Bodemvruchtbaarheid en bosbeheer

advertisement
Bodemvruchtbaarheid en bosbeheer
Op de algemene ledenvergadering van de Bosgroep Noord-Oost Nederland in november 2014 én op de
algemene ledenvergadering van de Bosgroep Midden Nederland in november 2015 is een lezing
gehouden over bodemvruchtbaarheid en bosbeheer door dhr. Jan den Ouden (Wageningen
Universiteit). Zorg voor de bosbodem en de mineralenhuishouding van onze bossen is een belangrijk
onderdeel van het hedendaagse bosbeheer en vraagt om diverse redenen onze aandacht.
Arme bossen van Nederland
Het merendeel van het Nederlandse bos ligt op de arme zandgronden. De lage bodemvruchtbaarheid in
deze bossen maakt de bosbodem kwetsbaar voor verzuring en voor het ontstaan van een onbalans in
de nutriëntenbeschikbaarheid. Dit heeft niet enkel consequenties voor de productiviteit van de
groeiplaats, maar de effecten van deze processen werken door binnen het volledige bosecosysteem.
Een voorbeeld hiervan is het effect van een verhoogde stikstofdepositie op het broedsucces van de
Sperwer. Door de verhoogde stikstofdepositie bouwt zich een overmaat van stikstof op in planten.
Hierdoor zijn bepaalde essentiële bouwstoffen niet opneembaar voor de plant. De planten worden
gegeten door rupsen welke weer worden gegeten door koolmezen. Het ontstane tekort in de planten
wordt doorgezet in de verdere voedselketen. De koolmezen vormen uiteindelijk voedsel voor de
Sperwer. Inmiddels is aangetoond dat het opgebouwde voedingsstoffentekort in de planten uiteindelijk
leidt tot een lager broedsucces voor de Sperwer met een afname van de populatie als gevolg.
Mineralenhuishouding van bos
In een bosecosysteem worden nutriënten continue hergebruikt. De nutriënten worden opgeslagen in de
bomen en in de bodem. Door depositie worden aanvullend nutriënten ingebracht in het bos, maar
tevens spoelen nutriënten uit naar diepere bodemlagen. Ook worden nutriënten afgevoerd met de
oogst van hout. De uitspoeling van mineralen naar diepere bodemlagen is hoger in naaldbossen dan in
loofbossen omdat de naalden van naaldbomen een verzurende werking op de bosbodem hebben. Voor
behoud van een evenwichtige mineralenhuishouding in het bosecosysteem is loofbos dus gunstiger
dan naaldbos.
Boomsoortensamenstelling en de mineralenhuishouding
Een deel van de nutriënten in de nutriëntenkringloop kunnen over een langere tijd worden opgeslagen
in de bomen van het bos. Echter een deel van de nutriënten, zoals bijvoorbeeld calcium en ijzer,
worden vastgelegd in het blad van de boom en zijn na bladval dus niet meer beschikbaar voor de
boom. Deze mineralen komen weer vrij in de bodem bij afbraak van het blad door bodemfauna
waardoor de boom de mineralen via de wortels weer kan opnemen. De mate waarin bomen mineralen
uit diepere bodemlagen kunnen opnemen en de verteerbaarheid van het blad verschilt echter sterk per
boomsoort. De boomsoortensamenstelling van het bos heeft daarmee dus een belangrijke invloed op
de mineralenhuishouding binnen het bosecosysteem.
Boomsoorten zoals Berk, Linde, Gewone esdoorn en Haagbeuk hebben een gunstig effect op de
mineralenhuishouding van het bos. Het strooisel van deze soorten verteert vlot waardoor, in bossen
gedomineerd door deze soorten, veelal nauwelijks onverteerd blad op de bodem ligt. De bladeren
worden door regenwormen en andere bodemfauna snel afgebroken en doormengd met de bovenste
laag van de bodem waardoor mineralen opgeslagen in het blad van de bomen snel weer beschikbaar
komen in de doorwortelbare zone van de bomen. Hierdoor vindt nauwelijks uitspoeling van mineralen
naar diepere bodemlagen plaats.
Bladeren en naalden van Beuk, Amerikaanse eik en naaldboomsoorten zijn slecht verteerbaar waardoor
de afbraak van blad juist zal stagneren en een dikke laag onverteerd blad de bosbodem bedekt.
Aanwezige nutriënten komen niet beschikbaar voor de bomen en spoelen uit naar diepere
bodemlagen. Door de zure omstandigheden verarmt het bodemleven waardoor strooiselvertering
verder stagneert. Hierdoor zal de bodem met de tijd steeds verder degraderen. De effecten van de
boomsoortensamenstelling van het bos zijn tevens zichtbaar aan de kruidlaag van het bos (Foto 1).
Foto 1. Kruidlaag onder bos met (v.l.n.r.) Tamme kastanje, Eik & Beuk en Linde
Het effect van de boomsoort op de bodem is niet op alle bodems hetzelfde. Op arme, volledig
uitgespoelde
bodems is het effect van de boomsoort beperkt omdat de bodem reeds te zuur is
waardoor nauwelijks nog mineralen in de bodem aanwezig zijn en de bodemfauna beperkt ontwikkelt
is. Op rijkere bodems, bijvoorbeeld op klei, is daarentegen de mineralenvoorraad in de bodem zo hoog
dat boomsoorten met matig verterend strooisel geen negatief effect meer hebben op de
mineralenhuishouding. Met name op (licht) leemhoudende zandbodems kan veel bereikt worden op het
gebied van groeiplaatsverbetering en het versterken van biodiversiteit door het zorgvuldig omgaan met
de boomsoortensamenstelling.
Bos en biomassa
Een
thema
wat
steeds
belangrijker
wordt
in
het
bosbeheer
met
betrekking
tot
de
mineralenhuishouding van bos is de toenemende vraag naar houtige biomassa. Wanneer we kijken
naar de totale overheidsambitie op het vlak van biomassa is het twijfelachtig of het mogelijk is deze op
duurzame wijze aan het Nederlandse bos te onttrekken. Daarnaast is het de vraag of het wel
verantwoord is met het oog op de mineralenhuishouding van het bos om dergelijke hoeveelheden
biomassa aan het bos te onttrekken.
Nutriënten zitten in verschillende delen van de boom opgeslagen (Figuur 1). Wanneer enkel het
stamhout geoogst wordt, zal reeds een aanzienlijk deel van de nutriënten aan het bosecosysteem
worden onttrokken. Wanneer tevens het takhout geoogst zal worden ten behoeve van de biomassaoogst is het de vraag hoe dit is op langere termijn is vol te houden.
Figuur 1. Relatieve aandelen van naalden, takken, schors en hout in de bovengrondse nutriëntenvoorraad van Grove den en
Corsicaanse den (1) Wright & Will 1958 en (2) Neirynck et al. 1998
Steen en mergel
De verzuring van de bodem is een natuurlijk proces. Ook zonder menselijke invloed zullen mineralen
in de bodem langzaam uitspoelen. Deze mineralenvoorraden zijn sporadisch aangevuld door steen en
mergel aangevoerd in ijstijden door gletsjers. Echter door de verhoogde stikstofdepositie wordt dit
proces versneld. Wanneer aanvullend mineralen aan het bosecosysteem worden onttrokken door oogst
van biomassa en rondhout zal dit proces nog sneller verlopen. Dit zal tot ernstige problemen kunnen
leiden in de vorm van verminderde vitaliteit van het bos en het verdwijnen van soorten.
De komende jaren zullen we de ontwikkeling van de biomassaoogst én rondhoutoogst kritisch moeten
beschouwen om de duurzame instandhouding van onze bossen en bosbodems te borgen. Een
mogelijke oplossing voor de huidige mineralenproblematiek is het bekalken van het bos met
steenmeel. Steenmeel is een meststof die vertraagd mineralen afgeeft aan de omgeving zodat effecten
van verzuring gebufferd kunnen worden. Momenteel worden experimenten met steenmeel uitgevoerd
in het kader van het Overlevingsplan Bos en Natuur (OBN) onder andere door de Bosgroep Zuid
Nederland.
Download