Opdrachtenkaart 2 Biotoopstudie Onderzoek van andere abiotische factoren Datum: ……………………… Uur van de opnamen: ………………….. Weersgesteldheid:……………………………….. Benodigdheden: lichtmeter, vochtigheidsmeter, pH‐meter of indicatoroplossing voor het bepalen van de zuurtegraad, determineerkaarten planten, dieren en zwammen. A) Lichtsterkte We meten de lichtsterkte met de lichtmeter op 1,5 m hoogte op de plaats die je groep aangeduid kreeg in het bos. Ofwel aan de rand van het bos ofwel op een open plek in het bos ofwel diep in het bos of park onder de begroeiing. We houden de lichtmeter horizontaal voor ons uit en staan altijd met de rug naar de zon. Vul de metingen in de juiste kolom van de tabel in. De lichtsterkte (symbool E) wordt gemeten in lux. Lux is de hoeveelheid ontvangen licht per oppervlakte‐eenheid. Metingen 1 E (lux) aan de bosrand E (lux) op een open plek E (lux) diep in het bos 2 3 Gemiddelde Welke besluit kan je trekken? …………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. B) Luchtvochtigheid We meten met de vochtigheidsmeter de luchtvochtigheid op de plaats die je groep aangeduid kreeg in het bos. We voeren telkens drie metingen uit en berekenen het gemiddelde. Geef het toestel minstens 1 minuut de tijd vooraleer je afleest. Metingen 1 Luchtvochtigheid (%) aan de bosrand Luchtvochtigheid (%) op een open plek Luchtvochtigheid (%) diep in het bos 2 3 Gemiddelde Welke besluit kan je trekken? …………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. C) Zuurtegraad van de bodem Bepaal de zuurtegraad van de bodem met de bodem pH‐meter of met de testset (universeel‐ indicatoroplossing) op de plaats die je groep aangeduid kreeg in het bos. Lees de waarde af of vergelijk de kleur met de kleurschaal. Een pH = 7 is neutraal, minder dan 7 is zuur en meer dan 7 is basisch (zeepachtig). Vul de gepaste kolom in de tabel in. Metingen 1 Bodem‐pH aan de bosrand Bodem‐pH op een open plek Bodem‐pH diep in het bos 2 3 Gemiddelde Welke besluit kan je trekken? …………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. E) Bodemsoort Noteer de soort bodem op de plaats die je groep aangeduid kreeg in het bos. Als je de korrels van het losse gesteente kan voelen is het zand, zijn de korrels fijn maar is het gesteente niet kneedbaar dan is het leem en als de korrels heel fijn zijn en het gesteente is goed kneedbaar dan is het klei. Zorg dat je het gesteente onder de humuslaag onderzoekt! bodemsoort aan de bosrand bodemsoort op een open plek bodemsoort diep in het bos Waarnemingen F) Waarnemen van planten en dieren Ga na welke planten (mossen, varens, kruiden, struiken en bomen), zwammen en dieren je tijdens dit onderzoek waarneemt en herkent op de plaats die je groep aangeduid kreeg in het bos. Geef indien mogelijk de naam of omschrijf de soort en steun hierbij op de algemene kennis van de leden van de groep of determineer. Vul in de gepaste kolom in. aan de bosrand op een open plek diep in het bos