DENKRAAM Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling Duurzame ontwikkeling en toekomstdenken Een inleiding Ir. Andreas Vlasman Expertisecentrum Duurzame Ontwikkeling – Universiteit van Amsterdam Drs. Irene Dankelman Programma Duurzame Ontwikkeling - Katholieke Universiteit Nijmegen Inhoudsopgave 1 2 3 Ir. Andreas Vlasman Expertisecentrum Duurzame Ontwikkeling Universiteit van Amsterdam 4 Drs. Irene Dankelman Programma Duurzame Ontwikkeling Universitair Centrum Milieuwetenschappen en Duurzame Ontwikkeling Katholieke Universiteit Nijmegen Drs. Kirsten Kuipers (red.) Universitair Centrum Milieuwetenschappen en Duurzame Ontwikkeling Katholieke Universiteit Nijmegen Zomer 2002 5 Summary Pagina 1 Voorwoord Pagina 3 Duurzame ontwikkeling: van droom naar werkelijkheid Pagina 5 1.1 Korte historie Pagina 5 1.2 Dimensies en aspecten Pagina 8 1.3 Implicaties voor operationalisering Pagina 10 1.4 Enkele dimensies nader beschouwd Pagina 11 1.5 Dilemma’s als aanzet tot verandering Pagina 14 1.6 De Johannesburg-agenda voor duurzame ontwikkeling Pagina 15 Duurzame ontwikkeling en toekomstdenken Pagina 19 2.1 Veranderingen hebben tijd nodig Pagina 19 2.2 Richting geven Pagina 20 De toekomst als spiegel Pagina 23 3.1 ‘Opdat we een neuslengte voorblijven op wie we zijn’ Pagina 23 3.2 Kleine geschiedenis van het toekomstdenken Pagina 25 Methoden voor toekomstverkenningen Pagina 29 4.1 Verscheidenheid in toekomstverkenningen Pagina 29 4.2 Een werkwijze uit de onderzoekspraktijk: de DTO-aanpak Pagina 34 Betekenis voor het hoger onderwijs Pagina 39 5.1 De vertaling van toekomstdenken naar het hoger onderwijs Pagina 39 5.2 Onderwijsomgeving en duurzame ontwikkeling Pagina 40 Werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs Literatuur Pagina 43 Deze uitgave kwam tot stand met financiële steun van het ministerie van VROM Relevante websites Pagina 45 TITEL Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling Duurzame ontwikkeling en toekomstdenken Een inleiding Auteurs Ir. Andreas Vlasman Expertisecentrum Duurzame Ontwikkeling Universiteit van Amsterdam Drs. Irene Dankelman Programma Duurzame Ontwikkeling Universitair Centrum voor Milieuwetenschappen en Duurzame Ontwikkeling Katholieke Universiteit Nijmegen Redactie Drs. Kirsten Kuipers, Programma Duurzame Ontwikkeling Universitair Centrum voor Milieuwetenschappen en Duurzame Ontwikkeling, KUN Lay-out Lidwien van der Horst, Afd. Grafische Vormgeving, KUN Drukkerij SSN, Nijmegen Papier Cover: Biotop 250g/m2, binnenwerk: Biotop 120g/m2, Uitgave UCM/KUN Bestellen UCM/DO, Toernooiveld 1, A-2044, 6525 ED Nijmegen / e-mail: [email protected] Kosten €7 ISBN 90-77004-08-6 Deze uitgave biedt achtergrondkennis bij de serie Vakreviews Duurzame Ontwikkeling en is de 10e publicatie in deze serie. Summary Education is crucial for reaching a sustainable society. The students of today will be the managers, politicians, producers and consumers of the next decades. This book is part of a series of so-called Disciplinary Reviews on Sustainable Development. The series explores the relationships between different disciplines, such as economy, biology, history, and sustainable development. The publications are intended to challenge lecturers, students and practitioners in the specific sector to reflect on the role that sustainable development plays or could play in their work. The series is produced by the Working Group Disciplinary Explorations of Sustainable Development, that is part of the national network Sustainable Development in Higher Education in the Netherlands. This review can be seen as a general introduction to the concept of sustainable development. It offers the reader a quick overview of the matter. How did the notion of sustainable development evolve? How can it be understood and which role can or should it play in (higher) education? These questions form the threads of this introduction in order to give the reader a frame of mind when dealing with ‘the world of sustainable development’. 1 Ir. Jan Jonker & Rutger Grollers: Bedrijfskunde en Duurzame Ontwikkeling 2 Prof.dr. Jeroen van den Bergh en prof. dr. Cees Withagen: Economie en Duurzame Ontwikkeling 3 Dr. Remke Bras-Klapwijk: Natuurkunde en Duurzame Ontwikkeling 4 Drs. Gijs van Hengstum: Biologie en Duurzame Ontwikkeling 5 Dr. Henk van Zon: Geschiedenis en Duurzame Ontwikkeling 6 Dr. Gerard Alberts: Wiskunde en Duurzame Ontwikkeling 7 Dr. Remke Bras Klapwijk: Civiele Techniek en Duurzame Ontwikkeling 8 Dr. Françoise Barten en dr. Joost van den Gulden: Health and Sustainable Development 9 Ir. Arjan Kirkels: Werktuigbouwkunde en Duurzame Ontwikkeling 10 Ir. Andreas Vlasman en drs. Irene Dankelman: Denkraam voor Duurzame Ontwikkeling The first part of this review deals with the history of the concept sustainable development and the different dimensions of this concept. Former chairwoman of the World Commission on Environment and Development, Mrs. Gro Harlem Brundtland described the different dimensions as follows: “There are many dimensions to sustainability. First and foremost it requires the elimination of poverty and deprivation. Secondly it needs the maintenance and the enhancement of the natural resources base, on which the lasting elimination of poverty is based. Thirdly it requires the broadening of the development concept, so that it is no longer only focusing on economic growth, but also on social and cultural development. Fourthly, and most important, it requires the unification of economy and ecology on all levels of decision-making.” (Brundtland, Sir Peter Scott lecture, Bristol, 1986) VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling DE SERIE VAKREVEWIS DUURZAME ONTWIKKELING OMVAT DE VOLGENDE PUBLICATIES (2001 en 2002): 1 The second part of this review focuses on sustainable development in relation to the future. Orientation on the future is a central element of the concept ‘sustainable development’, as for example can be seen in the most cited definition thereof: “(..) meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs”. This means that aims and goals in a short-term perspective need to be connected with long-term perspectives. Most people are not used to ‘long-term thinking’. This review offers an overview of different tools and techniques, which can be helpful to point out long-term perspectives. Long-term thinking can work as a challenge, generating creativity and presenting an opportunity to break free from the restrictions placed upon us by present day know-how. An ambitious vision for the future can form a framework for promising innovations. Several examples illustrate this view. Voorwoord ‘Education is critical for promoting sustainable development. It is therefore essential to mobilize necessary resources, …(..) to pursue the following goals and actions: ...(…) Integrate sustainable development into education systems at all levels of education, in order to promote education as a key agent for change.’ (paragraph 98, Plan of Implementation World Summit on Sustainable Development) 2 Bij capaciteitsopbouw rond duurzame ontwikkeling speelt onderwijs een wezenlijke rol. De werkgroep Disciplinaire Verdieping Duurzame Ontwikkeling (DVDO) van het landelijk ‘Netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs’ beoogt om met haar activiteiten docenten, en andere betrokkenen, uit te dagen om vanuit de eigen discipline de relaties met duurzame ontwikkeling te verkennen. En om vervolgens tot integratie van aspecten van duurzame ontwikkeling in het eigen onderwijs over te gaan. De werkgroep startte in 2000 met haar werkzaamheden en heeft inmiddels negen vakreviews duurzame ontwikkeling uitgebracht. Daarin staan de intellectuele uitdagingen van duurzame ontwikkeling voor docenten en studenten in verschillende disciplines centraal. Om aan docenten en studenten een handvat te bieden om over duurzame ontwikkeling na te denken heeft de werkgroep besloten dit inleidende boekje uit te brengen. Het biedt de lezer een snel overzicht over de materie. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Duurzame ontwikkeling, waarbij het zowel om ‘het hier en het nu’ gaat als om ‘het elders en later’, staat inmiddels hoog op de internationale agenda. Niet alleen heeft het rapport van de commissie Brundtland daar in 1987 toe bij gedragen, ook de VN Conferentie over Milieu en Ontwikkeling (UNCED) bracht in 1992 te Rio de Janeiro het concept onder de aandacht van wereldleiders en maatschappelijke organisaties. De in de zomer van 2002 in Johannesburg gehouden World Summit on Sustainable Development (WSSD) had duurzame ontwikkeling zelfs als centraal thema. Duurzame ontwikkeling -een ontwikkeling die in de behoeften van de huidige generaties voorziet zonder daarbij de behoeftevoorziening van toekomstige generaties in gevaar te brengen- heeft ecologische, sociale en economische dimensies, en sluit aan bij de realiteit waarin mensen leven. Het concept heeft een sterke gerichtheid op de toekomst. 3 Daarmee daagt het de lezer niet alleen uit om zijn of haar oriëntatie op duurzame ontwikkeling te verdiepen, maar ook om dat vanuit de eigen discipline te verbreden. Wij verkennen op basis van literatuur, contacten en eigen activiteiten hoe het denken over duurzame ontwikkeling is ontstaan, wat ‘duurzame ontwikkeling’ nu eigenlijk inhoudt, hoe ‘toekomstdenken’ daarin past, en wat de implicaties daarvan zijn voor het hoger onderwijs. Voor wie zich verder wil verdiepen zijn aan het eind van dit boekje literatuur en adressen van websites opgenomen. Wij hopen van harte dat dit boekje de lezer prikkelt om over duurzame ontwikkeling en de toekomst na te denken, en om daarmee vanuit de eigen discipline en het eigen werkveld aan de gang te gaan. Duurzame ontwikkeling: Van droom naar werkelijkheid 1 “One thing we have learnt over the years is that neither doom-and-gloom scenarios nor destructive criticism will inspire people and governments to act. What is needed is a positive vision, a clear road map for getting from here to there, and a clear responsibility assigned to each of the many actors in the system.” (UN Secretary General Kofi Annan ‘From Doha to Johannesburg by way of Monterrey: how to achieve, and sustain, development in the 21st Century’, London, 25 February 2002) 4 drs. Irene Dankelman Programma Duurzame Ontwikkeling Katholieke Universiteit Nijmegen In het jaar 2002 werd het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ of ‘sustainable development’ ruimschoots in alle gremia, organisaties en instellingen, over de hele wereld gebezigd: rijksverkenningen en maatschappelijke verkenningen voor de Nationale Strategie Duurzame Ontwikkeling (NSDO), duurzaamheidsonderzoeken en –criteria, Kamerdebatten, EU- en VN-bijeenkomsten over duurzame ontwikkeling, enzovoorts. Belangrijke aanleiding voor veel van die aandacht vormde de World Summit on Sustainable Development, oftewel de VN Top over Duurzame Ontwikkeling, die van 26 augustus tot en met 4 september 2002 in Johannesburg (Zuid-Afrika) plaatsvond. Nog nooit tevoren hebben de auteurs zoveel mensen er met zoveel woorden en intenties over horen praten en naar (beleids- en programmatische) invulling van het concept zien zoeken. Tegelijkertijd zetten ontwikkelingen met betrekking tot bijvoorbeeld duurzaam ondernemen, duurzaam landgebruik en duurzaam (hoger) onderwijs zich onverminderd voort. Duurzame ontwikkeling lijkt daarmee een potentieel antwoord te vormen op de grote maatschappelijke vraagstukken van onze tijd. Waar komt het begrip nu vandaan? Wat verstaan we eronder? En hoe kunnen we ermee aan de slag? Korte historie Het begrip duurzame ontwikkeling stamt al uit een ver verleden: sustainable of duurzaam is afgeleid van het Latijnse woord ‘sustenare’, op- of omhooghouden, hetgeen betekent dat iets tot in lengte van dagen kan voortduren. Het begrip vindt zijn oorsprong in de 18de eeuwse Duitse bosbouw. Daar werd het idee van ‘nachhaltige Entwicklung’ gestimuleerd om daarmee een methode van bosbouw te bevorderen die tot in lengte van dagen zou kunnen voortduren. Ook in de visserij en mijnbouw vond het denken over duurzaam gebruik aftrek; immers, ook vis- en mijnbouwproducten zijn eindig of uitputbaar. Een uitgebreide beschrijving over de 1.1 VAKREVIEW DENKRAAM VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling ir. Andreas Vlasman Expertisecentrum Duurzame Ontwikkeling Universiteit van Amsterdam 5 Duurzame ontwikkeling heeft zich weer met verve aangediend toen zich vanaf de jaren zeventig van de 20ste eeuw de negatieve ‘bijeffecten’ van de economische ontwikkeling manifesteerden, voortkomend uit de wijze van productie en consumptie. De kritieken op het eenzijdig groeidenken waren aanvankelijk vooral van sociale en ecologische aard. De Amerikaanse marien biologe Rachel Carson trok in 1962 met haar boek Silent Spring (Dode Lente), hard aan de bel. Zij beargumenteerde in pakkend proza dat het toenemend gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw tot onherstelbare schade in ecologische verhoudingen en evenwichten zou leiden, en uiteindelijk in een ‘dode lente’. De opbouw van giftige stoffen in planten, dieren en vervolgens in mensen, en de toenemende resistentie van de plaagorganismen, waren daar debet aan (Carson, 1962). Willy Brandt heeft met zijn rapport North-South; a program for survival uit 1980 duidelijk gemaakt dat de verhoudingen in de wereld uiterst scheef waren, en steeds schever dreigden te worden: armen werden armer, rijken rijker (Brandt, 1980). VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling In het boek Limits to Growth (Grenzen aan de Groei) uit 1972 waarschuwden Donella en Dennis Meadows en enkele collega’s op basis van hun nieuw ontwikkelde computermodel World3 voor de gevolgen van exponentiële groei van bevolking en consumptie. Zij maakten aan de hand van doorberekende scenario’s aannemelijk dat als de groeiende trends in vraag, gebruik en vervuiling van natuurlijke grondstoffen zich zou voortzetten, binnen enkele decennia vele grondstoffen opgebruikt of ernstig vervuild zouden zijn. Dit zou uiteindelijk leiden tot het ineenstorten van ‘het ecosysteem aarde’. De boodschap was helder: er zijn grenzen aan de groei (Meadows et al, 1972). Dit ‘Rapport van de Club van Rome’ deed wereldwijd veel stof opwaaien, kritieken barstten los, en debatten werden aangewakkerd (AtKisson, 1999). Vaak echter is de tweede conclusie van het rapport over het hoofd gezien: 6 “Het is mogelijk deze groeitrends te veranderen en een situatie van ecologische en economische stabiliteit te bewerkstelligen die duurzaam is tot ver in de toekomst. In 1980 verschijnt de World Conservation Strategy: living resource conservation for sustainable development (IUCN, WWF, UNEP, 1980). Daarin werd benadrukt dat verstoring van ecologische processen en functies en het teloor gaan van hernieuwbare hulpbronnen, zoals bossen en landbouwgronden, juist ook in niet-westerse landen duurzame ontwikkeling in de weg staan. In deze strategie wordt duurzame ontwikkeling in feite voor de eerste keer officieel in internationaal verband gedefinieerd: “Om ontwikkeling duurzaam te laten zijn, moet het sociale en ecologische factoren in beschouwing nemen, evenals economische. Er dient rekening te worden gehouden met de levende en niet-levende hulpbronnenbasis. En zowel de lange- als de kortere termijn moeten aandacht krijgen.” Het begrip duurzame ontwikkeling wordt echter veelal geassocieerd met de Commissie Brundtland, oftewel de World Commission on Environment and Development, die in 1987 het rapport Our Common Future publiceerde. Daarin wordt gesteld dat: “Sustainable development meets the needs of the present without compromising the ability of future generations to meet their own needs.” En verder: “ …inequity is the largest environmental problem in the world; it is also a fundamental development problem.” (WCED, 1987) Intra- en intergenerationele rechtvaardigheid – binnen en tussen generaties - vormen daarmee belangrijke uitgangspunten voor duurzame ontwikkeling. Daarmee wordt ook een sociale dimensie aan de notie verbonden. Bovendien wordt het opheffen van ongelijkheid in de wereld als een wezenlijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling gezien. Of, zoals het ontwikkelingsfonds de Heinrich Böll Foundation, uit Berlijn constateerde: Een situatie van mondiaal evenwicht kan worden ontworpen, zodat de materiële behoeften van iedere persoon op aarde worden bevredigd en dat iedere persoon “No ecology without equity; no equity without ecology”. gelijke kansen heeft zijn individuele menselijke mogelijkheden te realiseren.” (Jo’burg-Memo: the Memorandum for the World Summit on Sustainable Development, 2002) (Meadows et al, 1972, blz.25) Naast het doemscenario werd dus een bereikbaar toekomstbeeld neergezet. Sinds ‘Brundtland’ en de VN Conference on Environment and Development, die in 1992 in Rio de Janeiro (Brazilië) plaatsvond, is het begrip niet meer weg te denken uit beleidsstukken, documenten, studies, bedrijfsleven, organisaties en producten. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling geschiedenis van het duurzaamheidsdenken is te vinden in de vakreview Geschiedenis en Duurzame Ontwikkeling van dr. Henk van Zon (2002). 7 1.2 Dimensies en aspecten De werkelijkheid waarin we allen leven heeft vele dimensies, en zo ook duurzame ontwikkeling. Algemeen wordt onderkend dat het een multi-dimensioneel concept is, dat niet alleen over ‘vergroenen’ van de samenleving gaat. Mevrouw Gro Harlem Brundtland, vroegere premier van Noorwegen en thans Directeur Generaal van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), formuleerde het in 1986 als volgt: “There are many dimensions to sustainability. First and foremost it requires the elimination of poverty and deprivation. Secondly it needs the maintenance and the enhancement of the natural resources base, on which the lasting elimination of poverty is based. Thirdly it requires the broadening of the development concept, so that it is no longer only focusing on economic growth, but also on social and cultural development. Fourthly, and most important, is requires the unification of economy Figuur 1. Duurzame ontwikkeling als concept (Hengstum 2001). and ecology on all levels of decision-making.” De meeste auteurs onderscheiden verschillende dimensies waarin duurzame ontwikkeling gestalte krijgt: ● ● ● VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling ● 8 de de de de ecologische dimensie sociale dimensie economische dimensie politiek-institutionele dimensie. (Arts et al, 2002) Bij duurzame ontwikkeling gaat het er niet om dat uitsluitend winst wordt geboekt in één dimensie zonder dat er rekening wordt gehouden met de andere dimensies – of er zelfs afbreuk aan wordt gedaan. Het gaat juist om een voortdurend zoeken naar een evenwicht tussen en integratie van die verschillende dimensies. Pas waar die vier elkaar overlappen, kan worden gesproken over echte ‘duurzame ontwikkeling’. Voor een duurzame sociale en economische ontwikkeling is het absoluut noodzakelijk rekening te houden met de ecologische dimensie: het instandhouden van kwaliteit van natuur en milieu, van ecologische functies, diversiteit en productiviteit. Aan de andere kant is het voor ecologische duurzaamheid op langere termijn noodzakelijk dat processen sociaal rechtvaardig en economisch haalbaar zijn. Economische duurzaamheid vereist dat de sociale dimensie tot zijn recht komt, en de ecologische wordt gehandhaafd. Ook politiek-institutionele aspecten zijn belangrijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling. Voor de grote veranderingen die duurzame ontwikkeling vereist, is goede politiek-institutionele capaciteit evenals ‘good governance’ nodig. In feite gaat het er bij duurzame ontwikkeling om in géén van de bovengenoemde dimensies negatieve gevolgen te veroorzaken, en juist elk der dimensies zoveel mogelijk te optimaliseren en te integreren. Kortom, het gaat om een voortdurend streven vanuit een dynamisch proces van veranderende variabelen: aangezien de bepalende dimensies vrijwel constant veranderen, zal een actief zoeken naar evenwicht tussen de verschillende dimensies steeds nodig zijn. Duurzame ontwikkeling vormt een doelstelling in de toekomst, waarnaar in het heden – dat wordt bepaald door de ‘erfenissen van het verleden’ – wordt gestreefd. Het vormt als het ware een, in de toekomst gelegen, brandpunt voor ons huidig handelen (zie figuur 1). VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling (Brundtland, Sir Peter Scott lecture, Bristol, 1986) 9 Implicaties voor operationalisering In het denken, plannen, beslissen en handelen gericht op duurzame ontwikkeling nemen toekomstgerichtheid (of wel: de tijdsdimensie), en schaalgerichtheid – met oog voor zowel hier als elders (inclusief de relaties tussen micro-, meso- en macroniveau) – een centrale plaats in. Kortom het gaat niet alleen om de samenhang tussen ‘hier en nu’, maar ook om ‘daar en later’.1 Ook aan het principe van ‘common but differentiated responsibilities’ wordt veel waarde gehecht; vooral ontwikkelingslanden zien daarin een rechtvaardiging dat elk land weliswaar verantwoordelijk is voor duurzame ontwikkeling, maar dat de rijke landen de grootste lasten dienen te dragen. Er ligt tevens een enorme uitdaging in het ontwikkelen van meetinstrumenten en indicatoren voor het monitoren en evalueren van duurzame ontwikkeling. Enkele dimensies nader beschouwd HIER DAAR NU LATER Duurzame ontwikkeling dient te worden bezien op micro-, meso- en macroniveau (en die niveaus dienen te worden geëxpliciteerd), zowel hier als daar. En het gaat niet alleen om de korte termijn (binnen 5 jaar), maar ook op de middellange (binnen 15 jaar) en de lange termijn (50-100 jaar). Daarnaast is het belangrijk te letten op de volgende eigenschappen van duurzame ontwikkeling: ● ● ● ● ● de bovengenoemde dimensies dienen allen tot hun recht te komen; naast disciplinaire verdieping is interdisciplinariteit een belangrijke voorwaarde; op genoemde gebieden (dimensies) wordt geen schade toegebracht; het rechtvaardigheids- en gelijkheidsprincipe; functiegerichtheid: de ontplooiingsmogelijkheden voor mensen en andere organismen dienen te worden gewaarborgd. Om in de praktijk aan duurzame ontwikkeling vorm te geven wordt ondermeer gebruik gemaakt van: ● VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling ● 10 ● ● Beleidsplannen (zoals lokale en nationale duurzaamheidstrategieën); Uitvoeringsmodaliteiten (zoals geïntegreerde stedelijke en rurale ontwikkeling); Duurzaamheidcriteria en –indicatoren, waarmee een situatie kan worden vastgesteld en gemonitored; Capaciteitsopbouw rond duurzame ontwikkeling. We dienen rekening te houden met het onzekere van de toekomst en het feit dat veel ons nog niet bekend is, zeker als het om nieuwe ontwikkelingen, technologieën, materialen en producten gaat. Daarom wordt al sinds de Rio conferentie gepleit voor het gebruik van het voorzorgsbeginsel (precautionary principle).1 Bij de ecologische dimensie van duurzame ontwikkeling gaat het erom het milieu zo te beschermen dat de ecologische functies ook over een langere periode in stand worden gehouden. Dit dient zodanig te gebeuren dat toekomstige catastrofen worden voorkomen, en op een zodanig niveau dat toekomstige generaties ook de mogelijkheid hebben zodanig van het milieu gebruik te maken als wij thans doen (Jacobs, 1991). De afgelopen vijftig jaar hebben we ten behoeve van onze ontwikkeling meer van de aarde genomen en ons aardse ecosysteem meer vervuild dan ooit tevoren: voor de komende generaties – die met grotere aantallen onze aarde zullen bevolken – is er veel minder ecologische bestaansbasis en ontwikkelingsruimte over, dan voor onszelf. We weten dat we op verschillende punten onontkoombaar ingrijpen in de evolutie en in ecologische processen. Naast de kwantiteit van natuurlijke hulpbronnen is ook de kwaliteit in het geding. Vandaar dat ecologisch verantwoord denken en handelen essentiële voorwaarden vormen voor duurzame ontwikkeling. In de World Conservation Strategy werd vastgesteld dat belangrijke voorwaarden voor duurzame ontwikkeling zijn: (a) behoud van essentiële ecologische processen en ‘life-support systems’, (b) handhaving biodiversiteit, en (c) duurzaam gebruik van soorten en ecosystemen. (IUCN et al, 1980). Concepten als ecologische draagkracht en regeneratiecapaciteit 2 kunnen helpen ecologische duurzaamheid nader vast te stellen. Opschoor ontwikkelde samen met anderen het begrip Milieugebruiksruimte om de koppeling tussen het milieu en het gebruik aan te geven (Opschoor, 1987). De organisatie Friends of the Earth (FOE) gebruikte dat als uitgangspunt voor berekeningen over een duurzaam Nederland en Europa (Friends of the Earth-Netherlands, 1992, 1996). 2 1 Uit voorzorg worden er geen activiteiten ondernomen waarvan de (mogelijk negatieve) gevolgen tevoren nog niet geheel vaststaan. 1.4 Ecologische draagkracht geeft de druk aan die een ecosystem maximaal kan verdragen zonder blijvend verstoord te raken, bijvoorbeeld begrazingsdruk. Regeneratiecapaciteit geeft aan in welke mate een ecosysteem zich van verstoring of vervuiling kan herstellen. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling 1.3 11 Het begrip ecologische voetafdruk werd in de negentiger jaren door de onderzoekers Rees en Wackernagel uit Canada geïntroduceerd (Our Ecological Footprint, 1996). Het betreft een maat uitgedrukt in hectares per persoon voor het beslag op natuurlijke hulpbronnen, inclusief de verwerking van afvalstoffen. Als ieder mens gelijke toegang zou hebben tot natuurlijke hulpbronnen, dan zou er per persoon 1,5 ha land en 0,5 ha visgrond zijn, minus een reservering van 0,3 ha voor behoud van biodiversiteit in de toekomst. Het ‘eerlijke-aarde-aandeel’ is dus 1,7 ha. De gemiddelde ecologische voetafdruk van inwoners van rijke landen is thans echter 3,5 ha. Mede daardoor is de ecologische duurzaamheid nog steeds bedreigd.3 VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Duurzame ontwikkeling pretendeert wel degelijk meer dan ‘economische ontwikkeling binnen ecologische randvoorwaarden te zijn’ (Arts et al, 2002). Ook menselijk welzijn en rechtvaardige verdeling staan centraal: de sociale dimensie. Het gaat daarbij om de gebruiker van milieu en natuur, zijn belangen, maatschappelijke positie en context. Momenteel bestaan er mondiaal enorme verschillen in de bestaansmogelijkheden en de toegang en gebruiksmogelijkheden van mensen tot natuurlijke en andere (hulp)bronnen van goede kwaliteit. Duurzame ontwikkeling kan pas worden gerealiseerd als daarin veel meer gelijkheid ontstaat. Anders gezegd: sociale duurzaamheid impliceert een (milieugebruiks-)situatie waarin alle belangen zo optimaal mogelijk tot hun recht komen (Arts et al, 2002). 12 Dat geldt niet alleen op internationaal of nationaal niveau, waar armoede- en ongelijke verdeling belangrijke belemmeringen voor duurzame ontwikkeling betekenen. Ook op lokaal niveau, binnen gemeenschappen en binnen gezinnen gaat het erom dat mensen recht hebben op een gezond, veilig en waardevol leven. Duurzame ontwikkeling dient borg te staan voor de directe belangen van mensen. In de praktijk bestaan er echter nog veel verschillen tussen mensen, naar gelang afkomst en ontwikkelmogelijkheden, klasse, ras en ‘gender’ (man / vrouw). Het is erg belangrijk bij het streven naar duurzame ontwikkeling oog te hebben voor dergelijke sociale differentiaties: om wie gaat het, wie is de gebruiker, wie profiteren van ontwikkelingen, en wie dragen er de lasten van? Veel valt te leren van het in kaart brengen van de kwetsbaarheid (‘vulnerability’) van individuen en groepen voor ecologische 3 Voor meer informatie zie: www.voetenbank.nl. en sociale veranderingen. Daarbij gaat over het algemeen de stelling op dat degene die gedwongen is in armoede te leven, ook het meest kwetsbaar is. De afgelopen jaren wordt er steeds meer gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘livelihood approach’ en het streven naar ‘sustainable livelihoods’ op lokaal niveau (Scoones, 1998; De Haan, 2000; Neefjes, 2000). In dat kader wordt vaak gekeken naar aspecten als toegang tot en controle over natuurlijke hulpbronnen en lokale kennissystemen. Om lokale duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen, moeten niet alleen gezondheid en bestaanszekerheid van mensen gewaarborgd zijn, maar ook hun rechtspositie en autonomie. Duurzame ontwikkeling impliceert volledige participatie van belanghebbenden in beslissingsprocessen, en dat vereist democratische betrokkenheid en geëmancipeerde individuen. Daarvoor is een breed participatief proces nodig van meedenken en meebeslissen, van democratie, accountability en transparantie. Daarmee komen direct de politiek-institutionele vereisten van duurzame ontwikkeling aan het licht (Arts et al, 2002). Daarin manifesteren zich ook de kracht evenals de zwakte van duurzame ontwikkeling: ‘Het concept duurzame ontwikkeling kan verschillende belangen verbinden met het oog op een ‘hoger’ doel. Toch komt het in de praktijk nog maar weinig voor dat vertegenwoordigers van deze belangen tot daadwerkelijk gemeenschappelijke visies komen, laat staan tot gemeenschappelijke agenda’s’ (Arts et al, 2002). Om aan de vereisten van economische duurzaamheid te voldoen, moet een systeem productief en efficiënt zijn, en dienen nadelige externe effecten zoveel mogelijk te worden voorkomen. Economische duurzaamheid verwijst naar het creëren en instandhouden van een zodanig economisch systeem dat zowel huidige als toekomstige generaties in hun behoeften kunnen voorzien, zonder dat de bestaansbasis van dat systeem wordt ondergraven (Pearce, 1990). Sterke economische duurzaamheid verwijst naar de opvatting dat natuurlijk en geproduceerd kapitaal niet volledig substitueerbaar zijn (bijvoorbeeld een tropische regenwoud is niet simpelweg door een aangeplant bos te vervangen). Veel economen beschouwen het internaliseren van externe kosten (zoals milieukosten) in prijzen of in een groen Bruto Nationaal Product, als het middel om milieu en economie te integreren. (Zie tevens: Vakreview Economie en Duurzame Ontwikkeling, Van den Bergh en Withagen, 2001) Binnen het bedrijfsleven wordt het streven naar maatschappelijke verantwoord handelen vaak vertaald in het volgen van de ‘Triple P’ benadering: People, Planet and Profit. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de eigen doelstelling van het bedrijf ten aanzien van het verwerven van winst (profit) niet ten koste mag gaan van sociale aspecten (bijvoorbeeld de eigen werknemers of omwonende gemeenschappen) noch VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Er wordt van uitgegaan dat het productief en bufferend vermogen -de milieugebruiksruimte- van de biosfeer (of onderdelen daarvan) afhangen van de omvang van de hulpbronnenvoorraad en de milieukwaliteit. Dat vermogen is op elk moment begrensd, al kan die grens in de loop van de tijd worden verlegd, bijvoorbeeld door verbeteringen in het regeneratievermogen van bodem, water en ecosystemen te bewerkstelligen (Carley en Spapens, 1998). 13 1.5 Dilemma’s als aanzet tot verandering Duurzame ontwikkeling plaatst menigeen voor dilemma’s. Het is eigen aan het multidimensionele karakter van het begrip, waardoor immers constant afwegingen moeten worden gemaakt tussen de verschillende dimensies, tussen korte- en langetermijn, tussen de belangen in eigen land en elders in de wereld. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Bekend is het botsen van eenzijdige economische belangen, die op korte-termijn winst zijn gericht, en de lange-termijn belangen van gemeenschappen of natuur en milieu. Het samengaan van economie en ecologie brengt heel wat hoofdbrekens met zich mee, maar het is wel noodzakelijk. Het vraagt duidelijke verandering in het denken over economie, productieprocessen en de inrichting van financiële markten, goederenmarkten en stromen. Ook jarenlang gebruikte economische paradigma’s dienen daartoe aan een kritische reflectie te worden onderworpen. Van een unilaterale benadering wordt een ombuiging naar een meer multidimensionele benadering noodzakelijk. De bepalende criteria van duurzame ontwikkeling moeten daarbij belangrijke uitgangspunten vormen. 14 Een ander voorbeeld: korte-termijn belangen van mensen en natuurbehoud botsen nogal eens. Van oudsher komen dergelijke conflicten duidelijk aan het licht in en rond nationale parken en natuurreservaten. Ook nu nog verschillen visies van conservationists (natuurbeschermers) en environmentalists -bij wie het gaat om belangen van natuur en mensen- nogal eens. Duurzame ontwikkeling vraagt echter om belangen van natuur en mensen samen te brengen. Ecologische duurzaamheid krijgt daarin als bepalend criterium sociaal-economische duurzaamheid mee. Ook binnen de verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling wordt verschillend gedacht over de noodzakelijke aanpassingen die duurzame ontwikkeling voorschrijft. Zo menen sommige economen dat de huidige economie door selectieve groei, spitsvondige milieutechnologie, een groener prijsmechanisme en belastingstelsel, en sociale en ecologische standaarden, wereldwijd in een duurzame richting kan worden omgebogen (Mol en Scholtens, 1991). Anderen echter, achten het noodzakelijk te zoeken naar een andere economie, die kleinschaliger en ecologischer is, en eerder regionaal dan mondiaal gericht dient te zijn (Shiva, 1989; Hoogendijk, 1994). Het is juist de zichtbaarheid van dilemma’s tussen verschillende belangen, die aanzet tot veranderingen naar een meer duurzame samenleving. Daarom kan het expliciet maken van de verschillende, vaak conflicterende belangen wezenlijk zijn om te bepalen welke veranderingen ingezet dienen te worden om duurzame ontwikkeling in de toekomst mogelijk te maken. De Johannesburg Agenda voor Duurzame Ontwikkeling 1.6 “Johannesburg must give us a vision of a global system in which every country has a pace, and a share in the benefits. And it must give us all a clear sense of our share in the task. Governments have their responsibilities, but so do corporations, civil society groups, and private individuals. I hope at Johannesburg we shall see them all come together in a new coalition – a coalition of responsible prosperity.” (UN Secretary General Kofi Annan ‘From Doha to Johannesburg by way of Monterrey: how to achieve, and sustain, development in the 21st Century’, London, 25 February 2002) De Verenigde Naties besloten in 2002 – tien jaar na UNCED - in Johannesburg de World Summit on Sustainable Development (WSSD) te organiseren. Het bleek absoluut noodzakelijk niet alleen op internationaal niveau afspraken te maken over het terugdringen van armoede, onrechtvaardige verhoudingen en milieuaantasting, maar die woorden ook in daden om te zetten. Wereldleiders konden hun verantwoordelijkheden niet langer naar anderen doorschuiven. De WSSD had niet alleen tot doel om te bezien in hoeverre de uit de UNCED (1992) voortgekomen Agenda 21 ook werkelijk geïmplementeerd was, maar om tevens met concrete afspraken en initiatieven te komen om dat alsnog te doen, voor zover nodig. Tijdens de vierde voorbereidende bijeenkomst voor de Wereldtop, die van eind mei tot begin juni 2002 op Bali plaatsvond, benadrukte voorzitter prof. dr. Emil Salim regelmatig dat duurzame ontwikkeling het basisconcept is dat aan de WSSD ten grondslag diende te liggen. Dat concept omvat drie ‘pilaren’: de ecologische, de sociale en de economische. Salim vergeleek duurzame ontwikkeling met lemon tea: je stopt er wel verschillende ingrediënten in (thee, citroen, suiker), maar pas als het goed gemixt is en je de onderdelen niet meer afzonderlijk terugvindt, heb je goede thee. Zo zou het ook met duurzame ontwikkeling moeten gaan: het gaat om de integratie van de verschillende dimensies, en dat is meer dan de som der delen. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling van het milieu. Sterker nog: dat de bedrijfsvoering ook aan zorg voor mens en milieu zou moeten bijdragen. De inzet op deze factoren varieert per bedrijf: van het ondersteunen van charitatieve projecten tot en met een daadwerkelijke verandering van de bedrijfsvoering. (Zie tevens: Vakreview Bedrijfskunde en Duurzame Ontwikkeling, Jonker en Grollers, 2001) 15 Alhoewel de media met nogal negatieve berichtgeving uit Johannesburg terugkwamen, zijn daar toch een aantal belangrijke multilaterale afspraken gemaakt. Kofi Annan concludeerde op 4 september 2002 als volgt: ● ‘This summit makes sustainable development a reality. It will put us on a path that reduces poverty while protecting the environment, a path that works for all peoples, rich and poor, today and tomorrow…Governments have agreed here on an impressive range of concrete commitments and action that will make a real difference for people in all regions of the world.’ Daarmee komen vrijwel alle elementen van duurzame ontwikkeling aan bod. In de Politieke Verklaring stellen de wereldleiders ondermeer: ‘We, the representatives of the peoples of the world, assembled at the World Summit on Sustainable Development in Johannesburg, South Africa, from 2-4 September 2002, reaffirm our commitment to sustainable development.’ ‘We commit ourselves to build a humane, equitable and caring global society cognisant of the need for human dignity for all.’ ‘We assume a collective responsibility to advance and strengthen the interdependent and mutually reinforcing pillars of sustainable development – economic development, social development and environmental protection – at local, national, regional and global levels.’ VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling De Politieke Verklaring sluit af met: ‘From the African continent, the Cradle of Humanity, we solemnly pledge to the peoples of the world, and the generations that will surely inherit this earth, that we are determined to ensure that our collective hope for sustainable development is realized.’ 16 In het Implementatieplan worden verschillende aspecten van duurzame ontwikkeling uitgewerkt: ● armoedebestrijding, ● meer duurzame productie en consumptie, ● zorgvuldig beheer van natuurlijke hulpbronnen, ● gezondheid, * ● globalisering (inclusief handel en de Doha Agenda rond internationale handel), ● regionale ontwikkeling (met nadruk op de situatie in Afrika), ● institutionele ontwikkeling op internationaal en nationaal niveau (inclusief governance), * Vastgesteld in WTO-verband in November 2001, te Doha. ● capaciteitsopbouw (inclusief educatie), overdracht technologie, financiële steun en hervormingen. Er zijn ondermeer toezeggingen gedaan ten aanzien van: ● toename toegang tot schoon water en voldoende sanitaire voorzieningen; ● toename toegang tot energievoorzieningen; ● verbetering gezondheid; ● verbeteringen in landbouw, met name in droogtegebieden; ● betere bescherming van de biodiversiteit en ecosystemen. De volgende doelstellingen en tijdspaden zijn afgesproken: ● halvering van het percentage mensen dat geen toegang heeft tot schoon water en sanitaire voorzieningen in 2015; ● herstel van bedreigde visserij en bescherming biodiversiteit in 2015; ● uitfasering van toxische chemicaliën in 2005; ● met urgentie doen toenemen van het gebruik van hernieuwbare energie. Afspraken ten aanzien van financiering en handel kwamen overeen met reeds gemaakte overeenkomsten van de conferentie Financing for Development, begin 2002 te Monterrey, en die van de Doha agenda over de wereldhandel. Wat betreft het thema armoedebestrijding kwamen veel afspraken overeen met de zogenaamde Millennium Development Goals (MDGs) die door de wereldleiders in 2000 zijn vastgesteld tijdens de Millennium Top in New York. Ook werd veelvuldig verwezen naar het belang van acties op het gebied van de door de secretaris-generaal Kofi Annan genoemde WEHAB-thema’s: Water, Energy, Health, Agriculture en Biodiversity. Voor betreffende thema’s zijn tijdens de wereldtop tussen delegaties en andere stakeholder groepen zogenaamde ‘Frameworks for Action’ besproken. Behalve regeringsdelegaties namen ook de zogenaamde major groups actief deel aan de WSSD. Deze groepen, waaronder vrouwen, jongeren, NGOs, inheemse bevolkingsgroepen en vertegenwoordigers van vakbewegingen, boeren, wetenschap en technologie, lokale autoriteiten en bedrijfsleven participeerden in multistakeholder-dialogen, rondetafelgesprekken en zij waren actief in de wandelgangen van de wereldtop. Met name deze groepen wisten door hun lobbyactiviteiten te voorkomen dat de WSSD stappen terug zette ten opzichte van de afspraken uit Rio de Janeiro (UNCED 1992) en latere VN-bijeenkomsten, en dat de WSSD-agenda ondergeschikt raakte aan de wereld handelsagenda (WTO). VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Belangrijkste resultaten zijn de Politieke Verklaring ofwel ‘The Johannesburg Declaration on Sustainable Development’, het ‘Plan of Implementation’ van de WSSD, evenals een groot aantal vrijwillige partnerships rond duurzame ontwikkeling. ● 17 In de paragrafen 109 tot en met 117 van het Plan of Implementation wordt verder gesteld dat educatie een kritische factor is voor het bereiken van duurzame ontwikkeling. Daartoe worden verschillende acties voorgesteld: ‘Integrate sustainable development into education systems at all levels of education in order to promote education as a key agent for change’. ‘Support the use of education to promote sustainable development, including through urgent actions at all levels to’: ● ● VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling ● 18 ‘Promote, as appropriate, affordable and increased access to programmes for students, researchers and engineers from developing countries in the universities and research institutions of developed countries in order to promote the exchange of experience and capacity that will benefit all partners’; ‘Continue to implement the work programme of the Commission on Sustainable Development one caution for sustainable development’; ’Recommend to the United Nations General Assembly that it considers adopting a decade of education for sustainable development, starting in 2005’. Eén van de grote verworvenheden van de WSSD is dat deze ‘duurzame ontwikkeling’ niet alleen heeft teruggebracht op de politieke agenda, maar ook sterk onder de publieke aandacht heeft gebracht, en vele groepen en organisaties daaromheen heeft georganiseerd. Ook voor hoger onderwijs liggen er nog vele uitdagingen open in de follow-up van Johannesburg. Of, zoals VN secretaris-generaal Kofi Annan concludeerde na afloop van de wereldtop: ‘The true test of what Johannesburg Summit achieves are the actions that are taken afterwards. We have to go out and take action. This is not the end. It’s the beginning.’ Duurzame ontwikkeling en toekomstdenken 2 Dit hoofdstuk is bedoeld om aan te geven wat toekomstdenken met duurzame ontwikkeling te maken heeft. Zoals uit hoofdstuk 1 blijkt, heeft duurzame ontwikkeling te maken met de behoeften van toekomstige generaties en de veelal onduurzame wijze waarop wij nu leven. Om duurzame ontwikkeling vorm te geven zijn veranderingen nodig die niet van vandaag op morgen gerealiseerd kunnen worden. Toekomstdenken kan een waardevol instrument zijn om uit te zoeken wat er veranderd moet worden en hoe dit gerealiseerd zou kunnen worden. De auteurs van dit boekwerk hebben een korte vragenlijst rondgestuurd aan een twintigtal docenten, studenten en andere belangstellenden binnen het netwerk Duurzaam Hoger Onderwijs. Op de vraag ‘Wat heeft, naar uw idee, duurzame ontwikkeling met toekomstdenken te maken?’ reageerde Joost Pâques, student Technische Universiteit Delft en medeoprichter studentennetwerk Osiris 4 als volgt: “Duurzame ontwikkeling bevat altijd toekomstdenken. Dit volgt uit twee zaken: 1) Duurzame ontwikkeling geldt voor de lange termijn, dus wie zich bezig houdt met duurzame ontwikkeling houdt zich ook bezig met toekomstdenken. 2) De implementatie van duurzame ontwikkeling vindt plaats op verschillende tijdschalen. Het is belangrijk voor diegene die zich met deze ontwikkeling bezig houden, om zich goed te realiseren op welke tijdschaal ze bezig zijn.” Veranderingen hebben tijd nodig In verschillende studies, zoals Grenzen aan de Groei (1972) en Our Common Future (1987), wordt gewezen op de noodzaak onze kennis en ons handelen wezenlijk anders te organiseren omdat onze huidige werkwijze niet toereikend is voor het veilig stellen van een duurzame toekomst. Dergelijke ‘reorganisaties, of innovaties, van onze maatschappij’ worden niet vandaag bedacht en morgen uitgevoerd. Grootschalige veranderingen in ons denken en handelen hebben naast ontwikkeltijd, ook acceptatietijd en vervolgens implementatietijd nodig. Bij elkaar genomen spreek je dan al snel over perioden van tientallen jaren, zoniet meer. Dergelijke tijdspannen gaan ons voorstellingsvermogen snel te boven. 2.1 VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Tijdens de wereldtop werden 220 partnership-initiatieven aangekondigd tussen overheden, niet-gouvernementele organisaties en bedrijven. Het betreft vrijwillige overeenkomsten, meestal gericht op een bepaald thema, zoals: water, energie, biodiversiteit, educatie en gezondheid. Voor de partnerships werd in totaal voor 235 miljoen dollar aan extra financiën toegezegd. 19 Het onderzoeksprogramma Duurzame Technologie Ontwikkeling5 (DTO) heeft met succes gebruik gemaakt van toekomstoriëntaties om helder te krijgen welke innovaties nodig zijn om duurzame ontwikkeling op gang te brengen en zo mogelijk te versnellen (voor een meer uitgebreide bespreking van DTO: zie paragraaf 4.2). In het DTO-Visieboek (1997) wordt de waarde van toekomstdenken als volgt omschreven: ‘Denken op de lange termijn werkt uitdagend, genereert creativiteit en biedt de gelegenheid om los te komen van beperkingen die de hedendaagse ‘know how’ ons oplegt. Een ambitieus toekomstbeeld biedt een raamwerk voor kansrijke innovaties.’ Wilma Aarts heeft verschillende projecten uit het programma Duurzame Technologische Ontwikkeling tegen het licht gehouden en aan de hand van proceskenmerken beschreven. In haar Handreiking Duurzame Technologische Ontwikkeling beschrijft ze een aantal kenmerken van een duurzaam toekomstbeeld. Het is een oriëntatie op de maatschappij waarin beschreven staat hoe over vijftig jaar bepaalde behoeften kunnen worden vervuld, terwijl daarbij de milieubelasting met een factor twintig wordt gereduceerd. Verder is het duurzame toekomstbeeld positief geformuleerd, nastrevenswaardig en bestaat er draagvlak in een project voor, om het daadwerkelijk te realiseren (Zie ook de verdere uitwerking in hoofdstuk 4.2). Toekomstdenken kan dienen als een instrument voor vernieuwingen. Het gaat hierbij dus niet zozeer om het trefzeker voorspellen van de toekomst als wel om de interactie tussen de betrokkenen in een ‘vernieuwingsproject’. Deze interactie is essentieel om toekomstige handelingsperspectieven te schetsen die betekenisvol kunnen zijn voor maatschappelijke en bestuurlijke. (Handorakel voor Toekomstonderzoek, 2001). In projecten die zijn gericht op de lange termijn is het zinvol opdrachtgevers en opdrachtnemers alsook belanghebbenden en belangstellenden aan te moedigen mogelijke en wenselijke toekomsten af te tasten. Kennis over trends en waarschijnlijke ontwikkelingen zijn in dergelijke verkenningen nuttig, maar meer creatieve en intuïtieve kennis is nodig om het onzekere te betrekken in besluitvorming (in ‘t Veld, 2001). ‘Het ecologische substraat verbindt zowel ver uiteen liggende geografische locaties als huidige en toekomstige generaties. Omdat ecosystemen een grote buffercapaciteit hebben en de negatieve effecten van menselijk handelen op ecosysteemniveau daardoor vaak pas op de langer termijn duidelijk worden, moet toekomstdenken een plaats hebben in duurzame ontwikkeling. Dit geldt uiteraard niet alleen in analytische zin, maar ook in probleemoplossende zin.’ (Rietje van Dam, hoogleraar natuurwetenschappen aan de Open Universiteit Nederland) VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling 2.2 20 Richting geven Toekomstdenken, in de vorm van toekomstverkenningen, kan richting geven aan een ontwikkelingsproces in het denken van diverse betrokkenen. De contouren van wat partijen wenselijk achten, dus wenselijke toekomstbeelden, komen scherper in beeld. Van belang is dat de toekomstverkenning tegemoet komt aan belangen van alle betrokkenen, zonder een prikkelloos consensusverhaal te worden. Zo’n verkenning moet een heldere beschrijving bieden van wat de referentiekaders, uitgangspunten en ambities zijn. 5 Het DTO-programma was een onderzoeksprogramma, dat liep van 1993 tot 1997. Het was opgezet vanuit vijf verschillende ministeries. Doelstelling: kennis en ervaring opdoen met het opzetten van vernieuwingstrajecten die een wezenlijke bijdrage zouden kunnen leveren aan duurzame ontwikkeling, vanuit een geïntegreerde aanpak van economie, ecologie en technologie. Toekomstdenken biedt ons de mogelijkheid om richting te geven aan hoe we met de toekomst om kunnen en willen gaan. De volgende hoofdstukken geven een beknopt overzicht van de mogelijkheden en onmogelijkheden van toekomstverkenningen. Wat ziet u als belang van toekomstdenken in het hoger (duurzaamheids) onderwijs? ‘Toekomstdenken kan een goede manier zijn om het doel van duurzame ontwikkeling duidelijk te maken. Een goed doel geeft goede motivatie. Tevens kan wellicht met goed toekomstdenken en backcasting een eenvoudige manier gevonden worden om duurzame ontwikkeling toe te passen.’ (Joost Pâques). VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Wat heeft, naar uw idee, duurzame ontwikkeling met toekomstonderzoek te maken? 21 De toekomst als spiegel 3 De opzet van dit hoofdstuk is verkennend van aard en prikkelend bedoeld: Wat is toekomstdenken en hoe kan toekomstdenken ingezet worden in het denken en werken aan vraagstukken rond duurzame ontwikkeling? Dit hoofdstuk gaat schetsmatig langs verschillende vormen van toekomstdenken, vanuit verschillende denkramen. In het volgende hoofdstuk wordt een aantal methoden besproken waarmee de lezer meer zicht kan krijgen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van toekomstdenken. Dit hoofdstuk kan gezien worden als een soort ‘opwarmer’ en is vrij associatief uitgewerkt. Toekomstmuziek kan betekenen: muziek met waarde voor de toekomst. Vaker klinkt echter toch de volgende betekenis door: iets dat mogelijk in de toekomst tot stand kan komen maar sterk betwijfelt wordt, bijvoorbeeld “een wereld zonder oorlog, dat is nog toekomstmuziek”. (Van Dale Groot Woordenboek, 1984) ‘Opdat we een neuslengte voorblijven op wie we zijn’ 6 3.1 22 Met zekerheid verbeelden hoe het verleden er precies uit heeft gezien is al lastig genoeg. Van het verleden hebben we tenminste nog heel wat materiaal ter bestudering voor handen. De toekomst komt nog op ons af en blijft geheel onbekend tot ze geen toekomst meer is. Het lijkt er dan ook op dat toekomstdenken vooral gericht is op het richting geven van ons handelen: wat vinden we belangrijk en hoe ziet dit er mogelijk (in de toekomst) uit. We verbeelden hiermee als het ware wat waarschijnlijke en onwaarschijnlijke toekomsten zijn, alsook wenselijke en onwenselijke toekomsten. 6 Vrij naar de dichter Hans Faverey. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Voor velen hangt rond het woord toekomst een zweem van ‘de glazen bol’ en ‘het koffiedik kijken’. Toekomst is veelal verbonden met begrippen als: voorspelling, onzekerheid, twijfel. Hebben we nog wel enigszins een band met de eigen toekomst, bijvoorbeeld met onze eigen carrière of ons levenspad? De toekomst verbijzonderen doen we niet dagelijks. Toch zijn, zoals elders in dit boekje aan de orde komt, vele mensen zeer gemotiveerd aan de slag met een complexe thematiek als duurzame ontwikkeling, waarin naast de huidige juist ook de toekomstige generaties centraal staan. 23 In het vervolg op het in 1972 uitgekomen Rapport van de Club van Rome - Limits to Growth (Grenzen aan de Groei) schreven de auteurs twintig jaar later Beyond the Limits (De Grenzen Voorbij). Hierin schrijven zij over toekomstdenken het volgende: “Een toekomstbeeld vormen, houdt in dat je, eerst in algemene termen en daarna steeds gerichter, bedenkt wat je werkelijk wilt. (…) Over de toekomst denken zonder iets te doen, is zinloos. Maar wanneer wij iets doen zonder daarbij een toekomstbeeld te hebben, weten wij niet welke kant wij op moeten of waarom wij een bepaalde kant op moeten. Een toekomstbeeld is absoluut nodig om ons te leiden en te motiveren bij wat wij doen. Sterker nog, een toekomstbeeld zal, wanneer het wijd verbreid is en alle ogen er op gericht zijn, nieuwe systemen laten ontstaan.” (Meadows et al, 1991, blz.240) Aan de reikwijdte van een toekomstgericht denken in beelden, wordt in dit citaat erg grote kracht toegeschreven. Of een gezamenlijk toekomstbeeld inderdaad een nieuw systeem kan laten ontstaan valt echter nog te bezien; dat het een wezenlijke bijdrage kan leveren lijkt evident. Wat is toekomstdenken? Te bedenken dat iemand geleefd heeft in de tijd dat de paardentram nog reed en dat een automobiel nog een bezienswaardigheid was, kunnen we als fascinerend ervaren. Wat heeft deze persoon, onze vader of oma, toch een hoop veranderingen meegemaakt! Dezelfde tijdspannen van circa zeventig jaar vooruitdenken is veel lastiger, we hebben nog geen beelden tot onze beschikking, er zijn nog geen herinneringen gevormd. Draaisma beschrijft in zijn boek Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt op heldere wijze hoe herinneren kan werken. In bespiegelingen over het ‘voorwaarts herinneren’ formuleert hij: Kleine geschiedenis van het toekomstdenken 3.2 Waar komt de toekomst vandaan? Welke rol speelt de toekomst in ons denken en handelen? Deze vragen zijn uitgangspunt voor een kleine, caleidoscopische, verkenning in de geschiedenis. Het denken over de toekomst houdt de mens van oudsher bezig. In onzekere situaties hebben mensen grote behoefte aan duidelijk bakens op het duistere pad naar de toekomst. In vroege tijden kon men aankloppen bij orakels, priesters en geleerden. Creativiteitsdenker Von Oech omschrijft dit fraai in zijn inleiding bij de Creative Whack Pack: “Many cultures have developed oracles to give counsel to their members when making decisions. Some examples include: the Greek Delphic Oracle, the ancient Chinese I Ching, the Egyptian Tarot, the Nordic Runes and the North American Medicine Wheel. The purpose of these oracles was not so much to foretell the future, as to enable the user to delve deeper into his intuition when dealing with a particular problem.” (Von Oech, 1992, blz.13) Ook in ogenschijnlijke zekere situaties kunnen nieuwe ontwikkelingen plotsklaps zorgen voor grote opwinding en onzekerheid. Nieuwe ontwikkelingen en verwachtingen staan namelijk vaak op gespannen voet met elkaar. Nieuwe technologische ontwikkeling is hiervan een goed voorbeeld: 24 in de toekomst; wat er in het verleden is gebeurd, is alleen van belang voorzover het ons in staat stelt te anticiperen op wat ons later overkomt. “Al zo’n anderhalve eeuw lang wordt vooral van nieuwe technologieën verwacht Zo bezien is het geheugen niet op het voorbije, maar op het komende gericht dat ze de grenzen tussen volkeren zullen slechten of ons anderszins naar het paradijs en daarom staat ook het herinneren met het gezicht naar de toekomst.” zullen brengen.(…) De trein, de oceaanstomers, de telegraaf, het vliegtuig, de radio, (Draaisma, 2001, blz.66) de televisie: aan al deze innovaties werd ooit één of andere vooruitstrevende kracht toegedicht. Elektriciteit, zo heette het in het begin van de twintigste eeuw, Als we over de toekomst spreken kunnen we eigenlijk vooral spreken over de mate van waarschijnlijkheid en onwaarschijnlijkheid, en de mate van wenselijkheid en onwenselijkheid. Eén van de waarden van toekomstgericht denken is het leren anticiperen op veranderingen, het aftasten van mogelijkheden en wenselijkheden. zou ervoor zorgen dat niet slechts de maatschappelijke elite maar iedereen in vrijheid en welvaart kon leven…” (de Wilde, 2000, blz.10) VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling “We registreren onze gewaarwordingen en ervaringen met het oog op ons handelen 25 In het Woordenboek der Nederlandsche Taal, uit 1960, staat ‘toekomstbeeld’ omschreven als: “Dat iemand, die zich een toekomstbeeld vormt, daarbij bedoelen kan eene betere wereld, waarin de menschen goed en gelukkig zijn; of eene mooiere wereld waarin de schoonheid alles kleurt.” die opgewekte toekomstverhalen, wenkend of niet. Waar we wel wat aan hebben is een kritische en open discussie over de toekomst. Die komt het best tot zijn recht in een democratische toekomst: “Een democratische toekomst is een open toekomst en vormgegeven in hedendaagse Vierentwintig jaar later is de omschrijving van ‘toekomstbeeld’ in Van Dale Groot Woordenboek ontdaan van ideële kleuring: “Voorstelling die men heeft met betrekking tot, over de toekomst.” De Encyclopedia Brittanica (1996) omschrijft de ‘futurology’ als volgt: “In the social sciences, the study of current trends in order to forecast future developments, while the speculative and descriptive aspects of futurology are traceable to utopian literature and science fiction.” VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Verder staat er vermeld dat de futurologie opkwam in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog. Scenariotechnieken werden ontwikkeld om verschillende opties in (oorlogs-) handelen uit te werken. 26 Als belangrijke exponent van de futurologie wordt het in 1972 verschenen boek Limits to Growth genoemd (zie ook paragraaf 1.1). In dit boek worden verschillende technieken gecombineerd: socio-economische trends worden gekoppeld aan een computermodel dat verwachtingen over groei van bevolking, welvaart en milieudruk ‘doorrekende’ naar de toekomst. Dit geëxtrapoleerde toekomstbeeld was somber en uitgangspunt voor de samenstellers van het boek, om een sterke visie uit te werken over de mogelijkheden van een duurzamere toekomst. In zijn Kritiek op de Toekomstindustrie, dat in 2000 verscheen naar aanleiding van een debattenreeks in het Amsterdamse debatcentrum de Balie, haalt filosoof Rein de Wilde zijn zeis met ferme halen over wat hij noemt de ‘cybergoeroes’, ‘digirati’ (oftewel profeten van het digitale bestaan), management-consultants en transhumanisten. Ook ‘trendwatchers’ en ‘futurologen’ krijgen er flink van langs. Kort samengevat komt zijn argumentatie neer op het volgende: we hebben niets aan al (de Wilde, 2000, blz.104) In bovenstaande citaten komen verschillende aspecten van toekomstdenken aan bod: ● ● ● ● ● ● Toekomstdenken doet een beroep op het verbeeldingsvermogen aan om aan te geven wat wenselijk is in de toekomst en hoe dit eruit zou kunnen zien; Toekomstdenken kan een instrument zijn om aan de behoefte van houvast te voldoen, en het richtinggeven aan de toekomst vorm te geven; Toekomstdenken kan bloot leggen over welke risico’s en onzekerheden we spreken en hoe we hiermee om gaan; Toekomstdenken kan grote invloed hebben op veranderingsprocessen; Toekomstdenken nodigt uit tot een kritische houding ten opzichte van verschillende zienswijzen en werkwijzen. Toekomstdenken is inherent verbonden met het denken en werken aan duurzame ontwikkeling. Als afsluiting van deze caleidoscopische, kleine geschiedenis van het toekomstdenken een fragment uit de ‘zelfgesprekken’ die beeldend kunstenaar Paul Citroen ons heeft nagelaten in zijn boekwerk Introvertissimento. Hierin beschrijft Citroen zijn drijfveer om op zoek te blijven naar zijn schilderijen en beelden die nog niet bestaan, omdat hij ze nog niet gemaakt heeft. Beelden die nog in de toekomst liggen, en waar de kunstenaar nieuwsgierig naar blijft. “Das Biographische behält (für mich) nur Sinn im Zusammenhang mit dem Vorwärts. Worauf ich wesentlich neugierig bin und bleibe, sind die Bilder, die ich noch malen werde. Der Rest is Nebensache, das Vergangene versteht sich, eigenlicht, von selbst, da es nun mal geschehen ist. Die Bilder, die ich noch malen werde…” (Citroen, 1956, blz.206) VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Wat ook opvalt, als we een woordenboek van na 1950 openslaan, is dat aan de toekomst een heuse wetenschap is verbonden: de futurologie. In Nederland is deze ‘tak van de wetenschap’ vooral bekend geworden door één van de oprichters van het Centraal Planbureau, de heer Fred Polak. Hij zag de futurologie als antwoord op de naoorlogse vragen van wederopbouw. In de ogen van Polak was de futuroloog iemand die het maatschappelijke veld overzag, ontwikkelingen en trends bestudeerde en aan de hand van scenario’s mogelijke toekomsten beschreef waaruit gerichte keuzes gemaakt konden worden. arena’s van strategieontwikkeling, regelgeving en publiek debat.” 27 Methoden voor toekomstverkenningen 4 Voor het samenstellen van dit hoofdstuk is dankbaar gebruik gemaakt van het promotiewerk van Ed Dammers, Leren van de Toekomst, over de rol van scenario’s bij strategische beleidsvorming (paragraaf 4.1) en het sleutelwerk van het interdepartementaal onderzoeksprogramma Duurzame Technologische Ontwikkeling (paragraaf 4.2). Verscheidenheid in toekomstverkenningen 4.1 28 Wat betreft de gegevens is het onderscheid tussen risico en onzekerheid relevant. Zijn voor een langere periode in het verleden gegevens verzameld en vertonen die gegevens veel regelmaat, dan worden de uitspraken over de toekomst gedaan ‘in het vak Risico’. Zijn gegevens over het verleden afwezig of vertonen zij weinig regelmaat, dan worden de uitspraken gedaan ‘in het vak Onzekerheid’. In het eerste geval kunnen redelijk trefzekere voorspellingen worden gedaan, bijvoorbeeld over de bevolkingsgroei over een periode van tien jaar. In het tweede geval is er sprake van onvoorspelbaarheid en kunnen hooguit de mogelijkheden in beeld worden gebracht, bijvoorbeeld de mogelijke, economische groei over tien jaar. (Dammers, 2000). 7 Dammers (2000) heeft hiervoor gebruik gemaakt van de volgende bronnen: Becker, H.A., Sociale methodologie, 1977. Swanborn, P.G., Basisboek Sociaal Onderzoek, 1991. Doorn, J.W.M. van & F.A. van Vugt, Forecasting, 1978. Maassen, P.A.M. & F.A. van Vugt, de Delphi Methode, 1984. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Dammers beschrijft in zijn promotieonderzoek op welke manieren toekomstverkenningen behulpzaam kunnen zijn bij het hanteerbaar maken van onzekerheid en het vormen van inzichten in de toekomst (twee belangrijke uitgangspunten van strategische beleidsvorming).7 Er is een grote verscheidenheid aan methoden voor toekomstverkenning. Daardoor bestaat nogal eens begripsverwarring, vooral bij onderzoekers en beleidsmakers die niet zo vaak en intensief met toekomstverkenning bezig zijn. De verwarring wordt nog versterkt doordat de ene methode soms gebruikt wordt als hulptechniek bij de andere. Om de verschillende methoden te duiden en te onderscheiden heeft Dammers beschikbare gegevens en theorieën nagetrokken. Op basis van zijn bevindingen heeft hij een indeling gemaakt die schetsmatig in vier kwadranten uit elkaar te halen is. Uitgesplitst van risico naar onzekerheid; en mate van systematiek, van hoge naar lage systematiek (zie figuur 2). 29 wiskundige vergelijkingen uitgedrukt. De variabelen en relaties kunnen lineair zijn, maar ook exponentieel. Het simulatiemodel rekent variaties in de variabelen door en geeft een afbeelding van de nieuw ontstane situatie in het systeem. HOGE SYSTEMATIEK Prognose Verkenning Voorbeelden van simulatiemodellen RISICO ONZEKERHEID Speculatie LAGE SYSTEMATIEK Fish Banks is een simulatie spel dat ingezet kan worden in het onderwijs. Dennis Meadows ontwikkelde dit spel om studentengroepen ‘the tragedy of the commons’ te laten ervaren. Studenten spelen vissers die moeten beslissen hoeveel en waar te vissen en hoe groot de investeringen in hun bedrijf moeten zijn. Het uiteindelijke ineenklappen van de visserij, dat gestimuleerd wordt door de spelleider, demonstreert de complexiteit die inherent is aan de visserij voor de toekomstige generaties.8 Figuur 2, Typologie van toekomstverkenning (Dammers, 2000, blz.42) Theorieën worden gebruikt voor het schatten van het verloop van ontwikkelingen, van de relaties ertussen en van de effecten. Theoretische inzichten worden nogal eens uitgewerkt en met elkaar geïntegreerd in een simulatiemodel. Zo’n model kan kwalitatief of kwantitatief zijn. In het laatste geval gaat het meestal om een computermodel en is er sprake van een hoge mate van systematiek. Op basis van de gegevens en de theorieën die al dan niet beschikbaar zijn, kunnen vier soorten methoden worden onderscheiden: Verkenningen Een projectie is een uitspraak over de toekomst die voornamelijk is gebaseerd op gegevens over het verleden, maar niet of nauwelijks op een verklarend model. Een voorbeeld hiervan is de trendextrapolatie. In de bijlage II van zijn boek werkt Dammers deze systematiek verder uit. De indeling die volgt is geheel die van Dammers, de teksten zijn enigszins aangepast en de voorbeelden hebben de auteurs zelf erbij gezocht: Bij een trendextrapolatie wordt een variabele op basis van waargenomen regelmaat in het verleden doorgetrokken naar de toekomst, in de vorm van lineaire en exponentiële curven. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling ● 30 B. Projecties Prognoses ● Projecties ● Speculaties ● Voorbeeld bij projecties A. Prognoses Bij het uitstippelen van het economische, sociale en financiële beleid spelen de ‘vooruitberekeningen’ van het Centraal Planbureau (CPB)9 een grote rol. Als de regering bezuinigt op de publieke uitgaven, heeft dat gevolgen voor de economische ontwikkeling in de toekomst. Als de dollarkoers inzakt of als de olieprijzen stijgen, beïnvloedt dat de gang van zaken in onze economie. Het CPB is in 1945 opgericht om de mogelijke effecten van beleidsmaatregelen en de bestaande economische situatie door te rekenen naar de toekomst. Een prognose is een uitspraak over de toekomst, die zowel gebaseerd is op gegevens uit het verleden als op verklarende theorieën. Prognoses worden bijvoorbeeld vervaardigd met behulp van een simulatiemodel. Een simulatiemodel is een afbeelding van een dynamisch systeem. Bij simulatiemodellen die worden toegepast voor verkenning van de toekomst, worden de ontwikkelingen in het systeem en in de omgeving en de invloed die zij op elkaar uitoefenen vertaald in grote aantallen variabelen en relaties. Deze worden vervolgens in 8 9 Voor meer informatie zie ook: www.unh.edu/ipssr/FishBank.html Verdere informatie zie ook: www.spb.nl en www.scp.nl (Sociaal Cultureel Planbureau) VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Projectie Het computermodel Wereld3 is ontwikkeld door de samenstellers van de boeken Grenzen aan de Groei en Voorbij de Grenzen. De inzichten en conclusies met betrekking tot oorzaken en gevolgen op lange termijn van fysieke groei in het mondiale systeem uit deze boeken zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de uitkomsten van het computermodel. In dit formele wiskundige model worden trends en ontwikkelingen aan elkaar gekoppeld en doorgerekend naar de toekomst, gebruik makend van doorgetrokken exponentiële curven. 31 D. Verkenningen C. Speculaties Speculaties zijn uitspraken over de toekomst, die gebaseerd zijn op algemene en logisch aanvaardbare inzichten. De uitspraken worden gedaan met behulp van groepsmethoden, waarbij toekomstverkenners, beleidsmakers en andere deskundigen worden ingeschakeld. Bekende voorbeelden zijn de Delphi-methode, de werkconferentie en de ‘brainstorm’. Bij de Delphi-methode doen de deskundigen met behulp van een gestructureerde vragenlijst uitspraken over een toekomstige gebeurtenis, bijvoorbeeld een technologische doorbraak, en de verwachte effecten daarvan. Om ongewenste beïnvloeding te voorkomen blijven zij anoniem ten opzichte van elkaar. De onderzoeker organiseert enkele vragenronden, waarna hij of zij de antwoorden steeds in frequentieverdelingen samenvat en terugzendt. Op basis daarvan dienen de deelnemers hun antwoorden toe te lichten en eventueel bij te stellen en te reageren op antwoorden van anderen. Bij een Werkconferentie komt een groep deskundigen bij elkaar. Ieder wordt in eerste instantie gevraagd zijn visie op het verloop van de ontwikkelingen te geven. Vervolgens krijgen zij de gelegenheid om op elkaar te reageren, waarbij de mogelijkheid bestaat dat zij hun waarden en opvattingen bijstellen. Er wordt afwisselend individueel, in kleine groepen en plenair gewerkt. De Brainstorm is een creativiteit techniek die gebruikt wordt om een oplossing te vinden voor een specifiek probleem door deelnemers te stimuleren spontane ideeën te genereren.10 Voorbeeld bij speculaties Bij verkenningen zijn de uitspraken over de toekomst hoofdzakelijk gebaseerd op theoretische inzichten; gegevens over het verleden zijn beperkt voor handen of vertonen weinig regelmaat. Een veel gebruikte methode bij verkenningen is de scenariomethode. De Scenariomethode presenteert een groot aantal variabelen en relaties en geeft ook de dynamiek aan die daar mogelijk in optreedt. Om de complexiteit hanteerbaar te maken worden alleen de meest krachtige variabelen –drijvende krachten – in beeld gebracht. Het simulatiemodel wordt vaak toegepast als hulptechniek voor de scenariomethode. Voorbeelden bij verkenningen of scenario’s Wegen naar de Toekomst, Ministerie van Verkeer & Waterstaat Voor het thema Wegdek van de Toekomst wordt een zoektocht uitgevoerd naar een nieuwe samenstelling, constructie en vormgeving van het wegdek, voor een toekomstige multifunctionele, veilige en gebruiks- en milieuvriendelijke infrastructuur. Deze zoektocht is gestart begin 1999, en passeerde daarbij: ● het ontwikkelen van toekomstbeelden voor de lange termijn (2030); ● het bedenken van pilotprojecten die op korte termijn (2001) worden uitgevoerd; ● de marktintroductie van deze pilots; Het ontwikkelen van 'denkdomeinen', gedachtegoed voor de middellange termijn. Het wegdek van de toekomst wordt opnieuw opgebouwd! De veelheid van functies en eigenschappen van het wegdek worden uiteengerafeld, en vervolgens ieder voor zich op optimale wijze ingevuld, in modulaire vorm. 'Prefab' maatwerk, in tijd en naar plaats. Deze nieuwe benadering moet het wegdek in staat stellen tegemoet te komen aan de toekomstige, steeds hoger gestelde eisen.11 ‘Strategies towards a sustainable household’ 32 “Deze methode werd in de dertiger jaren ontworpen door Ales F. Osborn. Toen hij in New York directeur van een reclameagentschap was geworden, stelde hij vast dat de leden van zijn staf alle creativiteit bleken te verliezen zodra ze samenkwamen om een reclamecampagne op te zetten. Tijdens zo’n vergadering gonsde het van kritische opmerkingen heen en weer. Subgroepen ontstonden en verdedigden tegengestelde opinies. Daarbij verminderde zowel het aantal als de kwaliteit van de gegenereerde ideeën naargelang de verschillende standpunten hardnekkiger werden verdedigd. Zijn observaties brachten Osborn tot de uitdrukkelijke groepsregel: ‘Vóór de koffie alleen ideeën, na de koffie alleen kritiek!’ Op deze manier ontkiemde een werkmethode die zou uitgroeien tot de brainstorm.” (De Bruyn, 1999, blz.135) 10 Voor een breed overzicht over creativiteitstechnieken en achtergronden ervan, zie bijvoorbeeld het ABC van XYZ, Hans Kokhuis, VU Uitgeverij, Amsterdam. Het SusHouse project is een Europees onderzoeksproject met de doelstelling scenario’s voor duurzame huisvesting te ontwikkelen en te evalueren (1998-2000). “SusHouse focused on three household functions: ● shopping, cooking and eating ● shelter ● clothing care With the help of stakeholders form industry, government, universities, and public interest groups, SusHouse formulated scenarios of possible developments of the household functions for the year 2050. These scenarios could result in the combination of new products, sustainable technology and new services/lifestyles. The scenarios will be evaluated to see whether they give any environmental improvement, whether they are economically credible and whether they are acceptable to European consumers.” 12 11 12 Voor verdere informatie zie ook: www.minvenw.nl/rws/wnt/wt Voor verdere informatie zie ook: www.sushouse.tudelft.nl VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling De klassieke ‘brainstorm’ 33 Gedurende de jaren 1997-2001 heeft het DTO-programma een vervolg gekregen in de vorm van een programma met als doelstelling de kennis en ervaring over te dragen en te verankeren, mede in allerlei onderwijsprogramma’s. Een werkwijze uit de onderzoekspraktijk: de DTO-aanpak ‘Binnen de DTO-aanpak wordt de toekomst op een andere manier verkend dan veelal door planbureaus of bedrijven gebeurt. Onderscheidend is dat de duurzame toekomstbeelden wensbeelden of streefbeelden zijn. De beelden tonen een gewenste, duurzame toekomst waarbij wordt uitgegaan van menselijke of maatschappelijke behoeften of functies. Dat betekent dat bestaande tendensen niet worden doorgetrokken, maar dat gezocht wordt naar mogelijke trendbreuken.’ De zogenaamde DTO-aanpak is ontwikkeld tijdens het Interdepartementale Onderzoeksprogramma Duurzame Technologische Ontwikkeling (DTO), dat liep van 1993 tot 1997. Het Onderzoeksprogramma was opgezet vanuit de ministeries Economische Zaken, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Via sleutelprojecten op vijf gebieden (Voedsel, Water, Huisvesting, Chemie en Vervoer) heeft men met succes naar antwoorden gezocht op de vraag hoe economische groei en duurzame ontwikkeling samen kunnen gaan, en welke rol de technologie daarbij kan spelen. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Tijdens het programma is een werkwijze ontwikkeld met speciale aandacht voor toekomstoriëntaties. Deze aanpak kan behulpzaam zijn bij het verbinden van doelstellingen voor duurzame ontwikkeling op de lange termijn en het formuleren van projecten voor de korte termijn. De DTO-benadering heeft al velen in het onderwijs geïnspireerd, van basisonderwijs tot middelbaar onderwijs, van middelbaar beroeps onderwijs tot hoger onderwijs.13 Het is géén gefixeerde aanpak, het verkennen van de mogelijkheden en wenselijkheden in de toekomst is een wezenlijk onderdeel van de aanpak. Dit resulteert onder andere in een toekomstbeeld dat zich kenmerkt door projectie van wenselijkheden af te zetten tegen een scenario waarin huidige trends en ontwikkelingen zijn doorgetrokken (‘forecasting’). 34 Terugredenerend (‘backcasting’) wordt bekeken welke stappen moeten worden ondernomen om het gewenste toekomstbeeld te realiseren. De DTO-aanpak biedt een systematische werkwijze om: ● Zicht te krijgen op de benodigde innovaties, vernieuwingen, die nodig zijn om een duurzame ontwikkeling op gang te brengen en zo mogelijk te versnellen; ● Scherp te stellen welke knelpunten er zijn; ● Te toetsen welke oplossingen haalbaar zijn en langs welke route de uitvoering vorm kan krijgen. (Aarts, 2000, blz.19) De DTO-aanpak kan als volgt, gebruik makend van de DTO-sleutelboeken (1997), als volgt worden omschreven in zeven stappen: Stap 1: Strategische Probleemoriëntatie Om de huidige onduurzaamheden en de benodigde trendbreuken op het spoor te komen, is een brede en fundamentele analyse nodig: de strategische probleemoriëntatie. Het gaat om een totaalaanpak, waarbij sociale, culturele en technologische dimensies elkaar raken. Een essentiële bijdrage aan deze oriëntatie wordt geleverd door een brede groep betrokkenen: belanghebbenden en deskundigen afkomstig uit meerdere disciplines. Stap 2: Schets van een duurzame toekomst Een realistische en consistente schets van de wereld van morgen vormt de kapstok voor vernieuwing. De schets is bedoeld als richtinggevend streefbeeld. De vragen die bij de ontwikkeling van die schets centraal staan, zijn: hoe ziet de samenleving er over vijftig jaar uit, welke behoeften kent die samenleving en hoe kan de technologie behulpzaam zijn om daar op een duurzame manier in te voorzien? Vijftig jaar vooruit denken mobiliseert creativiteit, smoort een aangeboren neiging tot extrapoleren en het biedt de mogelijkheid om los te komen van actuele beperkingen. Binnen de DTO-projecten is de creativiteit op verschillende manieren extra geprikkeld. Bijvoorbeeld tijdens ‘brainstormsessies’ en werkconferenties, in interviews met wetenschappers en met uitnodigingen aan specialisten om in een essay hun persoonlijke visie weer te geven. Stap 3: Backcasting 13 Zie voor (onderwijs)projectvoorbeelden en uitgebreide documentatie: www.dto-kov.nl Tussen de werkelijkheid van vandaag en de schets van de toekomst loopt een denkbeeldige ontwikkelingslijn. Het beoogde eindpunt van die lijn is in stap 2 geformu- VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling 4.2 Verkenningen en speculaties worden vooral toegepast in situaties die complex en dynamisch zijn. Prognoses en projecties zijn vooral toepasbaar in situaties die juist weinig complex en dynamisch zijn. 35 leerd. Backcasting is een methode om de ontwikkelingslijn in omgekeerde richting langs te lopen en daarmee innovaties te identificeren die noodzakelijk zijn om het gewenste toekomstbeeld te bereiken. Dat kunnen technologische innovaties zijn, maar ook culturele of structurele. Ook backcasting vergt, net als de ontwikkeling van de toekomstschets, de inbreng van betrokkenen en belanghebbenden afkomstig uit meerdere organisaties, bedrijven en disciplines. Het einddoel van dit deel van de aanpak is een kritische selectie van kansrijke innovaties die tot stand zijn gekomen in samenspraak met alle betrokken partijen. DTO STAPPENPLAN ONTWIKKELING LANGE TERMIJN VISIE STAP 1 PROBLEEM VERKENNING + STAKEHOLDERANALYSE 2 STAP Stap 4: Definitiefase 3 BACKCASTING ONTWIKKELING KORTE TERMIJN AANPAK De geselecteerde ideeën worden onderzocht. In deze fase wordt bepaald welke resultaten kunnen worden bereikt met de beschreven oplossingen, welke structurele, technologische en culturele maatregelen noodzakelijk zijn en welke instellingen in staat zijn om de ideeën verder te ontwikkelen. Gespecialiseerde bureaus, instituten en universiteiten kunnen de aangedragen oplossingen concretiseren en op hun haalbaarheid analyseren. Het einddoel van deze stap is een gemotiveerde keuze voor de meest kansrijke opties. STAP 4 DEFINITIEFASE STAP STAP STAP De ontwikkeling van draagvlak heeft als een rode draad door het gehele DTOprogramma gelopen. De samenwerking met kennisinstellingen, overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties is essentieel voor de uitvoering en inbedding van de projecten. Voor vrijwel alle onderdelen van het programma zijn partners gevonden die bereid en in staat zijn om in onderlinge samenwerking de innovaties verder te brengen. De samenstelling van deze partners leverde vaak verrassende nieuwe allianties op. UITWERKING 7 6 SAMEN WERKING EN INBEDDING REALISERING / IMPLEMENTATIE Stap 7: Realisatie en implementatie Het einddoel van het DTO-programma is uiteraard dat de ontwikkelde duurzame technologie werkelijkheid wordt en tastbare resultaten oplevert. De fundamentele werkwijze, de betrokkenheid van een groot aantal partijen en de voortdurende oriëntatie op de lange termijn vormen goede uitgangspunten voor innovaties met een duurzaam resultaat. Twee in het oog springende karakteristieke elementen van deze aanpak zijn het procesverloop en de bijzondere relatie tussen lange termijn (visie) en korte termijn (aanpak): ● Oplossingen voor de lange termijn bepalen de richting voor beslissingen en maatregelen op de korte termijn. Vanuit een visie op de toekomst wordt gekeken naar mogelijkheden en kansen. Het zijn daardoor niet de huidige kansen en bedreigingen die het onderzoek sturen, maar toekomstige behoeften en doelstellingen. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling 36 Stap 6: Samenwerking en inbedding 5 UITVOERING Stap 5: Uitwerking De analyse die heeft geleid tot de keuze voor kansrijke opties wordt verder onderbouwd. De voorgestelde oplossingen worden gespecificeerd en voorzien van een ontwikkelingsplan met een tijdpad. Het is de bedoeling dat de uitwerking tot de verbeelding spreekt van een grote groep belanghebbenden; een illustratie waaraan iedereen kan zien welke acties nodig zijn om op termijn een duurzame technologie te realiseren. SCHETS VAN EEN DUURZAME TOEKOMST 37 ● Creativiteit en een heldere toekomstvisie ontstaan niet in één keer. De werkwijze die DTO heeft ontwikkeld is dan ook niet lineair, zoals het stappenplan wellicht doet vermoeden, maar iteratief. Dat wil zeggen dat regelmatig een stap terug wordt gezet wanneer zich nieuwe inzichten aandienen. Betekenis voor het hoger onderwijs De vertaling van toekomstdenken naar het hoger onderwijs 5 5.1 Een voorbeeld uit het DTO-programma Aandachtsveld ‘Voeden’ VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Novel Protein Foods 38 Vlees vormt een belangrijke eiwitbron in ons voedselpakket. De productie ervan brengt echter een zware milieubelasting met zich mee. Het is mogelijk om vlees te vervangen door zogenoemde ‘novel protein foods’ (NPF’s). Dat zijn eiwithoudende producten die bijvoorbeeld gemaakt zijn op basis van plantaardig materiaal of op basis van micro-organismen. Er zijn veel soorten NPF’s mogelijk. Hiervan zijn er in het kader van het DTO-programma zeven geanalyseerd. De productie van deze NPF’s blijkt een factor tien tot dertig minder belastend voor het milieu te zijn dan de productie van vlees. NPF voldoet aan de toekomstige eisen van de consument: het is lekker, gezond en makkelijk klaar te maken. Bovendien is NPF goedkoper: de kostprijs is een factor twee tot vijf lager dan de kostprijs van bijvoorbeeld varkensvlees. Dat maakt het een interessant artikel voor producenten en voor consumenten. Uit consumentenonderzoek blijkt dat NPF op langere termijn een marktaandeel van veertig procent op vlees kan veroveren. De ontwikkeling van nieuwe technologie op het gebied van sensoriek, texturering, voedingswaarde, opschaling van de productie en reductie van de milieubelasting is nodig om NPF op grote schaal op de markt te kunnen brengen. Vervolgprojecten zoals het op de markt brengen van de eerste generatie NPF’s, het uitvoeren van fundamenteel en toegepast onderzoek en het ontwikkelen van nieuwe NPF-producten, zijn door bedrijven en kennisinstellingen in samen(DTO sleutel Voeden, 1997). werking met de Nederlandse overheid gestart. Vertaald naar het hoger onderwijs zou toekomstdenken een mogelijkheid kunnen zijn om, interactief, scherper zicht te krijgen op wat bijvoorbeeld een studentenwerkgroep wenselijk acht voor een meer duurzame samenleving. En welke handelingsperspectieven hierbij passen, welke veranderingsprocessen nodig zullen zijn en hoe deze eventueel georganiseerd zouden kunnen worden. Dus niet het trefzeker ontwerpen van een blauwdruk van de toekomst, maar wél het oriënteren op oplossingsrichtingen en mogelijkheden. Creativiteit en voorstellingsvermogen van studenten en docenten spelen hierbij een belangrijke rol: de toekomst is een grote onbekende en kan niet gekend zijn of voorspeld worden. Daarbij is duurzame ontwikkeling als thema bij uitstek een interdisciplinair thema. Ook hier wordt het vermogen om zich in te leven aangesproken met betrekking tot de verschillende talen van de verschillende disciplines en de mogelijkheden voor verschillende, toekomstige ontwikkelingen. Het leren kennen van elkaars taal binnen een studentenwerkgroep en het begrip krijgen hiervoor, vraagt van de deelnemers vaardigheden te ontwikkelen dan wel te verbeteren, die later in het werkveld zeer bruikbaar kunnen zijn. Studenten leren zo over de rand van de eigen expertise heen te kijken, complexe vraagstukken te vertalen naar hun eigen bijdrage, de mogelijkheden en de onmogelijkheden af te bakenen en om te gaan met onzekerheden binnen een onderzoek. Daarbij komen zij in aanraking met verschillende perspectieven of wereldbeelden en verschillende belangen van betrokkenen die van invloed kunnen zijn op de uitwerking van hun projecten. Het lijkt zinvol bij de inrichting van onderwijsmodules waarbinnen duurzame ontwikkeling een belangrijk thema is, voldoende ruimte vrij te houden om bovengenoemde uitdagingen vorm te geven middels creatieve uitstappen en oefeningen. Niet zozeer om oplossingen uit de hoge hoed te toveren, wel om het denken over duurzame ontwikkeling van studenten en docenten te prikkelen en stimuleren. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Vanuit een duurzaam toekomstbeeld zijn vier mogelijkheden geïllustreerd, die een bijdrage aan een duurzame voedselvoorziening en een adequaat beheer van de groene ruimte kunnen leveren: Duurzaam Landgebruik, High-tech Agroproductie, Geïntegreerde Conversie en Novel Protein Foods. Deze opties zijn getoetst op hun potentiële milieuwinst. Het blijkt dat we met de vier mogelijkheden een voedselvoorziening kunnen realiseren waarvan de milieubelasting een factor twintig lager ligt dan de milieubelasting die de huidige voedselketen veroorzaakt. De verdere ontwikkeling en implementatie van die mogelijkheden is in gang gezet. Een voorbeeld is de uitvoering van projecten in het gebied rond Winterswijk waarmee de mogelijkheden van Duurzaam Landgebruik worden gedemonstreerd. Ook de economische haalbaarheid van een duurzame voedselvoorziening is zo goed mogelijk doorgerekend. Het blijkt dat veel projecten niet alleen op lange termijn haalbaar zijn, maar ook nu al een kader bieden voor kansrijk innovaties en nieuwe aantrekkelijke producten. Verschillende bedrijven zijn al bezig om de resultaten van het DTO-programma te incorporeren en in Research & Development - programma’s verder uit te werken, bijvoorbeeld op het gebied van Novel Protein Foods. 39 Onderwijsomgeving en duurzame ontwikkeling 14 Het werken aan duurzame ontwikkeling vereist van mensen niet alleen kennis, maar ook een reeks competenties – attitudes en vaardigheden. Voor duurzame ontwikkeling is evenwichtskunst nodig: het voortdurend tegen elkaar afwegen van deels conflicterende belangen op het terrein van de verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling. Partijen moeten leren vorm te geven aan samenwerking tussen alle betrokkenen en tussen de verschillende vakgebieden. Het gaat om mensen die goed kunnen samenwerken met vertegenwoordigers van andere disciplines, die zicht hebben op de betrekkelijkheid van de eigen disciplinaire inbreng in relatie tot de andere disciplines, en om zodoende op systeemniveau oplossingen aan te dragen.15 Een voorbeeld van interdisciplinair onderwijs Diverse onderwijsinstellingen hebben inmiddels interdisciplinaire cursussen over milieu en ontwikkeling opgezet, zoals de ‘Interdisciplinaire Cursus Milieu, Vrede en Duurzame Ontwikkeling’, die inmiddels al meer dan tien jaar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen wordt gegeven. Studenten van alle studierichtingen nemen aan de cursus deel. Twaalf (gast)docenten, die voor een belangrijk deel afkomstig zijn uit de beroepspraktijk van duurzame ontwikkeling, verzorgen hoorcolleges over de achtergronden van duurzame ontwikkeling, de belangrijke thema’s, filosofische, ethische reflecties, evenals mogelijke strategieën. De cursus wordt afgesloten met een tentamen, en is uit te breiden met een werkstuk. Ook maatschappelijk leren, het vanuit de maatschappij leren onderkennen van verschillende belangen die een rol spelen bij het oplossen van een vraagstuk, speelt daarbij een belangrijke rol. Echter, vormen van maatschappelijk leren, zoals die worden georganiseerd door tal van maatschappelijke organisaties en de media, worden in formele leerprocessen nog te vaak buiten beschouwing gehouden. De huidige stand van zaken in de kennisinfrastructuur en in de vormgeving van leerprocessen maakt het streven naar duurzame ontwikkeling lastig aangezien monodisciplinair denken veelal nog centraal staat. Om leren voor duurzaamheid te bewerkstelligen zijn veranderingen in het leerproces, alsook onderwijsvernieuwingen noodzakelijk. Het onderwijs dient meer dan thans gericht te zijn op het aanleren en oefenen van competenties die in de latere werksituatie en leefsituatie onmisbaar zijn. Daarbij gaat het ook om ‘een leven lang leren’ en ‘de lerende organisatie’. Duurzame ontwikkeling vereist denken in verschillende aspecten, in verschillende tijdshorizonten en in verschillende contexten, inclusief de mondiale. Aspecten van houding en vaardigheden die van belang zijn om te kunnen werken en leven in de samenleving van de toekomst zijn de volgende: ● ● VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling ● 40 Het gaat bij het leren over duurzame ontwikkeling tevens om participerend leren: de kennis, ideeën, waarden, interesses, vaardigheden, motivaties van de student zelf spelen daarbij een belangrijke rol. Hierbij staat het effectief gebruik maken van elkaars expertise centraal. Niet alleen het zoeken van oplossingen en het vinden van antwoorden is de uitdaging, maar tevens het kunnen formuleren van problemen. In de huidige samenleving en in het onderwijs van nu staat disciplinair denken nog steeds centraal. Voor een meer duurzame samenleving zijn interdisciplinair en toekomstgericht denken (zie voorafgaande hoofdstukken) van essentieel belang. 14 15 Opgesteld op basis van het document dat door het Agnietenoverleg voor het Platform Johannesburg en voor de Vaste Kamercommissie OC&W in juni 2002 werd opgesteld. Het Agnietenoverleg is het samengaan van een aantal grote landelijke organisaties die de implementatie van duurzame ontwikkeling in de samenleving hoog in het vaandel hebben: NIDO, NCDO, NJR, CDHO, Leren voor Duurzaamheid. De werkgroep interdisciplinair studeren van het netwerk duurzaam hoger onderwijs heeft hiervoor onderwijsmodules ontwikkeld. Voor meer informatie zie ook: www.interdisciplinairstuderen.nl ● ● Maatschappelijke aspect: bewustzijn van de maatschappij en het op waarde kunnen schatten van verschillende belangen in de maatschappij; Kennis aspect: duurzame ontwikkeling binnen bestaande disciplines kunnen plaatsen; Interdisciplinaire aspect: in staat zijn samen te werken met vertegenwoordigers van andere disciplines, opdat mensen de reikwijdte en beperkingen van de eigen discipline leren kennen; Interculturele aspect: in staat zijn samen te werken vanuit verschillende culturen, wereldbeelden, paradigma’s; Systeem aspect: het kunnen plaatsen van het vraagstuk rond duurzame ontwikkeling in grote verbanden, op systeemniveau. Om te komen tot de noodzakelijke veranderingen in het leren, is het noodzakelijk dat bovengenoemde aspecten in de diverse leeromgevingen (‘binnen- en buitenschools’) structureel aan bod komen. Ten behoeve van dergelijke veranderingen in onderwijs en leren is het belangrijk dat netwerken voor formeel en informeel leren op het gebied van duurzame ontwikkeling worden versterkt en ondersteund. Ook dienen onderwijsinstellingen een plan van aanpak voor het faciliteren en integreren van dergelijke leerdoelen in het onderwijs op te stellen en uit te voeren. Daarbij is samenwerking met docenten en met maatschappelijke instellingen van groot belang, opdat kennis en onderwijs bijdragen aan de inrichting van de toekomstige duurzame samenleving. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling 5.2 41 42 Aarts, W., 2000. Een handreiking voor Duurzame Technologische Ontwikkeling. DTO-KOV, Delft. Achterberg, W., 1994. Samenleving, Natuur en duurzaamheid. Een inleiding in de milieufilosofie. Van Gorcum, Assen. Agnietenoverleg, juni 2002. Notitie: Duurzame Ontwikkeling en Kennis Maatschappelijke verkenning NCDO – Hoofdstuk Kennis. c/o NCDO, Amsterdam. Arts, B., I. Dankelman & J. Rijniers, 2002. Duurzame Ontwikkeling: dimensies, strategieën, valkuilen en perspectieven. In: Voorheen de Derde Wereld, Ontwikkeling anders gedacht, T. van Naerssen (red.). Jan Mets, Den Haag. Atkisson, A., 1999. Believing Cassandra: an optimist looks at a pessimists’ world. Chelsea Green Publishing Company, White River Junction (USA). Bergh, J. van den & C. Withagen, 2001. Economie en Duurzame Ontwikkeling, Vakreview Duurzame Ontwikkeling. DHO, Nijmegen/ Amsterdam. Brandt, W., 1980. North-South; a program for survival: report of the Independent Commission on International Development Issues. MIT Press, Cambridge, Massachusets. Bruyn, R. & M. de, 1999. Creativiteit, alfa-omega visie-vorm, van spelregels tot newstream management. Creatief Atelier Wedekind, Antwerpen. Carley, M. & P. Spapens, 1998. Sharing the World: sustainable living and global equity in the 21st century. Earthscan, London. Carson, R., 1962. Silent Spring Fawcett Publications. Greenwich, Connecticut. Citroen, P., 1956. Introvertissimo. L.J.C. Boucher, ’s Gravenhage. Dammers, E., 2000. Leren van de toekomst; over de rol van scenario’s bij strategische beleidsvorming. Eburon, Delft. DTO Sleutel Voeden, 1997. Spectrum van een duurzame voedselvoorziening. Ten Hage & Stam, Den Haag. DTO Sleutel Visie, 1997. Technologie, sleutel tot een duurzame welvaart. Ten Hage & Stam, Den Haag. Friends of the Earth – Netherlands, 1992. Actieplan Nederland Duurzaam. Milieudefensie, Amsterdam. Friends of the Earth – Netherlands, 1996. Nederland Duurzaam Plus. Milieudefensie, Amsterdam. Goudsblom, J., 1997. De regimes van tijd. Meulenhoff, Amsterdam Goudsblom, J., 2001. Stof waar honger uit ontstond: over evolutie en sociale processen. Meulenhoff, Amsterdam Hoogendijk, W., 1994. Economie Ondersteboven. Van Arkel, Utrecht. IUCN, UNEP, WWF, 1980. World Conservation Strategy: living resource conservation for sustainable development. IUCN, UNEP, WWF, Gland. VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling Literatuur 43 Relevante websites Achtergrondinformatie en verslaglegging www.johannesburgsummit.org Wereldconferentie Johannesburg: Voor wat betreft de Millennium Development Goals: www.developmentgoals.org Voor wat betreft het Earth Charter: www.earthcharter.org Voor wat betreft praktijkvoorbeelden van duurzame (technologische) ontwikkeling: www.dto-kov.nl Voor wat betreft onderwijs op het vlak van duurzame ontwikkeling: www.dho21.nl www.interdisciplinairstuderen.nl Voor wat betreft verschillende planbureaus, kennisinstellingen: www.scp.nl (sociaal cultureel planbureau) www.cpb.nl (centraal planbureau) www.rpb.nl (ruimtelijk planbureau) www.rivm.nl Verschillende scenariostudies: www.minvenw.nl/rws/wnt/wt www.rpb.nl www.sushouse.tudelft.nl VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling VAKREVIEW DENKRAAM voor Duurzame Ontwikkeling 44 Haan, L.J. de, 2000. Livelihood, Locality and Globalisation. Nijmegen University Press, Nijmegen. Jacobs, M., 1991. The Green Economy; environment, sustainable development and the politics of the future. Pluto Press, Londen. Jonker, J. & R. Grollers, 2001. Bedrijfskunde en Duurzame Ontwikkeling: Vakreview Duurzame Ontwikkeling. DHO, Nijmegen/ Amsterdam. Kasteren, J. van, 2001. Transities in de praktijk. Ervaringen met duurzame technologische ontwikkeling, kennisoverdracht en verankering. DTO-KOV, Delft. Kokhuis, H., 2000. Het abc van xyz, creativiteit in theorie, creativiteit in de praktijk. VU Uitgeverij, Amsterdam. Meadows, D.H. (et al), 1972. De grenzen aan de groei, rapport van de club van Rome. Spectrum, Utrecht. Meadows, D.H., D.L. Meadows & J. Randers, 1992. De grenzen voorbij, een wereldwijde catastrofe of een duurzame wereld. Spectrum, Utrecht. Mol, T. & B. Scholtens, 1991. Naar een duurzame economie: duurzame ontwikkeling als economische strategie voor Nederland. Milieudefensie, Amsterdam. Neefjes, K., 2000. Environments and Livelihoods: strategies for sustainability. Oxfam, Oxford. Opschoor, J.B., 1987. Duurzaamheid en Verandering: over ecologische inpasbaarheid van economische ontwikkeling. VU Uitgeverij, Amsterdam. Pearce, D., E. Barbier & A. Markandya, 1990. Sustainable Development: Economics and Environment in the Third World. Earthscan Publications, 1990. Rotmans, J. (et al), 2000. Transities en transitiemanagement. De casus van een emissiearme energievoorziening. ICIS, Maastricht. Scoones, I., 1998. Sustainable Rural Livelihoods: a framework for analysis. Working Paper Institute for Development Studies, IDS, Brighton. Shiva, V., 1989. Recovering the real meaning of sustainability. (niet-gepubliceerde paper). Research Foundation for Science and Ecology, Dehra Dun. Stuurgroep Toekomstonderzoek en strategisch Omgevingsbeleid, 2001. Handorakel voor Toekomstonderzoek. Kennisvereisten en procesvereisten aan toekomst-onderzoek voor het strategisch omgevingsbeleid. Lemma, Utrecht. Veld, R.J. in ‘t (red.), 2001. Eerherstel voor Cassandra. Een methodologische beschouwing over toekomstonderzoek voor omgevingsbeleid. Lemma, Utrecht. Wackernagel, M. & W. Rees, 1996. Our Ecological Footprint: reducing human impact on the earth. New Society Publishers, Gabriola Island. Weaver, P. (et al.), 2000. Sustainable Technology Development. Greenleaf Publishing Limited, Sheffield. WCED/World Commission on Environment and Development, 1987. Our Common Future. Oxford University Press, Oxford. Wilde, R., 2000. De voorspellers. Een kritiek op de toekomstindustrie. De Balie, Amsterdam. Zon, H. van, 2002. Vakreview Geschiedenis en Duurzame Ontwikkeling. DHO, Nijmegen/ Amsterdam. 45