp nagebouwd met een bassin dat de aandacht van de kijklustige Belgen trok wanneer er 'zwarten' in rondzwommen (zie afbeelding 13). In 1910 was er voor de tweede keer in Tervuren een wereldtentoonstelling (zie afbeelding 14). De koloniale sectie gaf een bijzondere aandacht aan de overdracht van Congo door Leopold II aan België in 1908.111Naast etnografische collecties en specimen van diverse producten en tropische fauna, konden de bezoekers ook een trein bezichtigen. Deze was bestemd om later in Katanga over de ijzeren weg te rijden. In 1923 ontving België een wereldtentoonstelling in Gent (zie afbeelding 15). Belgisch Congo was er vertegenwoordigd met een groots paviljoen, dat met het Congopanorama één van de populairste attracties bevatte (zie afbeelding 16). Dit panorama herhaalde het beeld dat ook elders werd opgehangen: Boma, de Congostroom, scènes uit het dagdagelijkse leven van de inboorlingen. 112 Hierbij werd het beschavingswerk, dat in Congo verricht werd, in het licht gezet. Een nagemaakt Afrikaanse dorp liet volgens de organisatoren dit beeld in de realiteit zien. 111 COCKX, A.en J., LEMMENS, Les expositions universelles et internationales en Belgique de 1885 à 1958, s.n. Brussel, 1958, p.79. 112 VINTS, Luc, o.c. , p. 41. 36 Het was echter wel een Senegalees dorp dat opgesteld werd in het citadelpark in Gent, waar de bevolking tegen betaling een 150-tal Senegalezen in hun zelfgebouwde hutten kon bezichtigen. Vanaf 1920 werden er Koloniale Dagen georganiseerd om het ontstaan van Kongo Vrijstaat te herdenken.113 Honderd jaar na de onafhankelijkheid van België werd voor de derde maal in Antwerpen een wereldtentoonstelling gehouden. Op de koloniale sectie van deze wereldtentoonstelling zal verder dieper op ingegaan worden omdat deze gezien wordt als het toppunt van kolonialisme. Ook in 1930 werd in Luik een wereldtentoonstelling gehouden. De focus lag hier meer op de industrie terwijl dat in Antwerpen eerder gericht was op handel, scheepvaart en de kolonie. In 1935 werd op de wereldtentoonstelling te Brussel (zie afbeelding 17) de 50ste verjaardag van de staat Congo gevierd. Er werden Congolese hutten gebouwd waar inboorlingen exotische producten maakten voor de ogen van de toeschouwers. Drie paviljoenen werden er opgericht waarin het publiek onder andere het missiewerk kon bewonderen en de resultaten van privé-initiatieven. De laatste wereldtentoonstelling waar er een koloniale sectie aanwezig was, was Expo ‟58. De „koloniale sectie‟ van Expo 58 bestond uit zeven paviljoenen en een gigantische tropische tuin, samen tientallen hectaren. De oudere wereldtentoonstellingen vervulden vooral de rol van encyclopedie, van terugblik en van overzicht. Ze stonden in teken van kennis. Expo 58 vervulde echter de rol van een belofte. Het markeerde het prille begin van onze huidige en hoogste vanzelfsprekende welvaart.114t Voor de Congolezen zelf was expo 58 de katalysator van een nationaal gevoel en van een streven naar dekolonisatie. De koloniale overheid in België had zich lang verzet tegen de aanwezigheid van Congolezen in het moederland en de laatste jaren werden de reisvergunningen uiterst spaarzaam toegekend. 113 114 VINTS, Luc, o.c. , p. 53. MARTENS, Erik, o.c., p. 31. 37 Maar voor de expo werd een uitzondering gemaakt. Plots werden er 200 Afrikanen naar België overgescheept om in het Congolese dorp op de wereldtentoonstelling 'uitgestald' te worden. Overdag ontmoetten ze in de hallen van de Expo mensen van over de hele wereld. Hier gingen hun ogen open. De meer dan vijfhonderd Congolezen, waren allen évolués. Voor expo 58 moesten ze echter weer in hun rol van „ongeciviliseerde‟ kruipen. In het dorp moesten ze hun dagdagelijkse activiteiten en rituele dansen volgens een precies tijdschema uitvoeren (zie afbeeldingen 18 en 19). Op de Expo ontdekten de Afrikanen de wereldgemeenschap en hun eigen „natie‟ of naties en leerden ze elkaar kennen. De évolués waren net omwille van het feit dat ze in eigen land privileges verkregen bij de 'blanken' beter op de hoogte van wat er zich afspeelde buiten de kolonie. In eigen land konden de toekomstige leiders elkaar niet of nauwelijks ontmoeten en dus geen plannen smeden omdat de controle van bovenuit te groot was. De Expo bracht hier verandering in. Ze zagen daar een wereld waar de blanke man niet op een voetstuk stond zoals in Congo waar de segregatie sterk was. In België moest er ook gewerkt worden om brood op de plank te krijgen en ook de vrouwen werkten. Het prestige van de blanke koloniaal werd hierdoor aangetast. Het vooroordeel dat Congo niet in staat was om ooit onafhankelijk te worden is op dat ogenblik gaan verschrompelen. Belgische ministers, parlementsleden, hoge ambtenaren en vertegenwoordigers van politieke partijen hadden toen persoonlijke contacten en ontdekten zo de Congolese wereld, en de streefdoelen die er leefden115 Het is niet duidelijk in hoeverre de ervaringen tijdens de Expo en de samenleving van Afrikanen bij die gelegenheid bijgedragen hebben tot de voorbereiding en de oprichting van het Mouvement National Congolais, één van de belangrijkste politieke partijen in Belgisch Congo in de jaren 1950, onmiddellijk na het einde van Expo 58.116 115 POPPE, G., Jef van Bilsen: Loslaten en houden, in De Nieuwe Maand, XXVII, 5, juni-juli 1985, p. 5. VAN BILSEN, Jef, Kongo 1945-1965: Het einde van een kolonie, uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 1993, p.123. 116 38 In dit hele proces zien we een verschuiving waarbij de gekoloniseerde net door zich meer en meer te spiegelen aan de kolonisator, met het stereotype beeld tracht te breken. Bhabha's theorie over mimicry wordt hier realiteit. De Europeaan die wou 'civiliseren' en de Afrikaan wou maken tot een kopie van zichzelf, heeft in feite de onafhankelijkheid van de kolonie zelf in de hand gehad. Want net door deze aanpak is de gekoloniseerde beginnen inzien dat hij zelf niet zo ver afstaat van de westerling. De koloniale grootmacht had er nooit aan gedacht dat de tentoongestelden in zekere zin Westers zouden worden. Vanaf de jaren '60 verliezen de koloniale tentoonstellingen, en wereldtentoonstellingen in het algemeen, betekenis. Dit gebeurde niet enkel door de opkomst van massamedia die de wereld tot in de woonkamer brengt, maar ook door de versplintering van het westers wereldbeeld sinds de dekolonisatie.117 2.3.2. Het belang van beeldvorming Wanneer men het heeft over visuele antropologie dan slaat dit meestal op het medium film. Fotografie echter is de eigenlijke grondlegger van de visuele antropologie en sociologie.118 Deze leverde kennis omtrent onder andere de identiteit van bepaalde groepen, over een sociale klassen of arbeidersbewegingen tijdens belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis. Fotografie levert een wetenschappelijk, esthetisch of historisch spoor op waarbij de een individuele of collectieve herinnering gecreëerd wordt. 119 Op die manier wordt het mogelijk de maatschappij te analyseren en te observeren. Foto‟s die menselijke zoo‟s weergeven zijn expressies van een uitbreidend moment van kolonisatie door de Europese naties die bezig waren met de industrialisatie van het gekoloniseerde land op het einde van de 19de eeuw.120 117 NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 17. 118 GARRIGUES, Emmanuel, o.c., p. 63. 119 GARRIGUES, Emmanuel, o.c., p. 64. 120 GARRIGUES, Emmanuel, o.c., p. 71. 39 De „primitieveling‟ werd in het ideale kader geplaatst, in een natuurlijke omgeving die men zo identiek mogelijk wou nabootsen als zijnde zijn moederland (zie afbeeldingen 20 en 21). De foto‟s roepen herinneringen in het collectieve geheugen op. Want door het bekijken van de foto‟s vormt de toeschouwer een link naar de kolonisatie en het aandeel dat het Westen hierin gespeeld heeft. Fotografie is een gevaarlijk instrument want het is slechts een momentopname van een gebeurtenis. Wat we zien is een fractie van een seconde dat ons in een beeld oproept. Vaak gaat het om een enscenering waarbij mensen in een onnatuurlijke situatie poseren om een geïdealiseerd beeld te vereeuwigen. Fotografie met betrekking op het kolonialisme heeft ook iets ambivalent in zich. Vaak werd het de Congolezen opgelegd om een bepaalde pose aan te nemen, een pose die de clichés en stereotiepen bevestigen. Vrouwen met ontblote borsten, mannen met speren in de handen,.. (Zie afbeelding 22). Deze foto‟s beaamden het beeld dat de westerling had over de gekoloniseerden had. Er wordt een beeld gecreëerd van de Ander waarbij elke vorm van individualiteit en identiteit verloren gaat. Het komt er op neer dat fotografie een middel is om de realiteit te vatten, een authentieke weergave toont. Maar door enscenering en het construeren van poses wordt diegene die de foto bekijkt, misleidt terwijl deze niets vermoed. Tijdens de kolonisatie en de koloniale tentoonstellingen hebben vaak foto's gecirculeerd die slechts een pose voorstelden of de stereotiepen bevestigden en dus niet strookten met de realiteit. Hierdoor werden mensen misleid en creëerden ze een foutief beeld van de kolonie en zijn bevolking. Echter, fotografie heeft ook zijn steentje bijgedragen in onthullen van deze foutieve waarheden. Want wat er op de foto weergegeven wordt, hing af van de fotograaf en deze was niet altijd een verdediger van het koloniale regime. De foto's van de terreur en wanpraktijken leveren hier een voorbeeld van. Samengevat kan gesteld worden dat fotografie een krachtig middel was bij het creëren van waarheden of onwaarheden. 40 2.4. Koloniale exhibitie op de wereldtentoonstelling te Tervuren in 1897 2.4.1. De wereldtentoonstelling in Tervuren In opdracht van koning Leopold II opende op 10 mei de wereldtentoonstelling in Tervuren (zie afbeelding 23). Het was overduidelijk dat het idee van een universele tentoonstelling, als ook de wens van een permanente tentoonstelling over Congo, een ideologisch middel was van Leopold II om de groeiende kritieken op zijn brutale en bloederige werkzaamheden in de kolonie te temperen.121 De tentoonstelling was tevens ook gericht naar het Belgische volk dat destijds weinig interesse toonde in de kolonie. Door aan te tonen dat civilisatie noodzakelijk was en de economische mogelijkheden van de kolonie voor te leggen aan potentiële nationale en internationale investeerders, hoopte de koning een enthousiasme te creëren voor zijn onderneming. De wereldtentoonstelling sloot haar deuren op 8 november 1897 en in totaal zouden er ongeveer zes miljoen bezoekers opdagen, een verdubbeling ten opzichte ven 1894.122 Het geld uit de kolonie, verkregen door de winsten die gemaakt werden met onder andere de exploitatie van rubber, werd gebruikt om verbindingswegen aan te leggen. Voor de wereldtentoonstelling moest de bereikbaarheid tussen de hoofdstad en andere grote steden optimaal zijn. De vorst besteedde het geld ook aan vele persoonlijke bezittingen. De vele werken en uitgaven waren een doorn in het oog van de vele kolonialen die terugkeerden uit de kolonie. De vorst eigende zich het geld toe omdat hij van mening was dat dit de prijs was die Congo moest betalen aan de „geciviliseerde‟ natie voor het brengen van de beschaving in Midden-Afrika.123 121 RAHIER, Jean Muteba, "The Ghost of Leopold II: The Belgian Royal Museum of Central Africa and Its Dusty Colonialist Exhibition", in: Research in African Literatures Vol. 34, No. 1 Spring 2003, p. 61. 122 COCKX, A.en J., LEMMENS, o.c., p. 55. 123 RANIERI,L., "Leopold II. Zijn urbanistische visie, zijn monumentale bouwwerken", in: H. Balthasar & J. Strengers (red.) Dynastie en Cultuur in België, Mercator Fonds, Antwerpen,1990, p. 173-212. 41 Het tentoonstellingsterrein had een oppervlakte van maar liefst 90 hectaren en bood plaats aan 14 secties, 36 groepen, 200 klassen en 10668 exposanten uit 30 verschillende landen.124 Het etnografische museumproject beoogde de reconstructie van een continu, lineair en geïntegreerd historisch verhaal, dat tevens een bevestiging was van de westerse imperialistische hegemonie.125 2.4.2. De Koloniale Tentoonstelling in Tervuren Om de wereld te verbazen over de mogelijkheden van son petit pays haalde Leopold II op 24 april 1897, nog voor de opening van de wereldtentoonstelling, de koloniale tentoonstelling naar Brussel. De vorst wou er uitpakken met de economische mogelijkheden van 'zijn' Congo en de verwezenlijkingen van de „Etat Indépendant du Congo‟. De Koloniale Tentoonstelling had aldus een dubbel doel. Ze moest een 'levendige' propaganda zijn met een kijk op het reeds gepresteerde werk, anderzijds dienden alle commerciële registers opengetrokken te worden.126 In het Warandepark liet Leopold II het Koloniënpaleis bouwen, omringd door prachtige vijvers en Franse tuinen. De tentoonstelling die hier plaats vond, stond uiteraard in het teken van Belgisch Congo. Er werd een belangrijke verzameling etnografica, fauna en flora voorgesteld, maar ook beelden en andere import- en exportartikelen. In de tentoonstellingsruimte stond een levensecht standbeeld van een zwart strijder, met een speer in zijn hand, die de confrontatie aan wou gaan met een Arabier, die heerszuchtig op hem neerkeek (zie afbeelding 24). Op de grond lag een Afrikaanse vrouw, wiens haren afgeschoren waren. De Arabier leek de vrouw op te eisen maar de Afrikaanse man weigerde haar over te leveren.127 Dit standbeeld was een voorstelling van de exotische (de Arabier) die geconfronteerd werd met de „primitieve‟. 124 COUTTENIER, Maarten, o.c., p.141. DE BOECK, Filip, o.c., p.142. 126 WYNANTS, Maurits, o.c. , p. 96. 127 TORGOVNICK, Marianna, Gone primitive: Savage intellects, modern lives, The university of Chicago press, 1990, p. 75. 125 42 De westerse toeschouwer stond, in eigen opzicht, even ver af van beiden. Rondom dit centrale tableau bevond zich een verzameling van objecten- speren en messen aan de wanden -die een chaotische indruk weergaven. De boodschap was duidelijk: De chaotische, verwarde Afrikaan had nood aan Westerse orde. En deze orde moest gebracht worden door de kolonisatoren. Rond de vijvers werden enkele negerdorpen gereconstrueerd (zie afbeeldingen 25; 26,27 en 28). De eerste curatoren construeerden een 'Congo' dat sterk was beïnvloed door de toenmalige tijdsgeest en denkbeelden rond de kolonie en de eigen industriële samenleving, net zoals de hedendaagse tijdelijke tentoonstellingen in Tervuren een stempel dragen van onze tijdsgeest.128 Het bezoek aan de tentoonstelling vormde als het ware een reis door Congo. Verschillende militairen en reizigers hadden in de jaren voor de wereldtentoonstelling de opdracht gekregen om materiële cultuur te verzamelen. Uiteindelijk werden er ongeveer 15.000 etnografische voorwerpen verzameld.129 Destijds werd deze etnografische collectie gezien als de schat van het kolonialisme. De etnografische vitrines bevestigden het beeld over Congo dat destijds heerste, namelijk dat van een niet geciviliseerde, niet moderne staat gekenmerkt door vreemde esoterische rituelen. Afrika, zo dacht men, werd bevolkt door ahistorische staten die nood hadden aan kolonisatie.130 Vandaag de dag, wordt de kunst die we aan „primitieve‟ culturen toeschrijven, in een vitrine als juwelen naast elkaar geplaatst. We turen naar de objecten, maar er zal steeds een afstand blijven bestaan. Met veelal een spotlight erop gericht, geven ze een indruk, die doen denken aan ongekende, mysterieuze plaatsen. De objecten worden uit hun oorspronkelijke context gerukt om in de mooi voorziene tentoonstellingskasten te passen. Nog steeds heerst hier er een westers verlangen het op eigen manier in beeld te brengen. Tot lange tijd na de dekolonisatie werd in het museum een eenzijdig beeld Congo opgehangen naar de bezoekers toe. 128 COUTTENIER, Maarten, o.c., p.141. COUTTENIER, Maarten, o.c., p.151. 130 RAHIER, Jean Muteba, o.c., p. 66. 129 43 Hierbij werd de Belgische koloniale geschiedenis op een heroïsche manier in het licht gezet en werden essentiële 'details' zoals de wanpraktijken door Leopold II en zijn gezanten achterwege gelaten. De hoofdthema's van het museum waren het verwerven van de kolonie door Leopold II, de strijd met de Arabische slavenhandelaars, de politieke aanpak van de koning tegenover de andere Europese grootmachten, de annexatie van Congo door België in 1908… .131 Op deze manier krijgen leerlingen die het museum bezochten een vertekend beeld van de koloniale geschiedenis. Het is pas sinds enkele jaren dat het bestuur van het museum, na het aantreden van een nieuwe directeur, verandering gebracht heeft in de manier waarop de koloniale geschiedenis in beeld gebracht werd. Een meer waarheidsgetrouwe weergave van de feiten licht de bezoeker nu in over het koloniale verleden van België. 2.4.3. Het negerdorp De diplomatieke functie van de 'living exhibits' die nog gold op de wereldtentoonstelling van Antwerpen in 1885 en 1894, was hier geheel verdwenen en had plaats gemaakt voor een allesoverheersende spektakelwaarde.132 267 Congolezen bewoonden 3 dorpen, een „rivier‟ dorp, een „bos‟ dorp en een 'geciviliseerd' dorp (zie afbeeldingen). Zij vertegenwoordigden de inlandse stammen, die door de heldenmoed van onze officieren, door de evangelische ijver van onze missionarissen en door de niet aflatende bekwaamheid van onze handelsagenten langzamerhand warm gemaakt waren voor beschaving.133 De bewoners van de eerste twee Bangala dorpen vertegenwoordigden het authentieke leven vóór de Belgische interventie, met hun „primitieve‟ uitrusting en gewoonten (zie afbeelding 25).134 131 RAHIER, Jean Muteba, o.c. , p. 77. COUTTENIER, Maarten, o.c., p.154. 133 VINTS, Luc, o.c., p. 32. 134 DUNN, Kevin C., o.c. , p. 35. 132 44 Overdag speelden ze het dagdagelijkse leven in Congo na voor een talrijk publiek. Vrouwen kookten en mannen ensceneerden stammenoorlogen.135 Een bordje met „gelieve de inboorlingen niet te voederen‟ gaf de toeschouwers het gevoel alsof ze in een zoo waren. Het „geciviliseerde‟ dorp bestond uit Afrikaanse soldaten, die indruk nalieten op het publiek door te bewijzen dat zij geëvolueerd waren. Ze moesten als militair rond marcheren en moesten,als leden van de Weermacht136(zie afbeelding 27), in een muziekkorps muziekstukken uit het hoofd te spelen.137 De Congolezen hadden bij aanvang geen flauw benul van wat hen te wachten stond. In dit gebeuren waren ze acteurs van hun eigen leven zoals het verbeeld werd door de onzichtbare en alziende bezoeker.138 Naast de drie inheemse dorpen was er ook nog een vierde dorp, het zogenaamde Gijzegemdorp (zie afbeelding 29).139 Het werd op aandringen van pater Van Impe opgericht, die zich verzette tegen het feit dat er enkel 'primitieve' Congolezen tentoongesteld werden. Reeds jaren was hij bezig geweest met het onderrichten van Congolese jongens en meisjes in zijn instituut te Gijzegem. Hij kreeg de toelating om zijn leerlingen over te brengen naar Tervuren om de resultaten van zijn educatief project en beschavingswerk aan het publiek te tonen (zie afbeelding 29).140 De Congolezen die niet gewend waren aan dit klimaat waren gemakkelijk vatbaar voor griep of een longontsteking, wat in hun moederland niet voorkwam. Waneer het weer slecht was, schuilden ze in de hutten. Maar de bezoekers die speciaal gekomen waren om de Congolezen te bezichtigen, verplichtten hen de regen en koude te trotseren om als object bekeken te worden.141 Zeven van hen werden hierdoor zo ziek dat ze het leven lieten. Koning Leopold II zelf, die zo hoog op liep met zijn kolonie, zou de inheemse dorpen niet bezocht hebben, met uitzondering van het Gijzegemdorp. 135 COUTTENIER, Maarten, o.c., p.154. De Weermacht, tegelijk leger en politie, vormde de ruggengraat van de koloniale macht 137 DUNN, Kevin C., o.c., p. 35. 138 ARNAUT, Karel, (e.a.), o.c., 2005.p.33. 139 WYNANTS, Maurits, o.c., p. 83. 140 WYNANTS, Maurits, o.c., p. 129. 141 DUJARDIN, Francis, “Van Boma tot Tervuren”, bevrijdingsfilms vzw, België, 1999. 136 45 Door dit soort spektakels werden de Belgische identiteit, het koloniaal project en de constructies van de Congolese sociale identiteit, producten voor internationale consumptie.142 Het tentoonstellen van de gekoloniseerden was het toppunt van mimicry, toeschouwers konden in het negerdorp met eigen ogen zien hoe de zwarten in het dagelijks leven omgingen met de tentoongestelde etnografische voorwerpen. 143 De alledaagse activiteiten van de Andere werden op die manier een spektakel voor de 19de eeuwse bourgeoisie die ongestraft een blik konden werpen in het leven van een ander. Het rechtstreekse contact tussen 'blank' en 'zwart' werd nochtans gemeden. Vanuit de 'blanke' positie gold de voorwaarde "kijken mag, aankomen niet". Het contact zou zeldzame ziekten of een overdracht van barbaarsheid en kannibalisme kunnen veroorzaken. Trouwens, daar buiten de muren van wildernis en 'ongeciviliseerdheid', stond de toeschouwers toch goed, in zijn onaantastbare cocon? Dit was de opvatting die heerste bij het publiek, ze beschouwde de gekoloniseerden niet als mens maar als een object die een deel vormden van het spektakel waar zij recht op hadden. Als er al een interesse aangewakkerd werd in de Ander door deze kunstmatige dorpen dan was het eerder een verlangen naar het exotische en de zogezegde kinderlijke onschuld van deze 'wezens'. Een gedachte de cultuur als evenwaardig te beschouwen, kwam in de verste verte niet op bij de Belgische bevolking, dit grotendeels door het beeld dat gecreëerd werd door de pers en ensceneringen als deze koloniale tentoonstelling. De identiteit van de Ander werd geconstrueerd door de publieke definitie, performances en de uitstalling van het verschil. 142 143 DUNN, Kevin C., o.c., p. 35. COUTTENIER, Maarten, o.c., p.155. 46 2.5. Wereldtentoonstelling voor koloniën zeevaart en Vlaamse kunst: Antwerpen 1930144 De wereldtentoonstelling voor koloniën zeevaart en Vlaamse kunst (1930) (zie afbeelding 30) stond in het teken van het honderdjarig bestaan van het land als onafhankelijke staat en de nieuwe haveninstallaties van Antwerpen. Naast de zelfverheerlijking en het uitdragen van de metropoolgedachte, lagen zuiver mercantiele beweegredenen aan de basis van het initiatief: de promotie van de haven, de daarop geënte koloniale handel en het in de kijker plaatsen van de Belgische industrie.145 Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling werd in Antwerpen een uitgestrekt koloniaal paviljoen opgericht waar verscheidene elementen samengebracht werden. Deze gaven aan de expositiegangers de gelegenheid een oordeel te vormen over de waarde van de kolonie en haar bedrijvigheid op alle gebieden.146 Hier werd de heldhaftige rol van België bij de campagne in Oost-Afrika op de voorgrond gezet.147 De koloniale pers had als taak gekregen het publiek nauwkeurig in te lichten over de koloniale werking. Alles wat reeds verricht was op alle mogelijke gebieden werd naar voren gebracht. Dit met als doel interesse op te werken bij de Belgen en de mannen tot denken aan te zetten over een koloniale carrière. Alle verwijzingen naar de brutaliteiten in Congo en de internationale campagne tegen de Belgische gewelddaden werden hier niet ter sprake gebracht en in de doofpot gestoken. 144 Verwijst naar de titel van de officiële gids:Wereldtentoonstelling voor Koloniën, zeevaart en Vlaamsche Kunst Antwerpen 1930: Paleis van Belgisch Congo, officiële gids, Brussel, établissements généraux d'imprimerie, 1930. 145 NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), o.c., p. 17. 146 X. , Wereldtentoonstelling voor Koloniën, zeevaart en Vlaamsche Kunst Antwerpen 1930: Paleis van Belgisch Congo, officiële gids, Brussel, établissements généraux d'imprimerie, 1930, p. 2. 147 VAN GERVEN, Jan," De wereldtentoonstellingen als uitingen van nationale trots", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 106. 47 2.5.1. Antwerpen als belangrijke afzetmarkt De stad Antwerpen was in 1885 de eerste die met warme ingenomenheid het werk van de Afrikaanse beschaving betuigde en die grote interesse toonde in de mooie economische toekomstperspectieven voor België en meer bepaald voor Antwerpen zelf.148 Net als de vorst droomde de stad over een kolonie waarmee ze betekenis zou krijgen in de internationale politiek. Antwerpse zakenlui hoopten om hun commerciële betrekkingen met de kolonie op te drijven zodat ze andere havens de loef konden afsteken.149 Met de haven als troef groeide Antwerpen vanaf 1897 uit tot een koloniale markt die drie voorname producten importeerde: ivoor, rubber en palmproducten.150 Wat de interesse aangewakkerd had, was de winstgevende import van de koloniale artikelen. Een grote meerderheid van handelaars en ondernemers was van mening dat men uit de koloniale handel onschatbare voordelen kon halen en ze spraken zelf van een overname van Congo. Omdat de vorst destijds in grote financiële problemen zat en Antwerpen inderdaad een grote rol vervulde op de koloniale markt, is dat idee er geweest. Maar de vorst werkte dit idee uiteindelijk tegen. Antwerpen bleef echter wel de grootste rol spelen in het importeren van producten. Na de Eerste Wereldoorlog integreerde de kolonie zich nog duidelijker in Antwerpen. Toen in het begin van de twintiger jaren de maatschappij haar lijndienst met Congo sterk uitbreidde, havenbeeld. verschenen 151 Congolezen ook frequenter in het Antwerpse Dit alles wees erop dat er een manifeste verbondenheid was tussen Antwerpen en de kolonie. Voor vele Congolezen was Antwerpen de stad vanwaar de beschaving vertrok, vanwaar de missionarissen en de koloniale beheerders vertrokken. Kortom, alles wat de pracht van de kolonie maakte. 148 ETAMBALA, Zana Aziza, "Antwerpen en de kolonie: van 1885 tot ca. 1920", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 173. 149 ETAMBALA, Zana Aziza, o.c., p. 173. 150 ETAMBALA, o.c , Zana Aziza, p. 178. 151 ETAMBALA, o.c , Zana Aziza, p. 184. 48 2.5.2. De koloniale sectie op de wereldtentoonstelling Tijdens het interbellum gingen de negerdorpen meer deel gaan uitmaken van een totaalproject. Koloniale paviljoenen vertegenwoordigden de kolonies. Exportproducten, fauna en flora, missionarisprojecten...,werden deel van de exposities. De gekoloniseerden en hun cultuur werden niet zomaar uitgestald, ze werden naast de goederen en projecten naar voor gebracht om de koloniale welvaart te propageren (zie afbeeldingen 31 en 32). De ontdekking van de Afrikaanse beeldhouwkunst door de Franse fauvisten, de Duitse expressionisten en de diepgaande beïnvloeding van Picasso en andere kunstenaars uit de eerste decennia van onze eeuw, speelde daarin een niet onaanzienlijke rol.152 In Antwerpen werd voor het eerst massaal de volkse toer opgegaan, en lagen de ingangsprijzen in het bereik van de minder gegoede klassen.153 Er was geen Congolees dorp meer op de eigenlijke tentoonstelling aanwezig, wel was er een negerdorp aan de Kielse Vest, een privé- initiatief van de Fransman Fautenay.154 De „inwoners' van dit dorp zorgden voor veel vermaak bij de toeschouwers. Zo was er een bassin waar men geld in kon werpen, dat er door de 'zwarten‟ kon uit worden uitgevist (zie afbeelding 33). Het leek wel een kermisattractie. Wat deze wereldtentoonstelling wel kenmerkte, was dat de bevolking het negerdorp niet echt meer verbazingwekkend of vernieuwend vond en meer geïnteresseerd was in de feesten en concerten in Oud België. In Oud België werd het eigen verleden nagebootst, de bezoeker werd ondergedompeld in een integrale illusie. Er werden replica's gebouwd van 'typische' gebouwen uit alle delen van België. 152 HERREMAN, Frans," Afrikaanse kunst op de wereldtentoonstellingen van 1894 en 1930. Commentaren en reacties in de toenmalige Antwerpse pers", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 210. 153 DOOM, Rudy, "De wereldtentoonstellingen en de koloniale propaganda", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 202. 154 DOOM, Rudy, o.c., p. 202. 49 Dit kan gezien worden als een sentimentele compensatie die men zocht ten opzichte van de realiteit van industriële en commerciële vooruitgang.155 Het etablissement trachtte destijds, met het creëren van een spetterend Oud België, niet meer de problemen van Antwerpen en haar burgerij te verdoezelen, maar eerder die van het door Vlaams-Waalse tegenstellingen bedreigde unitaire België. 1930 kan worden gezien als het hoogtepunt van patriottisme, kolonialisme en etnocentrisme vanwege de Belgische staat.156 2.6. De koloniale tentoonstellingen: 1897 ~ 1930 Hoewel de wereldtentoonstelling in 1930 gezien wordt als het toppunt van kolonialisme, kende het negerdorp niet zo een succes als de negerdorpen op de wereldtentoonstelling van 1897. Het volk, dat steeds op zoek gaat naar vermaak en entertainment, werd in de jaren '30 overweldigd door de opkomst van de technologie, die met zijn uitvindingen als de radio en televisie, de burgers nieuwe vormen van ontspanning aanbood. Zoals reeds vermeld zorgde de komst van de cinema ervoor dat de men alles konden zien vanuit de bioscoopzaal. Het was spannend en vernieuwend om vanuit de bioscoopzetel voyeur te spelen en binnen te kijken in wereld van anderen. Met betrekking tot de kolonie was een bezoek aan een negerdorp niet meer nodig om een kijkje te nemen in het leven van gekoloniseerden. Beelden uit de kolonie zelf waren veel waarheidsgetrouwer en het was veel boeiender om ze via dit nieuwe medium te bekijken. Tijdens de tentoonstelling van 1930 was het nieuwe er al wat af en de aandacht ging er dan ook vooral naar de verwezenlijkingen op economische vlak, het beschavingswerk en de resultaten die de staat er geboekt had op vlak van infrastructuur. Er was een negerdorp te bezichtigen maar dit was een privé- initiatief, het was duidelijk dat de organisatoren liever op andere aspecten van de kolonie de nadruk legden. De inwoners van het dorp moesten vooral het vermaak van de bezoekers beogen. 155 UYTTENHOVE, Pieter," De ruïne en het feest. De moderniteit van Oud Antwerpen en Oud België", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 18851894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 255. 156 DOOM, Rudy, o.c. , p. 202. 50 Ze stonden garant voor 'Tropicaanse echtheid'. Het bassin waaruit men muntjes moest vissen was een onweerstaanbaar tafereel waar het publiek smakelijk kon om lachen.157 Maar in principe kon om het even wie er in de plaats van deze gekoloniseerde gestaan hebben, want het belangrijkste was dat de bezoekers zich amuseerden en werd enkel aan het entertainmentgehalte van het geheel gewerkt. De bezoekers waren echter meer enthousiast over 'oud België' waar iedere middag een 'thé dansant' en 's avonds een bal georganiseerd werd. Het impliceerde een zeker vorm van nostalgie en volkse geborgenheid van een feestvierende massa waarbij de fierheid van de eigen grootse geschiedenis in de kijker stond. Terwijl op de wereldtentoonstelling in 1897 het oog gericht was op de toekomst, was dat in 1930 reeds gericht naar het verleden. Terwijl net toen de technologie zo een opmars maakte. In de blik tegenover de Ander is echter niet zo een grote verschuiving waar te nemen. Men kan zelf stellen dat in de jaren '30 de houding tegenover de Congolees radicaler en negatiever geworden is. De 'blanke' kolonisator had zijn dominantie zozeer doorgedrukt dat er in de kolonie een apartheid was ontstaan waarbij 'zwart' en 'blank' gescheiden werden. Deze visie werd overgenomen door de Belgische bevolking. De beeldvorming over de Afrikaan die gebracht werd door de cinema, bracht hier geen verbetering in. Vaak werd in dit soort exploratiefilms de aandacht geschonken aan de beschavingsprojecten van de missies en werden de stereotiepen hierbij uitvergroot.158 Over het algemeen zorgden de koloniale tentoonstellingen op de wereldtentoonstellingen in België voor een grote belangstelling van het publiek. Niet altijd bewust van hun vernederende houding (bijvoorbeeld bij het voederen van de tentoongestelden), heeft het publiek zich over de grote lijn gedragen als de superieure westerling. In het begin van de tentoonstellingen was het vaak enkel de bourgeoisie die zich een toegangsticket kon veroorloven. 157 158 DOOM, Rudy, o.c. , p. 202. Zie film, Congo, made in Belguim van Luc Delreu. 51 Deze bevolkingsklasse werd getypeerd door een superioriteitsgevoel dat deze had tegenover de werkende arbeidersklasse. Deze houding verschilde niet zo veel van deze die men tegenover de gekoloniseerde aannam. Merkwaardiger is echter de houding die de arbeidersklasse aannam. Zij verkeerde eigenlijk in dezelfde positie. Hun houding tegenover de tentoonsgstelde bevolking valt te verklaren vanuit een gevoel dat hen overviel wanneer zij het merkten dat ze een 'hogere' positie bekleedden dan de Congolezen en dat ze niet meer onder aan de ladder stonden. Het was een soort vorm van macht tegenover de Ander die de westerling meester maakte en hem bijna zonder dat zelf te beseffen in die positie dreef. 2.7. Besluit Het Westen maakte een onzichtbare grens tussen twee mensheden met aan de ene kant het superieure- dat mocht koloniseren- en aan de andere kant hetgeen wat zogezegd door de natuur ondergeschikt was. Wetenschappers stonden borg voor de fundamenten van deze wending. Aan het begin van de eeuw was een bezoek aan een mensenexpositie niet enkel om de verscheidenheid te observeren maar ook om de plaats van de Ander en zichzelf te plaatsen. Men nam er al snel waar dat er een barrière bestond tussen toeschouwer en tentoongestelde. De „wilde‟ kreeg een waardeoordeel door de westerling vanwege zijn 'primitieve' gewoontes en rituelen. Het spektakel van de raciale diversiteit benadrukte drie duidelijke functies: ontspanning bezorgen, informeren en het opvoeden van 'de primitieveling'.159 Het was daar dat de inboorling buiten zijn omgeving een erkende plaats binnen de metropool van de Europeanen (de kolonisten) kreeg. Zijn plaats was vanzelfsprekend, hij was een inboorling. Op die manier ontstond er een stereotiep beeld van de gekoloniseerde in propaganda, literatuur en film dat de publieke opinie zou gaan vormen. 159 BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c. , p.. 13. 52 Het toewijzen van een bepaald raciaal verschil is geen biologische realiteit maar een sociale constructie, zo is ook de menselijke zoo een constructie door de kolonisatoren en hun moederland.160 De westerse wereld dreef de gekoloniseerde in een rolpatroon. De ontwikkeling en de verwondering voor de menselijke zoo's waren een resultaat van een aantal samengaande fenomenen. Als eerste was het een constructie van een sociaal beeld rond de Andere, vervolgens ging het om de wetenschappelijke theoretisering van de „hiërarchie van de rassen‟ binnen de fysieke antropologie en tenslotte ging het om de opbouw van een koloniaal rijk dat destijds in volle constructie was. In de beginjaren van de wereldtentoonstellingen stond de promotie van de kolonie, naar het volk toe, centraal. Later werd er een spektakelwaarde aan toegevoegd waarbij de tentoongestelden het publiek dienden te entertainen door zich te gedragen naar de verwachtingen van de toeschouwers. Deze spektakels toonden zonder enige bezorgdheid de volkenkundige „waarheid‟, waarbij racistische stereotiepen geactualiseerd werden en het beeld van de Ander vormden op het moment van koloniale expansie. De wereldtentoonstellingen en koloniale tentoonstellingen lieten een grote indruk na, zowel op sociaal als mentaal vlak. Het gaf vooral een kijk op de verbeelding van de Ander in een historische en culturele context. Dit soort tentoonstellingen moesten het publiek duidelijk maken dat het moederland wel degelijk een taak had in de kolonies, namelijk de „primitieve‟ volkeren civiliseren. Het aantonen van wat er zich afspeelde in de kolonies en wat er verwezenlijkt werd op vlak van „civilisatie‟ en economische expansie vergrootte het nationale prestige. In dit hele proces hebben we gezien dat de gekoloniseerde net door zich steeds meer te spiegelen aan de kolonisator, met het stereotype beeld tracht te breken. 160 BANCEL, Nicolas, (e.d.), o.c., p.17. 53 Een Congolees die getuigt in de documentaire „Van Boma tot Tervuren, verwoordt het op deze manier: “Alle culturen vergelijken zich graag met de andere. Onze kijk op de Andere beheerst ons bestaan. Je dwingt mij gedragingen over te nemen die je absoluut in mij zou willen terugvinden om me te laten bewijzen dat ik een menselijk wezen ben. Je dwingt me me te kleden, te spreken, te eten, te slapen en te ademen op jou manier. Maar in werkelijkheid interesseert mijn leven je helemaal niet. Wat telt is hoe je me wil zien. Dat beeld dat je je maakt van de andere, is dodelijk. Het is een moord, een culturele moord.” Het proces dat Bhabha met zijn mimicry beschreef, is in de meeste Europese kolonies tot verwezenlijking gebracht. Een bewustwording en het besef van gelijkheidwaardigheid bij het gekoloniseerde volk heeft deze in staat gesteld het systeem omver te werpen en zo de onafhankelijkheid in te luiden. De koloniale tentoonstellingen leveren ons op een ongewone manier een zicht op de mentaliteit aan het einde van de 19de eeuw tot de jaren 30 van de 20ste eeuw. Een factor die ervoor zou zorgen dat dit soort tentoonstellingen zouden afnemen, was de opkomst van de technologie en de nieuwe soorten verbindingswegen die opkwamen na Wereldoorlog II. Internationale contacten voor economische, politieke en toeristische doeleinden werden mogelijk en het werd ook mogelijk om de plaatsen die destijds op de wereldtentoonstellingen gerepresenteerd werden, met eigen ogen te bezichtigen. Het besef dat zij met deze mensen meer gemeenschappelijke kenmerken delen dan oorspronkelijk vermoed werd, verklaart waarom velen die in hun kindertijd de menselijke zoo‟s bezochten elke herinnering aan deze ervaring ontkennen.161 161 JONASSOHN, Kurt, On A Neglected Aspect Of Western Racism, December 2000. http://migs.concordia.ca/occpapers/zoo.htm, 10/07/2008. 54 III. HEDENDAAGSE THEORIEVORMING ROND DE KOLONIALE BLIK 3.1. Postkoloniale theorievorming 3.1.1. De vreemdeling in onszelf162 Afrika heeft altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op de westerse verbeelding. In verschillende gradaties verschenen literaire werken die ons een spectaculaire cocktail boden van exotisme, seks, geweld, intrige en verraad. Vaak gaat het om een beeldvorming door het Westen waarbij er een krachtig negatief beeld neergezet werd van het westerse Zelf, een beeld waarin het Westen al zijn fantasieën en fobieën kon projecteren.163 In de huidige veranderende sociopolitieke en culturele context is het de vraag wie de beeldvorming en het discours over het Zelf en de Ander controleert. De Boeck verwoordt het als volgt: “Het Westen heeft de slaaf nodig om zijn eigen autonomie te definiëren, net zoals het de barbarij nodig heeft om de „mission civilisatrice‟ voorop te stellen en het koloniaal project mogelijk te maken. De slaaf en de barbaar waren dus niet marginaal, maar essentieel voor de zelfdefinitie van het centrum.”164 Het romantische gedachtegoed in het begin van de 19de eeuw poneerde reeds dat de waardige beschaafde mens zich onderscheidde door zijn vermogen tot identificatie met het andere en het vreemde. Sinds Freuds invoering van het begrip „onbewuste‟ wordt het vreemde niet meer gezien als een kwestie van ras of natie maar als onderdeel van het eigene, omdat binnen de veronderstelde eenheid van de mens een tegelijk biologisch en symbolisch anderszijn wordt opgenomen. 165 Wanneer we van de vreemdeling wegvluchten of tegen hem vechten, dan vechten we tegen ons onbewuste- het „niet-eigene‟ van onze „eigenheid‟- waar we geen raad mee weten.166 162 Titel en tekst gebaseerd op KRISTEVA; Julia, De vreemdeling in onszelf, Amsterdam, 1991. DE BOECK, Filip, o.c., p.139. 164 DE BOECK, Filip, o.c., p.145. 165 KRISTEVA; Julia, De vreemdeling in onszelf, Amsterdam, 1991, p.191. 166 KRISTEVA; Julia, o.c., p.201. 163 55 De ontmoeting met de andere, dit is het vreemde, is iets wat we niet met ons bewustzijn kunnen omlijnen. Het geeft ons een gevoel dat we geen contact hebben met onze gevoelens. De ontmoeting met de ander wordt ervaren als een vreemdeling die je afwijst, maar tegelijkertijd identificeer je jezelf ermee. Van die verontrustende vreemdheid zijn er verschillende varianten, maar steeds gaat het terug op het feit dat het „Ik‟ moeite heeft om zich tegenover een ander te plaatsen. Het is een weg van identificatie en projectie die steeds opnieuw wordt afgelegd. De verontrustende vreemdheid wordt in associatie gebracht met angst, maar toch valt ze er niet mee samen. Het creëert een gevoel van onbehagen waarbij het „ik‟ gedepersonaliseerd wordt, maar dit over de angst heen. Met andere woorden, de angst heeft betrekking tot het object, de verontrustende vreemdheid betreft het structuurverlies van het „Ik‟. Er is een conflictueuze band tussen het „Ik‟ en het vreemde, maar vervult ook de behoefte tot identificatie. Uiteindelijk is het een proces van Kulturarbeit, waarbij men werkt aan de beschaving. Identificatie met de andere wordt aangegaan doordat de depersonalisatie wordt uitgewerkt via de verbazing. Maar in plaats van dit op te lossen valt men steeds in die herhaling. De opstelling die je aanneemt tegenover een vreemdeling wordt uiteindelijk gecreëerd door de depersonalisatie. Het conflictueuze zit uiteindelijk in jezelf vervat, in het onbewuste. Er wordt een strijd gevoerd tegen ons „niet-eigene‟. Met andere woorden , de vreemdeling zit in onszelf. En net deze vreemdheid geeft als uiterste voorwaarde het bestaan met de anderen. 3.1.2. Een multiculturele samenleving? Vandaag de dag lijkt de mens beter dan ooit met die vreemdheid één geworden te zijn. Toch lijkt het onvoorzichtig dit zomaar te stellen. Op cultureel, politiek,sociaal en economisch vlak zijn de internationale verhoudingen erop vooruit gegaan, laten we dit niet in twijfel trekken. Maar de vraag is in hoeverre hierbij het beeld over de Ander veranderd is. 56 De samenleving wordt gekenmerkt door een wederzijdse doordringing van en tussen cultuurvormen en levensstijlen die dwars doorheen de verschillenden nationale en etnische culturen zouden lopen. Met andere woorden, we bevinden ons in één grote smeltkoers waarbij de perfecte harmonie tot stand zou komen wanneer deze verschillende ingrediënten mooi in elkaar vermengd worden.167 Het probleem is: In de praktijk is zo een ideale situatie onbereikbaar. Iedereen is namelijk geworteld in een cultuur, in gewoontes, ervaringen, in een geschiedenis. We gaan nooit volledig met die wortels samenvallen of de gehele betekenis ervan kennen maar ze bevatten wel een soort van eigenheid die ons inneemt. Ook in een multiculturele samenleving zal ieder van ons deze eigenheid bewaren. Men gaat er vaak vanuit dat de 'redelijke' manier om de verschillen in een multiculturele samenleving te overbruggen, eruit bestaat te proberen te 'begrijpen' wat de andere cultuur zo anders maakt. In de realiteit wordt het individu net van zijn eigenheid, zijn autonomie beroofd doordat zij wordt opgeslorpt door die grote 'Ander' die men hun eigen cultuur noemt, waarbij het persoon-zijn van de Ander naar de achtergrond verschuift.168 Dit is vaak het resultaat van de angst die schuilgaat bij de multiculturalist dat hijzelf zijn eigenheid zal verliezen wanneer hij geconfronteerd wordt met de Ander. Slavoj Zizek stelt dat het multiculturalisme gepaard gaat met een neerbuigende, eurocentrische afstand tot, en/ of respect voor, plaatselijke culturen zonder enige wortels in de eigen cultuur. Hij verwoordt het met de woorden: "Het multiculturalisme is een ontkende, omgekeerde, zichzelf in de staart bijtende vorm van racisme, een racisme op afstand. Het heeft zogenaamd respect voor de identiteit van de Anderen en beschouwt deze als een besloten „authentieke‟ gemeenschap waar tegenover hij, als multiculturalist, een afstand bewaart die mogelijk wordt gemaakt door zijn bevoorrechte universele positie".169 167 VISKER, Rudi, "Transculturele vibraties: De multiculturaliteit voorbij", in Etcetera, Jaargang 25, nr. 106, april 2007, p. 5. 168 VISKER, Rudi, o.c., p. 6. 169 ŽIŽEK, Slavoj, Pleidooi voor intolerantie, Boom, Amsterdam, 1998,p. 49. 57 Het multiculturele respect voor de eigenheid van de Ander is dus juist een manier op de eigen superioriteit te bekrachtigen. Enerzijds tolereert het multiculturalisme de Ander zolang hij niet een 'echte Ander' is. Zodra met echter te maken krijgt met een 'echte Andere' (die vrouwen besnijdt, vrouwen dwingt sluiers te dragen, vijanden doodmartelt) en met de wijze waarop de Andere de eigenheid van zijn genot reguleert, houdt de tolerantie op.170 We kunnen stellen dat multiculturalisme aanleunt bij een bepaald vorm van relativisme. Filosoof Rudi Visker stelt dat: Door de gelijkwaardigheid van alle culturen en de betekeniskaders tot een principe te verheffen hoopt de relativist eigenlijk te vermijden in die positie terecht te komen die hij het meeste vreest: die van een ongerechtvaardigde aanspraak op universaliteit. Wat hij hierbij kost wat kost wil vermijden is dat het eurocentrisme in de plaats van gedelegitimeerd, gelegitimeerd zou worden. Dit kan hij eigenlijk alleen maar door over zijn eigen cultuur te zwijgen en het volop over andere culturen te hebben – de reden waarom er na de ontdekking van het eurocentrisme alleen nog maar een negatief, ontmaskerend discours over Europa is blijven bestaan en waarom Europa, na diezelfde ontdekking, door een soort exotische koorts, namelijk die van het exotisme, is gegrepen.171 Bharucha, een Indisch theatermaker en criticus, beweert dat multiculturalisme niet op vrijwillige basis functioneert en steeds meer gaat lijken op een officieel beleid, waar men niet vrij is erover te onderhandelen of zich eraan te onttrekken.172 Westers multiculturalisme is vaak goed bedoeld maar weinig doordacht. De interesse in de andere culturen is groot maar wordt veelal benaderd vanuit eigen ideologie. In de artistieke context van officiële uitwisselingen zien we vaak dat deze multiculturele contacten door grote sponsors en overheidsinstellingen financieel ondersteund worden.173 170 ŽIŽEK, Slavoj, Pleidooi voor intolerantie, Boom, Amsterdam, 1998,p 52- 53. 171 VISKER, Rudi, Transculturele vibraties: De multiculturaliteit voorbij, in Etcetera, Jaargang 25, nr. 106, april 2007, p. 9. 172 BARUCHA, Rustom,” Ontmoeting via verschillen; een interculturele dialoog”, in: Een visie uit India, Utrecht, Passepartout, 1998, p.17. 173 JANS, Erwin, "Interculturele en theatrale intoxicaties", in: VAN DEN DRIES, Lukn DE BELDER, Steven, TACHELET, Koen (eds), Verspeelde werkelijkheid, verkenningen van theatraliteit, Leuven, Van halewyck, 2002, p.94. 58 Een voorbeeld hiervan is Peter Brook die er van overtuigd was dat hij met zijn voorstelling De Mahabharata (1985) een mooi staaltje intercultureel theater op de planken zou brengen, maar in werkelijkheid met deze enscenering eerder de grenzen dan de mogelijkheden aangegeven heeft. Het ging om één van de belangrijkste Indische teksten uit de Indiase geschiedenis. Deze rukte hij uit zijn historische context om zo te kunnen 'verkopen' aan het westerse publiek. Brook toonde wel interesse in de technieken en theatertradities van India maar nooit in de sociale en historische context ervan. Andere grote namen zoals Artaud, Barba en Grotowski krijgen dezelfde verwijten naar hun hoofd geslingerd, ze maakten de oosterse theatertradities universeel zodat ze in de eigen theateresthetica ingepast konden worden.174 Voor Barucha is het sleutelmoment van het intercultureel theater net het 'inter': de ruimte tussen de twee polen, de dynamiek tussen de verschillende locaties.175 De theorieën van Barucha geven een nuchtere kijk op de hedendaagse interpretatie van de begrippen interculturalisme en multiculturalisme. Toch mag deze inbreng niet als algemene waarheid beschouwd worden. Op sommigen plaatsen, zoals in bruisende grootsteden, lijken de begrippen wel goed ingevuld te worden. Met een blik op onze multiculturele samenleving kunnen we stellen dat enkel door ons open te stellen voor de ongelijkheid, er nieuw leven in de groeiende multiculturele activiteiten geblazen kan worden. 3.1.3. Het hedendaagse voyeurisme Vaak wordt beweerd dat de wereld een global village is waarbij iedereen in contact staat met elkaar en op dezelfde golflengte zit. Voor de westerling, die over voldoende financiële middelen en de juiste informatienetwerken beschikt, kan dit kloppen. Andere plaatsen op aarde echter, waar men misschien gedwongen door politiek of economische omstandigheden zijn land moet verlaten op zoek naar nieuwe mogelijkheden, lijken aan te tonen dat de ongelijke verdeling van de 174 175 JANS, Erwin, o.c., p.91. JANS, Erwin, o.c., p.89. 59 voormalige koloniale wereld nog steeds doorwerkt, op een meer subtiele manier.176 In deze maatschappij van globalisering circuleert er meer informatie dan ooit voorheen. De individuele vrijheid groeit, maar die vrijheid is het product van een nooit geziene manipulatie door de commercie en de media. 177 Alles draait vandaag de dag om reality, iedereen kan in de belangstelling staan als hij maar afwijkt van de norm. Net zoals in de freakshows van Barney draait het nog steeds om extremen. Rariteiten worden in de kijker gezet, de doorsnee man kijkt toe en lacht. Het is een soort van voyeurisme dat hiermee gepaard gaat, wat vergeleken kan worden met de koloniale tentoonstellingen van vorige eeuw. Het grote verschil is dat er nu is geen sprake van een wisselwerking tussen „acteur‟ en toeschouwer. De toeschouwers die achter zijn buis of computer zit, beschikt over een vrijheid die hem in staat stelt zijn medemens te bespotten en bekritiseren. Het principe is nog steeds hetzelfde, alles draait rond verveling en entertainment. Doorheen de globale medianetwerken en het wereldwijde web, komen de concepten als exotisme, racisme en neokolonialisme opeens weer gevaarlijk dicht bij. ‟Global‟ powers are united to form the transnational club of the „globalized‟ art network, whose members believe or hope to believe that they are creating a decolonized territory beyond the central art system. Paradoxically, in spite of the newly refurbished diversity of the mainstream, globalization has lead to the re- colonisation of the art world and has turned the multicultural landscape into a hip backdrop. The global art world is a colonizer captivated by the strategies of decolonization.178 Een reactie op dit hedendaagse voyeurisme dat grote gevolgen met zich teweeg brengt, komt er vanuit de artistieke kringen. Hedendaagse performancekunsten kaarten dit fenomeen aan door het ofwel uit te vergroten en er op deze manier de spot met te drijven ofwel openlijk te bekritiseren om discussies en bewustwording bij het publiek te creëren (zie infra). 176 JANS, Erwin, o.c., p.82. 177 JANS, Erwin, Interculturele intoxicaties: over kunst, cultuur en verschil, uitgeverij EPO, 2006; p. 9. 178 Citaat van Carolina Ponce de Léon uit de tekst, GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Culturas- in- extremis: “Performing against the cultural backdrop of the mainstream bizarre”, in: BAIL, Henry (ed.), The Performance studies reader, Londen, Routledge,2004, p. 287- 298. 60 3.2. "The couple in the cage": Een eigentijdse benadering van de tentoongestelde Andere 3.2.1. Guillermo Gómez- Peña: Een ontwortelde identiteit Guillermo Gómez- Peña is een artiest van Mexicaanse origine die zijn moederland verliet in 1978 en emigreerde naar de Verenigde Staten.179 Als rebels student had hij het moeilijk om zich te schikken naar het bestuur van de Mexicaanse overheid. In die tijd, nog meer dan nu, werd de Mexicaanse identiteit steevast gekoppeld aan de taal en de nationaliteit. Gómez- Peña zag deze aanpak als een koloniale en culturele kwelling. De paternalistische overheid behandelde zijn inheemse bevolking als kinderlijk. Naar de buitenwereld toe leek Mexico een land waar perfecte harmonie heerste. Er werd dan ook alles aan gedaan om dit beeld, vaak in een mooi folkloristisch plaatje gestoken, naar de buitenwereld over te brengen. Interne problemen als werkloosheid en armoede werden hierbij verdoezeld. De burgers die niet akkoord gingen met deze vorm van bestuur, kozen voor immigratie, waardoor ze bestempeld werden als verraders en bastaard Mexicanen .180 Tot deze „grens overstekers‟ en vergeten wezens van Mexicaanse herkomst, behoorde Gómez- Peña. Hij sloot zich aan bij de Chicano‟s (MexicaansAmerikaanse politieke beweging) en begon met schrijven over zijn dubbele identiteit die door beide landen gedemoniseerd werd. De grens met Mexico werd door de Amerikanen aanzien als het begin van de Derde wereld, voor de Mexicanen vormde het de rand met de machtige Andere. Sinds het midden van de jaren '80 maakt Gomez- Pena, als Chicano, performances en installaties die handelen over de exotisering van de etniciteit door de toerist en de popcultuur industrie, over identiteitkwesties; postkoloniale dilemma‟s en ideologie.181 179 GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Dangerous border crossers: the artist talks back, Routledge, 2000, p. 9. 180 GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, „On the Other Side of the Mexican Mirror‟, http://www.pochanostra.com/antes/jazz_pocha2/mainpages/otherside.htm, 15/07/08. 181 GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Dangerous border crosser : the artist talks back, Routledge, 2000., p. 101. 61 Het publiek wordt in de positie van een exotische minderheid of een tijdelijke buitenlander geplaatst, de dominante cultuur wordt hierbij aan de kant geschoven. Van 1995 tot 1998 ontstonden er langs beide kanten van de grens verschillende culturele initiatieven, veelal door digitale technologieën, die de agentschappen van de overheid probeerden te misleiden. Experimentele Mexicaanse en Chicano kunst werden voor een moment serieus genomen door het culturele milieu in de Verenigde Staten en in Mexico. Maar beide culturele grootmachten bleken meer geïnteresseerd te zijn in de financiële baat die ze erbij hadden dan in de uitgebeelde ideeën. Hierdoor werden de grensregio een trekpleister voor kunstexpo's en internationale festivals met betrekking op buitenlandse consumptie. Na 9/11 ontstond er, onder het voorwendsel van een nationale veiligheid en nationale eenheid, een cultuur van intolerantie, patriottisme, paranoia en isolement. De relatie tussen beiden staten is er alleen maar erger op geworden. Het grensgebied wordt zodanig goed bewaakt uit vrees voor potentiële terroristen en heeft het grootste toezichthoudende systeem op aarde. De volledige economie rond het grensgebied is hierdoor in elkaar gestuikt, waardoor er een groot aantal werklozen bijkwam. Voor Mexicaanse Amerikanen die met meer als 35 miljoen zijn, vormde dit de druppel en zij besloten dat het tijd werd dat men dezelfde rechten zou toekennen die andere „Amerikanen‟ ook toekomen. Woorden als immigrant, vreemdeling en buitenlander mochten niet langer meer gebruikt worden in het verwoorden van hun nieuwe identiteit en dilemma's. Enkele jaren geleden werd het mogelijk een dubbele nationaliteit aan te vragen en door zowel Mexico als de Verenigde Staten erkend te worden. Ze werden nu volwaardige burgers in beide landen. Heel deze strijd heeft Gómez- Peña meegevoerd en als artiest wil hij het daar niet bij laten. In zijn artistieke creaties daagt het concept van het anders- zijn uit door het verschil te dramatiseren als een epistemologisch subject of een terrein waar kennis geproduceerd wordt. 62 Gómez- Peña daagt zijn publiek uit om de grenzen van zijn eigen positie te erkennen wanneer het zich in zijn confronterende performance tegen de maatschappij verzet en een object van kennis weigert te zijn. Hij plaatst het bewustzijn van de grenzen centraal en ondermijnt zo het multiculturele paradigma dat op zoek is naar een doorzichtige ervaring van de consumptiegerichte beleving. Deze grenzen bieden, net door zijn samenvloeiing van identiteiten en samenloop van artistiek talent, een frisse wind in het culturele landschap. Homi Bhabha verwoordt het als: The borderline work of culture demands an encounter with `newness' that is not part of the continuum of past and present. It creates a sense of the new as an insurgent act of cultural translation. Such art does not merely recall the past as social cause or aesthetic precedent; it renews the past, refiguring it as a contingent `in-between' space, that innovates and interrupts the performance of the present. 182 Gómez- Peña weigert zijn publiek de illusie mee te geven dat het een objectieve observeerder is. Hij verlangt van hen dat ze zelfbewust worden over hun relatie tegenover hem door hun exotiserende en kritische blik te doorbreken. Deze blik van meesterschap is soortgelijk aan de koloniale blik die het culturele verschil vastlegt. 3.2.2. "Two Undiscovered Amerindians Visit..." Tussen 1992 en 1994 tourden Guillermo Gómez-Peña en Coco Fusco de wereld rond met de performance "Two Undiscovered Amerindians Visit...". Coco Fusco, een artieste geboren in 1960 in New York, werkt rond interdisciplinariteit en dezelfde met dezelfde thema‟s als Gómez-Peña- zoals identiteitkwesties en transnationaliteit – in haar kunst in twijfel trekt. Haar werk verkent de relatie tussen de vrouw en de maatschappij, politiek en ras. 182 BHABHA, Homi, The location of culture, London, Routledge, 2004, p.7. 63 Het concept van de voorstelling "Two Undiscovered Amerindians Visit..." was dat de acteurs zichzelf opsloten in een tien op twaalf meter grote kooi (Zie afbeelding 34) waarbij ze zichzelf zouden uitgeven voor twee onontdekte Amerikaanse indianen van een eiland in de Golf van Mexico (zie afbeelding 35). Het opsluiten in de kooi verwijst terug naar de mensenexposities (zie supra) die gehouden werden in de 19de en 20ste eeuw. De vraag die de artiesten zich stelden was of in de hedendaagse samenleving de visie tegenover de Ander in werkelijkheid reeds veranderd is. Deze performance biedt hierop een antwoord. De acteurs bootsten het dagdagelijkse leven van de 'primitievelingen' uit, wat het uitvoeren van 'traditionele' taken inhield: van het kijken naar tv tot het naaien van voodoo poppen.183 Voor de kooi stond een donatiebox en wanneer de toeschouwers er geld inwierpen, begon de vrouwelijke inboorling te dansen of vertelde de mannelijke inboorling een authentiek verhaal, in zijn onverstaanbare moedertaal. De kooi werd bewaakt door twee ingehuurde bewakers en deze zouden ook extra informatie verschaffen over de 'primitievelingen' wanneer een nieuwsgierige bezoeker interesse toonde. Binnen de muren van het museum, gaven ze zich openlijk voor kritisch onderzoek. De performance ging uit van een oppervlakkigheid waarbij enkel aan stereotiepen voldaan moest worden. Het was repetitief en eentonig maar door de grote fascinatie van het publiek voor het „primitieve‟, het nieuwe, leek dit niet opgemerkt te worden.184 Fusco en Gómez-Peña waren alles wat het publiek van hen verwachte, behalve menselijk dan. Fusco's 'personage' was een exotisch specimen met geverfd gezicht, een strooien rok, zonnebril en tennisschoenen. Gómez-Peña droeg een masker, zonnebril, een aktetas (met een slang erin), zwarte botten en performde in bloot bovenlichaam.185 183 TAYLOR, Diana, "A savage performance: Guillermo Gómez-Peña and Coco Fusco‟s „Couple in the cage‟", in: The Drama review, vol. 42, nr. 2, summer 1998, p. 163. 184 TAYLOR, Diana, o.c., p. 164. 185 TAYLOR, Diana, o.c., p. 165. 64 De performance voelt het multiculturalisme, dat overal heerst in culturele instituten, aan de tand. Het is een poging om de koloniserende blik terug te kaatsen. Dit komt tot uiting in de video die tijdens de performance zelf opgenomen is door Coco Fusco en Paula Heredia. "The Couple in a Cage: A Guatinaui Odyssey "(zie afbeelding 36), de video die gebaseerd is op deze performance, toont de kijker filmmateriaal en foto‟s die de geschiedenis van het tentoonstellen van inheemse volkeren toont, maar ook de racistische representatie weergeeft van hoe men de „primitieve‟ Ander zag. De video wordt gezien als een document over cultureel gedrag. Door deze representatie op een satirische manier weer te geven, wil de video niet enkel specifieke aanspraak op objectiviteit doen maar de ook de positie van de veronderstelde neutrale blik zelf. Het is een documentaire die tijdens de voorstelling zelf gemaakt is en zich vooral toespitste op het publiek die de performance bijwoonde. De richting van de blik wordt omgekeerd, omdat de video zich focust op de reacties van de toeschouwers. Hij maakt van de toeschouwer het schouwspel. De toeschouwers werden, door het in beeld brengen van hun reacties, op hun beurt in een kooi gezet. De, meestal 'blanke', bezoekers aan de kooi plaatsten zichzelf op de veronderstelde comfortabele plaats van de gluurder. Zoals Bell Hooks argumenteert:“As fantastic as it may seem, racist white people find it easy to imagine that black people cannot see them if within their desire they do not want to be seen by the dark Other.”186 De video maakt deze onzichtbaarheid zichtbaar door het „witte‟ publiek te portretteren als emotieloos in hun wetenschappelijke toenadering tot het specimen. Net zoals tijdens de koloniale tentoonstellingen roepen de tentoongestelde „primitieven‟ een comfortabele curiositeit op, maar tegelijk wekken ze ook een angst op die om toezicht vraagt. Wat Gómez-Peña en Fusco hiermee wilden aantonen, was niet de reactie van het individu maar meer cruciaal, de manier waarop maatschappelijke blik gecreëerd wordt. 186 HOOKS, Bell; "Representing Whiteness in the Black Imagination."in: GROSSBERG, Lawrence (e.a)., Cultural Studies. Eds., London: Routledge, 1992, p. 340. 65 Door te spelen met het idee dat we onze identiteit zo gemakkelijk kunnen omwisselen, suggereert hij cynisch dat verschillende identiteiten een kenmerkende verwisselbare waarde hebben in de cultuurmarkt. In haar essay "The Other History of Intercultural Performance", bespreekt Fusco situaties waarmee zij en Gómez-Peña geconfronteerd werden tijdens de performances. Ze legt uit: "My collaborator, Guillermo Gómez-Peña, and I were intrigued by this legacy of performing the identity of an Other for a white audience, sensing its implications for us as performance artists dealing with cultural identity in the present. Had things changed, we wondered?"187 Door zichzelf te profileren als authentieke „Amerindians‟, leveren ze een kritiek op de fascinatie voor het primitivisme en authenticiteit dat nog steeds bestaat in de Westerse cultuur. In 1992, het jaar van de voorstelling, werd de 500 jarige verjaardag van de ontdekking van Amerika door Colombus gevierd. Net op deze koloniale ideologie, die rond dit soort evenementen hangt, proberen Fusco en Gómez-Peña een kritiek te leveren. Deze performance dient als een interventie in het repertoire van representaties van de „authentieke Andere‟, waarin op zoek gegaan wordt naar mogelijkheden om het publiek meer bewust te maken van de Eurocentrische perspectieven die schuilgingen achter de „ontdekkingcelebraties'. Met de performance hebben Fusco en Gómez-Peña opgetreden in verschillende publieke en institutionele plaatsen in heel de wereld. Echter, ondanks de bedoeling van de artiesten om een kritische satire naar voor te brengen, bleef er bij het publiek een fascinatie voor het Anders- zijn. 187 FUSCO, Coco, o.c., p.143. 66 Vele bezoekers zagen hen vaak als „echte‟ Guatinauis. The cage became a blank screen onto which audiences projected their fantasies of who and what we are. As we assumed the stereotypical role of the domesticated savage, many audience members felt entitled to assume the role of the colonizer.188 Fusco stelde vast dat zelf wanneer de toeschouwers wisten dat het om een performance ging, deze zich leken te amuseren in het geven van geld aan de artiesten opdat ze zouden dansen of opdat zij zelfs vernederende dingen zouden doen zoals het tonen van de genitale delen. Dit bevestigt de nog steeds bestaande koloniale fantasie, over het 'ongeciviliseerde' pas ontdekte ras. Sommige bezoekers die op de hoogte waren, veroordeelden het project voor het misleiden van de toeschouwers. Vaak gebeurde het dat men de bewakers uit het museum vroeg of de tentoongestelden toestemming gegeven hadden. Zij werden ook vaak verantwoordelijk gesteld voor het plaatsen in de kooi en kregen een stempel opgedrukt van het uitvoeren van onethische praktijken. Wanneer de toeschouwer naar de kooi keek, stelde hij geen vragen over hedendaagse kwesties tussen verschillende culturen, zoals migratie of verplaatsing. De „primitieven‟ stonden in de kooi en werden bekeken in dat kader. Fusco noteerde in haar essay enkele reacties: The tenor of reactions to seeing "undiscovered Amerindians" in a cage changes from locale to locale; we have noted, for example that in Spain, a country with no strong tradition of Protestant morality or empirical philosophy, opposition to our work came from conservatives who were concerned with its political implications, and not with the ethics of dissimulation. Some patterns, nonetheless, have repeated themselves. Audience reactions have been largely divided along the lines of race, class, and nationality. Artists and cultural bureaucrats, the self-proclaimed elite, exhibited sceptical reactions that were often the most anxiety-ridden. 188 FUSCO, Coco,o.c., p.152. 67 They sometimes have expressed a desire to rupture the fiction publicly by naming us, or they arrive armed with scepticism as they search for the "believers," or parody believers in order to join the performance. 189 Gómez-Peña, die zelf een migrant is en Fusco, die uit het postrevolutionaire Cuba gezet is, waren in realiteit in zekere zin verbonden met hun personages bij wie hetzelfde beeld werd opgedrongen. De reden waarom Gómez-Peña dit soort spektakels maakt; zo extreem gaat in zijn performances, is om het publiek een plaats aan te bieden waar men kan doen aan zelfreflectie over de relatie tegenover de Ander. Op deze manier hoopt hij in de geest van de toeschouwer een proces van reflectie aan te wakkeren wat hopelijk zou kunnen lijden tot diepere ethische en politieke vragen omtrent de huidige situatie en maatschappij.190 De performance had betrekking tot de gevoelens die de artiesten en vele burgers hebben tegenover de limieten die opgelegd worden tegen vrije meningsuiting. De kooi was in feite een metafoor van de toestand van de chicano‟s en alle andere immigranten die niet aanvaard worden in de maatschappij, gekoppeld aan racistische etnografische paradigma's van de ontdekking met de exotiserende retoriek van het multiculturalisme.191 3.3. De koloniale tentoonstellingen ~ de hedendaagse performance Op het eerste zicht lijkt de context waarin beide 'performances' opgevoerd werden verschillend. Terwijl in het geval van de koloniale tentoonstelling de kolonisatie nog volop aan de gang was, waarbij de tentoongestelden effectief afkomstig waren uit de kolonie zelf, is dat niet het geval bij "Two Undiscovered Amerindians Visit...". 189 FUSCO, Coco, o.c. , p.158. 190 GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, “The new global culture: The Millennial Freak Crosses the Southern Border”, in: The Drama Review, Vol. 45,Issue 1, March 1, 2001,p.7-30. 191 FUSCO, Coco, o.c., p.145. 68 Deze moderne performance vormt een antwoord op de mensenexposities die in de 19de en 20ste eeuw gehouden werden om het raciale verschil tussen het moederland en de kolonie aan te tonen. Het vormt een kritiek op de fascinatie tegenover het 'primitivisme' dat nog steeds aanwezig is in de westerse cultuur. De tentoongestelden zijn acteurs die de hele tentoonstelling in scène gezet hebben. Hier zit dus het grote verschil met de koloniale tentoonstellingen, namelijk het medeweten van de hoofdrolspelers. De tentoongestelden op de koloniale tentoonstellingen waren voor de buitenwereld een representatie van zichzelf maar in realiteit moesten ze een schema volgen met activiteiten die door de organisatie opgelegd werd. In beide gevallen gaat het om een weergave van een clichébeeld dat niet overeenkomt met de realiteit. Door stereotypering en een te vage kennis van de Ander werden beide als waarheid aanvaard. Echter, Gómez-Peña en Fusco, handelen ook vanuit wrange gevoelens tegenover huidige politieke situaties die een vorm van neokolonialisme in zich dragen (zie supra). Er bestaat aldus een verschil tussen de 'acteurs' van de verschillende tentoonstellingen, het publiek daarentegen vertoonde echter wel grote gelijkenissen. In de performance van Gómez-Peña en Fusco ging het om een interactieve wisselwerking tussen het publiek en de acteurs waarbij de focus minder op de acties van de acteurs lag en meer op de manier waarop het publiek tegenover hen reageerde en hun acties interpreteerde. Door het filmen en later in een documentaire verwerken van de beelden, was het de bedoeling de toeschouwer confronteren hun voyeuristische blik tegenover de Ander. Op het moment zelf drong dit niet zozeer door omdat de twee acteurs zich volledig onderwierpen aan de vragen en eisen van de bezoeker. Het was pas achteraf, wanneer men zich bewust gemaakt werd van de hele opzet of wanneer men de videobeelden zag, dat men tot het inzicht kwam dat men zich gedroeg als was als de blanke kolonisator die de gekoloniseerd als een object bekeek. Wat bijdroeg aan de zogezegde authenticiteit van de performance was de setting. 69 Meestal werd de kooi opgesteld in een museum en hoewel dit helemaal niet refereerde naar de natuurlijke omgeving van de performers, was dit voor het publiek een factor die het realiteitsgehalte opwaardeerde. Culturele instellingen als musea hebben over het algemeen een groot geloofwaardigheidgehalte omwille van hun formele karakter. Tijdens de koloniale tentoonstellingen kon de voyeuristische positie van de westerse burger niet in gedrang komen. Zij beschikten over het recht de Ander te bespotten en te bekritiseren. De organisatoren handelden vanuit de gedachte dat het tentoonstellen van de Ander de westerse burger bewust zou maken van het nodige civilisatieproces dat nodig was. Wat de westerse mogendheden poneerde was de waarheid en er bestond geen twijfel over dat de 'primitievelingen' inderdaad geciviliseerd moesten worden. De tentoongestelden waren niet op de hoogte van de manier waarop ze gepresenteerd zouden worden, van de vernederende blikken die hen zouden toegeworpen worden en van de representatie die ze van zichzelf moesten geven. In dat opzicht is er een gelijkenis met het publiek dat niet op de hoogte gesteld was van de opzet van de performance, waarbij de tentoongestelden het gebeuren meer in de hand hadden dan het publiek. Maar dit publiek koos volledig zelf voor de houding die hij aannam tegenover de tentoongestelde acteurs (zie afbeeldingen 37-40). Het was, net als tijdens de koloniale tentoonstellingen, een voyeuristische houding van minachting of fascinatie waardoor hij zichzelf onbewust in de rol van de kolonisator en westerse toeschouwer plaatste (Zie afbeeldingen 41- 43). Net zoals er twijfels bestaan over de gedroomde multiculturele samenleving, wordt de open-minded houding van de 'blanke' tegenover de Ander ook in twijfel getrokken, een vaak onbewust superioriteitsgevoel lijkt nog steeds te overheersen. Reflecties over het verleden en reflecties over het heden trachten een bewustwording aan te wakkeren. Het is aan de burger zelf om deze effectief te laten doordringen en in de praktijk te verwezenlijken. 70 3.4. Hedendaags toerisme: Een exotische trip naar de Ander Wat honderd jaar geleden niet mogelijk was voor de gewone burger, het reizen buiten de landsgrenzen, is de dag van vandaag nog nooit zo eenvoudig geweest. Het kost een kleine moeite om een vliegtuig te nemen om slechts enkele uren later een ander continent te betreden. Ten tijde van de wereldtentoonstellingen werd het tentoonstellen van de gekoloniseerden als noodzakelijk gezien om de burger in contact te brengen met de Ander. Er bestonden geen mogelijkheden voor de doorsnee burger om er zelf op uit te trekken. Het nieuwe, mysterieuze en zelf beangstigende dat deze vreemde continenten in zich hadden, is vandaag de dag niet meer zo hard aanwezig, wel de fascinatie voor het andere en voor de ervaring rijker die je bent achteraf. Talloze mogelijkheden zorgen ervoor dat we in contact staan met de andere kant van de aardbol. Televisiebeelden en films geven ons een beeld op welke manier er geleefd wordt, hoe die andere cultuur in elkaar zit en hoezeer deze verschilt van de onze. De fascinatie voor de andere cultuur is er nog steeds en met de mogelijkheden die er bestaan, wordt het nog eenvoudiger er zich in te laten onderdompelen. Massatoerisme, dat enkel gericht is op het vermaak, brengt de toerist, om het met de woorden van Karel Arnaut te zeggen, “in een kunstmatige luchtbel terecht die hen afschermt van de realiteit waarnaar ze afreizen”. Steeds vaker wordt geopteerd voor een bestemming buiten het eigen continent waarvan de exotische aantrekkingskracht uiteraard veel groter is. Hotelketens voorzien zich hierop en richten grote complexen waarbij de toerist zelf geen moeite moet doen. De luxe en comfort die dit soort vakanties kenmerken, steken fel af tegen de grote armoede die er vaak heerst buiten de muren van het domein. De plaatselijke bevolking ziet met lede ogen aan hoe bijvoorbeeld watervoorraden slinken om de zwembaden voor de toeristen te kunnen vullen. De enige 'positieve' inbreng die dit soort toerisme met zich meebrengt, zijn de werkvoorzieningen binnen de ketens die aan de bevolking aangeboden wordt. De westerse burger gaat graag op zoek naar ander culturen maar van dit effectieve contact komt vaak niet veel in huis. 71 De georganiseerde tripjes die vanuit het hotel aangeboden worden, geven nooit een authentiek beeld weer van het echte reilen en zeilen. Hoe het er aan toe gaat in het echte leven is niet belangrijk voor de toerist. Wat belangrijker is, is de kleur die men verkrijgt aan het zwembad van het hotel en de zekerheid dat men er kan ontstressen. Natuurlijk kiest niet iedereen voor deze vorm van toerisme. Er bestaat een bepaalde doelgroep die daadwerkelijk tussen te mensen wil zijn tijdens zijn vakantie. De avonturiers en ecotoeristen plaatsen zichzelf als het tegenovergestelde van de massatoeristen, die op zoek gaan naar de cliché witte stranden en blauwe hemel. Maar ook hierop weet de toeristische sector met gemak in te spelen. Gidsen en allerhande survivaltools worden op de markt gebracht om deze 'zelfstandige' rugzaktoerist op zijn trip te behoeden tegen onverwachte omstandigheden. Met alle mogelijkheden die men de toerist aanbiedt, wordt deze alternatieve vorm van reizen algauw evenzeer een soort van totaalpakket waarin onvoorziene omstandigheden vermeden worden. Het is wel een onderdompeling in een vreemde cultuur, maar ook hier wordt de toerist gewaarschuwd voor de onder andere ziektes die hij kan oplopen wanneer hij iets verkeerd eet of het verschil in mentaliteit. Hier verdwijnt de kracht van de spontaniteit. Wanneer men niets kan laten afhangen van het moment en steeds het boekje erbij moet halen om te kijken of er geen gevaren schuilen, komt ook hier de open blik tegenover de andere cultuur in twijfel te staan. De laatste jaren heeft werd ook Reality-tv ingezet om de realiteit niet enkel te benaderen maar ook te maken. Om stukjes 'realiteit' die veraf of dichtbij zouden kunnen zijn, maar steeds buiten de greep van de alledaagse ervaring, in de huiskamer van de mensen te brengen.192 Andere culturen worden via deze weg nog steeds bekeken met een koloniale blik van destijds. Toast Kannibaal, een programma waarbij Belgische gezinnen enkele weken intrekken bij 'primitieve' stammen, vormt hiervan het toppunt. 192 ARNAUT, Karel en SEYSSENS, Renilde, „Exotische reality in Vlaanderen:Stammenoorlogen in de postkoloniale ontspanningsindustrie‟ ,(juli 2007) in:http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/forum_0702/karel_2007_mo.htm,18/07/2008. 72 Het poneert een instruerende functie te hebben in de zin dat het culturen en cultuurverschillen documenteert en kijkers laat kennismaken met vreemde, i.c. Afrikaanse leefomgevingen en samenlevingsvormen.193 Dit format dat een ongelofelijk succes kent (er worden afleveringen van de Nederlandse variant uitgezonden tijdens de zomermaanden), speelt in op de nog steeds bestaande clichés omtrent de Ander. Mensen vergelijken het leven in Afrikaanse of Aziatische stamverbanden graag met reis in de tijd die wij, als westerling, ondergaan wanneer we in hun cultuur ondergedompeld worden. De televisiemakers laten het publiek graag geloven dat dit effectief zo is. Men schrikt er niet voor terug om de locals te verbieden Engels te gebruiken en hun gsm buiten het scherm te houden. Vaak wordt hen geld aangeboden opdat ze hun golfplatendak van een laagje stro zouden voorzien of de jeans in te wisselen voor een traditionele plunje.194 In dit opzicht staat dit soort realityprogramma's niet zo ver af van de koloniale tentoonstellingen van een eeuw geleden. Op expo '58 werden de tentoongestelde Congolezen ook opgedragen terug in 'primitieve kostuums' te kruipen om de westerling te vermaken met het beeld dat deze nog steeds hadden over de Afrikanen. De Congolezen waren de civilisé's, dit waren de burgers die, door assimilatie, de westerse waarden en normen overnamen. Het is dus ironisch dat net deze 'bijna' westerlingen zich moesten laten vernederen door deze vorm van westerse suprematie. De 'stammen' in Toast Kannibaal worden in feite ook tentoongesteld via deze moderne vorm van entertainment. De televisie heeft de plaats ingenomen van de kooi maar de toeschouwer blijft dezelfde. De westerse blik kijkt nog steeds neer op de Ander, al dan niet op een manier waarop hij er zich van bewust is. In dit opzicht is de televisiekijker van dit soort formats dezelfde als de toeschouwer van het spektakel in de 19de en 20ste eeuw, alsook de bezoeker aan de kooi van Gómez- Peña en Fusco. 193 "De menselijke zoo" in België/Afrika , in: http://cas1.elis.ugent.be/afrikaverteltd/rubrieken/mens_dier.htm, 18/07/08. 194 ARNAUT, Karel en SEYSSENS, Renilde, „Exotische reality in Vlaanderen:Stammenoorlogen in de postkoloniale ontspanningsindustrie‟ ,(juli 2007) in:http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/forum_0702/karel_2007_mo.htm,18/07/2008. 73 De manier waarop televisie en film de Ander in beeld brengt lijkt vaak onschuldig en op het eerste zicht lucratief. Maar het is net deze beeldvorming die aantoont dat de stereotiepen de dag van vandaag nog steeds aanwezig zijn. 3.5. Besluit Vaak wordt gedacht dat we cultureel opgebouwd zijn als subjecten en dat we sociaal opgebouwd zijn door de identiteiten die we aannemen. Het is gemakkelijk aan te nemen dat klasse een sociale constructie is maar niet zo eenvoudig te begrijpen hoe dit doorheen de geschiedenis een bepaalde vorm aangenomen heeft, gesteund door de opvattingen van de wetenschap en de politiek. Afkomst is geen natuurlijk gegeven maar is cultureel bepaald. Net zoals dat ook het geval is bij bijvoorbeeld gender. Identiteitvorming speelt een grote rol in leven van het individu. In de moderne maatschappij gaat men ervan uit dat individuen niet over één identiteit beschikken, maar verschillende identiteiten hebben. In de 20ste eeuw wordt de nationale identiteit nog meer gefragmenteerd door het proces van globalisering. Dit zijn processen op mondiale schaal die de nationale grenzen overschrijden, die de gemeenschappen in nieuwe ruimte- tijd combinaties integreren en verbinden en de wereld als één groot interactief geheel beschouwen. Deze aspecten beïnvloeden de culturele identiteit.195 Het beschikken over verschillende identiteiten wordt veelal als een positief gegeven beschouwd. Echter, gevallen als de Chicano‟s die met de negatieve aspecten van een dubbele nationaliteit worstelen, tonen aan dat het in de realiteit meer complex is dan in theorie. De huidige maatschappij wordt vaak bestempeld als multicultureel en tolerant. Toch staat ze er in realiteit verder af dan gedacht. Guillermo Gómez- Peña en Coco Fusco werken rond deze kwesties in hun performances. Voyeurisme en de (neo)koloniale blik zijn twee hoofdthema's die men tracht aan te klagen door de toeschouwers zelf in de rol van de geviseerde te plaatsen. 195 De twee eerst alinea‟s van dit besluit zijn gebaseerd op HALL, Stuart, What is at stake in the question of identities? 74 In de performance " Two Undiscovered Amerindians Visit..." plaatsen de acteurs zich bewust in de rol van de nog steeds geobserveerde Ander waarbij ze zich, net als ten tijde van de menselijke zoo's, achter tralies plaatsten. Deze performance zou de toeschouwer tijdens en na de opvoering moeten aanzetten tot zelfreflectie. Hierbij komt de onaantastbare positie van de toeschouwer in gedrang waardoor hij de controle in zijn blik over de Ander verliest. Kunstenaars benaderen de realiteit op een artistieke manier, en geven ofwel op een radicale, uitvergrote manier een kritiek op de politieke en sociale maatschappij ofwel op een meer subtielere manier. Deze laatste vorm laat vaak grote indruk na op de toeschouwer omdat ze een nieuwe kijk op de dingen biedt. Mede via deze weg vinden politieke boodschappen hun weg naar het grote publiek en dragen zo hun steentje bij in het aanpakken van grote maatschappelijke kwesties. 75 ALGEMENE SLOTBESHOUWINGEN De vraagstelling van dit onderzoek “De tentoongestelde Andere: Een cultuurhistorisch onderzoek naar de koloniale blik” heeft mij de mogelijkheid geboden een inzicht te verkrijgen in de manier waarop de blik van de westerling sinds het begin van de kolonisatie tot nu naar de Ander gericht is. Via een cultuurhistorisch onderzoek naar het rollenpatroon tussen „blank‟ en „zwart‟ waarbij stereotiepen vaak terugkeren, ben ik tot een paar interessante conclusies gekomen. Een schets van de koloniale geschiedenis was noodzakelijk in dit onderzoek omdat daar de fundamenten liggen van de koloniale blik. Van bij het oprichten van de kolonie heerste de gedachte dat de westerse man superieur was tegenover de Afrikaan. De publieke opinie werd grotendeels gevormd door de propagandamiddelen die op til gezet werden. Fotografie en later cinema en televisie, speelden hierbij een invloedrijke rol. Belangrijk is om de kolonisatie te zien in het kader van het Europese imperialisme. In dit opzicht was het verwerven van een kolonie een soort van opboksen tegen de andere Europese landen. Geen enkel Europees land wou hierbij op de achtergrond raken, zo ook België niet. In diezelfde context van imperialisme ontstonden in de 2de helft van de 19de eeuw de grote wereldtentoonstellingen die, zeker in de beginjaren, een vertegenwoordiging waren van de vooruitgangsfilosofieën, de industriële vooruitgang en de het kolonialisme. Het ontstaan van de koloniale dorpen op de tentoonstellingen situeert zich in de context van al deze nieuwigheden. „Het Andere‟ heeft altijd een aantrekkingskracht uitgeoefend op de mens. Dat tonen het bestaan van freakshows en tv formats omtrent de Ander nog steeds aan. 76 Uit twee behandelde cases, de koloniale tentoonstelling in Tervuren (1897) en de wereldtentoonstelling in Antwerpen (1930), kan opgemaakt worden dat de tijdsgeest de fascinatie voor de Ander niet ondermijnt. Echter, het valt wel op dat de mens steeds op zoek gaat naar entertainment, naar elke vorm van ontspanning. Nieuwe technologieën trekken ook de ogen open en verdringen op een gegeven moment het succes van de koloniale tentoonstellingen. Dit wil echter niet zeggen dat de fascinatie voor de Ander afnam. Via deze nieuwe technologieën ontstonden net nieuwe vormen om deze weer te geven. „Primitieve‟ maatschappijen worden gezien als slechts een klein deel van de moderne wereld wat ze daardoor des te boeiender maakt. We zien ze als de opposant van het Westen op vlak van technologie en vooruitgang. Toch worden we overstelpt met een voyeuristische interesse in „primitieve‟ culturen door wat we horen en zien, wat we leren en lezen. In het derde hoofdstuk wordt duidelijk gemaakt dat hoewel de tijden van kolonisatie al geruime tijd achter ons gelaten zijn, de koloniale blik nog steeds aanwezig is. Dit besef vormt de basis van verschillende hedendaagse theorieën die een kritische blik werpen op de invulling van de begrippen „multiculturalisme‟ en „postkolonialisme‟. De illusie dat de koloniale blik volledig verdwenen is, wordt hier doorprikt. De derde case, "Two Undiscovered Amerindians Visit..." van Guillermo GómezPeña en Coco Fusco, trekt zelf de vergelijking tussen de huidige blik tegenover de Ander door naar de koloniale blik tijdens de koloniale tentoonstellingen te verwijzen. De traditie van de menselijke zoo is nog steeds aanwezig ook al verschillen de cultuursferen en de tijdsgeest. Het anders-zijn vervult nog steeds dezelfde verlangens als een eeuw geleden. Dit is waar we op attent gemaakt moeten worden en wat kunstenaars en theoretici pogen te bekrachtigen. 77 Dezelfde ontwikkelingen als ten tijde van de koloniale tentoonstellingen vormen de motieven die het de westers blik ten opzichte van de Ander in de hand hebben. Daar waar destijds het ontstaan van fotografie en film de koloniale blik vormde, zijn nu internet en televisie erbij gekomen. Bewust of onbewust laten deze vormen van media de mens vrijuit gaan in de verbeelding van het anders-zijn. De voyeuristische drang en nieuwsgierigheid naar de Ander, -of het hier nu gaat om vreemde culturen, hottentotten, dwergen , freaks,.. – vormden en vormen nog steeds de verklaring van het succes van de tentoongestelde Andere. 78 BIBLIOGRAFIE Boekwerken - ARNAUT, Karel, CEUPPENS, Bambi, en Daniël VANGROENWEGHE, Leopolds Congo: dromen en nachtmerries, drukkerij Vanderhaegen- Kruishoutem, 2005. - BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris : La Découverte, 2002. - BARATAY, Eric, "frisson sauvage: les zoo comme mise en scène de la curiosité", in: BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris : La Découverte, 2002, p.31- 37. - BHABHA, Homi K., The location of culture, London, Routledge, 2004. - BHABHA, Homi K., “Of mimicry and man”, in: BAIL, Henry (ed.): The performance studies reader, London, Routledge, 2004, p. 279- 286. - BLANCHARD, Pascal, BANCEL, Nicolas en Sandrine Lemaire, "Les zoos humains: le passage d‟un „racisme scientifique‟ vers un „racisme populaire et colonial‟ en Occident", in: Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris : La Découverte, 2002, p. 63- 71. - BUELENS, Frans, Congo 1885- 1960: Een financieel- economische geschiedenis, uitgeverij EPO, 2007. - CEUPPENS, Bambi, Congo made in Flanders? Koloniale Vlaamse visies op „blank‟ en „zwart‟ in Belgisch Congo, Academia Press- Gent, 2003. - CHOW, Rey, Ethics after idealism: Theory- Culture- Ethnicity- Reading, Rey Chow, 1998. - COCKX, A.en J., LEMMENS, Les expositions universelles et internationales en Belgique de 1885 à 1958, s.n. Brussel, 1958. - CORBEY, Raymond, Wildheid en beschaving: De Europese verbeelding van Afrika, Nijmegen, 1989. - COUTTENIER, Maarten, Congo tentoongesteld: Een geschiedenis van de Belgische antropologie en het museum van Tervuren (1882- 1925), Uitgeverij Acco, 2005. 79 - DE BOECK, Filip, “Het discours van de postkolonialiteit: de problematiek van identiteit en representatie”, in: Handboek Culturele Studies. ConceptenProblemen-Methoden., Red. VLASSELAERS, Joris en Jan BAETENS, Leuven/Amersfoort: Acco, 1996., p. 139-149. - DOOM, Rudy, "De wereldtentoonstellingen en de koloniale propaganda", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 195-203. - DUNN, Kevin C, Imagining the Congo: the international relations of identity, New York, Palgrave Macmilan, 2003. - ETAMBALA, Zana Aziza, "Antwerpen en de kolonie: van 1885 tot ca. 1920", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 173-184. - FANON, Frantz, De verworpenen der aarde, A.W. Bruno & Zoon Utrecht/ Antwerpen, 1961. - FANON, Frantz, "The fact of blackness", in: Black Skin, White Masks, MacGibbon & Kee, London, 1968, p. 323- 326.. - FOEKEN, Dick, België behoeft een kolonie: de ontstaansgeschiedenis van Kongo Vrijstaat, uitgeverij C. de Vries Antwerpen, 1985. - FUSCO, Coco, English is broken here: Notes on cultural fusion in the Americas, The New Press, New York, 1995. - FUSCO, Coco (e.d.), Corpus Delecti: Performance art of the Americas, Routledge, 2000. - GENET, Jean, The Blacks: a clown show, Bernard Frechtman, 1960. - GREENHALGH, Paul, The expositions universelles:great exhibitions and world‟s fairs, 1851- 1939, Manchester University Press, 1988. - GREVER, Maria, JANSEN, Harry (e.d.), "Tijd en ruimte onder één dak: De wereldtentoonstelling als verbeelde vooruitgang", in : De ongrijpbare tijd: temporaliteit en de constructie van het verleden, Hilversum, 2001, p.113- 130. - GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Culturas- in- extremis: “Performing against the cultural backdrop of the mainstream bizarre”, in: BAIL, Henry (ed.), The Performance studies reader, Londen, Routledge,2004, p. 287- 298. - GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, Dangerous border crossers: the artist talks back, Routledge, 2000. 80 - HAGENBECK,Carl, Van dieren en menschen, Schelten & Giltay, Amsterdam, 1908. - HERREMAN, Frans," Afrikaanse kunst op de wereldtentoonstellingen van 1894 en 1930. Commentaren en reacties in de toenmalige Antwerpse pers", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 209-211. - HOCHSCHILD, Adam, De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo, J.M. Meulenhoff bv, Amsterdam,1998. - HOOKS, Bell; "Representing Whiteness in the Black Imagination."in: GROSSBERG, Lawrence (e.a)., Cultural Studies. Eds., London: Routledge, 1992, p. 338-342. - JANS, Erwin, Interculturele intoxicaties: over kunst, cultuur en verschil, uitgeverij EPO, 2006. - JANS, Erwin, "Interculturele en theatrale intoxicaties", in: VAN DEN DRIES, Luk, DE BELDER, Steven, TACHELET, Koen (eds), Verspeelde werkelijkheid, verkenningen van theatraliteit, Leuven, Van Halewyck, 2002, p.77-98. - LEMAIRE, Charles, Congo et Belgique : a propos de l'exposition d'Anvers, Bruxelles : Bulens, 1894. - LEMAIRE, Charles, Au Congo : comment les noirs travaillent, Bruxelles : Bulens, 1895. - LEMAIRE, Ton, Over de waarde van kulturen, Een inleiding in de kultuurfilosofie, Ambo, Baarn, 1976. - MACKENZIE, John M., Imperialism and popular culture, Manchester university press, 1986. - MARRANCA, Bonnie, DASGUPTA, Gautam, Interculturalism and Performance, Writings from PAJ, PAJ Publications, 1991. - MARTENS, Eric, Expotopia: De Belgische Expo‟s, Belgisch filmarchief, 2008. - MAXWELL, Anne, " Montre l‟Autre: FransBoas et les soeurs Gerhard "; in: BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris : La Découverte, 2002, p.331-339. - MCCLINTOCK, Anne, Imperial leather: race, gender and sexuality in the colonial contest, Roudledge, New York, 1995. 81 - NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993. - NEDERVEEN PIETERSE, Jan, ”Wit over zwart: beelden van Afrika en zwarten in de Westerse populaire cultuur”, Koninklijk instituut van Tropen, Amsterdam, 1990. - PROCEE, H., Over de grenzen van de culturen: Voorbij universalisme en relativisme, Amsterdam, 1991. - RANIERI,L., "Leopold II. Zijn urbanistische visie, zijn monumentale bouwwerken", in: H. Balthasar & J. Strengers (red.) Dynastie en Cultuur in België, Mercator Fonds, Antwerpen,1990, p. 173-212. - REISS, Benjamin," P.T. Barnum, Joice Heth et les débuts des spectacles ‟raciaux‟", in:BANCEL, Nicolas, BLANCHARD, Pascal, BOËTSCH, Gilles, DEROO; Eric en Sandrine LEMAIRE, Zoos humains: de la vénus hottentote aux reality shows, Paris : La Découverte, 2002, p. 23- 30. - ROGGHE, Frans, De overneming van den Congo: Redevoerig uitgesproken door Frans Rogghé, Centrale Drukkerij, Georges De Keukelaere, Gent, 1908, p.4-5. - SAID, Edward W., Culture and imperialism, Village books; New York, 1994. - SCHALBROECK, Ivo, Belgisch Kongo: De dekolonisatie van een kolonie,Uitgeverij Lanno, Tielt, 1986. - TORGOVNICK, Marianna, Gone primitive: Savage intellects, modern lives, The university of Chicago press, 1990. - UYTTENHOVE, Pieter," De ruïne en het feest. De moderniteit van Oud Antwerpen en Oud België", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 249-255. - VAN BILSEN, Jef, Kongo 1945-1965: Het einde van een kolonie, uitgeverij Davidsfonds, Leuven, 1993. - VAN GERVEN, Jan," De wereldtentoonstellingen als uitingen van nationale trots", in: NAUWELAERTS, Mandy e.a. (red.), De panoramische droom: Antwerpen en de wereldtentoonstellingen 1885-1894-1930, Antwerpen 1993 vzw, 1993, p. 101108. - VINTS, Luc, Kongo made in Belgium: beeld van een kolonie in film en propaganda, Kritak uitgeverij en verspreidingscentrum, 1984. 82 - VISKER, Rudi, Vreemd gaan en vreemd blijven: Filosofie van de multiculturaliteit, Uitgeverij SUN Amsterdam, 2005. - WYNANTS, Maurits, Van hertogen en Kongolezen: Tervuren en de Koloniale Tentoonstelling 1897, N.V. Erasmus, Wetteren, 1997. - YOUNG, Robert J.C., "The ambivalence of Bhabha", in: White mythologies: writing history and the West, Routledge, 2004, 181-198. - ŽIŽEK, Slavoj, Pleidooi voor intolerantie, Boom, Amsterdam, 1998. - X. , Wereldtentoonstelling voor Koloniën, zeevaart en Vlaamsche Kunst Antwerpen 1930: Paleis van Belgisch Congo, officiële gids, Brussel, établissements généraux d'imprimerie, 1930. Tijdschriftartikelen - BARUCHA, Rustom,” Ontmoeting via verschillen; een interculturele dialoog”, in: Een visie uit India, Utrecht, Passepartout, 1998, p.11-23. - CORBEY, Raymond, "Etnographic Showcases, 1870- 1930", in: Cultural Antropology: Journal of the society for cultural antropology, volume 8 nr. 3, augustus 1993, p. 338- 369. - DEVELTERE, Patrick, “Hét dertigjarenplan van 1955 voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika”, in: Gids op Maatschappelijk Gebied, december 2005, p. 1-12. - ETAMBALA, Zana Aziza, " Carnet de route d‟un voyageur Congolais: Massala à l‟exposition universelle d‟Anvers, en 1885", in: Afrika Focus, Vol.9, Nr. 3, 1993, p. 215- 237. - FUSCO, Coco, "The Other history of intercultural performance", in: The Drama Review 38, Spring 1994, New York University and the Massachusetts Institute of Technology, 1994, p.143-167. - GARRIGUES, Emmanuel, "Les villages noirs en France et en Europe, ou le “zoo humain”", in: L‟ethnographie nouvelle édition n° 1: Revue de la societé d‟ethnographie de Paris, L‟entretemps éditions Saint-Jean-de-Védas, 2001, p. 6393. 83 - GARRIGUES, Emmanuel, "Les villages noirs en France et en Europe, ou le “zoo humain”, d'après la collection de Gérard Lévy", in: L‟ethnographie nouvelle édition n° 2: Villages noirs, zoos humains, L‟entretemps éditions Saint-Jean-de-Védas, 2003, p.13-51. - GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, “Mexican beasts and living Santos”, in: The Drama Review, vol. 41, nr. 1, spring 1997, p. 135-146. - GÓMEZ- PEÑA, Guillermo, “The new global culture”, in: The Drama Review, Vol. 45,Issue 1, March 1, 2001, p. 1054-2043. - POPPE, G., “Jef van Bilsen: Loslaten en houden”, in De Nieuwe Maand, XXVII, 5, juni-juli 1985, p. 5. - RAHIER, Jean Muteba, "The Ghost of Leopold II: The Belgian Royal Museum of Central Africa and Its Dusty Colonialist Exhibition", in: Research in African Literatures Vol. 34, No. 1 Spring 2003, p. 58–84. - TAYLOR, Diana, "A savage performance: Guillermo Gómez-Peña and Coco Fusco‟s „Couple in the cage‟", in: The Drama review, vol. 42, nr. 2, summer 1998, p. 160-175. - VISKER, Rudi, "Transculturele vibraties: De multiculturaliteit voorbij", in Etcetera, Jaargang 25, nr. 106, april 2007, p. 5- 13. Verhandelingen - DE COSTER, Elisabeth, De beeldvorming van Congo in de Belgische film:een Foucaoltiaans geïnspireerde analyse van de dramareeks Kongo, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschap, Optie Theaterwetenschap, 2005-2006. - DE BRECK, Marlies, Congo na de Tweede Wereldoorlog (1944-1955). Een analyse van de berichtgeving in drie Vlaamse kranten: De Standaard, Het Laaste Nieuws en Vooruit, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Geschiedenis van de Nieuwste Tijden, 2006-2007. - NEUDT, Dany, Wij hebben een taak in Kongo. De verbeelding van Afrika bij Jef van Bilsen, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Departement Geschiedenis, 2002. 84 Internetbronnen - ALAIMO, Stacy, „Multiculturalism and Epistemic Rupture: The Vanishing Acts of Guillermo Gomez-Pena and Alfredo Vea Jr‟, in: http://findarticles.com/p/articles/mi_m2278/is_2_25/ai_67532180/pg_1?tag= artBody;col1, 15/07/2008. - JONASSOHN, Kurt, On A Neglected Aspect Of Western Racism, December 2000. http://migs.concordia.ca/occpapers/zoo.htm, 10/07/2008. - KELLY, Mary Kate, „Performing the other: A consideration of two cages‟, in: http://findarticles.com/p/articles/mi_qa3709/is_199901/ai_n8851747?tag=co ntent;col1 15/07/2008 - "De menselijke zoo" in België/Afrika; in: http://cas1.elis.ugent.be/afrikaverteltd/rubrieken/mens_dier.htm, 14/05/2008. - ARNAUT, Karel en SEYSSENS, Renilde, „Exotische reality in Vlaanderen: Stammenoorlogen in de postkoloniale ontspanningsindustrie‟ ,(juli 2007) in: http://cas1.elis.rug.ac.be/avrug/forum_0702/karel_2007_mo.htm,18/07/2008 . Beeldmateriaal - DUJARDIN, Francis, “Van Boma tot Tervuren”, bevrijdingsfilms vzw, België, 1999. - DELRUE, Luc, “Congo, made in Belgium”, bevrijdingsfilms vzw, België, 1985. - MARTENS, Eric, “Expotopia: De Belgische Expo‟s”, het Belgisch filmarchief,2008. 85